aan het einde van de levensduur van het product. Dit geldt voor uw apparaat, maar ook voor alle toebehoren die van dit symbool zijn voorzien. Bied deze producten niet aan bij het
gewone huisvuil. Meer informatie vindt u op www.nokia.com onder het product Eco-Verklaring of bij de landspecifieke informatie.
Nokia, Nokia Connecting People, Nokia Care, Eseries, E65, Nav en Pop-Port zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Nokia tune is een geluidsmerk van
Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden.
This product includes software licensed from Symbian Software Ltd (c) 1998-2006. Symbian and Symbian OS are trademarks of Symbian Ltd.
Java and all Java-based marks are trademarks or registered trademarks of Sun Microsystems, Inc.
This product is licensed under the MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) for personal and noncommercial use in connection with information which has been encoded in compliance with
the MPEG-4 Visual Standard by a consumer engaged in a personal and noncommercial activity and (ii) for use in connection with MPEG-4 video provided by a licensed video provider. No license
is granted or shall be implied for any other use. Additional information, including that related to promotional, internal, and commercial uses, may be obtained from MPEG LA, LLC. See http://
www.mpegla.com.
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) voor privé- en niet-commercieel gebruik in verband met informatie die is geëncodeerd volgens de visuele norm
MPEG-4 door een consument in het kader van een privé- en niet-commerciële activiteit en (ii) voor gebruik in verband met MPEG-4-videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder
is verstrekt. Voor ieder ander gebruik is of wordt expliciet noch impliciet een licentie verstrekt. Aanvullende informatie, waaronder informatie over het gebruik voor promotionele doeleinden,
intern gebruik en commercieel gebruik, is verkrijgbaar bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com.
Nokia voert een beleid dat gericht is op voortdurende ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de
producten die in dit document worden beschreven.
VOOR ZOVER MAXIMAAL TOEGESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELJKE RECHT, ZAL NOKIA OF EEN VAN HAAR LICENTIEHOUDERS ONDER GEEN OMSTANDIGHEID AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR ENIG VERLIES
VAN GEGEVENS OF INKOMSTEN OF VOOR ENIGE BIJZONDERE, INCIDENTELE OF INDIRECTE SCHADE OF GEVOLGSCHADE VAN WELKE OORZAAK DAN OOK.
DE INHOUD VAN DIT DOCUMENT WORDT ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE VERSTREKT. TENZIJ VEREIST KRACHTENS HET TOEPASSELIJKE RECHT, WORDT GEEN ENKELE GARANTIE GEGEVEN BETREFFENDE
DE NAUWKEURIGHEID, BETROUWBAARHEID OF INHOUD VAN DIT DOCUMENT, HETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ IMPLICIET, DAARONDER MEDE BEGREPEN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES
BETREFFENDE DE VERKOOPBAARHEID EN DE GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. NOKIA BEHOUDT ZICH TE ALLEN TIJDE HET RECHT VOOR ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING DIT DOCUMENT
TE WIJZIGEN OF TE HERROEPEN.
De beschikbaarheid van bepaalde producten en toepassingen voor deze producten kan per regio verschillen. Neem contact op met uw Nokia leverancier voor details en de beschikbaarheid
van taalopties.
Exportbepalingen
Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en regelgeving betreffende export van de V.S. en andere landen. Ontwijking in strijd met de
wetgeving is verboden.
MEDEDELING FCC/INDUSTRIE CANADA
Dit apparaat kan TV- of radiostoringen veroorzaken (bijvoorbeeld als u in de nabijheid van de ontvangapparatuur een telefoon gebruikt). De Federal Communications Commision (FCC) of
Industrie Canada kunnen u vragen niet langer uw telefoon te gebruiken als deze storingen niet verholpen kunnen worden. Neem contact op met uw lokale servicedienst als u hulp nodig hebt.
Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. De werking is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat veroorzaakt geen schadelijke storingen, en (2) dit apparaat
moet storingen van buitenaf die een ongewenste werking tot gevolg hebben accepteren. Veranderingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk door Nokia zijn goedgekeurd, kunnen het recht
van de gebruiker om met deze apparatuur te werken tenietdoen.
Modelnummer: Nokia E65-1.
9255217/Uitgave 1
Hierbij verklaart NOKIA CORPORATION dat het product RM-208 in overeenstemming is met de essentiële eisen en andere relevante bepalingen van richtlijn
1999/5/EG. Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website: http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
De doorgestreepte container wil zeggen dat het product binnen de Europese gemeenschap voor gescheiden afvalverzameling moet worden aangeboden
Inhoudsopgave
Voor uw veiligheid.......................................................................6
Over dit apparaat.......................................................................................6
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding
voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Houd u aan de lokale wetgeving. Houd terwijl u rijdt uw handen vrij om uw voertuig te besturen. De verkeersveiligheid dient uw
eerste prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN ZIEKENHUIZEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in de nabijheid van medische apparatuur.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN VLIEGTUIGEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Draadloze apparatuur kan storingen veroorzaken in vliegtuigen.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT TIJDENS HET TANKEN
Gebruik het apparaat niet in een benzinestation. Gebruik het apparaat niet in de nabijheid van brandstof of chemicaliën.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN DE BUURT VAN EXPLOSIEVEN
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Gebruik het apparaat niet waar explosieven worden gebruikt.
GEBRUIK HET APPARAAT VERSTANDIG
Gebruik het apparaat alleen in de normale positie zoals in de productdocumentatie wordt uitgelegd. Raak de antenne niet onnodig
aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.
MAAK BACK-UPS
Maak een back-up of een gedrukte kopie van alle belangrijke gegevens die in de telefoon zijn opgeslagen.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding van het desbetreffende apparaat te raadplegen
voor uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
ALARMNUMMER KIEZEN
Controleer of de telefoonfunctie van het apparaat ingeschakeld en operationeel is. Druk zo vaak als nodig is op de end-toets om het
scherm leeg te maken en terug te keren naar de stand-by modus. Voer het alarmnummer in en druk op de beltoets. Geef op waar u
zich bevindt. Beëindig het gesprek pas wanneer u daarvoor toestemming hebt gekregen.
Over dit apparaat
Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het EGSM 850/900/1800/1900,
UMTS2100-netwerk. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat aan alle regelgeving en eerbiedig lokale gebruiken, privacy en legitieme
rechten van anderen, waaronder auteursrechten.
Auteursrechtbeschermingsmaatregelen kunnen verhinderen dat bepaalde afbeeldingen, muziek (inclusief beltonen) en andere
inhoud worden gekopieerd, gewijzigd, overgedragen of doorgestuurd.
Dit apparaat ondersteunt internetverbindingen en andere verbindingsmethoden. Net als computers kan uw apparaat blootstaan aan
virussen, schadelijke boodschappen en toepassingen, en andere schadelijke inhoud. Wees voorzichtig en open boodschappen,
accepteer verbindingsverzoeken, download content en accepteer installaties alleen van betrouwbare bronnen. Overweeg de
installatie van antivirussoftware met een periodieke updateservice en het gebruik van een firewall om de beveiliging van het apparaat
te vergroten.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel
het apparaat niet in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan veroorzaken.
De kantoortoepassingen ondersteunen gebruikelijke functies van Microsoft Word, PowerPoint en Excel (Microsoft Office 2000, XP en 2003). Niet
alle bestandsindelingen kunnen worden bekeken of gewijzigd.
Netwerkdiensten
Om de telefoon te kunnen gebruiken, moet u zijn aangemeld bij een aanbieder van een draadloze verbindingsdienst. Veel van de functies
vereisen speciale netwerkfuncties. Deze functies zijn niet op alle netwerken beschikbaar. Er zijn ook netwerken waar u specifieke regelingen
met uw serviceprovider moet treffen voordat u gebuik kunt maken van de netwerkdiensten. Uw serviceprovider kan u instructies geven en
uitleggen hoeveel het kost. Bij sommige netwerken gelden beperkingen die het gebruik van netwerkdiensten negatief kunnen beïnvloeden.
Zo bieden sommige netwerken geen ondersteuning voor bepaalde taalafhankelijke tekens en diensten.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw apparaat. In dat geval worden
deze functies niet in het menu van uw apparaat weergegeven. Uw apparaat kan ook beschikken over een speciale configuratie, zoals
veranderingen in menunamen, menuvolgorde en pictogrammen. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
Dit apparaat ondersteunt WAP 2.0-protocollen (HTTP en SSL) die werken met TCP/IP-protocollen. Voor sommige functies van dit apparaat, zoals
e-mail, internetsurfen, multimediaberichten en het downloaden van inhoud, is netwerkondersteuning vereist.
Toebehoren, batterijen en laders
Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
Controleer het modelnummer van uw lader voordat u deze bij dit apparaat gebruikt. Dit apparaat is bedoeld voor gebruik met een lader van
het type AC-3, AC-4 en AC-5, en voor een lader van het type ACP-8, ACP-9, ACP-12, LCH-8, LCH-9, LCH-12 en AC-1 wanneer de adapter van het type
CA-44 wordt gebruikt.
Waarschuwing: Gebruik alleen batterijen, laders en toebehoren die door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit model. Het
gebruik van alle andere typen kan de goedkeuring of garantie doen vervallen en kan gevaarlijk zijn.
Vraag uw leverancier naar de beschikbaarheid van goedgekeurde toebehoren. Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer als u toebehoren
losmaakt.
Opmerking: Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren
in uw apparaat. In dat geval worden deze functies niet in het menu weergegeven. Verder is uw apparaat mogelijk
speciaal geconfigureerd voor uw netwerkoperator. Deze configuratie kan wijzigingen in pictogrammen, menunamen
en de volgorde van de menu's tot gevolg hebben. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
Modelnummer: Nokia E65-1.
Hierna aangeduid als Nokia E65.
De SIM-kaart en de batterij plaatsen
Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart over beschikbaarheid en voor informatie over het gebruik van SIM-diensten. Dit kan
de serviceprovider of een andere leverancier zijn.
1. Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
Houd de achterzijde van het apparaat naar u toe gericht, druk op de ontgrendelingsknop (1) en schuif de cover in de richting
van de pijl (2).
2. Als de batterij is geïnstalleerd is, tilt u de batterij in de richting van de pijl.
3. Plaats de SIM-kaart zijdelings in de SIM-kaartsleuf. Zorg ervoor dat de contactpunten naar boven zijn gericht en dat de
afgeschuinde hoek van de geheugenkaart naar de onderkant van het apparaat wijst.
Het kan zijn dat u geen SIM-kaart hebt maar een USIM-kaart, een geavanceerde versie van de SIM-kaart voor mobiele UMTStelefoons (netwerkdienst). Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
De geheugenkaart plaatsen
Gebruik alleen compatibele microSD-kaarten die door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Nokia maakt
gebruik van goedgekeurde industriële normen voor geheugenkaarten, maar sommige merken zijn mogelijk niet helemaal
compatibel met dit apparaat zijn. Incompatibele kaarten kunnen de kaart en het apparaat beschadigen en gegevens die op de
kaart staan aantasten.
Met een geheugenkaart spaart u het geheugen van het apparaat. Bovendien kunt u op de geheugenkaart een back-up maken
van de gegevens op het apparaat. Houd alle geheugenkaarten buiten bereik van kleine kinderen.
Het is mogelijk dat bij uw apparaat geen geheugenkaart wordt geleverd. Geheugenkaarten zijn verkrijgbaar als afzonderlijke
toebehoren.
