Over dit apparaat5
Office-toepassingen6
Netwerkdiensten6
Gedeeld geheugen7
Magneten en magnetische velden7
Hulp zoeken8
Ondersteuning8
Help van het apparaat 8
Haal meer uit uw apparaat8
Apparaatsoftware bijwerken9
Instellingen9
Toegangscodes9
Extern vergrendelen10
Levensduur van de batterij verlengen 10
Beschikbaar geheugen uitbreiden11
Aan de slag12
Toetsen en onderdelen (voorkant)12
Toetsen en onderdelen (bovenkant)12
Toetsen en onderdelen (zijkanten)13
Toetsen en onderdelen (onderkant)13
Toetsen en onderdelen (achterkant)13
De SIM-kaart en de batterij plaatsen13
Geheugenkaart14
Antennelocaties15
Het apparaat in- of uitschakelen16
De batterij opladen16
Aanraakschermacties17
Tekst invoeren18
De toetsen en het aanraakscherm
blokkeren21
Headset21
Een polsband bevestigen22
Nokia-overdracht22
Uw apparaat24
Startscherm24
Schermsymbolen25
Snelkoppelingen27
Zoeken27
Volume- en luidsprekerregeling28
Het profiel Offline28
Snel downloaden29
Ovi (netwerkdienst)29
Oproepen tot stand brengen30
Aanraakscherm tijdens gesprekken30
Een spraakoproep tot stand brengen 30
Tijdens een oproep31
Een oproep beantwoorden of
weigeren31
Contact zoeken32
Bellen met snelkeuze 32
Spraakoproepen32
Oproep in wachtstand33
Een conferentiegesprek voeren33
Voice- en videomailboxen 34
Een video-oproep plaatsen34
Tijdens een video-oproep35
Een video-oproep beantwoorden of
weigeren36
Video delen36
Internetoproepen38
Logboek40
Contacten (telefoonboek)41
Namen en nummers opslaan en
bewerken41
Contacten-werkbalk41
Namen en nummers beheren42
Standaardnummers en -adressen
toewijzen42
Contactkaarten43
Contacten als favorieten instellen43
Beltonen, afbeeldingen en
oproepteksten voor contacten43
Contacten kopiëren44
SIM-diensten44
Contactgroepen45
Over e-mail46
Een mailbox toevoegen47
E-mail lezen47
Een e-mailbericht verzenden47
Mail for Exchange48
Berichten49
Hoofdweergave Berichten49
Berichten schrijven en verzenden49
Inbox Berichten50
Berichten op een SIM-kaart bekijken51
Infodienstberichten51
Dienstopdrachten51
Instellingen van Berichten51
Chat54
Nokia Messaging54
Over Nokia Messaging54
Connectiviteit55
Gegevensverbindingen en
toegangspunten55
Netwerkinstellingen55
Draadloze LAN 56
Toegangspunten58
Uw actieve gegevensverbindingen
weergeven60
Synchronisatie61
Bluetooth-verbinding61
Gegevens overdragen met een USBkabel64
Pc-verbindingen65
Beheerinstellingen65
Internet66
Over de webbrowser66
Op internet surfen66
Een bookmark toevoegen67
Abonneren op een webfeed67
Gebeurtenissen in de buurt
ontdekken67
Positiebepaling (GPS)68
Informatie over GPS68
Over A-GPS (assisted GPS)69
Tips voor het maken van een GPSverbinding69
Positieaanvragen70
Plaatsen70
GPS-gegevens71
Instellingen voor positionering72
Kaarten73
Overzicht van Kaarten73
Over positiebepalingsmethoden73
Uw locatie en de kaart weergeven74
Navigatieweergave75
Kaartweergave75
Een route plannen75
Verkeers- en veiligheidsinformatie
opvragen76
Navigatiesysteem77
Navigatiesysteem voor voetgangers78
Inchecken78
Een plaats of route opslaan of
weergeven79
Een plaats naar een vriend verzenden 79
Het uiterlijk van de kaart wijzigen79
Camera80
Opname van afbeeldingen80
Video's opnemen85
Camera-instellingen85
Foto's87
Informatie over Foto's87
Afbeeldingen en videoclips
weergeven87
Bestandsgegevens weergeven en
bewerken88
Afbeeldingen en videoclips ordenen88
Een nummer of podcast afspelen92
Afspeellijsten92
Songteksten weergeven terwijl u naar
een track luistert93
Podcasts93
Muziek overbrengen van een
computer94
Ovi Muziek94
Nokia Podcasting95
FM-radio98
Video's99
Een videoclip downloaden en
afspelen99
Videofeeds100
Mijn video's100
Videoclips overbrengen van uw pc100
Instellingen voor Video's en tv101
Uw apparaat aanpassen102
Het uiterlijk van uw apparaat
wijzigen102
Profielen102
3D-tonen102
Het startscherm wijzigen103
Het hoofdmenu wijzigen103
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet
opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk
of onwettig zijn. Lees de volledige
gebruikershandleiding voor meer
informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS
HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als
het gebruik van mobiele
telefoon verboden is of als dit
storing of gevaar zou kunnen
opleveren.
STORING
Alle draadloze apparaten
kunnen gevoelig zijn voor
storing. Dit kan de werking van
het apparaat negatief
beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN GEBIEDEN
WAARBINNEN EEN GEBRUIKSVERBOD
GELDT
Houd u aan alle mogelijke
beperkende maatregelen.
Schakel het apparaat uit in
vliegtuigen en in de nabijheid
van medische apparatuur,
brandstof, chemicaliën of
gebieden waar explosieven
worden gebruikt.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Houd u aan alle lokale
wetgeving. Houd tijdens het
rijden altijd uw handen vrij om
het voertuig te besturen. De
verkeersveiligheid dient uw
eerste prioriteit te hebben
terwijl u rijdt.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door
deskundigen worden
geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde
toebehoren en batterijen. Sluit
geen incompatibele producten
aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet
waterbestendig. Houd het
apparaat droog.
Over dit apparaat
Het draadloze apparaat dat in deze
handleiding wordt beschreven, is
goedgekeurd voor gebruik in de (E)GSM
850, 900, 1800, 1900 en UMTS 900, 1900,
2100-netwerken. Neem contact op met
uw serviceprovider voor meer informatie
over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van
dit apparaat aan alle regelgeving en
eerbiedig lokale gebruiken, privacy en
legitieme rechten van anderen,
waaronder auteursrechten.
Auteursrechten kunnen verhinderen dat
bepaalde afbeeldingen, muziek en andere
inhoud worden gekopieerd, gewijzigd of
overgedragen.
Het apparaat ondersteunt diverse
verbindingsmethoden. Net als computers
kan uw apparaat worden blootgesteld
aan virussen en andere schadelijke
inhoud. Wees voorzichtig met berichten,
verbindingsverzoeken, browsen en
downloaden. Installeer en gebruik alleen
diensten en andere software van
betrouwbare bronnen die adequate
beveiliging en bescherming tegen
schadelijke software bieden, zoals
toepassingen die Symbian-ondertekend
zijn of de Java Verified™-test hebben
doorstaan. Overweeg de installatie van
antivirus- en andere beveiligingssoftware
op het apparaat en eventuele aangesloten
computers.
Belangrijk: Uw apparaat kan
slechts één antivirustoepassing
ondersteunen. Bij meerdere toepassingen
met antivirusfunctionaliteit kunnen de
prestaties en werking worden beïnvloed
of kan het apparaat ophouden te werken.
Uw apparaat beschikt mogelijk over
vooraf geïnstalleerde bladwijzers en
koppelingen naar websites van derden. U
kunt met het apparaat ook andere sites
van derden bezoeken. Sites van derden
zijn niet verbonden met Nokia en Nokia
onderschrijft deze niet en neemt er geen
aansprakelijkheid voor. Als u dergelijke
sites wilt bezoeken, moet u
voorzorgsmaatregelen treffen op het
gebied van beveiliging of inhoud.
Waarschuwing:
Als u andere functies van dit apparaat wilt
gebruiken dan de alarmklok, moet het
apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het
apparaat niet in wanneer het gebruik van
draadloze apparatuur storingen of gevaar
kan veroorzaken.
De kantoortoepassingen ondersteunen
gebruikelijke functies van Microsoft Word,
PowerPoint en Excel (Microsoft Office
2000, XP en 2003). Niet alle
bestandsindelingen kunnen worden
bekeken of gewijzigd.
Vergeet niet een back-up of een gedrukte
kopie te maken van alle belangrijke
gegevens die in uw apparaat zijn
opgeslagen.
Wanneer u het apparaat op een ander
apparaat aansluit, dient u eerst de
handleiding van het desbetreffende
apparaat te raadplegen voor uitgebreide
veiligheidsinstructies. Sluit geen
incompatibele producten aan.
De afbeeldingen in deze handleiding
verschillen mogelijk van het scherm van
uw apparaat.
Office-toepassingen
De kantoortoepassingen ondersteunen
gebruikelijke functies van Microsoft Word,
PowerPoint en Excel (Microsoft Office
2000, XP en 2003). Niet alle
bestandsindelingen worden
ondersteund.
Netwerkdiensten
Om het apparaat te kunnen gebruiken,
moet u beschikken over een abonnement
bij een aanbieder van draadloze
verbindingsdiensten. Enkele functies zijn
niet op alle netwerken beschikbaar. Er zijn
ook functies waarvoor u specifieke
regelingen met uw serviceprovider moet
treffen voordat u ze kunt gebruiken.
Wanneer u netwerkdiensten gebruikt,
worden er gegevens overgedragen.
Informeer bij uw serviceprovider naar de
kosten voor communicatie op uw eigen
telefoonnetwerk en wanneer u in het
dekkingsgebied van andere netwerken
verkeert. Uw serviceprovider kan u
vertellen welke kosten in rekening
worden gebracht. Bij sommige netwerken
gelden beperkingen die invloed hebben
op hoe u sommige functies van dit
apparaat kunt gebruiken die
netwerkondersteuning nodig hebben,
zoals ondersteuning voor specifieke
technologieën, bijvoorbeeld WAP 2.0protocollen (HTTP en SSL) die werken met
TCP/IP-protocollen en taalafhankelijke
tekens.
Het kan zijn dat uw serviceprovider
verzocht heeft om bepaalde functies uit te
schakelen of niet te activeren in uw
apparaat. In dat geval worden deze
functies niet in het menu van uw apparaat
weergegeven. Mogelijk is uw apparaat
voorzien van aangepaste onderdelen,
zoals menunamen, menuvolgorde en
pictogrammen.
Gedeeld geheugen
De volgende functies in dit apparaat
maken mogelijk gebruik van gedeeld
geheugen: MMS (multimedia messaging),
e-mail-toepassing, chatten. Door het
gebruik van een of meer van deze functies
is er mogelijk minder geheugen
beschikbaar voor de overige functies. Als
uw apparaat een bericht weergeeft dat
het geheugen vol is, verwijdert u een
gedeelte van de informatie die in het
gedeelde geheugen is opgeslagen.
Bij langdurig gebruik zoals een actief
videogesprek en een gegevensverbinding
met hoge snelheid kan het apparaat warm
aanvoelen. In de meeste gevallen is dit
normaal. Als u vermoedt dat het apparaat
niet naar behoren werkt, brengt u het dan
naar het dichtstbijzijnde bevoegde
servicepunt.
Veiligheid7
Magneten en magnetische velden
Houd het apparaat uit de buurt van
magneten en magneetvelden.
Als u meer wilt weten over hoe u uw
product kunt gebruiken of als u niet zeker
weet hoe uw apparaat behoort te werken,
gaat u naar www.nokia.com/support.
Voor mobiele apparaten kijkt u op
nokia.mobi/support. U kunt ook de
gebruikershandleiding op uw apparaat
lezen. Selecteer Menu >
Toepassingen > Help.
Als u hiermee het probleem niet kunt
oplossen, gaat u als volgt te werk:
•Schakel uw apparaat opnieuw in.
Schakel het apparaat uit en verwijder
de batterij. Plaats de batterij na
ongeveer een minuut weer in het
apparaat en schakel het apparaat in.
•Stel de oorspronkelijke
fabriekswaarden weer in
•De apparaatsoftware bijwerken
Als het probleem nog steeds niet is
opgelost, neemt u contact op met Nokia
om het apparaat te laten repareren. Ga
naar www.nokia.com/repair. Voordat u
uw apparaat opstuurt voor reparatie,
moet u altijd een back-up van de gegevens
op het apparaat maken.
Help van het apparaat
Uw apparaat bevat instructies voor de
toepassingen op het apparaat.
Als u help wilt openen vanuit het
hoofdmenu, selecteert u Menu >
Toepassingen > Help en de toepassing
waarbij u hulp nodig hebt.
Als u vanuit een geopende toepassing de
help voor de huidige weergave wilt
openen, selecteert u Opties > Help.
Als u tijdens het lezen de lettergrootte van
de helptekst wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Lettergrootte verkleinen of
Lettergrootte vergroten.
Aan het einde van de helptekst kunt u
koppelingen vinden naar verwante
onderwerpen.
Als u een onderstreept woord selecteert,
wordt een korte uitleg weergegeven.
In de help worden de volgende symbolen
gebruikt:
Koppeling naar een verwant
helponderwerp.
Koppeling naar een besproken
toepassing.
Tijdens het lezen van de uitleg kunt u
wisselen tussen helpteksten en de
toepassing die op de achtergrond
geopend is door Opties > Open
toepassingen en de gewenste
toepassing te selecteren.
Haal meer uit uw apparaat
Er zijn verschillende toepassingen
beschikbaar van Nokia en leveranciers van
software van derden die u helpen meer uit
uw apparaat te halen. Voor het zoeken en
downloaden van toepassingen bezoekt u
de Ovi Store op store.ovi.com. Deze
toepassingen worden uitgelegd in de
handleidingen die beschikbaar zijn op de
productondersteuningspagina's op
www.nokia.com/support of op de lokale
Nokia-website.
Software-updates kunnen nieuwe en
verbeterde functies bevatten die niet
beschikbaar waren toen u het apparaat
kocht. Door de software bij te werken
kunnen ook de prestaties van het
apparaat worden verbeterd.
Als u een melding wilt krijgen wanneer er
nieuwe software voor uw apparaat
beschikbaar is, kunt u zich registreren bij
My Nokia en u abonneren op meldingen
via SMS of e-mail. Voor meer informatie
gaat u naar www.nokia.com/mynokia.
Waarschuwing:
Tijdens het installeren van een softwareupdate kunt u het apparaat niet
gebruiken, zelfs niet om een
alarmnummer te bellen, totdat de
installatie voltooid is en het apparaat
opnieuw is ingeschakeld.
Bij het downloaden van software-updates
worden mogelijk grote hoeveelheden
gegevens overgedragen (netwerkdienst).
Zorg ervoor dat de batterij van het
apparaat voldoende capaciteit heeft of
dat de lader is aangesloten voordat u
begint met bijwerken.
Nadat u de software of toepassingen van
het apparaat hebt bijgewerkt, zijn de
instructies voor de bijgewerkte
toepassingen in de
gebruikershandleiding of Help-informatie
mogelijk niet meer actueel.
Software updaten via de pc
Nokia Software Updater is een pctoepassing waarmee u de software van
uw apparaat kunt bijwerken. Als u dat wilt
doen, hebt u een compatibele pc nodig,
een breedbandverbinding met internet en
een compatibele USB-gegevenskabel om
uw apparaat op de pc aan te sluiten.
Als u meer informatie wilt en de
updatetoepassing voor Nokia-software
wilt downloaden, gaat u naar
www.nokia.com/softwareupdate.
Instellingen
Bij uw apparaat zijn de instellingen voor
MMS, GPRS, streaming en mobiel internet
gewoonlijk automatisch vooraf
geconfigureerd op basis van de informatie
van uw netwerkprovider. Misschien zijn
de instellingen van uw dienstproviders al
in uw apparaat ingesteld of ontvangt of
vraagt u de instellingen van de
netwerkproviders als een speciaal bericht.
U kunt de algemene instellingen in uw
apparaat, zoals de instellingen voor de
taal, de stand-bymodus, het scherm en de
toetsenblokvergrendeling, wijzigen.
Toegangscodes
PIN- of
PIN2code
(4-8
cijfers)
Deze beschermen uw SIMkaart tegen ongeautoriseerd
gebruik of zijn nodig om
toegang te krijgen tot
bepaalde functies.
U kunt uw apparaat zo
instellen dat er wordt
gevraagd om de PIN-code
wanneer u het inschakelt.
Neem contact op met uw
serviceprovider als ze niet zijn
meegeleverd bij uw SIM-kaart
of wanneer u de codes bent
vergeten.
Als u drie maal op rij de
verkeerde code invoert, moet
u de code opheffen met de
PUK- of PUK2-code.
Deze zijn nodig om de
blokkering van een PIN- of
PIN2-code op te heffen.
Neem contact op met uw
serviceprovider als ze niet zijn
meegeleverd bij uw SIMkaart.
Deze wordt gebruikt voor het
identificeren van geldige
apparaten in het netwerk. Het
nummer kan ook worden
gebruikt om bijvoorbeeld
gestolen apparaten te
blokkeren.
Bel *#06#om uw IMEInummer te bekijken.
Dit helpt u om uw apparaat
tegen ongeautoriseerd
gebruik te beveiligen.
U kunt het apparaat zo
instellen dat wordt gevraagd
naar de blokkeringscode die u
heeft opgegeven.
Houd de code geheim en
bewaar deze op een veilige
plaats, niet bij het apparaat.
Als u de code bent vergeten en
het apparaat is geblokkeerd,
is extra service nodig. Er
kunnen extra kosten in
rekening worden gebracht en
alle persoonlijke gegevens in
uw apparaat kunnen worden
gewist.
Neem voor meer informatie
contact op met een Nokia
Care-centrum of de
leverancier van uw apparaat.
Extern vergrendelen
U kunt het apparaat op afstand blokkeren
met een vooraf opgegeven SMS-bericht.
Ook de geheugenkaart kunt u op afstand
blokkeren.
(5-20 tekens), controleer deze en voer
de blokkeringscode in.
Uw apparaat op afstand vergrendelen
Schrijf het automatische SMS-bericht en
verzend het naar het apparaat. Als u het
apparaat wilt ontgrendelen, hebt u de
blokkeringscode nodig.
