Nokia C6-00 User Manual [nl]

Nokia C6-00 Gebruikershandleiding
Uitgave 4.1
2 Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Veiligheid 5
Over dit apparaat 5 Office-toepassingen 6 Netwerkdiensten 6 Gedeeld geheugen 7 Magneten en magnetische velden 7
Hulp zoeken 8
Ondersteuning 8 Help van het apparaat 8 Haal meer uit uw apparaat 8 Apparaatsoftware bijwerken 9 Instellingen 9 Toegangscodes 9 Extern vergrendelen 10 Levensduur van de batterij verlengen 10 Beschikbaar geheugen uitbreiden 11
Aan de slag 12
Toetsen en onderdelen (voorkant) 12 Toetsen en onderdelen (bovenkant) 12 Toetsen en onderdelen (zijkanten) 13 Toetsen en onderdelen (onderkant) 13 Toetsen en onderdelen (achterkant) 13 De SIM-kaart en de batterij plaatsen 13 Geheugenkaart 14 Antennelocaties 15 Het apparaat in- of uitschakelen 16 De batterij opladen 16 Aanraakschermacties 17 Tekst invoeren 18 De toetsen en het aanraakscherm blokkeren 21 Headset 21 Een polsband bevestigen 22 Nokia-overdracht 22
Uw apparaat 24
Startscherm 24
Schermsymbolen 25 Snelkoppelingen 27 Zoeken 27 Volume- en luidsprekerregeling 28 Het profiel Offline 28 Snel downloaden 29 Ovi (netwerkdienst) 29
Oproepen tot stand brengen 30
Aanraakscherm tijdens gesprekken 30 Een spraakoproep tot stand brengen 30 Tijdens een oproep 31 Een oproep beantwoorden of weigeren 31 Contact zoeken 32 Bellen met snelkeuze 32 Spraakoproepen 32 Oproep in wachtstand 33 Een conferentiegesprek voeren 33 Voice- en videomailboxen 34 Een video-oproep plaatsen 34 Tijdens een video-oproep 35 Een video-oproep beantwoorden of weigeren 36 Video delen 36 Internetoproepen 38 Logboek 40
Contacten (telefoonboek) 41
Namen en nummers opslaan en bewerken 41 Contacten-werkbalk 41 Namen en nummers beheren 42 Standaardnummers en -adressen toewijzen 42 Contactkaarten 43 Contacten als favorieten instellen 43 Beltonen, afbeeldingen en oproepteksten voor contacten 43 Contacten kopiëren 44 SIM-diensten 44 Contactgroepen 45
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Inhoudsopgave 3
E-mail 46
Over e-mail 46 Een mailbox toevoegen 47 E-mail lezen 47 Een e-mailbericht verzenden 47
Mail for Exchange 48
Berichten 49
Hoofdweergave Berichten 49 Berichten schrijven en verzenden 49 Inbox Berichten 50 Berichten op een SIM-kaart bekijken 51 Infodienstberichten 51 Dienstopdrachten 51 Instellingen van Berichten 51 Chat 54
Nokia Messaging 54
Over Nokia Messaging 54
Connectiviteit 55
Gegevensverbindingen en toegangspunten 55 Netwerkinstellingen 55 Draadloze LAN 56 Toegangspunten 58 Uw actieve gegevensverbindingen weergeven 60 Synchronisatie 61 Bluetooth-verbinding 61 Gegevens overdragen met een USB­kabel 64 Pc-verbindingen 65 Beheerinstellingen 65
Internet 66
Over de webbrowser 66 Op internet surfen 66 Een bookmark toevoegen 67 Abonneren op een webfeed 67
Gebeurtenissen in de buurt ontdekken 67
Positiebepaling (GPS) 68
Kaarten 73
Overzicht van Kaarten 73 Over positiebepalingsmethoden 73 Uw locatie en de kaart weergeven 74 Navigatieweergave 75 Kaartweergave 75 Een route plannen 75 Verkeers- en veiligheidsinformatie opvragen 76 Navigatiesysteem 77 Navigatiesysteem voor voetgangers 78 Inchecken 78 Een plaats of route opslaan of weergeven 79 Een plaats naar een vriend verzenden 79 Het uiterlijk van de kaart wijzigen 79
Camera 80
Opname van afbeeldingen 80 Video's opnemen 85 Camera-instellingen 85
Foto's 87
Informatie over Foto's 87 Afbeeldingen en videoclips weergeven 87 Bestandsgegevens weergeven en bewerken 88 Afbeeldingen en videoclips ordenen 88
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
4 Inhoudsopgave
Werkbalk Foto's 88 Albums 89 Labels 89 Diavoorstelling 89 Afbeeldingen bewerken 90 Video's bewerken 91 Afbeelding afdrukken 91
Muziek 92
Een nummer of podcast afspelen 92 Afspeellijsten 92 Songteksten weergeven terwijl u naar een track luistert 93 Podcasts 93 Muziek overbrengen van een computer 94 Ovi Muziek 94 Nokia Podcasting 95 FM-radio 98
Video's 99
Een videoclip downloaden en afspelen 99 Videofeeds 100 Mijn video's 100 Videoclips overbrengen van uw pc 100 Instellingen voor Video's en tv 101
Uw apparaat aanpassen 102
Het uiterlijk van uw apparaat wijzigen 102 Profielen 102 3D-tonen 102 Het startscherm wijzigen 103 Het hoofdmenu wijzigen 103
Office 108
Instellingen 112
Telefooninstellingen 112 Toepassingsbeheer 117 Belinstellingen 120
Problemen oplossen 122
Het milieu beschermen 125
Energie besparen 125 Recyclen 125
Product- en veiligheidsinformatie 126
Index 132
Toepassingen 104
Agenda 104 Klok 105 RealPlayer 106 Dictafoon 107 Notities 107
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Veiligheid 5

Veiligheid

Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer informatie.

SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET VEILIG IS

Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoon verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.

STORING

Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.

SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN GEBIEDEN WAARBINNEN EEN GEBRUIKSVERBOD GELDT

Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in vliegtuigen en in de nabijheid van medische apparatuur, brandstof, chemicaliën of gebieden waar explosieven worden gebruikt.

VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG

Houd u aan alle lokale wetgeving. Houd tijdens het rijden altijd uw handen vrij om het voertuig te besturen. De verkeersveiligheid dient uw eerste prioriteit te hebben terwijl u rijdt.

DESKUNDIG ONDERHOUD

Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.

TOEBEHOREN EN BATTERIJEN

Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele producten aan.

WATERBESTENDIGHEID

Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.

Over dit apparaat

Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in de (E)GSM 850, 900, 1800, 1900 en UMTS 900, 1900, 2100-netwerken. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat aan alle regelgeving en eerbiedig lokale gebruiken, privacy en legitieme rechten van anderen, waaronder auteursrechten.
Auteursrechten kunnen verhinderen dat bepaalde afbeeldingen, muziek en andere inhoud worden gekopieerd, gewijzigd of overgedragen.
Het apparaat ondersteunt diverse verbindingsmethoden. Net als computers kan uw apparaat worden blootgesteld aan virussen en andere schadelijke inhoud. Wees voorzichtig met berichten, verbindingsverzoeken, browsen en downloaden. Installeer en gebruik alleen diensten en andere software van
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
6 Veiligheid
betrouwbare bronnen die adequate beveiliging en bescherming tegen schadelijke software bieden, zoals toepassingen die Symbian-ondertekend zijn of de Java Verified™-test hebben doorstaan. Overweeg de installatie van antivirus- en andere beveiligingssoftware op het apparaat en eventuele aangesloten computers.
Belangrijk: Uw apparaat kan
slechts één antivirustoepassing ondersteunen. Bij meerdere toepassingen met antivirusfunctionaliteit kunnen de prestaties en werking worden beïnvloed of kan het apparaat ophouden te werken.
Uw apparaat beschikt mogelijk over vooraf geïnstalleerde bladwijzers en koppelingen naar websites van derden. U kunt met het apparaat ook andere sites van derden bezoeken. Sites van derden zijn niet verbonden met Nokia en Nokia onderschrijft deze niet en neemt er geen aansprakelijkheid voor. Als u dergelijke sites wilt bezoeken, moet u voorzorgsmaatregelen treffen op het gebied van beveiliging of inhoud.
Waarschuwing:
Als u andere functies van dit apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het apparaat niet in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan veroorzaken.
De kantoortoepassingen ondersteunen gebruikelijke functies van Microsoft Word, PowerPoint en Excel (Microsoft Office 2000, XP en 2003). Niet alle bestandsindelingen kunnen worden bekeken of gewijzigd.
Vergeet niet een back-up of een gedrukte kopie te maken van alle belangrijke gegevens die in uw apparaat zijn opgeslagen.
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding van het desbetreffende apparaat te raadplegen voor uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
De afbeeldingen in deze handleiding verschillen mogelijk van het scherm van uw apparaat.

Office-toepassingen

De kantoortoepassingen ondersteunen gebruikelijke functies van Microsoft Word, PowerPoint en Excel (Microsoft Office 2000, XP en 2003). Niet alle bestandsindelingen worden ondersteund.

Netwerkdiensten

Om het apparaat te kunnen gebruiken, moet u beschikken over een abonnement bij een aanbieder van draadloze verbindingsdiensten. Enkele functies zijn niet op alle netwerken beschikbaar. Er zijn ook functies waarvoor u specifieke regelingen met uw serviceprovider moet treffen voordat u ze kunt gebruiken. Wanneer u netwerkdiensten gebruikt, worden er gegevens overgedragen. Informeer bij uw serviceprovider naar de kosten voor communicatie op uw eigen telefoonnetwerk en wanneer u in het dekkingsgebied van andere netwerken verkeert. Uw serviceprovider kan u vertellen welke kosten in rekening worden gebracht. Bij sommige netwerken gelden beperkingen die invloed hebben op hoe u sommige functies van dit apparaat kunt gebruiken die
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
netwerkondersteuning nodig hebben, zoals ondersteuning voor specifieke technologieën, bijvoorbeeld WAP 2.0­protocollen (HTTP en SSL) die werken met TCP/IP-protocollen en taalafhankelijke tekens.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw apparaat. In dat geval worden deze functies niet in het menu van uw apparaat weergegeven. Mogelijk is uw apparaat voorzien van aangepaste onderdelen, zoals menunamen, menuvolgorde en pictogrammen.

Gedeeld geheugen

De volgende functies in dit apparaat maken mogelijk gebruik van gedeeld geheugen: MMS (multimedia messaging), e-mail-toepassing, chatten. Door het gebruik van een of meer van deze functies is er mogelijk minder geheugen beschikbaar voor de overige functies. Als uw apparaat een bericht weergeeft dat het geheugen vol is, verwijdert u een gedeelte van de informatie die in het gedeelde geheugen is opgeslagen.
Bij langdurig gebruik zoals een actief videogesprek en een gegevensverbinding met hoge snelheid kan het apparaat warm aanvoelen. In de meeste gevallen is dit normaal. Als u vermoedt dat het apparaat niet naar behoren werkt, brengt u het dan naar het dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt.
Veiligheid 7

Magneten en magnetische velden

Houd het apparaat uit de buurt van magneten en magneetvelden.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
8Hulp zoeken

Hulp zoeken

Ondersteuning

Als u meer wilt weten over hoe u uw product kunt gebruiken of als u niet zeker weet hoe uw apparaat behoort te werken, gaat u naar www.nokia.com/support. Voor mobiele apparaten kijkt u op nokia.mobi/support. U kunt ook de gebruikershandleiding op uw apparaat lezen. Selecteer Menu >
Toepassingen > Help.
Als u hiermee het probleem niet kunt oplossen, gaat u als volgt te werk:
Schakel uw apparaat opnieuw in. Schakel het apparaat uit en verwijder de batterij. Plaats de batterij na ongeveer een minuut weer in het apparaat en schakel het apparaat in.
Stel de oorspronkelijke fabriekswaarden weer in
De apparaatsoftware bijwerken
Als het probleem nog steeds niet is opgelost, neemt u contact op met Nokia om het apparaat te laten repareren. Ga naar www.nokia.com/repair. Voordat u uw apparaat opstuurt voor reparatie, moet u altijd een back-up van de gegevens op het apparaat maken.

Help van het apparaat

Uw apparaat bevat instructies voor de toepassingen op het apparaat.
Als u help wilt openen vanuit het hoofdmenu, selecteert u Menu >
Toepassingen > Help en de toepassing
waarbij u hulp nodig hebt.
Als u vanuit een geopende toepassing de help voor de huidige weergave wilt openen, selecteert u Opties > Help.
Als u tijdens het lezen de lettergrootte van de helptekst wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Lettergrootte verkleinen of Lettergrootte vergroten.
Aan het einde van de helptekst kunt u koppelingen vinden naar verwante onderwerpen.
Als u een onderstreept woord selecteert, wordt een korte uitleg weergegeven.
In de help worden de volgende symbolen gebruikt:
Koppeling naar een verwant helponderwerp. Koppeling naar een besproken toepassing.
Tijdens het lezen van de uitleg kunt u wisselen tussen helpteksten en de toepassing die op de achtergrond geopend is door Opties > Open
toepassingen en de gewenste
toepassing te selecteren.

Haal meer uit uw apparaat

Er zijn verschillende toepassingen beschikbaar van Nokia en leveranciers van software van derden die u helpen meer uit uw apparaat te halen. Voor het zoeken en downloaden van toepassingen bezoekt u de Ovi Store op store.ovi.com. Deze toepassingen worden uitgelegd in de handleidingen die beschikbaar zijn op de productondersteuningspagina's op www.nokia.com/support of op de lokale Nokia-website.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Hulp zoeken 9
Apparaatsoftware bijwerken Over software-updates
Software-updates kunnen nieuwe en verbeterde functies bevatten die niet beschikbaar waren toen u het apparaat kocht. Door de software bij te werken kunnen ook de prestaties van het apparaat worden verbeterd.
Als u een melding wilt krijgen wanneer er nieuwe software voor uw apparaat beschikbaar is, kunt u zich registreren bij My Nokia en u abonneren op meldingen via SMS of e-mail. Voor meer informatie gaat u naar www.nokia.com/mynokia.
Waarschuwing:
Tijdens het installeren van een software­update kunt u het apparaat niet gebruiken, zelfs niet om een alarmnummer te bellen, totdat de installatie voltooid is en het apparaat opnieuw is ingeschakeld.
Bij het downloaden van software-updates worden mogelijk grote hoeveelheden gegevens overgedragen (netwerkdienst).
Zorg ervoor dat de batterij van het apparaat voldoende capaciteit heeft of dat de lader is aangesloten voordat u begint met bijwerken.
Nadat u de software of toepassingen van het apparaat hebt bijgewerkt, zijn de instructies voor de bijgewerkte toepassingen in de gebruikershandleiding of Help-informatie mogelijk niet meer actueel.

Software updaten via de pc

Nokia Software Updater is een pc­toepassing waarmee u de software van uw apparaat kunt bijwerken. Als u dat wilt
doen, hebt u een compatibele pc nodig, een breedbandverbinding met internet en een compatibele USB-gegevenskabel om uw apparaat op de pc aan te sluiten.
Als u meer informatie wilt en de updatetoepassing voor Nokia-software wilt downloaden, gaat u naar www.nokia.com/softwareupdate.

Instellingen

Bij uw apparaat zijn de instellingen voor MMS, GPRS, streaming en mobiel internet gewoonlijk automatisch vooraf geconfigureerd op basis van de informatie van uw netwerkprovider. Misschien zijn de instellingen van uw dienstproviders al in uw apparaat ingesteld of ontvangt of vraagt u de instellingen van de netwerkproviders als een speciaal bericht.
U kunt de algemene instellingen in uw apparaat, zoals de instellingen voor de taal, de stand-bymodus, het scherm en de toetsenblokvergrendeling, wijzigen.

Toegangscodes

PIN- of PIN2­code
(4-8 cijfers)
Deze beschermen uw SIM­kaart tegen ongeautoriseerd gebruik of zijn nodig om toegang te krijgen tot bepaalde functies.
U kunt uw apparaat zo instellen dat er wordt gevraagd om de PIN-code wanneer u het inschakelt.
Neem contact op met uw serviceprovider als ze niet zijn meegeleverd bij uw SIM-kaart of wanneer u de codes bent vergeten.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
10 Hulp zoeken
PUK- of PUK2­code
(8 cijfers)
IMEI­nummer
(15 cijfers)
Blokkeri ngscode (beveilig ingscode )
(min. 4 cijfers of tekens)
Als u drie maal op rij de verkeerde code invoert, moet u de code opheffen met de PUK- of PUK2-code.
Deze zijn nodig om de blokkering van een PIN- of PIN2-code op te heffen.
Neem contact op met uw serviceprovider als ze niet zijn meegeleverd bij uw SIM­kaart.
Deze wordt gebruikt voor het identificeren van geldige apparaten in het netwerk. Het nummer kan ook worden gebruikt om bijvoorbeeld gestolen apparaten te blokkeren.
Bel *#06#om uw IMEI­nummer te bekijken.
Dit helpt u om uw apparaat tegen ongeautoriseerd gebruik te beveiligen.
U kunt het apparaat zo instellen dat wordt gevraagd naar de blokkeringscode die u heeft opgegeven.
Houd de code geheim en bewaar deze op een veilige plaats, niet bij het apparaat.
Als u de code bent vergeten en het apparaat is geblokkeerd, is extra service nodig. Er kunnen extra kosten in rekening worden gebracht en alle persoonlijke gegevens in uw apparaat kunnen worden gewist.
Neem voor meer informatie contact op met een Nokia Care-centrum of de leverancier van uw apparaat.

Extern vergrendelen

U kunt het apparaat op afstand blokkeren met een vooraf opgegeven SMS-bericht. Ook de geheugenkaart kunt u op afstand blokkeren.
Op afstand blokkeren inschakelen
1 Selecteer Menu > Instellingen en
Telefoon > Telefoonbeheer > Beveiligingsinst. > Telefoon en SIM-kaart > Ext. telef.vergrendeling > Ingeschakeld.
2 Typ de inhoud van het SMS-bericht
(5-20 tekens), controleer deze en voer de blokkeringscode in.
Uw apparaat op afstand vergrendelen
Schrijf het automatische SMS-bericht en verzend het naar het apparaat. Als u het apparaat wilt ontgrendelen, hebt u de blokkeringscode nodig.

Levensduur van de batterij verlengen

Veel functies van uw apparaat gebruiken veel energie en verkorten de levensduur van de batterij. Houd het volgende in gedachten als u energie wilt besparen:
Functies waarbij de Bluetooth­technologie wordt gebruikt, en het op de achtergrond actief zijn van zulke functies terwijl u andere functies gebruikt, vergen veel energie. Schakel de Bluetooth-connectiviteit uit wanneer u deze niet nodig hebt.
Functies waarbij een WLAN (draadloos LAN) wordt gebruikt en
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Hulp zoeken 11
het op de achtergrond actief zijn van zulke functies terwijl u andere functies gebruikt, vergen veel energie. WLAN op uw Nokia-apparaat wordt uitgeschakeld, wanneer u geen verbinding probeert te maken, u geen verbinding met een toegangspunt hebt en u niet controleert op beschikbare netwerken. U kunt het batterijverbruik verder reduceren door op te geven dat er niet (of minder vaak) door uw apparaat op de achtergrond wordt gecontroleerd op beschikbare netwerken.
Als u Packet-ggvnsverbinding >
Automat. bij signaal in de
verbindingsinstellingen hebt geselecteerd en er geen dekking voor een packet-gegevensverbinding (GPRS) is, probeert het apparaat van tijd tot tijd een packet­gegevensverbinding tot stand te brengen. Selecteer Packet-
ggvnsverbinding > Wanneer nodig om de bedrijfsduur van het
apparaat te verlengen.
Met de toepassing Kaarten worden nieuwe kaartgegevens gedownload als u naar nieuwe gedeelten van de kaart bladert. Dit vergt extra batterijcapaciteit. U kunt voorkomen dat nieuwe kaarten automatisch worden gedownload.
Als de signaalsterkte van het mobiele netwerk erg varieert in uw gebied, moet het apparaat herhaaldelijk zoeken naar het beschikbare netwerk. Dit vergt extra batterijcapaciteit.
Als de netwerkmodus in de netwerkinstellingen is ingesteld op dual-modus, zoekt het apparaat het 3G-netwerk. U kunt het apparaat zo
instellen dat het alleen het GSM­netwerk gebruikt. Als u wilt dat het apparaat alleen het GSM-netwerk gebruikt, selecteert u Menu >
Instellingen en Connectiviteit > Netwerk > Netwerkmodus > GSM.
De achtergrondverlichting van het scherm gebruikt veel energie. Bij de weergave-instellingen kunt u de duur van de time-outperiode voor het uitschakelen van de achtergrondverlichting wijzigen. Selecteer Menu > Instellingen en
Telefoon > Weergave > Time-out verlichting. Voor het afstellen van de
lichtsensor waarmee de hoeveelheid licht wordt gecontroleerd en de helderheid van het scherm wordt aangepast in de display-instellingen, selecteert u Lichtsensor.
Het actief laten van toepassingen op de achtergrond kan energie kosten. Als u toepassingen wilt sluiten die u niet gebruikt, als ze niet reageren, selecteert u Opties > Open
toepassingen en gaat u naar de
toepassing door op de menutoets te drukken. Houd de menutoets ingedrukt om de toepassing te openen en selecteer Opties
>
Afsluiten.

Beschikbaar geheugen uitbreiden

Heeft u voor nieuwe toepassingen en inhoud meer beschikbaar apparaatgeheugen nodig?
Bekijken hoeveel ruimte beschikbaar is voor verschillende gegevenstypen
Selecteer Menu > Toepassingen >
Kantoor > Best.beheer.
Veel functies van het apparaat gebruiken geheugen om gegevens op te slaan. U
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
12 Aan de slag
krijgt een melding als het geheugen op verschillende geheugenlocaties bijna vol is.
Beschikbaar geheugen uitbreiden
Breng gegevens over naar een compatibele geheugenkaart (indien beschikbaar) of een compatibele computer.
Gebruik Bestandsbeheer of open de desbetreffende toepassing om gegevens te verwijderen die u niet langer nodig hebt. U kunt de volgende elementen verwijderen:
E-mails in de mappen in Berichten en opgehaalde e-mails in de mailbox
Opgeslagen webpagina's
Contactgegevens
Agendanotities
Toepassingen in Toepassingsbeheer
die u niet nodig hebt
Installatiebestanden (.SIS of .SISX) van toepassingen die u hebt geïnstalleerd. Breng de installatiebestanden over naar een compatibele computer.
Afbeeldingen en videoclips in Foto's. Breng de bestanden over naar een compatibele computer.

Aan de slag

Toetsen en onderdelen (voorkant)

1 Nabijheidssensor 2 Oorstukje 3 Aanraakscherm 4 Beltoets 5 Menutoets 6 Lichtsensor 7 Secundaire camera 8 End-/Aan/uit-toets
Dek het gedeelte boven het aanraakscherm niet af met bijvoorbeeld een beschermende laag of plakband.

Toetsen en onderdelen (bovenkant)

1 Nokia AV-aansluitpunt (3,5 mm) voor
compatibele headsets en hoofdtelefoons.
2 USB-aansluitpunt
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Aan de slag 13

Toetsen en onderdelen (zijkanten)

1 Klepje van geheugenkaartsleuf 2 Toets Volume omhoog/Inzoomen 3 Toets Volume omlaag/Uitzoomen 4 Blokkeringsschakelaar 5 Opnametoets

Toetsen en onderdelen (onderkant)

1 Aansluitpunt voor lader 2 Microfoon 3 Gaatje voor polsband

Toetsen en onderdelen (achterkant)

1 Cameraflitser 2 Cameralens 3 Luidspreker
Opmerking: Het oppervlak van dit
apparaat bevat geen nikkel in de gemetalliseerde delen. Het oppervlak van dit apparaat bevat roestvrij staal.

De SIM-kaart en de batterij plaatsen

Belangrijk: Gebruik in dit apparaat
geen mini-UICC SIM-kaarten (ook wel micro-SIM-kaarten genoemd), micro-SIM­kaarten met een adapter of SIM-kaarten met een mini-UICC-uitsnede (zie afbeelding). Een micro-SIM-kaart is kleiner dan de standaard SIM-kaart. Dit apparaat ondersteunt het gebruik van micro-SIM-kaarten niet en gebruik van incompatibele SIM-kaarten kan mogelijk de kaart of het apparaat beschadigen en gegevens op de kaart aantasten.
Volg de instructies zorgvuldig om te voorkomen dat u de achtercover beschadigt.
Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
1 Ontgrendel het hendeltje van de
achterklep en til de achterklep op.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
14 Aan de slag
2 Als in het apparaat een batterij is
geplaatst, verwijdert u de batterij door deze in de richting van de pijl te tillen.
3 Plaats de SIM-kaart. Het
contactgebied op de kaart moet naar de aansluitpunten op het apparaat zijn gericht en de afgekante hoek naar de bovenkant van het apparaat.
4 Leg de contactpunten van de batterij
op één lijn met de overeenkomende aansluitpunten op het batterijvak en plaats de batterij.
5 Om de cover terug te plaatsen, houdt
u de bovenste vergrendelingen in de richting van de bijbehorende sleuven en duwt u de cover naar beneden totdat deze vastklikt.

Geheugenkaart

Gebruik alleen compatibele microSD­kaarten die door Nokia is goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Nokia maakt gebruik van goedgekeurde industriële normen voor geheugenkaarten, maar sommige merken zijn mogelijk niet geheel compatibel met dit apparaat. Incompatibele kaarten kunnen de kaart en het apparaat beschadigen en gegevens op de kaart aantasten.

De geheugenkaart plaatsen

Het is mogelijk dat er al een geheugenkaart in het apparaat is geplaatst. Als dat niet het geval is, gaat u als volgt te werk:
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Aan de slag 15
1 Trek het klepje van de
geheugenkaartsleuf open.
2 Plaats een compatibele
geheugenkaart in de sleuf. Zorg ervoor dat het contactgebied op de kaart naar beneden en in de richting van de sleuf is gericht.
3 Schuif de kaart naar binnen tot deze
goed is geplaatst.
4 Sluit het klepje van de
geheugenkaartsleuf.

De geheugenkaart verwijderen

Belangrijk: Verwijder de
geheugenkaart niet op het moment dat er een bewerking wordt uitgevoerd waarbij de kaart wordt gebruikt. Hierdoor kunnen de kaart en het apparaat beschadigd worden en kunnen gegevens op de kaart worden aangetast.
1 Druk op de aan/uit-toets en selecteer
Geh.kaart verwijderen voordat u de
kaart verwijdert.
2 Selecteer Ja als uw apparaat aangeeft
dat sommige toepassingen worden gesloten.
3 Open het klepje van de
geheugenkaartsleuf als uw apparaat aangeeft dat de geheugenkaart moet worden verwijderd.
4 U haalt de geheugenkaart uit de sleuf
door er licht op te drukken.
5 Haal de geheugenkaart eruit.
Selecteer OK als het apparaat is ingeschakeld.
6Sluit het klepje van de
geheugenkaartsleuf.

Antennelocaties

Het apparaat kan interne en externe antennes hebben. Vermijd onnodig contact met het gebied rond de antenne als de antenne aan het zenden of ontvangen is. Contact met antennes kan de kwaliteit van de communicatie nadelig beïnvloeden en kan tijdens gebruik leiden tot een hoger stroomverbruik en tot een kortere levensduur van de batterij.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
16 Aan de slag
Het apparaat in- of uitschakelen Het apparaat inschakelen
1 Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
2 Voer desgevraagd een PIN-code (door
uw netwerkserviceprovider verstrekt, bijvoorbeeld 1234) of blokkeringscode in en selecteer OK. De blokkeringscode is bij aanschaf ingesteld op 12345. Als u de code vergeet en het apparaat is vergrendeld, heeft het apparaat onderhoud nodig. Hiervoor kunnen extra kosten in rekening worden gebracht. Neem voor meer informatie contact op met een Nokia Care-locatie of de leverancier van uw apparaat.
Het apparaat uitschakelen
Houd de aan/uit-toets ingedrukt.