Zie 'Geheugen', p. 21.
1. Verwijder de achtercover.
2. Plaats de geheugenkaart in de sleuf. Zorg ervoor dat de contactpunten van de kaart naar de voorkant van het apparaat zijn
gericht.
3. Duw de kaart op zijn plaats. U hoort een klik als de kaart goed is geplaatst.
4. Plaats het klepje van de batterij terug.
De geheugenkaart uitnemen
1. Druk op de aan/uit-toets en selecteer Geh.krt verwijderen.
2. Verwijder de achtercover.
3. Druk op het uiteinde van de geheugenkaart om deze uit de sleuf te verwijderen.
1. Sluit een compatibele lader aan op een stopcontact.
2. Sluit de netvoedingskabel aan op het apparaat. Als de batterij helemaal leeg is, kan het even duren voordat de indicator
wordt weergegeven.
3. Wanneer de batterij volledig is opgeladen, maakt u eerst de lader los van het apparaat en vervolgens haalt u de lader uit
het stopcontact.
Het apparaat inschakelen
1. Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
2. Als wordt gevraagd om een PIN-code (of een UPIN-code als u een USIM-kaart hebt) of beveiligingscode, voert u de code in
en selecteert u OK.
3. Wanneer u het apparaat voor het eerst inschakelt, voert u de huidige tijd en datum en de stad waarin u zich bevindt in. Ga
naar beneden om te schakelen van A.M. naar P.M. Voer de eerste letters van uw stad in om deze te zoeken. Het is belangrijk
dat u de juiste stad selecteert, omdat geplande agenda-items die u opgeeft kunnen veranderen als u later een andere stad
kiest die een andere tijdzone heeft.
4. Er wordt op het apparaat een zelfstudie geopend, met informatie en gebruikstips voor uw apparaat. Als u de zelfstudie wilt
afsluiten, selecteert u Afsluiten.
Tip: Wanneer u het apparaat inschakelt, wordt mogelijk de SIM-kaartprovider herkend en worden de juiste instellingen
voor tekstberichten, multimediaberichten en GPRS automatisch geconfigureerd. Als dat niet het geval is, neemt u
contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen of gebruikt u de instellingenwizard.
Het apparaat kan zonder de netwerkafhankelijke telefoonfuncties worden gebruikt wanneer er geen SIM-kaart is geplaatst of
wanneer het profiel Offline is geselecteerd.
Het toetsenbord openen
Als u het volledige toetsenbord wilt openen, schuift u het schuifmechanisme in de richting van de pijl.
1 — Aan/uit-toets. Druk kort op de aan/uit-toets om te schakelen tussen profielen. Houd deze toets ingedrukt als u het apparaat
in of uit wilt schakelen.
2 — Lichtsensor
3 — Scherm
4 — Rechterselectietoets. Druk op de rechterselectietoets als u de functie wilt uitvoeren die boven deze toets op het scherm
wordt weergegeven.
5 — Contacttoets. Als u Contacten wilt openen vanuit een willekeurige toepassing, drukt u op de contacttoets.
6 — De toets voor het dempen van het volume. Als u de microfoon wilt uitschakelen tijdens een actieve oproep, drukt u op de
toets voor het dempen van het volume. Druk nogmaals op deze toets als u de microfoon weer wilt inschakelen.
7 — Eindetoets. Druk op de eindetoets als u een oproep wilt weigeren, actieve gesprekken of gesprekken in de wachtstand wilt
beëindigen of toepassingen wilt sluiten. Als u lang op de toets drukt, kunt u gegegevensverbindingen (GPRS, gegevensoproepen)
beëindigen.
8 — Wistoets
9 — Toets #. Houd deze toets een paar seconden ingedrukt om te schakelen tussen de profielen Stil en Algemeen.
10 — Infraroodpoort
11 — Pop-Port™-aansluiting
12 — Microfoon
13 — Aansluiting voor batterijlader
14 — Menutoets. Druk op de menutoets als u de toepassingen in uw apparaat wilt gebruiken. Houd de menutoets ingedrukt
als u wilt schakelen tussen geopende toepassingen.
15 — Beltoets. Druk op de beltoets om een oproep te beantwoorden of te verzenden. Druk in de stand-by modus op de beltoets
om het Logboek te openen.
16 — Toets Eigen. U kunt de toets Eigen configureren om elke willekeurige toepassing te openen. U kunt de applicatie die u
met de toets Eigen wilt openen, selecteren door Menu > Instrum. > Eigen toets te selecteren.
17 — Conferentietoets. Druk op de conferentietoets om de instellingen voor conferentiegesprekken te definiëren, een nieuw
conferentiegesprek te starten, deelnemers aan een actief gesprek toe te voegen of om twee actieve gesprekken samen te voegen
in een conferentiegesprek.
18 — Linkerselectietoets. Druk op de linkerselectietoets als u de functie wilt uitvoeren die boven deze toets op het scherm wordt
weergegeven.
19 — Navigatie™roltoets (vanaf hier navigatietoets). Druk op de navigatietoets om een selectie in te voeren en om op het
scherm te navigeren.
1 — Geïntegreerde luidspreker
2 — Spraaktoets. Druk op de spraaktoets om Dictafoon te openen. Houd de spraaktoets ingedrukt om spraakopdrachten te
gebruiken. Zie 'Spraakopdrachten', p. 34.
3 — Wijzigtoets. Druk op de wijzigtoets als u een lijst met opdrachten voor het bewerken van tekst wilt openen.
4 — Volumetoetsen. U regelt het volume van de muziek met de volumetoetsen.
U vindt het typelabel door het klepje van de batterij weg te nemen en de batterij te verwijderen.
De toetsen vergrendelen
Wanneer het toetsenslot is ingeschakeld, kunt u soms wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Vergrendel de toetsen als u wilt voorkomen dat toetsen per ongeluk worden ingedrukt.
Als u de toetsen wilt vergrendelen in de stand-by modus, sluit u het schuifmechanisme en selecteert u Ja wanneer Toetsenblok
blokkeren? wordt weergegeven. Als u de toetsen wilt vergrendelen wanneer het schuifmechanisme gesloten is, drukt u kort
op de aan/uit-toets en selecteert u Toetsblk. blokkeren. Als u de toetsen wilt ontgrendelen, opent u het schuifmechanisme en
drukt u op de linkerselectietoets en op *.
Tip: Als u de toetsen wilt vergrendelen in de Menu of vanuit een geopende toepassing, houdt u de aan/uit-toets kort
ingedrukt en selecteert u Toetsblk. blokkeren. Als u de toetsen wilt ontgrendelen, opent u het schuifmechanisme en
drukt u op de linkerselectietoets en op *.
Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u soms wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen. U kunt het apparaat in de
stand-by modus ook vergrendelen met behulp van de blokkeringscode. Druk op de aan/uit-toets, selecteer Blokkeer telefoon
en voer de blokkeringscode in. De standaardbeveiligingscode is 12345. Als u het apparaat wilt vrijgeven, drukt u op de
linkerselectietoets, voert u de beveiligingscode in en drukt u op de navigatietoets.
Aansluitingen
Waarschuwing: Wanneer u de hoofdtelefoon gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen negatief
worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen.
Pop-Port-aansluiting voor hoofdtelefoon en
andere toebehoren
Aansluiting voor batterijlader
Antenne
Uw apparaat heeft interne antennes.
Opmerking: Zoals voor alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact met een antenne te worden vermeden
wanneer de antenne in gebruik is. Bijvoorbeeld, vermijdt contact met de antenne gedurende een telefoongesprek.
Het aanraken van een zendende of ontvangende antenne kan een nadelige invloed hebben op de kwaliteit van de
radiocommunicatie en kan ervoor zorgen dat het apparaat meer stroom verbruikt dan anderszins noodzakelijk en kan
De afbeeldingen tonen de positie voor normaal gebruik tegen het oor voor spraakoproepen.
Volumeregeling
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume
erg luid kan zijn.
U kunt het volume tijdens een gesprek regelen door op de volumetoetsen te drukken.
Bij gebruik van de luidspreker kunt u het volume regelen door op de volumetoetsen te drukken.
Het scherm
Het scherm kan een klein aantal ontbrekende, heldere of verkeerd gekleurde beeldpunten (dots) bevatten. Dit is kenmerkend
voor dit type scherm. Sommige schermen kunnen pixels of dots bevatten die altijd in- of uitgeschakeld blijven. Dit is normaal
en geen fout in het ontwerp.
Scherm-indicatoren
Het apparaat wordt gebruikt in een GSM-netwerk. De balk naast het pictogram geeft de signaalsterkte van het netwerk op
uw huidige locatie aan. Hoe hoger de balk, hoe sterker het signaal.
Het apparaat wordt gebruikt in een UMTS-netwerk (netwerkdienst). De balk naast het pictogram geeft de signaalsterkte
van het netwerk op uw huidige locatie aan. Hoe hoger de balk, hoe sterker het signaal.
Het batterijniveau. Hoe hoger de balk, hoe meer de batterij opgeladen is.
U hebt een of meer ongelezen berichten in uw Inbox in Berichten.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen in uw externe mailbox.
Het toetsenbord van het apparaat is vergrendeld.
Het apparaat is vergrendeld.
U hebt een of meer oproepen gemist.
Er is een alarmsignaal actief.
U hebt het profiel Stil geselecteerd, waardoor het apparaat geen belsignaal geeft bij inkomende oproepen of berichten.
Bluetooth is geactiveerd.
Er is een infraroodverbinding actief. Als de indicator knippert, probeert uw apparaat verbinding te maken met het andere
apparaat of is er sprake van een verbroken verbinding.
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding beschikbaar.
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding actief.
Er staat een GPRS-packet-gegevensverbinding in de wachtstand.
Er is een EGPRS-packet-gegevensverbinding beschikbaar.
Er staat een EGPRS-packet-gegevensverbinding in de wachtstand.
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding beschikbaar.
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding actief.
Er staat een UMTS-packet-gegevensverbinding in de wachtstand.
U hebt op het apparaat ingesteld dat moet worden gezocht naar draadloze LAN-netwerken en er is een draadloos LAN-
netwerk beschikbaar.
Er is een draadloze LAN-verbinding actief in een netwerk zonder codering.
Er is een draadloze LAN-verbinding actief in een netwerk met codering.
Het apparaat is geregistreerd bij een SIP-server en u kunt internetoproepen verzenden.
Uw apparaat is met een USB-kabel aangesloten op een pc.
Er is een gegevensoproep actief.
en Geven de telefoonlijn aan die u hebt geselecteerd als u een abonnement voor twee telefoonlijnen hebt (netwerkdienst).
Alle oproepen worden naar een ander nummer doorgeschakeld.
Er is een hoofdtelefoon aangesloten op het apparaat.
De verbinding met een Bluetooth-hoofdtelefoon is verbroken.
Er is een handsfree carkit aangesloten op het apparaat.
Er is een gehoorapparaat aangesloten op het apparaat.
Er is een Teksttelefoon aangesloten op het apparaat.
Het apparaat is bezig met synchroniseren.
Er is een actieve PTT (Push to Talk)-verbinding.
, , Symbolen voor de geselecteerde tekenmodus.
Help en zelfstudie
Als u vragen hebt over het gebruik van het apparaat, hoeft u de handleiding niet bij de hand te hebben omdat het apparaat
over zowel taakspecifieke Help als een zelfstudie beschikt.