Levensduur van de batterij verlengen
Veel functies van uw apparaat gebruiken
veel energie en verkorten de levensduur
van de batterij. Houd het volgende in
gedachten als u energie wilt besparen:
•Functies waarbij de Bluetoothtechnologie wordt gebruikt, en het op
de achtergrond actief zijn van zulke
functies terwijl u andere functies
gebruikt, vergen veel energie. Schakel
de Bluetooth-connectiviteit uit
wanneer u deze niet nodig hebt.
•Functies waarbij een WLAN
(draadloos LAN) wordt gebruikt en
het op de achtergrond actief zijn van
zulke functies terwijl u andere
functies gebruikt, vergen veel
energie. WLAN op uw Nokia-apparaat
wordt uitgeschakeld, wanneer u geen
verbinding probeert te maken, u geen
verbinding met een toegangspunt
hebt en u niet controleert op
beschikbare netwerken. U kunt het
batterijverbruik verder reduceren
door op te geven dat er niet (of
minder vaak) door uw apparaat op de
achtergrond wordt gecontroleerd op
beschikbare netwerken.
•Als u Packet-ggvnsverbinding >
Automat. bij signaal in de
verbindingsinstellingen hebt
geselecteerd en er geen dekking voor
een packet-gegevensverbinding
(GPRS) is, probeert het apparaat van
tijd tot tijd een packetgegevensverbinding tot stand te
brengen. Selecteer Packet-
ggvnsverbinding > Wanneer
nodig om de bedrijfsduur van het
apparaat te verlengen.
•Met de toepassing Kaarten worden
nieuwe kaartgegevens gedownload
als u naar nieuwe gedeelten van de
kaart bladert. Dit vergt extra
batterijcapaciteit. U kunt voorkomen
dat nieuwe kaarten automatisch
worden gedownload.
•Als de signaalsterkte van het mobiele
netwerk erg varieert in uw gebied,
moet het apparaat herhaaldelijk
zoeken naar het beschikbare
netwerk. Dit vergt extra
batterijcapaciteit.
Als de netwerkmodus in de
netwerkinstellingen is ingesteld op
dual-modus, zoekt het apparaat het
3G-netwerk. U kunt het apparaat zo
instellen dat het alleen het GSMnetwerk gebruikt. Als u wilt dat het
apparaat alleen het GSM-netwerk
gebruikt, selecteert u Menu >
Instellingen en Connectiviteit >
Netwerk > Netwerkmodus > GSM.
•De achtergrondverlichting van het
scherm gebruikt veel energie. Bij de
weergave-instellingen kunt u de duur
van de time-outperiode voor het
uitschakelen van de
achtergrondverlichting wijzigen.
Selecteer Menu > Instellingen en
Telefoon > Weergave > Time-out
verlichting. Voor het afstellen van de
lichtsensor waarmee de hoeveelheid
licht wordt gecontroleerd en de
helderheid van het scherm wordt
aangepast in de display-instellingen,
selecteert u Lichtsensor.
•Het actief laten van toepassingen op
de achtergrond kan energie kosten.
Als u toepassingen wilt sluiten die u
niet gebruikt, als ze niet reageren,
selecteert u Opties > Open
toepassingen en gaat u naar de
toepassing door op de menutoets te
drukken. Houd de menutoets
ingedrukt om de toepassing te
openen en selecteer Opties
>
Afsluiten.
Beschikbaar geheugen uitbreiden
Heeft u voor nieuwe toepassingen en
inhoud meer beschikbaar
apparaatgeheugen nodig?
Bekijken hoeveel ruimte beschikbaar
is voor verschillende gegevenstypen
Selecteer Menu > Toepassingen >
Kantoor > Best.beheer.
Veel functies van het apparaat gebruiken
geheugen om gegevens op te slaan. U
krijgt een melding als het geheugen op
verschillende geheugenlocaties bijna vol
is.
Beschikbaar geheugen uitbreiden
Breng gegevens over naar een
compatibele geheugenkaart (indien
beschikbaar) of een compatibele
computer.
Gebruik Bestandsbeheer of open de
desbetreffende toepassing om gegevens
te verwijderen die u niet langer nodig
hebt. U kunt de volgende elementen
verwijderen:
•E-mails in de mappen in Berichten en
opgehaalde e-mails in de mailbox
•Opgeslagen webpagina's
•Contactgegevens
•Agendanotities
•Toepassingen in Toepassingsbeheer
die u niet nodig hebt
•Installatiebestanden (.SIS of .SISX) van
toepassingen die u hebt
geïnstalleerd. Breng de
installatiebestanden over naar een
compatibele computer.
•Afbeeldingen en videoclips in Foto's.
Breng de bestanden over naar een
compatibele computer.
1 Aansluitpunt voor lader
2 Microfoon
3 Gaatje voor polsband
Toetsen en onderdelen (achterkant)
1 Cameraflitser
2 Cameralens
3 Luidspreker
Opmerking: Het oppervlak van dit
apparaat bevat geen nikkel in de
gemetalliseerde delen. Het oppervlak van
dit apparaat bevat roestvrij staal.
De SIM-kaart en de batterij plaatsen
Belangrijk: Gebruik in dit apparaat
geen mini-UICC SIM-kaarten (ook wel
micro-SIM-kaarten genoemd), micro-SIMkaarten met een adapter of SIM-kaarten
met een mini-UICC-uitsnede (zie
afbeelding). Een micro-SIM-kaart is
kleiner dan de standaard SIM-kaart. Dit
apparaat ondersteunt het gebruik van
micro-SIM-kaarten niet en gebruik van
incompatibele SIM-kaarten kan mogelijk
de kaart of het apparaat beschadigen en
gegevens op de kaart aantasten.
Volg de instructies zorgvuldig om te
voorkomen dat u de achtercover
beschadigt.
Schakel het apparaat altijd uit en
ontkoppel de lader voordat u de batterij
verwijdert.
geplaatst, verwijdert u de batterij
door deze in de richting van de pijl te
tillen.
3 Plaats de SIM-kaart. Het
contactgebied op de kaart moet naar
de aansluitpunten op het apparaat
zijn gericht en de afgekante hoek naar
de bovenkant van het apparaat.
4 Leg de contactpunten van de batterij
op één lijn met de overeenkomende
aansluitpunten op het batterijvak en
plaats de batterij.
5 Om de cover terug te plaatsen, houdt
u de bovenste vergrendelingen in de
richting van de bijbehorende sleuven
en duwt u de cover naar beneden
totdat deze vastklikt.
Geheugenkaart
Gebruik alleen compatibele microSDkaarten die door Nokia is goedgekeurd
voor gebruik met dit apparaat. Nokia
maakt gebruik van goedgekeurde
industriële normen voor
geheugenkaarten, maar sommige
merken zijn mogelijk niet geheel
compatibel met dit apparaat.
Incompatibele kaarten kunnen de kaart
en het apparaat beschadigen en gegevens
op de kaart aantasten.
De geheugenkaart plaatsen
Het is mogelijk dat er al een
geheugenkaart in het apparaat is
geplaatst. Als dat niet het geval is, gaat u
als volgt te werk:
geheugenkaart in de sleuf. Zorg
ervoor dat het contactgebied op de
kaart naar beneden en in de richting
van de sleuf is gericht.
3 Schuif de kaart naar binnen tot deze
goed is geplaatst.
4 Sluit het klepje van de
geheugenkaartsleuf.
De geheugenkaart verwijderen
Belangrijk: Verwijder de
geheugenkaart niet op het moment dat er
een bewerking wordt uitgevoerd waarbij
de kaart wordt gebruikt. Hierdoor kunnen
de kaart en het apparaat beschadigd
worden en kunnen gegevens op de kaart
worden aangetast.
1 Druk op de aan/uit-toets en selecteer
Geh.kaart verwijderen voordat u de
kaart verwijdert.
2 Selecteer Ja als uw apparaat aangeeft
dat sommige toepassingen worden
gesloten.
3 Open het klepje van de
geheugenkaartsleuf als uw apparaat
aangeeft dat de geheugenkaart moet
worden verwijderd.
4 U haalt de geheugenkaart uit de sleuf
door er licht op te drukken.
5 Haal de geheugenkaart eruit.
Selecteer OK als het apparaat is
ingeschakeld.
6Sluit het klepje van de
geheugenkaartsleuf.
Antennelocaties
Het apparaat kan interne en externe
antennes hebben. Vermijd onnodig
contact met het gebied rond de antenne
als de antenne aan het zenden of
ontvangen is. Contact met antennes kan
de kwaliteit van de communicatie nadelig
beïnvloeden en kan tijdens gebruik leiden
tot een hoger stroomverbruik en tot een
kortere levensduur van de batterij.
Het apparaat in- of uitschakelen
Het apparaat inschakelen
1 Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
2 Voer desgevraagd een PIN-code (door
uw netwerkserviceprovider verstrekt,
bijvoorbeeld 1234) of
blokkeringscode in en selecteer OK.
De blokkeringscode is bij aanschaf
ingesteld op 12345. Als u de code
vergeet en het apparaat is
vergrendeld, heeft het apparaat
onderhoud nodig. Hiervoor kunnen
extra kosten in rekening worden
gebracht. Neem voor meer informatie
contact op met een Nokia Care-locatie
of de leverancier van uw apparaat.
Het apparaat uitschakelen
Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
De batterij opladen
De batterij is in de fabriek gedeeltelijk
opgeladen. Ga als volgt te werk als het
apparaat aangeeft dat de batterij bijna
leeg is.
1 Sluit de lader aan op een stopcontact.
2 Sluit de lader aan op het apparaat.
Wanneer de batterij wordt
opgeladen, brandt het lampje van het
laadsymbool rond het aansluitpunt
voor de lader.
3 Wanneer het apparaat aangeeft dat
de batterij helemaal vol is, maakt u de
lader los van het apparaat en
vervolgens van het stopcontact.
U hoeft de batterij niet een bepaalde
tijdsduur op te laden, en u kunt het
apparaat gebruiken terwijl het wordt
opgeladen. Als de batterij helemaal leeg
is, kan het enkele minuten duren voor het
laadsymbool in het scherm wordt
weergegeven of voordat u kunt bellen.
Tip: Trek de lader uit het stopcontact
wanneer de lader niet wordt gebruikt. Een
lader die op het stopcontact is
aangesloten, gebruikt stroom, zelfs als
deze niet op het apparaat is aangesloten.
Bij langdurig gebruik zoals een actief
videogesprek en een gegevensverbinding
met hoge snelheid kan het apparaat warm
aanvoelen. In de meeste gevallen is dit
normaal. Als u vermoedt dat het apparaat
niet naar behoren werkt, brengt u het dan
naar het dichtstbijzijnde bevoegde
servicepunt.
Bedien het aanraakscherm met uw vinger
of met een aanwijspen (indien
beschikbaar).
Belangrijk: Gebruik alleen een
Stylus die door Nokia is goedgekeurd voor
gebruik met dit apparaat. Als u een andere
Stylus gebruikt, kan de garantie op het
apparaat vervallen en kan het
aanraakscherm beschadigd raken.
Voorkom dat er krassen ontstaan op het
aanraakscherm. Gebruik nooit een echte
pen of echt potlood of andere scherpe
voorwerpen om op het aanraakscherm te
schrijven.
Tikken en dubbeltikken
Als u een toepassing of ander element op
het aanraakscherm wilt openen, tikt u er
normaal gesproken op met uw vinger.
Voor de volgende items geldt echter dat u
er twee keer op moet tikken.
•Lijstitems in een toepassing, zoals de
map Concepten in de toepassing
Berichten.
•Bestanden in een bestandenlijst,
bijvoorbeeld een afbeelding in de
map Opgenomen in de toepassing
Foto's.
Tip: Wanneer u een lijstweergave
opent, is het eerste item al
gemarkeerd. Als u het geselecteerde
item wilt openen, tikt u er een keer op.
Als u eenmaal op een bestand of
soortgelijk item tikt, wordt dit niet
geopend, maar gemarkeerd. Als u de
beschikbare opties voor het item wilt
zien, selecteert u Opties of u
selecteert een pictogram in een
werkbalk, indien beschikbaar.
Selecteer
In deze gebruikersdocumentatie wordt
het openen van toepassingen of items
door er eenmaal of tweemaal op te
drukken "selecteren" genoemd.
Voorbeeld: Als u Opties > Help wilt
selecteren, drukt u op Opties en
vervolgens op Help.
Slepen
U kunt slepen door uw vinger op het
scherm te plaatsen en over het scherm te
schuiven.
Voorbeeld: Als u naar de bovenkant of
onderkant van een webpagina wilt gaan,
sleept u de pagina met uw vinger.
De vinger heen en weer bewegen
Schuif uw vinger snel naar links of rechts
op het scherm om te vegen.
een afbeelding weergeeft en
respectievelijk de volgende of vorige
afbeelding wilt weergeven.
Snelle bewegingen gebruiken
Als u een snelle beweging wilt gebruiken,
plaatst u uw vinger op het scherm, schuift
u deze snel over het scherm en tilt u de
vinger vervolgens snel op. De inhoud van
het scherm blijft nu schuiven met de
snelheid en de richting die deze had op
het moment dat u uw vinger optilde. Tik
op een item om het item te selecteren in
een bladerlijst of om de beweging te
stoppen.
Bladeren
Als u in een lijst die voorzien is van een
schuifbalk naar boven of beneden wilt
bladeren, sleept u de schuifregelaar van
de schuifbalk.
In sommige lijstweergaven kunt u uw
vinger op een item van de lijst plaatsen en
het naar boven of beneden verplaatsen.
Tip: Als u een korte beschrijving van een
pictogram wilt weergeven, plaatst u uw
vinger op het pictogram. Niet voor alle
pictogrammen zijn beschrijvingen
beschikbaar.
Achtergrondverlichting van het
aanraakscherm
De achtergrondverlichting van het
aanraakscherm wordt na een periode van
inactiviteit uitgeschakeld.
Als u de achtergrondverlichting wilt
inschakelen, ontgrendelt u indien nodig
het scherm en de toetsen en drukt u op de
menutoets.
Tekst invoeren
U kunt tekst in verschillende modi
invoeren. Het volledige toetsenbord
werkt als een gewoon toetsenbord en met
het alfanumerieke toetsenblok op het
scherm kunt u op tekens tikken. Met de
handschriftherkenningsmodi kunt u
tekens direct op het scherm schrijven.
Als u de tekstinvoermodus wilt
inschakelen, tikt u op een tekstinvoerveld.
Als u in de tekstinvoerweergave wilt
schakelen tussen de beschikbare
tekstinvoermodi, tikt u op
en
selecteert u de gewenste invoermodus.
Welke invoermethoden en talen worden
ondersteund door de
handschriftherkenningsfunctie is
afhankelijk van de regio.
Toetsenbordinvoer
Toetsenbord
Uw apparaat is uitgerust met een volledig
toetsenbord. U kunt het toetsenbord
openen door het aanraakscherm omhoog
te duwen. In alle toepassingen wordt de
weergave automatisch van staande naar
liggende stand veranderd zodra u het
toetsenbord opent.
dat op de rechterbovenhoek van een
toets staat wilt invoegen, drukt u op
de functietoets en vervolgens op de
gewenste toets. Als u meerdere
speciale tekens na elkaar wilt
invoegen, drukt u tweemaal snel op
de functietoets. Druk op de
functietoets om naar de normale
modus terug te gaan.
2 Shift-toets. Druk tweemaal op de
Shift-toets om tussen de modus voor
hoofdletters en kleine letters te
schakelen. Als u in de modus voor
kleine letters één hoofdletter wilt
invoeren, of andersom, drukt u op de
Shift-toets en vervolgens op de toets
van de gewenste letter.
3 Sym-toets. Als u speciale tekens die
niet op uw toetsenbord worden
Aan de slag19
weergegeven, wilt invoegen, drukt u
op de Sym-toets en kiest u het
gewenste teken.
4 Ctrl-toets. Voor sommige
snelkoppelingen hebt u de Ctrl-toets
nodig.
5 Spatie-toets
6 Shift-toets
7 Enter-toets
8 Navi™-toets (bladertoets). Druk op de
bladertoets om een selectie te maken.
Druk op de randen van de bladertoets
om naar links, rechts, boven of
beneden in het display te bladeren.
Houd de rand van de bladertoets
ingedrukt om het bladeren te
versnellen.
9 Backspace-toets. Druk op de
Backspace-toets als u een teken wilt
verwijderen. Als u meerdere tekens
wilt verwijderen, drukt u op de
Backspace-toets en houdt u deze
ingedrukt.
Tekens invoegen die niet op het
toetsenbord worden weergegeven
U kunt variaties op tekens invoeren, zoals
tekens met accenten. Als u á wilt
invoegen, houdt u de Sym-toets ingedrukt
terwijl u herhaaldelijk op A drukt totdat
het gewenste teken wordt weergegeven.
De volgorde en beschikbaarheid van
letters is afhankelijk van de geselecteerde
schrijftaal.
Aanraakinvoer
Handschrift
Welke invoermethoden en talen door
handschriftherkenning worden
ondersteund, is afhankelijk van de regio.
Handschriftherkenning is mogelijk niet
voor alle talen beschikbaar.
Als u de handschriftmodus wilt activeren,
selecteert u
> Handschrift.
Schrijf leesbare, rechte tekens in het
tekstinvoergedeelte, en zorg voor ruimte
tussen elke letter.
Als u het apparaat uw handschrift wilt
leren, selecteert u
>
Handschrifttraining. Deze optie is niet
voor alle talen beschikbaar.
Als u letters en cijfers wilt invoeren
(standaardmodus), schrijft u woorden
zoals u deze net als gewoonlijk. Als u
cijfermodus wilt selecteren, selecteert u
. Als u niet-Latijnse tekens wilt
invoeren, selecteert u het bijbehorende
pictogram, indien beschikbaar.
Als u speciale tekens wilt invoeren, schrijft
u deze op de gebruikelijke manier of
selecteert u
en het gewenste teken.
Als u tekens wilt verwijderen of de cursor
terug wilt zetten, veegt u naar achteren
(zie afbeelding 1).
Als u een spatie wilt invoegen, veegt u
naar voren (zie afbeelding 2).
Instellingen voor aanraakinvoer
Selecteer Menu > Instellingen en
Telefoon > Aanraakinvoer.