De batterij opladen

De batterij is in de fabriek gedeeltelijk opgeladen. Ga als volgt te werk als het apparaat aangeeft dat de batterij bijna leeg is.
1 Sluit de lader aan op een stopcontact. 2 Sluit de lader aan op het apparaat.
Wanneer de batterij wordt opgeladen, brandt het lampje van het laadsymbool rond het aansluitpunt voor de lader.
3 Wanneer het apparaat aangeeft dat
de batterij helemaal vol is, maakt u de lader los van het apparaat en vervolgens van het stopcontact.
U hoeft de batterij niet een bepaalde tijdsduur op te laden, en u kunt het apparaat gebruiken terwijl het wordt opgeladen. Als de batterij helemaal leeg is, kan het enkele minuten duren voor het laadsymbool in het scherm wordt weergegeven of voordat u kunt bellen.
Tip: Trek de lader uit het stopcontact wanneer de lader niet wordt gebruikt. Een lader die op het stopcontact is aangesloten, gebruikt stroom, zelfs als deze niet op het apparaat is aangesloten.
Bij langdurig gebruik zoals een actief videogesprek en een gegevensverbinding met hoge snelheid kan het apparaat warm aanvoelen. In de meeste gevallen is dit normaal. Als u vermoedt dat het apparaat niet naar behoren werkt, brengt u het dan naar het dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Aan de slag 17

Aanraakschermacties

Bedien het aanraakscherm met uw vinger of met een aanwijspen (indien beschikbaar).
Belangrijk: Gebruik alleen een
Stylus die door Nokia is goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Als u een andere Stylus gebruikt, kan de garantie op het apparaat vervallen en kan het aanraakscherm beschadigd raken. Voorkom dat er krassen ontstaan op het aanraakscherm. Gebruik nooit een echte pen of echt potlood of andere scherpe voorwerpen om op het aanraakscherm te schrijven.
Tikken en dubbeltikken
Als u een toepassing of ander element op het aanraakscherm wilt openen, tikt u er normaal gesproken op met uw vinger. Voor de volgende items geldt echter dat u er twee keer op moet tikken.
Lijstitems in een toepassing, zoals de map Concepten in de toepassing Berichten.
Bestanden in een bestandenlijst, bijvoorbeeld een afbeelding in de map Opgenomen in de toepassing Foto's.
Tip: Wanneer u een lijstweergave opent, is het eerste item al gemarkeerd. Als u het geselecteerde item wilt openen, tikt u er een keer op.
Als u eenmaal op een bestand of soortgelijk item tikt, wordt dit niet geopend, maar gemarkeerd. Als u de beschikbare opties voor het item wilt zien, selecteert u Opties of u selecteert een pictogram in een werkbalk, indien beschikbaar.
Selecteer
In deze gebruikersdocumentatie wordt het openen van toepassingen of items door er eenmaal of tweemaal op te drukken "selecteren" genoemd.
Voorbeeld: Als u Opties > Help wilt selecteren, drukt u op Opties en vervolgens op Help.
Slepen
U kunt slepen door uw vinger op het scherm te plaatsen en over het scherm te schuiven.
Voorbeeld: Als u naar de bovenkant of onderkant van een webpagina wilt gaan, sleept u de pagina met uw vinger.
De vinger heen en weer bewegen
Schuif uw vinger snel naar links of rechts op het scherm om te vegen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
18 Aan de slag
Voorbeeld: Veeg naar links of rechts als u
een afbeelding weergeeft en respectievelijk de volgende of vorige afbeelding wilt weergeven.
Snelle bewegingen gebruiken
Als u een snelle beweging wilt gebruiken, plaatst u uw vinger op het scherm, schuift u deze snel over het scherm en tilt u de vinger vervolgens snel op. De inhoud van het scherm blijft nu schuiven met de snelheid en de richting die deze had op het moment dat u uw vinger optilde. Tik op een item om het item te selecteren in een bladerlijst of om de beweging te stoppen.
Bladeren
Als u in een lijst die voorzien is van een schuifbalk naar boven of beneden wilt bladeren, sleept u de schuifregelaar van de schuifbalk.
In sommige lijstweergaven kunt u uw vinger op een item van de lijst plaatsen en het naar boven of beneden verplaatsen.
Tip: Als u een korte beschrijving van een pictogram wilt weergeven, plaatst u uw vinger op het pictogram. Niet voor alle pictogrammen zijn beschrijvingen beschikbaar.
Achtergrondverlichting van het aanraakscherm
De achtergrondverlichting van het aanraakscherm wordt na een periode van inactiviteit uitgeschakeld.
Als u de achtergrondverlichting wilt inschakelen, ontgrendelt u indien nodig het scherm en de toetsen en drukt u op de menutoets.

Tekst invoeren

U kunt tekst in verschillende modi invoeren. Het volledige toetsenbord werkt als een gewoon toetsenbord en met het alfanumerieke toetsenblok op het scherm kunt u op tekens tikken. Met de handschriftherkenningsmodi kunt u tekens direct op het scherm schrijven.
Als u de tekstinvoermodus wilt inschakelen, tikt u op een tekstinvoerveld.
Als u in de tekstinvoerweergave wilt schakelen tussen de beschikbare tekstinvoermodi, tikt u op
en
selecteert u de gewenste invoermodus.
Welke invoermethoden en talen worden ondersteund door de handschriftherkenningsfunctie is afhankelijk van de regio.
Toetsenbordinvoer Toetsenbord
Uw apparaat is uitgerust met een volledig toetsenbord. U kunt het toetsenbord openen door het aanraakscherm omhoog te duwen. In alle toepassingen wordt de weergave automatisch van staande naar liggende stand veranderd zodra u het toetsenbord opent.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
1 Functietoets. Als u een speciaal teken
dat op de rechterbovenhoek van een toets staat wilt invoegen, drukt u op de functietoets en vervolgens op de gewenste toets. Als u meerdere speciale tekens na elkaar wilt invoegen, drukt u tweemaal snel op de functietoets. Druk op de functietoets om naar de normale modus terug te gaan.
2 Shift-toets. Druk tweemaal op de
Shift-toets om tussen de modus voor hoofdletters en kleine letters te schakelen. Als u in de modus voor kleine letters één hoofdletter wilt invoeren, of andersom, drukt u op de Shift-toets en vervolgens op de toets van de gewenste letter.
3 Sym-toets. Als u speciale tekens die
niet op uw toetsenbord worden
Aan de slag 19
weergegeven, wilt invoegen, drukt u op de Sym-toets en kiest u het gewenste teken.
4 Ctrl-toets. Voor sommige
snelkoppelingen hebt u de Ctrl-toets nodig.
5 Spatie-toets 6 Shift-toets 7 Enter-toets 8 Navi™-toets (bladertoets). Druk op de
bladertoets om een selectie te maken. Druk op de randen van de bladertoets om naar links, rechts, boven of beneden in het display te bladeren. Houd de rand van de bladertoets ingedrukt om het bladeren te versnellen.
9 Backspace-toets. Druk op de
Backspace-toets als u een teken wilt verwijderen. Als u meerdere tekens wilt verwijderen, drukt u op de Backspace-toets en houdt u deze ingedrukt.
Tekens invoegen die niet op het toetsenbord worden weergegeven
U kunt variaties op tekens invoeren, zoals tekens met accenten. Als u á wilt invoegen, houdt u de Sym-toets ingedrukt terwijl u herhaaldelijk op A drukt totdat het gewenste teken wordt weergegeven. De volgorde en beschikbaarheid van letters is afhankelijk van de geselecteerde schrijftaal.
Aanraakinvoer Handschrift
Welke invoermethoden en talen door handschriftherkenning worden ondersteund, is afhankelijk van de regio. Handschriftherkenning is mogelijk niet voor alle talen beschikbaar.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
20 Aan de slag
Als u de handschriftmodus wilt activeren, selecteert u
> Handschrift.
Schrijf leesbare, rechte tekens in het tekstinvoergedeelte, en zorg voor ruimte tussen elke letter.
Als u het apparaat uw handschrift wilt leren, selecteert u
>
Handschrifttraining. Deze optie is niet
voor alle talen beschikbaar.
Als u letters en cijfers wilt invoeren (standaardmodus), schrijft u woorden zoals u deze net als gewoonlijk. Als u cijfermodus wilt selecteren, selecteert u
. Als u niet-Latijnse tekens wilt invoeren, selecteert u het bijbehorende pictogram, indien beschikbaar.
Als u speciale tekens wilt invoeren, schrijft u deze op de gebruikelijke manier of selecteert u
en het gewenste teken.
Als u tekens wilt verwijderen of de cursor terug wilt zetten, veegt u naar achteren (zie afbeelding 1).
Als u een spatie wilt invoegen, veegt u naar voren (zie afbeelding 2).
Instellingen voor aanraakinvoer
Selecteer Menu > Instellingen en
Telefoon > Aanraakinvoer.
Als u tekstinvoerinstellingen wilt configureren voor het aanraakscherm, selecteert u uit de volgende:
Handschrifttraining — Open de handschrifttrainingstoepassing. Hiermee leert het apparaat uw handschrift beter te herkennen. Deze optie is niet in alle talen beschikbaar.
Schrijftaal — Definieer welke taalspecifieke tekens worden herkend in uw handschrift en hoe uw schermtoetsenbord wordt ingedeeld.
Schrijfsnelheid — Pas de snelheid aan waarmee uw handschrift wordt herkend.
Hulplijn — De schrijflijn in het schrijfgebied tonen of verbergen. De schrijflijn helpt u in een rechte lijn te schrijven. Hierdoor kan het apparaat uw handschrift beter herkennen. Deze optie is mogelijk niet in alle talen beschikbaar.
Lijndikte — Wijzig de dikte van de tekst. Schrijfkleur — Wijzig de kleur van de
tekst. Adaptief zoeken — Filter de inhoud van
een lijst in een toepassing op de tekens die in het zoekveld zijn ingevoerd.
Virtueel toetsenblok
Met het virtuele toetsenblok (Alfanumeriek toetsenbl.) kunt u tekens invoeren net als met een traditioneel telefoontoetsenbord met cijfers op de toetsen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
1 Sluiten - Hiermee sluit u het virtuele
toetsenblok (Alfanumeriek
toetsenbl.).
2 Invoermenu - Hiermee opent u het
invoermenu, dat opties bevat zoals
Tekstvoorspell. activeren en Schrijftaal. Selecteer Emoticon invoegen als u een emoticon wilt
toevoegen.
3 Tekstinvoersymbool - Hiermee opent
u een pop-upvenster waarin u tekstvoorspellingsmodi kunt inschakelen of uitschakelen en kunt wisselen tussen hoofdletters en kleine letters en tussen cijfer- en lettermodi.
4 Invoermodus - Hiermee opent u een
pop-upvenster waarin u de invoermodus kunt selecteren. Wanneer u op een item drukt, wordt de huidige invoermethodeweergave gesloten en wordt de geselecteerde geopend. De beschikbaarheid van invoermodi kan variëren afhankelijk van of de automatische invoermodus
Aan de slag 21
(sensorinstellingen) wel of niet is geactiveerd.
5 Pijltjestoetsen - Hiermee bladert u
naar links of naar rechts.
6 Backspace 7 Cijfers 8 Sterretje - Hiermee opent u een tabel
speciale tekens.
9 Shift - Hiermee wisselt u tussen
hoofd-/kleine letters, schakelt u tekstvoorspelling in of uit en schakelt u tussen cijfer- en lettermodus.

De toetsen en het aanraakscherm blokkeren

Als u het aanraakscherm en de toetsen wilt blokkeren of deblokkeren, schuift u de blokkeringsschakelaar die zich aan de zijkant van het apparaat bevindt.
Wanneer het aanraakscherm en de toetsen vergrendeld zijn, is het aanraakscherm uitgeschakeld, en zijn de toetsen niet actief.
Het scherm en de toetsen kunnen na een periode van inactiviteit automatisch geblokkeerd zijn.
Als u de instellingen voor automatische scherm- en toetsenvergrendeling wilt weergeven, selecteert u Menu >
Instellingen en Telefoon > Telefoonbeheer > Aut. toetsblokk..

Headset

U kunt een compatibele headset of hoofdtelefoon bij uw apparaat gebruiken. Mogelijk moet u de kabelmodus selecteren.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
22 Aan de slag
Waarschuwing:
Wanneer u de hoofdtelefoon gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen negatief worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen.
Sluit geen producten aan die een uitgangssignaal afgeven, aangezien het apparaat dan beschadigd kan raken. Sluit geen energiebron aan op de netstroomconnector van Nokia.
Als u externe apparaten of hoofdtelefoons op de netstroomconnector van Nokia aansluit die niet door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat, moet u extra letten op het geluidsniveau.

Een polsband bevestigen

Breng de polsband aan en trek deze strak.
Nokia-overdracht Inhoud overbrengen
Met de toepassing Overdracht kunt u inhoud, zoals telefoonnummers, adressen, agenda-items en afbeeldingen van uw vorige Nokia-apparaat kopiëren naar uw apparaat.
Welk type inhoud kan worden overgedragen, hangt af van het model van het apparaat waaruit u de inhoud wilt overbrengen. Als het apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt u de gegevens tussen de apparaten ook synchroniseren. Als het andere apparaat niet compatibel is, wordt een bericht weergegeven.
Als het andere apparaat alleen met een SIM-kaart kan worden ingeschakeld, kunt u uw SIM-kaart plaatsen. Wanneer uw apparaat wordt ingeschakeld zonder SIM­kaart, wordt automatisch het profiel Offline geactiveerd en is gegevensoverdracht mogelijk.
De eerste keer inhoud overbrengen
1 Als u voor het eerst gegevens van het
andere apparaat wilt ophalen, selecteert u op uw apparaat Menu >
Toepassingen > Instrumenten > Install. v tel. > Telef.overdracht.
2 Selecteer het verbindingstype dat u
wilt gebruiken om de gegevens over te brengen. Beide apparaten moeten het geselecteerde verbindingstype ondersteunen.
3 Als u Bluetooth-verbindingen als
verbindingstype hebt gekozen, verbindt u beide apparaten. Selecteer
Doorgaan als u met uw apparaat wilt
zoeken naar andere apparaten met Bluetooth. Selecteer het apparaat
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Aan de slag 23
waaruit u inhoud wilt overbrengen. U wordt gevraagd een code in te voeren op uw apparaat. Voer een code in (1-16 cijfers) en selecteer OK. Voer dezelfde code ook in op het andere apparaat en selecteer OK. De apparaten zijn nu gekoppeld.
Sommige oudere Nokia-apparaten hebben nog geen toepassing Overdracht. In dat geval wordt de toepassing Overdracht als bericht naar het andere apparaat verzonden. Open het bericht om de toepassing Overdracht te installeren op het andere apparaat en volg de instructies op het scherm.
4 Selecteer op uw apparaat de inhoud
die u vanaf het andere apparaat wilt overbrengen.
Wanneer de overdracht is gestart, kunt u deze annuleren en later verder gaan.
De inhoud wordt vanuit het geheugen van het andere apparaat overgebracht naar de corresponderende locatie in het apparaat. De tijd die nodig is voor de overdracht, is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens.

Inhoud synchroniseren, ophalen of verzenden

Na de eerste gegevensoverdracht kunt u nieuwe overdrachten starten of snelkoppelingen maken om hetzelfde type overdracht later te herhalen.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Instrumenten > Install. v tel. > Telef.overdracht.
Selecteer, afhankelijk van het model, uit de volgende opties om een nieuwe overdracht te starten:
Inhoud tussen uw apparaat en het andere apparaat synchroniseren, als het andere apparaat synchronisatie ondersteunt. De synchronisatie verloopt in twee richtingen. Als een item op het ene apparaat is verwijderd, wordt het ook op het andere verwijderd. U kunt verwijderde items niet terugzetten via een synchronisatie. Inhoud van het andere apparaat naar uw apparaat halen. Bij het ophalen wordt inhoud van het andere apparaat naar uw apparaat gedownload. Mogelijk wordt aan u gevraagd of u de oorspronkelijke inhoud op het andere apparaat wilt behouden of verwijderen, afhankelijk van het model van het apparaat. Inhoud van het andere apparaat naar uw apparaat halen.
Als een item niet kan worden verzonden, afhankelijk van het type van het andere apparaat, kunt u het item toevoegen aan de Nokia-map onder C:\Nokia of E:\Nokia in uw apparaat. Wanneer u de map selecteert waarnaar de items moeten worden overgebracht, worden de items in de bijbehorende map in het andere apparaat gesynchroniseerd, en omgekeerd.
Na een gegevensoverdracht wordt u gevraagd of u een snelkoppeling met de overdrachtinstellingen in de hoofdweergave wilt opslaan zodat u dezelfde overdracht later nog eens kunt uitvoeren.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
24 Uw apparaat
Een snelkoppeling bewerken
Selecteer Opties >
Snelkoppellingsinstllngn. U kunt de
snelkoppeling bijvoorbeeld een naam geven of deze naam wijzigen.
Het overdrachtbestand weergeven
Selecteer een snelkoppeling in de hoofdweergave en Opties > Log
bekijken.
Wanneer een item dat moet worden overgebracht op beide apparaten is bewerkt, probeert het apparaat de wijzigingen automatisch samen te voegen. Als dit niet mogelijk is, ontstaat er een overdrachtconflict.
Overdrachtproblemen oplossen
Selecteer Per geval controleren,
Prioriteit deze telefoon of Priorit. andere telefoon.

Uw apparaat

Startscherm Over het startscherm
In het startscherm hebt u snel toegang tot de meest gebruikte toepassingen en besturingstoepassingen (zoals de muziekspeler), kunt u uw favoriete contacten bekijken en ziet u in één oogopslag of u gesprekken hebt gemist en of er nieuwe berichten zijn.
Interactieve elementen van het startscherm
Als u de toepassing Klok wilt openen, tikt u op de klok (1).
Als u in het startscherm de agenda wilt openen of profielen wilt wijzigen, tikt u op de datum of op de naam van het profiel (2).
Als u connectiviteitsinstellingen ( bekijken of wijzigen, als u de beschikbare draadloze LAN's wilt bekijken als de controle op WLAN's is ingeschakeld of als u de gemiste gebeurtenissen wilt bekijken, tikt u op de rechterbovenhoek (3).
Als u het belscherm wilt openen om een gesprek te starten, selecteert u
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
) wilt
(4).
Uw apparaat 25
Als u inhoud wilt tonen of verbergen, beweegt u uw vinger over het startscherm.
Items aan het startscherm toevoegen
Houd een leeg gebied in het startscherm ingedrukt en selecteer Inhoud
toevoegen in het pop-upmenu en
vervolgens het item.
Bij het gebruik van widgets worden mogelijk grote hoeveelheden gegevens verzonden (netwerkdienst).
Een item in het startscherm verplaatsen
Selecteer Opties > Inhoud bewerken en het gewenste item en sleep het vervolgens naar een andere locatie.
Een item uit het startscherm verwijderen
Houd het item dat u wilt verwijderen ingedrukt en selecteer Verwijderen in het pop-upmenu.

Muziekspeler in het startscherm

U kunt de Muziekspeler vanuit het startscherm gebruiken.
Muziekspelerbesturingen activeren
Selecteer in het startscherm Opties >
Inhoud bewerken > Opties > Inhoud toevoegen > Muziekspeler.
Muziekspeler openen
Selecteer Ga naar Muziek en de items die wilt beluisteren.
De besturingstoetsen van de Muziekspeler en - indien beschikbaar - de titel van het nummer, de artiest en albumhoes worden
weergegeven wanneer een nummer wordt afgespeeld.

Favoriete contacten in het startscherm

U kunt rechtstreeks meerdere contacten aan het startscherm toevoegen en snel gesprekken met contacten voeren, berichten naar contacten versturen, de webfeeds van contacten bekijken of gegevens en instellingen van contacten weergeven.
Uw favoriete contacten aan het startscherm toevoegen
1 Selecteer in het startscherm Opties >
Inhoud bewerken > Opties > Inhoud toevoegen > Favoriete contacten.
Er wordt een rij met
pictogrammen
in het startscherm weergegeven.
2 Selecteer een pictogram (
) en een
contact.
Schermsymbolen Algemene symbolen
Het aanraakscherm en de sleutels zijn geblokkeerd.
Het apparaat waarschuwt stil wanneer oproepen of berichten binnenkomen.
U hebt een klokalarm ingesteld.
U gebruikt een profiel met tijdinstelling.
Oproepsymbolen
Iemand heeft geprobeerd u te bellen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
26 Uw apparaat
U maakt gebruik van een tweede telefoonlijn (netwerkdienst).
U hebt het apparaat ingesteld om inkomende oproepen door te schakelen naar een ander nummer (netwerkdienst). U hebt twee telefoonlijnen; een nummer geeft de actieve lijn aan.
Het apparaat is gereed voor een internetoproep.
Er is een gegevensoproep bezig (netwerkdienst).
Berichtsymbolen
U hebt ongelezen berichten. Als het symbool knippert, is het geheugen van de SIM-kaart misschien vol.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen.
De map Outbox bevat berichten die nog verzonden moeten worden.
Netwerksymbolen
Het apparaat is verbonden met een GSM-netwerk (netwerkdienst).
Het apparaat is verbonden met een 3G-netwerk (netwerkdienst).
U heeft een GPRS-packet­gegevensverbinding (netwerkdienst). de verbinding in de wachtstand staat en
dat een verbinding
tot stand is gebracht.
U heeft een EGPRS-packet­gegevensverbinding (netwerkdienst). de verbinding in de wachtstand staat en
dat een verbinding tot
stand is gebracht.
U heeft een 3G-packet­gegevensverbinding (netwerkdienst).
de verbinding is verbroken en dat een verbinding tot stand is gebracht.
U heeft een HSDPA-verbinding (high-speed downlink packet access) (netwerkdienst). aan dat de verbinding is verbroken en verbinding tot stand is gebracht.
Er is een WLAN-verbinding beschikbaar (netwerkdienst).
geeft aan dat de verbinding is gecodeerd en verbinding niet is gecodeerd.
Verbindingssymbolen
Bluetooth is actief. geeft aan dat het apparaat bezig is met het verzenden van gegevens. Als het symbool knippert, probeert het apparaat verbinding te maken met een ander apparaat.
U hebt een USB-kabel op uw apparaat aangesloten.
geeft aan dat
geeft aan dat
geeft aan dat
geeft
dat een
dat een
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Uw apparaat 27
GPS is actief.
Het apparaat is bezig met synchroniseren.
U hebt een compatibele headset op het apparaat aangesloten.
U hebt een compatibele teksttelefoon op het apparaat aangesloten.

Snelkoppelingen

Houd de menutoets ingedrukt om tussen geopende toepassingen te schakelen.
Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd, vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de gebruiksduur van de batterij af.
Als u de browsertoepassing wilt openen, tikt u in de dialler op 0 en houdt u dit ingedrukt.
Als u het profiel wilt wijzigen, drukt u op de aan/uit-toets en selecteert u een profiel.
Als u uw voicemail wilt bellen (netwerkdienst), tikt u in de dialler op 1 en houdt u dit ingedrukt.
Als u een lijst met laatst gekozen nummers wilt openen, drukt u in het startscherm op de beltoets.
Als u spraakopdrachten wilt gebruiken, drukt u in het startscherm op de beltoets en houdt u deze ingedrukt.
Wanneer u tijdens het schrijven de schrijftaal wilt wijzigen, drukt u op
en
op de sym-toets.
Zoeken Over Zoeken
Selecteer Menu > Toepassingen >
Zoekopdracht.
De zoekfunctie stelt u in staat om met diverse internetzoekdiensten te zoeken naar bijvoorbeeld websites en afbeeldingen. De inhoud en beschikbaarheid van de diensten kan variëren.

Zoekactie starten

Selecteer Menu > Toepassingen >
Zoekopdracht.
Voer in het zoekveld een zoekterm in of blader langs de categorieën om te zoeken in de inhoud van het mobiele apparaat. Als u de zoektermen invoert, worden de resultaten geordend in categorieën. Boven aan de resultatenlijst verschijnen de meest recent gebruikte resultaten, als deze overeenkomen met de zoektermen.
Als u wilt zoeken naar webpagina's op internet, selecteert u Zoeken op internet en een zoekprovider. Voer vervolgens uw zoektermen in het zoekveld in. De zoekprovider die u hebt geselecteerd, wordt ingesteld als standaardprovider voor zoekopdrachten op internet.
Als er al een standaardzoekdienst is ingesteld, selecteert u deze om een zoekactie te starten, of selecteert u Meer
zoekservices om een andere zoekdienst
te gebruiken.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
28 Uw apparaat
Als u de standaardzoekprovider wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Instellingen > Zoekservices.
Als u de land- of regio-instellingen wilt wijzigen om aanbieders van zoekdiensten te zoeken, selecteert u Opties >
Instellingen > Land of regio.

Zoekinstellingen

Selecteer Menu > Toepassingen >
Zoekopdracht.
Als u de instellingen van de toepassing Zoeken wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen en maakt u een
keuze uit het volgende: Land of regio — Het land of de regio
selecteren waarvandaan u wilt zoeken. Verbinding — Het toegangspunt
selecteren en netwerkverbindingen toestaan of weigeren.
Zoekservices — Selecteren of serviceproviders en zoekcategorieën worden weergegeven.
Algemeen — Knopinfo inschakelen of uitschakelen en de zoekhistorie wissen.

Volume- en luidsprekerregeling

Het volume van een telefoongesprek of geluidsclip aanpassen
Gebruik de volumetoetsen.
Dankzij de interne luidspreker kunt u vanaf korte afstand spreken en luisteren zonder dat u het apparaat aan uw oor hoeft te houden.
De luidspreker tijdens een gesprek gebruiken
Selecteer Luidspreker.
De luidspreker uitschakelen
Selecteer Telef. inschakelen.
Waarschuwing:
Voortdurende blootstelling aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen. Luister naar muziek op een gematigd geluidsvolume. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker in gebruik is.

Het profiel Offline

Met het profiel Offline kunt u het apparaat gebruiken zonder dat u verbinding hebt met het draadloze netwerk. Wanneer het profiel Offline actief is, kunt u het apparaat gebruiken zonder een SIM-kaart.
Het profiel Offline activeren
Druk kort op de aan/uit-toets en selecteer
Offline.
Als u het profiel Offline activeert, is de verbinding met het mobiele netwerk gesloten. Alle radiofrequentiesignalen naar en van het apparaat vanaf het mobiele netwerk worden voorkomen. Berichten die u wilt verzenden via het mobiele netwerk, worden in de map Outbox geplaatst, zodat u deze later kunt verzenden.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Uw apparaat 29
Belangrijk: In het profiel Offline
kunt u geen oproepen doen of ontvangen en kunnen ook andere functies waarvoor netwerkdekking vereist is, niet worden gebruikt. U kunt mogelijk nog wel het alarmnummer kiezen dat in het apparaat is geprogrammeerd. Als u wilt bellen, moet u eerst de telefoonfunctie activeren door een ander profiel te kiezen. Als het apparaat is vergrendeld, moet u de beveiligingscode invoeren.
Wanneer u het profiel Offline hebt geactiveerd, kunt u nog steeds een WLAN gebruiken, bijvoorbeeld om uw e-mail te lezen of over internet te surfen. U kunt ook Bluetooth-connectiviteit gebruiken zolang het profiel Offline actief is. Zorg dat u voldoet aan de veiligheidseisen wanneer u een WLAN-verbinding of Bluetooth-verbinding tot stand brengt en gebruikt.