Tip: Taakspecifiek houdt in dat u instructies direct kunt weergeven vanuit een lijst met Opties.
Help bij het apparaat
Als u instructies wilt lezen voor de huidige weergave van de geopende toepassing, selecteert u Opties > Help.
Tip: U kunt ook Menu > Help > Help selecteren om door Help-onderwerpen te bladeren en zoekacties uit te voeren.
In Help kunt u categorieën selecteren waarvoor u instructies wilt zien. Ga naar een categorie, zoals Berichten, en druk op de
navigatietoets om te zien welke instructies (Help-onderwerpen) beschikbaar zijn. Tijdens het lezen van het onderwerp drukt u
de joystick naar links of naar rechts om de andere onderwerpen in dezelfde categorie weer te geven.
Tijdens het lezen van de instructies kunt u terugkeren naar de toepassing die op de achtergrond geopend is door de menutoets
ingedrukt te houden.
Zelfstudie
De zelfstudie geeft informatie over het apparaat en laat zien hoe u het kunt gebruiken.
Als u de zelfstudie wilt openen vanuit het menu, selecteert u Menu > Help > Zelfstudie en opent u het gedeelte dat u wilt
bekijken.
Nokia PC Suite
U kunt Nokia PC Suite installeren vanaf de cd-rom of via de website. Nokia PC Suite kan alleen worden gebruikt met Windows
2000 en Windows XP. Met Nokia PC Suite kunt u back-ups maken, het apparaat synchroniseren met een compatibele computer,
bestanden tussen het apparaat en een compatibele computer uitwisselen of het apparaat gebruiken als modem.
Ga naar www.nokia.com/support of naar de Nokia-website voor uw land voor de nieuwste versie van deze handleiding, voor
aanvullende informatie, downloads en diensten voor uw Nokia-product.
Op de website vindt u informatie over het gebruik van Nokia-producten en -diensten. Als u contact wilt opnemen met de
klantenservice, raadpleegt u de lijst met plaatselijke Nokia Care-contactcentra op www.nokia.com/customerservice.
Voor onderhoudsdiensten zoekt u naar het dichtstbijzijnde Nokia-servicecenter op www.nokia.com/repair.
Als u de toepassingen in uw apparaat wilt gebruiken, drukt u vanuit een stand-by modus op de Menu-toets. Als u vanuit een
toepassing wilt terugkeren naar Menu maar de toepassing op de achtergrond geopend wilt houden, drukt u op de Menu-toets.
Houd de Menu-toets ingedrukt om een lijst met geopende toepassingen weer te geven en tussen de toepassingen te schakelen.
Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd, vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de gebruiksduur van de
batterij af.
In deze gebruikershandleiding betekent "selecteer Menu" dat u op de Menu-toets drukt.
Gebruik de navigatietoets om te bladeren en selecties te maken. Met de navigatietoets kunt u in het Menu of in verschillende
toepassingen of lijsten naar boven, naar beneden, naar links en naar rechts gaan. Bovendien kunt u met de navigatietoets
toepassingen en bestanden openen of instellingen wijzigen.
Functies van het schuifmechanisme
Uw apparaat heeft een schuifmechanisme dat u op twee manieren kunt gebruiken: voor het vergrendelen en ontgrendelen van
de toetsen en voor het afhandelen van oproepen.
Als u de toetsen wilt vergrendelen met het schuifmechanisme, sluit u het schuifmechanisme en selecteert u Ja wanneer
Toetsenblok blokkeren? wordt weergegeven. Als u de toetsen weer wilt ontgrendelen, opent u het schuifmechanisme.
Als u een inkomende oproep wilt beantwoorden met het schuifmechanisme, opent u het schuifmechanisme. Als u de oproep
wilt beëindigen, sluit u het schuifmechanisme. Als u tijdens het gesprek het schuifmechanisme wilt sluiten maar de oproep niet
wilt beëindigen, drukt u op de linkerselectietoets en sluit u het schuifmechanisme binnen enkele seconden.
Als u een inkomende oproep wilt weigeren, sluit u het schuifmechanisme. Als de functie Oproep in wachtrij is geactiveerd en u
een actieve oproep en een inkomende oproep hebt, wordt de inkomende oproep niet geweigerd als u het schuifmechanisme
sluit.
Als u een kiespoging wilt annuleren, sluit u het schuifmechanisme.
Het sluiten van het schuifmechanisme heeft geen gevolgen voor dataoproepen, faxoproepen of infrarood- en Bluetooth-
verbindingen.
Stand-by modi
Het apparaat kent twee verschillende stand-by modi: stand-by modus en actieve stand-by modus.
Actieve stand-by
Nadat u het apparaat hebt ingeschakeld en het apparaat klaar is voor gebruik en als u nog geen tekens hebt ingevoerd of
selecties hebt gemaakt, bevindt het apparaat zich in de actieve stand-by modus. In de actieve stand-by modus worden uw
serviceprovider en netwerk weergegeven, evenals symbolen, bijvoorbeeld voor alarmsignalen en voor toepassingen die u snel
wilt openen.
Als u toepassingen wilt selecteren om deze te kunnen openen vanuit de actieve stand-by modus,
selecteert u Menu > Instrum. > Instell. > Telefoon > Standby-modus > Toep. actief standby. Ga naar
de verschillende snelkoppelingsinstellingen en druk op de navigatietoets. Ga naar de gewenste
toepassing en druk op de navigatietoets.
Als u de plug-ins wilt selecteren die in de actieve stand-by modus worden weergegeven, selecteert u
Menu > Instrum. > Instell. > Telefoon > Plug-ins act. standby. Als u de meldingen voor gemiste
oproepen en berichten in de actieve stand-by modus uitschakelt, worden deze nog wel weergegeven
in de standaardmelding. De beschikbare plug-ins kunnen verschillen.
Als u de gewone stand-by modus wilt gebruiken, selecteert u Menu > Instrum. > Instell. > Telefoon >
Standby-modus > Actief standby > Uit.
Tip: In de actieve stand-by modus kunt u ook berichten in een berichtenmap weergeven, zoals uw inbox of mailbox.
Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Telefoon > Standby-modus en de mappen in Mailbox act. standby.
Stand-by
In de stand-by modus wordt allerlei informatie weergegeven, zoals uw serviceprovider, de tijd en verschillende indicatoren,
bijvoorbeeld voor alarmsignalen. De snelkoppelingen van de navigatietoets zijn gewoonlijk niet beschikbaar in de actieve standby modus, waarin de navigatietoets wordt gebruikt om te bladeren.
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
Snelkoppelingen in stand-by modus
Druk op de beltoets om de laatst gekozen telefoonnummers weer te geven. Ga naar een nummer of naam en druk nogmaals
op de beltoets om het nummer te bellen.
Als u uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst), houdt u 1 ingedrukt.
Druk de joystick naar rechts om agenda-items weer te geven.
Druk de joystick naar links om tekstberichten te schrijven en te verzenden.
Als u een ander profiel wilt instellen, drukt u kort op de aan/uit-toets, gaat u naar het gewenste profiel en drukt u op de
navigatietoets om het profiel te activeren.
Als u Diensten wilt openen en verbinding wilt maken met internet, houdt u 0 ingedrukt.
Als u deze snelkoppelingen wilt wijzigen, selecteert u Menu > Instrum. > Instell. > Telefoon > Standby-modus.
Menu
Het Menu is een beginpunt van waaruit u alle toepassingen van het apparaat of op een geheugenkaart kunt openen. Het
Menu bevat toepassingen en mappen (dit zijn groepen met vergelijkbare toepassingen). Met de navigatietoets kunt u omhoog
en omlaag gaan in het scherm.
Toepassingen die u installeert worden standaard opgeslagen in de map Installatie.
U opent een toepassing door ernaartoe te gaan en op de navigatietoets te drukken.
Als u de toepassingen wilt weergeven in een lijst, selecteert u Opties > Weergave wijzigen > Lijst. Als u wilt terugkeren naar
de roosterweergave, selecteert u Opties > Weergave wijzigen > Raster.
Als u het geheugengebruik van verschillende toepassingen en gegevens in het apparaat of op de geheugenkaart wilt weergeven
of de hoeveelheid vrij geheugen wilt controleren, selecteert u Opties > Gegevens geheugen.
Als u de map opnieuw wilt ordenen, gaat u naar de toepassing die u wilt verplaatsen en selecteert u Opties > Verplaatsen.
Naast de toepassing verschijnt een vinkje. Ga naar een nieuwe locatie en selecteer OK.
Als u een toepassing naar een andere map wilt verplaatsen, gaat u naar de gewenste toepassing en selecteert u
achtereenvolgens Opties > Verplaats naar map, de nieuwe map en OK.
Als u toepassingen wilt downloaden van internet, selecteert u Opties > Toep.downloads.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Opties > Nieuwe map. U kunt geen mappen in mappen maken.
Als u de naam van een nieuwe map wilt wijzigen, selecteert u Opties > Naam wijzigen.
Tip: Als u wilt schakelen tussen verschillende geopende toepassingen, houdt u de menutoets ingedrukt. Het venster
voor het schakelen tussen toepassingen wordt geopend met daarin een overzicht van de geopende toepassingen. Ga
naar een toepassing en druk op de navigatietoets om over te schakelen naar die toepassing.
Algemene bewerkingen in verschillende toepassingen
De volgende bewerkingen zijn van toepassing op verschillende toepassingen:
Als u het profiel wilt wijzigen of het apparaat wilt uitschakelen of vergrendelen, houdt u de aan/uit-toets kort ingedrukt.
Als u een bestand wilt opslaan, selecteert u Opties > Opslaan. De opties voor het opslaan verschillen per toepassing.
Als u een bestand wilt verzenden, selecteert u Opties > Zenden. U kunt een bestand per e-mail of in een multimediabericht
verzenden, of door middel van een infrarood- of Bluetooth-verbinding.
Als u gegevens wilt afdrukken met een compatibele printer, selecteert u Opties > Afdrukopties > Afdrukken. U kunt een
voorbeeld bekijken van de items die u wilt afdrukken en de vormgeving van afgedrukte pagina's wijzigen. Voordat u kunt
afdrukken, moet u een compatibele printer voor uw apparaat opgeven. Zie 'Afdrukken', p. 62.
Als u tekst wilt kopiëren, houdt u de wijzigtoets ingedrukt en selecteert u de tekst met de navigatietoets. Houd de wijzigtoets
ingedrukt en selecteer Kopiëren. U plakt de tekst als volgt: blader naar de gewenste locatie, houd de wijzigtoets ingedrukt en
selecteer Plakken. Deze methode werkt mogelijk niet in toepassingen als Documenten waarin andere opdrachten gelden voor
kopiëren en plakken.
Als u een bestand wilt verwijderen, drukt u op de wistoets of selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u verschillende items wilt selecteren, bijvoorbeeld bestanden of contactpersonen, gaat u omhoog, omlaag, naar links of naar
rechts om het gewenste item te markeren. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit > Markeren om één item te selecteren of
Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren om alle items te selecteren.
Tip: Als u vrijwel alle items wilt selecteren, selecteert u eerst Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren. Markeer
de items die u niet wilt selecteren en selecteer vervolgens Opties > Markeringen aan/uit > Markering opheffen.
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
Als u een object wilt selecteren (bijvoorbeeld een bijlage in een document), gaat u naar het object zodat het object aan beide
kanten wordt gemarkeerd met vierkantjes.
