Nokia E90 COMMUNICATOR User Manual [nl]

Gebruikershandleiding Nokia E90 Communicator
9251246
Uitgave 3
CONFORMITEITSVERKLARING
Nokia, Nokia Connecting People, Nokia Care, Eseries en E90 zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Nokia tune is een geluidsmerk van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden.
This product includes software licensed from Symbian Software Ltd © 1998-2007. Symbian and Symbian OS are trademarks of Symbian Ltd.
US Patent No 5818437 and other pending patents. T9 text input software Copyright © 1997-2007. Tegic Communications, Inc. All rights reserved.
Java and all Java-based marks are trademarks or registered trademarks of Sun Microsystems, Inc.
This product is licensed under the MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) for personal and noncommercial use in connection with information which has been encoded in compliance with the MPEG-4 Visual Standard by a consumer engaged in a personal and noncommercial activity and (ii) for use in connection with MPEG-4 video provided by a licensed video provider. No license is granted or shall be implied for any other use. Additional information, including that related to promotional, internal, and commercial uses, may be obtained from MPEG LA, LLC. See http:// www.mpegla.com.
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) voor privé- en niet-commercieel gebruik in verband met informatie die is geëncodeerd volgens de visuele norm MPEG-4 door een consument in het kader van een privé- en niet-commerciële activiteit en (ii) voor gebruik in verband met MPEG-4-videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder is verstrekt. Voor ieder ander gebruik is of wordt expliciet noch impliciet een licentie verstrekt. Aanvullende informatie, waaronder informatie over het gebruik voor promotionele doeleinden, intern gebruik en commercieel gebruik, is verkrijgbaar bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com.
Nokia voert een beleid dat gericht is op voortdurende ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
VOOR ZOVER MAXIMAAL TOEGESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELJKE RECHT, ZAL NOKIA OF EEN VAN HAAR LICENTIEHOUDERS ONDER GEEN OMSTANDIGHEID AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR ENIG VERLIES VAN GEGEVENS OF INKOMSTEN OF VOOR ENIGE BIJZONDERE, INCIDENTELE OF INDIRECTE SCHADE OF GEVOLGSCHADE VAN WELKE OORZAAK DAN OOK.
DE INHOUD VAN DIT DOCUMENT WORDT ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE VERSTREKT. TENZIJ VEREIST KRACHTENS HET TOEPASSELIJKE RECHT, WORDT GEEN ENKELE GARANTIE GEGEVEN BETREFFENDE DE NAUWKEURIGHEID, BETROUWBAARHEID OF INHOUD VAN DIT DOCUMENT, HETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, DAARONDER MEDE BEGREPEN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE VERKOOPBAARHEID EN DE GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. NOKIA BEHOUDT ZICH TE ALLEN TIJDE HET RECHT VOOR ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING DIT DOCUMENT TE WIJZIGEN OF TE HERROEPEN.
De beschikbaarheid van bepaalde producten en toepassingen voor deze producten kan per regio verschillen. Neem contact op met uw Nokia leverancier voor details en de beschikbaarheid van taalopties.
Exportbepalingen Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en regelgeving betreffende export van de V.S. en andere landen. Ontwijking in strijd met de wetgeving is verboden.
MEDEDELING FCC/INDUSTRIE CANADA Dit apparaat kan TV- of radiostoringen veroorzaken (bijvoorbeeld als u in de nabijheid van de ontvangapparatuur een telefoon gebruikt). De Federal Communications Commision (FCC) of Industrie Canada kunnen u vragen niet langer uw telefoon te gebruiken als deze storingen niet verholpen kunnen worden. Neem contact op met uw lokale servicedienst als u hulp nodig hebt. Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. De werking is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat veroorzaakt geen schadelijke storingen, en (2) dit apparaat moet storingen van buitenaf die een ongewenste werking tot gevolg hebben accepteren. Veranderingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk door Nokia zijn goedgekeurd, kunnen het recht van de gebruiker om met deze apparatuur te werken tenietdoen.
Modelnummer: E90-1
9251246/Uitgave 3
Hierbij verklaart NOKIA CORPORATION dat het product RA-6 in overeenstemming is met de essentiële eisen en andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG. Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website: http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.

Inhoudsopgave

Voor uw veiligheid.......................................................................6
Over dit apparaat.......................................................................................6
Netwerkdiensten........................................................................................7
Toebehoren, batterijen en laders.........................................................7
1. Aan de slag................................................................................8
De SIM-kaart en de batterij plaatsen...................................................8
De geheugenkaart plaatsen...................................................................9
De geheugenkaart uitnemen...............................................................10
De batterij opladen.................................................................................10
De hoofdtelefoon aansluiten...............................................................10
Toetsen en onderdelen op de cover..................................................11
Toetsen en onderdelen op de communicator................................12
Camera........................................................................................................12
Eerste keer starten..................................................................................13
Het scherm.................................................................................................13
Scherm-indicatoren................................................................................13
Antenne's...................................................................................................14
De toetsen vergrendelen.......................................................................14
ondersteuning en contactgegevens van Nokia.............................15
2. Belangrijke informatie over het apparaat....................16
Welkom.......................................................................................................16
Overschakelen van covergebruik naar communicator................16
Menu............................................................................................................16
Algemene bewerkingen in verschillende toepassingen.............16
Stand-by modi..........................................................................................17
Actieve stand-by...................................................................................17
Stand-by..................................................................................................17
Tekst invoeren met het covertoetsenbord......................................17
Traditionele tekstinvoer.....................................................................17
Tekstvoorspelling.................................................................................18
De invoertaal wijzigen........................................................................18
Volumeregeling........................................................................................18
Profielen ....................................................................................................18
Beltonen selecteren.............................................................................19
Thema's .....................................................................................................19
Geheugen...................................................................................................19
Geheugenkaart .....................................................................................19
MicroSD.................................................................................................20
Een geheugenkaart gebruiken.....................................................20
Help en zelfstudie....................................................................................20
Help bij het apparaat .........................................................................20
Zelfstudie ...............................................................................................20
De Instelwizard .......................................................................................20
Nokia PC Suite...........................................................................................21
3. Gegevensoverdracht tussen apparaten.........................22
Gegevens met een ander apparaat synchroniseren.....................22
4. Telefoon...................................................................................23
Een oproep beantwoorden..................................................................23
Een oproep plaatsen...............................................................................23
Een conferentiegesprek voeren..........................................................23
Video-oproepen.......................................................................................23
Video delen................................................................................................24
Een video delen.....................................................................................24
Een uitnodiging voor video delen ontvangen............................24
Internetoproepen ...................................................................................24
Een nieuw profiel voor internetoproepen maken.....................25
Verbinding maken met de dienst voor
internetoproepen.................................................................................25
Internetoproepen verzenden ..........................................................25
Snelkeuze ..................................................................................................25
Oproepen omleiden................................................................................26
Het nummer definiëren voor het doorschakelen van
oproepen.................................................................................................26
Oproepen blokkeren...............................................................................26
Internetoproepen blokkeren............................................................26
Het blokkeerwachtwoord wijzigen................................................26
DTMF-tonen verzenden..........................................................................27
Voicemail ...................................................................................................27
5. Logboek ..................................................................................28
Alle communicatie controleren...........................................................28
Bellen en berichten verzenden vanuit het logboek.....................28
Logboekinstellingen...............................................................................28
6. Berichten .................................................................................29
Berichten indelen....................................................................................29
Berichtenlezer...........................................................................................29
SMS-berichten...........................................................................................29
Verzendopties voor SMS-berichten.................................................30
SMS-berichten op de SIM-kaart........................................................30
Beeldberichten......................................................................................30
Multimediaberichten..............................................................................30
Multimediaberichten opstellen en verzenden............................31
Presentaties maken.............................................................................31
Multimediaberichten ontvangen en beantwoorden................31
Presentaties weergeven.....................................................................32
Multimediaobjecten weergeven......................................................32
Multimediabijlagen weergeven en opslaan................................32
E-mailberichten........................................................................................32
Uw e-mail instellen met de wizard voor
mailboxconfiguratie............................................................................32
Verbinding maken met een externe mailbox.............................33
E-mailberichten lezen en beantwoorden.....................................33
Berichten verwijderen........................................................................33
Submappen in externe e-mail..........................................................34
Speciale berichten...................................................................................34
Dienstopdrachten verzenden...........................................................34
Infodienstberichten ontvangen.......................................................34
Chat .............................................................................................................34
Chatinstellingen definiëren...............................................................34
Een gesprek beginnen........................................................................35
Chatgroepen...........................................................................................35
Gebruikers blokkeren..........................................................................35
Infodienst...................................................................................................35
Dienstberichten........................................................................................36
Berichtinstellingen..................................................................................36
Instellingen voor SMS-berichten......................................................36
Instellingen voor multimediaberichten........................................36
Instellingen e-mailaccount...............................................................37
Gebruikersinstellingen....................................................................37
Instellingen voor ophalen..............................................................37
Instellingen voor automatisch ophalen.....................................37
Infodienstinstellingen.........................................................................38
Overige instellingen.............................................................................38
7. Contacten.................................................................................39
Contacten kopiëren tussen de SIM-kaart en het
apparaatgeheugen.................................................................................39
Contacten beheren..................................................................................39
Contactgroepen beheren......................................................................39
Beltonen voor contacten toevoegen.................................................40
Visitekaartjes.............................................................................................40
SIM-telefoonboek en andere SIM-diensten.....................................40
8. Agenda.....................................................................................41
Agenda-items maken.............................................................................41
Takenlijst....................................................................................................41
Agendaweergaven..................................................................................42
Maandweergave...................................................................................42
Weekweergave.....................................................................................42
Dagweergave.........................................................................................42
Takenlijsten............................................................................................42
Agenda-instellingen...............................................................................42
9. Klok............................................................................................43
Wekker........................................................................................................43
Wereldklok.................................................................................................43
Klokinstellingen.......................................................................................43
10. Kantoortoepassingen........................................................44
Bestandsbeheer ......................................................................................44
Zoeken ........................................................................................................44
I n h o u d s o p g a v e
Rekenmachine .........................................................................................44
Nokia Team Suite ....................................................................................45
Teams bewerken..................................................................................45
Quickoffice ................................................................................................45
Actieve notities ........................................................................................45
Notities maken en bewerken...........................................................46
Instellingen voor Actieve notities...................................................46
Conversieprogramma ............................................................................46
Afmetingen converteren....................................................................46
Basisvaluta en wisselkoers instellen..............................................46
PDF-lezer ....................................................................................................46
Zipbeheer ..................................................................................................46
Afdrukken ..................................................................................................47
Draadloos toetsenbord .........................................................................47
Notities ......................................................................................................47
11. Connectiviteit.......................................................................49
Modem .......................................................................................................49
Kabelverbinding ......................................................................................49
Verbindingsbeheer .................................................................................49
WLAN zoeken.........................................................................................50
Bluetooth ..................................................................................................50
Gegevens verzenden en ontvangen met Bluetooth..................50
Apparaten koppelen............................................................................51
Beveiligingstips.....................................................................................51
Indicatoren voor Bluetooth-connectiviteit..................................51
SIM-toegangsprofiel................................................................................51
Infrarood ...................................................................................................52
Internettoegangspunten......................................................................52
Een internettoegangspunt voor gegevensoproepen
definiëren...............................................................................................52
Geavanceerde internettoegangspuntinstellingen voor
gegevensoproepen..............................................................................53
Een internettoegangspunt voor packet-gegevens instellen
(GPRS).......................................................................................................53
Geavanceerde instellingen voor internettoegangspunten
voor packet-gegevens (GPRS)...........................................................54
12. Draadloos LAN-netwerk (WLAN)....................................55
Beschikbaarheid van een WLAN-netwerk weergeven.................55
WLAN-verbindingen................................................................................55
De WLAN-wizard .....................................................................................55
WLAN-toegangspunten.........................................................................56
Handmatig een WLAN-internettoegangspunt instellen.............56
Geavanceerde instellingen voor WLAN-
internettoegangspunten.......................................................................56
WLAN-instellingen...................................................................................56
13. Web ........................................................................................57
Toegangspunten......................................................................................57
Surfen op internet...................................................................................57
Bookmarks.................................................................................................57
Een verbinding verbreken.....................................................................57
Cache leegmaken.....................................................................................57
Nieuwsfeeds en blogs............................................................................58
Algemene instellingen...........................................................................58
Pagina-instellingen.................................................................................58
Privacy-instellingen................................................................................58
Webfeedinstellingen..............................................................................58
14. GPS...........................................................................................59
Nokia Maps ...............................................................................................59
Download maps....................................................................................59
Satellietinformatie...............................................................................60
Kaarten bekijken...................................................................................60
Locaties zoeken.....................................................................................60
Een route plannen................................................................................61
Extra diensten voor Kaarten.............................................................61
GPS-gegevens ...........................................................................................62
Plaatsbepalingen ....................................................................................62
Plaatsbepalingen bewerken.............................................................62
Plaatsbepalingscategorieën.............................................................63
Plaatsbepalingen ontvangen............................................................63
15. Spraaktoepassingen..........................................................64
PTT (Push to Talk) ...................................................................................64
PTT-instellingen....................................................................................64
Aanmelden bij de PTT-dienst............................................................64
Een PTT-oproep plaatsen...................................................................64
PTT-contacten beheren......................................................................64
Een PTT-kanaal maken.......................................................................64
PTT (Push to Talk) afsluiten...............................................................65
Dictafoon ...................................................................................................65
Een spraakopname afspelen.............................................................65
De instellingen voor Dictafoon.........................................................65
Gesproken hulp .......................................................................................65
Spraak .........................................................................................................66
Spraakopdrachten ..................................................................................66
Een oproep plaatsen............................................................................66
Een toepassing starten.......................................................................66
Profielen wijzigen................................................................................66
Instellingen voor spraakopdrachten..............................................66
16. Mediatoepassingen............................................................67
RealPlayer .................................................................................................67
Videoclips en streaming media afspelen......................................67
Audiobestanden en videoclips verzenden...................................67
Gegevens over een mediaclip weergeven....................................67
Instellingen voor RealPlayer.............................................................67
Muziekspeler ............................................................................................68
Muziek beluisteren...............................................................................68
Tracklijsten.............................................................................................68
Equalizer..................................................................................................68
Flash-speler ..............................................................................................68
Camera .......................................................................................................69
Een afbeelding vastleggen................................................................69
De werkbalk Camera............................................................................69
Na het vastleggen van een afbeelding..........................................69
Instellingen voor stilstaande afbeeldingen.................................70
Een videoclip opnemen......................................................................70
Na het opnemen van een videoclilp...............................................70
Video-instellingen................................................................................70
Galerij .........................................................................................................70
Afbeeldingen..........................................................................................71
Afbeeldingbestanden beheren.....................................................71
Afbeeldingen indelen.......................................................................71
Radio ...........................................................................................................71
3D-beltonen ..............................................................................................72
17. Instellingen...........................................................................73
Algemene instellingen...........................................................................73
Aangepaste instellingen....................................................................73
Scherminstellingen...........................................................................73
Instellingen voor de stand-by modus.........................................73
Signaalinstellingen...........................................................................73
Taalinstellingen.................................................................................74
Datum- en tijdinstellingen................................................................74
Instellingen voor toebehoren..........................................................74
Apparaatbeveiliging ...........................................................................74
Apparaat- en SIM-kaartbeveiliging..............................................74
De oorspronkelijke instellingen terugzetten...............................75
Telefooninstellingen...............................................................................75
Oproepinstellingen..............................................................................75
Netwerkinstellingen............................................................................75
Verbindingsinstellingen........................................................................76
Toegangspunten..................................................................................76
Instellingen voor packet-gegevens................................................76
WLAN-instellingen................................................................................76
Geavanceerde WLAN-instellingen...................................................76
WLAN-beveiligingsinstellingen........................................................77
WEP-beveiligingsinstellingen...........................................................77
WEP-sleutelinstellingen......................................................................77
802.1x-beveiligingsinstellingen......................................................77
WPA-beveiligingsinstellingen..........................................................77
EAP.............................................................................................................78
Instellingen voor gegevensoproepen............................................78
SIP-instellingen (Session Initiation Protocol)..............................78
SIP-profielen bewerken......................................................................78
SIP-proxyservers bewerken...............................................................79
Registratieservers bewerken............................................................79
Instellingen voor internetoproepen...............................................79
Configuraties..........................................................................................79
Toepassingsinstellingen........................................................................79
I n h o u d s o p g a v e
18. Apparaat- en gegevensbeheer.......................................80
Back-ups maken van gegevens...........................................................80
Externe configuratie ..............................................................................80
Toepassingsbeheer ................................................................................80
Toepassingen installeren...................................................................81
Installatie-instellingen........................................................................81
Beveiligingsinstellingen voor Java..................................................81
Activeringssleutels .................................................................................82
Gegevenssynchronisatie .......................................................................82
Een synchronisatieprofiel maken....................................................82
Toepassingen selecteren voor synchronisatie............................82
Verbindingsinstellingen voor synchronisatie..............................83
Barcodelezer ............................................................................................83
Download! .................................................................................................83
Catalogi, mappen en items selecteren..........................................83
Instellingen van Download!..............................................................84
19. Beveiliging............................................................................85
Vaste nummers........................................................................................85
Certificaatbeheer.....................................................................................85
Vertrouwensinstellingen van een certificaat..............................85
Certificaatdetails weergeven............................................................86
Beveiligingsmodules..............................................................................86
Codes voor beveiligingsmodules.....................................................86
Beveiliging van de geheugenkaart....................................................86
Het apparaat blokkeren.........................................................................86
20. Sneltoetsen...........................................................................87
21. Woordenlijst.........................................................................89
Informatie over de batterij.....................................................92
Controleren van de echtheid van Nokia-
batterijen.....................................................................................93
Controleren van de echtheid van het hologram............................93
Wat moet u doen als de batterij niet origineel is?.......................93
Behandeling en onderhoud...................................................94
Weggooien................................................................................................94
Aanvullende veiligheidsinformatie......................................95
Kleine kinderen........................................................................................95
Gebruiksomgeving..................................................................................95
Medische apparatuur..............................................................................95
Geïmplanteerde medische apparatuur.........................................95
Gehoorapparaten.................................................................................95
Voertuigen.................................................................................................95
Explosiegevaarlijke omgevingen........................................................96
Alarmnummer kiezen.............................................................................96
INFORMATIE OVER CERTIFICATIE (SAR)................................................96
Index..............................................................................................97