Als u tekstinvoerinstellingen wilt
configureren voor het aanraakscherm,
selecteert u uit de volgende:
Handschrifttraining — Open de
handschrifttrainingstoepassing. Hiermee
leert het apparaat uw handschrift beter te
herkennen. Deze optie is niet in alle talen
beschikbaar.
Schrijftaal — Definieer welke
taalspecifieke tekens worden herkend in
uw handschrift en hoe uw
schermtoetsenbord wordt ingedeeld.
Schrijfsnelheid — Pas de snelheid aan
waarmee uw handschrift wordt herkend.
Hulplijn — De schrijflijn in het
schrijfgebied tonen of verbergen. De
schrijflijn helpt u in een rechte lijn te
schrijven. Hierdoor kan het apparaat uw
handschrift beter herkennen. Deze optie
is mogelijk niet in alle talen beschikbaar.
Lijndikte — Wijzig de dikte van de tekst.
Schrijfkleur — Wijzig de kleur van de
tekst.
Adaptief zoeken — Filter de inhoud van
een lijst in een toepassing op de tekens
die in het zoekveld zijn ingevoerd.
Virtueel toetsenblok
Met het virtuele toetsenblok
(Alfanumeriek toetsenbl.) kunt u tekens
invoeren net als met een traditioneel
telefoontoetsenbord met cijfers op de
toetsen.
Tekstvoorspell. activeren en
Schrijftaal. Selecteer Emoticon
invoegen als u een emoticon wilt
toevoegen.
3 Tekstinvoersymbool - Hiermee opent
u een pop-upvenster waarin u
tekstvoorspellingsmodi kunt
inschakelen of uitschakelen en kunt
wisselen tussen hoofdletters en
kleine letters en tussen cijfer- en
lettermodi.
4 Invoermodus - Hiermee opent u een
pop-upvenster waarin u de
invoermodus kunt selecteren.
Wanneer u op een item drukt, wordt
de huidige invoermethodeweergave
gesloten en wordt de geselecteerde
geopend. De beschikbaarheid van
invoermodi kan variëren afhankelijk
van of de automatische invoermodus
Aan de slag21
(sensorinstellingen) wel of niet is
geactiveerd.
5 Pijltjestoetsen - Hiermee bladert u
naar links of naar rechts.
6 Backspace
7 Cijfers
8 Sterretje - Hiermee opent u een tabel
speciale tekens.
9 Shift - Hiermee wisselt u tussen
hoofd-/kleine letters, schakelt u
tekstvoorspelling in of uit en schakelt
u tussen cijfer- en lettermodus.
De toetsen en het aanraakscherm
blokkeren
Als u het aanraakscherm en de toetsen
wilt blokkeren of deblokkeren, schuift u
de blokkeringsschakelaar die zich aan de
zijkant van het apparaat bevindt.
Wanneer het aanraakscherm en de
toetsen vergrendeld zijn, is het
aanraakscherm uitgeschakeld, en zijn de
toetsen niet actief.
Het scherm en de toetsen kunnen na een
periode van inactiviteit automatisch
geblokkeerd zijn.
Als u de instellingen voor automatische
scherm- en toetsenvergrendeling wilt
weergeven, selecteert u Menu >
Instellingen en Telefoon >
Telefoonbeheer > Aut. toetsblokk..
Headset
U kunt een compatibele headset of
hoofdtelefoon bij uw apparaat gebruiken.
Mogelijk moet u de kabelmodus
selecteren.
Wanneer u de hoofdtelefoon gebruikt,
kan uw vermogen om geluiden van
buitenaf te horen negatief worden
beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet
wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan
brengen.
Sluit geen producten aan die een
uitgangssignaal afgeven, aangezien het
apparaat dan beschadigd kan raken. Sluit
geen energiebron aan op de
netstroomconnector van Nokia.
Als u externe apparaten of hoofdtelefoons
op de netstroomconnector van Nokia
aansluit die niet door Nokia zijn
goedgekeurd voor gebruik met dit
apparaat, moet u extra letten op het
geluidsniveau.
Een polsband bevestigen
Breng de polsband aan en trek deze strak.
Nokia-overdracht
Inhoud overbrengen
Met de toepassing Overdracht kunt u
inhoud, zoals telefoonnummers,
adressen, agenda-items en afbeeldingen
van uw vorige Nokia-apparaat kopiëren
naar uw apparaat.
Welk type inhoud kan worden
overgedragen, hangt af van het model van
het apparaat waaruit u de inhoud wilt
overbrengen. Als het apparaat
synchronisatie ondersteunt, kunt u de
gegevens tussen de apparaten ook
synchroniseren. Als het andere apparaat
niet compatibel is, wordt een bericht
weergegeven.
Als het andere apparaat alleen met een
SIM-kaart kan worden ingeschakeld, kunt
u uw SIM-kaart plaatsen. Wanneer uw
apparaat wordt ingeschakeld zonder SIMkaart, wordt automatisch het profiel
Offline geactiveerd en is
gegevensoverdracht mogelijk.
De eerste keer inhoud overbrengen
1 Als u voor het eerst gegevens van het
andere apparaat wilt ophalen,
selecteert u op uw apparaat Menu >
Toepassingen > Instrumenten >
Install. v tel. > Telef.overdracht.
2 Selecteer het verbindingstype dat u
wilt gebruiken om de gegevens over
te brengen. Beide apparaten moeten
het geselecteerde verbindingstype
ondersteunen.
3 Als u Bluetooth-verbindingen als
verbindingstype hebt gekozen,
verbindt u beide apparaten. Selecteer
Doorgaan als u met uw apparaat wilt
zoeken naar andere apparaten met
Bluetooth. Selecteer het apparaat
waaruit u inhoud wilt overbrengen. U
wordt gevraagd een code in te voeren
op uw apparaat. Voer een code in
(1-16 cijfers) en selecteer OK. Voer
dezelfde code ook in op het andere
apparaat en selecteer OK. De
apparaten zijn nu gekoppeld.
Sommige oudere Nokia-apparaten
hebben nog geen toepassing
Overdracht. In dat geval wordt de
toepassing Overdracht als bericht
naar het andere apparaat verzonden.
Open het bericht om de toepassing
Overdracht te installeren op het
andere apparaat en volg de
instructies op het scherm.
4 Selecteer op uw apparaat de inhoud
die u vanaf het andere apparaat wilt
overbrengen.
Wanneer de overdracht is gestart,
kunt u deze annuleren en later verder
gaan.
De inhoud wordt vanuit het geheugen van
het andere apparaat overgebracht naar de
corresponderende locatie in het apparaat.
De tijd die nodig is voor de overdracht, is
afhankelijk van de hoeveelheid gegevens.
Inhoud synchroniseren, ophalen of
verzenden
Na de eerste gegevensoverdracht kunt u
nieuwe overdrachten starten of
snelkoppelingen maken om hetzelfde
type overdracht later te herhalen.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Instrumenten > Install. v tel. >
Telef.overdracht.
Selecteer, afhankelijk van het model, uit
de volgende opties om een nieuwe
overdracht te starten:
Inhoud tussen uw apparaat en
het andere apparaat
synchroniseren, als het andere
apparaat synchronisatie
ondersteunt. De synchronisatie
verloopt in twee richtingen. Als
een item op het ene apparaat is
verwijderd, wordt het ook op het
andere verwijderd. U kunt
verwijderde items niet
terugzetten via een
synchronisatie.
Inhoud van het andere apparaat
naar uw apparaat halen. Bij het
ophalen wordt inhoud van het
andere apparaat naar uw
apparaat gedownload. Mogelijk
wordt aan u gevraagd of u de
oorspronkelijke inhoud op het
andere apparaat wilt behouden
of verwijderen, afhankelijk van
het model van het apparaat.
Inhoud van het andere apparaat
naar uw apparaat halen.
Als een item niet kan worden verzonden,
afhankelijk van het type van het andere
apparaat, kunt u het item toevoegen aan
de Nokia-map onder C:\Nokia of E:\Nokia
in uw apparaat. Wanneer u de map
selecteert waarnaar de items moeten
worden overgebracht, worden de items in
de bijbehorende map in het andere
apparaat gesynchroniseerd, en
omgekeerd.
Na een gegevensoverdracht wordt u
gevraagd of u een snelkoppeling met de
overdrachtinstellingen in de
hoofdweergave wilt opslaan zodat u
dezelfde overdracht later nog eens kunt
uitvoeren.
snelkoppeling bijvoorbeeld een naam
geven of deze naam wijzigen.
Het overdrachtbestand weergeven
Selecteer een snelkoppeling in de
hoofdweergave en Opties > Log
bekijken.
Wanneer een item dat moet worden
overgebracht op beide apparaten is
bewerkt, probeert het apparaat de
wijzigingen automatisch samen te
voegen. Als dit niet mogelijk is, ontstaat
er een overdrachtconflict.
Overdrachtproblemen oplossen
Selecteer Per geval controleren,
Prioriteit deze telefoon of Priorit.
andere telefoon.
Uw apparaat
Startscherm
Over het startscherm
In het startscherm hebt u snel toegang tot
de meest gebruikte toepassingen en
besturingstoepassingen (zoals de
muziekspeler), kunt u uw favoriete
contacten bekijken en ziet u in één
oogopslag of u gesprekken hebt gemist en
of er nieuwe berichten zijn.
Interactieve elementen van het
startscherm
Als u de toepassing Klok wilt openen, tikt
u op de klok (1).
Als u in het startscherm de agenda wilt
openen of profielen wilt wijzigen, tikt u op
de datum of op de naam van het profiel
(2).
Als u connectiviteitsinstellingen (
bekijken of wijzigen, als u de beschikbare
draadloze LAN's wilt bekijken als de
controle op WLAN's is ingeschakeld of als
u de gemiste gebeurtenissen wilt
bekijken, tikt u op de rechterbovenhoek
(3).
Als u het belscherm wilt openen om een
gesprek te starten, selecteert u
Selecteer Ga naar Muziek en de items die
wilt beluisteren.
De besturingstoetsen van de Muziekspeler
en - indien beschikbaar - de titel van het
nummer, de artiest en albumhoes worden
weergegeven wanneer een nummer
wordt afgespeeld.
Favoriete contacten in het startscherm
U kunt rechtstreeks meerdere contacten
aan het startscherm toevoegen en snel
gesprekken met contacten voeren,
berichten naar contacten versturen, de
webfeeds van contacten bekijken of
gegevens en instellingen van contacten
weergeven.
Uw favoriete contacten aan het
startscherm toevoegen
U maakt gebruik van een tweede
telefoonlijn (netwerkdienst).
U hebt het apparaat ingesteld
om inkomende oproepen door
te schakelen naar een ander
nummer (netwerkdienst). U
hebt twee telefoonlijnen; een
nummer geeft de actieve lijn
aan.
Het apparaat is gereed voor een
internetoproep.
Er is een gegevensoproep bezig
(netwerkdienst).
Berichtsymbolen
U hebt ongelezen berichten. Als
het symbool knippert, is het
geheugen van de SIM-kaart
misschien vol.
U hebt nieuwe e-mail
ontvangen.
De map Outbox bevat berichten
die nog verzonden moeten
worden.
Netwerksymbolen
Het apparaat is verbonden met
een GSM-netwerk
(netwerkdienst).
Het apparaat is verbonden met
een 3G-netwerk
(netwerkdienst).
U heeft een GPRS-packetgegevensverbinding
(netwerkdienst).
de verbinding in de wachtstand
staat en
dat een verbinding
tot stand is gebracht.
U heeft een EGPRS-packetgegevensverbinding
(netwerkdienst).
de verbinding in de wachtstand
staat en
dat een verbinding tot
stand is gebracht.
U heeft een 3G-packetgegevensverbinding
(netwerkdienst).
de verbinding is verbroken en
dat een verbinding tot stand is
gebracht.
U heeft een HSDPA-verbinding
(high-speed downlink packet
access) (netwerkdienst).
aan dat de verbinding is
verbroken en
verbinding tot stand is gebracht.
Er is een WLAN-verbinding
beschikbaar (netwerkdienst).
geeft aan dat de verbinding
is gecodeerd en
verbinding niet is gecodeerd.
Verbindingssymbolen
Bluetooth is actief. geeft aan
dat het apparaat bezig is met het
verzenden van gegevens. Als het
symbool knippert, probeert het
apparaat verbinding te maken
met een ander apparaat.
U hebt een compatibele headset
op het apparaat aangesloten.
U hebt een compatibele
teksttelefoon op het apparaat
aangesloten.
Snelkoppelingen
Houd de menutoets ingedrukt om tussen
geopende toepassingen te schakelen.
Als toepassingen op de achtergrond
worden uitgevoerd, vergt dit extra
batterijcapaciteit en neemt de
gebruiksduur van de batterij af.
Als u de browsertoepassing wilt openen,
tikt u in de dialler op 0 en houdt u dit
ingedrukt.
Als u het profiel wilt wijzigen, drukt u op
de aan/uit-toets en selecteert u een
profiel.
Als u uw voicemail wilt bellen
(netwerkdienst), tikt u in de dialler op 1
en houdt u dit ingedrukt.
Als u een lijst met laatst gekozen
nummers wilt openen, drukt u in het
startscherm op de beltoets.
Als u spraakopdrachten wilt gebruiken,
drukt u in het startscherm op de beltoets
en houdt u deze ingedrukt.
Wanneer u tijdens het schrijven de
schrijftaal wilt wijzigen, drukt u op
en
op de sym-toets.
Zoeken
Over Zoeken
Selecteer Menu > Toepassingen >
Zoekopdracht.
De zoekfunctie stelt u in staat om met
diverse internetzoekdiensten te zoeken
naar bijvoorbeeld websites en
afbeeldingen. De inhoud en
beschikbaarheid van de diensten kan
variëren.
Zoekactie starten
Selecteer Menu > Toepassingen >
Zoekopdracht.
Voer in het zoekveld een zoekterm in of
blader langs de categorieën om te zoeken
in de inhoud van het mobiele apparaat.
Als u de zoektermen invoert, worden de
resultaten geordend in categorieën.
Boven aan de resultatenlijst verschijnen
de meest recent gebruikte resultaten, als
deze overeenkomen met de zoektermen.
Als u wilt zoeken naar webpagina's op
internet, selecteert u Zoeken op internet
en een zoekprovider. Voer vervolgens uw
zoektermen in het zoekveld in. De
zoekprovider die u hebt geselecteerd,
wordt ingesteld als standaardprovider
voor zoekopdrachten op internet.
Als er al een standaardzoekdienst is
ingesteld, selecteert u deze om een
zoekactie te starten, of selecteert u Meer
Als u de standaardzoekprovider wilt
wijzigen, selecteert u Opties >
Instellingen > Zoekservices.
Als u de land- of regio-instellingen wilt
wijzigen om aanbieders van zoekdiensten
te zoeken, selecteert u Opties >
Instellingen > Land of regio.
Zoekinstellingen
Selecteer Menu > Toepassingen >
Zoekopdracht.
Als u de instellingen van de toepassing
Zoeken wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen en maakt u een
keuze uit het volgende:
Land of regio — Het land of de regio
selecteren waarvandaan u wilt zoeken.
Verbinding — Het toegangspunt
selecteren en netwerkverbindingen
toestaan of weigeren.
Zoekservices — Selecteren of
serviceproviders en zoekcategorieën
worden weergegeven.
Algemeen — Knopinfo inschakelen of
uitschakelen en de zoekhistorie wissen.
Volume- en luidsprekerregeling
Het volume van een telefoongesprek
of geluidsclip aanpassen
Gebruik de volumetoetsen.
Dankzij de interne luidspreker kunt u
vanaf korte afstand spreken en luisteren
zonder dat u het apparaat aan uw oor
hoeft te houden.
De luidspreker tijdens een gesprek
gebruiken
Selecteer Luidspreker.
De luidspreker uitschakelen
Selecteer Telef. inschakelen.
Waarschuwing:
Voortdurende blootstelling aan een hoog
geluidsvolume kan uw gehoor
beschadigen. Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Houd het
apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de
luidspreker in gebruik is.
Het profiel Offline
Met het profiel Offline kunt u het apparaat
gebruiken zonder dat u verbinding hebt
met het draadloze netwerk. Wanneer het
profiel Offline actief is, kunt u het
apparaat gebruiken zonder een SIM-kaart.
Het profiel Offline activeren
Druk kort op de aan/uit-toets en selecteer
Offline.
Als u het profiel Offline activeert, is de
verbinding met het mobiele netwerk
gesloten. Alle radiofrequentiesignalen
naar en van het apparaat vanaf het
mobiele netwerk worden voorkomen.
Berichten die u wilt verzenden via het
mobiele netwerk, worden in de map
Outbox geplaatst, zodat u deze later kunt
verzenden.
kunt u geen oproepen doen of ontvangen
en kunnen ook andere functies waarvoor
netwerkdekking vereist is, niet worden
gebruikt. U kunt mogelijk nog wel het
alarmnummer kiezen dat in het apparaat
is geprogrammeerd. Als u wilt bellen,
moet u eerst de telefoonfunctie activeren
door een ander profiel te kiezen. Als het
apparaat is vergrendeld, moet u de
beveiligingscode invoeren.
Wanneer u het profiel Offline hebt
geactiveerd, kunt u nog steeds een WLAN
gebruiken, bijvoorbeeld om uw e-mail te
lezen of over internet te surfen. U kunt ook
Bluetooth-connectiviteit gebruiken
zolang het profiel Offline actief is. Zorg dat
u voldoet aan de veiligheidseisen
wanneer u een WLAN-verbinding of
Bluetooth-verbinding tot stand brengt en
gebruikt.
Snel downloaden
High-speed downlink packet access
(HSDPA, ook wel 3.5G genoemd,
aangegeven met
) is een
netwerkdienst in UMTS-netwerken en
biedt een hoge snelheid voor
gegevensdownloads. Wanneer HSDPAondersteuning in het apparaat is
ingeschakeld en het apparaat is
verbonden met een UMTS-netwerk dat
HSDPA ondersteunt, kunt u veel sneller
gegevens downloaden via het mobiele
netwerk, zoals berichten, e-mail en
webpagina's. Een actieve HSDPAverbinding wordt aangegeven met
.
U kunt ondersteuning voor HSDPA in
packet-gegevensinstellingen in- of
uitschakelen.
Neem contact op met uw serviceprovider
voor meer informatie over de
beschikbaarheid van en abonnementen
op services voor gegevensverbinding.