Snel downloaden

High-speed downlink packet access (HSDPA, ook wel 3.5G genoemd, aangegeven met
) is een netwerkdienst in UMTS-netwerken en biedt een hoge snelheid voor gegevensdownloads. Wanneer HSDPA­ondersteuning in het apparaat is ingeschakeld en het apparaat is verbonden met een UMTS-netwerk dat HSDPA ondersteunt, kunt u veel sneller gegevens downloaden via het mobiele netwerk, zoals berichten, e-mail en webpagina's. Een actieve HSDPA­verbinding wordt aangegeven met
.
U kunt ondersteuning voor HSDPA in packet-gegevensinstellingen in- of uitschakelen.
Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de beschikbaarheid van en abonnementen op services voor gegevensverbinding.
HSDPA is alleen van invloed op de downloadsnelheid en niet op de verzending van gegevens naar het netwerk, zoals de verzending van berichten en e-mail.
Ovi (netwerkdienst) Ovi by Nokia
Met Ovi by Nokia kunt u nieuwe plaatsen en diensten ontdekken en in contact blijven met uw vrienden. U kunt onder andere het volgende doen:
Spelletjes, toepassingen, video's en
beltonen naar uw apparaat downloaden.
De weg vinden naar allerlei locaties
met de gratis wandel- en autonavigatie, reizen plannen en locaties op een kaart bekijken
Een gratis Ovi Mail-account instellen
Muziek ophalen
Bepaalde items kunt u gratis downloaden, voor andere moet u mogelijk betalen.
Welke diensten beschikbaar zijn hangt ook af van het land of de regio en bovendien worden niet alle talen ondersteund.
Om de Ovi-diensten van Nokia te kunnen gebruiken, gaat u naar www.ovi.com en registreert u uw eigen Nokia-account.
Ga naar het ondersteuningsgedeelte op www.ovi.com voor meer informatie.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
30 Oproepen tot stand brengen

Over Ovi Store

In Ovi Store kunt u mobiele spelletjes, toepassingen, video's, afbeeldingen, thema's en beltonen downloaden naar het apparaat. Sommige items zijn gratis, andere moet u via een creditcard of telefoonrekening betalen. De beschikbaarheid van betaalmethoden is afhankelijk van het land waarin u verblijft en van uw serviceprovider. Via Ovi Store kunt u over inhoud beschikken die compatibel is met uw mobiele apparaat en die aan uw interesses en locatie voldoet.

Oproepen tot stand brengen

Aanraakscherm tijdens gesprekken

Uw apparaat heeft een nabijheidssensor. Om de levensduur van de batterij te verlengen en onbedoelde selecties te voorkomen, wordt het aanraakscherm tijdens gesprekken automatisch uitgeschakeld wanneer u het apparaat tegen uw oor houdt.
Dek de nabijheidssensor niet af met bijvoorbeeld een beschermende laag of plakband.

Een spraakoproep tot stand brengen

1 In het startscherm selecteert u
de kiesfunctie te openen. Vervolgens voert u het telefoonnummer in, inclusief netnummer. Als u een nummer wilt verwijderen, selecteert u C .
Voor internationale oproepen selecteert u tweemaal * voor het teken + (duidt de internationale toegangscode aan). Vervolgens kiest u het landnummer, het netnummer (eventueel zonder voorloopnul) en het abonneenummer.
2 Druk op de beltoets als u de oproep
wilt activeren.
3 Druk op de beëindigingstoets als u de
oproep wilt beëindigen (of de belpoging wilt annuleren).
Met de end-toets wordt altijd een oproep beëindigd, ook als er nog een andere toepassing actief is.
om
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Oproepen tot stand brengen 31
Een contact bellen
1 Selecteer Menu > Contacten. 2 Ga naar de gewenste naam. Of typ de
eerste letters of tekens van de naam in het zoekveld en ga naar de naam.
3 Druk op de beltoets als u het contact
wilt bellen. Als u voor een contactpersoon verschillende nummers hebt opgeslagen, selecteert u het gewenste nummer in de lijst en drukt u op de beltoets.
Een oproep beëindigen
Druk op de eindetoets.

Tijdens een oproep

Selecteer
of om de microfoon uit of
in te schakelen.
Als u de oproep in de wacht wilt zetten of wilt activeren, selecteert u
of .
Waarschuwing:
Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u de luidspreker wilt activeren, selecteert u
. Als u een compatibele
headset met Bluetooth-verbinding hebt aangesloten, selecteert u Opties > BT
handsfree inschakln om het geluid naar
de headset te voeren.
Als u wilt schakelen tussen de actieve en de standby-oproep, selecteert u Opties >
Wisselen.
Tip: Als u maar één actieve spraakoproep
hebt, drukt u op de beltoets als u de oproep in de wacht wilt zetten. Druk nog een keer op de beltoets als u de oproep weer wilt activeren.
1 Als u DTMF-toonreeksen wilt
verzenden (bijvoorbeeld een wachtwoord), selecteert u Opties >
DTMF verzenden.
2 Voer de DTMF-reeks in of zoek ernaar
in de lijst met contacten.
3 Als u een wachtteken (w) of
pauzeteken (p) wilt invoeren, drukt u herhaaldelijk op *.
4 Selecteer OK om de toon te versturen.
U kunt DTMF-tonen aan het telefoonnummer of aan het DTMF­veld in contactgegevens toevoegen.
Als u een actieve oproep wilt be?ndigen en deze wilt vervangen door de wachtende oproep te beantwoorden, selecteert u Opties > Vervangen.
Veel van de opties die u tijdens spraakoproepen kunt gebruiken, zijn netwerkdiensten.

Een oproep beantwoorden of weigeren

Selecteer
als u weer wilt
overschakelen naar de telefoon.
Selecteer
om de oproep te
beëindigen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Als u een oproep wilt beantwoorden, drukt u op de beltoets of veegt u Vegen
voor beantw. van links naar rechts.
Vegen is alleen mogelijk wanneer het aanraakscherm is geblokkeerd.
32 Oproepen tot stand brengen
Als u het aanraakscherm wilt ontgrendelen zonder een oproep te beantwoorden, veegt u Vegen vr blokk.
oph. van rechts naar links. Nu kunt u de
oproep beantwoorden of weigeren, of een SMS-bericht verzenden waarom u de oproep niet beantwoordt. De beltoon wordt automatisch gedempt.
Als u een oproep niet wilt beantwoorden, drukt u op de eindetoets om de oproep te weigeren. Als de functie Oproep doorschakelen (netwerkdienst) is geactiveerd, wordt een inkomende oproep eveneens doorgeschakeld wanneer u deze weigert.
Selecteer Stil als u de beltoon van een inkomende oproep wilt dempen.
Als u een SMS-bericht wilt verzenden om de beller te laten weten waarom u het bericht niet kunt aannemen zonder de oproep daadwerkelijk te weigeren, selecteert u Stil > Ber. vrzndn. Bewerk het SMS-bericht en druk op de beltoets.
Selecteer Menu > Instellingen en
Bellen > Oproep > Oproep weig. met bericht om de functie voor het verzenden
van een SMS-bericht bij weigering van een oproep te activeren. Selecteer
Berichttekst om een standaardbericht te
schrijven.
Begin in het startscherm de naam of het telefoonnummer van een contact in te voeren als u contacten wilt zoeken met behulp van het volledige toetsenbord. Selecteer de plaats in de lijst met voorgestelde overeenkomsten. Druk op de beltoets om het gevonden contact te bellen.

Bellen met snelkeuze

Met de functie Snelkeuze kunt u vrienden en familie snel bellen door één toets ingedrukt te houden.
Selecteer Menu > Instellingen en
Bellen.
Snelkeuze activeren
Selecteer Oproep > Snelkeuze > Aan.
Een telefoonnummer aan een cijfertoets toewijzen
1 Selecteer Snelkeuze. 2 Ga naar de toets waaraan u het
telefoonnummer wilt toewijzen en selecteer Opties > Toewijzen.
1 en 2 zijn gereserveerd voor de voice­en videomailboxen.
Een oproep tot stand brengen
Selecteer in het startscherm
om de kiesfunctie te openen, en houd de toegewezen cijfertoets ingedrukt.

Contact zoeken

1 Selecteer
in het startscherm als u
de kiesfunctie wilt openen. 2 Geef de naam van een contact op. 3 Selecteer de plaats in de lijst met
voorgestelde overeenkomsten. 4 Druk op de beltoets om het gevonden
contact te bellen.

Spraakoproepen

Uw apparaat maakt automatisch een spraaklabel voor contacten.
Naar een spraaklabel voor een contact luisteren
1 Selecteer een contact en Opties >
Details spraaklabel.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Oproepen tot stand brengen 33
2 Ga naar de gegevens van een contact
en selecteer Opties > Spraaklabel
afspelen.
Bellen via een spraaklabel
Opmerking: Het gebruik van
spraaklabels kan moeilijkheden opleveren in een drukke omgeving of tijdens een noodgeval. Voorkom dus onder alle omstandigheden dat u uitsluitend van spraaklabels afhankelijk bent.
Wanneer u spraakgestuurd bellen gebruikt, wordt de luidspreker gebruikt. Houd het apparaat op een korte afstand van uw mond als u het spraaklabel inspreekt.
1 Als u spraakgestuurd bellen wilt
starten, houdt u de beltoets op het startscherm ingedrukt. Als er een compatibele headset met headsettoets is aangesloten, houdt u de headsettoets ingedrukt wanneer u spraakgestuurd bellen wilt starten.
2 U hoort een korte toon en de tekst
Spreek nu wordt weergegeven.
Noem duidelijk de naam die u voor het contact hebt opgeslagen.
3 Het apparaat speelt een synthesizer-
spraaklabel af voor de herkende contactpersoon in de geselecteerde apparaattaal en geeft de naam en het nummer weer. Als u spraakgestuurde nummerkeuze wilt annuleren, selecteert u Stoppen.
Als voor een naam verschillende nummers zijn opgeslagen, kunt u ook de naam en het nummertype noemen, zoals mobiel of telefoon.

Oproep in wachtstand

Met wachtende oproepen (netwerkdienst) kunt u een oproep beantwoorden wanneer u al in gesprek bent.
Wachtende oproepen inschakelen
Selecteer Menu > Instellingen en
Bellen > Oproep > Oproep in wachtrij.
Een wachtende oproep beantwoorden
Druk op de beltoets. Het eerste gesprek wordt dan in de wacht gezet.
Wisselen tussen een actieve oproep en een wachtende oproep
Selecteer Opties > Wisselen.
De wachtende oproep verbinden met de actieve oproep
Selecteer Opties > Doorverbinden. U verbreekt uw verbinding met de oproepen.
Een actieve oproep beëindigen
Druk op de beëindigingstoets.
Beide oproepen beëindigen
Selecteer Opties > Alle oproep.
beëindigen.

Een conferentiegesprek voeren

Conferentiegesprekken tussen maximaal zes deelnemers (inclusief uzelf) worden ondersteund.
Conferentiegesprekken houden is een netwerkdienst.
1 Bel de eerste deelnemer. 2 Als u een oproep wil doen aan een
andere deelnemer, selecteert u
Opties > Nieuwe oproep. De eerste
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
34 Oproepen tot stand brengen
oproep wordt in de wachtstand
geplaatst. 3 Als de nieuwe oproep wordt
beantwoord, kunt u de eerste
deelnemer in het conferentiegesprek
opnemen. Hiervoor selecteert u
Een nieuwe deelnemer toevoegen aan een conferentiegesprek
Start een gesprek met een andere deelnemer en voeg de nieuwe oproep toe aan het conferentiegesprek.
Een privégesprek voeren met een deelnemer aan een conferentiegesprek
Selecteer Ga naar de deelnemer en selecteer
.
. Het conferentiegesprek wordt in de wachtstand geplaatst op uw apparaat. De andere deelnemers kunnen ondertussen met elkaar doorpraten.
Als u wilt terugkeren naar het conferentiegesprek, selecteert u
.
De verbinding met een deelnemer aan een conferentiegesprek verbreken
Selecteer selecteer
, ga naar de deelnemer en .
Een actief conferentiegesprek beëindigen
Druk op de beëindigingstoets.

Voice- en videomailboxen

Met voice- of videomailbox (netwerkdiensten, en videomailbox alleen beschikbaar in 3G-netwerken) kunt u de ontvangen voice- of videomailberichten beluisteren.
Uw voice- of videomailbox bellen
Selecteer in het startscherm belscherm te openen. Houd 1 ingedrukt en selecteer Voicemailbox of
Videomailbox.
.
Het telefoonnummer van uw videomailbox bewerken
1 Selecteer Menu > Instellingen en
Bellen > Oproepmailbox, een
mailbox en Opties > Nummer
wijzigen.
2 Voer het nummer in (dit krijgt u van
de serviceprovider) en selecteer OK.

Een video-oproep plaatsen

Wanneer u een video-oproep doet (netwerkdienst), ziet u een video in real­time van uzelf en de ontvanger van de oproep. De ontvanger van de video­oproep ziet de live video die door uw camera wordt vastgelegd.
U kunt alleen een video-oproep doen als u een USIM-kaart hebt en zich in het dekkingsgebied van een 3G-netwerk bevindt. Neem contact op met uw netwerkserviceprovider voor beschikbaarheid en tarieven van en abonnementen op video-oproepdiensten.
Een video-oproep kan alleen tussen twee partijen worden gedaan. De video-oproep kan worden gedaan aan een compatibele mobiele telefoon of een ISDN-client. Video-oproepen zijn niet mogelijk als een andere spraak-, video- of gegevensoproep actief is.
Symbolen
U ontvangt geen video (de ontvanger verstuurt geen video
om het
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Oproepen tot stand brengen 35
of het wordt door het netwerk niet overgebracht). U hebt het versturen van video vanaf uw apparaat geweigerd. Als u liever een afbeelding verstuurt, selecteert u Menu >
Instellingen en Bellen > Oproep > Afbeeld. in video- oproep.
Ook al hebt u het verzenden van video tijdens een video-oproep geweigerd, dan worden toch kosten voor een video-oproep in rekening gebracht. Neem contact op met de serviceprovider voor informatie over de kosten.
1 In het startscherm selecteert u
om de kiesfunctie te openen. Vervolgens voert u het telefoonnummer in.
2 Selecteer Opties > Bellen > Video-
oproep.
De tweede camera aan de voorzijde wordt standaard gebruikt voor video­oproepen. Het starten van een video­oproep kan enige tijd duren. Als de oproep mislukt, bijvoorbeeld omdat video-oproepen niet worden ondersteund door het netwerk of omdat het ontvangende apparaat niet compatibel is, wordt u gevraagd of u een gewone oproep wilt plaatsen of een bericht wilt verzenden.
De video-oproep is actief wanneer u twee video's ziet en het geluid hoort via de luidspreker. Mogelijk wordt het verzenden van video geweigerd door de ontvanger van de oproep (aangegeven door
), en hoort u alleen de stem van de beller. U ziet dan waarschijnlijk een afbeelding of een grijs scherm.
Een video-oproep beëindigen
Druk op de eindetoets.

Tijdens een video-oproep

Livevideo weergeven of alleen naar de beller luisteren
Selecteer
of .
De microfoon dempen of de demping opheffen
Selecteer
of .
De luidspreker activeren
Selecteer
. Als u een compatibele
headset met Bluetooth-verbinding hebt aangesloten, selecteert u Opties > BT
handsfree inschakln om het geluid naar
de headset te voeren.
Terugkeren naar de handset
Selecteer
.
De hoofdcamera gebruiken om video te verzenden
Selecteer Opties > 2e camera
gebruiken.
Terugkeren naar de tweede camera om video te verzenden
Selecteer Opties > Hoofdcamera
gebruiken.
Een snapshot maken van de video die u verzendt
Selecteer Opties > Snapshot
verzenden. Het verzenden van de video
wordt onderbroken en de snapshot wordt aan de ontvanger getoond. De snapshot wordt niet opgeslagen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
36 Oproepen tot stand brengen
Inzoomen op uw afbeelding
Selecteer Opties > Zoomen.
De kwaliteit van de video instellen
Selecteer Opties > Aanpassen >
Videovoorkeur > Normale kwaliteit, Heldere details of Vloeiend afspelen.

Een video-oproep beantwoorden of weigeren

Wanneer er een video-oproep binnenkomt, wordt
weergegeven.
Een video-oproep beantwoorden
Druk op de beltoets.
Selecteer Ja om live video te gaan verzenden.
Als u het verzenden van video niet start, hoort u alleen de stem van de beller. Uw eigen video wordt door een grijs scherm vervangen.
Het verzenden van video tijdens een video-oproep starten
Selecteer Opties > Inschakelen > Video
verzenden.
Het grijze scherm vervangen door een foto die met de camera is gemaakt
Selecteer Menu > Instellingen en
Bellen > Oproep > Afbeeld. in video- oproep.
Een video-oproep weigeren
Druk op de eindetoets.

Video delen

Gebruik Video delen (netwerkdienst) als u tijdens een spraakoproep live videobeelden of een videoclip van het
mobiele apparaat naar een ander compatibel mobiel apparaat wilt verzenden.
De luidspreker is actief wanneer u het delen van video inschakelt. Als u de luidspreker niet wilt gebruiken voor de spraakoproep terwijl u video deelt, kunt u ook een compatibele headset gebruiken.
Waarschuwing:
Voortdurende blootstelling aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen. Luister naar muziek op een gematigd geluidsvolume. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker in gebruik is.

Vereisten voor het delen van video

Voor het delen van video is een 3G­verbinding vereist. Of u gebruik kunt maken van het delen van video, is afhankelijk van de beschikbaarheid van het 3G-netwerk. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de dienst, de beschikbaarheid van het 3G-netwerk en de kosten die aan het gebruik van deze dienst zijn verbonden.
Als u video wilt delen, controleert u het volgende:
Uw apparaat is ingesteld op verbindingen van persoon naar persoon.
U hebt een actieve 3G-verbinding en bevindt zich binnen het dekkingsgebied van het 3G-netwerk. Als u tijdens het delen van video het dekkingsgebied van het 3G-netwerk verlaat, wordt het delen van video gestopt, maar blijft de spraakoproep actief.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Oproepen tot stand brengen 37
Zowel de afzender als de ontvanger zijn geregistreerd bij het 3G-netwerk. Als u iemand uitnodigt voor het delen van video, maar het apparaat van de ontvanger bevindt zich niet in het dekkingsgebied van het 3G-netwerk of de optie voor het delen van video is niet geïnstalleerd op diens apparaat of de verbindingen van persoon tot persoon zijn niet ingesteld, krijgt de ontvanger geen uitnodigingen. U krijgt een foutbericht waarin wordt aangegeven dat de ontvanger de uitnodiging niet kan accepteren.

Instellingen voor video delen

U hebt instellingen voor verbindingen van persoon tot persoon en 3G­verbindingsinstellingen nodig om het delen van video mogelijk te maken.
Een verbinding van persoon tot persoon wordt ook wel een SIP-verbinding (Session Initiation Protocol) genoemd. De SIP-profielinstellingen moeten in het apparaat worden geconfigureerd voordat u video's kunt delen. Vraag de serviceprovider naar de SIP­profielinstellingen en sla deze op in het apparaat. De serviceprovider stuurt u mogelijk de instellingen of geeft u een lijst met de benodigde parameters.
Een SIP-adres aan een contact toevoegen
1 Selecteer Menu > Contacten. 2 Selecteer het contact of maak een
nieuw contact.
3 Selecteer Opties > Bewerken. 4 Selecteer Opties > Detail
toevoegen > Video delen.
5 Voer het SIP-adres in met de indeling
gebruikersnaam@domeinnaam (u
mag een IP-adres gebruiken in plaats van een domeinnaam).
Als u geen SIP-adres weet voor de contactpersoon, kunt u het telefoonnummer van de ontvanger gebruiken, inclusief het landnummer om videobeelden te delen (indien ondersteund door de provider van de netwerkdienst).
Uw 3G-verbinding instellen
Neem contact op met uw serviceprovider om een overeenkomst op te stellen voor het gebruik van het 3G-netwerk.
Controleer of de verbindingsinstellingen voor het 3G-toegangspunt van het apparaat correct zijn geconfigureerd. Neem voor meer informatie over de instellingen contact op met uw serviceprovider.

Live videobeelden en videoclips delen

Selecteer Opties > Video delen tijdens een actieve spraakoproep.
Livevideo tijdens een oproep delen
1 Selecteer Live video. 2 Selecteer Videoclip en de clip die u
wilt delen. Mogelijk moet u de videoclip
converteren naar een geschikte indeling om deze te kunnen delen. Als u hierover een melding ontvangt, selecteert u OK. De conversie kan alleen worden uitgevoerd als uw apparaat over een video­bewerkingsprogramma beschikt.
3 Als er meerdere SIP-adressen of
telefoonnummers van de ontvanger in Contacten zijn opgeslagen, selecteert u het gewenste adres of nummer. Als het SIP-adres of
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
38 Oproepen tot stand brengen
telefoonnummer van de ontvanger niet beschikbaar is, voert u het adres of het nummer van de ontvanger inclusief landcode in en selecteert u
OK om de uitnodiging te verzenden.
De uitnodiging wordt door uw apparaat naar het SIP-adres verzonden.
Het delen start automatisch zodra de ontvanger de uitnodiging heeft geaccepteerd.
Opties tijdens het delen van video's
of
Hiermee dempt u de microfoon of heft u de demping op.
of
Hiermee zet u de luidspreker aan of uit.
of Hiermee onderbreekt of
hervat u het delen van video. Hiermee schakelt u over naar de modus Volledig scherm (alleen beschikbaar voor de ontvanger).
De sessie voor het delen van video beëindigen
Selecteer Stoppen. Druk op de beëindigingtoets als u de video-oproep wilt beëindigen. Wanneer u het gesprek beëindigt, wordt ook het delen van de video beëindigd.
De gedeelde livevideo opslaan
Selecteer Ja wanneer u daarom wordt gevraagd.
Als u andere toepassingen gebruikt tijdens het delen van een videoclip, wordt de deelsessie onderbroken. Als u wilt terugkeren naar de weergave voor het
delen van video's om verder te gaan met de deelsessie, selecteert u in het startscherm Opties > Doorgaan.

Een uitnodiging voor het delen van video accepteren

Wanneer iemand u een uitnodiging voor het delen van een video stuurt, wordt in het uitnodigingsbericht de naam of het SIP-adres van de afzender weergegeven.
Als iemand u een uitnodiging om te delen stuurt en u bevindt zich niet binnen het bereik van een 3G-netwerk, weet u niet dat u een uitnodiging hebt ontvangen.
De ontvangen uitnodiging accepteren
Selecteer Ja. De sessie voor het delen wordt geactiveerd.
De ontvangen uitnodiging weigeren
Selecteer Nee. De afzender ontvangt een bericht dat u de uitnodiging hebt geweigerd. U kunt ook op de beëindigingstoets drukken om de uitnodiging te weigeren en de spraakoproep te beëindigen.
De sessie voor het delen beëindigen
Selecteer Stoppen of beëindig de oproep. Wanneer u het gesprek beëindigt, wordt ook het delen van de video beëindigd.
Internetoproepen Informatie over internetoproepen
Met de internetoproepnetwerkdienst kunt u oproepen plaatsen en ontvangen via internet. Internetoproepdiensten bieden mogelijk ondersteuning voor oproepen tussen computers, tussen mobiele telefoons, en tussen een VoIP­apparaat en een traditionele telefoon. Raadpleeg de provider van de
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Oproepen tot stand brengen 39
internetoproepdienst voor informatie over de beschikbaarheid en kosten.
Als u een internetoproep wilt plaatsen of ontvangen, moet u zich bevinden in een gebied met een draadloos LAN (WLAN) of u moet beschikken over een packet­gegevensverbinding (GPRS) met een UMTS-netwerk en u moet verbinding hebben met een internetoproepdienst.
Uw apparaat is mogelijk voorzien van een installatiewidget voor het installeren van internetoproepdiensten.

Aanmelden bij een internetoproepdienst

Wanneer er een internetoproepdienst is geïnstalleerd, wordt er een tabblad voor die dienst weergegeven in de lijst met contacten.
Selecteer Menu > Contacten, selecteer de dienst en selecteer Opties >
Aanmelden.
Contacten aan de vriendenlijst toevoegen als contacten voor een dienst
Selecteer Opties > Nieuw contact.

Internetoproepen tot stand brengen

Een contact bellen wanneer u bent aangemeld bij een service
Tik op het contact in de lijst met vrienden en selecteer
.
Een internetoproep tot stand brengen in het startscherm
Selecteer
, voer het nummer in en
selecteer Opties > Bellen >
Internetoproep.
Een internetoproep tot stand brengen met een internetoproepadres
Selecteer in het startscherm
>
Opties > Toetsenbord openen. Geef het
adres op en selecteer
.

Instellingen voor internetcommunicatie

Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Beheerinstell. > Netinstell..
Als u de instellingen van een dienst wilt weergeven en bewerken, selecteert u de naam van de dienst.
Als u een service uit uw lijst met services wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Dienst verwijderen.

Instellingen voor internetoproepdienst

Selecteer Menu > Contacten. Open het tabblad van een dienst en selecteer
Opties > Instellingen.
Een internetoproepdienst instellen als de standaarddienst
Selecteer Standaarddienst. Wanneer u drukt op de beltoets om een
nummer te bellen, plaatst uw apparaat een internetoproep met de standaarddienst, als er tenminste verbinding is met de dienst. U kunt maar één dienst tegelijk instellen als de standaarddienst.
De dienst bewerken.
Selecteer Dienstverbindingen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
40 Oproepen tot stand brengen

Logboek

In het logboek wordt informatie bijgehouden over de communicatiehistorie van het apparaat. Gemiste en ontvangen oproepen worden alleen geregistreerd als het netwerk deze functies ondersteunt, het apparaat aan staat en zich binnen het bereik van de netwerkdienst bevindt.

Recente oproepen

U kunt gegevens over uw recente oproepen weergeven.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Instrumenten > Logboek en Recente opr..
Gemiste, ontvangen en gevoerde oproepen weergeven
Selecteer Gemiste opr., Ontvangen opr. of Gekozen nrs..
Tip: Druk op de beltoets om de lijst met zelf gekozen nummers in het startscherm te openen.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
Opslaan in Contacten — Een telefoonnummer uit een lijst met recent gevoerde oproepen opslaan bij uw contacten.
Lijst wissen — De geselecteerde lijst met recente oproepen wissen.
Verwijderen — Een gebeurtenis in de geselecteerde lijst wissen.
Instellingen — Selecteer Duur logboek en de tijdsduur dat de communicatiegegevens in het logboek worden opgeslagen. Als u Geen logboek selecteert, worden geen gegevens in het logboek opgeslagen.

Gespreksduur

U kunt niet alleen bekijken hoe lang uw laatste gesprek ongeveer heeft geduurd, maar deze informatie ook voor uw geplaatste en ontvangen gesprekken en alle gesprekken weergeven.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Instrumenten > Logboek en Duur oproep.

Packet-gegevens

Selecteer Menu > Toepassingen >
Instrumenten > Logboek.
In sommige gevallen moet u voor uw gegevensverbindingen betalen op basis van de hoeveelheid verzonden en ontvangen gegevens.
De hoeveelheid gegevens controleren die verzonden of ontvangen zijn tijdens packet-gegevensverbindingen
Selecteer Gegevensteller > Alle verz.
ggvns of Alle ontv. ggvns.
Verzonden en ontvangen gegevens wissen
Selecteer Gegevensteller > Opties >
Tellers op nul. U hebt de blokkeringscode
nodig om de gegevens te wissen.