Voor uw veiligheid

Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Houd u aan de lokale wetgeving. Houd terwijl u rijdt uw handen vrij om uw voertuig te besturen. De verkeersveiligheid dient uw eerste prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN ZIEKENHUIZEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in de nabijheid van medische apparatuur.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN VLIEGTUIGEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Draadloze apparatuur kan storingen veroorzaken in vliegtuigen.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT TIJDENS HET TANKEN
Gebruik het apparaat niet in een benzinestation. Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van brandstof of chemicaliën.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Gebruik het apparaat niet waar explosieven worden gebruikt.
GEBRUIK HET APPARAAT VERSTANDIG
Gebruik het apparaat alleen in de normale positie zoals in de productdocumentatie wordt uitgelegd. Raak de antenne niet onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.
MAAK BACK-UPS
Maak een back-up of een gedrukte kopie van alle belangrijke gegevens die in de telefoon zijn opgeslagen.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding van het desbetreffende apparaat te raadplegen voor uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
ALARMNUMMER KIEZEN
Controleer of de telefoonfunctie van het apparaat ingeschakeld en operationeel is. Druk zo vaak als nodig is op de end-toets om het scherm leeg te maken en terug te keren naar de stand-by modus. Voer het alarmnummer in en druk op de beltoets. Geef op waar u zich bevindt. Beëindig het gesprek pas wanneer u daarvoor toestemming hebt gekregen.

Over dit apparaat

Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het GSM 850/900/1800/1900, WCDMA 2100-netwerk. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat aan alle regelgeving en eerbiedig lokale gebruiken, privacy en legitieme rechten van anderen, waaronder auteursrechten.
Auteursrechtbeschermingsmaatregelen kunnen verhinderen dat bepaalde afbeeldingen, muziek (inclusief beltonen) en andere inhoud worden gekopieerd, gewijzigd, overgedragen of doorgestuurd.
Dit apparaat ondersteunt internetverbindingen en andere verbindingsmethoden. Net als computers kan uw apparaat blootstaan aan virussen, schadelijke boodschappen en toepassingen, en andere schadelijke inhoud. Wees voorzichtig en open boodschappen, accepteer verbindingsverzoeken, download content en accepteer installaties alleen van betrouwbare bronnen. Overweeg de
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 6
V o o r u w v e i l i g h e i d
installatie van antivirussoftware met een periodieke updateservice en het gebruik van een firewall om de beveiliging van het apparaat te vergroten.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het apparaat niet in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan veroorzaken.
De kantoortoepassingen ondersteunen gebruikelijke functies van Microsoft Word, PowerPoint en Excel (Microsoft Office 2000, XP en 2003). Niet alle bestandsindelingen kunnen worden bekeken of gewijzigd.

Netwerkdiensten

Om de telefoon te kunnen gebruiken, moet u zijn aangemeld bij een aanbieder van een draadloze verbindingsdienst. Veel van de functies vereisen speciale netwerkfuncties. Deze functies zijn niet op alle netwerken beschikbaar. Er zijn ook netwerken waar u specifieke regelingen met uw serviceprovider moet treffen voordat u gebuik kunt maken van de netwerkdiensten. Uw serviceprovider kan u instructies geven en uitleggen hoeveel het kost. Bij sommige netwerken gelden beperkingen die het gebruik van netwerkdiensten negatief kunnen beïnvloeden. Zo bieden sommige netwerken geen ondersteuning voor bepaalde taalafhankelijke tekens en diensten.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw apparaat. In dat geval worden deze functies niet in het menu van uw apparaat weergegeven. Uw apparaat kan ook beschikken over een speciale configuratie, zoals veranderingen in menunamen, menuvolgorde en pictogrammen. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
Dit apparaat ondersteunt WAP 2.0-protocollen (HTTP en SSL) die werken met TCP/IP-protocollen. Voor sommige functies van dit apparaat, zoals e-mail, internetsurfen, multimediaberichten en het downloaden van media en bestanden, is netwerkondersteuning vereist.

Toebehoren, batterijen en laders

Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
Controleer het modelnummer van uw lader voordat u deze bij dit apparaat gebruikt. Dit apparaat is bedoeld voor gebruik met laders van het type AC-4 en DC-4.
Waarschuwing: Gebruik alleen batterijen, laders en toebehoren die door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit model. Het gebruik van alle andere typen kan de goedkeuring of garantie doen vervallen en kan gevaarlijk zijn.
Vraag uw leverancier naar de beschikbaarheid van goedgekeurde toebehoren. Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer als u toebehoren losmaakt.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 7

1. Aan de slag

Opmerking: De uiteindelijke rekening van de serviceprovider voor oproepen en diensten kan variëren, afhankelijk van
de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort. Modelnummer: Nokia E90-1. Hierna aangeduid als Nokia E90 Communicator.

De SIM-kaart en de batterij plaatsen

Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart over beschikbaarheid en voor informatie over het gebruik van SIM-diensten. Dit kan de serviceprovider of een andere leverancier zijn.
Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
1. Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe gericht, druk op de ontgrendelingsknop (1) en schuif de cover weg (2).
2. Als de batterij geïnstalleerd is, tilt u de batterij in de richting van de pijl.
3. Plaats de SIM-kaart. Zorg ervoor dat de contactpunten naar boven zijn gericht en dat de afgeschuinde hoek van de
geheugenkaart naar de onderkant van het apparaat wijst.
4. Plaats de batterij. Leg de contactpunten van de batterij op één lijn met de overeenkomende aansluitpunten op het batterijvak
en schuif de batterij in de richting van de pijl.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 8
A a n d e s l a g
5. Plaats de haken van de cover in de sleuven.
6. Schuif de cover weer op zijn plaats.