HSDPA is alleen van invloed op de
downloadsnelheid en niet op de
verzending van gegevens naar het
netwerk, zoals de verzending van
berichten en e-mail.
Ovi (netwerkdienst)
Ovi by Nokia
Met Ovi by Nokia kunt u nieuwe
plaatsen en diensten ontdekken en in
contact blijven met uw vrienden. U kunt
onder andere het volgende doen:
•Spelletjes, toepassingen, video's en
beltonen naar uw apparaat
downloaden.
•De weg vinden naar allerlei locaties
met de gratis wandel- en
autonavigatie, reizen plannen en
locaties op een kaart bekijken
•Een gratis Ovi Mail-account instellen
•Muziek ophalen
Bepaalde items kunt u gratis downloaden,
voor andere moet u mogelijk betalen.
Welke diensten beschikbaar zijn hangt
ook af van het land of de regio en
bovendien worden niet alle talen
ondersteund.
Om de Ovi-diensten van Nokia te kunnen
gebruiken, gaat u naar www.ovi.com en
registreert u uw eigen Nokia-account.
Ga naar het ondersteuningsgedeelte op
www.ovi.com voor meer informatie.
In Ovi Store kunt u mobiele spelletjes,
toepassingen, video's, afbeeldingen,
thema's en beltonen downloaden naar
het apparaat. Sommige items zijn gratis,
andere moet u via een creditcard of
telefoonrekening betalen. De
beschikbaarheid van betaalmethoden is
afhankelijk van het land waarin u verblijft
en van uw serviceprovider. Via Ovi Store
kunt u over inhoud beschikken die
compatibel is met uw mobiele apparaat
en die aan uw interesses en locatie
voldoet.
Oproepen tot stand brengen
Aanraakscherm tijdens gesprekken
Uw apparaat heeft een nabijheidssensor.
Om de levensduur van de batterij te
verlengen en onbedoelde selecties te
voorkomen, wordt het aanraakscherm
tijdens gesprekken automatisch
uitgeschakeld wanneer u het apparaat
tegen uw oor houdt.
Dek de nabijheidssensor niet af met
bijvoorbeeld een beschermende laag of
plakband.
Een spraakoproep tot stand brengen
1 In het startscherm selecteert u
de kiesfunctie te openen. Vervolgens
voert u het telefoonnummer in,
inclusief netnummer. Als u een
nummer wilt verwijderen, selecteert
u C .
Voor internationale oproepen
selecteert u tweemaal * voor het
teken + (duidt de internationale
toegangscode aan). Vervolgens kiest
u het landnummer, het netnummer
(eventueel zonder voorloopnul) en
het abonneenummer.
2 Druk op de beltoets als u de oproep
wilt activeren.
3 Druk op de beëindigingstoets als u de
oproep wilt beëindigen (of de
belpoging wilt annuleren).
Met de end-toets wordt altijd een
oproep beëindigd, ook als er nog een
andere toepassing actief is.
1 Selecteer Menu > Contacten.
2 Ga naar de gewenste naam. Of typ de
eerste letters of tekens van de naam
in het zoekveld en ga naar de naam.
3 Druk op de beltoets als u het contact
wilt bellen. Als u voor een
contactpersoon verschillende
nummers hebt opgeslagen, selecteert
u het gewenste nummer in de lijst en
drukt u op de beltoets.
Een oproep beëindigen
Druk op de eindetoets.
Tijdens een oproep
Selecteer
of om de microfoon uit of
in te schakelen.
Als u de oproep in de wacht wilt zetten of
wilt activeren, selecteert u
of .
Waarschuwing:
Houd het apparaat niet dicht bij uw oor
wanneer de luidspreker wordt gebruikt,
aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u de luidspreker wilt activeren,
selecteert u
. Als u een compatibele
headset met Bluetooth-verbinding hebt
aangesloten, selecteert u Opties > BT
handsfree inschakln om het geluid naar
de headset te voeren.
Als u wilt schakelen tussen de actieve en
de standby-oproep, selecteert u Opties >
Wisselen.
Tip: Als u maar één actieve spraakoproep
hebt, drukt u op de beltoets als u de
oproep in de wacht wilt zetten. Druk nog
een keer op de beltoets als u de oproep
weer wilt activeren.
1 Als u DTMF-toonreeksen wilt
verzenden (bijvoorbeeld een
wachtwoord), selecteert u Opties >
DTMF verzenden.
2 Voer de DTMF-reeks in of zoek ernaar
in de lijst met contacten.
3 Als u een wachtteken (w) of
pauzeteken (p) wilt invoeren, drukt u
herhaaldelijk op *.
4 Selecteer OK om de toon te versturen.
U kunt DTMF-tonen aan het
telefoonnummer of aan het DTMFveld in contactgegevens toevoegen.
Als u een actieve oproep wilt be?ndigen
en deze wilt vervangen door de
wachtende oproep te beantwoorden,
selecteert u Opties > Vervangen.
Veel van de opties die u tijdens
spraakoproepen kunt gebruiken, zijn
netwerkdiensten.
Als u een oproep wilt beantwoorden,
drukt u op de beltoets of veegt u Vegen
voor beantw. van links naar rechts.
Vegen is alleen mogelijk wanneer het
aanraakscherm is geblokkeerd.
32Oproepen tot stand brengen
Als u het aanraakscherm wilt
ontgrendelen zonder een oproep te
beantwoorden, veegt u Vegen vr blokk.
oph. van rechts naar links. Nu kunt u de
oproep beantwoorden of weigeren, of
een SMS-bericht verzenden waarom u de
oproep niet beantwoordt. De beltoon
wordt automatisch gedempt.
Als u een oproep niet wilt beantwoorden,
drukt u op de eindetoets om de oproep te
weigeren. Als de functie Oproep
doorschakelen (netwerkdienst) is
geactiveerd, wordt een inkomende
oproep eveneens doorgeschakeld
wanneer u deze weigert.
Selecteer Stil als u de beltoon van een
inkomende oproep wilt dempen.
Als u een SMS-bericht wilt verzenden om
de beller te laten weten waarom u het
bericht niet kunt aannemen zonder de
oproep daadwerkelijk te weigeren,
selecteert u Stil > Ber. vrzndn. Bewerk
het SMS-bericht en druk op de beltoets.
Selecteer Menu > Instellingen en
Bellen > Oproep > Oproep weig. met
bericht om de functie voor het verzenden
van een SMS-bericht bij weigering van een
oproep te activeren. Selecteer
Berichttekst om een standaardbericht te
schrijven.
Begin in het startscherm de naam of het
telefoonnummer van een contact in te
voeren als u contacten wilt zoeken met
behulp van het volledige toetsenbord.
Selecteer de plaats in de lijst met
voorgestelde overeenkomsten. Druk op
de beltoets om het gevonden contact te
bellen.
Bellen met snelkeuze
Met de functie Snelkeuze kunt u vrienden
en familie snel bellen door één toets
ingedrukt te houden.
Selecteer Menu > Instellingen en
Bellen.
Snelkeuze activeren
Selecteer Oproep > Snelkeuze > Aan.
Een telefoonnummer aan een
cijfertoets toewijzen
1 Selecteer Snelkeuze.
2 Ga naar de toets waaraan u het
telefoonnummer wilt toewijzen en
selecteer Opties > Toewijzen.
1 en 2 zijn gereserveerd voor de voiceen videomailboxen.
Een oproep tot stand brengen
Selecteer in het startscherm
om de
kiesfunctie te openen, en houd de
toegewezen cijfertoets ingedrukt.
Contact zoeken
1 Selecteer
in het startscherm als u
de kiesfunctie wilt openen.
2 Geef de naam van een contact op.
3 Selecteer de plaats in de lijst met
voorgestelde overeenkomsten.
4 Druk op de beltoets om het gevonden
contact te bellen.
Spraakoproepen
Uw apparaat maakt automatisch een
spraaklabel voor contacten.
spraaklabels kan moeilijkheden
opleveren in een drukke omgeving of
tijdens een noodgeval. Voorkom dus
onder alle omstandigheden dat u
uitsluitend van spraaklabels afhankelijk
bent.
Wanneer u spraakgestuurd bellen
gebruikt, wordt de luidspreker gebruikt.
Houd het apparaat op een korte afstand
van uw mond als u het spraaklabel
inspreekt.
1 Als u spraakgestuurd bellen wilt
starten, houdt u de beltoets op het
startscherm ingedrukt. Als er een
compatibele headset met
headsettoets is aangesloten, houdt u
de headsettoets ingedrukt wanneer u
spraakgestuurd bellen wilt starten.
2 U hoort een korte toon en de tekst
Spreek nu wordt weergegeven.
Noem duidelijk de naam die u voor
het contact hebt opgeslagen.
3 Het apparaat speelt een synthesizer-
spraaklabel af voor de herkende
contactpersoon in de geselecteerde
apparaattaal en geeft de naam en het
nummer weer. Als u spraakgestuurde
nummerkeuze wilt annuleren,
selecteert u Stoppen.
Als voor een naam verschillende nummers
zijn opgeslagen, kunt u ook de naam en
het nummertype noemen, zoals mobiel of
telefoon.
Oproep in wachtstand
Met wachtende oproepen
(netwerkdienst) kunt u een oproep
beantwoorden wanneer u al in gesprek
bent.
Wachtende oproepen inschakelen
Selecteer Menu > Instellingen en
Bellen > Oproep > Oproep in wachtrij.
Een wachtende oproep beantwoorden
Druk op de beltoets. Het eerste gesprek
wordt dan in de wacht gezet.
Wisselen tussen een actieve oproep en
een wachtende oproep
Selecteer Opties > Wisselen.
De wachtende oproep verbinden met
de actieve oproep
Selecteer Opties > Doorverbinden. U
verbreekt uw verbinding met de
oproepen.
Een actieve oproep beëindigen
Druk op de beëindigingstoets.
Beide oproepen beëindigen
Selecteer Opties > Alle oproep.
beëindigen.
Een conferentiegesprek voeren
Conferentiegesprekken tussen maximaal
zes deelnemers (inclusief uzelf) worden
ondersteund.
Conferentiegesprekken houden is een
netwerkdienst.
1 Bel de eerste deelnemer.
2 Als u een oproep wil doen aan een
Een nieuwe deelnemer toevoegen aan
een conferentiegesprek
Start een gesprek met een andere
deelnemer en voeg de nieuwe oproep toe
aan het conferentiegesprek.
Een privégesprek voeren met een
deelnemer aan een
conferentiegesprek
Selecteer
Ga naar de deelnemer en selecteer
.
. Het
conferentiegesprek wordt in de
wachtstand geplaatst op uw apparaat. De
andere deelnemers kunnen ondertussen
met elkaar doorpraten.
Als u wilt terugkeren naar het
conferentiegesprek, selecteert u
.
De verbinding met een deelnemer aan
een conferentiegesprek verbreken
Selecteer
selecteer
, ga naar de deelnemer en
.
Een actief conferentiegesprek
beëindigen
Druk op de beëindigingstoets.
Voice- en videomailboxen
Met voice- of videomailbox
(netwerkdiensten, en videomailbox
alleen beschikbaar in 3G-netwerken) kunt
u de ontvangen voice- of
videomailberichten beluisteren.
Uw voice- of videomailbox bellen
Selecteer in het startscherm
belscherm te openen. Houd 1 ingedrukt
en selecteer Voicemailbox of
Videomailbox.
.
Het telefoonnummer van uw
videomailbox bewerken
1 Selecteer Menu > Instellingen en
Bellen > Oproepmailbox, een
mailbox en Opties > Nummer
wijzigen.
2 Voer het nummer in (dit krijgt u van
de serviceprovider) en selecteer OK.
Een video-oproep plaatsen
Wanneer u een video-oproep doet
(netwerkdienst), ziet u een video in realtime van uzelf en de ontvanger van de
oproep. De ontvanger van de videooproep ziet de live video die door uw
camera wordt vastgelegd.
U kunt alleen een video-oproep doen als u
een USIM-kaart hebt en zich in het
dekkingsgebied van een 3G-netwerk
bevindt. Neem contact op met uw
netwerkserviceprovider voor
beschikbaarheid en tarieven van en
abonnementen op video-oproepdiensten.
Een video-oproep kan alleen tussen twee
partijen worden gedaan. De video-oproep
kan worden gedaan aan een compatibele
mobiele telefoon of een ISDN-client.
Video-oproepen zijn niet mogelijk als een
andere spraak-, video- of gegevensoproep
actief is.
Symbolen
U ontvangt geen video (de
ontvanger verstuurt geen video
of het wordt door het netwerk
niet overgebracht).
U hebt het versturen van video
vanaf uw apparaat geweigerd. Als
u liever een afbeelding verstuurt,
selecteert u Menu >
Instellingen en Bellen >
Oproep > Afbeeld. in video-
oproep.
Ook al hebt u het verzenden van
video tijdens een video-oproep
geweigerd, dan worden toch
kosten voor een video-oproep in
rekening gebracht. Neem contact
op met de serviceprovider voor
informatie over de kosten.
1 In het startscherm selecteert u
om
de kiesfunctie te openen. Vervolgens
voert u het telefoonnummer in.
2 Selecteer Opties > Bellen > Video-
oproep.
De tweede camera aan de voorzijde
wordt standaard gebruikt voor videooproepen. Het starten van een videooproep kan enige tijd duren. Als de
oproep mislukt, bijvoorbeeld omdat
video-oproepen niet worden
ondersteund door het netwerk of
omdat het ontvangende apparaat
niet compatibel is, wordt u gevraagd
of u een gewone oproep wilt plaatsen
of een bericht wilt verzenden.
De video-oproep is actief wanneer u
twee video's ziet en het geluid hoort
via de luidspreker. Mogelijk wordt het
verzenden van video geweigerd door
de ontvanger van de oproep
(aangegeven door
), en hoort u
alleen de stem van de beller. U ziet
dan waarschijnlijk een afbeelding of
een grijs scherm.
Een video-oproep beëindigen
Druk op de eindetoets.
Tijdens een video-oproep
Livevideo weergeven of alleen naar de
beller luisteren
Selecteer
of .
De microfoon dempen of de demping
opheffen
Selecteer
of .
De luidspreker activeren
Selecteer
. Als u een compatibele
headset met Bluetooth-verbinding hebt
aangesloten, selecteert u Opties > BT
handsfree inschakln om het geluid naar
de headset te voeren.
Terugkeren naar de handset
Selecteer
.
De hoofdcamera gebruiken om video
te verzenden
Selecteer Opties > 2e camera
gebruiken.
Terugkeren naar de tweede camera
om video te verzenden
Selecteer Opties > Hoofdcamera
gebruiken.
Een snapshot maken van de video die
u verzendt
Selecteer Opties > Snapshot
verzenden. Het verzenden van de video
wordt onderbroken en de snapshot wordt
aan de ontvanger getoond. De snapshot
wordt niet opgeslagen.
Videovoorkeur > Normale kwaliteit,
Heldere details of Vloeiend afspelen.
Een video-oproep beantwoorden of
weigeren
Wanneer er een video-oproep
binnenkomt, wordt
weergegeven.
Een video-oproep beantwoorden
Druk op de beltoets.
Selecteer Ja om live video te gaan
verzenden.
Als u het verzenden van video niet start,
hoort u alleen de stem van de beller. Uw
eigen video wordt door een grijs scherm
vervangen.
Het verzenden van video tijdens een
video-oproep starten
Selecteer Opties > Inschakelen > Video
verzenden.
Het grijze scherm vervangen door een
foto die met de camera is gemaakt
Selecteer Menu > Instellingen en
Bellen > Oproep > Afbeeld. in video-
oproep.
Een video-oproep weigeren
Druk op de eindetoets.
Video delen
Gebruik Video delen (netwerkdienst) als u
tijdens een spraakoproep live
videobeelden of een videoclip van het
mobiele apparaat naar een ander
compatibel mobiel apparaat wilt
verzenden.
De luidspreker is actief wanneer u het
delen van video inschakelt. Als u de
luidspreker niet wilt gebruiken voor de
spraakoproep terwijl u video deelt, kunt u
ook een compatibele headset gebruiken.
Waarschuwing:
Voortdurende blootstelling aan een hoog
geluidsvolume kan uw gehoor
beschadigen. Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Houd het
apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de
luidspreker in gebruik is.
Vereisten voor het delen van video
Voor het delen van video is een 3Gverbinding vereist. Of u gebruik kunt
maken van het delen van video, is
afhankelijk van de beschikbaarheid van
het 3G-netwerk. Neem contact op met uw
serviceprovider voor meer informatie
over de dienst, de beschikbaarheid van
het 3G-netwerk en de kosten die aan het
gebruik van deze dienst zijn verbonden.
Als u video wilt delen, controleert u het
volgende:
•Uw apparaat is ingesteld op
verbindingen van persoon naar
persoon.
•U hebt een actieve 3G-verbinding en
bevindt zich binnen het
dekkingsgebied van het 3G-netwerk.
Als u tijdens het delen van video het
dekkingsgebied van het 3G-netwerk
verlaat, wordt het delen van video
gestopt, maar blijft de spraakoproep
actief.
•Zowel de afzender als de ontvanger
zijn geregistreerd bij het 3G-netwerk.
Als u iemand uitnodigt voor het delen
van video, maar het apparaat van de
ontvanger bevindt zich niet in het
dekkingsgebied van het 3G-netwerk
of de optie voor het delen van video is
niet geïnstalleerd op diens apparaat
of de verbindingen van persoon tot
persoon zijn niet ingesteld, krijgt de
ontvanger geen uitnodigingen. U
krijgt een foutbericht waarin wordt
aangegeven dat de ontvanger de
uitnodiging niet kan accepteren.
Instellingen voor video delen
U hebt instellingen voor verbindingen van
persoon tot persoon en 3Gverbindingsinstellingen nodig om het
delen van video mogelijk te maken.
Een verbinding van persoon tot persoon
wordt ook wel een SIP-verbinding
(Session Initiation Protocol) genoemd. De
SIP-profielinstellingen moeten in het
apparaat worden geconfigureerd voordat
u video's kunt delen. Vraag de
serviceprovider naar de SIPprofielinstellingen en sla deze op in het
apparaat. De serviceprovider stuurt u
mogelijk de instellingen of geeft u een lijst
met de benodigde parameters.