Toepassingen installeren
Met behulp van Nokia PC Suite kunt u diverse toepassingen installeren. Met Nokia PC Suite wordt het installatiebestand naar
uw apparaat overgebracht, waarna de installatie automatisch wordt gestart. U kunt ook een installatiebestand downloaden
van internet, waarbij de installatie mogelijk eveneens automatisch wordt gestart. Als de installatie niet automatisch wordt
gestart, selecteert u het installatiebestand op uw apparaat en drukt u op de navigatietoets.
Tekst invoeren
Traditionele tekstinvoer
Als u tekst invoert met traditionele tekstinvoer, wordt in de rechterbovenhoek van het scherm weergegeven.
en geven het geselecteerde lettertype aan. geeft aan dat de eerste letter van de zin een hoofdletter is en de
overige letters kleine letters zijn. geeft de cijfermodus aan.
• Druk herhaaldelijk op 1–9 tot het gewenste teken wordt weergegeven. Er zijn voor een cijfertoets meer tekens beschikbaar
dan op de toets zijn afgedrukt.
• Als u een nummer wilt invoegen, houdt u de cijfertoets ingedrukt.
• Als u tussen de letter- en cijfermodus wilt schakelen, houdt u # ingedrukt.
• Als de volgende letter met dezelfde toets moet worden ingevoerd als de huidige letter, wacht u tot de cursor wordt
weergegeven en voert u de letter in.
• Als u een teken wilt verwijderen, drukt u op de wistoets. Houdt de wistoets ingedrukt om meer dan één teken te wissen.
• Voor de meest gebruikte leestekens drukt u op de toets 1. Druk herhaaldelijk op 1 om het gewenste leesteken te bereiken.
Druk op * om een lijst met speciale tekens te openen. Blader met de navigatietoets door de lijst en selecteer een teken.
• Als u een spatie wilt invoegen, drukt u op 0. Als u de cursor naar de volgende regel wilt verplaatsen, drukt u drie keer op 0.
• Als u tussen de verschillende lettertypen wilt schakelen, drukt u op #.
Tekstvoorspelling
1. Als u de tekstvoorspelling wilt inschakelen, drukt u op de wijzigtoets en selecteert u Tekstvoorspelling aan. Daarmee wordt
tekstvoorspelling voor alle editors in het apparaat ingeschakeld. Als u tekst met tekstvoorspelling invoert, wordt in de
rechterbovenhoek van het scherm de indicator weergegeven.
2. Voor het invoeren van het gewenste woord drukt u op 2–9. Druk één keer op elke toets voor één letter.
3. Als u het gewenste woord hebt ingevoerd en dit juist is, bevestigt u het woord door de joystick naar rechts te drukken of op
0 te drukken om een spatie toe te voegen.
Als het woord niet juist is, drukt u herhaaldelijk op * om de overeenkomende woorden in het woordenboek één voor één
te bekijken.
Als het teken ? achter het woord wordt weergegeven, is het woord dat u wilde invoeren niet in het woordenboek opgenomen.
Als u een woord aan het woordenboek wilt toevoegen, selecteert u Spellen, voert u het woord in (maximaal 32 letters) met
traditionele tekstinvoer en selecteert u OK. Het woord wordt aan het woordenboek toegevoegd. Als het woordenboek vol
is, wordt het eerste woord dat was toegevoegd vervangen door een nieuw woord.
4. Voer het volgende woord in.
Tip: Voor het in- of uitschakelen van tekstvoorspelling drukt u twee keer kort achter elkaar op #.
Voer de eerste helft van een samengesteld woord in, bevestig dit deel en druk de joystick naar rechts. Voer het laatste deel van
het samengestelde woord in. Voltooi het samengestelde woord door op 0 te drukken om een spatie toe te voegen.
Als u tekstvoorspelling voor alle editors op het apparaat wilt uitschakelen, drukt u op de wijzigtoets en selecteert u
Tekstvoorspelling > Uit.
Tekst naar het klembord kopiëren
1. Houdt de wijzigtoets ingedrukt om letters en woorden te selecteren. Druk de joystick tegelijkertijd in de vereiste richting
om het woord, de zin of de regel tekst te selecteren die u wilt kopiëren. Daarbij wordt de tekst gemarkeerd.
2. Als u de tekst naar het klembord wilt kopiëren, houdt u de wijzigtoets ingedrukt en selecteert u Kopiëren. Als u de tekst in
een document wilt invoegen, houdt u de wijzigtoets ingedrukt en selecteert u Plakken.
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
Invoertaal wijzigen
Wanneer u tekst invoert, kunt u de invoertaal wijzigen. Als u bijvoorbeeld herhaaldelijk op de toets 6 moet drukken om een
bepaald teken te kunnen invoeren, wijzigt u de invoertaal zodat verschillende tekens in een andere volgorde worden
aangeboden.
Als u tekst invoert in een niet-Latijns alfabet en Latijnse tekens wilt invoeren (bijvoorbeeld een e-mail- of internetadres), moet
u mogelijk de invoertaal wijzigen. Als u de invoertaal wilt wijzigen, drukt u op de wijzigtoets, selecteert u Invoertaal en
vervolgens een invoertaal met Latijnse tekens.
Volumeregeling
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume
erg luid kan zijn.
U kunt het volume tijdens een gesprek regelen door op de volumetoetsen te drukken.
Bij gebruik van de luidspreker kunt u het volume regelen door op de volumetoetsen te drukken.
Profielen
Belangrijk: In het profiel Vlucht kunt u geen oproepen doen of ontvangen en kunnen ook andere functies waarvoor
netwerkdekking vereist is niet worden gebruikt. U kunt mogelijk nog wel het alarmnummer dat in het apparaat is
geprogrammeerd kiezen. Als u wilt bellen, moet u de telefoonfunctie eerst activeren door een ander profiel te kiezen.
Als het apparaat vergrendeld is, moet u de beveiligingscode invoeren.
Selecteer Menu > Instrumenten > Profielen.
U kunt voor verschillende gebeurtenissen, omgevingen of groepen bellers beltonen, waarschuwingssignalen en andere signalen
instellen.
Als u een profiel wilt aanpassen, gaat u naar het gewenste profiel in de lijst en selecteert u Opties > Aanpassen.
Definieer de volgende instellingen:
• Beltoon — Een beltoon uit de lijst selecteren, of Beltoondownl. selecteren om een map te openen met daarin een lijst met
bookmarks voor het downloaden van tonen. Als u de geselecteerde toon wilt beluisteren, selecteert u Afspelen. Als u twee
verschillende telefoonlijnen gebruikt, kunt u verschillende beltonen voor deze lijnen instellen.
• Toon video-oproep — Een beltoon voor video-oproepen selecteren.
• Naam beller uitspr. — De functie tekst-naar-spraak-beltoon activeren. Wanneer iemand uit uw contactenlijst u belt, hoort u
een beltoon die bestaat uit de gesproken naam van het contact en de geselecteerde beltoon.
• Beltoontype — Het type beltoon instellen.
• Belvolume — Het volume van de beltoon instellen.
• Berichtensignaaltoon — Een toon voor ontvangen SMS-berichten instellen.
• Signaaltoon e-mail — Een toon voor ontvangen e-mailberichten instellen.
• Trilsignaal — Instellen of het apparaat trilt wanneer u een oproep ontvangt.
• Toetsenbordtonen — Het volume van de toetsenbordtonen van het apparaat instellen.
• Waarschuwingstonen — De waarschuwingssignalen in- of uitschakelen.
• Waarschuwen bij — U kunt instellen dat het apparaat alleen overgaat wanneer u wordt gebeld door nummers van een
bepaalde groep contacten. Voor oproepen van andere nummers geldt een stille waarschuwing.
• Profielnaam — Een nieuw profiel een naam geven of de naam van een bestaand profiel wijzigen. De namen van profielen
Algemeen en Offline kunnen niet worden gewijzigd.
Wanneer het profiel Offline is geactiveerd, kunt u het apparaat niet per ongeluk inschakelen, berichten verzenden of
ontvangen of Bluetooth gebruiken. Bovendien wordt een eventuele internetverbinding die actief is op het moment dat het
profiel wordt geselecteerd gesloten.
Als u een profiel wilt wijzigen, gaat u naar het gewenste profiel in de lijst en selecteert u Opties > Activeren.
Als u een nieuw profiel wilt maken, selecteert u Opties > Nieuw maken en definieert u de instellingen.
Beltonen selecteren
Als u een beltoon wilt instellen, gaat u naar een profiel en selecteert u Opties > Aanpassen > Beltoon. Selecteer een beltoon
uit de lijst of selecteer Beltoondownl. om een map te openen met daarin een lijst met bookmarks voor het downloaden van
tonen. Gedownloade tonen worden opgeslagen in Galerij.
Als u een beltoon alleen voor een bepaalde groep contacten wilt gebruiken, gaat u naar een profiel en selecteert u Opties >
Aanpassen > Waarschuwen bij en vervolgens de gewenste groep. Voor oproepen van andere nummers geldt een stille
waarschuwing.
Als u wilt bladeren naar een berichttoon, gaat u naar een profiel en selecteert u Opties > Aanpassen >
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
Als u de geselecteerde toon wilt beluisteren, selecteert u de toon uit de lijst en wacht u tot de toon wordt afgespeeld.
Toebehoreninstellingen wijzigen
Ga naar een toebehoren en selecteer Opties > Openen.
Wijzig het standaardprofiel voor het toebehoren.
Als u toebehoreninstellingen wilt wijzigen, selecteert u een toebehoren en selecteert u Opties > Openen.
Thema's
Selecteer Menu > Instrumenten > Thema's.
Met Thema's kunt u de weergave van het scherm van het apparaat wijzigen. U kunt bijvoorbeeld de achtergrondafbeelding en
de kleuren op het scherm wijzigen.
Als u de weergave van het scherm wilt wijzigen, markeert u het thema dat u wilt gebruiken en selecteert u Opties > Toepas..
Als u een thema wilt bewerken, markeert u het thema en selecteert u Opties > Bewerken. Selecteer Achtergrond om de
achtergrondafbeelding in de stand-by modi te wijzigen, of selecteer Energiespaarstand om een tekst of de datum en tijd te
gebruiken als energiebesparing voor het scherm wanneer gedurende bepaalde tijd geen toetsen zijn ingedrukt.
Als u thema's wilt downloaden, moet u een netwerkverbinding tot stand brengen waarmee u thema's kunt downloaden van
internetbronnen die compatibel zijn met uw apparaat.
Als u een thema wilt downloaden, selecteert u Themadownloads. Voer de koppeling in van waaruit u het thema wilt
downloaden. Wanneer het thema is gedownload, kunt u dit bekijken, activeren of bewerken.
Als u een thema wilt bekijken, markeert u het thema en selecteert u Opties > Bekijken. Selecteer Toepas. om het nieuwe thema
te gaan gebruiken.
Inhoud uitwisselen tussen apparaten
U kunt inhoud, zoals contactpersonen, van een compatibel Nokia-apparaat overbrengen naar uw Nokia E65 via Bluetooth of
infrarood. Het soort inhoud dat kan worden overgebracht, is afhankelijk van het type apparaat. Als het andere apparaat
synchronisatie ondersteunt, kunt u ook gegevens synchroniseren tussen het andere apparaat en uw Nokia E65.