Alle communicatiegebeurtenissen controleren

In het algemene logboek kunt u informatie weergeven over communicatiegebeurtenissen, zoals spraakoproepen, SMS-berichten of gegevens- en draadloze LAN (WLAN)­verbindingen die door het apparaat zijn geregistreerd.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Instrumenten > Logboek.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Contacten (telefoonboek) 41
Het algemene logboek openen
Open het tabblad algemene logboek.
Subgebeurtenissen, zoals een SMS-bericht dat in delen wordt verzonden via een packet-gegevensverbinding, gelden als één communicatiegebeurtenis. Verbindingen met uw mailbox, de multimediaberichtencentrale of webpagina's worden weergegeven als packet-gegevensverbindingen.
Informatie over de packet­gegevensverbinding weergeven
Ga naar een inkomende of uitgaande gebeurtenis van een packet­gegevensverbinding die wordt aangeduid met GPRS en selecteer Opties >
Weergeven.
Een telefoonnummer uit het logboek kopiëren
Selecteer Opties > Nummer
gebruiken > Kopiëren. U kunt het
telefoonnummer bijvoorbeeld in een SMS­bericht plakken.
Het logboek filteren
Selecteer Opties > Filter en een filter.
Instellen hoe lang vermeldingen in het logboek worden bewaard
Selecteer Opties > Instellingen > Duur
logboek. Als u Geen logboek selecteert,
worden de volledige inhoud van het logboek, het register met recente oproepen en de leveringsrapporten van berichten, permanent verwijderd.
van het

Contacten (telefoonboek)

Als u Contacten wilt openen, selecteert u
Menu > Contacten.
U kunt contactgegevens, zoals telefoonnummers, huisadressen en e­mailadressen, van uw contacten opslaan en bijwerken. U kunt een persoonlijke beltoon of miniatuurweergave aan een contact toevoegen. Ook kunt u contactgroepen maken, zodat u SMS­berichten of e-mail aan meerdere ontvangers tegelijk kunt versturen.

Namen en nummers opslaan en bewerken

Selecteer Menu > Contacten.
Een nieuw contact toevoegen aan de lijst met contactpersonen
1 Selecteer 2 Selecteer een veld om de informatie
in te voeren. Als u de tekstinvoer wilt afsluiten, selecteert u juiste velden in en selecteer Gereed.
Contacten bewerken
Selecteer een contact en Opties >
Bewerken.

Contacten-werkbalk

Selecteer Menu > Contacten.
Een contact bellen
Ga naar een contact en selecteer
Bellen.
Een bericht naar een contact verzenden
Ga naar een contact en selecteer
Bericht maken.
.
. Vul de
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
42 Contacten (telefoonboek)
Een nieuw contact maken
Selecteer
Nieuw contact.

Namen en nummers beheren

Selecteer Menu > Contacten.
Contacten verwijderen
Selecteer een contact en Opties >
Verwijderen.
Als u tegelijkertijd meerdere contacten wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Mark./mark. opheffen om de gewenste
contacten te markeren en vervolgens selecteert u Opties > Verwijderen om ze te verwijderen.
Contacten kopiëren
Selecteer het contact, Opties > Kopiëren en kies de gewenste locatie.
Contacten aan favorieten toevoegen
Tik op een contact en houd het ingedrukt en selecteer vervolgens Toev. aan
favorieten.
Luister naar het spraaklabel dat aan een contact is toegewezen
Selecteer het contact en Opties > Details
spraaklabel > Opties > Spraaklabel afspelen.
Houd rekening met het volgende voordat u spraaklabels gebruikt:
Spraaklabels zijn niet taalgevoelig. Ze zijn afhankelijk van de stem van de spreker.
U moet de naam van het spraaklabel exact zo uitspreken zoals u deze hebt opgenomen.
Spraaklabels zijn gevoelig voor achtergrondgeluiden. Neem de
spraaklabels op en gebruik ze in een rustige omgeving.
Zeer korte namen worden niet geaccepteerd. Gebruik lange namen en vermijd het gebruik van soortgelijke namen voor verschillende nummers.
Opmerking: Het gebruik van
spraaklabels kan moeilijkheden opleveren in een drukke omgeving of tijdens een noodgeval. Voorkom dus onder alle omstandigheden dat u uitsluitend van spraaklabels afhankelijk bent.

Standaardnummers en -adressen toewijzen

Als een contact verschillende nummers of adressen heeft, is het voor u gemakkelijker als u het contact via een standaardnummer of -adres kunt bellen of een bericht kunt sturen. Het standaardnummer wordt ook gebruikt voor spraakgestuurd bellen.
1 Selecteer Menu > Contacten. 2 Selecteer een contact en Opties >
Standaardnummers.
3 Selecteer een standaardnummer
waaraan u een nummer of adres wilt toevoegen en selecteer Toewijzen.
4 Selecteer het nummer of adres dat u
als standaard wilt instellen.
5 Als u de weergave
Standaardnummers wilt afsluiten en de wijzigingen wilt opslaan, tikt u buiten de weergave.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Contacten (telefoonboek) 43

Contactkaarten

Alle beschikbare communicatiemethoden voor een contact worden weergegeven in de contactkaartweergave.
Selecteer Menu > Contacten.
Selecteer een contact, de gewenste communicatiemethode, Opties en een van de volgende opties:
Bewerken — Bewerk of verwijder de contactkaartvelden of voeg een veld toe.
Standaardnummers — Definieer de nummers en adressen die standaard moeten worden gebruikt wanneer u met het contact communiceert, wanneer er voor een contact meerdere nummers of adressen zijn gedefinieerd.
Details spraaklabel — Bekijk de spraaklabelgegevens of luister naar het spraaklabel voor het contact.
De beschikbare opties en communicatiemethoden kunnen variëren.

Contacten als favorieten instellen

U kunt contacten als favoriete contacten instellen. Deze contacten worden boven in de lijst met contacten weergegeven en met een sterretje gemarkeerd.
Selecteer Menu > Contacten.
Een contact instellen als een favoriet
Selecteer een contact en Opties > Toev.
aan favorieten.
Een contact uit de favoriete contacten verwijderen
Selecteer een contact en Opties >
Verwijdrn uit favorieten. Het
verwijderde contact wordt weer in de standaardlijst met contacten geplaatst.

Beltonen, afbeeldingen en oproepteksten voor contacten

U kunt een beltoon definiëren voor een contact op groep, en een afbeelding en oproeptekst voor een contact. Wanneer de contactpersoon u belt, hoort u de geselecteerde beltoon en wordt de oproeptekst of afbeelding weergegeven (als het telefoonnummer van de beller samen met de oproep wordt verzonden en het apparaat dit nummer herkent).
Als u een beltoon voor een contact of contactgroep wilt definiëren, selecteert u het contact of de contactgroep en
Opties > Bewerken > Beltoon.
Selecteer vervolgens een beltoon.
Als u meer velden wilt toevoegen aan een weergave van contactgegevens, selecteert u het contact en Opties >
Bewerken > Opties > Detail toevoegen.
Als u een oproeptekst voor een contact wilt definiëren, selecteert u het contact en
Opties > Bewerken > Opties > Detail toevoegen > Tekst oproepsignaal. Tik
in het tekstveld en voer de oproeptekst in. Selecteer vervolgens Gereed.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
44 Contacten (telefoonboek)
Als u een afbeelding wilt toevoegen voor een contact dat is opgeslagen in het apparaatgeheugen, selecteert u het contact, Opties > Bewerken >
Afbeelding toevoegen en een
afbeelding uit Foto's.
Selecteer Standaardtoon in de lijst met beltonen als u de beltoon wilt verwijderen.
Als u de afbeelding van het contact wilt bekijken, wijzigen of verwijderen, selecteert u het contact, Opties >
Bewerken > Naam afbeelding > Opties en de gewenste optie.

Contacten kopiëren

Selecteer Menu > Contacten.
Wanneer u de lijst met contacten voor het eerst opent, wordt u gevraagd of u namen en nummers van de SIM-kaart naar het apparaat wilt kopiëren.
Kopiëren starten
Selecteer OK.
Kopiëren annuleren
Selecteer Annuleren. U wordt gevraagd of u de contacten van
de SIM-kaart in de lijst met contacten wilt weergeven. Selecteer OK om de contacten weer te geven. De lijst met contacten wordt geopend en de namen die op uw SIM-kaart zijn opgeslagen worden aangeduid met
.

SIM-diensten

Neem contact op met de leverancier van uw SIM-kaart voor meer informatie over de beschikbaarheid en het gebruik van
SIM-kaartdiensten. Dit kan uw netwerkserviceprovider of een andere leverancier zijn.

SIM-contacten

Het aantal contacten dat u op de SIM-kaart kunt opslaan, is beperkt.
Contacten die op de SIM-kaart zijn opgeslagen, weergeven in de lijst met contacten
Selecteer Opties > Instellingen >
Contacten weergeven > SIM- geheugen.
De nummers die u in de lijst met contacten opslaat, worden mogelijk niet automatisch op uw SIM-kaart opgeslagen.
Contacten kopiëren naar de SIM-kaart
Ga naar een contact en selecteer Opties >
Kopiëren > SIM-geheugen.
Het standaardgeheugen selecteren waar de nieuwe contacten moeten worden opgeslagen
Selecteer Opties > Instellingen >
Std.geheugen vr opslaan > Telefoongeheugen of SIM-geheugen.
Contacten die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen, kunnen meer dan een telefoonnummer en een afbeelding bevatten.

Vaste nummers

Met de dienst voor vaste nummers kunt u oproepen van het apparaat beperken tot bepaalde telefoonnummers. Niet alle SIM­kaarten ondersteunen vaste nummers. Neem contact op met de serviceprovider voor meer informatie.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Contacten (telefoonboek) 45
Selecteer Menu > Contacten en Opties >
SIM-nummers > Nrs. vaste contacten.
Wanneer beveiligingsfuncties zijn ingeschakeld waarmee oproepen worden beperkt (zoals het blokkeren van oproepen, gesloten gebruikersgroepen en vaste nummers), kunt u mogelijk nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen. De functies voor het blokkeren en doorschakelen van oproepen kunnen niet tegelijkertijd actief zijn.
U hebt de PIN2-code nodig voor het in- en uitschakelen van vaste nummers of het bewerken van de vaste nummers. Informeer bij uw serviceprovider naar uw PIN2-code.
Selecteer Opties en een van de volgende opties:
Vaste nummers activrn of Vaste nummers deactiv. — Hiermee schakelt u
vaste nummers in of uit. Nieuw SIM-contact — Nu kunt u de
naam en het telefoonnummer invoeren van de contactpersoon waarvoor oproepen zijn toegestaan.
Toevoegen uit Contacten — Hiermee kopieert u een contact uit de lijst met contacten naar de lijst met vaste nummers.
Als u SMSberichten wilt verzenden naar SIM-contacten terwijl de dienst voor vaste nummers actief is, moet u het nummer van de berichtencentrale voor SMS­berichten toevoegen aan de lijst met vaste nummers.

Contactgroepen

Als u de lijst met groepen wilt openen, opent u de lijst met contacten en tikt u op
.

Contactgroepen maken

Met contactgroepen kunt u een enkel bericht naar meer mensen tegelijk versturen.
Selecteer Menu > Contacten en open het tabblad Groepen.
Een nieuwe groep maken
1 Selecteer Opties > Nieuwe groep. 2 Gebruik de standaardnaam of voer
een nieuwe naam in, en selecteer OK.
Leden aan de groep toevoegen
1 Selecteer de groep en Opties >
Leden toevoegen.
2 Markeer elk contact dat u wilt
toevoegen, en selecteer OK.

Contactgroepen beheren

Selecteer Menu > Contacten.
Een bericht verzenden naar alle groepsleden
Houd de groep ingedrukt en selecteer
Bericht maken .
Een beltoon voor een groep selecteren
Houd de groep ingedrukt en selecteer
Beltoon .
De naam van een groep wijzigen
Houd de groep ingedrukt en selecteer
Naam wijzigen .
Een groep verwijderen
Houd de groep ingedrukt en selecteer
Verwijderen .
Een contact aan een groep toevoegen
Selecteer de groep en Opties > Leden
toevoegen.
Als u wilt nagaan tot welke andere groepen een contact behoort, selecteert u
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
46 E-mail
de groep en het contact en selecteert u
Opties > Lid van groepen.
Een contact uit een groep verwijderen
Selecteer de groep en het contact, en selecteer Opties > Verwijderen uit
groep.

E-mail

Over e-mail

Selecteer Menu > Nokia e-mail.
Met Nokia e-mail kunt u diverse mailboxen toevoegen en deze rechtstreeks vanaf het startscherm openen. In de hoofdweergave van e-mail kunt u tussen mailboxen schakelen. E­mail is een netwerkdienst.
Als u geen mailbox hebt, kunt u deze maken op www.ovi.com.
1 Uw huidige mailbox. 2 Schakel tussen uw mailboxen en
bekijk e-mail in verschillende mappen.
3 Sorteer uw e-mail, bijvoorbeeld op
datum.
4 E-mail in huidige mailbox.
Nokia e-mail bevat interactieve elementen. Selecteer een e-mail en houd het ingedrukt om een pop-upmenu te openen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
E-mail 47

Een mailbox toevoegen

U kunt diverse mailboxen aan uw apparaat toevoegen.
Selecteer Menu > Nokia e-mail.
Een mailbox toevoegen
Selecteer Nieuw en volg de instructies.
Een e-mailwidget aan het startscherm toevoegen
Houd op het startscherm de gewenste locatie voor de e-mailwidget ingedrukt, en selecteer in het pop-upmenu de optie
Inhoud toevoegen en de gewenste e-
mailwidget.
Nog een mailbox maken
Selecteer Nieuw en volg de instructies.
Een mailbox verwijderen
Selecteer Instell., ga naar de mailbox en selecteer Opties > Mailbox
verwijderen.

E-mail lezen

U kunt uw apparaat gebruiken om e-mail te lezen en te beantwoorden.
Selecteer Menu > Nokia e-mail en een mailbox.
E-mail lezen
Selecteer het e-mailbericht.
Een bijlage openen of opslaan
Selecteer de bijlage en de juiste optie. Als er meer bijlagen zijn, kunt u ze allemaal tegelijk opslaan.
E-mail beantwoorden
Selecteer upmenu
en selecteer in het pop-
.
Een e-mailbericht doorsturen
Selecteer upmenu
en selecteer in het pop-
.
Tip: Als u naar een webadres wilt gaan dat in een e-mailbericht wordt vermeld, selecteert u het adres. Selecteer Opties >
Webpaginaopties > Opslaan als bookmark nadat de pagina is geladen als
u het adres aan uw bookmarks wilt toevoegen.
Tip: Gebruik de pijlpictogrammen om naar de volgende of vorige e-mail te gaan.

Een e-mailbericht verzenden

U kunt uw apparaat gebruiken om e-mail te schrijven en te verzenden, en bestanden aan uw e-mail te koppelen.
Selecteer Menu > Nokia e-mail en een mailbox.
1 Selecteer
.
2 Selecteer het pictogram Aan, Cc of Bcc
als u een ontvanger uit uw lijst met contacten wilt toevoegen. Selecteer het veld Aan, Cc of Bcc als u handmatig een e-mailadres wilt invoegen.
3 Selecteer
als u een bijlage aan de e-
mail wilt koppelen.
4 Selecteer
om het bericht te
versturen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
48 Mail for Exchange

Mail for Exchange

Met Mail for Exchange kunt u uw zakelijke e-mail op uw apparaat ontvangen. U kunt e-mails beantwoorden, compatibele bijlagen bekijken en bewerken, agendagegevens bekijken, uitnodigingen voor vergaderingen ontvangen en beantwoorden, vergaderingen plannen en contactgegevens bekijken, toevoegen en bewerken.
Mail for Exchange
Gebruik van Mail for Exchange is beperkt tot draadloze synchronisatie van PIM­informatie tussen het Nokia-apparaat en de geautoriseerde Microsoft Exchange­server.
Mail for Exchange kan alleen worden ingesteld als uw organisatie beschikt over Microsoft Exchange Server. Bovendien moet uw IT-beheerder Mail for Exchange voor uw account hebben geactiveerd.
Voordat u begint met het instellen van Mail for Exchange moet u het volgende controleren:
een zakelijke e-mail-ID;
uw gebruikersnaam op het
bedrijfsnetwerk;
uw wachtwoord op het bedrijfsnetwerk;
de domeinnaam van het netwerk (raadpleeg de IT-afdeling van uw bedrijf);
de servernaam van Mail for Exchange (raadpleeg de IT-afdeling van uw bedrijf).
Afhankelijk van de instellingen van Mail for Exchange op de bedrijfsserver moet u mogelijk nog andere informatie invoeren.
Als u niet beschikt over de juiste informatie, moet u contact opnemen met de IT-afdeling van uw bedrijf.
Voor Mail for Exchange is het gebruik van de blokkeringscode mogelijk verplicht. De standaardblokkeringscode van uw apparaat is 12345 maar mogelijk heeft uw IT-beheerder een andere code voor u ingesteld.
U kunt het profiel en de instellingen van Mail for Exchange in de instellingen van Berichten openen en wijzigen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Berichten 49

Berichten

Hoofdweergave Berichten

Selecteer Menu > Berichten.
Berichten is een netwerkdienst.
Een nieuw bericht maken
Selecteer Nieuw bericht.
Tip: Als u berichten die u dikwijls verzendt, niet telkens opnieuw wilt schrijven, gebruikt u opgeslagen berichten in de map Sjablonen in Mijn mappen. U kunt ook uw eigen sjablonen maken en opslaan.
Berichten bevat de volgende mappen:
Inbox — Ontvangen berichten,
behalve e-mail- en infodienstberichten.
Mijn mappen — Organiseer uw
berichten in mappen.
Concepten — Conceptberichten die
nog niet zijn verzonden.
Verzonden — De laatste berichten die
zijn verzonden, uitgezonderd berichten die zijn verzonden middels Bluetooth­connectiviteit. U kunt opgeven hoeveel berichten in deze map kunnen worden opgeslagen.
Outbox — Berichten die wachten om
te worden verzonden, worden tijdelijk in de map Outbox opgeslagen, bijvoorbeeld wanneer het apparaat zich buiten netwerkdekking bevindt.
Leveringsrapprtn — Vraag het
netwerk om u een leveringsrapport te sturen van de SMS- en MMS-berichten die u hebt verzonden (netwerkdienst).

Berichten schrijven en verzenden

Selecteer Menu > Berichten.
Berichten is een netwerkdienst.
Belangrijk: Wees voorzichtig met
het openen van berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
Voordat u een MMS-bericht kunt maken, moet u de juiste verbindingsinstellingen hebben gedefinieerd.
Het draadloze netwerk kan de omvang van MMS-berichten beperken. Als de omvang van de ingevoegde afbeelding de limiet overschrijdt, kan de afbeelding door het apparaat worden verkleind zodat deze via MMS kan worden verzonden.
Alleen apparaten met compatibele functies kunnen multimediaberichten ontvangen en weergeven. De weergave van een bericht kan verschillen afhankelijk van het ontvangende apparaat.
Een SMS- of MMS-bericht verzenden
Selecteer Nieuw bericht.
Een audiobericht verzenden
Selecteer Opties > Bericht maken en de relevante optie.
Ontvangers of groepen in de lijst met contacten selecteren
Selecteer
Het nummer handmatig invoeren
Tik in het veld Aan.
op de werkbalk.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
50 Berichten
Het onderwerp van het MMS-bericht invoeren
Voer het onderwerp in het veld Onderw. in. Als het veld Onderw. niet zichtbaar is, selecteert u Opties > Velden
berichtheader om de velden te wijzigen
die zichtbaar zijn.
Het bericht schrijven
Tik in het berichtveld .
Een object aan een bericht toevoegen
Selecteer
en het relevante type inhoud.
Het berichttype kan op basis van de ingevoegde inhoud veranderen in een MMS-bericht.
Het bericht verzenden
Selecteer
of druk op de oproeptoets.
Het apparaat ondersteunt tekstberichten die langer zijn dan de limiet voor één bericht. Langere berichten worden verzonden als twee of meer berichten. Uw serviceprovider kan hiervoor de desbetreffende kosten in rekening brengen. Tekens met accenten, andere symbolen en sommige taalopties nemen meer ruimte in beslag, waardoor het aantal tekens dat in één bericht kan worden verzonden, wordt beperkt.
Inbox Berichten Berichten ontvangen
Selecteer Menu > Berichten en Inbox.
Een ongelezen SMS-bericht Een ongelezen
multimediabericht Een ongelezen audiobericht
Via Bluetooth-verbinding ontvangen gegevens
Wanneer u een bericht ontvangt, worden
en 1 nieuw bericht op het startscherm
weergegeven.
Een bericht op het startscherm openen
Selecteer Weergev..
Een bericht in de map Inbox openen
Selecteer het bericht.
Een ontvangen bericht beantwoorden
Selecteer Opties > Beantwoorden.

Multimediaberichten

Selecteer Menu > Berichten.
Belangrijk: Wees voorzichtig met
het openen van berichten. Berichten kunnen schadelijke software bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het apparaat of de pc.
Multimediaberichten ophalen
Selecteer Opties > Ophalen. Een packet- gegevensverbinding wordt geopend om het bericht op uw apparaat op te halen. Mogelijk ontvangt u een melding dat een multimediabericht op u wacht in de multimediaberichtencentrale.
Wanneer u een multimediabericht ontvangt, ( afbeelding en een bericht te zien.
) krijgt u waarschijnlijk een
geeft aan dat een geluidsclip is bijgevoegd. geeft aan dat een videoclip is bijgevoegd.
De geluids- of videoclip afspelen
Het symbool selecteren.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Berichten 51
De mediaobjecten weergeven die in een multimediabericht zijn bijgevoegd
Selecteer Opties > Objecten.
Als het bericht een multimediapresentatie bevat, wordt
weergegeven.
De presentatie afspelen
Het symbool selecteren.

Gegevens, instellingen en webdienstberichten

Het apparaat kan diverse soorten berichten ontvangen die gegevens bevatten, zoals visitekaartjes, beltonen, operatorlogo's en agenda-items. U kunt ook instellingen van uw serviceprovider in een configuratiebericht ontvangen.
De gegevens in een bericht opslaan
Selecteer Opties en de juiste optie.
Webserviceberichten zijn meldingen (bijvoorbeeld nieuwskoppen), en kunnen een tekstbericht of een koppeling bevatten. Neem contact op met uw serviceprovider voor informatie over beschikbaarheid en abonnementen.

Berichten op een SIM-kaart bekijken

Hiermee kunt u berichten weergeven die op een SIM-kaart zijn opgeslagen.
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
SIM-berichten.
Voordat u SIM-berichten kunt bekijken, moet u ze naar een map op uw apparaat kopiëren.
1 Markeer de berichten. Selecteer
Opties > Mark./mark. opheffen > Markeren of Alle markeren.
2 Open een lijst met mappen. Selecteer
Opties > Kopiëren.
3 Selecteer een map om te kopiëren. 4 Open de map om de berichten te
bekijken.

Infodienstberichten

Met de infodienst (netwerkdienst) kunt u berichten over diverse onderwerpen van uw serviceprovider ontvangen, bijvoorbeeld het weerbericht of verkeersmeldingen.
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Operatorberichten.
Neem contact op met uw serviceprovider voor beschikbare onderwerpen en relevante onderwerpnummers. Deze dienst is mogelijk niet overal beschikbaar. Infodienstberichten kunnen niet worden ontvangen in 3G-netwerken. Een packet­gegevensverbinding kan de ontvangst van infodienstberichten verhinderen.

Dienstopdrachten

Met dienstopdrachten (netwerkdienst) kunt u serviceaanvragen (ook wel USSD­opdrachten genoemd) naar uw serviceprovider invoeren en versturen. Dit kunnen bijvoorbeeld activeringsopdrachten voor netwerkdiensten zijn. Deze dienst is mogelijk niet in alle regio's beschikbaar.
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Dienstopdrachten.

Instellingen van Berichten

De instellingen kunnen op voorhand in het apparaat zijn geconfigureerd, of u kunt ze
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
52 Berichten
in een bericht ontvangen. Als u instellingen handmatig wilt invoeren, vult u alle velden in die met Is verplicht of een sterretje zijn gemarkeerd.
Het is mogelijk dat sommige of alle berichtencentrales of toegangspunten voor uw apparaat op voorhand door uw serviceprovider zijn ingesteld, en dat u ze niet kunt wijzigen, maken, bewerken of verwijderen.

Instellingen voor SMS-berichten

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > SMS.
Maak een keuze uit de volgende opties: Berichtencentrales — Hiermee geeft u
een lijst met alle gedefinieerde SMS­berichtencentrales weer.
Berichtcentr. in gebruik — Selecteer de berichtencentrale voor het bezorgen van SMS-berichten.
Tekencodering — Selecteer Bep.
ondersteuning als tekens moeten
worden geconverteerd naar een ander coderingssysteem wanneer dit beschikbaar is.
Rapport ontvangen — Hiermee vraagt u bij het netwerk een afleveringsrapport aan voor de tekstberichten die u hebt verzonden (netwerkdienst).
Geldigheid bericht — Hier kunt u opgeven hoe lang moet worden geprobeerd het bericht opnieuw te verzenden als de eerste poging mislukt (netwerkdienst). Als het bericht niet binnen deze periode kan worden verzonden, wordt het uit de berichtencentrale verwijderd.
Bericht verzonden als — Raadpleeg uw serviceprovider als u wilt weten of uw
berichtencentrale SMS-berichten kan omzetten in andere indelingen.
Voorkeursverbinding — Selecteer de verbinding die u wilt gebruiken.
Antw. via zelfde centrale — Hiermee reageert u op berichten met hetzelfde nummer van de SMS-berichtencentrale (netwerkdienst).

Instellingen voor multimediaberichten

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Multimediabericht.
Maak een keuze uit de volgende opties: Grootte afbeelding — Hiermee geeft u
de grootte op van de afbeelding in een multimediabericht.
MMS-aanmaakmodus — Als u Met
begeleiding selecteert, wordt u door het
apparaat gewaarschuwd wanneer u een bericht probeert te versturen dat door de ontvanger mogelijk niet wordt ondersteund. Als u Beperkt selecteert, voorkomt het apparaat dat u berichten verstuurt die mogelijk niet worden ondersteund. Als u inhoud in uw berichten wilt opnemen zonder meldingen, selecteert u Vrij.
Toegangspunt in gebruik — Hiermee kunt u aangeven welk toegangspunt als voorkeursverbinding wordt gebruikt.
Multimedia ophalen — Hiermee kunt u opgeven hoe u berichten wilt ontvangen (indien beschikbaar). Selecteer Aut. in
eigen netwerk als u berichten
automatisch wilt ophalen in uw eigen netwerk. Buiten uw eigen netwerk ontvangt u een melding dat u een bericht kunt ophalen in de multimediaberichtencentrale. Als u Altijd
automatisch selecteert, maakt uw
apparaat automatisch een actieve packet-
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Berichten 53
gegevensverbinding om het bericht binnen en buiten uw eigen netwerk op te halen. Selecteer Handmatig om handmatig multimediaberichten op te halen uit de berichtencentrale of Uit om het ontvangen van alle multimediaberichten te voorkomen. Automatisch ophalen wordt mogelijk niet in alle regio's ondersteund.
Anon. berichten toestaan — Berichten van anonieme afzenders weigeren.
Advertenties ontvangen
— Multimediaberichtadvertenties ontvangen (netwerkdienst).
Rapporten ontvangen — De status van verzonden berichten in het logboek weergeven (netwerkdienst).
Rapportverz. weigeren — Voorkomen dat uw apparaat leveringsrapporten van ontvangen berichten verzendt.
Geldigheid bericht — Hier kunt u opgeven hoe lang moet worden geprobeerd het bericht opnieuw te verzenden als de eerste poging mislukt (netwerkdienst). Als het bericht niet binnen deze periode kan worden verzonden, wordt het uit de berichtencentrale verwijderd.
Het apparaat vereist netwerkondersteuning om aan te geven dat een verzonden bericht is ontvangen of gelezen. Deze informatie is mogelijk niet altijd betrouwbaar. Dit is afhankelijk van het netwerk en andere omstandigheden.