Een SIP-adres aan een contact
toevoegen
1 Selecteer Menu > Contacten.
2 Selecteer het contact of maak een
mag een IP-adres gebruiken in plaats
van een domeinnaam).
Als u geen SIP-adres weet voor de
contactpersoon, kunt u het
telefoonnummer van de ontvanger
gebruiken, inclusief het landnummer
om videobeelden te delen (indien
ondersteund door de provider van de
netwerkdienst).
Uw 3G-verbinding instellen
Neem contact op met uw serviceprovider
om een overeenkomst op te stellen voor
het gebruik van het 3G-netwerk.
Controleer of de verbindingsinstellingen
voor het 3G-toegangspunt van het
apparaat correct zijn geconfigureerd.
Neem voor meer informatie over de
instellingen contact op met uw
serviceprovider.
Live videobeelden en videoclips delen
Selecteer Opties > Video delen tijdens
een actieve spraakoproep.
Livevideo tijdens een oproep delen
1 Selecteer Live video.
2 Selecteer Videoclip en de clip die u
wilt delen.
Mogelijk moet u de videoclip
converteren naar een geschikte
indeling om deze te kunnen delen. Als
u hierover een melding ontvangt,
selecteert u OK. De conversie kan
alleen worden uitgevoerd als uw
apparaat over een videobewerkingsprogramma beschikt.
3 Als er meerdere SIP-adressen of
telefoonnummers van de ontvanger
in Contacten zijn opgeslagen,
selecteert u het gewenste adres of
nummer. Als het SIP-adres of
telefoonnummer van de ontvanger
niet beschikbaar is, voert u het adres
of het nummer van de ontvanger
inclusief landcode in en selecteert u
OK om de uitnodiging te verzenden.
De uitnodiging wordt door uw
apparaat naar het SIP-adres
verzonden.
Het delen start automatisch zodra de
ontvanger de uitnodiging heeft
geaccepteerd.
Opties tijdens het delen van
video's
of
Hiermee dempt u de
microfoon of heft u de
demping op.
of
Hiermee zet u de
luidspreker aan of uit.
of Hiermee onderbreekt of
hervat u het delen van
video.
Hiermee schakelt u over
naar de modus Volledig
scherm (alleen
beschikbaar voor de
ontvanger).
De sessie voor het delen van video
beëindigen
Selecteer Stoppen. Druk op de
beëindigingtoets als u de video-oproep
wilt beëindigen. Wanneer u het gesprek
beëindigt, wordt ook het delen van de
video beëindigd.
De gedeelde livevideo opslaan
Selecteer Ja wanneer u daarom wordt
gevraagd.
Als u andere toepassingen gebruikt
tijdens het delen van een videoclip, wordt
de deelsessie onderbroken. Als u wilt
terugkeren naar de weergave voor het
delen van video's om verder te gaan met
de deelsessie, selecteert u in het
startscherm Opties > Doorgaan.
Een uitnodiging voor het delen van
video accepteren
Wanneer iemand u een uitnodiging voor
het delen van een video stuurt, wordt in
het uitnodigingsbericht de naam of het
SIP-adres van de afzender weergegeven.
Als iemand u een uitnodiging om te delen
stuurt en u bevindt zich niet binnen het
bereik van een 3G-netwerk, weet u niet
dat u een uitnodiging hebt ontvangen.
De ontvangen uitnodiging accepteren
Selecteer Ja. De sessie voor het delen
wordt geactiveerd.
De ontvangen uitnodiging weigeren
Selecteer Nee. De afzender ontvangt een
bericht dat u de uitnodiging hebt
geweigerd. U kunt ook op de
beëindigingstoets drukken om de
uitnodiging te weigeren en de
spraakoproep te beëindigen.
De sessie voor het delen beëindigen
Selecteer Stoppen of beëindig de oproep.
Wanneer u het gesprek beëindigt, wordt
ook het delen van de video beëindigd.
Internetoproepen
Informatie over internetoproepen
Met de internetoproepnetwerkdienst
kunt u oproepen plaatsen en ontvangen
via internet. Internetoproepdiensten
bieden mogelijk ondersteuning voor
oproepen tussen computers, tussen
mobiele telefoons, en tussen een VoIPapparaat en een traditionele telefoon.
Raadpleeg de provider van de
internetoproepdienst voor informatie
over de beschikbaarheid en kosten.
Als u een internetoproep wilt plaatsen of
ontvangen, moet u zich bevinden in een
gebied met een draadloos LAN (WLAN) of
u moet beschikken over een packetgegevensverbinding (GPRS) met een
UMTS-netwerk en u moet verbinding
hebben met een internetoproepdienst.
Uw apparaat is mogelijk voorzien van een
installatiewidget voor het installeren van
internetoproepdiensten.
Aanmelden bij een
internetoproepdienst
Wanneer er een internetoproepdienst is
geïnstalleerd, wordt er een tabblad voor
die dienst weergegeven in de lijst met
contacten.
Selecteer Menu > Contacten, selecteer
de dienst en selecteer Opties >
Aanmelden.
Contacten aan de vriendenlijst
toevoegen als contacten voor een
dienst
Selecteer Opties > Nieuw contact.
Internetoproepen tot stand brengen
Een contact bellen wanneer u bent
aangemeld bij een service
Tik op het contact in de lijst met vrienden
en selecteer
.
Een internetoproep tot stand brengen
in het startscherm
Selecteer
, voer het nummer in en
selecteer Opties > Bellen >
Internetoproep.
Een internetoproep tot stand brengen
met een internetoproepadres
Selecteer in het startscherm
>
Opties > Toetsenbord openen. Geef het
adres op en selecteer
.
Instellingen voor
internetcommunicatie
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Beheerinstell. >
Netinstell..
Als u de instellingen van een dienst wilt
weergeven en bewerken, selecteert u de
naam van de dienst.
Als u een service uit uw lijst met services
wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Dienst verwijderen.
Instellingen voor
internetoproepdienst
Selecteer Menu > Contacten. Open het
tabblad van een dienst en selecteer
Opties > Instellingen.
Een internetoproepdienst instellen als
de standaarddienst
Selecteer Standaarddienst.
Wanneer u drukt op de beltoets om een
nummer te bellen, plaatst uw apparaat
een internetoproep met de
standaarddienst, als er tenminste
verbinding is met de dienst. U kunt maar
één dienst tegelijk instellen als de
standaarddienst.
In het logboek wordt informatie
bijgehouden over de
communicatiehistorie van het apparaat.
Gemiste en ontvangen oproepen worden
alleen geregistreerd als het netwerk deze
functies ondersteunt, het apparaat aan
staat en zich binnen het bereik van de
netwerkdienst bevindt.
Recente oproepen
U kunt gegevens over uw recente
oproepen weergeven.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Instrumenten > Logboek en Recente
opr..
Gemiste, ontvangen en gevoerde
oproepen weergeven
Selecteer Gemiste opr., Ontvangen opr.
of Gekozen nrs..
Tip: Druk op de beltoets om de lijst met
zelf gekozen nummers in het startscherm
te openen.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de
volgende opties:
Opslaan in Contacten — Een
telefoonnummer uit een lijst met recent
gevoerde oproepen opslaan bij uw
contacten.
Lijst wissen — De geselecteerde lijst met
recente oproepen wissen.
Verwijderen — Een gebeurtenis in de
geselecteerde lijst wissen.
Instellingen — Selecteer Duur logboek
en de tijdsduur dat de
communicatiegegevens in het logboek
worden opgeslagen. Als u Geen logboek
selecteert, worden geen gegevens in het
logboek opgeslagen.
Gespreksduur
U kunt niet alleen bekijken hoe lang uw
laatste gesprek ongeveer heeft geduurd,
maar deze informatie ook voor uw
geplaatste en ontvangen gesprekken en
alle gesprekken weergeven.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Instrumenten > Logboek en Duur
oproep.
Packet-gegevens
Selecteer Menu > Toepassingen >
Instrumenten > Logboek.
In sommige gevallen moet u voor uw
gegevensverbindingen betalen op basis
van de hoeveelheid verzonden en
ontvangen gegevens.
De hoeveelheid gegevens controleren
die verzonden of ontvangen zijn
tijdens packet-gegevensverbindingen
Selecteer Gegevensteller > Alle verz.
ggvns of Alle ontv. ggvns.
Verzonden en ontvangen gegevens
wissen
Selecteer Gegevensteller > Opties >
Tellers op nul. U hebt de blokkeringscode
nodig om de gegevens te wissen.
Alle communicatiegebeurtenissen
controleren
In het algemene logboek kunt u
informatie weergeven over
communicatiegebeurtenissen, zoals
spraakoproepen, SMS-berichten of
gegevens- en draadloze LAN (WLAN)verbindingen die door het apparaat zijn
geregistreerd.
Subgebeurtenissen, zoals een SMS-bericht
dat in delen wordt verzonden via een
packet-gegevensverbinding, gelden als
één communicatiegebeurtenis.
Verbindingen met uw mailbox, de
multimediaberichtencentrale of
webpagina's worden weergegeven als
packet-gegevensverbindingen.
Informatie over de packetgegevensverbinding weergeven
Ga naar een inkomende of uitgaande
gebeurtenis van een packetgegevensverbinding die wordt aangeduid
met GPRS en selecteer Opties >
Weergeven.
Een telefoonnummer uit het logboek
kopiëren
Selecteer Opties > Nummer
gebruiken > Kopiëren. U kunt het
telefoonnummer bijvoorbeeld in een SMSbericht plakken.
Het logboek filteren
Selecteer Opties > Filter en een filter.
Instellen hoe lang vermeldingen in het
logboek worden bewaard
Selecteer Opties > Instellingen > Duur
logboek. Als u Geen logboek selecteert,
worden de volledige inhoud van het
logboek, het register met recente
oproepen en de leveringsrapporten van
berichten, permanent verwijderd.
van het
Contacten (telefoonboek)
Als u Contacten wilt openen, selecteert u
Menu > Contacten.
U kunt contactgegevens, zoals
telefoonnummers, huisadressen en emailadressen, van uw contacten opslaan
en bijwerken. U kunt een persoonlijke
beltoon of miniatuurweergave aan een
contact toevoegen. Ook kunt u
contactgroepen maken, zodat u SMSberichten of e-mail aan meerdere
ontvangers tegelijk kunt versturen.
Namen en nummers opslaan en
bewerken
Selecteer Menu > Contacten.
Een nieuw contact toevoegen aan de
lijst met contactpersonen
1 Selecteer
2 Selecteer een veld om de informatie
in te voeren. Als u de tekstinvoer wilt
afsluiten, selecteert u
juiste velden in en selecteer Gereed.
Als u tegelijkertijd meerdere contacten
wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Mark./mark. opheffen om de gewenste
contacten te markeren en vervolgens
selecteert u Opties > Verwijderen om ze
te verwijderen.
Contacten kopiëren
Selecteer het contact, Opties > Kopiëren
en kies de gewenste locatie.
Contacten aan favorieten toevoegen
Tik op een contact en houd het ingedrukt
en selecteer vervolgens Toev. aan
favorieten.
Luister naar het spraaklabel dat aan
een contact is toegewezen
Selecteer het contact en Opties > Details
spraaklabel > Opties > Spraaklabel
afspelen.
Houd rekening met het volgende voordat
u spraaklabels gebruikt:
•Spraaklabels zijn niet taalgevoelig. Ze
zijn afhankelijk van de stem van de
spreker.
•U moet de naam van het spraaklabel
exact zo uitspreken zoals u deze hebt
opgenomen.
•Spraaklabels zijn gevoelig voor
achtergrondgeluiden. Neem de
spraaklabels op en gebruik ze in een
rustige omgeving.
•Zeer korte namen worden niet
geaccepteerd. Gebruik lange namen
en vermijd het gebruik van
soortgelijke namen voor
verschillende nummers.
Opmerking: Het gebruik van
spraaklabels kan moeilijkheden
opleveren in een drukke omgeving of
tijdens een noodgeval. Voorkom dus
onder alle omstandigheden dat u
uitsluitend van spraaklabels afhankelijk
bent.
Standaardnummers en -adressen
toewijzen
Als een contact verschillende nummers of
adressen heeft, is het voor u
gemakkelijker als u het contact via een
standaardnummer of -adres kunt bellen
of een bericht kunt sturen. Het
standaardnummer wordt ook gebruikt
voor spraakgestuurd bellen.
1 Selecteer Menu > Contacten.
2 Selecteer een contact en Opties >
Standaardnummers.
3 Selecteer een standaardnummer
waaraan u een nummer of adres wilt
toevoegen en selecteer Toewijzen.
4 Selecteer het nummer of adres dat u
als standaard wilt instellen.
5 Als u de weergave
Standaardnummers wilt afsluiten en
de wijzigingen wilt opslaan, tikt u
buiten de weergave.
Alle beschikbare communicatiemethoden
voor een contact worden weergegeven in
de contactkaartweergave.
Selecteer Menu > Contacten.
Selecteer een contact, de gewenste
communicatiemethode, Opties en een
van de volgende opties:
Bewerken — Bewerk of verwijder de
contactkaartvelden of voeg een veld toe.
Standaardnummers — Definieer de
nummers en adressen die standaard
moeten worden gebruikt wanneer u met
het contact communiceert, wanneer er
voor een contact meerdere nummers of
adressen zijn gedefinieerd.
Details spraaklabel — Bekijk de
spraaklabelgegevens of luister naar het
spraaklabel voor het contact.
De beschikbare opties en
communicatiemethoden kunnen
variëren.
Contacten als favorieten instellen
U kunt contacten als favoriete contacten
instellen. Deze contacten worden boven
in de lijst met contacten weergegeven en
met een sterretje gemarkeerd.
Selecteer Menu > Contacten.
Een contact instellen als een favoriet
Selecteer een contact en Opties > Toev.
aan favorieten.
Een contact uit de favoriete contacten
verwijderen
Selecteer een contact en Opties >
Verwijdrn uit favorieten. Het
verwijderde contact wordt weer in de
standaardlijst met contacten geplaatst.
Beltonen, afbeeldingen en
oproepteksten voor contacten
U kunt een beltoon definiëren voor een
contact op groep, en een afbeelding en
oproeptekst voor een contact. Wanneer
de contactpersoon u belt, hoort u de
geselecteerde beltoon en wordt de
oproeptekst of afbeelding weergegeven
(als het telefoonnummer van de beller
samen met de oproep wordt verzonden
en het apparaat dit nummer herkent).
Als u een beltoon voor een contact of
contactgroep wilt definiëren, selecteert u
het contact of de contactgroep en
Opties > Bewerken > Beltoon.
Selecteer vervolgens een beltoon.
Als u meer velden wilt toevoegen aan een
weergave van contactgegevens,
selecteert u het contact en Opties >
Bewerken > Opties > Detail
toevoegen.
Als u een oproeptekst voor een contact
wilt definiëren, selecteert u het contact en
Opties > Bewerken > Opties > Detail
toevoegen > Tekst oproepsignaal. Tik
in het tekstveld en voer de oproeptekst in.
Selecteer vervolgens Gereed.
Als u een afbeelding wilt toevoegen voor
een contact dat is opgeslagen in het
apparaatgeheugen, selecteert u het
contact, Opties > Bewerken >
Afbeelding toevoegen en een
afbeelding uit Foto's.
Selecteer Standaardtoon in de lijst met
beltonen als u de beltoon wilt
verwijderen.
Als u de afbeelding van het contact wilt
bekijken, wijzigen of verwijderen,
selecteert u het contact, Opties >
Bewerken > Naam afbeelding >
Opties en de gewenste optie.
Contacten kopiëren
Selecteer Menu > Contacten.
Wanneer u de lijst met contacten voor het
eerst opent, wordt u gevraagd of u namen
en nummers van de SIM-kaart naar het
apparaat wilt kopiëren.
Kopiëren starten
Selecteer OK.
Kopiëren annuleren
Selecteer Annuleren.
U wordt gevraagd of u de contacten van
de SIM-kaart in de lijst met contacten wilt
weergeven. Selecteer OK om de contacten
weer te geven. De lijst met contacten
wordt geopend en de namen die op uw
SIM-kaart zijn opgeslagen worden
aangeduid met
.
SIM-diensten
Neem contact op met de leverancier van
uw SIM-kaart voor meer informatie over
de beschikbaarheid en het gebruik van
SIM-kaartdiensten. Dit kan uw
netwerkserviceprovider of een andere
leverancier zijn.
SIM-contacten
Het aantal contacten dat u op de SIM-kaart
kunt opslaan, is beperkt.
Contacten die op de SIM-kaart zijn
opgeslagen, weergeven in de lijst met
contacten
Selecteer Opties > Instellingen >
Contacten weergeven > SIM-
geheugen.
De nummers die u in de lijst met contacten
opslaat, worden mogelijk niet
automatisch op uw SIM-kaart opgeslagen.
Contacten kopiëren naar de SIM-kaart
Ga naar een contact en selecteer Opties >
Kopiëren > SIM-geheugen.
Het standaardgeheugen selecteren
waar de nieuwe contacten moeten
worden opgeslagen
Selecteer Opties > Instellingen >
Std.geheugen vr opslaan >
Telefoongeheugen of SIM-geheugen.
Contacten die in het geheugen van het
apparaat zijn opgeslagen, kunnen meer
dan een telefoonnummer en een
afbeelding bevatten.
Vaste nummers
Met de dienst voor vaste nummers kunt u
oproepen van het apparaat beperken tot
bepaalde telefoonnummers. Niet alle SIMkaarten ondersteunen vaste nummers.
Neem contact op met de serviceprovider
voor meer informatie.
Wanneer beveiligingsfuncties zijn
ingeschakeld waarmee oproepen worden
beperkt (zoals het blokkeren van
oproepen, gesloten gebruikersgroepen
en vaste nummers), kunt u mogelijk nog
wel het geprogrammeerde alarmnummer
kiezen. De functies voor het blokkeren en
doorschakelen van oproepen kunnen niet
tegelijkertijd actief zijn.
U hebt de PIN2-code nodig voor het in- en
uitschakelen van vaste nummers of het
bewerken van de vaste nummers.
Informeer bij uw serviceprovider naar uw
PIN2-code.
Selecteer Opties en een van de volgende
opties:
Vaste nummers activrn of Vaste
nummers deactiv. — Hiermee schakelt u
vaste nummers in of uit.