Gegevens overbrengen met Bluetooth of infrarood
Tip: Als u gegevens overbrengt van uw vorige apparaat, moet u mogelijk de SIM-kaart in het apparaat plaatsen. In de
Nokia E65 hoeft geen SIM-kaart te worden geplaatst bij het overbrengen van gegevens.
Als u wilt beginnen met het overbrengen van gegevens vanaf een compatibel apparaat, selecteert u Menu > Instrum. >
Overdracht > Overdr.ggvns.
Bluetooth-connectiviteit
1. Selecteer Doorgaan in de informatieweergave.
2. Selecteer Via Bluetooth. Beide apparaten moeten het geselecteerde verbindingstype ondersteunen.
3. Activeer Bluetooth in het andere apparaat en selecteer Doorgaan in uw Nokia E65 om te zoeken naar apparaten met een
Bluetooth-verbinding.
4. Selecteer Stop in uw Nokia E65 wanneer het andere apparaat is gevonden.
5. Selecteer het andere apparaat in de lijst. U wordt gevraagd naar de toegangscode (1 tot 16 cijfers) van uw Nokia E65. De
toegangscode wordt slechts één keer gebruikt om de verbinding te bevestigen.
6. Voer de code in op uw Nokia E65 en selecteer OK. Voer de toegangscode in op het andere apparaat en selecteer OK. De
apparaten zijn nu gekoppeld. Zie 'Apparaten koppelen', p. 67.
Bij sommige typen apparaten wordt de toepassing Overdr.ggvns als een bericht naar het andere apparaat gestuurd. Als u
Overdr.ggvns wilt installeren op het andere apparaat, opent u het bericht en volgt u de instructies op het scherm.
7. Selecteer met de Nokia E65 de inhoud die u van het andere apparaat wilt kopiëren en selecteer OK.
Infraroodconnectiviteit
1. Selecteer Doorgaan in de informatieweergave.
2. Selecteer Via infrarood. Beide apparaten moeten het geselecteerde verbindingstype ondersteunen.
3. Koppel de twee apparaten. Zie 'Infrarood', p. 69.
4. Selecteer met de Nokia E65 de inhoud die u van het andere apparaat wilt kopiëren en selecteer OK.
Inhoud wordt vanuit het geheugen van het andere apparaat naar de betreffende locatie in uw apparaat gekopieerd. De tijd die
nodig is om te kopiëren, hangt af van de hoeveelheid gegevens die wordt overgebracht. U kunt het kopiëren annuleren en
nadien hervatten.
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
De benodigde stappen voor gegevensoverdracht kunnen verschillen per apparaat en kunnen verschillen als u de
gegevensoverdracht eerder hebt onderbroken. De items die u kunt overbrengen, zijn afhankelijk van het andere apparaat.
Gegevens met ander apparaat synchroniseren
Als u eerder gegevens hebt overgebracht naar uw Nokia E65 en als uw andere apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt u
Overdracht gebruiken om de gegevens op beide apparaten up-to-date te houden.
1. Selecteer Telefoons en druk op de navigatietoets.
2. Ga naar het apparaat waarvan u gegevens hebt overgebracht en druk op de navigatietoets.
3. Selecteer Synchroniseren en druk op de navigatietoets. De apparaten beginnen met synchroniseren via de verbinding die u
had geselecteerd tijdens de oorspronkelijke gegevensoverdracht. Alleen de gegevens die u oorspronkelijk had geselecteerd
voor gegevensoverdracht, worden gesynchroniseerd.
Als u de instellingen voor gegevensoverdracht en synchronisatie wilt wijzigen, selecteert u Synchroniseren, gaat u naar een
apparaat, drukt u op de navigatietoets en selecteert u Bewerken.
Geheugen
Er zijn twee typen geheugens waarin u gegevens kunt opslaan of toepassingen kunt installeren: apparaatgeheugen en
verwijderbaar geheugen.
Apparaatgeheugen
Geheugen dat in uw apparaat is geïntegreerd, is een dynamische geheugen-'pool' die door vele toepassingen wordt gedeeld.
De hoeveelheid beschikbaar intern geheugen varieert, maar is gelimiteerd tot het maximum van de fabrieksinstelling. De
gegevens die in het apparaat zijn opgeslagen, zoals softwaretoepassingen, afbeeldingen en muziek, maken gebruik van het
interne geheugen.
Verwijderbaar geheugen
Verwijderbaar geheugen is gegevensopslag die niet in het apparaat is geïntegreerd, zoals een SIM-kaart of een geheugenkaart.
Een SIM-kaart bevat verschillende soorten informatie, zoals informatie over de netwerkoperator en contacten. Een
geheugenkaart kan dienen als externe opslag voor softwaretoepassingen, afbeeldingen, muziek, contacten, tekst of
elektronische gegevens. Er zijn geheugenkaarten met hoge capaciteit beschikbaar.
Geheugeninformatie
Selecteer Menu en Opties > Gegevens geheugen en Telefoongeheugen of Geheugenkaart.
U kunt zien hoeveel geheugen er momenteel in gebruik is, hoeveel vrij geheugen er overblijft en hoeveel geheugen in beslag
wordt genomen door elk gegevenstype. U kunt bijvoorbeeld zien hoeveel geheugen uw e-mail, tekstdocumenten of agendaitems in beslag nemen.
Tip: Om te voorkomen dat de hoeveelheid geheugen te klein wordt, is het raadzaam om regelmatig gegevens te
verwijderen of deze naar een geheugenkaart of pc over te brengen.
Geheugenkaart
Houd alle geheugenkaarten buiten bereik van kleine kinderen.
Uw Nokia-apparaat ondersteunt de bestandssystemen FAT16 en FAT32 voor geheugenkaarten. Als u een geheugenkaart uit een
ander apparaat gebruikt of als u verzekerd wilt zijn van compatibiliteit tussen de geheugenkaart en uw Nokia-apparaat, moet
u de geheugenkaart formatteren met uw Nokia-apparaat. Let wel: alle gegevens op de geheugenkaart worden permanent
verwijderd als u de geheugenkaart formatteert.
Het is raadzaam om de gegevens in het apparaatgeheugen regelmatig naar de geheugenkaart te kopiëren. U kunt de gegevens
later op het apparaat herstellen. Als u een back-up van het apparaatgeheugen wilt maken op een geheugenkaart, selecteert u
Menu > Instrumenten > Geheugen > Opties > Reservekopie . Als u de informatie wilt terugzetten van de geheugenkaart
naar het apparaatgeheugen, selecteert u Menu > Instrumenten > Geheugen > Opties > Herst. vanaf kaart.
Verwijder de geheugenkaart niet terwijl een bewerking plaatsvindt. Wanneer u de kaart tijdens een dergelijke bewerking
verwijdert, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de kaart zijn opgeslagen,
beschadigd raken.
Als u een geheugenkaart niet kunt gebruiken, is het kaarttype mogelijk niet geschikt, is de kaart niet geformatteerd voor het
apparaat of is het bestandssysteem op de kaart beschadigd.
Tip: U kunt een geheugenkaart installeren en verwijderen zonder de batterij te verwijderen of het apparaat uit te
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
MicroSD
Gebruik alleen compatibele microSD-kaarten die door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Nokia maakt
gebruik van goedgekeurde industriële normen voor geheugenkaarten, maar sommige merken zijn mogelijk niet helemaal
compatibel met dit apparaat zijn. Incompatibele kaarten kunnen de kaart en het apparaat beschadigen en gegevens die op de
kaart staan aantasten.
Dit apparaat gebruikt een microSD-geheugenkaart.
Met het oog op de interoperabiliteit moet u alleen compatibele microSD-kaarten met dit apparaat gebruiken. Vraag
de fabrikant of de leverancier naar de compatibiliteit van een microSD-kaart. Kaarten van een ander type dan microSD
zijn niet compatibel met dit apparaat. Als u een incompatibele geheugenkaart gebruikt, kan schade ontstaan aan de
geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de incompatibele kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken. Houd
alle geheugenkaarten buiten bereik van kleine kinderen.
Een geheugenkaart gebruiken
Selecteer Menu > Instrumenten > Geheugen > Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
• Geh.krt verwijderen — De geheugenkaart veilig verwijderen.
• Reservekopie — Een back-up op uw geheugenkaart maken van belangrijke gegevens, zoals uw agenda-items of contacten.
• Herst. vanaf kaart — De back-up van de geheugenkaart naar het apparaat terugzetten.
• Geh.kaart formatt. — Een geheugenkaart voor het apparaat formatteren.
• Naam geh.kaart — De naam van de geheugenkaart wijzigen.
• Wachtw. instellen — Een wachtwoord voor de geheugenkaart maken.
• Gegevens geheugen — Het geheugengebruik van verschillende toepassingen en gegevens bekijken.
Geheugenkaart formatteren
Wanneer een geheugenkaart wordt geformatteerd, gaan alle gegevens op de kaart definitief verloren. Raadpleeg uw leverancier
om te achterhalen of u de geheugenkaart moet formatteren voor het eerste gebruik. Als u een geheugenkaart wilt formatteren,
selecteert u Opties > Geh.kaart formatt.. Voer na het formatteren een naam in voor de geheugenkaart.
Beveiliging geheugenkaart
U kunt een geheugenkaart beveiligen met een wachtwoord om onbevoegd gebruik te voorkomen. Als u een wachtwoord wilt
instellen, selecteert u Opties > Wachtw. instellen. Het wachtwoord kan acht tekens lang zijn en is hoofdlettergevoelig. Het
wachtwoord wordt opgeslagen in het apparaat. U hoeft het niet opnieuw in te voeren zolang u de geheugenkaart in hetzelfde
apparaat gebruikt. Als u de geheugenkaart in een ander apparaat gebruikt, wordt naar het wachtwoord gevraagd. Niet alle
geheugenkaarten ondersteunen beveiliging met een wachtwoord.
Als u het wachtwoord voor de geheugenkaart wilt verwijderen, selecteert u Opties > Wachtw. verw.. Wanneer u het
wachtwoord verwijdert, zijn de gegevens op de geheugenkaart niet meer beveiligd tegen onbevoegd gebruik.
Een geheugenkaart deblokkeren
Als u een geblokkeerde geheugenkaart wilt openen, selecteert u Opties > Geh.kaart deblokk.. Voer uw wachtwoord in.
Download!
Selecteer Menu > Downloaden.
Met Download! (netwerkdienst) kunt u op internet items bekijken en downloaden en kunt u deze items, waaronder de nieuwste
toepassingen en bijbehorende documenten, op uw apparaat installeren.
Deze items zijn onderverdeeld in catalogi en mappen van Nokia of andere aanbieders. Voor sommige items worden mogelijk
kosten in rekening gebracht, maar meestal kunt u wel gratis een voorbeeld van de desbetreffende items bekijken.
Installeer en gebruik alleen toepassingen en andere software van betrouwbare bronnen, zoals toepassingen die een Symbian-
ondertekening dragen of die de Java Verified™-test hebben doorstaan.
Maak alleen gebruik van diensten die u vertrouwt en die een adequate beveiliging en bescherming tegen schadelijke software
bieden.
Catalogi, mappen en items selecteren
Download! maakt gebruik van uw netwerkdiensten voor toegang tot de meeste recente inhoud. Neem voor informatie over
overige producten die beschikbaar zijn via Download! contact op met uw netwerkoperator, serviceprovider of de leverancier
of fabrikant van het product.