Instellingen voor webdienstberichten

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Dienstbericht. Selecteer
of u dienstberichten wilt ontvangen.
De browser automatisch openen en inhoud ophalen wanneer u een dienstbericht ontvangt
Selecteer Berichten downloaden >
Automatisch.

Instellingen voor infodiensten

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Operatorbericht.
Neem contact op met uw serviceprovider voor beschikbare onderwerpen en gerelateerde onderwerpnummers.
Maak een keuze uit de volgende opties: Ontvangst — Stel het apparaat in op het
ontvangen van infodienstberichten. Taal — Selecteer de talen waarin u
berichten wilt ontvangen: Alle,
Geselecteerd of Overige.
Itemherkenning — Stel het apparaat zo
in dat het automatisch naar nieuwe onderwerpnummers zoekt, en dat nieuwe nummers zonder naam in de lijst met onderwerpen worden opgeslagen.

Overige instellingen

Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Overige.
Selecteer een van de volgende opties: Verzonden ber. opslaan — Sla kopieën
van door u verzonden SMS- of MMS­berichten op in de map Verzonden.
Aantal opgesl. berichten — Bepaal hoeveel verzonden berichten in de map Verzonden kunnen worden opgeslagen. Als deze limiet is bereikt, wordt het oudste bericht verwijderd.
Gebruikt geheugen — Selecteer waar u uw berichten wilt opslaan.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
54 Nokia Messaging
Berichten wrg. in groepen — Groepeer
de berichten in de mappen Inbox, Verzonden, Concepten en Mijn mappen.
Chat Over Chat
Selecteer Menu > Toepassingen >
Chat.
Stuur chatberichten naar uw vrienden. Chatten is een netwerkdienst.
U kunt de toepassing Chat actief houden op de achtergrond terwijl u andere functies op uw apparaat gebruikt, en evengoed worden geïnformeerd als er nieuwe chatberichten binnenkomen.
De toepassing Chat kan vooraf geïnstalleerd zijn op uw apparaat. Als dat niet het geval is, kunt u deze downloaden en installeren vanaf Ovi Winkel van Nokia.

Beginnen met chatten

Selecteer Menu > Toepassingen > Chat.
1 Selecteer de dienst of diensten die u
wilt gebruiken om te chatten en selecteer vervolgens Doorgaan.
U kunt bij meerdere diensten tegelijkertijd zijn aangemeld en chatten. U moet zich bij elke dienst apart aanmelden.
2 Selecteer in uw contactenlijst het
contact waarmee u wilt chatten. U kunt actieve conversaties hebben met meerdere contacten tegelijkertijd.
Tip: Als u wilt gaan chatten, kunt u ook een contact in Contacten selecteren.

Nokia Messaging

Over Nokia Messaging

De dienst Nokia Messaging stuurt automatisch e-mailberichten door vanaf uw bestaande e-mailadres naar uw apparaat. U kunt e-mails lezen, beantwoorden en ordenen terwijl u onderweg bent.
Als u uw e-mailaccount in wilt stellen, selecteert u Menu > Nokia e-mail en
Nieuw en volgt u de instructies op.
Als u geen e-mailaccount hebt, kunt u er een maken op www.ovi.com.
Het is mogelijk dat kosten voor de dienst Nokia Messaging in rekening worden gebracht. Voor informatie over mogelijke kosten neemt u contact op met uw serviceprovider of de dienst Nokia Messaging op messaging.nokia.com.
Nokia Messaging is een netwerkdienst en is mogelijk niet overal beschikbaar.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Connectiviteit 55

Connectiviteit

U hebt bij uw apparaat meerdere mogelijkheden om verbinding te maken met internet of met andere compatibele apparaten of computers.

Gegevensverbindingen en toegangspunten

Uw apparaat ondersteunt packet­gegevensverbindingen (netwerkdienst), zoals GPRS in het GSM-netwerk. Als u dit apparaat gebruikt in GSM- en 3G­netwerken, kunnen er meerdere gegevensverbindingen tegelijkertijd actief zijn, en toegangspunten kunnen een gegevensverbinding delen. In het 3G­netwerk blijven gegevensverbindingen tijdens spraakoproepen actief.
U kunt ook een WLAN-verbinding gebruiken. In één WLAN kan slechts één verbinding tegelijk actief zijn, maar verschillende toepassingen kunnen hetzelfde internettoegangspunt gebruiken.
Voor een gegevensverbinding hebt u een toegangspunt nodig. U kunt verschillende soorten toegangspunten definiëren, zoals:
MMS-toegangspunten, voor het verzenden en ontvangen van multimediaberichten;
Internettoegangspunten, voor het verzenden en ontvangen van e-mail en om verbinding te maken met internet.
Vraag uw serviceprovider welk type toegangspunt u nodig hebt voor de dienst die u wilt gebruiken. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de beschikbaarheid van en
abonnementen op diensten voor packet­gegevensverbindingen.

Netwerkinstellingen

Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Netwerk.
Het apparaat kan automatisch schakelen tussen GSM- en UMTS-netwerken. GSM­netwerken worden aangeduid met UMTS-netwerken worden aangeduid met
.
Een actieve HSDPA-verbinding (high­speed downlink packet access) (netwerkdienst) wordt aangeduid met
.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Netwerkmodus — Selecteer welk netwerk u wilt gebruiken. Als u Dual
mode selecteert, wordt het GSM- of UMTS-
netwerk automatisch geselecteerd op basis van de netwerkparameters en de roaming-overeenkomsten tussen de serviceproviders. Neem contact op met uw netwerkprovider voor de details en kosten van roaming. Deze optie wordt alleen weergegeven als deze wordt ondersteund door de serviceprovider.
Een roaming-overeenkomst is een overeenkomst tussen meerdere serviceproviders die gebruikers van verschillende netwerken in staat stelt om gebruik te maken van de diensten van andere serviceproviders.
Operatorselectie — Selecteer
Automatisch als u wilt dat het apparaat
een beschikbaar netwerk zoekt en selecteert of Handmatig als u handmatig een netwerk wilt selecteren. Als de verbinding met het handmatig geselecteerde netwerk verloren gaat,
.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
56 Connectiviteit
hoort u een fouttoon en wordt u gevraagd opnieuw een netwerk te selecteren. Het geselecteerde netwerk moet een roaming-overeenkomst met uw eigen netwerk hebben gesloten.
Weergave info dienst — Stel het apparaat zodanig in dat wordt aangegeven wanneer het apparaat gebruik maakt van een mobiel netwerk op basis van de MCN-technologie (Micro Cellular Network) en om de ontvangst van relevante informatie te activeren.

Draadloze LAN

Uw apparaat kan draadloze LAN's (WLAN's) detecteren en hiermee verbinding maken. U kunt het apparaat met behulp van een WLAN aansluiten op internet en compatibele apparaten met WLAN-ondersteuning.

Over WLAN

Als u een draadloos lokaal netwerk (WLAN) wilt gebruiken, moet dit beschikbaar zijn op de locatie waar u zich bevindt en moet uw apparaat op het WLAN zijn aangesloten. Sommige WLAN's zijn beveiligd. In dat geval hebt u een toegangssleutel van uw serviceprovider nodig om verbinding te kunnen maken.
Opmerking: In Frankrijk mag
WLAN uitsluitend binnenshuis worden gebruikt.
Functies die gebruikmaken van een WLAN of die op de achtergrond worden uitgevoerd terwijl er andere functies worden gebruikt, gebruiken veel energie waardoor ze de levensduur van de batterij verkorten.
Belangrijk: Schakel altijd één van
de beschikbare encryptiemethoden in om de beveiliging van uw draadloze LAN­verbinding te vergroten. Het gebruik van encryptie verkleint het risico van onbevoegde toegang tot uw gegevens.

WLAN-verbindingen

Als u WLAN-verbinding (draadloos LAN) wilt gebruiken, moet u een internettoegangspunt voor WLAN maken. Gebruik het toegangspunt voor toepassingen die verbinding met internet moeten hebben.
Er wordt een WLAN-verbinding tot stand gebracht als u een gegevensverbinding maakt met een internettoegangspunt voor een WLAN. De actieve WLAN­verbinding wordt verbroken als u de gegevensverbinding verbreekt.
U kunt een WLAN gebruiken tijdens een gesprek of wanneer pakketgegevens actief zijn. U kunt met maximaal één WLAN-toegangspunt tegelijkertijd verbinding hebben, maar verschillende toepassingen kunnen hetzelfde internettoegangspunt gebruiken.
Als het offline profiel is ingesteld voor het apparaat, kunt nog steeds een WLAN gebruiken (indien beschikbaar). Zorg ervoor dat u voldoet aan de veiligheidseisen wanneer u een WLAN­verbinding tot stand brengt en gebruikt.
Tip: Als u het unieke MAC-adres (Media Access Control) voor het apparaat wilt controleren, opent u de kiesfunctie en typt u *#62209526# .
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Connectiviteit 57

WLAN-wizard

Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > WLAN.
De WLAN-wizard helpt u verbinding maken met een draadloos LAN (WLAN) en uw WLAN-verbindingen beheren.
Als WLAN's worden gedetecteerd, en u wilt een internettoegangspunt (IAP) creëren voor een verbinding en de webbrowser starten met dit IAP, selecteert u de verbinding en Browsen
starten.
Als u een beveiligd WLAN selecteert, wordt u verzocht het betreffende wachtwoord in te voeren. Als u verbinding maakt met een verborgen netwerk, moet u de juiste netwerknaam (service set identifier, SSID) invoeren.
Als de webbrowser reeds werkt met de huidige actieve WLAN-verbinding, en u wilt terugkeren naar de webbrowser, selecteert u Doorgaan met browsen.
Als u de actieve verbinding wilt beëindigen, selecteert u de verbinding en
WLAN-verb. verbreken.

WLAN-internettoegangspunten

Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > WLAN.
Hiermee filtert u WLAN's in de lijst met gevonden netwerken uit.
Selecteer Opties > WLAN-netwrkn
filteren. De volgende keer dat de WLAN-
wizard WLAN's zoekt, worden de geselecteerde netwerken niet weergegeven.
Details van een netwerk weergeven
Selecteer Opties > Details. Als u een actieve verbinding selecteert, worden de verbindingsgegevens weergegeven.

Bedieningsmodi

Een WLAN heeft twee bedieningsmodi: infrastructuur en adhoc.
In de infrastructuurmodus zijn twee soorten communicatie mogelijk: draadloze apparaten zijn met elkaar verbonden via een WLAN-toegangspunt of draadloze apparaten zijn op een LAN aangesloten via een WLAN-toegangspunt.
In de ad-hocmodus kunnen apparaten onderling rechtstreeks gegevens verzenden en ontvangen.

WLAN-instellingen

In de instellingen voor het draadloos LAN (WLAN) kunt u opgeven of het WLAN­symbool wordt weergegeven wanneer een netwerk beschikbaar is en hoe dikwijls het netwerk wordt gescand. U kunt ook opgeven of en hoe de internetconnectiviteitstest wordt uitgevoerd, en geavanceerde WLAN­instellingen weergeven.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > WLAN > Opties > Instellingen.
weergeven wanneer een WLAN beschikbaar is
Selecteer Beschkbrhd WLAN tonen > Ja.
Instellen hoe dikwijls het apparaat naar een beschikbaar WLAN zoekt
Selecteer Beschkbrhd WLAN tonen > Ja en Zoeken naar netwerken.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
58 Connectiviteit
Instellingen voor internetcapaciteitstest opgeven
Selecteer Internetverbindingstest en geef op of u de test automatisch, na bevestiging of nooit wilt uitvoeren. Als de connectiviteitstest is geslaagd, is het toegangspunt opgeslagen in de lijst met internetbestemmingen.
Geavanceerde instellingen weergeven
Selecteer Opties > Geavanc.
instellingen.
U wordt geadviseerd de geavanceerde WLAN-instellingen niet te wijzigen.
Toegangspunten Een nieuw toegangspunt maken
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bestemmingen.
U ontvangt de instellingen voor een toegangspunt mogelijk in een bericht van een serviceprovider. Sommige of alle toegangspunten kunnen door de serviceprovider vooraf zijn ingesteld voor het apparaat; het is wellicht niet mogelijk deze instellingen te wijzigen of verwijderen of om nieuwe instellingen toe te voegen.
1 Selecteer
Toegangspunt.
2 U wordt gevraagd de beschikbare
verbindingen te controleren. De reeds beschikbare verbindingen worden na de zoekopdracht weergegeven en kunnen door een nieuw toegangspunt worden gedeeld. Als u deze stap overslaat, wordt u gevr aagd een verbindingsmethode te selecteren en de benodigde instellingen te definiëren.
Selecteer een toegangspuntgroep om de toegangspunten te bekijken die op uw
apparaat zijn opgeslagen. Er zijn de volgende verschillende toegangspuntgroepen:
Internettoegangspunten Multimediatoegangspunten WAP-toegangspunten Ongecategoriseerde

toegangspunten

De verschillende toegangspunttypen worden als volgt aangegeven:
Beveiligd toegangspunt Toegangspunt voor packet-
gegevens WLAN-toegangspunt (draadloze LAN)

Groepen met toegangspunten beheren

U kunt een groep met meerdere toegangspunten maken en de volgorde opgeven waarin de toegangspunten worden gebruikt om verbinding met een bepaald netwerk te maken. U hoeft dan niet telkens opnieuw een toegangspunt te selecteren wanneer het apparaat een netwerkverbinding maakt. U kunt bijvoorbeeld WLAN- en packet­gegevenstoegangspunten toevoegen aan een groep met internettoegangspunten en de groep gebruiken om webpagina's te bekijken. Als u WLAN de hoogste prioriteit geeft, maakt het apparaat via WLAN verbinding met internet als er een WLAN­verbinding beschikbaar is en via een packet-gegevensverbinding als er geen WLAN-verbinding beschikbaar is.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bestemmingen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Connectiviteit 59
Een nieuwe groep met toegangspunten maken
Selecteer Opties > Beheren > Nieuwe
bestemming.
Toegangspunten toevoegen aan een toegangspuntgroep
Selecteer de groep en Opties > Nieuw
toegangspunt.
Een bestaand toegangspunt uit een andere groep kopiëren
Selecteer de groep, ga naar het gewenste toegangspunt en selecteer Opties >
Indelen > Kop. nr andere best..
De prioriteit van een toegangspunt in een groep wijzigen
Selecteer Opties > Indelen > Prioriteit
wijzigen.
Instellingen voor packet­gegevenstoegangspunt
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bestemmingen > Toegangspunt, en volg de instructies.
Een packet-gegevenstoegangspunt bewerken
Selecteer een toegangspuntgroep en een toegangspunt dat is gemarkeerd met
. Volg de instructies van de
serviceprovider.
Maak een keuze uit de volgende opties: Naam toegangspunt — De naam van
het toegangspunt wordt verstrekt door de serviceprovider.
Gebruikersnaam — De gebruikersnaam kan nodig zijn bij het maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans verstrekt door uw serviceprovider.
Wachtwoord vragen — Selecteer Ja als u bij aanmelding op de server telkens een nieuw wachtwoord moet invoeren of als u het wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan.
Wachtwoord — Een wachtwoord kan vereist zijn voor het maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans verstrekt door de serviceprovider.
Authenticatie — Selecteer Beveiligd om uw wachtwoord altijd gecodeerd te verzenden. Selecteer Normaal om uw wachtwoord waar mogelijk gecodeerd te verzenden.
Homepage — Voer het internetadres of het adres van de multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het toegangspunt dat u instelt.
Toegangspunt gebruiken — Hiermee stelt u het apparaat in om automatisch of na bevestiging via dit toegangspunt een verbinding te maken met de bestemming.
Geavanceerde instellingen voor packet-gegevenstoegangspunt wijzigen
Selecteer Opties > Geavanc.
instellingen.
Maak een keuze uit de volgende opties: Netwerktype — Selecteer het
internetprotocoltype voor het overbrengen van gegevens naar en van uw apparaat. De overige instellingen zijn afhankelijk van het geselecteerde netwerktype.
IP-adres telefoon (alleen voor IPv4) — Voer het IP-adres van het apparaat in.
DNS-adressen — Voer de IP-adressen van de primaire en secundaire DNS-
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
60 Connectiviteit
servers in (indien vereist voor de serviceprovider). Neem voor deze adressen contact op met uw internetprovider.
Proxyserveradres — Voer het adres van de proxyserver in.
Proxypoortnummer — Voer het poortnummer van de proxyserver in.

WLAN-toegangspunten voor internet

Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bestemmingen > Toegangspunt, en volg de instructies.
Als u de instellingen van een draadloos LAN-toegangspunt (WLAN) wilt bewerken, opent u een van de groepen met toegangspunten en selecteert u een toegangspunt dat is gemarkeerd met
Volg de aanwijzingen van de WLAN­serviceprovider.
Selecteer een van de volgende opties:
WLAN-netwerknaam — Selecteer
Handmatig opgeven of Netwerken zoeken. Als u een bestaand netwerk
selecteert, wordt de WLAN­netwerkmodus en WLAN­beveiligingsmodus bepaald door de instellingen van het bijbehorende toegangspuntapparaat.
Netwerkstatus — Definieer of de netwerknaam wordt weergegeven.
WLAN-netwerkmodus — Selecteer Ad-
hoc om een ad hoc netwerk te maken en
apparaten toe te staan om rechtstreeks gegevens te verzenden en te ontvangen; een WLAN-toegangspuntapparaat is niet nodig. In een ad hoc netwerk moeten alle apparaten dezelfde WLAN-netwerknaam gebruiken.
WLAN-beveiligingsmodus — Selecteer de gebruikte codering: WEP, 802.1x ofWPA/WPA2 (802.1x en WPA/WPA2 zijn niet beschikbaar voor ad hoc netwerken). Als u Open netwerk kiest, wordt geen codering gebruikt. De functies WEP,
802.1x en WPA kunnen alleen worden gebruikt als het netwerk deze ondersteunt.
Homepage — Voer het webadres van de startpagina in.
Toegangspunt gebruiken — Stel het apparaat zo in dat er automatisch of na bevestiging een verbinding wordt gemaakt met dit toegangspunt.
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Uw actieve gegevensverbindingen
.
weergeven
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Verbind.beheer.
In de weergave Actieve gegevensverbindingen kunt u uw gegevensverbindingen bekijken:
gegevensoproepen packet-gegevensverbindingen WLAN-verbindingen
Een verbinding verbreken
Selecteer Opties > Verbinding
verbreken.
Alle geopende verbindingen verbreken
Selecteer Opties > Alle verbind.
verbreken.
Details van een verbinding weergeven
Selecteer Opties > Details.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Connectiviteit 61

Synchronisatie

Met de synchronisatietoepassing kunt u uw notities, berichten, browserbookmarks en contacten synchroniseren met compatibele toepassingen op een compatibele pc of op internet.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Gegevensoverdr. > Sync.
U kunt de synchronisatie-instellingen ontvangen in een speciaal bericht van de serviceprovider.
Een synchronisatieprofiel bevat de noodzakelijke instellingen voor synchronisatie. Wanneer u de toepassing opent, wordt het standaardsynchronisatieprofiel of eerder gebruikt sychronisatieprofiel weergegeven.
Een nieuw synchronisatieprofiel maken
Selecteer Opties > Nieuw
synchron.profiel.
De functies van het synchronisatieprofiel definiëren
Selecteer een synchronisatie-item om het in het profiel op te nemen of weg te laten.
Synchronisatieprofielen beheren
Selecteer Opties en de gewenste optie.
Gegevens synchroniseren
Selecteer Opties > Synchroniseren.
Bluetooth-verbinding Bluetooth-connectiviteit
Via Bluetooth kunt u een draadloze verbinding tot stand brengen met andere
compatibele apparaten, zoals mobiele telefoons, computers, headsets en carkits.
U kunt met deze verbinding vanaf uw apparaat items verzenden, bestanden van uw compatibele pc overbrengen en met een compatibele printer bestanden afdrukken.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
Aangezien apparaten met draadloze Bluetooth-technologie communiceren via radiogolven, hoeft er geen 'direct zicht' te bestaan tussen de apparaten. De twee apparaten mogen maximaal 10 meter van elkaar zijn verwijderd, hoewel de verbinding wel hinder kan ondervinden van obstakels, zoals muren of andere elektronische apparaten.
Dit apparaat voldoet aan Bluetooth­specificatie 2.0 + EDR met ondersteuning voor de volgende profielen: Dial-Up Networking (DUN), Object Push Profile (OPP), File Transfer Profile (FTP), Hands Free Profile (HFP), Headset Profile (HSP), Basic Imaging Profile (BIP), Remote SIM Access Profile (SimAP), Device Identification Profile (DI), Phonebook Access Profile (PBAP), Human Interface Device Profile (HID), Generic Audio/Video Distribution Profile (GAVDP), Audio/Video Remote Control Profile (AVRCP), Advanced Audio Distribution Profile (A2DP). Gebruik uitsluitend de door Nokia goedgekeurde toebehoren voor dit model als u verzekerd wilt zijn van compatibiliteit met andere Bluetooth-apparatuur. Informeer bij de fabrikanten van andere apparatuur naar de compatibiliteit met dit apparaat.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
62 Connectiviteit
Als het apparaat is vergrendeld, zijn alleen verbindingen met geautoriseerde apparaten mogelijk.
Als functies gebruikmaken van Bluetooth­technologie, vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de levensduur van de batterij af.

Bluetooth-instellingen

Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Bluetooth — Activeer Bluetooth­verbindingen.
Waarneemb. telefoon — Als u wilt toestaan dat het apparaat zichtbaar is voor andere Bluetooth-apparaten, selecteert u Waarneembaar. Als u een tijdsduur wilt instellen waarna de zichtbaarheid verandert van 'getoond' in 'verborgen', selecteert u Zichtb.periode
instell.. Als u uw apparaat voor andere
apparatuur wilt verbergen, selecteert u
Verborgen.
Naam van mijn telefoon — De na am v an
het apparaat bewerken. De naam wordt weergegeven voor andere Bluetooth­apparaten.
Externe SIM-modus — Een ander apparaat, bijvoorbeeld een compatibel carkitaccessoire, inschakelen als u de SIM­kaart in uw apparaat wilt gebruiken om verbinding te maken met het netwerk.

Beveiligingstips

Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
Wanneer u geen Bluetooth-verbinding gebruikt en u wilt bepalen wie uw apparaat kan vinden en ermee kan
verbinden, selecteert u Bluetooth > Uit of Waarneemb. telefoon > Verborgen. Het uitschakelen van de Bluetooth-functie heeft geen gevolgen voor de andere functies van het apparaat.
Maak geen koppelingen met een onbekend apparaat en accepteer hiervan ook geen verbindingsverzoeken. Zo kunt u uw apparaat vrijwaren van schadelijke inhoud. Het is veiliger het apparaat in de verborgen modus te gebruiken om schadelijke software te vermijden.

Gegevens verzenden met behulp van Bluetooth-connectiviteit

Er kunnen meerdere Bluetooth­verbindingen tegelijk actief zijn. Als u bijvoorbeeld verbinding hebt met een compatibele hoofdtelefoon, kunt u bestanden overbrengen naar een ander compatibel apparaat.
1 Open de toepassing waarin het item
dat u wilt verzenden, is opgeslagen.
2 Ga naar een item en selecteer
Opties > Verzenden > Via Bluetooth.
Apparaten met draadloze Bluetooth­technologie die zich binnen het bereik bevinden, worden weergegeven. Dit zijn de apparaatpictogrammen:
computer telefoon audio- of videoapparaat ander apparaat
Selecteer Annuleren als u de zoekopdracht wilt onderbreken.
3 Selecteer het apparaat waarmee u
verbinding wilt maken.
4 Als voor het andere apparaat een
koppeling is vereist voordat gegevens
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Connectiviteit 63
kunnen worden verzonden, klinkt er een geluidssignaal en wordt u gevraagd een wachtwoord op te geven. Op beide apparaten moet hetzelfde wachtwoord worden ingevoerd.
Wanneer de verbinding is gemaakt, verschijnt Gegevens worden
verzonden.
Tip: Wanneer u naar apparaten zoekt,
wordt voor sommige apparatuur alleen het unieke adres (apparaatadres) getoond. Als u het unieke adres van uw apparaat wilt weten, typt u in het startscherm *#2820#.

Apparaten koppelen

U kunt uw apparaat met een compatibel apparaat koppelen om de volgende Bluetooth-verbindingen tussen de apparaten sneller te maken. Voordat u apparaten koppelt, moet u een eigen code (1 tot 16 cijfers) maken en afspreken met de eigenaar van het andere apparaat dat deze dezelfde code gebruikt. Apparaten zonder gebruikersinterface hebben een in de fabriek ingestelde toegangscode. Het wachtwoord wordt slechts eenmaal gebruikt.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
1 Open het tabblad Gekoppelde
apparaten.
2 Selecteer Opties > Nw gekoppeld
apparaat. Apparaten die binnen het
bereik vallen worden weergegeven. 3 Selecteer het apparaat. 4 Voer de toegangscode op beide
apparaten in.
wordt in de
Met apparaatzoekweergave een gekoppeld apparaat aangeduid.
Na het koppelen met een accessoire verbinden
Selecteer Opties > Verb. met
audioapparaat. Sommige
audioaccessoires worden na het koppelen automatisch met uw apparaat verbonden.
Een apparaat als geautoriseerd instellen
Selecteer Geautoriseerd. Verbindingen tussen uw apparaat en het geautoriseerde apparaat kunnen worden gemaakt zonder dat u het weet. Gebruik deze uitsluitend voor uw eigen apparatuur, zoals uw compatibele headset of pc, of voor apparaten die toebehoren aan iemand die u vertrouwt.
verwijst naar geautoriseerde apparatuur in de weergave voor gekoppelde apparaten.
Koppeling met een apparaat annuleren
Selecteer Opties > Verwijderen.
Alle koppelingen annuleren
Selecteer Opties > Alle verwijderen.

Gegevens ontvangen met behulp van Bluetooth-connectiviteit

Wanneer u gegevens ontvangt via een Bluetooth-verbinding, klinkt er een geluidssignaal en wordt u gevraagd of u het bericht wilt accepteren. Als u het bericht accepteert, wordt weergegeven en wordt een informatiebericht over de gegevens in de map Inbox van Berichten geplaatst. De ontvangen gegevens worden
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
64 Connectiviteit
automatisch naar het geheugen van het apparaat opgeslagen. Berichten die zijn ontvangen via een Bluetooth-verbinding, worden aangeduid met
.

Apparaten blokkeren

U kunt voorkomen dat apparaten een Bluetooth-verbinding met uw apparaat tot stand brengen.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
Een apparaat blokkeren
Ga op het tabblad Gekoppelde apparaten naar een apparaat dat u wilt blokkeren en selecteer Opties > Blokkeren.
Blokkering van een apparaat opheffen
Ga op het tabblad Geblokkrde. apparaten naar een apparaat en selecteer Opties >
Verwijderen.
Blokkering van alle geblokkeerde apparaten opheffen
Selecteer Opties > Alle verwijderen.
Als u een koppelingsverzoek van een ander apparaat wilt weigeren, wordt u gevraagd of u alle toekomstige verbindingsverzoeken van dit apparaat wilt blokkeren. Als u dit bevestigt, wordt het apparaat toegevoegd aan de lijst met geblokkeerde apparaten.