Nieuw SIM-contact — Nu kunt u de
naam en het telefoonnummer invoeren
van de contactpersoon waarvoor
oproepen zijn toegestaan.
Toevoegen uit Contacten — Hiermee
kopieert u een contact uit de lijst met
contacten naar de lijst met vaste
nummers.
Als u SMSberichten wilt verzenden naar
SIM-contacten terwijl de dienst voor vaste
nummers actief is, moet u het nummer
van de berichtencentrale voor SMSberichten toevoegen aan de lijst met vaste
nummers.
Contactgroepen
Als u de lijst met groepen wilt openen,
opent u de lijst met contacten en tikt u op
.
Contactgroepen maken
Met contactgroepen kunt u een enkel
bericht naar meer mensen tegelijk
versturen.
Selecteer Menu > Contacten en open het
tabblad Groepen.
Een nieuwe groep maken
1 Selecteer Opties > Nieuwe groep.
2 Gebruik de standaardnaam of voer
een nieuwe naam in, en selecteer OK.
Leden aan de groep toevoegen
1 Selecteer de groep en Opties >
Leden toevoegen.
2 Markeer elk contact dat u wilt
toevoegen, en selecteer OK.
Contactgroepen beheren
Selecteer Menu > Contacten.
Een bericht verzenden naar alle
groepsleden
Houd de groep ingedrukt en selecteer
Bericht maken .
Een beltoon voor een groep selecteren
Houd de groep ingedrukt en selecteer
Beltoon .
De naam van een groep wijzigen
Houd de groep ingedrukt en selecteer
Naam wijzigen .
Een groep verwijderen
Houd de groep ingedrukt en selecteer
Verwijderen .
Een contact aan een groep toevoegen
Selecteer de groep en Opties > Leden
toevoegen.
Als u wilt nagaan tot welke andere
groepen een contact behoort, selecteert u
Selecteer de groep en het contact, en
selecteer Opties > Verwijderen uit
groep.
E-mail
Over e-mail
Selecteer Menu > Nokia e-mail.
Met Nokia e-mail kunt u diverse
mailboxen toevoegen en deze
rechtstreeks vanaf het startscherm
openen. In de hoofdweergave van e-mail
kunt u tussen mailboxen schakelen. Email is een netwerkdienst.
Als u geen mailbox hebt, kunt u deze
maken op www.ovi.com.
1 Uw huidige mailbox.
2 Schakel tussen uw mailboxen en
bekijk e-mail in verschillende
mappen.
3 Sorteer uw e-mail, bijvoorbeeld op
datum.
4 E-mail in huidige mailbox.
Nokia e-mail bevat interactieve
elementen. Selecteer een e-mail en houd
het ingedrukt om een pop-upmenu te
openen.
Met Mail for Exchange kunt u uw zakelijke
e-mail op uw apparaat ontvangen. U kunt
e-mails beantwoorden, compatibele
bijlagen bekijken en bewerken,
agendagegevens bekijken, uitnodigingen
voor vergaderingen ontvangen en
beantwoorden, vergaderingen plannen
en contactgegevens bekijken, toevoegen
en bewerken.
Mail for Exchange
Gebruik van Mail for Exchange is beperkt
tot draadloze synchronisatie van PIMinformatie tussen het Nokia-apparaat en
de geautoriseerde Microsoft Exchangeserver.
Mail for Exchange kan alleen worden
ingesteld als uw organisatie beschikt over
Microsoft Exchange Server. Bovendien
moet uw IT-beheerder Mail for Exchange
voor uw account hebben geactiveerd.
Voordat u begint met het instellen van
Mail for Exchange moet u het volgende
controleren:
•een zakelijke e-mail-ID;
•uw gebruikersnaam op het
bedrijfsnetwerk;
•uw wachtwoord op het
bedrijfsnetwerk;
•de domeinnaam van het netwerk
(raadpleeg de IT-afdeling van uw
bedrijf);
•de servernaam van Mail for Exchange
(raadpleeg de IT-afdeling van uw
bedrijf).
Afhankelijk van de instellingen van Mail
for Exchange op de bedrijfsserver moet u
mogelijk nog andere informatie invoeren.
Als u niet beschikt over de juiste
informatie, moet u contact opnemen met
de IT-afdeling van uw bedrijf.
Voor Mail for Exchange is het gebruik van
de blokkeringscode mogelijk verplicht. De
standaardblokkeringscode van uw
apparaat is 12345 maar mogelijk heeft uw
IT-beheerder een andere code voor u
ingesteld.
U kunt het profiel en de instellingen van
Mail for Exchange in de instellingen van
Berichten openen en wijzigen.
Tip: Als u berichten die u dikwijls
verzendt, niet telkens opnieuw wilt
schrijven, gebruikt u opgeslagen
berichten in de map Sjablonen in Mijn
mappen. U kunt ook uw eigen sjablonen
maken en opslaan.
Berichten bevat de volgende mappen:
Inbox — Ontvangen berichten,
behalve e-mail- en infodienstberichten.
Mijn mappen — Organiseer uw
berichten in mappen.
Concepten — Conceptberichten die
nog niet zijn verzonden.
Verzonden — De laatste berichten die
zijn verzonden, uitgezonderd berichten
die zijn verzonden middels Bluetoothconnectiviteit. U kunt opgeven hoeveel
berichten in deze map kunnen worden
opgeslagen.
Outbox — Berichten die wachten om
te worden verzonden, worden tijdelijk in
de map Outbox opgeslagen, bijvoorbeeld
wanneer het apparaat zich buiten
netwerkdekking bevindt.
Leveringsrapprtn — Vraag het
netwerk om u een leveringsrapport te
sturen van de SMS- en MMS-berichten die
u hebt verzonden (netwerkdienst).
Berichten schrijven en verzenden
Selecteer Menu > Berichten.
Berichten is een netwerkdienst.
Belangrijk: Wees voorzichtig met
het openen van berichten. Berichten
kunnen schadelijke software bevatten of
anderszins schadelijk zijn voor het
apparaat of de pc.
Voordat u een MMS-bericht kunt maken,
moet u de juiste verbindingsinstellingen
hebben gedefinieerd.
Het draadloze netwerk kan de omvang
van MMS-berichten beperken. Als de
omvang van de ingevoegde afbeelding de
limiet overschrijdt, kan de afbeelding
door het apparaat worden verkleind
zodat deze via MMS kan worden
verzonden.
Alleen apparaten met compatibele
functies kunnen multimediaberichten
ontvangen en weergeven. De weergave
van een bericht kan verschillen
afhankelijk van het ontvangende
apparaat.
Een SMS- of MMS-bericht verzenden
Selecteer Nieuw bericht.
Een audiobericht verzenden
Selecteer Opties > Bericht maken en de
relevante optie.
Ontvangers of groepen in de lijst met
contacten selecteren
Voer het onderwerp in het veld Onderw.
in. Als het veld Onderw. niet zichtbaar is,
selecteert u Opties > Velden
berichtheader om de velden te wijzigen
die zichtbaar zijn.
Het bericht schrijven
Tik in het berichtveld .
Een object aan een bericht toevoegen
Selecteer
en het relevante type inhoud.
Het berichttype kan op basis van de
ingevoegde inhoud veranderen in een
MMS-bericht.
Het bericht verzenden
Selecteer
of druk op de oproeptoets.
Het apparaat ondersteunt tekstberichten
die langer zijn dan de limiet voor één
bericht. Langere berichten worden
verzonden als twee of meer berichten. Uw
serviceprovider kan hiervoor de
desbetreffende kosten in rekening
brengen. Tekens met accenten, andere
symbolen en sommige taalopties nemen
meer ruimte in beslag, waardoor het
aantal tekens dat in één bericht kan
worden verzonden, wordt beperkt.
Inbox Berichten
Berichten ontvangen
Selecteer Menu > Berichten en Inbox.
Een ongelezen SMS-bericht
Een ongelezen
multimediabericht
Een ongelezen audiobericht
Via Bluetooth-verbinding
ontvangen gegevens
Wanneer u een bericht ontvangt, worden
en 1 nieuw bericht op het startscherm
weergegeven.
Een bericht op het startscherm openen
Selecteer Weergev..
Een bericht in de map Inbox openen
Selecteer het bericht.
Een ontvangen bericht beantwoorden
Selecteer Opties > Beantwoorden.
Multimediaberichten
Selecteer Menu > Berichten.
Belangrijk: Wees voorzichtig met
het openen van berichten. Berichten
kunnen schadelijke software bevatten of
anderszins schadelijk zijn voor het
apparaat of de pc.
Multimediaberichten ophalen
Selecteer Opties > Ophalen. Een packet-
gegevensverbinding wordt geopend om
het bericht op uw apparaat op te halen.
Mogelijk ontvangt u een melding dat een
multimediabericht op u wacht in de
multimediaberichtencentrale.
Wanneer u een multimediabericht
ontvangt, (
afbeelding en een bericht te zien.
) krijgt u waarschijnlijk een
geeft
aan dat een geluidsclip is bijgevoegd.
geeft aan dat een videoclip is bijgevoegd.
De mediaobjecten weergeven die in
een multimediabericht zijn
bijgevoegd
Selecteer Opties > Objecten.
Als het bericht een multimediapresentatie
bevat, wordt
weergegeven.
De presentatie afspelen
Het symbool selecteren.
Gegevens, instellingen en
webdienstberichten
Het apparaat kan diverse soorten
berichten ontvangen die gegevens
bevatten, zoals visitekaartjes, beltonen,
operatorlogo's en agenda-items. U kunt
ook instellingen van uw serviceprovider in
een configuratiebericht ontvangen.
De gegevens in een bericht opslaan
Selecteer Opties en de juiste optie.
Webserviceberichten zijn meldingen
(bijvoorbeeld nieuwskoppen), en kunnen
een tekstbericht of een koppeling
bevatten. Neem contact op met uw
serviceprovider voor informatie over
beschikbaarheid en abonnementen.
Berichten op een SIM-kaart bekijken
Hiermee kunt u berichten weergeven die
op een SIM-kaart zijn opgeslagen.
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
SIM-berichten.
Voordat u SIM-berichten kunt bekijken,
moet u ze naar een map op uw apparaat
kopiëren.
1 Markeer de berichten. Selecteer
Opties > Mark./mark. opheffen >
Markeren of Alle markeren.
2 Open een lijst met mappen. Selecteer
Opties > Kopiëren.
3 Selecteer een map om te kopiëren.
4 Open de map om de berichten te
bekijken.
Infodienstberichten
Met de infodienst (netwerkdienst) kunt u
berichten over diverse onderwerpen van
uw serviceprovider ontvangen,
bijvoorbeeld het weerbericht of
verkeersmeldingen.
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Operatorberichten.
Neem contact op met uw serviceprovider
voor beschikbare onderwerpen en
relevante onderwerpnummers. Deze
dienst is mogelijk niet overal beschikbaar.
Infodienstberichten kunnen niet worden
ontvangen in 3G-netwerken. Een packetgegevensverbinding kan de ontvangst
van infodienstberichten verhinderen.
Dienstopdrachten
Met dienstopdrachten (netwerkdienst)
kunt u serviceaanvragen (ook wel USSDopdrachten genoemd) naar uw
serviceprovider invoeren en versturen. Dit
kunnen bijvoorbeeld
activeringsopdrachten voor
netwerkdiensten zijn. Deze dienst is
mogelijk niet in alle regio's beschikbaar.
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Dienstopdrachten.
Instellingen van Berichten
De instellingen kunnen op voorhand in het
apparaat zijn geconfigureerd, of u kunt ze
in een bericht ontvangen. Als u
instellingen handmatig wilt invoeren, vult
u alle velden in die met Is verplicht of een
sterretje zijn gemarkeerd.
Het is mogelijk dat sommige of alle
berichtencentrales of toegangspunten
voor uw apparaat op voorhand door uw
serviceprovider zijn ingesteld, en dat u ze
niet kunt wijzigen, maken, bewerken of
verwijderen.
Instellingen voor SMS-berichten
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > SMS.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Berichtencentrales — Hiermee geeft u
een lijst met alle gedefinieerde SMSberichtencentrales weer.
Berichtcentr. in gebruik — Selecteer de
berichtencentrale voor het bezorgen van
SMS-berichten.
Tekencodering — Selecteer Bep.
ondersteuning als tekens moeten
worden geconverteerd naar een ander
coderingssysteem wanneer dit
beschikbaar is.
Rapport ontvangen — Hiermee vraagt
u bij het netwerk een afleveringsrapport
aan voor de tekstberichten die u hebt
verzonden (netwerkdienst).
Geldigheid bericht — Hier kunt u
opgeven hoe lang moet worden
geprobeerd het bericht opnieuw te
verzenden als de eerste poging mislukt
(netwerkdienst). Als het bericht niet
binnen deze periode kan worden
verzonden, wordt het uit de
berichtencentrale verwijderd.
Bericht verzonden als — Raadpleeg uw
serviceprovider als u wilt weten of uw
berichtencentrale SMS-berichten kan
omzetten in andere indelingen.
Voorkeursverbinding — Selecteer de
verbinding die u wilt gebruiken.
Antw. via zelfde centrale — Hiermee
reageert u op berichten met hetzelfde
nummer van de SMS-berichtencentrale
(netwerkdienst).
Instellingen voor
multimediaberichten
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Multimediabericht.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Grootte afbeelding — Hiermee geeft u
de grootte op van de afbeelding in een
multimediabericht.
MMS-aanmaakmodus — Als u Met
begeleiding selecteert, wordt u door het
apparaat gewaarschuwd wanneer u een
bericht probeert te versturen dat door de
ontvanger mogelijk niet wordt
ondersteund. Als u Beperkt selecteert,
voorkomt het apparaat dat u berichten
verstuurt die mogelijk niet worden
ondersteund. Als u inhoud in uw berichten
wilt opnemen zonder meldingen,
selecteert u Vrij.
Toegangspunt in gebruik — Hiermee
kunt u aangeven welk toegangspunt als
voorkeursverbinding wordt gebruikt.
Multimedia ophalen — Hiermee kunt u
opgeven hoe u berichten wilt ontvangen
(indien beschikbaar). Selecteer Aut. in
eigen netwerk als u berichten
automatisch wilt ophalen in uw eigen
netwerk. Buiten uw eigen netwerk
ontvangt u een melding dat u een bericht
kunt ophalen in de
multimediaberichtencentrale. Als u Altijd
gegevensverbinding om het bericht
binnen en buiten uw eigen netwerk op te
halen. Selecteer Handmatig om
handmatig multimediaberichten op te
halen uit de berichtencentrale of Uit om
het ontvangen van alle
multimediaberichten te voorkomen.
Automatisch ophalen wordt mogelijk niet
in alle regio's ondersteund.
Anon. berichten toestaan — Berichten
van anonieme afzenders weigeren.
Rapporten ontvangen — De status van
verzonden berichten in het logboek
weergeven (netwerkdienst).
Rapportverz. weigeren — Voorkomen
dat uw apparaat leveringsrapporten van
ontvangen berichten verzendt.
Geldigheid bericht — Hier kunt u
opgeven hoe lang moet worden
geprobeerd het bericht opnieuw te
verzenden als de eerste poging mislukt
(netwerkdienst). Als het bericht niet
binnen deze periode kan worden
verzonden, wordt het uit de
berichtencentrale verwijderd.
Het apparaat vereist
netwerkondersteuning om aan te geven
dat een verzonden bericht is ontvangen of
gelezen. Deze informatie is mogelijk niet
altijd betrouwbaar. Dit is afhankelijk van
het netwerk en andere omstandigheden.
Instellingen voor webdienstberichten
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Dienstbericht. Selecteer
of u dienstberichten wilt ontvangen.
De browser automatisch openen en
inhoud ophalen wanneer u een
dienstbericht ontvangt
Selecteer Berichten downloaden >
Automatisch.
Instellingen voor infodiensten
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Operatorbericht.
Neem contact op met uw serviceprovider
voor beschikbare onderwerpen en
gerelateerde onderwerpnummers.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Ontvangst — Stel het apparaat in op het
ontvangen van infodienstberichten.
Taal — Selecteer de talen waarin u
berichten wilt ontvangen: Alle,
Geselecteerd of Overige.
Itemherkenning — Stel het apparaat zo
in dat het automatisch naar nieuwe
onderwerpnummers zoekt, en dat nieuwe
nummers zonder naam in de lijst met
onderwerpen worden opgeslagen.
Overige instellingen
Selecteer Menu > Berichten en Opties >
Instellingen > Overige.
Selecteer een van de volgende opties:
Verzonden ber. opslaan — Sla kopieën
van door u verzonden SMS- of MMSberichten op in de map Verzonden.
Aantal opgesl. berichten — Bepaal
hoeveel verzonden berichten in de map
Verzonden kunnen worden opgeslagen.
Als deze limiet is bereikt, wordt het oudste
bericht verwijderd.
Gebruikt geheugen — Selecteer waar u
uw berichten wilt opslaan.
de berichten in de mappen Inbox,
Verzonden, Concepten en Mijn mappen.
Chat
Over Chat
Selecteer Menu > Toepassingen >
Chat.
Stuur chatberichten naar uw vrienden.
Chatten is een netwerkdienst.
U kunt de toepassing Chat actief houden
op de achtergrond terwijl u andere
functies op uw apparaat gebruikt, en
evengoed worden geïnformeerd als er
nieuwe chatberichten binnenkomen.
De toepassing Chat kan vooraf
geïnstalleerd zijn op uw apparaat. Als dat
niet het geval is, kunt u deze downloaden
en installeren vanaf Ovi Winkel van Nokia.
Beginnen met chatten
Selecteer Menu > Toepassingen > Chat.
1 Selecteer de dienst of diensten die u
wilt gebruiken om te chatten en
selecteer vervolgens Doorgaan.
U kunt bij meerdere diensten
tegelijkertijd zijn aangemeld en
chatten. U moet zich bij elke dienst
apart aanmelden.
2 Selecteer in uw contactenlijst het
contact waarmee u wilt chatten. U
kunt actieve conversaties hebben met
meerdere contacten tegelijkertijd.
Tip: Als u wilt gaan chatten, kunt u ook
een contact in Contacten selecteren.
Nokia Messaging
Over Nokia Messaging
De dienst Nokia Messaging stuurt
automatisch e-mailberichten door vanaf
uw bestaande e-mailadres naar uw
apparaat. U kunt e-mails lezen,
beantwoorden en ordenen terwijl u
onderweg bent.