Als u een item wilt openen of de inhoud van een map of catalogus wilt bekijken, gaat u ernaartoe en drukt u op de navigatietoets.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
• Lijst vernieuwen — De inhoud bijwerken in Download!.
• Verbergen — Een map of catalogus in de lijst verbergen, zodat u bijvoorbeeld alleen de items ziet die u regelmatig gebruikt.
B e l a n g r i j k e i n f o r m a t i e o v e r h e t a p p a r a a t
• Alles weergeven — Alle verborgen items zichtbaar maken.
• Kopen — Het geselecteerde item aanschaffen. Er wordt een submenu geopend waarin u de versie van het item kunt selecteren
en prijsgegevens kunt bekijken.
• Ophalen — Een gratis item downloaden.
• Gegevens bekijken — Details over het geselecteerde item weergeven.
• Instellingen — De instellingen van Download! aanpassen.
• Homepage — Terugkeren naar het hoofdniveau van Download!.
De beschikbare opties kunnen verschillen afhankelijk van uw serviceprovider, het geselecteerde item en de weergave waarin
u zich bevindt.
Instellingen van Download!
Als u het toegangspunt wilt selecteren dat moet worden gebruikt om verbinding te maken met de server van de serviceprovider
en wilt opgeven of moet worden gevraagd welk toegangspunt moet worden gebruikt telkens wanneer u Download! gebruikt,
selecteert u Toegangspunt.
Als u wilt opgeven of u het gedownloade item of de gedownloade toepassing automatisch wilt openen zodra het downloaden
is voltooid, selecteert u Automatisch openen.
Als u wilt opgeven of om bevestiging moet worden gevraagd voordat een voorbeeld van een item wordt weergegeven, selecteert
u Voorbeeldbevestiging.
Als u wilt opgeven of om bevestiging moet worden gevraagd voordat u een item aanschaft, selecteert u Aankoopbevestiging.
Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u soms wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Voordat u een oproep kunt verzenden of ontvangen, moet het apparaat zijn ingeschakeld, voorzien zijn van een geldige SIM-
kaart en zich binnen het bereik van het netwerk bevinden. De GPRS-verbinding wordt tijdens spraakoproepen in de wachtstand
gezet tenzij het netwerk Dual mode ondersteunt of u een USIM-kaart hebt en u zich binnen het bereik van een UMTS-netwerk
bevindt.
Oproep beantwoorden
Opmerking: De uiteindelijke rekening van de serviceprovider voor oproepen en diensten kan variëren, afhankelijk van
de netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Druk op de beltoets of open het schuifmechanisme als u een oproep wilt beantwoorden.
Druk op de eindetoets of sluit het schuifmechanisme als u de oproep wilt weigeren.
Als u de beltoon wilt uitschakelen in plaats van een oproep te beantwoorden, selecteert u Stil.
Als u een nieuwe oproep wilt beantwoorden tijdens een gesprek wanneer de functie Oproep in wachtrij is geactiveerd, drukt
u op de beltoets. De eerste oproep wordt in de wachtstand gezet. Druk op de eindetoets of sluit het schuifmechanisem als u de
actieve oproep wilt beëindigen.
Bellen
Belangrijk: Als het apparaat vergrendeld is, moet u de beveiligingscode invoeren om de telefoonfunctie te activeren.
Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u soms nog wel het alarmnummer kiezen. Als u een alarmnummer wilt
kiezen terwijl het apparaat in het profiel Offline staat of wanneer het apparaat is vergrendeld, is het noodzakelijk dat
het nummer door het apparaat wordt herkend als alarmnummer. Het verdient aanbeveling het profiel te wijzigen of
de vergrendeling van het apparaat op te heffen door de beveiligingscode in te voeren voordat u het alarmnummer
kiest.
Voer het netnummer en abonneenummer in en druk op de beltoets. Als u een verkeerd teken invoert, drukt u op de wistoets.
Tip: Voor internationale gesprekken drukt u tweemaal op de *-toets voor het plusteken (+) dat de internationale
toegangscode vervangt, en voert u de landcode, het netnummer (laat zo nodig de eerste 0 weg) en het telefoonnummer
in.
Als u de oproep wilt beëindigen of de kiespoging wilt annuleren, drukt u op de eindetoets of sluit u het schuifmechanisme.
Tip: Als u tijdens het gesprek het schuifmechanisme wilt sluiten maar de oproep niet wilt beëindigen, drukt u op de
linkerselectietoets en sluit u binnen enkele seconden het schuifmechanisme.
Als u wilt bellen naar een contact uit het telefoonboek, selecteert u in de stand-by modus Contact.. Voer de eerste letters van
de naam in, ga naar de naam en druk op de beltoets. Zie 'Contacten', p. 39.
Druk op de beltoets om de 20 laatst gekozen nummers weer te geven. Ga naar het gewenste nummer of de gewenste naam en
druk op de beltoets om het nummer te kiezen. Zie 'Logboek', p. 32.
Met de volumetoetsen kunt u het volume van een actief gesprek regelen.
Als u in de stand-by modus uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst), houdt u 1 ingedrukt of drukt u op 1 en vervolgens op de
beltoets.
Snelkeuze
Met de snelkeuzefunctie kunt u een nummer kiezen door een cijfertoets ingedrukt te houden.
Voordat u de snelkeuzefunctie kunt gebruiken, moet u Menu > Instrum. > Instellingen > Bellen > Snelkeuze > Aan selecteren.
Als u een cijfertoets aan een telefoonnummer wilt toewijzen, selecteert u Menu > Instrum. > Snelkeuze. Ga naar de cijfertoets
(2 - 9) op het scherm en selecteer Opties > Toewijz.. Selecteer het gewenste nummer in de Contacten-database.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt verwijderen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert
u Opties > Verwijderen.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is toegewezen, wilt wijzigen, gaat u naar de snelkeuzetoets en selecteert u
Opties > Wijzigen.
Spraaktoetsen
Uw apparaat heeft vier spraaktoetsen: de conferentietoets (1), de contacttoets (2), de toets voor het dempen van het volume
(3) en de toets Eigen (4).
Met de conferentietoets kunt u een nieuw conferentiegesprek (netwerkdienst) starten, deelnemers
toevoegen aan een actieve oproep of twee actieve oproepen samenvoegen in een conferentiegesprek. Het
conferentiegesprek kan plaatsvinden op uw apparaat of verlopen via een conferentiegesprekdienst. U kunt
de deelnemers aan het gesprek selecteren in Contacten of de standaardnummers bellen voor
conferentiegesprekken.
Het maximum aantal deelnemers voor een conferentiegesprek is afhankelijk van de netwerkdienst.
Een conferentiegesprek voeren via het standaardnummer van de conferentiegesprekdienst
Als u een conferentiegesprek wilt voeren via het standaardnummer van de conferentiegesprekdienst, moet u eerst het
standaardnummer instellen. Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Conf.gesprek > Dienstnummer. Definieer een nummer
voor conferentiegesprekken en indien nodig een ID en een PIN-code voor het conferentiegesprek.
Als u al een standaardgroep voor conferentiegesprekken hebt gedefinieerd, moet u ook het standaardnummer van de
conferentiegesprekdienst instellen voor het standaardconferentiegesprek. Selecteer Menu > Instrum. > Instell. >
1. Druk op de conferentietoets in de actieve stand-by modus en selecteer Dienstnummer. Het standaardnummer wordt gebeld
en de ID en PIN-code voor het conferentiegesprek worden automatisch ingevuld als u deze gegevens hebt gedefinieerd. U
wordt verbonden met de conferentiegesprekdienst.
2. Druk op de eindetoets als u het actieve conferentiegesprek wilt beëindigen.
Een conferentiegesprek voeren met de standaardgroep voor conferentiegesprekken
Als u een conferentiegesprek wilt voeren met de standaardgroep voor conferentiegesprekken, moet u eerst de standaardgroep
instellen. Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Conf.gesprek > Groeperen. Selecteer de groepsleden in Contacten en voer
een naam in voor de groep.
Als u al een standaardnummer voor een conferentiegesprekdienst hebt gedefinieerd, moet u ook de standaardgroep voor
conferentiegesprekken instellen voor het standaardconferentiegesprek. Selecteer Menu > Instrum. > Instell. >
Conf.gesprek > Gebruikte conferentie > Groeperen.
1. Druk op de conferentietoets in de actieve stand-by modus en selecteer de standaardgroep voor conferentiegesprekken. Er
wordt een lijst geopend met de leden in de standaardgroep.
2. Als u een lid wilt bellen, gaat u naar het lid in de lijst en drukt u op de conferentietoets.
3. Als de oproep is beantwoord, selecteert u Tv. aan conf. om het lid aan het conferentiegesprek toe te voegen. Als u het lid uit
het conferentiegesprek wilt verwijderen, selecteert u Verwijd..
4. Herhaal stap 3 en 4 totdat alle leden zijn gebeld.
5. Wanneer het laatste lid uw oproep heeft beantwoord, drukt u op de conferentietoets. Alle oproepen worden samengevoegd
in een conferentiegesprek.
6. Druk op de eindetoets als u het actieve conferentiegesprek wilt beëindigen.
Een conferentiegesprek voeren met opgeslagen contacten
1. Druk op de conferentietoets in de actieve stand-by modus.
2. Selecteer Selecteren in Contacten. Selecteer de deelnemers en druk op de conferentietoets. Er wordt een lijst met
geselecteerde deelnemers geopend.
3. Als u een deelnemer wilt bellen, gaat u naar de deelnemer in de lijst en drukt u op de conferentietoets.
4. Als de oproep is beantwoord, selecteert u Tv. aan conf. om de deelnemer aan het conferentiegesprek toe te voegen. Als u de
deelnemer uit het conferentiegesprek wilt verwijderen, selecteert u Verwijd..
5. Herhaal stap 3 en 4 totdat alle deelnemers zijn gebeld.
6. Wanneer de laatste deelnemer uw oproep heeft beantwoord, drukt u op de conferentietoets. Alle oproepen worden
samengevoegd in een conferentiegesprek.
7. Druk op de eindetoets als u het actieve conferentiegesprek wilt beëindigen.
Eén nummer aan een actieve oproep toevoegen
Als u een nummer van een conferentiegesprekdienst of één deelnemer wilt toevoegen aan een actieve oproep, gebruikt u een
eerder gedefinieerd standaardnummer voor een conferentiegesprekdienst of selecteert u het nummer in Contacten.
Als u het standaardnummer voor de conferentiegesprekdienst wilt gebruiken, moet u ervoor zorgen dat dit nummer is ingesteld
voor het standaardconferentiegesprek. Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Conf.gesprek > Gebruikte conferentie >
2. Als u het standaardnummer voor de conferentiegesprekdienst wilt toevoegen aan de actieve oproep, selecteert u
Dienstnummer. Als u een nummer uit Contacten wilt toevoegen, selecteert u Selecteren in Contacten, selecteert u het nummer
en drukt u op de conferentietoets.
3. Het toegevoegde nummer wordt gebeld. Wanneer de oproep is beantwoord, drukt u op de conferentietoets om de oproepen
te combineren.
4. Als Oproepen samenbrengen? wordt weergegeven, selecteert u Ja.
5. De oproepen worden samengevoegd in een conferentiegesprek.
6. Druk op de eindetoets als u het actieve conferentiegesprek wilt beëindigen.
Tip: U kunt ook een nummer aan een actief conferentiegesprek toevoegen zolang het aantal deelnemers aan het
conferentiegesprek niet hoger is dan het maximumaantal.