De geheugenkaart plaatsen

Gebruik alleen compatibele microSD-kaarten die door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Nokia maakt gebruik van goedgekeurde industriële normen voor geheugenkaarten, maar sommige merken zijn mogelijk niet helemaal compatibel met dit apparaat zijn. Incompatibele kaarten kunnen de kaart en het apparaat beschadigen en gegevens die op de kaart staan aantasten.
Met een geheugenkaart spaart u het geheugen van het apparaat. Bovendien kunt u op de geheugenkaart een back-up maken van de gegevens op het apparaat.
Het is mogelijk dat bij uw apparaat geen geheugenkaart wordt geleverd. Geheugenkaarten zijn verkrijgbaar als afzonderlijke toebehoren.
Zie 'Geheugen', p. 19.
1. Schuif de cover van de sleuf van de geheugenkaart van het apparaat. De cover springt open.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 9
A a n d e s l a g
2. Plaats de geheugenkaart in de sleuf, met de contactpunten eerst. Zorg ervoor dat de contactpunten naar de voorkant van
het apparaat zijn gericht.
3. Duw de kaart op zijn plaats. U hoort een klik als de kaart goed is geplaatst.
4. Sluit de cover.

De geheugenkaart uitnemen

Belangrijk: Verwijder de geheugenkaart niet op het moment dat er een bewerking wordt uitgevoerd waarbij de kaart
wordt gebruikt. Wanneer u de kaart tijdens een dergelijke bewerking verwijdert, kan schade ontstaan aan de
geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken.
1. Druk kort op de aan/uit-toets en selecteer Geheugenkrt verw..
2. Schuif de cover van de sleuf van de geheugenkaart van het apparaat. De cover springt open.
3. Druk op het uiteinde van de geheugenkaart om deze uit de sleuf te verwijderen.
4. Sluit de cover.

De batterij opladen

1. Sluit een compatibele lader aan op een stopcontact.
2. Sluit de netvoedingskabel aan op het apparaat. Als de batterij helemaal leeg is, kan het even duren voordat de indicator
wordt weergegeven.
3. Wanneer de batterij volledig is opgeladen, maakt u eerst de lader los van het apparaat en vervolgens haalt u de lader uit
het stopcontact.
De batterij is al opgeladen in de fabriek, maar het laadniveau kan variëren. Om de volledige gebruiksduur te kunnen halen, laad u de batterij volledig op. U kunt dit aflezen aan de indicator voor het batterijniveau.
Tip: Als u over oude compatibele Nokia-laders beschikt, kunt u deze gebruiken voor de Nokia E90 Communicator door
de AC-44-laderadapter aan te sluiten op de oude lader. De adapter is leverbaar als apart toebehoren.

De hoofdtelefoon aansluiten

Waarschuwing: Wanneer u de hoofdtelefoon gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen negatief
worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen. Sluit de compatibele hoofdtelefoon aan op de hoofdtelefoonaansluiting van het apparaat.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 10
A a n d e s l a g

Toetsen en onderdelen op de cover

1 — Luistergedeelte 2 — Aan/uit-toets 3 — Spraaktoets 4 — Navi™-navigatietoets. Druk op de navigatietoets om een selectie in te voeren en om naar links, rechts, omhoog en omlaag
over het scherm te bewegen. 5 — Selectietoets. Druk op de selectietoets om de functie uit te voeren die boven de selectietoets wordt weergegeven op het
scherm. 6 — Selectietoets 7 — Wistoets 8 — Eindetoets. Druk op de eindetoets als u een oproep wilt weigeren, actieve gesprekken of gesprekken in de wachtstand wilt
beëindigen. Als u lang op de toets drukt, kunt u gegegevensverbindingen (GPRS, gegevensoproepen) beëindigen. 9 — Infraroodpoort 10 — Vastlegtoets. Druk op de toets om een afbeelding vast te leggen. 11 — Microfoon 12 — Hoofdtelefoonaansluiting 13 — Laderaansluiting 14 — Mini-USB-poort 15 — Beltoets 16 — Menutoets. Druk op de menutoets als u de toepassingen in uw apparaat wilt gebruiken. Houd de menutoets ingedrukt
om naar actieve toepassingen te gaan.
1 — Cameralens 2 — Cameraflits 3 — Luidsprekers
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 11
A a n d e s l a g
De beschermlaag op het scherm en de cameralens kan worden verwijderd.

Toetsen en onderdelen op de communicator

1 — Selectietoets 2 — Selectietoets 3 — Menutoets 4 — Toepassingstoetsen 5 — Eindetoets 6 — Beltoets 7 — Camera (alleen voor video-oproepen)
Mijn eigen toets. Als u de Mijn eigen toets wilt configureren voor het openen van een toepassing, drukt u op deze toets. Houd de Mijn eigen toets ingedrukt om de geselecteerde toepassing te wijzigen. Uw netwerkbeheerder kan een toepassing aan de toets hebben toegewezen. In dat geval kunt u de toepassing niet wijzigen.
Chr + Een infraroodverbinding tot stand brengen. Chr + Bluetooth in- of uitschakelen.
Chr + Het volume van de telefoonoproep verhogen. Chr + Chr + De telefoonoproep dempen.
Chr + Van profiel veranderen.
Chr + De helderheid van het scherm aanpassen.
U vindt het typelabel door het klepje van de batterij weg te nemen en de batterij te verwijderen.
Het volume van de telefoonoproep verlagen.
De achtergrondverlichting van het toetsenbord inschakelen.

Camera

De Nokia E90 Communicator heeft twee camera's. De camera op de cover wordt gebruikt voor het vastleggen van stilstaande afbeeldingen en het opnemen van video's. De camera op de communicator wordt gebruikt voor video-oproepen.
Als u een afbeelding wilt vastleggen, gebruikt u het scherm als zoeker, houdt u het apparaat horizontaal, richt u het apparaat op het onderwerp en drukt u de vastlegtoets half in. De camera wordt scherp gesteld op het onderwerp. Druk vervolgens de vastlegtoets helemaal in.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 12
A a n d e s l a g

Eerste keer starten

1. Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
Als u voor het vastleggen wilt in- of uitzoomen op de afbeelding, gaat u naar links of rechts met de navigatietoets.
2. Als het apparaat vraagt om een PIN-code of blokkeringscode, voert u de code in en selecteert u OK.
3. Als u daarom wordt gevraagd, voert u de huidige datum en tijd in en het land waarin u zich bevindt. Navigeer omhoog of
omlaag om te schakelen van A.M. naar P.M. Voer de eerste letters van het land in om dit te zoeken. Het is belangrijk dat u het juiste land selecteert, omdat geplande agenda-items die u opgeeft kunnen veranderen als u later een ander land kiest dat een andere tijdzone heeft.
Tip: Wanneer u het apparaat inschakelt, wordt mogelijk de SIM-kaartprovider herkend en worden de juiste instellingen voor tekstberichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. Als dat niet het geval is, neemt u contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen of gebruikt u de instellingenwizard.
Als u het apparaat uitschakelt, wordt het communicator-gedeelte ook uitgeschakeld. Als u de communicatiefuncties wilt uitschakelen en alleen het communicator-gedeelte wilt gebruiken, drukt u kort op de aan/uit-toets en selecteert u Offline. Wanneer het Offline profiel is geactiveerd, kunt u het apparaat niet per ongeluk inschakelen. Ook kunt u dan niet ongewild berichten verzenden of ontvangen of gebruikmaken van een draadloos LAN, Bluetooth, GPS of de FM-radio. Bovendien wordt bij het selecteren van het profiel een eventuele actieve internetverbinding verbroken. Het Offline-profiel verhindert u niet om op een later tijdstip een draadloos LAN- of Bluetooth-verbinding tot stand te brengen, en ook niet om GPS of de FM-radio in te schakelen. Houd u daarom aan de veiligheidsvoorschriften wanneer u deze functies gebruikt.

Het scherm

Het scherm kan een klein aantal ontbrekende, heldere of verkeerd gekleurde beeldpunten (dots) bevatten. Dit is kenmerkend voor dit type scherm. Sommige schermen kunnen pixels of dots bevatten die altijd in- of uitgeschakeld blijven. Dit is normaal en geen fout in het ontwerp.

Scherm-indicatoren

Het apparaat wordt gebruikt in een GSM-netwerk. De balk naast het pictogram geeft de signaalsterkte van het netwerk op
uw huidige locatie aan. Hoe hoger de balk, hoe sterker het signaal.
Het batterijniveau. Hoe hoger de balk, hoe meer de batterij opgeladen is.
U hebt een of meer ongelezen berichten in uw de map Inbox in Berichten.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen in uw externe mailbox.
U hebt een of meer oproepen gemist.
Er is een alarmsignaal actief.
U hebt het profiel Stil geselecteerd, waardoor het apparaat geen belsignaal geeft bij inkomende oproepen of berichten.
Bluetooth is geactiveerd.
Er is een infraroodverbinding actief. Als de indicator knippert, probeert uw apparaat verbinding te maken met het andere
apparaat of is er sprake van een verbroken verbinding.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 13
A a n d e s l a g
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding beschikbaar.
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding actief.
Er staat een GPRS-packet-gegevensverbinding in de wachtstand.
Er is een EGPRS-packet-gegevensverbinding beschikbaar.
Er is een EGPRS-verbinding actief.
Er staat een EGPRS-packet-gegevensverbinding in de wachtstand.
U hebt op het apparaat ingesteld dat gezocht moet worden naar draadloze LAN-netwerken en er is een draadloos LAN-
netwerk beschikbaar.
Er is een draadloze LAN-verbinding actief in een netwerk zonder codering.
Er is een draadloze LAN-verbinding actief in een netwerk met codering.
Het apparaat heeft verbinding met een UMTS-netwerk.
Uw apparaat is met een USB-kabel aangesloten op een computer.
en Geven de telefoonlijn aan die u hebt geselecteerd als u een abonnement voor twee telefoonlijnen hebt (netwerkdienst).
Alle oproepen worden naar een ander nummer doorgeschakeld.
Er is een hoofdtelefoon aangesloten op het apparaat.
De verbinding met een Bluetooth-hoofdtelefoon is verbroken.
Er is een handsfree carkit aangesloten op het apparaat.
Er is een gehoorapparaat aangesloten op het apparaat.
Er is een tekstelefoon aangesloten op het apparaat.
Het apparaat is bezig met synchroniseren.
Er is een actieve PTT (Push to Talk)-verbinding.

Antenne's

Uw apparaat heeft interne antennes. Opmerking: Zoals voor alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact met een antenne te worden vermeden
wanneer de antenne in gebruik is. Bijvoorbeeld, vermijdt contact met de antenne gedurende een telefoongesprek. Het aanraken van een zendende of ontvangende antenne kan een nadelige invloed hebben op de kwaliteit van de radiocommunicatie en kan ervoor zorgen dat het apparaat meer stroom verbruikt dan anderszins noodzakelijk en kan de levensduur van de batterij verkorten.
De afbeelding toont de positie voor normaal gebruik tegen het oor voor spraakoproepen.