Als u uw e-mailaccount in wilt stellen,
selecteert u Menu > Nokia e-mail en
Nieuw en volgt u de instructies op.
Als u geen e-mailaccount hebt, kunt u er
een maken op www.ovi.com.
Het is mogelijk dat kosten voor de dienst
Nokia Messaging in rekening worden
gebracht. Voor informatie over mogelijke
kosten neemt u contact op met uw
serviceprovider of de dienst Nokia
Messaging op messaging.nokia.com.
Nokia Messaging is een netwerkdienst en
is mogelijk niet overal beschikbaar.
U hebt bij uw apparaat meerdere
mogelijkheden om verbinding te maken
met internet of met andere compatibele
apparaten of computers.
Gegevensverbindingen en
toegangspunten
Uw apparaat ondersteunt packetgegevensverbindingen (netwerkdienst),
zoals GPRS in het GSM-netwerk. Als u dit
apparaat gebruikt in GSM- en 3Gnetwerken, kunnen er meerdere
gegevensverbindingen tegelijkertijd
actief zijn, en toegangspunten kunnen
een gegevensverbinding delen. In het 3Gnetwerk blijven gegevensverbindingen
tijdens spraakoproepen actief.
U kunt ook een WLAN-verbinding
gebruiken. In één WLAN kan slechts één
verbinding tegelijk actief zijn, maar
verschillende toepassingen kunnen
hetzelfde internettoegangspunt
gebruiken.
Voor een gegevensverbinding hebt u een
toegangspunt nodig. U kunt verschillende
soorten toegangspunten definiëren,
zoals:
•MMS-toegangspunten, voor het
verzenden en ontvangen van
multimediaberichten;
•Internettoegangspunten, voor het
verzenden en ontvangen van e-mail
en om verbinding te maken met
internet.
Vraag uw serviceprovider welk type
toegangspunt u nodig hebt voor de dienst
die u wilt gebruiken. Neem contact op met
uw serviceprovider voor meer informatie
over de beschikbaarheid van en
abonnementen op diensten voor packetgegevensverbindingen.
Netwerkinstellingen
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Netwerk.
Het apparaat kan automatisch schakelen
tussen GSM- en UMTS-netwerken. GSMnetwerken worden aangeduid met
UMTS-netwerken worden aangeduid met
.
Een actieve HSDPA-verbinding (highspeed downlink packet access)
(netwerkdienst) wordt aangeduid met
.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Netwerkmodus — Selecteer welk
netwerk u wilt gebruiken. Als u Dual
mode selecteert, wordt het GSM- of UMTS-
netwerk automatisch geselecteerd op
basis van de netwerkparameters en de
roaming-overeenkomsten tussen de
serviceproviders. Neem contact op met
uw netwerkprovider voor de details en
kosten van roaming. Deze optie wordt
alleen weergegeven als deze wordt
ondersteund door de serviceprovider.
Een roaming-overeenkomst is een
overeenkomst tussen meerdere
serviceproviders die gebruikers van
verschillende netwerken in staat stelt om
gebruik te maken van de diensten van
andere serviceproviders.
Operatorselectie — Selecteer
Automatisch als u wilt dat het apparaat
een beschikbaar netwerk zoekt en
selecteert of Handmatig als u handmatig
een netwerk wilt selecteren. Als de
verbinding met het handmatig
geselecteerde netwerk verloren gaat,
hoort u een fouttoon en wordt u gevraagd
opnieuw een netwerk te selecteren. Het
geselecteerde netwerk moet een
roaming-overeenkomst met uw eigen
netwerk hebben gesloten.
Weergave info dienst — Stel het
apparaat zodanig in dat wordt
aangegeven wanneer het apparaat
gebruik maakt van een mobiel netwerk op
basis van de MCN-technologie (Micro
Cellular Network) en om de ontvangst van
relevante informatie te activeren.
Draadloze LAN
Uw apparaat kan draadloze LAN's
(WLAN's) detecteren en hiermee
verbinding maken. U kunt het apparaat
met behulp van een WLAN aansluiten op
internet en compatibele apparaten met
WLAN-ondersteuning.
Over WLAN
Als u een draadloos lokaal netwerk
(WLAN) wilt gebruiken, moet dit
beschikbaar zijn op de locatie waar u zich
bevindt en moet uw apparaat op het
WLAN zijn aangesloten. Sommige WLAN's
zijn beveiligd. In dat geval hebt u een
toegangssleutel van uw serviceprovider
nodig om verbinding te kunnen maken.
Opmerking: In Frankrijk mag
WLAN uitsluitend binnenshuis worden
gebruikt.
Functies die gebruikmaken van een WLAN
of die op de achtergrond worden
uitgevoerd terwijl er andere functies
worden gebruikt, gebruiken veel energie
waardoor ze de levensduur van de batterij
verkorten.
Belangrijk: Schakel altijd één van
de beschikbare encryptiemethoden in om
de beveiliging van uw draadloze LANverbinding te vergroten. Het gebruik van
encryptie verkleint het risico van
onbevoegde toegang tot uw gegevens.
WLAN-verbindingen
Als u WLAN-verbinding (draadloos LAN)
wilt gebruiken, moet u een
internettoegangspunt voor WLAN maken.
Gebruik het toegangspunt voor
toepassingen die verbinding met internet
moeten hebben.
Er wordt een WLAN-verbinding tot stand
gebracht als u een gegevensverbinding
maakt met een internettoegangspunt
voor een WLAN. De actieve WLANverbinding wordt verbroken als u de
gegevensverbinding verbreekt.
U kunt een WLAN gebruiken tijdens een
gesprek of wanneer pakketgegevens
actief zijn. U kunt met maximaal één
WLAN-toegangspunt tegelijkertijd
verbinding hebben, maar verschillende
toepassingen kunnen hetzelfde
internettoegangspunt gebruiken.
Als het offline profiel is ingesteld voor het
apparaat, kunt nog steeds een WLAN
gebruiken (indien beschikbaar). Zorg
ervoor dat u voldoet aan de
veiligheidseisen wanneer u een WLANverbinding tot stand brengt en gebruikt.
Tip: Als u het unieke MAC-adres (Media
Access Control) voor het apparaat wilt
controleren, opent u de kiesfunctie en typt
u *#62209526# .
De WLAN-wizard helpt u verbinding
maken met een draadloos LAN (WLAN) en
uw WLAN-verbindingen beheren.
Als WLAN's worden gedetecteerd, en u
wilt een internettoegangspunt (IAP)
creëren voor een verbinding en de
webbrowser starten met dit IAP,
selecteert u de verbinding en Browsen
starten.
Als u een beveiligd WLAN selecteert, wordt
u verzocht het betreffende wachtwoord in
te voeren. Als u verbinding maakt met een
verborgen netwerk, moet u de juiste
netwerknaam (service set identifier, SSID)
invoeren.
Als de webbrowser reeds werkt met de
huidige actieve WLAN-verbinding, en u
wilt terugkeren naar de webbrowser,
selecteert u Doorgaan met browsen.
Als u de actieve verbinding wilt
beëindigen, selecteert u de verbinding en
WLAN-verb. verbreken.
WLAN-internettoegangspunten
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > WLAN.
Hiermee filtert u WLAN's in de lijst met
gevonden netwerken uit.
Selecteer Opties > WLAN-netwrkn
filteren. De volgende keer dat de WLAN-
wizard WLAN's zoekt, worden de
geselecteerde netwerken niet
weergegeven.
Details van een netwerk weergeven
Selecteer Opties > Details. Als u een
actieve verbinding selecteert, worden de
verbindingsgegevens weergegeven.
Bedieningsmodi
Een WLAN heeft twee bedieningsmodi:
infrastructuur en adhoc.
In de infrastructuurmodus zijn twee
soorten communicatie mogelijk:
draadloze apparaten zijn met elkaar
verbonden via een WLAN-toegangspunt
of draadloze apparaten zijn op een LAN
aangesloten via een WLAN-toegangspunt.
In de ad-hocmodus kunnen apparaten
onderling rechtstreeks gegevens
verzenden en ontvangen.
WLAN-instellingen
In de instellingen voor het draadloos LAN
(WLAN) kunt u opgeven of het WLANsymbool wordt weergegeven wanneer
een netwerk beschikbaar is en hoe
dikwijls het netwerk wordt gescand. U
kunt ook opgeven of en hoe de
internetconnectiviteitstest wordt
uitgevoerd, en geavanceerde WLANinstellingen weergeven.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > WLAN > Opties >
Instellingen.
weergeven wanneer een WLAN
beschikbaar is
Selecteer Beschkbrhd WLAN tonen > Ja.
Instellen hoe dikwijls het apparaat
naar een beschikbaar WLAN zoekt
Selecteer Beschkbrhd WLAN tonen > Ja
en Zoeken naar netwerken.
Selecteer Internetverbindingstest en
geef op of u de test automatisch, na
bevestiging of nooit wilt uitvoeren. Als de
connectiviteitstest is geslaagd, is het
toegangspunt opgeslagen in de lijst met
internetbestemmingen.
Geavanceerde instellingen weergeven
Selecteer Opties > Geavanc.
instellingen.
U wordt geadviseerd de geavanceerde
WLAN-instellingen niet te wijzigen.
Toegangspunten
Een nieuw toegangspunt maken
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bestemmingen.
U ontvangt de instellingen voor een
toegangspunt mogelijk in een bericht van
een serviceprovider. Sommige of alle
toegangspunten kunnen door de
serviceprovider vooraf zijn ingesteld voor
het apparaat; het is wellicht niet mogelijk
deze instellingen te wijzigen of
verwijderen of om nieuwe instellingen
toe te voegen.
1 Selecteer
Toegangspunt.
2 U wordt gevraagd de beschikbare
verbindingen te controleren. De reeds
beschikbare verbindingen worden na
de zoekopdracht weergegeven en
kunnen door een nieuw
toegangspunt worden gedeeld. Als u
deze stap overslaat, wordt u gevr aagd
een verbindingsmethode te
selecteren en de benodigde
instellingen te definiëren.
Selecteer een toegangspuntgroep om de
toegangspunten te bekijken die op uw
apparaat zijn opgeslagen. Er zijn de
volgende verschillende
toegangspuntgroepen:
De verschillende toegangspunttypen
worden als volgt aangegeven:
Beveiligd toegangspunt
Toegangspunt voor packet-
gegevens
WLAN-toegangspunt (draadloze
LAN)
Groepen met toegangspunten
beheren
U kunt een groep met meerdere
toegangspunten maken en de volgorde
opgeven waarin de toegangspunten
worden gebruikt om verbinding met een
bepaald netwerk te maken. U hoeft dan
niet telkens opnieuw een toegangspunt
te selecteren wanneer het apparaat een
netwerkverbinding maakt. U kunt
bijvoorbeeld WLAN- en packetgegevenstoegangspunten toevoegen aan
een groep met internettoegangspunten
en de groep gebruiken om webpagina's te
bekijken. Als u WLAN de hoogste prioriteit
geeft, maakt het apparaat via WLAN
verbinding met internet als er een WLANverbinding beschikbaar is en via een
packet-gegevensverbinding als er geen
WLAN-verbinding beschikbaar is.
Toegangspunten toevoegen aan een
toegangspuntgroep
Selecteer de groep en Opties > Nieuw
toegangspunt.
Een bestaand toegangspunt uit een
andere groep kopiëren
Selecteer de groep, ga naar het gewenste
toegangspunt en selecteer Opties >
Indelen > Kop. nr andere best..
De prioriteit van een toegangspunt in
een groep wijzigen
Selecteer Opties > Indelen > Prioriteit
wijzigen.
Instellingen voor packetgegevenstoegangspunt
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bestemmingen >
Toegangspunt, en volg de instructies.
Een packet-gegevenstoegangspunt
bewerken
Selecteer een toegangspuntgroep en een
toegangspunt dat is gemarkeerd met
. Volg de instructies van de
serviceprovider.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Naam toegangspunt — De naam van
het toegangspunt wordt verstrekt door de
serviceprovider.
Gebruikersnaam — De gebruikersnaam
kan nodig zijn bij het maken van een
gegevensverbinding en wordt doorgaans
verstrekt door uw serviceprovider.
Wachtwoord vragen — Selecteer Ja als
u bij aanmelding op de server telkens een
nieuw wachtwoord moet invoeren of als
u het wachtwoord niet in het apparaat
wilt opslaan.
Wachtwoord — Een wachtwoord kan
vereist zijn voor het maken van een
gegevensverbinding en wordt doorgaans
verstrekt door de serviceprovider.
Authenticatie — Selecteer Beveiligd om
uw wachtwoord altijd gecodeerd te
verzenden. Selecteer Normaal om uw
wachtwoord waar mogelijk gecodeerd te
verzenden.
Homepage — Voer het internetadres of
het adres van de
multimediaberichtencentrale in,
afhankelijk van het toegangspunt dat u
instelt.
Toegangspunt gebruiken — Hiermee
stelt u het apparaat in om automatisch of
na bevestiging via dit toegangspunt een
verbinding te maken met de bestemming.
Geavanceerde instellingen voor
packet-gegevenstoegangspunt
wijzigen
Selecteer Opties > Geavanc.
instellingen.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Netwerktype — Selecteer het
internetprotocoltype voor het
overbrengen van gegevens naar en van
uw apparaat. De overige instellingen zijn
afhankelijk van het geselecteerde
netwerktype.
IP-adres telefoon (alleen voor
IPv4) — Voer het IP-adres van het
apparaat in.
DNS-adressen — Voer de IP-adressen
van de primaire en secundaire DNS-
servers in (indien vereist voor de
serviceprovider). Neem voor deze
adressen contact op met uw
internetprovider.
Proxyserveradres — Voer het adres van
de proxyserver in.
Proxypoortnummer — Voer het
poortnummer van de proxyserver in.
WLAN-toegangspunten voor internet
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bestemmingen >
Toegangspunt, en volg de instructies.
Als u de instellingen van een draadloos
LAN-toegangspunt (WLAN) wilt
bewerken, opent u een van de groepen
met toegangspunten en selecteert u een
toegangspunt dat is gemarkeerd met
Volg de aanwijzingen van de WLANserviceprovider.
Selecteer een van de volgende opties:
WLAN-netwerknaam — Selecteer
Handmatig opgeven of Netwerken
zoeken. Als u een bestaand netwerk
selecteert, wordt de WLANnetwerkmodus en WLANbeveiligingsmodus bepaald door de
instellingen van het bijbehorende
toegangspuntapparaat.
Netwerkstatus — Definieer of de
netwerknaam wordt weergegeven.
WLAN-netwerkmodus — Selecteer Ad-
hoc om een ad hoc netwerk te maken en
apparaten toe te staan om rechtstreeks
gegevens te verzenden en te ontvangen;
een WLAN-toegangspuntapparaat is niet
nodig. In een ad hoc netwerk moeten alle
apparaten dezelfde WLAN-netwerknaam
gebruiken.
WLAN-beveiligingsmodus — Selecteer
de gebruikte codering: WEP, 802.1x
ofWPA/WPA2 (802.1x en WPA/WPA2 zijn
niet beschikbaar voor ad hoc netwerken).
Als u Open netwerk kiest, wordt geen
codering gebruikt. De functies WEP,
802.1x en WPA kunnen alleen worden
gebruikt als het netwerk deze
ondersteunt.
Homepage — Voer het webadres van de
startpagina in.
Toegangspunt gebruiken — Stel het
apparaat zo in dat er automatisch of na
bevestiging een verbinding wordt
gemaakt met dit toegangspunt.
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Uw actieve gegevensverbindingen
.
weergeven
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Verbind.beheer.
In de weergave Actieve
gegevensverbindingen kunt u uw
gegevensverbindingen bekijken:
Met de synchronisatietoepassing kunt
u uw notities, berichten,
browserbookmarks en contacten
synchroniseren met compatibele
toepassingen op een compatibele pc of op
internet.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Gegevensoverdr. >
Sync.
U kunt de synchronisatie-instellingen
ontvangen in een speciaal bericht van de
serviceprovider.
Een synchronisatieprofiel bevat de
noodzakelijke instellingen voor
synchronisatie. Wanneer u de toepassing
opent, wordt het
standaardsynchronisatieprofiel of eerder
gebruikt sychronisatieprofiel
weergegeven.
Een nieuw synchronisatieprofiel
maken
Selecteer Opties > Nieuw
synchron.profiel.
De functies van het
synchronisatieprofiel definiëren
Selecteer een synchronisatie-item om het
in het profiel op te nemen of weg te laten.
Synchronisatieprofielen beheren
Selecteer Opties en de gewenste optie.
Gegevens synchroniseren
Selecteer Opties > Synchroniseren.
Bluetooth-verbinding
Bluetooth-connectiviteit
Via Bluetooth kunt u een draadloze
verbinding tot stand brengen met andere
compatibele apparaten, zoals mobiele
telefoons, computers, headsets en carkits.
U kunt met deze verbinding vanaf uw
apparaat items verzenden, bestanden van
uw compatibele pc overbrengen en met
een compatibele printer bestanden
afdrukken.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
Aangezien apparaten met draadloze
Bluetooth-technologie communiceren via
radiogolven, hoeft er geen 'direct zicht' te
bestaan tussen de apparaten. De twee
apparaten mogen maximaal 10 meter van
elkaar zijn verwijderd, hoewel de
verbinding wel hinder kan ondervinden
van obstakels, zoals muren of andere
elektronische apparaten.
Dit apparaat voldoet aan Bluetoothspecificatie 2.0 + EDR met ondersteuning
voor de volgende profielen: Dial-Up
Networking (DUN), Object Push Profile
(OPP), File Transfer Profile (FTP), Hands
Free Profile (HFP), Headset Profile (HSP),
Basic Imaging Profile (BIP), Remote SIM
Access Profile (SimAP), Device
Identification Profile (DI), Phonebook
Access Profile (PBAP), Human Interface
Device Profile (HID), Generic Audio/Video
Distribution Profile (GAVDP), Audio/Video
Remote Control Profile (AVRCP), Advanced
Audio Distribution Profile (A2DP). Gebruik
uitsluitend de door Nokia goedgekeurde
toebehoren voor dit model als u verzekerd
wilt zijn van compatibiliteit met andere
Bluetooth-apparatuur. Informeer bij de
fabrikanten van andere apparatuur naar
de compatibiliteit met dit apparaat.