Een groep deelnemers toevoegen aan een actieve oproep
Als u een groep deelnemers wilt toevoegen aan een actieve oproep, gebruikt u een eerder gedefinieerde standaardgroep voor
conferentiegesprekken of selecteert u de groep in Contacten.
Als u de standaardgroep voor conferentiegesprekken wilt gebruiken, moet u ervoor zorgen dat deze groep is ingesteld voor
het standaardconferentiegesprek. Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Conf.gesprek > Gebruikte conferentie en de groep.
1. Druk op de conferentietoets.
2. Als u de standaardgroep voor conferentiegesprekken wilt toevoegen aan de actieve oproep, selecteert u de standaardgroep.
Als u een groep uit Contacten wilt toevoegen, selecteert u Selecteren in Contacten, selecteert u de deelnemers en drukt u op
de conferentietoets.
3. Wanneer Geselecteerde deelnemer(s) toevoegen aan het actieve gesprek? wordt weergegeven, selecteert u Ja.
4. Er wordt een lijst met geselecteerde deelnemers geopend. Als u een deelnemer wilt bellen, gaat u naar de deelnemer in de
lijst en drukt u op de conferentietoets.
5. Als de oproep is beantwoord, selecteert u Tv. aan conf. om de deelnemer aan het conferentiegesprek toe te voegen. Als u de
deelnemer uit het conferentiegesprek wilt verwijderen, selecteert u Verwijd..
6. Herhaal stap 3 en 4 totdat alle deelnemers zijn gebeld.
7. Wanneer de laatste deelnemer uw oproep heeft beantwoord, drukt u op de conferentietoets. Alle oproepen worden
samengevoegd in een conferentiegesprek.
8. Druk op de eindetoets als u het actieve conferentiegesprek wilt beëindigen.
Tip: U kunt ook een groep deelnemers aan een actief conferentiegesprek toevoegen zolang het aantal deelnemers aan
het conferentiegesprek niet hoger is dan het maximumaantal.
Twee actieve oproepen samenvoegen in een conferentiegesprek
U kunt een actieve oproep en een oproep die in de wachtstand staat, samenvoegen in een conferentiegesprek.
1. Druk op de conferentietoets.
2. Wanneer Oproepen samenbrengen? wordt weergegeven, selecteert u Ja. De oproepen worden samengevoegd in een
conferentiegesprek.
3. Druk op de eindetoets als u het actieve conferentiegesprek wilt beëindigen.
Tip: De samengevoegde oproepen kunnen ook conferentiegesprekken zijn zolang het aantal deelnemers voor het
conferentiegesprek niet hoger wordt dan het maximumaantal.
Instellingen voor conferentiegesprekken
Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Conf.gesprek.
Als u wilt aangeven of het nummer van de conferentiegesprekdienst of de groep voor conferentiegesprekken standaard moet
worden gebruikt voor het conferentiegesprek, selecteert u Gebruikte conferentie.
Als u het standaardnummer voor de conferentiegesprekdienst wilt instellen, selecteert u Dienstnummer.
Als u de standaardgroep voor conferentiegesprekken wilt instellen, selecteert u Groeperen.
Als u de standaardgroep voor conferentiegesprekken wilt verwijderen, selecteert u Opties > Standaardgrp wissen.
Tip: Als u gemakkelijk toegang wilt tot de instellingen voor conferentiegesprekken als er geen standaardnummer voor
conferentiegesprekken is ingesteld, drukt u op de conferentietoets in de actieve stand-by modus en selecteert u
Standaardnummer > Ja.
Nummerinstellingen voor conferentiegesprekdiensten
Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Conf.gesprek > Dienstnummer.
Als u het standaardnummer voor de conferentiegesprekdienst wilt invoeren, selecteert u Nr. conf. gesprek.
Als u een ID wilt instellen voor het standaardnummer voor conferentiegesprekdiensten, selecteert u ID conferentiegesprek.
Als u een PIN-code wilt instellen voor het standaardnummer voor conferentiegesprekdiensten, selecteert u PIN
conferentiegesprek.
U kunt alleen een ID en een PIN-code instellen als u een standaardnummer voor conferentiegesprekdiensten hebt gedefinieerd.
Tip: Als uw conferentiegesprekdienst extra DTMF-opdrachten (Dual Tone Multi-Frequency) vereist, zoals #, kunt u deze
na elke identificatiecode toevoegen.
Het contactenbestand openen
Als u Contacten wilt openen vanuit een willekeurige toepassing, drukt u op de contacttoets.
De microfoon in- en uitschakelen
Als u de microfoon wilt uitschakelen tijdens een actieve spraak- of video-oproep, drukt u op de toets voor het dempen van het
volume. Als u de microfoon weer wilt inschakelen, drukt u nogmaals op de toets voor het dempen van het volume.
Een geselecteerde toepassing snel openen
De toets Eigen configureren voor het openen van een toepassing, webpagina of bookmark die u vaak nodig hebt en snel wilt
kunnen openen.
U kunt de toets Eigen configureren door Menu > Instrum. > Eigen toets te selecteren.
Tip: U kunt de toets Eigen ook configureren door deze ingedrukt te houden.
Opties tijdens een gesprek
Selecteer Opties voor de volgende functies tijdens een gesprek:
• Dempen — Uw stem is niet hoorbaar voor de andere deelnemers aan een gesprek terwijl u naar het actieve gesprek luistert.
• Dempen opheffen — De gespreksdeelnemers kunnen u weer horen.
• Deelnemer verwijd. — Een deelnemer uit het actieve gesprek verwijderen.
• Actieve opr. beëind. — De actieve oproep beëindigen.
• Menu — Het menu Toepassingen van uw apparaat weergeven.
• Standby — De actieve oproep in de wachtstand plaatsen.
• Oproep activeren — De actieve oproep uit de wachtstand halen.
• Nieuwe oproep — Een nieuwe oproep doen tijdens een gesprek als de functie voor Conferentiegesprek (netwerkdienst)
beschikbaar is.
• Aannemen — Een inkomende oproep beantwoorden tijdens een gesprek als Oproep in wachtrij actief is.
• Weigeren — Een inkomende oproep weigeren tijdens een gesprek als Oproep in wachtrij actief is.
• Toetsblk. blokkeren — Toetsen blokkeren tijdens een gesprek.
• Conferentie — Een actief gesprek en een gesprek in de wachtstand samenvoegen in een conferentiegesprek (netwerkdienst).
• Privé — Een privégesprek voeren met een geselecteerde deelnemer in het conferentiegesprek (netwerkdienst).
• Wisselen — Schakelen tussen het actieve gesprek en het gesprek in de wachtstand (netwerkdienst).
• DTMF verzenden — DTMF-toonreeksen (Dual Tone Multi-Frequency), zoals wachtwoorden, verzenden. Voer de DTMF-reeks in
of zoek ernaar in Contact. en selecteer DTMF.
• Doorverbinden — Het gesprek in de wachtstand verbinden met het actieve gesprek en zelf de verbinding verbreken
(netwerkdienst).
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Oproepen omleiden
Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Doorschakelen.
U kunt inkomende oproepen omleiden naar uw voicemail of naar een ander telefoonnummer. Neem contact op met uw
serviceprovider voor meer informatie.
1. Selecteer een van de volgende opties:
• Spraakoproepen — Inkomende spraakoproepen.
• Geg.- en video-opr. — Inkomende gegevens- en video-oproepen.
• Faxoproepen — Inkomende faxoproepen.
2. Selecteer een van de volgende opties voor het omleiden van oproepen:
• Alle spraakoproepen, Alle geg.- en vid.opr. of Alle faxoproepen. — Alle inkomende spraak-, gegevens- en video- of
faxoproepen doorschakelen.
• Indien bezet — Inkomende oproepen omleiden als u een actief gesprek hebt.
• Als niet aangenomen — Inkomende oproepen omleiden als het apparaat gedurende een bepaalde periode is overgegaan.
In het veld Wachttijd: geeft u op hoe lang het apparaat overgaat voordat de oproep wordt omgeleid.
• Indien buiten bereik — Oproepen omleiden wanneer het apparaat is uitgeschakeld of geen netwerkbereik heeft.
• Als niet beschikbaar — De laatste drie instellingen tegelijk activeren. Met deze optie worden oproepen omgeleid als het
apparaat bezet is, niet wordt beantwoord of buiten bereik van een netwerk is.
3. Selecteer Activeren.
Als u de huidige status voor het omleiden van oproepen wilt controleren, gaat u naar de omleidoptie en selecteert u Opties >
Controleer status.
Als u het omleiden van spraakoproepen wilt beëindigen, gaat u naar de omleidoptie en selecteert u Opties > Annuleer.
Oproepen blokkeren
De functies voor het blokkeren en doorschakelen van oproepen kunnen niet tegelijkertijd actief zijn.
Wanneer oproepen zijn geblokkeerd, kunt u soms nog wel officiële alarmnummers kiezen.
Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Oproepblokk..
U kunt de oproepen blokkeren die met het apparaat kunnen worden uitgevoerd of ontvangen (netwerkdienst). Als u de
instellingen wilt wijzigen, moet u beschikken over het blokkeerwachtwoord van de serviceprovider. Het blokkeren van oproepen
heeft invloed op alle oproepen, ook gegevensoproepen.
Als u oproepen wilt blokkeren, selecteert u Mob. opr. blokkeren en maakt u een keuze uit de volgende opties:
• Uitgaande oproepen — Spraakoproepen met het apparaat voorkomen.
• Internat. oproepen — Oproepen naar het buitenland voorkomen.
• Ink. opr. in buitenl. — Oproepen blokkeren wanneer u zich in het buitenland bevindt.
• Int. opr. niet nr vaderl. — Oproepen naar het buitenland blokkeren maar oproepen naar uw eigen land toestaan.
Als u de status van oproepblokkeringen wilt controleren, gaat u naar de blokkeeroptie en selecteert u Opties > Controleer
status.
Als u alle spraakoproepen wilt blokkeren, gaat u naar een blokkeeroptie en selecteert u Opties > Alle blokk. annul..
Internetoproepen blokkeren
Als u internetoproepen wilt blokkeren, selecteert u Menu > Instrum. > Instell. > Oproepblokk. > Internetopr. blokk..
Als u internetoproepen van anonieme bellers wilt weigeren, selecteert u Anonieme oproepen > Aan.
Het blokkeerwachtwoord wijzigen
Als u het wachtwoord voor het blokkeren van spraak-, fax- en gegevensoproepen wilt wijzigen, selecteert u Menu > Instrum. >
Instellingen > Oproepblokk. > Mob. opr. blokkeren > Opties > Blokk. wachtw. wijz.. Typ het huidige wachtwoord en typ
vervolgens tweemaal het nieuwe wachtwoord. Het blokkeerwachtwoord moet uit vier cijfers bestaan. Neem contact op met
uw serviceprovider voor details.
DTMF-tonen verzenden
U kunt DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency) verzenden tijdens een actieve oproep om de voicemailbox of andere
telefoondiensten te besturen.
Als u een DTMF-toonreeks wilt verzenden, voert u een oproep uit en wacht u tot de oproep wordt beantwoord. Selecteer
Menu > Opties > DTMF verzenden. Typ de DTMF-toonreeks of selecteer een vooraf gedefinieerde toonreeks.