De toetsen vergrendelen

Wanneer het toetsenslot is ingeschakeld, kunt u soms wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen. Door de toetsen te vergrendelen voorkomt u dat de toetsen op het apparaat per ongeluk worden ingedrukt.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 14
A a n d e s l a g
Als u de toetsen wilt vergrendelen in de stand-by modus, drukt u op de linkerselectietoets en op *. Druk op dezelfde toetsen om de toetsen te ontgrendelen.
Tip: Als u de toetsen wilt vergrendelen in het menu of in een openstaande toepassing, drukt u kort op de aan/uit-toets en selecteert u Toetsenblok blokkeren. Als u de toetsen wilt vrijgeven, drukt u op de linkerselectietoets en op *.
Als u wilt dat de toetsen van het apparaat automatisch na een vastgestelde periode worden vergrendeld, selecteert u > Instrumenten > Instell. > Algemeen > Beveiliging > Telefoon en SIM-kaart > Per.
autom. blokk. ttsnb..

ondersteuning en contactgegevens van Nokia

Ga naar www.nokia.com/support of naar de Nokia-website voor uw land voor de nieuwste versie van deze handleiding en voor aanvullende informatie, downloads en diensten voor uw Nokia-product.
Op de website vindt u informatie over het gebruik van Nokia-producten en -diensten. Als u contact wilt opnemen met de klantenservice, raadpleegt u de lijst met plaatselijke Nokia Care-contactcentra op www.nokia.com/customerservice.
Voor onderhoudsdiensten zoekt u naar het dichtstbijzijnde Nokia-servicecenter op www.nokia.com/repair.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 15

2. Belangrijke informatie over het apparaat

Welkom

Selecteer De eerste keer dat u uw apparaat inschakelt, wordt de toepassing Welkom geopend. Maak een keuze uit de volgende opties:
Zelfstudie geeft informatie over het apparaat en laat zien hoe u het kunt gebruiken. Zie 'Zelfstudie ', p. 20.
Overdracht stelt u in staat gegevens van een compatibel Nokia-apparaat over te brengen, bijvoorbeeld contacten en agenda-
items. Zie 'Gegevensoverdracht tussen apparaten', p. 22.
Instelwizard helpt u met het configureren van verschillende instellingen. Zie 'De Instelwizard ', p. 20.
Operator bevat een koppeling naar de portal van uw operator.
> Help > Welkom.

Overschakelen van covergebruik naar communicator

De toepassingen en functies op de cover van uw apparaat zijn dezelfde als die op de communicator. Als u een toepassing op de cover gebruikt en vervolgens de communicator opent, wordt de toepassing op het scherm van de communicator weergegeven in dezelfde status als op de cover. Het scherm van de cover wordt uitgeschakeld. Als u weer naar covergebruik schakelt, drukt u enkele seconden op Als u wilt dat de toepassing automatisch verdergaat op de cover, selecteert u > Instrumenten > Instell. > Algemeen >
Persoonlijk > Weergave > Bureaublad actief > Uit.
Sommige toepassingen hebben een voorbeeldvenster als ze worden weergeven vanaf het scherm van de communicator. Het voorbeeldvenster is alleen voor weergave; u kunt er geen items in selecteren of openen.
Als u een actieve telefoon- of netwerkoproep hebt en van covergebruik naar de communicator schakelt, wordt de luidspreker automatisch geactiveerd. Als u de communicator sluit, wordt de luidspreker gedempt en komt het geluid via de oortelefoon. Als u een actieve video-oproep hebt en de covertelefoon gebruikt, wordt de camera aan de achterkant van het apparaat gebruikt. Als u de communicator opent, wordt de camera op de communicator gebruikt.
op de cover om een lijst met actieve toepassingen te openen. Selecteer de toepassing die u gebruikte.

Menu

Het menu is een beginpunt van waaruit u alle toepassingen van het apparaat of op een geheugenkaart kunt openen. Het menu bevat toepassingen en mappen (dit zijn groepen met vergelijkbare toepassingen).
Alle toepassingen die u zelf in het apparaat installeert, worden standaard opgeslagen in de map Installaties.
U opent een toepassing door ernaartoe te gaan en op de navigatietoets te drukken.
Als u de toepassingen wilt weergeven in een lijst, selecteert u Opties > Weergave wijzigen > Lijstweergave. Als u wilt terugkeren naar de roosterweergave, selecteert u Opties > Weergave wijzigen > Roosterweergave.
Als u animatie wilt toevoegen aan de pictogrammen en mappen van de toepassing, selecteert u Opties > Pictogramanimatie >
Aan.
Als u het geheugengebruik van verschillende toepassingen en gegevens in het apparaat of op de geheugenkaart wilt weergeven of de hoeveelheid vrij geheugen wilt controleren, selecteert u Opties > Gegevens geheugen.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Opties > Nieuwe map.
Als u de naam van een nieuwe map wilt wijzigen, selecteert u Opties > Naam wijzigen.
Als u de map opnieuw wilt ordenen, gaat u naar de toepassing die u wilt verplaatsen en selecteert u Opties > Verplaatsen. Naast de toepassing verschijnt een vinkje. Ga naar een nieuwe locatie en selecteer OK.
Als u een toepassing naar een andere map wilt verplaatsen, gaat u naar de gewenste toepassing en selecteert u achtereenvolgens Opties > Verplaats naar map, de nieuwe map en OK.
Als u toepassingen wilt downloaden van internet, selecteert u Opties > Toepassingen downldn.

Algemene bewerkingen in verschillende toepassingen

De volgende bewerkingen zijn van toepassing op verschillende toepassingen:
Als u het profiel wilt wijzigen of het apparaat wilt uitschakelen of vergrendelen, houdt u de aan/uit-toets kort ingedrukt.
Als een toepassing uit verschillende tabs bestaat, kunt u een tab openen door naar rechts of links te bladeren.
Als u de instellingen wilt opslaan die u in een toepassing hebt geconfigureerd, selecteert u Terug.
Als u een bestand wilt opslaan, selecteert u Opties > Opslaan. De opties voor het opslaan verschillen per toepassing.
Als u een bestand wilt verzenden, selecteert u Opties > Zenden. U kunt een bestand per e-mail of in een multimediabericht verzenden, of door middel van een Bluetooth-verbinding of infrarood.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 16
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
Als u tekst wilt kopiëren, houdt u de Shift-toets ingedrukt en selecteert u de tekst met de navigatietoets. Houd de Shift-toets ingedrukt en selecteer Kopiëren. U plakt de tekst als volgt: blader naar de gewenste locatie, houd de Shift-toets ingedrukt en selecteer Plakken. Deze methode werkt mogelijk niet in toepassingen waarin andere opdrachten gelden voor kopiëren en plakken.
Als u verschillende items wilt selecteren, bijvoorbeeld bestanden of contactpersonen, gaat u naar het item dat u wilt selecteren. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit > Markeren om één item te selecteren of Opties > Markeringen aan/uit > Alle
markeren om alle items te selecteren.
Tip: Als u vrijwel alle items wilt selecteren, selecteert u eerst Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren. Selecteer vervolgens de items die u niet wilt selecteren en Opties > Markeringen aan/uit > Markering opheffen.
Als u een object wilt selecteren (bijvoorbeeld een bijlage in een document), gaat u naar het object zodat het object aan beide kanten wordt gemarkeerd met vierkantjes.

Stand-by modi

Het apparaat kent twee verschillende stand-by modi: stand-by modus en actieve stand-by modus.

Actieve stand-by

Nadat u het apparaat hebt ingeschakeld en het apparaat klaar is voor gebruik en als u nog geen tekens hebt ingevoerd of selecties hebt gemaakt, bevindt het apparaat zich in de actieve stand-by modus. In de actieve stand-by modus worden verschillende symbolen, zoals voor uw netwerkoperator of voor alarmsignalen, en toepassingen die u snel wilt openen, weergegeven.
Als u toepassingen wilt selecteren om deze te kunnen openen vanuit de actieve stand-by modus, selecteert u
Instrumenten > Instell. > Algemeen > Persoonlijk > Standby-modus > Toep. actief standby.
Als u de functies van de selectietoetsen in de actieve stand-by modus wilt wijzigen, selecteert u > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Persoonlijk > Standby-modus > Snelkopp..
Als u de gewone stand-by modus wilt gebruiken, selecteert u > Instrumenten > Instell. > Algemeen > Persoonlijk >
Standby-modus > Act. standby > Uit.
Tip: Als u in de actieve stand-by modus de berichten wilt weergeven in een berichtenmap zoals uw inbox of mailbox, selecteert u > Berichten > Opties > Instellingen > Overige en de mappen in Modus Actief standby.
>

Stand-by

In de gewone stand-by modus ziet u uw serviceprovider, de tijd en verschillende indicatoren, bijvoorbeeld voor alarmsignalen.
Druk op de beltoets om de laatst gekozen telefoonnummers weer te geven. Ga naar een nummer of naam en druk nogmaals op de beltoets om het nummer te bellen.
Als u uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst), houdt u 1 ingedrukt.
Druk de joystick naar rechts om agenda-items weer te geven.
Druk de joystick naar links om tekstberichten te schrijven en te verzenden.
Als u deze snelkoppelingen wilt wijzigen, selecteert u > Instrumenten > Instell. > Algemeen > Persoonlijk > Standby-
modus > Snelkopp..

Tekst invoeren met het covertoetsenbord

Traditionele tekstinvoer

Als u tekst invoert met de traditionele tekstinvoer, wordt in de rechterbovenhoek van het scherm
en geven het geselecteerde type letters aan. geeft aan dat de eerste letter van de zin een hoofdletter is en de
overige letters kleine letters zijn. geeft de cijfermodus aan.
Als u tekst wilt schrijven met het toetsenbord, drukt u een cijfertoets 1–9 meerdere keren in totdat het gewenste teken verschijnt. Er zijn per cijfertoets meer tekens beschikbaar dan op de toets is aangegeven. Als de volgende letter met dezelfde toets moet worden ingevoerd als de huidige letter, wacht u tot de cursor wordt weergegeven en voert u de letter in.
Als u een cijfer wilt invoegen, houdt u de cijfertoets ingedrukt.
Als u tussen de hoofdletter-, kleineletter- en cijfermodus wilt wisselen, drukt u op #.
Als u een teken wilt verwijderen, drukt u op de wistoets. Houdt de wistoets ingedrukt om meer dan één teken te wissen.
U kunt de meestgebruikte leestekens invoegen met een druk op de toets 1. Druk herhaaldelijk op 1 om het gewenste leesteken te bereiken.
weergegeven.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 17
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
Als u een speciaal teken wilt invoegen, drukt u op de toets *. Ga naar het gewenste teken en druk op de navigatietoets.
Als u een spatie wilt invoegen, drukt u op 0. Als u de cursor naar de volgende regel wilt verplaatsen, drukt u drie keer op 0.
Als u tussen de verschillende typen letters wilt wisselen, drukt u op #.

Tekstvoorspelling

1. Als u tekstvoorspelling wilt activeren, drukt u twee keer kort op #. Hiermee wordt tekstvoorspelling voor alle editors op het
apparaat ingeschakeld. De indicator wordt op het scherm weergegeven.
2. Druk op 2–9 om het gewenste woord in te voeren. Per letter hoeft u de desbetreffende toets slechts één keer in te drukken.
3. Als u klaar bent met de invoer en het juiste woord wordt weergegeven, bevestigt u het woord door de navigatietoets naar
rechts te drukken of door op 0 te drukken om een spatie toe te voegen. Als het woord niet juist is, drukt u herhaaldelijk op * om de overeenkomende woorden in het woordenboek één voor één
te bekijken. Als het teken ? achter het woord wordt weergegeven, is het woord dat u wilde invoeren niet in het woordenboek opgenomen.
Als u een woord aan het woordenboek wilt toevoegen, selecteert u Spellen, voert u met de traditionele tekstinvoer het woord in (maximaal 32 letters) en selecteert u OK. Het woord wordt aan het woordenboek toegevoegd. Als het woordenboek vol is, wordt het eerste woord dat was toegevoegd, vervangen door een nieuw woord.
Voer de eerste helft van een samengesteld woord in en bevestig dit door de navigatietoets naar rechts te drukken. Voer het laatste deel van het samengestelde woord in. Voltooi het samengestelde woord door op 0 te drukken om een spatie toe te voegen.
Als u tekstvoorspelling voor alle editors op het apparaat wilt uitschakelen, drukt u tweemaal kort op #.

De invoertaal wijzigen

Wanneer u tekst invoert, kunt u de invoertaal wijzigen. Als u bijvoorbeeld herhaaldelijk op de toets 6 moet drukken om een bepaald teken te kunnen invoeren, kunt u de invoertaal wijzigen zodat verschillende tekens in een andere volgorde worden aangeboden.
Als de invoertaal een niet-Latijns alfabet heeft en u Latijnse tekens wilt invoeren (bijvoorbeeld een e-mail- of internetadres), moet u mogelijk de invoertaal wijzigen. Als u de invoertaal wilt wijzigen, selecteert u Opties > Invoertaal en vervolgens een invoertaal met Latijnse tekens.