Externe SIM-modus

Met de externe SIM-modus kunt u een compatibel carkitaccessoire gebruiken. Voordat de externe SIM-modus kan worden geactiveerd, moeten beide apparaten worden gekoppeld en moet de koppeling vanaf het andere apparaat worden gestart. Gebruik bij het koppelen een numeriek wachtwoord van 16 cijfers
en stel het andere apparaat in als geautoriseerd.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
De externe SIM-modus activeren
1 Activeer Bluetooth-verbindingen.
Selecteer Bluetooth.
2 De externe SIM-modus op het
apparaat activeren. Selecteer Externe
SIM-modus.
3 De externe SIM-modus op het andere
apparaat activeren.
Wanneer de externe SIM-modus is geactiveerd, wordt Externe SIM-modus op het startscherm weergegeven. De verbinding met het draadloze netwerk is gesloten en u kunt geen diensten of functies voor de SIM-kaart gebruiken waarvoor dekking van het mobiele netwerk vereist is.
Wanneer het apparaat in de externe SIM­modus is, kunt u alleen oproepen plaatsen of ontvangen via het aangesloten accessoire. Met het apparaat kunnen alleen oproepen worden geplaatst voor de alarmnummers die op uw apparaat zijn geprogrammeerd.
De externe SIM-modus uitschakelen
Druk op de aan/uit-toets en selecteer
Externe SIM sluiten.
Gegevens overdragen met een USB­kabel
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > USB.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Selecteer de USB-modus telkens wanneer een compatibele gegevenskabel wordt aangesloten
Selecteer Vragen bij verbinding > Ja.
Als de optie Vragen bij verbinding niet actief is, of u wilt de USB-modus tijdens een actieve verbinding wijzigen, selecteert u USB-verbindingsmodus en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Nokia Ovi Suite — Gebruik pc­toepassingen van Nokia, zoals Nokia Ovi Suite of Nokia Software Updater.
Massaopslag — Hiermee brengt u gegevens over tussen het apparaat en een compatibele pc.
Afb. overdragen — Hiermee drukt u afbeeldingen af op een compatibele printer.
Mediaoverdr. — Synchroniseer uw muziek met Nokia's Muziekspeler of Windows Media Player.

Pc-verbindingen

U kunt uw mobiele apparaat gebruiken met een keur aan compatibele toepassingen voor pc-verbindingen en gegevenscommunicatie. Zo kunt u met Nokia Ovi Suite bestanden en afbeeldingen van uw apparaat naar een compatibele computer overbrengen.
Connectiviteit 65
Als u Nokia Ovi Suite met de USB­verbindingsmodus wilt gebruiken, selecteert u Nokia Ovi Suite.
Ga naar www.ovi.com/support voor meer informatie over Nokia Ovi Suite.
Beheerinstellingen Instellingen voor packet-gegevens
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Beheerinstell. > Packet-ggvns.
De instellingen voor packet-gegevens gelden voor alle toegangspunten waarvoor een packet­gegevensverbinding wordt gebruikt.
Een packet-gegevensverbinding openen wanneer het netwerk beschikbaar is
Selecteer Packet-ggvnsverbinding >
Automat. bij signaal.
U kunt bijvoorbeeld sneller een e-mail versturen als de verbinding altijd geopend is. Als er geen netwerkdekking is, probeert het apparaat periodiek een packet­gegevensverbinding te openen.
Een packet-gegevensverbinding alleen openen wanneer vereist
Selecteer Packet-ggvnsverbinding >
Wanneer nodig.
Telkens wanneer u bijvoorbeeld een e­mail wilt versturen, moet eerst de verbinding geopend worden.
HSDPA (netwerkdienst) gebruiken in UMTS-netwerken
Selecteer Snelle toeg. packet-geg..
U kunt uw apparaat als modem voor uw computer gebruiken om toegang tot
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
66 Internet
internet te krijgen via een packet­gegevensverbinding.
Het toegangspunt definiëren dat gebruikt moet worden wanneer u uw apparaat als modem gebruikt
Selecteer Toegangspunt.

SIP-instellingen

SIP-instellingen (Session Initiation Protocol) zijn nodig voor bepaalde netwerken die SIP gebruiken. U ontvangt de instellingen mogelijk in een SMS­bericht van de serviceprovider. U kunt deze instellingsprofielen bekijken, verwijderen of maken in SIP-instellingen.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Beheerinstell. > SIP- instellingen.

Internet

Met de webbrowser kunt u HTML­webpagina's (hypertext markup language) op internet bekijken zoals deze oorspronkelijk zijn ontworpen. U kunt ook webpagina's bekijken die speciaal voor mobiele apparaten zijn ontworpen, en XHTML (extensible hypertext markup language) of WML (wireless markup language) gebruiken.
Om op het web te kunnen surfen moet in uw apparaat een internettoegangspunt zijn geconfigureerd. Het gebruik van een webbrowser vereist netwerkondersteuning.

Over de webbrowser

Selecteer Menu > Web.
Op de hoogte blijven van het nieuws en uw favoriete websites bezoeken. U kunt de webbrowser van uw apparaat gebruiken om internetpagina's te bekijken.
Als u internetpagina's wilt weergeven, moet er op uw apparaat een internettoegangspunt zijn geconfigureerd en moet u verbonden zijn met een netwerk.

Op internet surfen

Selecteer Menu > Web.
Tip: Als u bij uw serviceprovider geen data-abonnement met een vast tarief hebt, kunt u besparen op de kosten voor gegevensoverdracht op uw telefoonrekening door een WLAN te gebruiken om verbinding te maken met internet.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Internet 67
Naar een website gaan
Selecteer de webadresbalk, voer een webadres in en selecteer
.
Tip: Als u op internet wilt zoeken, selecteert u de webadresbalk, voert u het zoekwoord in en selecteert u de koppeling onder de webadresbalk.
In- of uitzoomen
Dubbeltik op het scherm.
Een cache is een geheugenlocatie die wordt gebruikt om gegevens tijdelijk op te slaan. Als u toegang hebt gezocht of gehad tot vertrouwelijke informatie waarvoor u een wachtwoord moet opgeven, kunt u de cache van het apparaat na gebruik beter legen. De informatie of de diensten waartoe u toegang hebt gehad, worden namelijk in de cache opgeslagen.
Cache wissen
Selecteer
> > Privacy >
Privacyggvns wissen > Cache.

Een bookmark toevoegen

Als u steeds dezelfde websites bezoekt, kunt u deze toevoegen aan de weergave Bookmarks, zodat u ze snel kunt openen.
Selecteer Menu > Web.
Selecteer tijdens het browsen
> .
Tijdens het browsen naar een website met bookmark gaan
Selecteer
> en een bookmark.

Abonneren op een webfeed

U hoeft uw favoriete websites niet regelmatig te bezoeken om op de hoogte te blijven van nieuwe inhoud op deze websites. U kunt zich abonneren op webfeeds en automatisch koppelingen ontvangen naar de nieuwste inhoud.
Selecteer Menu > Web.
Webfeeds op webpagina's worden gewoonlijk aangegeven met
. Ze worden gebruikt om bijvoorbeeld de recentste nieuwskoppen of weblogitems te delen.
Ga naar een blog of webpagina met een webfeed en selecteer
> en de
gewenste feed.
Een feed bijwerken
Selecteer in de weergave Webfeeds de feed en houd deze vast. Selecteer vervolgens Vernieuwen in het pop­upmenu.
Een feed zodanig instellen dat deze automatisch wordt bijgewerkt
Selecteer in de weergave Webfeeds de feed en houd deze even vast. Selecteer vervolgens Bewerken > Automatische
updates in het pop-upmenu.

Gebeurtenissen in de buurt ontdekken

Bent u op zoek naar interessante gebeurtenissen in de buurt van uw huidige locatie? Met Hier en nu kunt u informatie ontvangen over bijvoorbeeld het weer, gebeurtenissen, bioscooptijden of restaurants in de buurt.
Selecteer Menu > Web.
1 Selecteer
> > Hier en nu.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
68 Positiebepaling (GPS)
2 Blader door de beschikbare diensten
en selecteer een dienst voor meer informatie.
Content zoals satellietbeelden, gidsen, informatie over weer en verkeer en verwante diensten worden onafhankelijk van Nokia door derden aangeleverd. Deze content kan onjuistheden of omissies bevatten en is mogelijk niet altijd beschikbaar. Vertrouw nooit uitsluitend en volledig op deze content en diensten.
Sommige diensten zijn mogelijk niet in alle landen beschikbaar en zijn mogelijk uitsluitend beschikbaar in bepaalde talen. De beschikbare diensten kunnen per netwerk verschillen. Neem voor meer informatie contact op met uw netwerkprovider.

Positiebepaling (GPS)

U kunt toepassingen, zoals GPS-gegevens, gebruiken om na te gaan wat uw locatie is of om afstanden en coördinaten te berekenen. Voor deze toepassingen is een GPS-verbinding vereist.

Informatie over GPS

Het GPS-systeem (Global Positioning System) valt onder het beheer van de regering van de Verenigde Staten, die als enige verantwoordelijk is voor de nauwkeurigheid en het onderhoud van het systeem. De accuratesse van de locatiegegevens kan negatief worden beïnvloed door wijzigingen door de regering van de Verenigde Staten met betrekking tot de GPS-satellieten en is onderhevig aan veranderingen in het GPS­beleid van het ministerie van defensie van de Verenigde Staten voor civiele doeleinden en wijzigingen in het Federal Radio Navigation Plan. De accuratesse kan ook negatief worden beïnvloed door een gebrekkige satellietconfiguratie. De beschikbaarheid en kwaliteit van GPS­signalen kunnen negatief worden beïnvloed door uw positie, gebouwen, natuurlijke obstakels en weersomstandigheden. GPS-signalen zijn in gebouwen of onder de grond mogelijk niet beschikbaar en kunnen worden gehinderd door materialen zoals beton en metaal.
GPS moet niet worden gebruikt voor exacte plaatsbepaling en u moet nooit uitsluitend op de locatiegegevens van de GPS-ontvanger vertrouwen voor plaatsbepaling of navigatie.
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er kunnen afrondingsfouten voorkomen. De
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Positiebepaling (GPS) 69
nauwkeurigheid kan ook worden beïnvloed door de beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.
De coördinaten van het GPS worden uitgedrukt in het internationale WGS-84­systeem voor coördinaten. De beschikbaarheid van de coördinaten kan per regio verschillen.

Over A-GPS (assisted GPS)

Uw apparaat ondersteunt A-GPS (netwerkdienst). Wanneer u A-GPS activeert, ontvangt het apparaat via het mobiele netwerk nuttige satellietinformatie van een ondersteunende gegevensserver. Met de hulp van de extra gegevens kan het apparaat de GPS-positie sneller verkrijgen.
Assisted-GPS (A-GPS) wordt gebruikt voor het verkrijgen van aanvullende gegevens via een pakketgegevensverbinding, zodat u gemakkelijker de coördinaten van uw huidige locatie kunt berekenen wanneer het apparaat signalen ontvangt van satellieten.
Uw apparaat is standaard geconfigureerd voor gebruik van de Nokia A-GPS-dienst, als er geen A-GPS-instellingen voor een specifieke serviceprovider voorhanden zijn. De hulpgegevens worden alleen van de server van de Nokia A-GPS-dienst opgehaald wanneer dat nodig is.
U moet een internettoegangspunt in het apparaat hebben gedefinieerd om hulpgegevens van de Nokia A-GPS-dienst te kunnen ontvangen via een packet­gegevensverbinding.
Een toegangspunt definiëren voor A­GPS
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en Positiebepaling > Positiebepalingsserver > Toegangspunt. Voor deze service kunt u
alleen een internettoegangspunt voor packet-gegevens gebruiken. Het apparaat vraagt naar het internettoegangspunt wanneer GPS de eerste keer wordt gebruikt.
Tips voor het maken van een GPS­verbinding
De status van het satellietsignaal controleren
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en GPS-gegevens > Opties > Satellietstatus.
Als uw apparaat satellieten heeft gevonden, wordt voor elke satelliet een balk getoond in de weergave Satellietinformatie. Hoe langer de balk, hoe sterker het satellietsignaal. Als uw apparaat voldoende gegevens heeft ontvangen van het satellietsignaal om uw locatie te kunnen berekenen, verandert de kleur van de balk.
In eerste instantie moet het apparaat signalen van minstens vier satellieten ontvangen om uw locatie te kunnen berekenen. Nadat de eerste berekening is gemaakt, kan uw locatie in sommige gevallen verder met drie satellieten worden berekend. Meestal komt het
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
70 Positiebepaling (GPS)
echter de nauwkeurigheid ten goede als meer satellieten worden gevonden.
Als geen satellietsignaal kan worden gevonden, kunt u het volgende proberen:
Als u binnen bent, ga dan naar buiten om een beter signaal te ontvangen.
Ga als u buiten bent naar een omgeving met minder obstakels.
Slechte weersomstandigheden kunnen de signaalsterkte beïnvloeden.
Sommige voertuigen hebben getint (athermisch) glas, dat de satellietsignalen kan blokkeren.
Zorg ervoor dat u de antenne niet met uw hand bedekt.
Het kan enkele seconden tot enkele minuten duren voordat een GPS­verbinding tot stand is gebracht. In een voertuig duurt dit mogelijk langer.
De GPS-ontvanger kost batterijvermogen. Als u de GPS gebruikt, is de batterij mogelijk sneller leeg.

Positieaanvragen

Mogelijk ontvangt u van een netwerkdienst een aanvraag om uw positiegegevens te ontvangen. Serviceproviders kunnen op basis van de locatie van het apparaat informatie
aanbieden over lokale onderwerpen, bijvoorbeeld weer of verkeer.
Wanneer u een positieaanvraag ontvangt, verschijnt er een bericht met informatie over de dienst die de aanvraag heeft verzonden. Selecteer Accepteren om toestemming te geven voor het verzenden van uw positiegegevens of
Weigeren om de aanvraag te weigeren.

Plaatsen

U kunt Plaatsen gebruiken om de positiegegevens van locaties in het toestel op te slaan. U kunt de opgeslagen locaties onderverdelen in verschillende categorieën, zoals bedrijf, en hier andere informatie aan toevoegen. U kunt uw opgeslagen plaatsen in compatibele toepassingen gebruiken.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en Landmarks.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
Nieuwe landmark — Hiermee maakt u een nieuwe plaats. Als u positiegegevens over uw huidige locatie wilt opvragen, selecteert u Huidige positie. Als u de positiegegevens handmatig wilt invoeren, selecteert u Handmatig
opgeven.
Bewerken — Hiermee bewerkt u een
opgeslagen plaats (bijvoorbeeld een adres toevoegen).
Toevoegen aan categorie — Hiermee voegt u een plaats toe aan een categorie. Selecteer elke categorie waaraan u de plaatsbepaling wilt toevoegen.
Verzenden — Hiermee verzendt u een of meerdere plaatsen naar een compatibel apparaat.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Positiebepaling (GPS) 71
Een nieuwe plaatscategorie maken
Selecteer op het tabblad met categorieën
Opties > Categorieën bewerken.

GPS-gegevens

GPS-gegevens zijn ontworpen om toegang te bieden tot informatie over de route naar een geselecteerde bestemming, positiegegevens over uw huidige locatie en reisgegevens, zoals de geschatte afstand tot de bestemming en de geschatte reisduur.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en GPS-gegevens.

Route-instructies

Route-informatie toont de kortste route en afstand naar de bestemming, gemeten als een rechte lijn. Er wordt geen rekening gehouden met obstakels op de route, zoals gebouwen en natuurlijke obstakels, en hoogteverschillen. Route­informatie is alleen actief wanneer u zich verplaatst. Start de route-informatie buitenshuis om de noodzakelijke informatie van de satellieten te ontvangen.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en GPS-gegevens > Navigatie.
Uw bestemming instellen
Selecteer Opties > Bestemming
instellen en een plaats als de
bestemming, of voer de breedte- en lengtecoördinaten in.
De bestemming wissen
Selecteer Navigatie stoppen

Positiegegevens ophalen

U kunt de positiegegevens van uw huidige locatie weergeven en een schatting van de nauwkeurigheid van de locatie.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en GPS-gegevens > Positiebep..
Uw huidige locatie opslaan als een plaats
Selecteer Opties > Positie opslaan. Plaatsen kunnen worden gebruikt in andere compatibele toepassingen en tussen compatibele apparaten worden overgebracht.

Tripmeter

Met de reismeter kunt u de afstand, snelheid en tijd van een reis meten. Gebruik de reismeter buitenshuis voor een beter GPS-signaal.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en GPS-gegevens > Reisafstand.
De reisafstand berekenen
Selecteer Opties > Starten. De berekende waarden blijven in het scherm staan.
Een nieuwe berekening starten
Selecteer Opties > Opnieuw instellen. Hiermee stelt u de reisafstand, de tijd en de gemiddelde en maximale afstand in op nul.
De odometer en totale tijd instellen op nul
Selecteer Opties > Opnieuw starten.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
72 Positiebepaling (GPS)
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er kunnen afrondingsfouten voorkomen. De nauwkeurigheid kan ook worden beïnvloed door de beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.

Instellingen voor positionering

Positiebepalingsgegevens definiëren de methodes en server- en notatie­instellingen die worden gebruikt bij positiebepaling.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en Positiebepaling.
Positiebepalingsmethodes definiëren
Alleen de geïntegreerde GPS­ontvanger van uw apparaat gebruiken
Selecteer Integrated GPS.
A-GPS (Assisted GPS) gebruiken om hulpgegevens te ontvangen van een positiebepalingsserver
Selecteer Assisted GPS.
Gegevens van het mobiele netwerk gebruiken (netwerkdienst)
Selecteer Op basis van netwrk.
De positiebepalingsserver definiëren
Een toegangspunt en positiebepalingsserver definiëren voor positiebepaling via het netwerk
Selecteer Positiebepalingsserver. Deze optie wordt gebruikt voor Assisted
GPS of positiebepaling via het netwerk. Het is mogelijk dat de positiebepalingsserver vooraf is ingesteld door de serviceprovider, en mogelijk kunt u de instellingen niet bewerken.
Notatie-instellingen definiëren
Het meetsysteem selecteren dat gebruikt moet worden voor snelheid en afstand
Selecteer Meetsysteem > Metrisch of
Brits.
Opgeven in welke notatie de coördinaatgegevens op uw apparaat worden weergegeven
Selecteer Notatie coördinaten en de gewenste notatie.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Kaarten 73

Kaarten

Overzicht van Kaarten

Selecteer Menu > Kaarten.
Welkom bij Kaarten.
Kaarten toont u wat zich in de buurt bevindt, helpt u bij het plannen van een route en brengt u naar de plaats van bestemming.
Plaatsen, straten en diensten zoeken.
De weg vinden met navigatie-
instructies.
Synchroniseer uw favoriete locaties en routes op uw mobiele apparaat met de webdienst van Ovi Kaarten.
Weersverwachtingen en andere lokale informatie controleren, indien beschikbaar.
Sommige diensten zijn niet in alle landen beschikbaar, en worden mogelijk alleen in bepaalde talen aangeboden. De diensten zijn netwerkafhankelijk. Neem voor meer informatie contact op met uw netwerkserviceprovider.
Bijna alle digitale cartografie is niet helemaal accuraat en volledig. Vertrouw nooit uitsluitend op de cartografie die u voor dit apparaat hebt gedownload.
Content zoals satellietbeelden, gidsen, informatie over weer en verkeer en verwante diensten worden onafhankelijk van Nokia door derden aangeleverd. Deze content kan onjuistheden of omissies bevatten en is mogelijk niet altijd beschikbaar. Vertrouw nooit uitsluitend en volledig op deze content en diensten.

Over positiebepalingsmethoden

Kaarten geeft uw locatie op de kaart weer met behulp van op GPS, A-GPS, WLAN of netwerk-gebaseerde (cel-id) positiebepaling.
Het GPS (Global Positioning System) is een op satellieten gebaseerd navigatiesysteem dat wordt gebruikt om een locatie te berekenen. Assisted GPS (A­GPS) is een netwerkdienst die u GPS­gegevens verzendt en zo de snelheid en nauwkeurigheid van de positiebepaling verbetert.
WLAN-positiebepaling verbetert de nauwkeurigheid van de positiebepaling wanneer GPS-signalen niet beschikbaar zijn, met name wanneer u binnenshuis bent of zich tussen hoge gebouwen bevindt.
Met netwerk-gebaseerde (cel-id) positiebepaling, wordt de positie bepaald via het antennesysteem waarmee uw mobiele apparaat op dat moment is verbonden.
Wanneer u Kaarten voor de eerste keer gebruikt, wordt u gevraagd het internettoegangspunt te definiëren om kaartgegevens te downloaden, A-GPS te gebruiken of verbinding te maken met een WLAN.
Om netwerkservicekosten te vermijden, kunt u A-GPS, WLAN en netwerk­gebaseerde (cel-id) positiebepaling uitschakelen in de positiebepalingsinstellingen van uw apparaat. Het berekenen van uw locatie kan dan wel veel langer duren. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor uw apparaat voor meer informatie over positiebepalingsinstellingen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
74 Kaarten
Het GPS-systeem (Global Positioning System) valt onder het beheer van de regering van de Verenigde Staten, die als enige verantwoordelijk is voor de nauwkeurigheid en het onderhoud van het systeem. De accuratesse van de locatiegegevens kan negatief worden beïnvloed door wijzigingen door de regering van de Verenigde Staten met betrekking tot de GPS-satellieten en is onderhevig aan veranderingen in het GPS­beleid van het ministerie van defensie van de Verenigde Staten voor civiele doeleinden en wijzigingen in het Federal Radio Navigation Plan. De accuratesse kan ook negatief worden beïnvloed door een gebrekkige satellietconfiguratie. De beschikbaarheid en kwaliteit van GPS­signalen kunnen negatief worden beïnvloed door uw positie, gebouwen, natuurlijke obstakels en weersomstandigheden. GPS-signalen zijn in gebouwen of onder de grond mogelijk niet beschikbaar en kunnen worden gehinderd door materialen zoals beton en metaal.
GPS moet niet worden gebruikt voor exacte plaatsbepaling en u moet nooit uitsluitend op de locatiegegevens van de GPS-ontvanger vertrouwen voor plaatsbepaling of navigatie.
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er kunnen afrondingsfouten voorkomen. De nauwkeurigheid kan ook worden beïnvloed door de beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.
Opmerking: In Frankrijk mag
WLAN uitsluitend binnenshuis worden gebruikt.
Afhankelijk van de beschikbare positiebepalingsmethoden kan de nauwkeurigheid van positiebepaling variëren van enkele meters tot enkele kilometers.

Uw locatie en de kaart weergeven

Bekijk uw huidige locatie op de kaart en blader door kaarten van verschillende steden en landen.
Selecteer Menu > Kaarten en Mijn
positie.
geeft uw huidige positie aan, indien beschikbaar. Als het apparaat uw positie aan het zoeken is, knippert positie niet beschikbaar is, geeft
. Als uw
uw
laatst bekende positie aan.
Als nauwkeurige positiebepaling niet beschikbaar is, geeft een ronde cirkel rond het positiebepalingspictogram het algemene gebied aan waarin u zich waarschijnlijk bevindt. In dichtbevolkte gebieden is de nauwkeurigheid van de schatting groter en is de rode cirkel kleiner dan in de dunner bevolkte gebieden.
De kaart bladeren
Sleep de kaart met uw vinger. De kaart is standaard naar het noorden gericht.
Uw huidige of laatst bekende locatie weergeven
Selecteer
.
In- of uitzoomen Selecteer + of -.
Tip: Als u wilt zoomen, kunt u ook twee
vingers op de kaart plaatsen en uw
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Kaarten 75
vingers uit elkaar schuiven om in te zoomen of naar elkaar toe schuiven om uit te zoomen. Niet alle apparaten ondersteunen deze functie.
Als u naar een gebied bladert dat niet voorkomt op de plattegronden die op het apparaat zijn opgeslagen en er een actieve gegevensverbinding is, worden automatisch nieuwe plattegronden gedownload.
Selecteer in het hoofdmenu de optie
>
Internet > Verbinding > Offline als u
wilt voorkomen dat nieuwe plattegronden automatisch worden gedownload.
De kaartdekking verschilt per land en regio.

Navigatieweergave

1 Route 2 Uw locatie en richting 3 Kompas 4 Informatiebalk (snelheid, afstand,
tijd)

Kaartweergave

1 Geselecteerde locatie 2 Indicatorgebied 3 Interessante locatie (PoI - Point of
Interest), bijvoorbeeld een station of museum
4 Informatiegebied

Een route plannen

Plan uw reis, stel uw route samen en geef deze weer op de kaart voordat u vertrekt.
Selecteer Menu > Kaarten en Mijn
positie.
Een route maken
1 Tik op de locatie van het beginpunt.
Selecteer Zoeken als u een adres of plaats wilt zoeken.
2 Tik op het informatiegebied van de
locatie.
3 Selecteer Navigeren > Toevoegen
aan route.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
76 Kaarten
4 Als u nog een routepunt wilt
opnemen, selecteert u eerst Nieuw
routepunt toevoegen en vervolgens
de gewenste optie.
De volgorde van de routepunten wijzigen
1 Selecteer een routepunt. 2 Selecteer Verplaatsen. 3 Tik op de plaats waarnaar u het
routepunt wilt verplaatsen.
De locatie van een routepunt bewerken
Tik op het routepunt en selecteer
Bewerken en de gewenste optie.
De route op de kaart weergeven
Selecteer Route wgv..
Navigeren naar de bestemming
Selecteer Route wgv. > Opties > Rit
starten of Wandeling starten.
De instellingen van een route wijzigen
De route-instellingen hebben betrekking op de navigatie-instructies en de manier waarop de route op de kaart wordt weergegeven.
1 Open het tabblad Instellingen in de
routeplanningsweergave. U kunt vanuit de navigatieweergave naar de routeplanningsweergave gaan door
Opties > Routepunten of Lijst met routepunten te selecteren.
2 Stel de transportmodus in op Per
auto of Te voet. Als u Te voet
selecteert, worden straten met eenrichtingsverkeer beschouwd als normale straten en kunt u ook wandelpaden en routes door,
bijvoorbeeld, parken en winkelcentra gebruiken.
3 Selecteer de gewenste optie.
De modus Lopen selecteren
Open het tabblad Instellingen, stel de transportmodus in op Te voet en selecteer Voorkeursroute > Straten of
Rechte lijn. Rechte lijn is handig bij
locaties van de weg af omdat hiermee de looprichting wordt aangegeven.
De snellere of kortere route gebruiken
Open het tabblad Instellingen, stel de transportmodus in op Per auto en selecteer Routeselectie > Snellere
route of Kortere route.
De geoptimaliseerde route gebruiken
Open het tabblad Instellingen, stel de transportmodus in op Per auto en selecteer Routeselectie
>
Geoptimaliseerd. De geoptimaliseerde
route combineert de voordelen van de kortere en de snellere route.
U kunt ook aangeven dat u bijvoorbeeld snelwegen, tolwegen of veerboten wilt toestaan of uitsluiten.

Verkeers- en veiligheidsinformatie opvragen

Verbeter uw rijervaring met actuele informatie over verkeersproblemen, rijbaanhulp en waarschuwingen omtrent snelheidslimieten, als deze beschikbaar zijn voor uw land of regio.
Selecteer Menu > Kaarten en Per auto.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Kaarten 77
Verkeersproblemen weergeven op de kaart
Tijdens de navigatie selecteert u Opties >
Verkeersinf.. De gebeurtenissen worden
weergegeven als driehoekjes en lijnen.
Verkeersinformatie bijwerken
Selecteer Opties > Verkeersinf. >
Verkeersinfo bijwerken.
Wanneer u een route plant, kunt u het apparaat zo instellen dat verkeersproblemen, zoals files en wegwerkzaamheden, worden vermeden.
Verkeersproblemen vermijden
Selecteer
> Navigatie > Nwe route
vw. verk.sit. in de hoofdweergave.
Waarschuwing:
Als de betreffende functie is ingeschakeld, kan tijdens de navigatie de locatie van veiligheidscamera's en flitspalen worden aangegeven. In sommige landen is het gebruik van dergelijke informatie verboden of aan regels gebonden. Nokia is niet verantwoordelijk voor de betrouwbaarheid van de gegevens over de locaties van veiligheidscamera's of flitspalen of voor de consequenties van het gebruik van deze gegevens.