Druk op de contacttoets als u DTMF-toonreeksen aan contactkaarten wilt koppelen. Open een contact en selecteer Opties >
Bewerken > Opties > Detail toevoegen > DTMF. Voer de toonreeks in. Druk driemaal op * om p in te voegen, een pauze van
ongeveer 2 seconden vóór of tussen DTMF-tonen. Selecteer Gereed. Als u het apparaat wilt instellen om alleen DTMF-tonen te
verzenden nadat u tijdens een oproep DTMF verzenden hebt geselecteerd, voegt u w in door viermaal op * te drukken.
Video-oproepen
Als u een video-oproep wilt verzenden of ontvangen, moet u zich binnen het bereik van een UMTS-netwerk bevinden. Informeer
bij de netwerkoperator of serviceprovider naar de beschikbaarheid en abonnementen. Terwijl u een gesprek voert, kunt u een
realtime-video verzenden naar de compatibele mobiele telefoon van de ontvanger en kunt u een realtime-video bekijken die
door de ontvanger wordt verzonden, als de ontvanger een compatibele mobiele telefoon heeft met een videocamera. Een videooproep kan alleen worden ontvangen of verzonden tussen twee compatibele mobiele telefoons.
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume
erg luid kan zijn.
Als u een video-oproep wilt verzenden, voert u het telefoonnummer in of selecteert u de ontvanger van de video-oproep in
Contacten en selecteert u Opties > Bellen > Video-oproep. U kunt de video-oproep niet omzetten in een normale spraakoproep.
Druk op de beltoets of open het schuifmechanisme als u een video-oproep wilt beantwoorden. Als op het scherm Verzenden
videobericht naar beller toestaan? wordt weergegeven, kunt u een video verzenden naar de beller door Ja te selecteren of het
versturen van een video uitschakelen door Nee te selecteren.
Tip: Als u geen video's wilt verzenden tijdens een video-oproep, kunt u in plaats daarvan een stilstaande afbeelding
verzenden. Selecteer de stilstaande afbeelding die u wilt verzenden in Menu > Instrum. > Instell. > Bellen > Afb. in
video-oproep > Gesel. gebruiken.
Selecteer tijdens de oproep Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
• Audio — Praten met de ontvanger van de oproep.
• Vid. gebr. — Videobeelden bekijken zonder geluid.
• Luidspr. — De luidspreker gebruiken voor het ontvangen van geluid.
• Telefoon — De luidspreker dempen en de handset gebruiken.
Internetoproepen
Met de dienst voor internetoproepen (netwerkdienst) kunt u oproepen verzenden en ontvangen via internet.
Met uw apparaat kunt u gesprekken via het internet (netgesprekken) voeren. Uw apparaat zal bij het kiezen van alarmnummers
in de eerste plaats gebruikmaken van mobiele netwerken. Als het kiezen van een alarmnummer over een mobiel netwerk niet
gelukt is, zal uw apparaat proberen het alarmnummer via uw provider te bellen. Vanwege de gevestigde aard van mobiele
telefonie, moet u, indien mogelijk, gebruikmaken van mobiele netwerken om een alarmnummer te bellen. Zorg ervoor dat uw
mobiele telefoon ingeschakeld is en gereed is om een nummer te kiezen voordat u een alarmnummer belt, als er dekking van
een mobiel netwerk beschikbaar is. De mogelijkheid om via internettelefonie een alarmnummer te bellen, hangt af van de
beschikbaarheid van een WLAN-netwerk en de implementatie van alarmoproepmogelijkheden van uw provider. Neem contact
op met uw provider om na te gaan of het bellen van een alarmnummer via het internet mogelijk is.
De VoIP-technologie (Voice over Internet Protocol) is een reeks protocollen die oproepen via een IP-netwerk, zoals internet,
mogelijk maken. VoIP-oproepen kunnen worden verzonden tussen twee computers, tussen mobiele telefoons en tussen een
VoIP-apparaat en een traditionele telefoon. Als u een VoIP-oproep wilt verzenden of ontvangen, moet uw apparaat zich binnen
het bereik van een WLAN-netwerk bevinden.
De beschikbaarheid van de dienst voor internetoproepen kan per of regio verschillen.
Instellingen voor internetoproepen definiëren
U kunt pas internetoproepen verzenden of ontvangen wanneer u hiervoor instellingen hebt gedefinieerd. Wanneer u de
instellingen voor internetoproepen hebt gedefinieerd aan de hand van deze instructies, meldt uw apparaat zich automatisch
aan bij de dienst voor internetoproepen zodra u Menu > Connect. > Internettel. selecteert.
Stap een: een SIP-profiel definiëren
1. Selecteer Menu > Instrum. > Instell. > Verbinding > SIP-instellingen > Opties > Nieuwe toevoegen en voer de vereiste
gegevens in.
Registratie is ingesteld op Altijd aan. Neem voor de juiste gegevens contact op met uw aanbieder voor internetoproepen.
2. Selecteer Proxy-server en stel Overdrachtstype in op Auto.
3. Selecteer Terug totdat u terug bent in het menu Verbinding.
Stap twee: een profiel voor internetoproepen definiëren
1. Selecteer Instell. internettelefoon > Opties > Nieuw profiel. Voer een naam in voor het profiel en selecteer het SIP-profiel
dat u zojuist hebt gemaakt.
2. Selecteer Terug totdat u terug bent in het hoofdmenu.
Stap drie: een voorkeursprofiel selecteren voor internetoproepen (optioneel)
Als u een voorkeursprofiel voor internetoproepen selecteert, gebruikt Internettel. dit netwerkprofiel automatisch om verbinding
te maken met de dienst voor internetoproepen.
1. Selecteer Menu > Connect. > Internettel..
2. Selecteer Voorkeursprofiel en het profiel voor internetoproepen dat u zojuist hebt gemaakt.
3. Selecteer Terug totdat u terug bent in het hoofdmenu.
Zie 'SIP-profielen bewerken', p. 89. U moet alle beschikbare SIP-instellingen definiëren. Zorg er wel voor dat
Tip: U kunt zich ook handmatig aanmelden bij de dienst voor internetoproepen. Volg dezelfde instructies als bij
automatisch aanmelden, maar stel de optie Registratie in op Wanneer nodig en de optie Overdrachtstype op UDP of
TCP. Bij handmatig aanmelden moet u handmatig het netwerk selecteren dat voor internetoproepen wordt gebruikt.
Verbinding maken met de dienst voor internetoproepen
Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen, moet uw apparaat verbinding hebben met een dienst voor
internetoproepen. Selecteer Menu > Connect. > Internettel..
Als u hebt gekozen voor automatisch aanmelden, wordt automatisch verbinding gemaakt met de dienst voor internetoproepen.
Als u zich handmatig bij de dienst voor internetoproepen aanmeldt, kiest u een beschikbaar netwerk in de lijst en selecteert u
Selecteer om verbinding te maken met de dienst. De opgeslagen netwerken, die met een sterretje zijn gemarkeerd, worden als
eerste in de lijst weergegeven. Als u het tot stand brengen van een verbinding ongedaan wilt beëindigen, selecteert u
Annuleer.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
• Verb. maken met serv. — om een verbinding met een dienst tot stand te brengen, als er een dienst voor netwerkoproepen
beschikbaar is, evenals een geschikt netwerk.
• Verb. met serv. verbr. — om de verbinding met de dienst voor internetoproepen te beëindigen.
• Service wijzigen — om de dienst voor internetoproepen te kiezen voor uitgaande oproepen als het apparaat verbinding
heeft met meerdere diensten. Deze optie wordt alleen weergegeven als meerdere geconfigureerde diensten beschikbaar
zijn.
• Service configureren — om nieuwe diensten te configureren. Deze optie wordt alleen weergegeven als er diensten zijn die
nog niet zijn geconfigureerd.
• Netwerk opslaan — om het netwerk op te slaan waarmee u momenteel verbinding hebt. De eerder opgeslagen netwerken
zijn gemarkeerd met een sterretje in de lijst met netwerken. Deze optie wordt alleen weergegeven als u verbinding hebt
met een draadloos LAN-netwerk dat nog niet is opgeslagen.
• Verborgen netw. gebr. — om verbinding te maken met een dienst voor internetoproepen met behulp van een verborgen
draadloos LAN-netwerk.
• Vernieuwen — om handmatig de lijst met verbindingsnetwerken te vernieuwen. Gebruik deze optie als uw draadloze LAN-
netwerk niet in de lijst staat. De lijst wordt automatisch elke 15 seconden vernieuwd.
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Uw apparaat kan tegelijkertijd slechts op één toegangspunt voor een draadloos LAN-netwerk zijn aangesloten. Als u twee of
meer diensten voor internetoproepen gebruikt die hetzelfde toegangspunt gebruiken, kunt u verbinding maken met meerdere
diensten tegelijkertijd. De dienst die wordt gebruikt voor uitgaande internetoproepen, verschijnt in de lijst met
verbindingsnetwerken en kan worden gewijzigd door Service wijzigen te selecteren.
Wanneer u verbinding hebt gemaakt met een dienst, kunt u het gebruikte draadloze LAN-netwerk opslaan als een bekend
toegangspunt.
Verbinding maken met behulp van een snelkoppeling
Mogelijk is er al een snelkoppeling aanwezig voor Internettel. in de actieve stand-by modus, maar u kunt desgewenst ook een
snelkoppeling toevoegen. Zie 'Instellingen voor stand-by modus', p. 87. Door gebruik te maken van de snelkoppeling kunt u
zich handmatig aanmelden als er een dienst voor internetoproepen en een toegangspunt beschikbaar zijn. Als u al verbinding
hebt met een dienst voor netwerkoproepen, wordt u gevraagd of u de verbinding met de dienst wilt verbreken.
Internetoproepen verzenden
Als u Internetoproep hebt ingesteld als het gewenste oproeptype en uw apparaat verbinding heeft met een dienst voor
internetoproepen, worden oproepen automatisch als internetoproepen verzonden.
Als u het gewenste oproeptype wilt instellen voor uitgaande oproepen, selecteert u Menu > Connect. > Internettel. >
Opties > Instellingen > Voorkeursoproeptype > Mobiel of Internetoproep.
U kunt een internetoproep verzenden vanuit alle toepassingen waarmee u een reguliere spraakoproep kunt verzenden.
Als u een internetoproep wilt verzenden in de stand-by modus, voert u het telefoonnummer of internetadres in en drukt u op
de beltoets.
Als u een internetoproep wilt verzenden naar een adres dat niet met een cijfer begint, drukt u op een willekeurige cijfertoets
wanneer het apparaat in de stand-by modus staat en drukt u vervolgens op # om het scherm te wissen en over te schakelen
van de cijfermodus naar de lettermodus. Toets het adres in en druk op de beltoets.
U kunt ook een internetoproep verzenden vanuit Contacten en Logboek. Als u een oproep wilt verzenden vanuit Contacten,
selecteert u Menu > Contacten en gaat u naar de gewenste contactpersoon. Selecteer Opties > Bellen > Internetoproep.
Als u een oproep wilt verzenden vanuit Logboek, selecteert u Menu > Logboek > Recente opr. en Gemiste opr., Ontvngn opr.
of Gebelde nrs. en gaat u naar de gewenste contactpersoon. Selecteer Opties > Bellen > Internetoproep.
Service-instellingen
Selecteer Menu > Connect. > Internettel. > Opties > Instellingen > Inst.:.
Selecteer Login-type om de manier waarop Internettel. verbinding maakt met de dienst voor internetoproepen, te bekijken of