Volumeregeling

Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u tijdens een gesprek het volume van het oorgedeelte wilt aanpassen, navigeert u naar links of rechts.
Bij gebruik van de luidspreker kunt u het volume regelen door op de communicator op Chr + of Chr + te drukken.
Als u het volume van de muziekspeler of de radio wilt aanpassen, navigeert u naar links of rechts.

Profielen

Belangrijk: In het profiel Vlucht kunt u geen oproepen doen of ontvangen en kunnen ook andere functies waarvoor netwerkdekking vereist is niet worden gebruikt. U kunt mogelijk nog wel het alarmnummer dat in het apparaat is geprogrammeerd kiezen. Als u wilt bellen, moet u de telefoonfunctie eerst activeren door een ander profiel te kiezen.
Als het apparaat vergrendeld is, moet u de beveiligingscode invoeren. Selecteer > Instrumenten > Profielen. U kunt voor verschillende gebeurtenissen, omgevingen of groepen bellers beltonen, waarschuwingssignalen en andere signalen
instellen. Het actieve profiel wordt in de stand-by modus bovenaan op het scherm weergegeven. Als het actieve profiel echter
Algemeen is, wordt alleen de huidige datum weergegeven.
Wanneer het profiel Offline is geactiveerd, kunt u het apparaat niet per ongeluk inschakelen. Ook kunt u dan niet ongewild berichten verzenden of ontvangen of gebruikmaken van een draadloos LAN, Bluetooth, GPS of de FM-radio. Bovendien wordt bij het selecteren van het profiel een eventuele actieve internetverbinding verbroken. Het Offline-profiel verhindert u niet om op een later tijdstip een draadloos LAN- of Bluetooth-verbinding tot stand te brengen, en ook niet om GPS of de FM-radio in te schakelen. Houd u daarom aan de veiligheidsvoorschriften wanneer u deze functies gebruikt.
Tip: Als u de profielen in een weergave wilt wijzigen, drukt u kort op de aan/uit-toets. Selecteer het profiel dat u wilt
activeren.
Als u een nieuw profiel wilt maken, selecteert u Opties > Nieuw maken en definieert u de instellingen.
Als u een profiel wilt aanpassen, selecteert u het desbetreffende profiel en kiest u Opties > Aanpassen.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 18
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
Als u een profiel wilt wijzigen, selecteert u het desbetreffende profiel en kiest u Opties > Activeren. Als u het Offline-profiel selecteert, kunt u geen berichten meer verzenden en ontvangen.
Als u het profiel dat u hebt gemaakt wilt verwijderen, selecteert u Opties > Profiel verwijderen. De vooraf gedefinieerde profielen kunt u niet verwijderen.

Beltonen selecteren

Als u een beltoon wilt instellen, selecteert u Opties > Aanpassen > Beltoon. Selecteer een beltoon in de lijst, of selecteer
Geluiden downldn om een map te openen met daarin een lijst met bookmarks voor het downloaden van tonen via de browser.
Gedownloade tonen worden opgeslagen in de Galerij.
Als u de beltoon alleen voor een bepaalde contactgroep wilt gebruiken, selecteert u Opties > Aanpassen > Waarschuwen bij en selecteert u de gewenste groep. Voor oproepen van andere nummers geldt een stille waarschuwing.
Als u de berichttoon wilt wijzigen, selecteert u Opties > Aanpassen > Berichtensignaaltoon.

Thema's

Selecteer > Instrumenten > Thema's. Met Thema's kunt u het uiterlijk van het scherm wijzigen, zoals de kleuren en de achtergrondafbeelding.
Als u het uiterlijk van het scherm wilt wijzigen, opent u de map Algemeen, selecteert u een thema en kiest u Opties >
Instellen.
Als u de achtergrondafbeelding voor de stand-by modus wilt wijzigen, selecteert u Achtergrond > Afbeelding en selecteert u de gewenste afbeelding.
Als u een andere screensaver wilt instellen, selecteert u Spaarstand. Selecteer vervolgens Datum en tijd om een datum in de screensaver weer te geven, Tekst om een tekst voor de screensaver in te voeren, of Animatiebestand om een animatie voor de screensaver te selecteren. Als u de gewenste screensaver hebt gekozen, selecteert u Opties > Instellen.
Als u een screensaver met animatie hebt gekozen, selecteert u Opties > Instellingen om de duur van de animatie en de time­out periode voor de achtergrondverlichting in te stellen.
Als u een thema wilt downloaden, selecteert u Opties > Downloaden > Thema's downldn. Voer de koppeling in van waaruit u het thema wilt downloaden. Wanneer het thema is gedownload, kunt u dit bekijken, activeren of bewerken.
Als u een thema wilt bekijken, selecteert u Opties > Bekijken.
Als u het thema wilt instellen voor gebruik, selecteert u Opties > Instellen.

Geheugen

Er zijn twee typen geheugens waarin u gegevens kunt opslaan of toepassingen kunt installeren: apparaatgeheugen en verwijderbaar geheugen.
Het apparaatgeheugen is een dynamische geheugengroep die door veel toepassingen wordt gedeeld. De hoeveelheid beschikbaar intern geheugen varieert, maar is gelimiteerd tot het maximum van de fabrieksinstelling. De gegevens die in het apparaat zijn opgeslagen, zoals softwaretoepassingen, afbeeldingen en muziek, maken gebruik van het apparaatgeheugen.
Verwijderbaar geheugen is gegevensopslag die niet in het apparaat is geïntegreerd, zoals een SIM-kaart of een geheugenkaart. Een SIM-kaart bevat informatie over bijvoorbeeld de netwerkoperator en contacten. Een geheugenkaart kan dienen als externe opslag voor softwaretoepassingen, afbeeldingen, muziek, contacten, tekst of elektronische gegevens. Er zijn geheugenkaarten met hoge capaciteit beschikbaar.
Als u wilt zien hoeveel geheugen er momenteel in gebruik is, hoeveel vrij geheugen er nog beschikbaar is en hoeveel geheugen wordt gebruikt door elk gegevenstype, selecteert u
Tip: Om te voorkomen dat de hoeveelheid geheugen te klein wordt, is het raadzaam om regelmatig gegevens te
verwijderen of deze naar een geheugenkaart of computer over te brengen.

Geheugenkaart

Selecteer > Instrumenten > Geheugen. Als u een geheugenkaart uit een ander apparaat gebruikt of als u verzekerd wilt zijn van compatibiliteit tussen de geheugenkaart
en uw Nokia-apparaat, moet u de geheugenkaart formatteren met uw Nokia-apparaat. Als u een geheugenkaart fomatteert, worden alle gegevens vernietigd die op de kaart zijn opgeslagen.
U kunt een geheugenkaart plaatsen en verwijderen zonder de batterij te verwijderen of het apparaat uit te schakelen. Verwijder de geheugenkaart niet terwijl een bewerking plaatsvindt. Wanneer u de kaart tijdens een dergelijke bewerking verwijdert, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken.
> Opties > Gegevens geheugen > Geheugen of Geheugenkaart.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 19
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
Als u een geheugenkaart niet kunt gebruiken, is het kaarttype mogelijk niet geschikt, is de kaart niet geformatteerd voor het apparaat of is het bestandssysteem op de kaart beschadigd.
MicroSD
Gebruik alleen compatibele microSD-kaarten die door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Nokia maakt gebruik van goedgekeurde industriële normen voor geheugenkaarten, maar sommige merken zijn mogelijk niet helemaal compatibel met dit apparaat zijn. Incompatibele kaarten kunnen de kaart en het apparaat beschadigen en gegevens die op de kaart staan aantasten.
Dit apparaat gebruikt een microSD-geheugenkaart. Met het oog op de interoperabiliteit moet u alleen compatibele microSD-kaarten met dit apparaat gebruiken. Vraag
de fabrikant of de leverancier naar de compatibiliteit van een microSD-kaart. Kaarten van een ander type dan microSD zijn niet compatibel met dit apparaat. Als u een incompatibele geheugenkaart gebruikt, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de incompatibele kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken.
Een geheugenkaart gebruiken
Als u de geheugenkaart veilig wilt verwijderen, selecteert Opties > Geh.krt verwijderen.
Als u een geheugenkaart wilt formatteren voor uw apparaat, selecteert u Opties > Geh.kaart formatt.. Wanneer een geheugenkaart wordt geformatteerd, gaan alle gegevens op de kaart definitief verloren. Raadpleeg uw leverancier om te achterhalen of u de geheugenkaart moet formatteren voor het eerste gebruik.
Als u de naam van de geheugenkaart wilt wijzigen, selecteert u Opties > Naam geh.kaart.
U kunt een geheugenkaart beveiligen met een wachtwoord om onbevoegd gebruik te voorkomen. Als u een wachtwoord wilt instellen, selecteert u Opties > Wachtw. instellen. Het wachtwoord mag acht tekens lang zijn en is hoofdlettergevoelig. Het wachtwoord wordt opgeslagen op het apparaat. U hoeft het niet opnieuw in te voeren zolang u de geheugenkaart in hetzelfde apparaat gebruikt. Als u de geheugenkaart in een ander apparaat gebruikt, wordt naar het wachtwoord gevraagd. Niet alle geheugenkaarten ondersteunen beveiliging met een wachtwoord.
Als u het wachtwoord voor de geheugenkaart wilt verwijderen, selecteert u Opties > Wachtw. verw.. Wanneer u het wachtwoord verwijdert, zijn de gegevens op de geheugenkaart niet meer beveiligd tegen onbevoegd gebruik.
Als u een geblokkeerde geheugenkaart wilt openen, selecteert u Opties > Geh.kaart deblokk.. Voer uw wachtwoord in.
Als u het geheugengebruikt van verschillende toepassingen en gegevens wilt controleren, selecteert u Opties > Gegevens
geheugen.

Help en zelfstudie

Als u vragen hebt over het gebruik van het apparaat, hoeft u de handleiding niet bij de hand te hebben omdat het apparaat over zowel taakspecifieke Help als een zelfstudie beschikt.

Help bij het apparaat

Als u instructies wilt lezen voor de huidige weergave van de geopende toepassing, selecteert u Opties > Help.
Als u door de Help-onderwerpen wilt bladeren en zoekopdrachten wilt uitvoeren, selecteert u > Help > Help. U kunt categorieën selecteren waarvoor u instructies wilt zien. Selecteer een categorie, zoals Berichten om te zien welke instructies (Help-onderwerpen) beschikbaar zijn. Tijdens het lezen van het onderwerp drukt u de joystick naar links of naar rechts om de andere onderwerpen in dezelfde categorie weer te geven.
Als u tussen de toepassing en Help wilt schakelen, houdt u ingedrukt.

Zelfstudie

Selecteer > Help > Zelfstudie. De zelfstudie geeft informatie over het apparaat en laat zien hoe u het kunt gebruiken.

De Instelwizard

Selecteer > Instrumenten > Instelwizard. Met de Instelwizard kunt u het apparaat configureren voor de instellingen van de operator (MMS, GPRS en internet), e-mail, PTT
(Push-to-Talk, netwerkdienst) en video delen (netwerkdienst), op basis van de gegevens van uw netwerkoperator. Voor het gebruik van deze diensten moet u mogelijk contact opnemen met de serviceprovider om een gegevensverbinding of
andere diensten te activeren. Als uw draadloze-serviceprovider geen Instelwizard aanbiedt, wordt deze functie mogelijk niet weergegeven in het menu van
uw apparaat. Informeer bij uw serviceprovider of leverancier naar de beschikbaarheid van de Instelwizard.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 20
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
De beschikbaarheid van verschillende instellingsitems in de Instelwizard is afhankelijk van de functies van het apparaat, de SIM­kaart, de draadloze-serviceprovider en de beschikbaarheid van gegevens in de database van de Instelwizard.
Als u de wizard wilt starten, selecteert u Starten. Als u de wizard voor de eerste keer gebruikt, wordt u door de configuratie van de instellingen geleid. Als uw apparaat geen SIM-kaart bevat, moet u uw draadloze-serviceprovider en diens eigen land selecteren. Als het land of de serviceprovider die door de wizard wordt voorgesteld niet klopt, selecteert u het juiste land of de juiste serviceprovider in de lijst. Als de configuratie van de instellingen wordt onderbroken, worden de instellingen niet gedefinieerd. Na het sluiten van de wizard kunt u de geconfigureerde toepassingen gaan gebruiken.
Nadat de Instelwizard de configuratie van de instellingen heeft voltooid, kunt u de hoofdweergave van de wizard openen door
OK te selecteren.
Selecteer Opties in de hoofdweergave en maak een keuze uit de volgende opties:
Operator — Configureer operatorspecifieke instellingen, bijvoorbeeld voor MMS, internet, WAP of streaming.
E-mail — Configureer e-mailinstellingen.
Push to Talk — Configureer PTT-instellingen (Push to Talk).
Video delen — Configureer instellingen voor het delen van video.
De beschikbare opties kunnen verschillen. Als u de Instelwizard niet kunt gebruiken, gaat u naar de website met Nokia-telefooninstellingen op www.nokia.com.