Navigatiesysteem

Als u tijdens het rijden navigatie­instructie nodig hebt, helpt Kaarten u uw bestemming te bereiken.
Selecteer Menu > Kaarten en Per auto.
Naar een bestemming rijen
Selecteer Best. inst. en de juiste optie.
Naar huis rijden
Selecteer Naar huis rijden.
U kunt beginnen te rijden zonder een bestemming in te stellen. De kaart volgt uw locatie en verkeersinformatie wordt automatisch weergegeven, als deze beschikbaar is. Selecteer Bestemming als u later de bestemming wilt instellen.
De kaart draait standaard in de richting waarin u rijdt.
De kaart naar het noorden richten
Selecteer
. Selecteer als u de kaart weer wilt richten in de richting waarin u rijdt.
Wanneer u de eerste keer Naar huis
rijden of Naar huis lopen selecteert,
wordt u gevraagd uw thuislocatie op te geven.
Uw thuislocatie wijzigen
1 Selecteer
in de hoofdweergave.
2 Selecteer Navigatie >
Thuislocatie > Opn. defin..
3 Selecteer de juiste optie.
Weergaven wijzigen tijdens navigatie
Veeg naar links om 2D-weergave, 3D-
weergave, Pijlweerg. of Routeoverzicht te selecteren.
Houd u aan alle lokale wetgeving. Houd tijdens het rijden altijd uw handen vrij om het voertuig te besturen. De verkeersveiligheid dient uw eerste prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
78 Kaarten

Navigatiesysteem voor voetgangers

Wanneer u navigatie-instructies nodig hebt om een route te voet af te leggen, wijst Kaarten u de weg langs kruispunten, parken, voetgangerszones en zelfs winkelcentra.
Selecteer Menu > Kaarten en Lopen.
Lopen naar een bestemming
Selecteer Best. inst. en de juiste optie.
Naar huis lopen
Selecteer Naar huis lopen.
U kunt beginnen te lopen zonder een bestemming in te stellen.
De kaart is standaard naar het noorden gericht.
Draai de kaart in de richting waarin u loopt.
Selecteer
. Selecteer als u de kaart
weer wilt naar het noorden wilt richten.
Wanneer u de eerste keer Naar huis
rijden of Naar huis lopen selecteert,
wordt u gevraagd uw thuislocatie op te geven.
Uw thuislocatie wijzigen
1 Selecteer
in de hoofdweergave.
2 Selecteer Navigatie >
Thuislocatie > Opn. defin..
3 Selecteer de juiste optie.

Inchecken

Met de functie Inchecken kunt u een privéregistratie bijhouden van waar u bent geweest. Houd uw vrienden van uw sociale netwerk en contacten op de hoogte van wat u doet en deel uw locatie
via uw favorieten sociale­netwerkdiensten.
Selecteer Menu > Kaarten en
Inchecken.
U hebt een Nokia-account nodig om u aan te melden. U hebt ook een account bij een sociale-netwerkdienst nodig om uw locatie te kunnen delen. Welke sociale­netwerkdiensten worden ondersteund, verschilt per land of regio.
1 Meld u aan bij uw Nokia-account of
maak een account als u er nog geen hebt.
2 U kunt uw locatie delen via de sociale-
netwerkdiensten die u gebruikt. Als u de functie Inchecken voor het eerst gebruikt, kunt u accountreferenties instellen voor de diensten die u gebruikt. Selecteer
als u later
accounts wilt instellen. 3 Selecteer uw huidige locatie. 4 Schrijf uw statusupdate.
U kunt alleen publiceren naar
geselecteerde diensten die u hebt
ingesteld. Als u een dienst wilt
uitsluiten, selecteert u het logo van
die dienst. Als u alle diensten wilt
uitsluiten en uw locatie en
statusupdate privé wilt houden,
schakelt u het selectievakje en
plaatsen op uit.
5 Selecteer Inchecken.
Afhankelijk van de sociale-netwerkdienst kunt u misschien ook een afbeelding aan uw bericht koppelen.
Uw incheckgeschiedenis weergeven
Selecteer
.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Kaarten 79
U hebt een internetverbinding nodig om in te checken en uw locatie te delen. Hiervoor worden mogelijk grote hoeveelheden gegevens overgebracht waarvoor de daaraan gekoppelde kosten voor gegevensverkeer in rekening worden gebracht.
De gebruiksvoorwaarden van de sociale­netwerkdienst zijn van toepassing op het delen van uw locatie via die dienst. Lees de gebruiksvoorwaarden en de privacyverklaringen van die dienst.
Bedenk voordat u uw locatie met anderen deelt, altijd zorgvuldig met wie u deze gegevens deelt. Controleer de privacy­instellingen van de sociale-netwerkdienst die u gebruikt, aangezien u uw locatie mogelijk met een grote groep mensen deelt.

Een plaats of route opslaan of weergeven

Sla een adres, interessante plaats of route op zodat u deze later snel kunt gebruiken.
Selecteer Menu > Kaarten.
Een plaats opslaan
1 Selecteer Mijn positie. 2 Tik op de locatie. Selecteer Zoeken als
u een adres of plaats wilt zoeken.
3 Tik op het informatiegebied van de
locatie.
4 Selecteer Opslaan.
Een route opslaan
1 Selecteer Mijn positie. 2 Tik op de locatie. Selecteer Zoeken als
u een adres of plaats wilt zoeken.
3 Tik op het informatiegebied van de
locatie.
4 Selecteer Navigeren > Toevoegen
aan route als u nog een routepunt
wilt toevoegen.
5 Selecteer Nieuw routepunt
toevoegen en de juiste optie.
6 Selecteer Route wgv. > Opties >
Route opslaan.
Een opgeslagen plaatsen weergeven
Selecteer in de hoofdweergave
Favorieten > Plaatsen, de plaats en Weergeven op kaart.
Een opgeslagen route weergeven
Selecteer in de hoofdweergave
Favorieten > Routes en de route.

Een plaats naar een vriend verzenden

Wanneer u uw vrienden wilt laten zien waar een plaats zich op de kaart bevindt, kunt u de plaats naar uw vrienden verzenden.
Selecteer Menu > Kaarten en Mijn
positie.
Als u de plaats op de kaart wilt weergeven, hoeven uw vrienden geen mobiel Nokia­apparaat te hebben. Een actieve internetverbinding is echter wel vereist.
1 Selecteer een plaats en het
informatiegebied.
2 Selecteer Delen > Via SMS delen of
Via e-mail delen.
Er wordt een e-mail- of SMS-bericht met een koppeling naar de locatie op de kaart naar uw vriend verzonden.

Het uiterlijk van de kaart wijzigen

Geef de kaart in verschillende modi weer om eenvoudig te achterhalen waar u zich bevindt.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
80 Camera
Selecteer Menu > Kaarten en Mijn
positie.
Selecteer opties:
Kaartweergave — In de standaardkaartweergave zijn details als locatienamen of wegnummers gemakkelijk leesbaar.
Satellietweergave — Gebruik satellietbeelden voor een gedetailleerde weergave.
Omgevingsweergave — Geef in één oogopslag het bodemtype weer, bijvoorbeeld wanneer u van de vaste weg afwijkt.
3D-weergave — Verander het perspectief van de kaart voor een realistischere weergave.
Herkenningspunten — Geef belangrijke gebouwen en attracties op de kaart weer.
Nachtmodus — Dim de kleuren van de kaart. Als u 's nachts reist, is de kaart in deze modus beter leesbaar.
Vervoerslijnen — Bekijk geselecteerde openbaar-vervoersdiensten zoals metro­of tramroutes.
De beschikbare opties en functies kunnen per regio verschillen. De opties die niet beschikbaar zijn, worden gedimd weergegeven.
en een van de volgende

Camera

Uw apparaat ondersteunt het maken van foto's met een resolutie van 2592 x 1944 pixels (5 megapixels). De beeldresolutie kan in deze documentatie anders zijn weergegeven.
Zorg ervoor dat de kwaliteit van foto's goed blijft door de lens van de camera met een doek schoon te houden.
Opname van afbeeldingen Opname-instellingen
Als u de opname-instellingen wilt openen voordat u een foto maakt of een videoclip opneemt, selecteert u Menu >
Toepassingen > Camera en
De weergave met opname-instellingen bevat snelkoppelingen naar verschillende items en instellingen, voordat u een foto maakt of een videoclip opneemt.
Wanneer u de camera sluit, worden de standaard opname-instellingen weer actief.
Selecteer een van de volgende opties:
Hiermee selecteert u de scène.
of Hiermee schakelt u tussen
video- en afbeeldingsmodus.
of Hiermee toont of verbergt u het
raster in de zoeker (alleen voor foto's).
Hiermee activeert u de zelfontspanner
(alleen voor foto's).
Hiermee activeert u de reeksmodus
(alleen voor foto's).
Open Foto's
.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Camera 81
Foto-instellingen:
Hiermee selecteert u een kleureffect.
Hiermee past u de witbalans aan. Hiermee selecteert u de huidige belichtingssituatie. Met behulp van deze optie kunt u de kleuren van de camera nauwkeuriger instellen.
Hiermee past u de belichtingscompensatie aan (alleen voor foto's). Als u een opname maakt van een donker onderwerp tegen een zeer lichte achtergrond (zoals sneeuw), stelt u de belichting in op +1 of +2 om de helderheid van de achtergrond te compenseren. Gebruik -1 of -2 voor lichte voorwerpen tegen een donkere achtergrond.
Hiermee past u de lichtgevoeligheid aan (alleen voor foto's). Hiermee verhoogt u de lichtgevoeligheid bij weinig licht om de kans op te donkere en vage foto's te verkleinen. Door de lichtgevoeligheid te verhogen wordt mogelijk ook de beeldruis versterkt.
Hiermee past u het contrast aan (alleen voor foto's). Pas het verschil aan tussen de lichtste en donkerste delen van de foto.
Hiermee past u de scherpte aan (alleen voor foto's).
De schermweergave wordt aangepast aan de nieuwe instellingen die u opgeeft.
De opname-instellingen zijn specifiek voor de opnamemodus. De gedefinieerde instellingen worden niet opnieuw ingesteld als u schakelt tussen de modi.
Als u een nieuwe scène selecteert, worden de opname-instellingen vervangen door de geselecteerde scène. U kunt de
opname-instellingen zo nodig wijzigen nadat u een scène hebt geselecteerd.
Het opslaan van een gemaakte foto kan langer duren als u de instellingen voor zoomen, belichting of kleur hebt gewijzigd.

Een afbeelding vastleggen

Houd bij het maken van een foto rekening met het volgende:
Gebruik beide handen om de camera stil te houden.
De kwaliteit van een digitaal gezoomde foto is lager dan die van een niet-gezoomde foto.
De camera schakelt over naar de batterijbesparingsmodus nadat het apparaat ongeveer een minuut niet is gebruikt.
Houd een veilige afstand aan wanneer u de flitser gebruikt. Richt de flitser niet van dichtbij op mensen of dieren. Dek de flitser niet af wanneer u een foto maakt.
1 Als u wilt overschakelen van
videomodus naar fotomodus, selecteert u
> .
2 Druk op de opnametoets. Houd het
apparaat stil totdat de foto is opgeslagen en de definitieve foto op het scherm wordt weergegeven.
Afbeeldingen vastleggen met de tweede camera
1 Selecteer Opties > 2e camera
gebruiken.
2 Selecteer
om een foto te nemen. Houd het apparaat stil totdat de foto is opgeslagen en de definitieve foto op het scherm wordt weergegeven.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
82 Camera
In- of uitzoomen tijdens het vastleggen van een afbeelding
Gebruik de zoomschuif.
De camera op de achtergrond geopend houden en andere toepassingen gebruiken
Druk op de menutoets. Houd de opnametoets ingedrukt als u wilt terugkeren naar de camera.

Schermbedieningselementen en indicatoren voor foto-opnames

In de fotozoeker wordt het volgende weergegeven:
1 Symbool voor opnamemodus 2 Schuifregelaar voor zoomen. Tik op
het scherm om de schuifregelaar voor zoomen in of uit te schakelen.
3 Opnamepictogram. Selecteer dit
pictogram om een foto te maken.
4 Flitsermodus. Selecteer deze optie om
instellingen te wijzigen.
5 Opname-instellingen. Selecteer deze
optie om instellingen te wijzigen.
6 Symbool voor batterijniveau 7 Symbool voor afbeeldingsresolutie. 8 Afbeeldingteller (het geschatte aantal
foto's dat u kunt maken met de ingestelde afbeeldingskwaliteit en het geschikte geheugen)
9 Geheugen in gebruik. Afhankelijk van
de instellingen van uw apparaat, zijn de volgende opties mogelijk: apparaatgeheugen (
geheugenkaart (
),
).
10 Indicator voor GPS-signaal

Locatiegegevens

U kunt automatisch gegevens over de opnamelocatie toevoegen aan de bestandsgegevens van het vastgelegde materiaal. U kunt dan bijvoorbeeld in de toepassing Foto's de locatie weergeven waar een foto is gemaakt.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Camera.
Locatiegegevens toevoegen aan alle opgenomen materiaal
Selecteer Opties > Instellingen > GPS-
info weergeven > Aan. De
locatiegegevens zijn alleen beschikbaar voor foto's die met de hoofdcamera worden gemaakt.
Locatiegegevens kunnen worden gekoppeld aan een afbeelding of videoclip als locatiecoördinaten via netwerk en GPS kunnen worden vastgesteld. Als u een afbeelding of videoclip deelt waaraan locatiegegevens zijn gekoppeld, zijn de locatiegegevens zichtbaar voor anderen die de afbeelding of videoclip bekijken. U kunt geotagging uitschakelen in de camera-instellingen.
Het kan enkele minuten duren om de coördinaten van uw locatie te verkrijgen. De beschikbaarheid en kwaliteit van GPS­signalen kunnen worden beïnvloed door de locatie, gebouwen, natuurlijke obstakels en weersomstandigheden. Als u
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Camera 83
een bestand met locatiegegevens deelt, worden ook de locatiegegevens gedeeld en is uw locatie zichtbaar voor derden die het bestand bekijken. Het apparaat moet mogelijk gebruik maken van netwerkdiensten om de locatiegegevens te verkrijgen.
Locatiegegevenssymbolen:
— Er zijn geen locatiegegevens beschikbaar. GPS blijft op de achtergrond enkele minuten actief. Als er een satellietverbinding tot stand wordt gebracht en de indicator binnen die tijd verandert in
, worden alle afbeeldingen en videoclips die gedurende die tijd zijn opgenomen, gecodeerd op basis van de ontvangen GPS-positiegegevens.
— Locatiegegevens beschikbaar. Locatiegegevens worden toegevoegd aan de bestandsgegevens.
Bestanden met locatiegegevens worden aangeduid met
in de toepassing Foto's.

Na het maken van een foto

Nadat u een afbeelding hebt opgenomen, kiest u uit de volgende opties (alleen beschikbaar als u Opties >
Instellingen > Opgenomen afb. weerg. > Ja hebt geselecteerd):
— Verstuur de afbeelding in een multimedia- of e-mailbericht, of via verbindingsmethoden zoals Bluetooth­connectiviteit.
Verwijderen — Hiermee verwijdert u
de foto.
Als u de afbeelding als achtergrond wilt gebruiken in het startscherm, selecteert u
Opties > Afbeelding gebruiken > Inst. als achtergrond.
Als u de afbeelding wilt instellen als standaardoproepafbeelding voor elke oproepsituatie, selecteert u Opties >
Afbeelding gebruiken > Inst. als opr.afbeelding.
Als u de foto aan een contact wilt toewijzen, selecteert u Opties >
Afbeelding gebruiken > Toewijzen aan cont..
Druk op de opnametoets als u wilt terugkeren naar de zoeker om een nieuwe foto vast te leggen.

Flitser en videolicht

De camera van uw apparaat heeft een dubbele LED-flitser voor omstandigheden met weinig licht.
Als u de gewenste flitsermodus wilt selecteren, selecteert u het symbool van de huidige flitsermodus (een van de volgende):
vrw.,
Automatisch, Rde ogen
Aan en Uit.
Raak de flitser-LED's niet aan wanneer de achtercover verwijderd is. De LED's worden mogelijk heet na lang gebruik.
Houd een veilige afstand aan wanneer u de flitser gebruikt. Richt de flitser niet van dichtbij op mensen of dieren. Dek de flitser niet af wanneer u een foto maakt.
Het verlichtingsniveau versterken wanneer u een video opneemt bij zwak licht
Selecteer
.

Scènes

Met een scène kunt u de juiste kleur- en belichtingsinstellingen zoeken voor de
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
84 Camera
betreffende omgeving. De instellingen voor elke scène zijn ingesteld volgens een bepaalde stijl of omgeving.
De standaardscène in de afbeeldings- en videomodus wordt aangegeven met (Automatisch).
De scène wijzigen
Selecteer
> Scènemodi en een scène.
Uw eigen scène geschikt maken voor een bepaalde omgeving
Selecteer Door gebruiker gedef. en
Bewerken. In de zelfgedefinieerde scène
kunt u de licht- en kleurinstellingen wijzigen.
De instellingen van een andere scène kopiëren
Selecteer Op basis van scènemodus en de gewenste scène. Selecteer Terug om de wijzigingen op te slaan en naar de lijst met scènes terug te keren.
Uw eigen scène activeren
Selecteer Door gebruiker gedef. >
Selecteren.

Een reeks foto's achter elkaar maken

Selecteer Menu > Toepassingen >
Camera.
De reeksmodus is alleen in de hoofdcamera beschikbaar. Als u de reeksmodus wilt gebruiken, moet voldoende geheugen beschikbaar zijn.
De camera instellen om een reeks foto's achter elkaar te maken
1 Selecteer
> Reeks. Selecteer
om de instellingenweergave te sluiten.
2 Houd de opnametoets ingedrukt. Het
apparaat blijft foto's maken tot u
Stoppen selecteert of tot 18 foto's
zijn gemaakt.
Reeksmodus uitschakelen
Selecteer
> 1 opname.
De gemaakte foto's worden in een raster weergegeven. Als u een afbeelding wilt bekijken, selecteert u de afbeelding. Druk op de opnametoets om naar de zoeker van de reeksmodus terug te gaan.
U kunt de reeksmodus ook met de zelfontspanner gebruiken.

Zelfontspanner

Met de zelfontspanner stelt u de opname uit, zodat u zelf ook op de foto kunt komen.
De zelfontspanner instellen
Selecteer
> en de gewenste
vertraging voordat de opname wordt gemaakt.
De zelfontspanner activeren
Selecteer Inschakelen. Het pictogram van de stopwatch knippert op het scherm en wordt tijdens de resterende looptijd van de timer weergegeven. De opname wordt gemaakt nadat de geselecteerde wachttijd is verstreken.
De zelfontspanner uitschakelen
Selecteer
> > .
Tip: Probeer een vertraging van 2
seconden om uw hand stil te houden
tijdens het maken van een opname.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Camera 85
Video's opnemen Een videoclip opnemen
1 Als u van de afbeeldingsmodus op de
videomodus wilt overschakelen,
selecteert u
> .
2 Als u de opname wilt starten, drukt u
op de opnametoets of selecteert u
. Er wordt een rood
opnamepictogram weergegeven. 3 Als u de opname wilt onderbreken,
selecteert u Onderbrkn. Als u de
opname wilt hervatten, selecteert u
Doorgaan. Als u de opname
onderbreekt en gedurende één
minuut niet op een toets drukt, wordt
de opname gestopt.
Gebruik de zoomtoetsen om in of uit
te zoomen. 4 Druk op de opnametoets om de
opname te stoppen. De videoclip
wordt automatisch opgeslagen in
Foto's.

Instellingen en symbolen op het scherm voor video-opname

In de videozoeker wordt het volgende weergegeven:
4 Indicator voor videobelichting 5 Opname-instellingen. Selecteer deze
om instellingen te wijzigen.
6 Symbool voor batterijniveau 7 Symbool voor videokwaliteit. Als u
deze instelling wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen >
Videokwaliteit.
8 Bestandstype videoclip 9 Beschikbare opnametijd Tijdens de
opname geeft het symbool voor de
huidige videolengte ook de
verstreken en resterende tijd aan. 10 De locatie waar de videoclip wordt
opgeslagen
11 Indicator voor GPS-signaal

Na het opnemen van een videoclip

Nadat u een videoclip hebt opgenomen, selecteert u een van de volgende opties (alleen beschikbaar als u Opties >
Instellingen > Opgenomen video tonen > Ja hebt geselecteerd):
Afspelen — Hiermee speelt u de
videoclip af die u zojuist hebt opgenomen.
Verwijderen — Hiermee verwijdert u
de videoclip.
Druk op de opnametoets als u wilt terugkeren naar de zoeker om een nieuwe videoclip op te nemen.
1 Symbool voor opnamemodus 2 Audio gedempt 3 Opnamepictogram. Selecteer dit om
videoclips op te nemen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Camera-instellingen Camera-instellingen voor foto's
Selecteer Menu > Toepassingen >
Camera.
Als u de hoofdinstellingen wilt wijzigen, selecteert u in de afbeeldingsmodus
Opties > Instellingen en maakt u een
keuze uit het volgende:
86 Camera
Afbeeldingskwaliteit — Stel de
resolutie in. Hoe hoger de afbeeldingsresolutie, des te meer geheugen in beslag wordt genomen.
Opgenomen afb. weerg. — Bekijk de afbeelding nadat deze is opgenomen, of ga direct door met het opnemen van afbeeldingen.
Standrd.naam afbeeldng — Definieer de standaardnaam voor opgenomen afbeeldingen.
Opnametoon — Stel de toon in die te horen is wanneer u een afbeelding opneemt.
Gebruikt geheugen — Selecteer waar de afbeeldingen moeten worden opgeslagen.
GPS-info weergeven — Als u GPS­locatiecoördinaten aan elk afbeeldingsbestand wilt toevoegen, selecteert u Aan. Het kan enige tijd duren voordat u een GPS-signaal ontvangt. Mogelijk is er geen signaal beschikbaar.
Afb. automatisch draaien — Geef aan of afbeeldingen die worden opgenomen wanneer het apparaat recht omhoog wordt gehouden, moeten worden gedraaid wanneer u ze opent in Foto's.
Camera-instell. herstellen — Stel de standaardwaarden van de camera­instellingen opnieuw in.

Video-instellingen

Selecteer Menu > Toepassingen >
Camera.
Als u de hoofdinstellingen wilt wijzigen, gaat u naar de videomodus, selecteert u
Opties > Instellingen en maakt u uw
keuze uit de volgende opties:
Videokwaliteit — Hiermee stelt u de kwaliteit van de videoclip in. Selecteer
Kwaliteit voor delen als u een videoclip
in een multimediabericht wilt verzenden. De clip wordt opgenomen in de QCIF­resolutie, in de bestandsindeling 3GP. Videoclips in MPEG4-indeling kunnen mogelijk niet als multimediabericht worden verzonden.
GPS-info weergeven — Selecteer Aan als u automatisch GPS-locatiecoördinaten aan videoclips wilt toevoegen. De ontvangst van het GPS-signaal kan enige tijd duren. Het is ook mogelijk dat geen signaal beschikbaar is.
Locatiegegevens kunnen worden gekoppeld aan een afbeelding of videoclip als locatiecoördinaten via netwerk en GPS kunnen worden vastgesteld. Als u een afbeelding of videoclip deelt waaraan locatiegegevens zijn gekoppeld, zijn de locatiegegevens zichtbaar voor anderen die de afbeelding of videoclip bekijken. U kunt geotagging uitschakelen in de camera-instellingen.
Geluidsopname — Hiermee neemt u geluiden op.
Opgenomen video tonen — De eerste frame van de opgenomen videoclip bekijken na de opname. Als u de hele videoclip wilt bekijken, selecteert u
Afspelen.
Standaardnaam video — Voer de
standaardnaam voor opgenomen videoclips in.
Gebruikt geheugen — Selecteer waar u videoclips wilt opslaan.
Camera-instell. herstellen — H erstel de standaardwaarden van de camera­instellingen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.

Foto's

Informatie over Foto's

Met Foto's kunt u foto's en videoclips bekijken die u hebt gemaakt of opgenomen, van internet hebt gedownload, via een MMS- e-mailbericht hebt ontvangen, op een geheugenkaart hebt opgeslagen of vanaf een geheugenkaart of andere bron naar het apparaatgeheugen hebt gekopieerd.
Selecteer Menu > Foto's en maak een keuze uit de volgende opties:
Vastgelegd — Alle afbeeldingen en videoclips die u hebt vastgelegd en opgenomen weergeven.
Maanden — Afbeeldingen en videoclips ordenen en weergeven volgens de maand waarin ze zijn vastgelegd of opgenomen. Alleen van toepassing op inhoud die is vastgelegd of opgenomen met uw apparaat.
Albums — De standaardalbums en de albums die u gemaakt hebt weergeven.
Labels — De labels weergeven die u voor elk item hebt gemaakt.
Alles — Alle afbeeldingen en videoclips op het apparaat weergeven.

Afbeeldingen en videoclips weergeven

Selecteer Menu > Foto's.
Foto's 87
De afbeeldings- en videoclipbestanden worden op datum en tijd geordend. Het aantal bestanden wordt weergegeven.
Bladeren door de bestanden
Veeg omhoog of omlaag.
Een bestand openen
Selecteer het bestand. Tik op de afbeelding om de werkbalk weer
te geven. Gebruik de zoomschuif om op de afbeelding in of uit te zoomen. De zoomfactor wordt niet permanent opgeslagen.
Een afbeelding of videoclip bewerken
Selecteer het bestand en Opties >
Bewerken.
De details van een afbeelding weergeven
Selecteer het bestand en Opties >
Details.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
88 Foto's
Afbeeldingen afdrukken op een compatibele printer
Selecteer Opties > Afdrukken.
Afbeeldingen en videoclips kunnen ook vanaf een compatibel apparaat naar u worden verzonden. Als u een ontvangen afbeelding of videoclip in Foto's wilt weergeven, moet u deze eerst opslaan.

Bestandsgegevens weergeven en bewerken

Selecteer Menu > Foto's.
Als u de eigenschappen van een afbeelding of videoclip wilt weergeven of bewerken, selecteert u het bestand,
Opties > Details, en maakt u een keuze
uit de volgende opties:
Naam — De huidige bestandsnaam weergeven. Als u de bestandsnaam wilt bewerken, selecteert u het veld met de bestandsnaam.
Beschrijving — Een vrije beschrijving van het bestand weergeven. Selecteer het veld om een beschrijving toe te voegen.
Label — De gebruikte labels weergeven. Als u meer labels aan het huidige bestand wilt toevoegen, selecteert u Nieuw
label.
Album — Weergeven in welke albums
het huidige bestand te vinden is. Locatie — Informatie over de GPS-locatie
weergeven, indien beschikbaar. Resolutie — De grootte van de
afbeelding in pixels weergeven. Duur — De lengte van de videoclip
weergeven. Licentie — De DRM-rechten (Digital
Rights Management) van het huidige bestand weergeven.
De beschikbare opties kunnen verschillen.

Afbeeldingen en videoclips ordenen

Selecteer Menu > Foto's.
Items weergeven op maand
Selecteer Maanden.
Een album maken om items op te slaan
Selecteer Albums > Opties > Nieuw
album.
Een afbeelding of videoclip aan een album toevoegen
Selecteer het item en Opties >
Toevoegen aan album.
Een afbeelding of videoclip verwijderen
Selecteer het item en kies Verwijderen op de actieve werkbalk.
Items weergeven in de weergave Labels
Selecteer Labels en een label. U moet eerst labels aan de items toevoegen.

Werkbalk Foto's

Selecteer op de actieve werkbalk de gewenste optie. Welke opties beschikbaar zijn, is afhankelijk van de weergave en of u een afbeelding of videoclip hebt geselecteerd.
Wanneer u een afbeelding of videoclip weergeeft op volledig scherm, tikt u op het item om de werkbalk en de schuifregelaar voor zoomen weer te geven.
Selecteer een afbeelding of videoclip en kies uit het volgende:
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Foto's 89
Verzend de afbeelding of videoclip. Markeer de afbeelding of videoclip.