Nokia PC Suite

U kunt Nokia PC Suite installeren vanaf de dvd of via internet. Nokia PC Suite kan alleen worden gebruikt met Windows 2000 en Windows XP. Met Nokia PC Suite kunt u back-ups maken, het apparaat synchroniseren met een compatibele computer, bestanden tussen het apparaat en een compatibele computer uitwisselen of het apparaat gebruiken als modem.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 21

3. Gegevensoverdracht tussen apparaten

Selecteer > Instrumenten > Overdracht. U kunt gegevens, zoals contactpersonen, van een compatibel Nokia-apparaat overbrengen naar uw Nokia E90 Communicator
via Bluetooth of infrarood. Het soort gegevens dat kan worden overgebracht, is afhankelijk van het type apparaat. Als het andere apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt u ook gegevens synchroniseren tussen dat apparaat en uw Nokia E90 Communicator.
Als u gegevens overbrengt van uw vorige apparaat, moet u mogelijk de SIM-kaart in het apparaat plaatsen. In de Nokia E90 Communicator hoeft geen SIM-kaart te worden geplaatst bij het overbrengen van gegevens.
Gegevensoverdracht met Bluetooth
1. Selecteer Doorgaan in de informatieweergave.
2. Selecteer Via Bluetooth. Beide apparaten moeten het geselecteerde verbindingstype ondersteunen.
3. Activeer Bluetooth op het andere apparaat en selecteer Doorgaan op uw Nokia E90 Communicator om te zoeken naar
apparaten met een actieve Bluetooth-functie.
4. Selecteer Stop op uw Nokia E90 Communicator nadat het andere apparaat is gevonden.
5. Selecteer het andere apparaat in de lijst. U wordt op uw Nokia E90 Communicator gevraagd naar de toegangscode (1 tot 16
cijfers). De toegangscode wordt slechts één keer gebruikt, om deze verbinding te bevestigen.
6. Voer de code in op uw Nokia E90 Communicator en selecteer OK. Voer de toegangscode in op het andere apparaat en selecteer
OK. De apparaten zijn nu gekoppeld. Zie 'Apparaten koppelen', p. 51.
Bij sommige typen apparaten wordt de toepassing Overdr.ggvns in een bericht naar het andere apparaat gestuurd. Als u
Overdr.ggvns op het andere apparaat wilt installeren, opent u het bericht en volgt u de instructies op het scherm.
7. Selecteer met de Nokia E90 Communicator de gegevens die u van het andere apparaat wilt kopiëren. Gegevensoverdracht met infrarood
1. Selecteer Doorgaan in de informatieweergave.
2. Selecteer Via infrarood. Beide apparaten moeten het geselecteerde verbindingstype ondersteunen.
3. Breng een verbinding tussen de twee apparaten tot stand. Zie 'Infrarood ', p. 52.
4. Selecteer met de Nokia E90 Communicator de gegevens die u van het andere apparaat wilt kopiëren en selecteer OK. Gegevens worden vanuit het geheugen van het andere apparaat naar de overeenkomstige locatie op uw apparaat gekopieerd.
De tijd die nodig is om te kopiëren, hangt af van de hoeveelheid gegevens die wordt overgebracht. U kunt ook het kopiëren annuleren en later hervatten.
De benodigde stappen voor gegevensoverdracht kunnen verschillen per apparaat en wijken ook af als u de gegevensoverdracht eerder hebt onderbroken. Welke items u kunt overbrengen, is afhankelijk van het andere apparaat.

Gegevens met een ander apparaat synchroniseren

Als u eerder gegevens hebt overgebracht naar uw Nokia E90 Communicator en als uw andere apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt u Overdr.ggvns gebruiken om de gegevens op beide apparaten up-to-date te houden.
1. Selecteer Telefoons.
2. Selecteer het apparaat vanwaar u de gegevens hebt overgebracht.
3. Selecteer Telefoons. De apparaten beginnen met synchroniseren via de verbinding die u had geselecteerd tijdens de
oorspronkelijke gegevensoverdracht. Alleen de gegevens die u oorspronkelijk had geselecteerd voor gegevensoverdracht, worden gesynchroniseerd.
Als u de instellingen voor gegevensoverdracht en synchronisatie wilt wijzigen, selecteert u achtereenvolgens Telefoons, het desbetreffende apparaat en Bewerken.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 22

4. Telefoon

Een oproep beantwoorden

Opmerking: De uiteindelijke rekening van de serviceprovider voor oproepen en diensten kan variëren, afhankelijk van
de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort. Voordat u een oproep kunt plaatsen of ontvangen, moet het apparaat zijn ingeschakeld, voorzien zijn van een geldige SIM-kaart
en zich binnen het bereik van het netwerk bevinden.
Druk op de beltoets om een oproep te beantwoorden.
Druk op de eindetoets om de oproep te weigeren.
Als u de beltoon wilt dempen in plaats van een oproep te beantwoorden, selecteert u Stil.
Als u een actief gesprek hebt en de wachtfunctie is geactiveerd, drukt u bij een nieuwe inkomende oproep op de beltoets om deze te beantwoorden. De eerste oproep wordt dan in de wachtstand gezet. Druk op de eindetoets om de actieve oproep te beëindigen.

Een oproep plaatsen

Belangrijk: Als het apparaat vergrendeld is, moet u de beveiligingscode invoeren om de telefoonfunctie te activeren.
Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u soms nog wel het alarmnummer kiezen. Als u een alarmnummer wilt
kiezen terwijl het apparaat in het profiel Offline staat of wanneer het apparaat is vergrendeld, is het noodzakelijk dat
het nummer door het apparaat wordt herkend als alarmnummer. Het verdient aanbeveling het profiel te wijzigen of
de vergrendeling van het apparaat op te heffen door de beveiligingscode in te voeren voordat u het alarmnummer
kiest.
Als u een oproep wilt plaatsen, voert u het netnummer en abonneenummer in en drukt u op de beltoets.
Tip: Voor internationale oproepen voert u het plusteken (+) in dat de internationale toegangscode vervangt, en voert
u de landcode, het netnummer (laat zo nodig de eerste 0 weg) en het abonneenummer in.
Als u de oproep wilt beëindigen of de kiespoging wilt annuleren, drukt u op de eindetoets.
Als u een oproep wilt plaatsen aan een opgeslagen contact, selecteert u in de stand-by modus Contacten. Voer de eerste letters van de naam in, ga naar de naam en druk op de beltoets. Zie 'Contacten', p. 39.
Als u een oproep wilt plaatsen met behulp van het logboek, drukt u op de beltoets om de 20 laatstgekozen nummers weer te geven. Ga naar het gewenste nummer of de gewenste naam en druk op de beltoets. Zie 'Logboek ', p. 28.
Als u het volume van een actieve oproep wilt aanpassen, drukt u de navigatietoets naar rechts of links.
Als u van een spraakoproep wilt overschakelen naar een video-oproep, selecteert u Opties > Naar video-oproep. Het apparaat beëindigt de spraakoproep en plaatst een video-oproep aan de andere partij.

Een conferentiegesprek voeren

1. Als u een conferentiegesprek wilt voeren, toetst u het nummer van een deelnemer in en drukt u op de beltoets.
2. Als de deelnemer antwoordt, selecteert u Opties > Nieuwe oproep.
3. Nadat u alle deelnemers hebt gebeld, selecteert u Opties > Conferentie om de oproepen samen te voegen tot een
conferentiegesprek.
Als u de microfoon van uw apparaat tijdens een oproep wilt dempen, selecteert u Opties > Dempen.
Als u een deelnemer uit het conferentiegesprek wilt verwijderen, gaat u naar de desbetreffende deelnemer en selecteert u
Opties > Conferentie > Deelnemer verwijd..
Als u onderling met een deelnemer aan het conferentiegesprek wilt overleggen, gaat u naar de desbetreffende deelnemer en selecteert u Opties > Conferentie > Privé.

Video-oproepen

Als u een video-oproep wilt verzenden of ontvangen, moet u zich binnen het bereik van een UMTS-netwerk bevinden. Informeer bij uw netwerkoperator of serviceprovider naar de beschikbaarheid en abonnementen. Als de ontvanger een compatibele mobiele telefoon heeft, ziet u tijdens het spreken in real-time videobeelden van deze persoon. De videobeelden die door de camera op uw eigen apparaat worden vastgelegd, worden bij de andere persoon weergegeven. Een video-oproep is alleen mogelijk tussen twee partijen.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 23
T e l e f o o n
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume
erg luid kan zijn.
Als u een video-oproep wilt plaatsen, voert u het telefoonnummer in of selecteert u de ontvanger van de video-oproep in Contacten. Selecteer vervolgens Opties > Bellen > Video-oproep. Als de video-oproep begint wordt, bij gebruik van de covertelefoon, de camera aan de achterzijde van het apparaat geactiveerd. Als de communicator is geopend, wordt de camera op de communicator geactiveerd. Is de camera reeds in gebruik, dan wordt het verzenden van videobeelden uitgeschakeld. Als de ontvanger van de oproep geen videobeelden terug wil zenden, wordt in plaats daarvan een afbeelding weergegeven. Deze kunt u instellen in > Instrumenten > Instell. > Telefoon > Oproep > Afb. in video-oproep.
Als u het verzenden van audio, video, of video en audio wilt uitschakelen, selecteert u Opties > Uitschakelen > Audio
verzenden, Video verzenden, of Audio & video vrzndn.
Als u het ontvangen geluid wilt horen via de luidspreker, selecteert u Opties > Luidspreker insch.. Wilt u de luidspreker dempen en het luistergedeelte gebruiken, dan selecteert u Opties > Telefoon insch..
Als u de plaats van de beelden wilt omwisselen, selecteert u Opties > Beeld wisselen.
Als u het beeld op het scherm wilt vergroten of verkleinen, selecteert u Opties > Inzoomen of Uitzoomen.
Als u de video-oproep wilt beëindigen en een nieuwe spraakoproep naar dezelfde ontvanger wilt plaatsen, selecteert u
Opties > Naar spraakoproep.

Video delen

Als u tijdens een spraakoproep video's wilt delen (netwerkdienst), moet u de instellingen voor het SIP-profiel (Session Initiation Protocol) configureren. Ga hiervoor naar uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
Ook moet u de netwerkmodus instellen op UMTS. Ga hiervoor naar > Instrumenten > Instell. > Telefoon > Netwerk.
> Instrumenten > Instell. > Verbinding > SIP-instellingen. Neem contact op met

Een video delen

1. Plaats een spraakoproep aan de geselecteerde persoon. De ontvanger moet beschikken over een compatibele telefoon. Als
de oproep is beantwoord en uw apparaat bij een SIP-server is geregistreerd, kunt u een een video delen.
2. Selecteer Opties > Video delen > Live video of Opgenomen clip om live video of een videoclip van uw apparaat te verzenden.
Als u de clip eerst wilt bekijken, selecteert u Opties > Afspelen.
3. Selecteer de ontvanger in Contacten, of voer het telefoonnummer of SIP-adres handmatig in om een uitnodiging te
verzenden. Het delen begint automatisch als de ontvanger accepteert.
4. Als u het delen van de video wilt beëindigen, selecteert u Stop. De spraakoproep blijft dan gewoon actief.

Een uitnodiging voor video delen ontvangen

Als u een uitnodiging voor video delen ontvangt, wordt er een bericht weergegeven met de naam of het SIP-adres van de beller.
Als u de uitnodiging wilt accepteren en het delen beginnen, selecteert u Accept..
Als u de uitnodiging wilt weigeren, selecteert u Weigeren. De spraakoproep blijft dan gewoon actief.

Internetoproepen

Met uw apparaat kunt u gesprekken via het internet (netgesprekken) voeren. Uw apparaat zal bij het kiezen van alarmnummers in de eerste plaats gebruikmaken van mobiele netwerken. Als het kiezen van een alarmnummer over een mobiel netwerk niet gelukt is, zal uw apparaat proberen het alarmnummer via uw provider te bellen. Vanwege de gevestigde aard van mobiele telefonie, moet u, indien mogelijk, gebruikmaken van mobiele netwerken om een alarmnummer te bellen. Zorg ervoor dat uw mobiele telefoon ingeschakeld is en gereed is om een nummer te kiezen voordat u een alarmnummer belt, als er dekking van een mobiel netwerk beschikbaar is. De mogelijkheid om via internettelefonie een alarmnummer te bellen, hangt af van de beschikbaarheid van een WLAN-netwerk en de implementatie van alarmoproepmogelijkheden van uw provider. Neem contact op met uw provider om na te gaan of het bellen van een alarmnummer via het internet mogelijk is.
Selecteer > Connect. > Internettel.. Met de dienst voor internetoproepen (netwerkdienst) kunt u oproepen verzenden en ontvangen via internet met de VoIP-
technologie (Voice over Internet Protocol). Internetoproepen kunnen worden verzonden tussen twee computers, tussen mobiele telefoons en tussen een VoIP-apparaat en een traditionele telefoon. Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen, moet uw apparaat zich binnen het bereik van een WLAN-netwerk bevinden.
De beschikbaarheid van de dienst voor internetoproepen kan per of regio verschillen.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 24
T e l e f o o n

Een nieuw profiel voor internetoproepen maken

U kunt pas internetoproepen verzenden of ontvangen als u een profiel voor internetoproepen hebt gemaakt.
1. Selecteer > Instrumenten > Instell. > Verbinding > SIP-instellingen > Opties > Nieuw SIP-profiel en voer de vereiste
gegevens in. Controleer of Registratie is ingesteld op Altijd aan. Neem voor de juiste instellingen contact op met uw aanbieder voor internetoproepen.
2. Selecteer Proxyserver > Overdrachtstype > Auto.
3. Selecteer Terug totdat u terug bent in de hoofdweergave voor Verbinding-instellingen.
4. Selecteer Internettelefoon > Opties > Nieuw profiel. Voer een naam in voor het profiel en selecteer het SIP-profiel dat u
zojuist hebt gemaakt.
Als u wilt instellen welk profiel moet worden gebruikt als u automatisch verbinding maakt met de service voor internetoproepen, selecteert u > Connect. > Internettel. > Voorkeursprofiel.
Als u zich handmatig wilt aanmelden bij de dienst voor internetoproepen, selecteert u Registratie > Wanneer nodigen
Overdrachtstype > UDPof TCP in de SIP-instellingen als u een profiel voor internetoproepen maakt.

Verbinding maken met de dienst voor internetoproepen

Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen, moet uw apparaat verbinding hebben met een dienst voor internetoproepen. Als u hebt gekozen voor automatisch aanmelden, wordt automatisch verbinding gemaakt met de dienst voor internetoproepen. Als u zich handmatig aanmeldt bij de dienst, kiest u een beschikbaar netwerk in de lijst en selecteert u
Selecteer.
De lijst met netwerken wordt elke 15 seconden automatisch vernieuwd. Als u de lijst handmatig wilt vernieuwen, selecteert u
Opties > Vernieuwen. Gebruik deze optie als uw WLAN-netwerk niet in de lijst staat.
Als u een dienst voor internetoproepn voor uitgaande oproepen wilt selecteren als het apparaat verbinding heeft met meerdere diensten, selecteert u Opties > Service wijzigen.
Als u nieuwe diensten wilt configureren, selecteert u Opties > Service configureren. Deze optie wordt alleen weergegeven als er diensten zijn die nog niet zijn geconfigureerd.
Als u het netwerk wilt opslaan waarmee u momenteel verbinding hebt, selecteert u Opties > Netwerk opslaan. De opgeslagen netwerken worden met een sterretje gemarkeerd in de lijst met netwerken.
Als u met een verborgen WLAN verbinding wilt maken met een dienst voor internetoproepen, selecteert u Opties > Verborgen
netwerk gebr..
Als u de verbinding met een dienst voor internetoproepen wilt verbreken, selecteert u Opties > Verb. met serv. verbr..

Internetoproepen verzenden

U kunt een internetoproep verzenden vanuit alle toepassingen waarmee u een reguliere spraakoproep kunt verzenden. Ga in Contacten bijvoorbeeld naar het gewenste contact en selecteer Bellen > Opties > Internetoproep.
Als u een internetoproep wilt verzenden in de stand-by modus, voert u het telefoonnummer of internetadres in en drukt u op de beltoets.
Als u met het toetsenbord van de cover een netoproep wilt verzenden naar een adres dat niet met een cijfer begint, drukt u op een willekeurige cijfertoets als het apparaat in de stand-by modus staat en drukt u vervolgens enkele seconden op # om het scherm leeg te maken en over te schakelen van de cijfermodus naar de lettermodus. Toets het adres in en druk op de beltoets.
Als u internetoproepen wilt instellen als het voorkeursoproeptype voor uitgaande oproepen, selecteert u > Connect. >
Internettel. > Opties > Instellingen > Standaardoproeptype > Internetoproep. Als het apparaat verbinding heeft met een
dienst voor internetoproepen, worden alle oproepen verzonden als internetoproepen.

Snelkeuze

Selecteer > Instrumenten > Instell. > Telefoon > Oproep > Snelkeuze > Aan. Met de snelkeuzefunctie kunt u een nummer kiezen door een cijfertoets ingedrukt te houden in de stand-by modus.
Als u een cijfertoets aan een telefoonnummer wilt toewijzen, selecteert u > Instrumenten > Snelkeuze. Ga naar de cijfertoets (2 - 9) op het scherm en selecteer Opties > Toewijz.. Selecteer het gewenste nummer in Contacten.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt verwijderen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt wijzigen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert u
Opties > Wijzigen.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 25
T e l e f o o n

Oproepen omleiden

Selecteer U kunt inkomende oproepen omleiden naar uw voicemail of naar een ander telefoonnummer. Neem contact op met uw
serviceprovider voor meer informatie. Kies of u spraak-, gegevens- of faxoproepen wilt omleiden en maak een keuze uit de volgende opties:
Alle spraakoproepen, Alle gegevensoproepen, of Alle faxoproepen — Alle inkomende spraak-, gegevens- of faxoproepen
omleiden.
Indien bezet — Inkomende oproepen omleiden als u een actief gesprek hebt.
Als niet aangenomen — Inkomende oproepen omleiden als het apparaat gedurende een bepaalde periode is overgegaan.
Selecteer in de lijst Wachttijd: hoe lang het apparaat overgaat voordat de oproep wordt omgeleid.
Indien buiten bereik — Oproepen omleiden wanneer het apparaat is uitgeschakeld of geen netwerkbereik heeft.
Als niet beschikbaar — De laatste drie instellingen tegelijk activeren. Met deze optie worden oproepen omgeleid als het
apparaat bezet is, niet wordt beantwoord of buiten bereik van een netwerk is.
Als u de huidige status voor het omleiden van oproepen wilt controleren, gaat u naar de omleidoptie en selecteert u Opties >
Controleer status.
Als u het omleiden van oproepen wilt beëindigen, gaat u naar de omleidoptie en selecteert u Opties > Annuleer.
> Instrumenten > Instell. > Telefoon > Doorschakelen.

Het nummer definiëren voor het doorschakelen van oproepen

Selecteer > Instrumenten > Instell. > Telefoon > Doorschakelen.
Als u oproepen wilt doorschakelen naar uw voicemail, selecteert u een oproeptype en een doorschakeloptie en selecteert u vervolgens Opties > Activeren > Naar voicemailbox.
Als u oproepen wilt doorschakelen naar een ander telefoonnummer, selecteert u een oproeptype en een doorschakeloptie en selecteert u vervolgens Opties > Activeren > Drgesch. naar:. Voer in het veld Nummer: een nummer in of selecteer Zoeken om een nummer op te halen dat is opgeslagen in Contactpersonen.

Oproepen blokkeren

Selecteer U kunt de oproepen blokkeren die met het apparaat kunnen worden uitgevoerd of ontvangen (netwerkdienst). Als u de
instellingen wilt wijzigen, moet u beschikken over het blokkeerwachtwoord van de serviceprovider. Het blokkeren van oproepen heeft invloed op alle oproepen, ook gegevensoproepen.
De functies voor het blokkeren en doorschakelen van oproepen kunnen niet tegelijkertijd actief zijn. Wanneer oproepen zijn geblokkeerd, kunt u soms nog wel officiële alarmnummers kiezen.
Als u oproepen wilt blokkeren, selecteert u Sprkoproepen blokkeren en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Uitgaande oproepen — Spraakoproepen met het apparaat voorkomen.
Inkomende oproepen — Inkomende oproepen blokkeren.
Internation. oproepen — Oproepen naar het buitenland voorkomen.
Ink. opr. in buitenland — Oproepen blokkeren wanneer u zich in het buitenland bevindt.
Int. opr. niet nr vaderl. — Oproepen naar het buitenland blokkeren maar oproepen naar uw eigen land toestaan.
Als u de status van oproepblokkeringen wilt controleren, selecteert u de blokkeeroptie en selecteert u Opties > Controleer
status.
Als u alle spraakoproepen wilt blokkeren, selecteert u een blokkeeroptie en selecteert u Opties > Alle blokk. annul..

Internetoproepen blokkeren

Als u internetoproepen wilt blokkeren, selecteert u > Instrumenten > Instell. > Blokkeren > Internetopr. blokkeren.
Als u internetoproepen van anonieme bellers wilt weigeren, selecteert u Anonieme oprpn blokkrn > Aan.

Het blokkeerwachtwoord wijzigen

> Instrumenten > Instell. > Telefoon > Blokkeren.
Als u het wachtwoord voor het blokkeren van spraak-, fax- en gegevensoproepen wilt wijzigen, selecteert u >
Instrumenten > Instell. > Blokkeren > Sprkoproepen blokkeren > Opties > Blokk. wachtw. wijz.. Voer het huidige
wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal het nieuwe wachtwoord in. Het blokkeerwachtwoord moet u vier cijfers bestaan. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 26
T e l e f o o n

DTMF-tonen verzenden

U kunt DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency) verzenden tijdens een actieve oproep om de voicemailbox of andere telefoondiensten te besturen.
Een DTMF-toonreeks verzenden
1. Plaats een oproep en wacht totdat deze wordt beantwoord.
2. Selecteer
3. Voer de DTMF-toonreeks in of selecteer een vooraf gedefinieerde toonreeks. Een DTMF-toonreeks aan een contactkaart koppelen
1. Selecteer > Contacten. Open een contact en selecteer Opties > Bewerken > Opties > Detail toevoegen > DTMF.
2. Voer de toonreeks in. Als u een onderbreking van circa 2 seconden tussen de tonen wilt invoegen, voert u een p in. Als u het
apparaat zodanig wilt instellen dat de DTMF-tonen pas worden verzonden nadat u tijdens een oproep DTMF verzenden hebt
geselecteerd, voert u een w in.
3. Selecteer Gereed.
> Opties > DTMF verzenden.