Albums

In een album kunt u handig uw afbeeldingen en videoclips beheren.
Selecteer Menu > Foto's en Albums.
Een nieuw album maken
Selecteer
.
Een afbeelding of videoclip aan een album toevoegen
Selecteer het item en Opties >
Toevoegen aan album. Er verschijnt een
lijst met albums. Selecteer het album waaraan u de afbeelding of videoclip wilt toevoegen. Het item dat u aan het album hebt toegevoegd, blijft zichtbaar in Foto's.
Een afbeelding of videoclip uit een album verwijderen
Selecteer het album en het item, en kies
Opties > Verwijderen uit album.

Labels

Met labels kunt u media-items in Foto's rubriceren. In de labelbrowser ziet u de gebruikte labels en hoeveel aantal items aan elk label zijn gekoppeld.
Selecteer Menu > Foto's.
Een label aan een afbeelding toewijzen
Selecteer de afbeelding en Opties >
Label toevoegen. Als u een label wilt
maken, selecteert u Nieuw label.
De labels weergeven die u hebt gemaakt
Selecteer Labels. De grootte van een labelnaam komt overeen met het aantal items waaraan het label is toegewezen.
Alle afbeeldingen weergeven waaraan een label is gekoppeld
Selecteer het label in de lijst.
De labels op naam sorteren
Selecteer Opties > Naam.
De labels op populariteit sorteren
Selecteer Opties > Populariteit.
Een afbeelding uit een label verwijderen
Selecteer het label en de afbeelding, en selecteer Opties > Verwijderen uit
label.

Diavoorstelling

Selecteer Menu > Foto's.
Als u uw foto's als een diapresentatie wilt weergeven, selecteert u een foto en selecteert u vervolgens Opties >
Diavoorstelling > Afspelen. De
diavoorstelling begint met het geselecteerde bestand.
Als u slechts een bepaald aantal afbeeldingen als een diavoorstelling wilt weergeven, selecteert u Opties > Mark./
mark. opheffen > Markeren om de
afbeeldingen te markeren. U start de diavoorstelling door Opties >
Diavoorstelling > Afspelen te
selecteren.
U hervat een onderbroken diavoorstelling door Doorgaan te selecteren.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
90 Foto's
Als u de diavoorstelling wilt beëindigen, selecteert u Terug.
Voordat u de diavoorstelling start, kunt u de instellingen voor de diavoorstelling aanpassen door Opties >
Diavoorstelling > Instellingen te
selecteren en een van de volgende opties te kiezen:
Afbeeldingsvolgorde — Geef afbeeldingen van oud naar nieuw of omgekeerd weer.
Track — Een muziekbestand uit de lijst kiezen.
Overgangssnelheid — De snelheid van de diavoorstelling aanpassen.
Met de volumetoetsen kunt u het geluidsvolume van de diavoorstelling aanpassen.
Afbeeldingen bewerken Afbeeldingseditor
Selecteer Menu > Foto's.
Een afbeelding bewerken
Tik op de afbeelding en selecteer Opties >
Bewerken.
Effecten aan uw afbeeldingen toevoegen
Selecteer Opties > Effect toevoegen. U kunt de afbeelding bijsnijden en draaien, helderheid, kleur, contrast en resolutie aanpassen, en effecten, tekst, illustraties of een kader aan de afbeelding toevoegen.

Afbeeldingen bijsnijden

Selecteer Menu > Foto's.
Een afbeelding bijsnijden
Selecteer Opties > Effect toevoegen >
(Bijsnijden).
Een afbeelding handmatig bijsnijden
Selecteer Handmatig. In de linkerbovenhoek en rechterbenedenhoek van de afbeelding wordt een kruis weergegeven. Sleep de kruisen vanuit de hoeken om de bijsnijdranden aan te passen. Selecteer Instellen om het bijsnijdgebied in te stellen. Wanneer het bijsnijdgebied is ingesteld, kunt u slepen om het bijsnijdgebied te verplaatsen zonder de grootte of verhoudingen ervan te wijzigen. Selecteer Bijsnijden wanneer u tevreden bent met het bijsnijdgebied.
Als u een vooraf gedefinieerde verhouding selecteert, wordt de geselecteerde verhouding vergrendeld wanneer u de bijsnijdranden aanpast.

Rode ogen reduceren

1 Selecteer Menu > Foto's. 2 Selecteer een afbeelding en Opties >
Bewerken > Opties > Effect toevoegen >
(Rode-
ogenreductie).
3 Sleep het kruis naar het oog en
selecteer Opties > Instellen. Pas de grootte van de lus aan de grootte van het oog aan door te slepen en selecteer Opties > Rode-ogeneffect
beprkn. Wanneer u klaar bent met
het bewerken van de afbeelding, selecteert u Gereed.
4 Als u de wijzigingen wilt opslaan en
wilt terugkeren naar de vorige weergave, selecteert u Terug.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Foto's 91

Video's bewerken

De video-editor ondersteunt videobestanden in de indelingen .3GP en .MP4 en geluidsbestanden in de indelingen .AAC, .AMR, .MP3 en .WAV. De editor ondersteunt niet noodzakelijkerwijs alle kenmerken van bestandsindelingen of alle variaties van bestandsindelingen.
Selecteer een videoclip en Opties >
Bewerken en een van de volgende opties:
Samenvoegen — Voeg een afbeelding of
een videoclip aan het begin of het einde van de videoclip toe.
Geluid wijzigen — Voeg een nieuwe geluidsclip toe of vervang het oorspronkelijke geluid in de videoclip.
Tekst toevoegen — Voeg tekst toe aan het begin of eind van de videoclip.
Knippen — Verkort de videoclip en markeer de secties die u in de videoclip wilt behouden.
Een snapshot van een videoclip maken
Selecteer Opties > Snapshot maken in de weergave voor het knippen van videoclips.

Afbeelding afdrukken

U kunt met een printer die compatibel is met PictBridge, afbeeldingen van uw apparaat afdrukken. U kunt alleen afbeeldingen afdrukken die de JPEG­bestandsindeling hebben.
Als u afbeeldingen in Foto's, de camera of de afbeeldingenviewer wilt afdrukken, markeert u de afbeeldingen en selecteert u Opties > Afdrukken.

Aansluiten op printer

Selecteer in het submenu Afdrukken of u de afbeelding wilt afdrukken met behulp van een Bluetooth-verbinding of met een compatibele USB-gegevenskabel.
Als u wilt afdrukken met een USB­gegevenskabel, sluit u het apparaat eerst op een compatibele printer aan met de USB-gegevenskabel en selecteert u Afb.
overdragen als de USB-
verbindingsmodus.

Afdrukvoorbeeld

Nadat u de printer hebt geselecteerd, worden de geselecteerde afbeeldingen weergegeven met vooraf gedefinieerde lay-outs.
De indeling van het voorbeeld wijzigen
Blader door de beschikbare indelingen voor de geselecteerde printer. Als de afbeeldingen niet op één pagina's passen, veegt u omhoog of omlaag om de andere pagina's weer te geven.
Het papierformaat selecteren
Selecteer Opties >
Afdrukinstellingen > Papierformaat.
De afdrukkwaliteit selecteren
Selecteer Opties >
Afdrukinstellingen > Afdrukkwaliteit.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
92 Muziek

Muziek

Waarschuwing:
Voortdurende blootstelling aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen. Luister naar muziek op een gematigd geluidsvolume. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker in gebruik is.

Een nummer of podcast afspelen

Selecteer Menu > Muziek >
Muziekbibliotheek.
Afspelen starten
1 Selecteer de nummers of podcasts die
u wilt afspelen.
2 Als u een item wilt afspelen, selecteert
u het item in de lijst.
Afspelen onderbreken, voortzetten of stoppen
Druk op onderbreken, en selecteer hervatten.
Een nummer snel vooruit spoelen of terugspoelen
Houd
Nummers in willekeurige volgorde afspelen
Selecteer Opties > Willekeurig afspelen om nummers in willekeurige volgorde af te spelen (
Het huidige item of alle items herhalen
Selecteer Opties > Herhalen om het huidige item ( herhalen.
om het afspelen te
om het te
of ingedrukt.
).
) of alle items ( ) te
Als u podcasts afspeelt, worden de functies voor afspelen in willekeurige volgorde of herhalen automatisch uitgeschakeld.
De toon van het afspelen van muziek wijzigen
Selecteer Opties > Equalizer.
De balans en het stereobeeld wijzigen of de bas versterken
Selecteer Opties > Instellingen.
Naar het startscherm teruggaan en de speler op de achtergrond laten spelen
Druk op de eindetoets.
Muziekspeler sluiten
Selecteer Opties > Afsluiten.

Afspeellijsten

Met afspeellijsten kun je selecties met tracks maken om in een bepaalde volgorde af te spelen.
Selecteer Menu > Muziek >
Muziekbibliotheek en Afspeellijsten.
Een afspeellijst maken
1 Selecteer Opties > Nieuwe
afspeellijst.
2 Voer een naam voor de afspeellijst in
en selecteer OK.
3 Selecteer Ja als u nu een track wilt
toevoegen. Selecteer Nee als u later tracks wilt toevoegen.
4 Wanneer u Ja selecteert, selecteert u
artiesten om liedjes te zoeken die u in de afspeellijst wilt opnemen. Selecteer Toevoegen als u items wilt toevoegen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Muziek 93
Als u tracks onder een artiest wilt weergeven of verbergen, selecteert u
Uitvouwen of Samenvwn.
5 Wanneer u uw selecties hebt voltooid,
selecteert u Gereed. Als een compatibele geheugenkaart is
geplaatst, wordt de afspeellijst hierop opgeslagen.
U kunt een map met muziek van uw pc naar uw apparaat kopiëren. Er wordt een afspeellijst met de tracks uit de map gemaakt.
Een afspeellijst van een map maken
1 Selecteer Opties > Toev. vanuit
geheugen.
2 Blader naar de gewenste map en
selecteer Opties > Nwe afspllijst uit
map.
3 Voer een naam voor de afspeellijst in
en selecteer OK.
De details van een afspeellijst weergeven
Selecteer Opties > Details afspeellijst.
Meer tracks toevoegen terwijl een afspeellijst wordt weergegeven
Selecteer Opties > Tracks toevoegen.
Tracks, albums, artiesten, genres of componisten aan een afspeellijst toevoegen
Selecteer een item en Opties > Toevgn
aan afspeellijst > Opgeslag. afspeellijst of Nieuwe afspeellijst.
Een track uit een afspeellijst verwijderen
Selecteer Opties > Verwijderen. Hiermee verwijdert u de track niet uit het
apparaat, maar alleen uit de afspeellijst.
De volgorde van tracks in een afspeellijst wijzigen
1 Selecteer de track die u wilt
verplaatsen en Opties > Afsp.lst
opn. ordenen.
2 Verplaats de track naar de gewenste
positie en selecteer Neerzetten.
3 Als u nog een track wilt verplaatsen,
selecteert u de track en Grijpen, verplaatst u de track naar de gewenste positie en selecteert u
Neerzetten.
4 Als u het herschikken van de
afspeellijst wilt beëindigen, selecteert u Gereed.

Songteksten weergeven terwijl u naar een track luistert

Kopieer het songtekstenbestand naar dezelfde map als de muziekbestanden, als u de songteksten wilt weergeven tijdens het afspelen. De namen van de songteksten moeten overeenkomen met de bijbehorende namen van de muziekbestanden.
De muziekspeler ondersteunt standaard en verbeterde LRC-indeling, en ook songteksten die zijn ingebed in een track met de ID3v2-metagegevensindeling.
Gebruik alleen songteksten die legaal verkregen zijn.

Podcasts

Selecteer Menu > Muziek >
Muziekbibliotheek en Podcasts.
Podcast-episodes bestaan uit drie fases: nooit afgespeeld, gedeeltelijk afgespeeld en volledig afgespeeld. Als een fase gedeeltelijk is afgespeeld, wordt de episode de volgende keer afgespeeld vanaf de laatste afspeelpositie. Als een
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
94 Muziek
fase nooit is afgespeeld of volledig is afgespeeld, wordt de episode vanaf het beginpunt afgespeeld.

Muziek overbrengen van een computer

Met de volgende methoden kunt u muziek overbrengen.
Muziekbestanden beheren en organiseren met Nokia Muziek
Download de pc-software van www.music.nokia.com/download en volg de instructies.
Muziek synchroniseren met Windows Media Player
Sluit een compatibele USB-gegevenskabel aan en selecteer Mediaoverdr. als de verbindingsmodus. Er moet een compatibele geheugenkaart in het apparaat zijn geplaatst.
Uw apparaat als een massageheugen gebruiken
Als u uw apparaat op een computer als een massageheugenapparaat wilt weergeven waar u gegevensbestanden naartoe kunt overbrengen, brengt u de verbinding tot stand met een compatibele USB-gegevenskabel of Bluetooth­connectiviteit.
Als u een USB-gegevenskabel gebruikt, selecteert u Massaopslag als de verbindingsmodus. Er moet een compatibele geheugenkaart in het apparaat zijn geplaatst.
De standaard-USB-verbindingsmodus wijzigen
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > USB > USB- verbindingsmodus.

Ovi Muziek

Met Ovi Muziek (netwerkdienst) kunt u muziek zoeken, doorzoeken en downloaden naar uw apparaat.
De dienst Ovi Muziek zal op termijn de Music Store vervangen.
Selecteer Menu > Muziek > Ovi Music.
Om muziek te kunnen downloaden, moet u zich eerst voor deze dienst registreren.
Voor het downloaden van muziek worden mogelijk extra kosten in rekening gebracht en dit kan gepaard gaan met de overdracht van grote hoeveelheden gegevens (netwerkdienst). Neem voor meer informatie over de kosten van gegevensoverdracht contact op met de serviceprovider van uw netwerk.
Als u Ovi Muziek wilt bezoeken, moet u beschikken over een geldig internettoegangspunt op het apparaat. Mogelijk wordt u gevraagd het toegangspunt te selecteren dat moet worden gebruikt wanneer u verbinding maakt met Ovi Muziek.
Het toegangspunt selecteren
Selecteer Standaardtoegangspunt.
De beschikbaarheid en het uiterlijk van de instellingen voor Ovi Muziek kunnen variëren. De instellingen kunnen ook vooraf zijn ingesteld, waardoor u ze mogelijk niet kunt wijzigen. Wanneer u zoekt in Ovi Muziek, kunt u de instellingen mogelijk wel wijzigen.
Instellingen voor Ovi Muziek wijzigen
Selecteer Opties > Instellingen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Muziek 95
Ovi Muziek is niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Nokia Podcasting Over Podcasting
Met de toepassing Podcasting kunt u podcasts zoeken, zich op podcasts abonneren en podcasts downloaden, en podcasts afspelen, beheren en delen.
Er is netwerkondersteuning nodig om podcasts te kunnen downloaden en delen.
De aanbevolen verbindingsmethode is WLAN. Neem meer informatie over de kosten en bepalen van gegevensoverdracht contact op met uw serviceprovider.
Het instellen van de toepassing om automatisch podcasts binnen te halen, kan de overdracht van grote hoeveelheden gegevens met zich meebrengen (netwerkdienst).

Zoeken naar podcasts

U kunt podcasts vinden door te zoeken op trefwoord of titel.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Podcasting.
Een webadres van een zoekservice voor een podcast definiëren
Als u de zoekservice wilt gebruiken, moet u een webadres van een zoekservice voor een podcast definiëren. Selecteer
Opties > Instellingen > Verbinding > URL van zoekservice.
Naar podcasts zoeken
Selecteer Zoeken en voer de gewenste trefwoorden in.
Tip: Er wordt naar podcasttitels en trefwoorden in beschrijvingen gezocht, niet naar specifieke episodes. Algemene onderwerpen, zoals voetbal of hiphop, leveren meestal betere resultaten op dan een specifiek team of een specifieke artiest.
Abonneren op een gevonden podcast
Selecteer de naam van de podcast. De podcast wordt toegevoegd aan uw lijst van podcasts waarop u bent geabonneerd.
Een nieuwe zoekactie starten
Selecteer Opties > Opnieuw zoeken.
Naar de website van een podcast gaan
Selecteer Opties > Webpagina openen.
Details van een podcast weergeven
Selecteer Opties > Beschrijving.

Podcasts afspelen en beheren

Selecteer Menu > Toepassingen >
Podcasting en Podcasts.
De beschikbare episodes van een podcast bekijken
Selecteer de naam van een podcast. Er wordt een lijst met episodes weergegeven.
Een volledig gedownloade episode afspelen
Selecteer Opties > Afspelen.
Een podcast bijwerken
Selecteer Opties > Bijwerken.
De update beëindigen
Selecteer Opties > Bijwerken stoppen.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
96 Muziek
Een nieuwe podcast toevoegen door het webadres van de podcast in te voeren
1 Selecteer Opties > Nieuwe podcast. 2 Voer het webadres van de podcast in.
Als u geen toegangspunt hebt gedefinieerd of als u tijdens een poging om de gegevensverbinding tot stand te brengen wordt gevraagd een gebruikersnaam en wachtwoord in te voeren, neemt u contact op met uw serviceprovider.
Het webadres van een podcast bewerken
Selecteer Opties > Bewerken.
Een gedownloade podcast van het apparaat verwijderen
Selecteer Opties > Verwijderen.
Open de website van de podcast
Selecteer Opties > Webpagina openen.
Opmerkingen plaatsen bij een podcast of opmerkingen weergeven (indien beschikbaar)
Selecteer Opties > Opmerkingen
weerg..
Een podcast verzenden naar een ander compatibel apparaat
1 Selecteer Opties > Zenden. 2 Selecteer de verzendmethode
(als .opml-bestanden in een multimediabericht of via de Bluetooth-verbinding).

Podcasts downloaden

Nadat u zich op een podcast hebt geabonneerd, kunt u de podcastepisodes downloaden, afspelen en beheren.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Podcasting.
Een lijst met podcastabonnementen weergeven
Selecteer Podcasts.
Afzonderlijke episodetitels weergeven
Selecteer de titel van de podcast. Een episode is een bepaald mediabestand
van een podcast.
Beginnen met downloaden
Selecteer de titel van de episode. U kunt verschillende episodes tegelijk
downloaden.
Het afspelen van een podcast starten voordat het downloaden voltooid is
Ga naar een podcast en selecteer Opties >
Voorbeeld afspelen.
Podcasts die gedownload zijn, worden opgeslagen in de map Podcasts, maar worden niet altijd direct weergegeven.

Mappen

In de mappen kunt u nieuwe podcast­episodes vinden waarop u zich kunt abonneren.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Podcasting.
Een map openen
Selecteer Mappen en de gewenste map. Als de map niet up-to-date is, start het updateproces zodra het geselecteerd wordt. Selecteer de map opnieuw om het te openen, zodra de update is voltooid.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Muziek 97
In de mappen worden de podcasts gesorteerd op populariteit en themamappen.
Een themamap openen
Selecteer de gewenste map. Er wordt een lijst met podcasts weergegeven.
Abonneren op een podcast
Ga naar de titel en selecteer Opties >
Abonneren.
Nadat u zich hebt geabonneerd op een podcast, kunt u deze downloaden, beheren en de episodes van een podcast afspelen in het podcastmenu.
Een map, webkoppeling of webmap bewerken
Selecteer Opties > Bewerken.
Een map verzenden
1 Naar een map in de lijst gaan. 2 Selecteer Opties > Zenden. 3 De verzendmethode selecteren.
Een OPML-bestand importeren dat is opgeslagen op uw apparaat
1 Selecteer Opties > OPML-best.
importeren.
2 Selecteer de locatie van het bestand
en importeer het.
Een nieuwe webmap of map toevoegen
1 Selecteer Opties > Nieuw >
Webmap of Map in de weergave
Mappen.
2 Voer de naam en het webadres van
het Outline Processor Markup Language-bestand (OPML) in.

Podcast-instellingen

Selecteer Menu > Toepassingen >
Podcasting.
Geef uw verbindings- en downloadinstellingen op om Nokia Podcasting te gaan gebruiken.
Verbindingsinstellingen
Selecteer Opties > Instellingen >
Verbinding en een van de volgende
opties: Standaardtoeg. punt — Het
toegangspunt selecteren dat wordt gebruikt om verbinding te maken met internet.
URL van zoekservice — Het webadres van de podcast-zoekdienst opgeven dat wordt gebruikt voor het zoeken naar podcasts.
Downloadinstellingen
Selecteer Opties > Instellingen >
Downloaden en een van de volgende
opties: Opslaan in — Definiëren waar de
podcasts worden opgeslagen. Update-interval — Geef aan hoe vaak er
een update van de podcasts moet worden uitgevoerd.
Tijd volgende update — Hiermee geeft u het tijdstip van de volgende automatische update op.
Automatische updates vinden alleen plaats als een specifiek standaardtoegangspunt is geselecteerd en de toepassing Podcasting geopend is.
Downloadlimiet (%) — Hiermee geeft u aan welk percentage van het geheugen voor gedownloade podcasts wordt gereserveerd.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
98 Muziek
Als limiet is bereikt — Definieer welke
actie wordt ondernomen als de downloadlimiet wordt overschreden.
Het instellen van de toepassing om automatische podcasts binnen te halen, kan de overdracht van grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw serviceprovider met zich meebrengen. Neem voor meer informatie over de kosten van gegevensoverdracht contact op met uw serviceprovider.
Standaardinstellingen herstellen
Selecteer Opties >
Standaardinstellingen.
FM-radio Naar de radio luisteren
Selecteer Menu > Muziek > Radio.
De FM-radio maakt gebruik van een andere antenne dan de antenne van het draadloze apparaat. De FM-radio functioneert alleen naar behoren als er een compatibele hoofdtelefoon of andere accessoire op het apparaat is aangesloten.
Wanneer u de toepassing voor het eerst opent, kunt u eventueel de lokale zenders automatisch laten afstemmen.
Selecteer
of als u de volgende of
vorige zender wilt beluisteren.
Opslaan — De radiozender opslaan. Luidspreker inschakelen of
Luidspreker uitschakelen — Hiermee
zet u de luidspreker aan of uit. Alternatieve frequenties — Geef aan of
u de radio automatisch naar een betere RDS-frequentie voor de radiozender wilt laten zoeken als het frequentieniveau minder wordt.
Afsp. in achtergrond — Hiermee kunt u teruggaan naar het startscherm met radio op de achtergrond.

Radiozenders beheren

Selecteer Menu > Muziek > Radio.
Als u naar opgeslagen radiozenders wilt luisteren, selecteert u Opties > Kanalen en vervolgens een zender in de lijst.
Als u een zender wilt verwijderen of een andere naam wilt geven, selecteert u
Opties > Kanalen > Opties > Verwijderen of Naam wijzigen.
Als u de frequentie handmatig wilt instellen, selecteert u Opties > Zenders
afstemmen > Opties > Handmatig zoeken.
Selecteer
als u de radio wilt uitzetten.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
Kanalen — Opgeslagen radiozenders bekijken.
Zenders afstemmen — Radiozenders zoeken.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Video's 99

Video's

U kunt via een packet-gegevens- of WLAN­verbinding videoclips downloaden en videoclips vanaf compatibele internetvideodiensten als live gegevensstroom ('streaming') afspelen (netwerkdienst). U kunt ook videoclips van een compatibele computer naar uw apparaat overbrengen om ze te bekijken.
Voor het downloaden van video's moeten soms grote hoeveelheden gegevens worden overgebracht via het netwerk van de serviceprovider. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over de kosten van gegevensoverdracht.
Het is mogelijk dat bepaalde diensten in het apparaat zijn voorgeprogrammeerd.
Serviceproviders bieden gratis inhoud aan of brengen kosten in rekening. Raadpleeg de tarieven in de dienst zelf of bij de serviceprovider.

Een videoclip downloaden en afspelen

Selecteer Menu > Toepassingen >
Video's en tv.
Een videodienst installeren
Selecteer Videofeeds > Videomap en de gewenste videodienst.
Handmatig een videofeed toevoegen
Selecteer in de weergave Videofeeds de optie Opties > Feed toevoegen >
Handmatig toevoegen.
Door geïnstalleerde videodiensten bladeren
Selecteer Videofeeds. De inhoud van sommige videodiensten is onderverdeeld in categorieën. U kunt videoclips
doorbladeren door een categorie te selecteren.
Een videoclip zoeken
Selecteer Video zoeken. De zoekfunctie is mogelijk niet voor alle diensten beschikbaar.
Een videoclip downloaden
Selecteer Opties > Downloaden. Sommige videoclips kunnen via de ether worden gestreamd, terwijl andere eerst naar uw apparaat moeten worden gedownload. Wanneer u de toepassing afsluit, wordt het downloaden op de achtergrond voortgezet. De gedownloade videoclips worden opgeslagen in Mijn video's.
Een videoclip streamen of een gedownloade videoclip afspelen
Selecteer het pictogram Afspelen. Als u tijdens het afspelen de
bedieningstoetsen wilt weergeven, tikt u op het scherm.
Als u het volume wilt aanpassen, gebruikt u de volumetoetsen.
Downloads plannen
Een automatische download voor videoclips in een dienst plannen
Selecteer Opties > Downloads plannen. Nieuwe videoclips worden automatisch dagelijks op het door u gedefinieerde tijdstip gedownload.
Geplande downloads annuleren
Selecteer Handm. downloaden als de downloadmethode.
Het instellen van de toepassing om automatisch videoclips te downloaden,
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
100 Video's
kan de overdracht van grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw serviceprovider met zich meebrengen. Neem meer informatie over de kosten van gegevensoverdracht contact op met uw serviceprovider.

Videofeeds

Selecteer Menu > Toepassingen >
Video's en tv.
Feeds weergeven en beheren
Selecteer Videofeeds.
Beschikbare videoclips in een feed weergeven
Selecteer een feed in de lijst.
De inhoud van de geïnstalleerde videodiensten wordt door middel van RSS-feeds gedistribueerd.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de volgende opties:
Feedabonnementen — Hiermee controleert u uw huidige feedabonnementen.
Feeddetails — Informatie over een videofeed weergeven.
Feed toevoegen — Hiermee abonneert u zich op nieuwe feeds. Selecteer Via
videomap als u een feed wilt selecteren
in de diensten in de videomap. Feeds vernieuwen — Hiermee
vernieuwt u de inhoud van alle feeds. Account beheren — Uw accountopties
beheren voor een bepaalde feed, indien beschikbaar.
Verplaatsen — Videoclips verplaatsen naar een gewenste locatie.

Mijn video's

Mijn video's is een opslagplaats voor alle video's. U kunt in verschillende weergaven overzichten van gedownloade video's en videoclips die met de camera van het apparaat zijn opgenomen tonen.
U kunt een map openen en videoclips bekijken door de map te selecteren. Wanneer een videoclip wordt afgespeeld, kunt u de speler bedienen met de besturingstoetsen door op het scherm te tikken.
Als u het volume wilt aanpassen, drukt u op de volumetoets.
Selecteer Opties en een van de volgende opties:
Downloaden hervatten — Hiermee zet u een onderbroken of niet-geslaagde download voort.
Downloaden annuleren — Hiermee annuleert u een download.
Details videoclip — Hiermee geeft u informatie over een videoclip weer.
Geheugenstatus — Hiermee geeft u de hoeveelheid beschikbaar en gebruikt geheugen weer.
Sorteren op — Hiermee sorteert u videoclips. Selecteer de gewenste categorie.
Verplaatsen en kopiëren — Hiermee verplaatst of kopieert u videoclips. Selecteer Kopiëren of Verplaatsen en kies de gewenste locatie.

Videoclips overbrengen van uw pc

U kunt uw eigen videoclips vanaf compatibele apparaten overbrengen via een compatibele USB-kabel. Alleen videoclips in een indeling die door het
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Loading...