Voicemail

Selecteer > Instrumenten > Opr.mailbox. Wanneer u de voicemailtoepassing voor het eerst opent, wordt u gevraagd om het nummer van de voicemail in te voeren.
Als u de voicemail wilt bellen, selecteert u Opties > Voicemailbox bellen.
Als u instellingen voor internetoproepen op het apparaat hebt geconfigureerd en u beschikt over een mailbox voor internetoproepen, kunt u de mailbox bellen door Mlbx vr intrnetoprpn > Opties > Voicemailbox bellen te selecteren.
Als u in de stand-by modus de voicemail wilt bellen, houdt u 1 ingedrukt of drukt u op 1 en vervolgens op de beltoets. Als u een mailbox voor internetoproepen hebt gedefinieerd, geeft u aan of u de mailbox voor voicemail of voor internetoproepen wilt bellen.
Als u het nummer van de voicemailbox wilt wijzigen, selecteert u achtereenvolgens de mailbox en Opties > Nummer
wijzigen.
Als u het adres van de mailbox voor internetoproepen wilt wijzigen, selecteert u achtereenvolgens de mailbox en Opties >
Adres wijzigen.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 27

5. Logboek

Selecteer > Logboek. In het logboek kunt u informatie bekijken over de communicatiegeschiedenis van het apparaat. Gemiste en ontvangen oproepen
worden alleen geregistreerd als het netwerk deze functies ondersteunt, het apparaat aan staat en zich binnen het bereik van de netwerkdienst bevindt.
Als u onlangs gemiste, ontvangen en gekozen oproepen wilt weergeven, selecteert u Recente opr..
Tip: Als u Gebelde nrs. in de stand-by modus wilt openen, drukt u op de beltoets.
Als u bij benadering de duur van oproepen naar en van uw apparaat wilt weergeven, selecteert u Duur oproep.
Als u de hoeveelheid gegevens wilt weergeven die tijdens packet-gegevensverbindingen worden overgedragen, selecteert u
Packet-ggvns.

Alle communicatie controleren

Als u alleen gespreksoproepen, tekstberichten of gegevensverbindingen wilt controleren die worden geregistreerd door het apparaat, opent u het tabblad voor het algemene logboek.
Als u gedetailleerde informatie over een communicatiegebeurtenis wilt weergeven, gaat u naar de gebeurtenis en drukt u op de navigatietoets.
Tip: Subgebeurtenissen, zoals een tekstbericht dat in meerdere delen is verzonden en packet-gegevensverbindingen,
worden geregistreerd als één communicatiegebeurtenis. Verbindingen met uw mailbox, MMS-centrale of webpagina's
worden weergegeven als packet-gegevensverbindingen.
Als u het telefoonnummer uit een communicatiegebeurtenis wilt toevoegen aan Contacten, selecteert u Opties > Opslaan in
Contacten en selecteert u een nieuw of bestaand contact.
Als u het nummer wilt kopiëren en plakken, bijvoorbeeld in een tekstbericht, selecteert u Opties > Nummer kopiëren.
Als u één type communicatiegebeurtenis of communicatiegebeurtenissen met één andere partij wilt weergeven, selecteert u
Opties > Filter en selecteert u het gewenste filter.
Als u de inhoud van het logboek, het register met recente oproepen en afleveringsrapporten voor berichten permanent wilt wissen, selecteert Opties > Logboek wissen.

Bellen en berichten verzenden vanuit het logboek

Als u een beller wilt terugbellen, selecteert u Recente opr. en opent u Gemiste opr., Ontvangen opr. of Gebelde nrs.. Selecteer de beller en Opties > Bellen.
Als u een beller wilt antwoorden met een bericht, selecteert u Recente opr. en opent u Gemiste opr., Ontvangen opr. of Gebelde
nrs.. Selecteer de beller en selecteer Opties > Ber. opstellen. U kunt tekstberichten en multimediaberichten verzenden.

Logboekinstellingen

Selecteer Opties > Instellingen.
Als u wilt instellen hoe lang communicatiegebeurtenissen in het logboek moeten worden bewaard, selecteert u Duur vermelding
log en de tijd. Als u Geen logboek selecteert, wordt de volledige inhoud van het logboek permanent verwijderd.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 28

6. Berichten

Selecteer > Berichten. In Berichten (netwerkdienst) kunt u SMS-berichten, multimediaberichten en e-mailberichten verzenden en ontvangen. U kunt
ook webdienstberichten, infodienstberichten en speciale berichten met gegevens ontvangen en dienstopdrachten verzenden. Voordat u berichten kunt verzenden of ontvangen, moet u wellicht het volgende doen:
Een geldige SIM-kaart in het apparaat plaatsen en controleren of het apparaat zich binnen het bereik van een netwerk bevindt.
Controleren of het netwerk de berichtfuncties ondersteunt die u wilt gebruiken en of deze zijn geactiveerd op de SIM-kaart.
Het internettoegangspunt (IAP) definiëren in het apparaat. Zie 'Toegangspunten', p. 76.
Instellingen voor de e-mailaccount definiëren in het apparaat. Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 37.
De SMS-instellingen definiëren in het apparaat. Zie 'Instellingen voor SMS-berichten', p. 36.
De MMS-instellingen definiëren in het apparaat. Zie 'Instellingen voor multimediaberichten', p. 36.
Het is mogelijk dat het apparaat de serviceprovider van de SIM-kaart herkent en sommige berichtinstellingen automatisch configureert. Als dat niet gebeurt, moet u deze instellingen handmatig definiëren of contact opnemen met uw serviceprovider voor het configureren van de instellingen.
Berichten en gegevens die via Bluetooth- of infraroodverbindingen worden ontvangen, worden opgeslagen in de map Inbox. E-mailberichten worden opgeslagen in Mailbox. Berichten die u hebt opgesteld, kunnen worden opgeslagen in de map
Ontwerpen. Berichten die nog moeten worden verzonden, worden opgeslagen in de map Outbox en berichten die al zijn
verzonden, met uitzondering van Bluetooth- en infraroodberichten, worden opgeslagen in de map Verzonden.
Tip: Berichten worden in de Outbox geplaatst, bijvoorbeeld als uw apparaat geen netwerkbereik heeft. U kunt ook
instellen dat e-mailberichten moeten worden verstuurd zodra er weer verbinding is met de externe mailbox.
Als u bij het netwerk een afleveringsrapport wilt aanvragen voor de tekstberichten en MMS-berichten die u hebt verzonden (netwerkdienst), selecteert u Opties > Instellingen > SMS of Multimediabericht > Rapport ontvangen. De rapporten worden opgeslagen in de map Rapporten.

Berichten indelen

Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Mijn mappen > Opties > Nieuwe map.
Als u de naam van een map wilt wijzigen, selecteert u Opties > Naam map wijzigen. U kunt alleen de naam wijzigen van mappen die u zelf hebt gemaakt.
Als u een bericht wilt verplaatsen naar een andere map, selecteert u Opties > Verplaats naar map, de map en OK.
Als u berichten in een bepaalde volgorde wilt sorteren, selecteert u Opties > Sorteren op. U kunt berichten sorteren op
Datum, Afzender, Onderwerp en Berichttype.
Als u de eigenschappen van een bericht wilt weergeven, selecteert u het bericht en Opties > Berichtgegevens.

Berichtenlezer

De berichtlezer leest uw ontvangen tekstberichten hardop voor.
Als u een bericht wilt afspelen, houdt u de linkerselectietoets ingedrukt wanneer u een tekstbericht ontvangt.
Als u een bericht in de Inbox of een mailbox wilt lezen, selecteert u Opties > Luisteren.
Als u het volgende bericht in de Inbox of de mailbox wilt laten voorlezen, gaat u omlaag. Als u het bericht nogmaals wilt laten voorlezen, gaat u omhoog. Ga aan het begin van het bericht omhoog om het vorige bericht te horen.
Navigeer naar links of rechts om het volume aan te passen.
U kunt het voorlezen onderbreken door de linkerselectietoets kort in te drukken. U kunt doorgaan door de linkerselectietoets nogmaals kort in te drukken.
Als u het voorlezen wilt beëindigen, drukt u op de eindtoets.
Als u de stemeigenschappen wilt instellen, selecteert u > Instrumenten > Spraak.

SMS-berichten

Selecteer > Berichten. Met uw apparaat kunnen tekstberichten worden verzonden die langer zijn dan de tekenlimiet voor één bericht. Langere
berichten worden verzonden als twee of meer berichten. Uw serviceprovider kan hiervoor de desbetreffende kosten in rekening
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 29
B e r i c h t e n
brengen. Tekens met accenten of andere symbolen en tekens in sommige taalopties nemen meer ruimte in beslag, waardoor het aantal tekens dat in één bericht kan worden verzonden, wordt beperkt.
1. Als u een SMS-bericht wilt schrijven, selecteert u Nieuw bericht > SMS.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen
vanuit Contacten. Als u meer dan één nummer invoert, moet u de nummers scheiden met een puntkomma.
3. Voer de tekst van het bericht in. Als u een sjabloon wilt gebruiken, selecteert u Opties > Invoegen > Sjabloon.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
Opmerking: Uw apparaat kan aangeven dat uw boodschap naar het nummer van de berichtencentrale dat in uw apparaat is geprogrammeerd is verzonden. Het is mogelijk dat het apparaat niet aangeeft of de boodschap op de bedoelde bestemming is ontvangen. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over berichtdiensten.

Verzendopties voor SMS-berichten

Als u een berichtencentrale wilt kiezen voor het verzenden van het bericht, selecteert u Opties > Zendopties > Ber.centrale in
gebr..
Als u wilt dat het netwerk u afleveringsrapporten voor uw berichten stuurt (netwerkdienst), selecteert u Opties > Zendopties >
Rapport ontvangen > Ja.
Als u wilt instellen hoe lang de berichtencentrale blijft proberen uw bericht te verzenden (netwerkdienst) als de eerste poging is mislukt, selecteert u Opties > Zendopties > Geldigheid bericht. Als de ontvanger niet kan worden bereikt binnen de gestelde periode, wordt het bericht uit de berichtencentrale verwijderd.
Als u het bericht naar een andere indeling wilt converteren, selecteert u Opties > Zendopties > Ber. verzonden als > Tekst,
Fax, Semafoonbericht of E-mail. Wijzig deze optie alleen als u zeker weet dat de berichtencentrale SMS-berichten kan converteren
naar deze andere indelingen. Neem contact op met uw netwerkoperator.

SMS-berichten op de SIM-kaart

Selecteer Opties > SIM-berichten. U kunt SMS-berichten op de SIM-kaart opslaan. Als u de SIM-berichten wilt weergeven, moet u de berichten eerst kopiëren naar
een map op het apparaat. Wanneer u de berichten naar een map hebt gekopieerd, kunt u ze weergeven in deze map of ze van de SIM-kaart verwijderen.
1. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit > Markeren of Alle markeren om alle berichten te markeren.
2. Selecteer Opties > Kopiëren.
3. Selecteer een map en kies OK om te beginnen met kopiëren.
Als u berichten die zijn opgeslagen op de SIM-kaart wilt weergeven, gaat u naar de map waarin u de berichten hebt gekopieerd en opent u een bericht.

Beeldberichten

Selecteer > Berichten.
Opmerking: De functie voor beeldberichten kan alleen worden gebruikt als uw serviceprovider hiervoor ondersteuning
biedt. Alleen compatibele apparaten die deze functie ondersteunen, kunnen beeldberichten ontvangen en weergeven.
De manier waarop een bericht wordt weergegeven, kan verschillen, afhankelijk van het ontvangende apparaat.
Als u een beeldbericht wilt weergeven, opent u het bericht vanuit de map Inbox. Een beeldbericht doorsturen
1. Als u het bericht wilt doorsturen, selecteert u Opties > Doorsturen.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een ontvanger toe te voegen
vanuit Contacten. Als u meer dan één nummer invoert, moet u de nummers scheiden met een puntkomma.
3. Voer de tekst voor uw bericht in. De tekst kan maximaal 120 tekens bevatten. Als u een sjabloon wilt gebruiken, selecteert
u Opties > Invoegen > Sjabloon.
4. Selecteer Opties > Verzenden.

Multimediaberichten

Alleen compatibele apparaten die deze functie ondersteunen, kunnen multimediaberichten ontvangen en weergeven. De manier waarop een bericht wordt weergegeven, kan verschillen, afhankelijk van het ontvangende apparaat.
Selecteer > Berichten.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden. 30
Loading...
+ 73 hidden pages