Als het apparaat is vergrendeld, zijn alleen
verbindingen met geautoriseerde
apparaten mogelijk.
Als functies gebruikmaken van Bluetoothtechnologie, vergt dit extra
batterijcapaciteit en neemt de levensduur
van de batterij af.
Bluetooth-instellingen
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Bluetooth — Activeer Bluetoothverbindingen.
Waarneemb. telefoon — Als u wilt
toestaan dat het apparaat zichtbaar is
voor andere Bluetooth-apparaten,
selecteert u Waarneembaar. Als u een
tijdsduur wilt instellen waarna de
zichtbaarheid verandert van 'getoond' in
'verborgen', selecteert u Zichtb.periode
instell.. Als u uw apparaat voor andere
apparatuur wilt verbergen, selecteert u
Verborgen.
Naam van mijn telefoon — De na am v an
het apparaat bewerken. De naam wordt
weergegeven voor andere Bluetoothapparaten.
Externe SIM-modus — Een ander
apparaat, bijvoorbeeld een compatibel
carkitaccessoire, inschakelen als u de SIMkaart in uw apparaat wilt gebruiken om
verbinding te maken met het netwerk.
Beveiligingstips
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
Wanneer u geen Bluetooth-verbinding
gebruikt en u wilt bepalen wie uw
apparaat kan vinden en ermee kan
verbinden, selecteert u Bluetooth > Uit
of Waarneemb. telefoon > Verborgen.
Het uitschakelen van de Bluetooth-functie
heeft geen gevolgen voor de andere
functies van het apparaat.
Maak geen koppelingen met een
onbekend apparaat en accepteer hiervan
ook geen verbindingsverzoeken. Zo kunt
u uw apparaat vrijwaren van schadelijke
inhoud. Het is veiliger het apparaat in de
verborgen modus te gebruiken om
schadelijke software te vermijden.
Gegevens verzenden met behulp van
Bluetooth-connectiviteit
Er kunnen meerdere Bluetoothverbindingen tegelijk actief zijn. Als u
bijvoorbeeld verbinding hebt met een
compatibele hoofdtelefoon, kunt u
bestanden overbrengen naar een ander
compatibel apparaat.
1 Open de toepassing waarin het item
dat u wilt verzenden, is opgeslagen.
2 Ga naar een item en selecteer
Opties > Verzenden > Via
Bluetooth.
Apparaten met draadloze Bluetoothtechnologie die zich binnen het bereik
bevinden, worden weergegeven. Dit
zijn de apparaatpictogrammen:
computer
telefoon
audio- of videoapparaat
ander apparaat
Selecteer Annuleren als u de
zoekopdracht wilt onderbreken.
kunnen worden verzonden, klinkt er
een geluidssignaal en wordt u
gevraagd een wachtwoord op te
geven. Op beide apparaten moet
hetzelfde wachtwoord worden
ingevoerd.
Wanneer de verbinding is gemaakt,
verschijnt Gegevens worden
verzonden.
Tip: Wanneer u naar apparaten zoekt,
wordt voor sommige apparatuur alleen
het unieke adres (apparaatadres)
getoond. Als u het unieke adres van uw
apparaat wilt weten, typt u in het
startscherm *#2820#.
Apparaten koppelen
U kunt uw apparaat met een compatibel
apparaat koppelen om de volgende
Bluetooth-verbindingen tussen de
apparaten sneller te maken. Voordat u
apparaten koppelt, moet u een eigen code
(1 tot 16 cijfers) maken en afspreken met
de eigenaar van het andere apparaat dat
deze dezelfde code gebruikt. Apparaten
zonder gebruikersinterface hebben een in
de fabriek ingestelde toegangscode. Het
wachtwoord wordt slechts eenmaal
gebruikt.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
1 Open het tabblad Gekoppelde
apparaten.
2 Selecteer Opties > Nw gekoppeld
apparaat. Apparaten die binnen het
bereik vallen worden weergegeven.
3 Selecteer het apparaat.
4 Voer de toegangscode op beide
apparaten in.
wordt in de
Met
apparaatzoekweergave een gekoppeld
apparaat aangeduid.
Na het koppelen met een accessoire
verbinden
Selecteer Opties > Verb. met
audioapparaat. Sommige
audioaccessoires worden na het koppelen
automatisch met uw apparaat verbonden.
Een apparaat als geautoriseerd
instellen
Selecteer Geautoriseerd. Verbindingen
tussen uw apparaat en het
geautoriseerde apparaat kunnen worden
gemaakt zonder dat u het weet. Gebruik
deze uitsluitend voor uw eigen
apparatuur, zoals uw compatibele
headset of pc, of voor apparaten die
toebehoren aan iemand die u vertrouwt.
verwijst naar geautoriseerde
apparatuur in de weergave voor
gekoppelde apparaten.
Koppeling met een apparaat
annuleren
Selecteer Opties > Verwijderen.
Alle koppelingen annuleren
Selecteer Opties > Alle verwijderen.
Gegevens ontvangen met behulp van
Bluetooth-connectiviteit
Wanneer u gegevens ontvangt via een
Bluetooth-verbinding, klinkt er een
geluidssignaal en wordt u gevraagd of u
het bericht wilt accepteren. Als u het
bericht accepteert, wordt
weergegeven en wordt een
informatiebericht over de gegevens in de
map Inbox van Berichten geplaatst. De
ontvangen gegevens worden
automatisch naar het geheugen van het
apparaat opgeslagen. Berichten die zijn
ontvangen via een Bluetooth-verbinding,
worden aangeduid met
.
Apparaten blokkeren
U kunt voorkomen dat apparaten een
Bluetooth-verbinding met uw apparaat
tot stand brengen.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
Een apparaat blokkeren
Ga op het tabblad Gekoppelde apparaten
naar een apparaat dat u wilt blokkeren en
selecteer Opties > Blokkeren.
Blokkering van een apparaat opheffen
Ga op het tabblad Geblokkrde. apparaten
naar een apparaat en selecteer Opties >
Verwijderen.
Blokkering van alle geblokkeerde
apparaten opheffen
Selecteer Opties > Alle verwijderen.
Als u een koppelingsverzoek van een
ander apparaat wilt weigeren, wordt u
gevraagd of u alle toekomstige
verbindingsverzoeken van dit apparaat
wilt blokkeren. Als u dit bevestigt, wordt
het apparaat toegevoegd aan de lijst met
geblokkeerde apparaten.
Externe SIM-modus
Met de externe SIM-modus kunt u een
compatibel carkitaccessoire gebruiken.
Voordat de externe SIM-modus kan
worden geactiveerd, moeten beide
apparaten worden gekoppeld en moet de
koppeling vanaf het andere apparaat
worden gestart. Gebruik bij het koppelen
een numeriek wachtwoord van 16 cijfers
en stel het andere apparaat in als
geautoriseerd.
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Bluetooth.
De externe SIM-modus activeren
1 Activeer Bluetooth-verbindingen.
Selecteer Bluetooth.
2 De externe SIM-modus op het
apparaat activeren. Selecteer Externe
SIM-modus.
3 De externe SIM-modus op het andere
apparaat activeren.
Wanneer de externe SIM-modus is
geactiveerd, wordt Externe SIM-modus
op het startscherm weergegeven. De
verbinding met het draadloze netwerk is
gesloten en u kunt geen diensten of
functies voor de SIM-kaart gebruiken
waarvoor dekking van het mobiele
netwerk vereist is.
Wanneer het apparaat in de externe SIMmodus is, kunt u alleen oproepen plaatsen
of ontvangen via het aangesloten
accessoire. Met het apparaat kunnen
alleen oproepen worden geplaatst voor
de alarmnummers die op uw apparaat zijn
geprogrammeerd.
Selecteer de USB-modus telkens
wanneer een compatibele
gegevenskabel wordt aangesloten
Selecteer Vragen bij verbinding > Ja.
Als de optie Vragen bij verbinding niet
actief is, of u wilt de USB-modus tijdens
een actieve verbinding wijzigen,
selecteert u USB-verbindingsmodus en
maakt u een keuze uit de volgende opties:
Nokia Ovi Suite — Gebruik pctoepassingen van Nokia, zoals Nokia Ovi
Suite of Nokia Software Updater.
Massaopslag — Hiermee brengt u
gegevens over tussen het apparaat en een
compatibele pc.
Afb. overdragen — Hiermee drukt u
afbeeldingen af op een compatibele
printer.
Mediaoverdr. — Synchroniseer uw
muziek met Nokia's Muziekspeler of
Windows Media Player.
Pc-verbindingen
U kunt uw mobiele apparaat gebruiken
met een keur aan compatibele
toepassingen voor pc-verbindingen en
gegevenscommunicatie. Zo kunt u met
Nokia Ovi Suite bestanden en
afbeeldingen van uw apparaat naar een
compatibele computer overbrengen.
Connectiviteit 65
Als u Nokia Ovi Suite met de USBverbindingsmodus wilt gebruiken,
selecteert u Nokia Ovi Suite.
Ga naar www.ovi.com/support voor meer
informatie over Nokia Ovi Suite.
Beheerinstellingen
Instellingen voor packet-gegevens
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > Beheerinstell. >
Packet-ggvns.
De instellingen voor packet-gegevens
gelden voor alle toegangspunten
waarvoor een packetgegevensverbinding wordt gebruikt.
Een packet-gegevensverbinding
openen wanneer het netwerk
beschikbaar is
Selecteer Packet-ggvnsverbinding >
Automat. bij signaal.
U kunt bijvoorbeeld sneller een e-mail
versturen als de verbinding altijd geopend
is. Als er geen netwerkdekking is, probeert
het apparaat periodiek een packetgegevensverbinding te openen.
Een packet-gegevensverbinding
alleen openen wanneer vereist
Selecteer Packet-ggvnsverbinding >
Wanneer nodig.
Telkens wanneer u bijvoorbeeld een email wilt versturen, moet eerst de
verbinding geopend worden.
HSDPA (netwerkdienst) gebruiken in
UMTS-netwerken
Selecteer Snelle toeg. packet-geg..
U kunt uw apparaat als modem voor uw
computer gebruiken om toegang tot
internet te krijgen via een packetgegevensverbinding.
Het toegangspunt definiëren dat
gebruikt moet worden wanneer u uw
apparaat als modem gebruikt
Selecteer Toegangspunt.
SIP-instellingen
SIP-instellingen (Session Initiation
Protocol) zijn nodig voor bepaalde
netwerken die SIP gebruiken. U ontvangt
de instellingen mogelijk in een SMSbericht van de serviceprovider. U kunt
deze instellingsprofielen bekijken,
verwijderen of maken in SIP-instellingen.
Met de webbrowser kunt u HTMLwebpagina's (hypertext markup
language) op internet bekijken zoals deze
oorspronkelijk zijn ontworpen. U kunt ook
webpagina's bekijken die speciaal voor
mobiele apparaten zijn ontworpen, en
XHTML (extensible hypertext markup
language) of WML (wireless markup
language) gebruiken.
Om op het web te kunnen surfen moet in
uw apparaat een internettoegangspunt
zijn geconfigureerd. Het gebruik van een
webbrowser vereist
netwerkondersteuning.
Over de webbrowser
Selecteer Menu > Web.
Op de hoogte blijven van het nieuws en
uw favoriete websites bezoeken. U kunt
de webbrowser van uw apparaat
gebruiken om internetpagina's te
bekijken.
Als u internetpagina's wilt weergeven,
moet er op uw apparaat een
internettoegangspunt zijn
geconfigureerd en moet u verbonden zijn
met een netwerk.
Op internet surfen
Selecteer Menu > Web.
Tip: Als u bij uw serviceprovider geen
data-abonnement met een vast tarief
hebt, kunt u besparen op de kosten voor
gegevensoverdracht op uw
telefoonrekening door een WLAN te
gebruiken om verbinding te maken met
internet.
Selecteer de webadresbalk, voer een
webadres in en selecteer
.
Tip: Als u op internet wilt zoeken,
selecteert u de webadresbalk, voert u het
zoekwoord in en selecteert u de koppeling
onder de webadresbalk.
In- of uitzoomen
Dubbeltik op het scherm.
Een cache is een geheugenlocatie die
wordt gebruikt om gegevens tijdelijk op
te slaan. Als u toegang hebt gezocht of
gehad tot vertrouwelijke informatie
waarvoor u een wachtwoord moet
opgeven, kunt u de cache van het
apparaat na gebruik beter legen. De
informatie of de diensten waartoe u
toegang hebt gehad, worden namelijk in
de cache opgeslagen.
Cache wissen
Selecteer
> > Privacy >
Privacyggvns wissen > Cache.
Een bookmark toevoegen
Als u steeds dezelfde websites bezoekt,
kunt u deze toevoegen aan de weergave
Bookmarks, zodat u ze snel kunt openen.
Selecteer Menu > Web.
Selecteer tijdens het browsen
> .
Tijdens het browsen naar een website
met bookmark gaan
Selecteer
> en een bookmark.
Abonneren op een webfeed
U hoeft uw favoriete websites niet
regelmatig te bezoeken om op de hoogte
te blijven van nieuwe inhoud op deze
websites. U kunt zich abonneren op
webfeeds en automatisch koppelingen
ontvangen naar de nieuwste inhoud.
Selecteer Menu > Web.
Webfeeds op webpagina's worden
gewoonlijk aangegeven met
. Ze
worden gebruikt om bijvoorbeeld de
recentste nieuwskoppen of weblogitems
te delen.
Ga naar een blog of webpagina met een
webfeed en selecteer
> en de
gewenste feed.
Een feed bijwerken
Selecteer in de weergave Webfeeds de
feed en houd deze vast. Selecteer
vervolgens Vernieuwen in het popupmenu.
Een feed zodanig instellen dat deze
automatisch wordt bijgewerkt
Selecteer in de weergave Webfeeds de
feed en houd deze even vast. Selecteer
vervolgens Bewerken > Automatische
updates in het pop-upmenu.
Gebeurtenissen in de buurt ontdekken
Bent u op zoek naar interessante
gebeurtenissen in de buurt van uw
huidige locatie? Met Hier en nu kunt u
informatie ontvangen over bijvoorbeeld
het weer, gebeurtenissen, bioscooptijden
of restaurants in de buurt.
Content zoals satellietbeelden, gidsen,
informatie over weer en verkeer en
verwante diensten worden onafhankelijk
van Nokia door derden aangeleverd. Deze
content kan onjuistheden of omissies
bevatten en is mogelijk niet altijd
beschikbaar. Vertrouw nooit uitsluitend
en volledig op deze content en diensten.
Sommige diensten zijn mogelijk niet in
alle landen beschikbaar en zijn mogelijk
uitsluitend beschikbaar in bepaalde talen.
De beschikbare diensten kunnen per
netwerk verschillen. Neem voor meer
informatie contact op met uw
netwerkprovider.
Positiebepaling (GPS)
U kunt toepassingen, zoals GPS-gegevens,
gebruiken om na te gaan wat uw locatie
is of om afstanden en coördinaten te
berekenen. Voor deze toepassingen is een
GPS-verbinding vereist.
Informatie over GPS
Het GPS-systeem (Global Positioning
System) valt onder het beheer van de
regering van de Verenigde Staten, die als
enige verantwoordelijk is voor de
nauwkeurigheid en het onderhoud van
het systeem. De accuratesse van de
locatiegegevens kan negatief worden
beïnvloed door wijzigingen door de
regering van de Verenigde Staten met
betrekking tot de GPS-satellieten en is
onderhevig aan veranderingen in het GPSbeleid van het ministerie van defensie van
de Verenigde Staten voor civiele
doeleinden en wijzigingen in het Federal
Radio Navigation Plan. De accuratesse kan
ook negatief worden beïnvloed door een
gebrekkige satellietconfiguratie. De
beschikbaarheid en kwaliteit van GPSsignalen kunnen negatief worden
beïnvloed door uw positie, gebouwen,
natuurlijke obstakels en
weersomstandigheden. GPS-signalen zijn
in gebouwen of onder de grond mogelijk
niet beschikbaar en kunnen worden
gehinderd door materialen zoals beton en
metaal.
GPS moet niet worden gebruikt voor
exacte plaatsbepaling en u moet nooit
uitsluitend op de locatiegegevens van de
GPS-ontvanger vertrouwen voor
plaatsbepaling of navigatie.
De tripmeter heeft een beperkte
nauwkeurigheid en er kunnen
afrondingsfouten voorkomen. De
nauwkeurigheid kan ook worden
beïnvloed door de beschikbaarheid en de
kwaliteit van GPS-signalen.
De coördinaten van het GPS worden
uitgedrukt in het internationale WGS-84systeem voor coördinaten. De
beschikbaarheid van de coördinaten kan
per regio verschillen.
Over A-GPS (assisted GPS)
Uw apparaat ondersteunt A-GPS
(netwerkdienst). Wanneer u A-GPS
activeert, ontvangt het apparaat via het
mobiele netwerk nuttige
satellietinformatie van een
ondersteunende gegevensserver. Met de
hulp van de extra gegevens kan het
apparaat de GPS-positie sneller
verkrijgen.
Assisted-GPS (A-GPS) wordt gebruikt voor
het verkrijgen van aanvullende gegevens
via een pakketgegevensverbinding, zodat
u gemakkelijker de coördinaten van uw
huidige locatie kunt berekenen wanneer
het apparaat signalen ontvangt van
satellieten.
Uw apparaat is standaard geconfigureerd
voor gebruik van de Nokia A-GPS-dienst,
als er geen A-GPS-instellingen voor een
specifieke serviceprovider voorhanden
zijn. De hulpgegevens worden alleen van
de server van de Nokia A-GPS-dienst
opgehaald wanneer dat nodig is.
U moet een internettoegangspunt in het
apparaat hebben gedefinieerd om
hulpgegevens van de Nokia A-GPS-dienst
te kunnen ontvangen via een packetgegevensverbinding.
Een toegangspunt definiëren voor AGPS
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en Positiebepaling >
Positiebepalingsserver >
Toegangspunt. Voor deze service kunt u
alleen een internettoegangspunt voor
packet-gegevens gebruiken. Het apparaat
vraagt naar het internettoegangspunt
wanneer GPS de eerste keer wordt
gebruikt.
Tips voor het maken van een GPSverbinding
De status van het satellietsignaal
controleren
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en GPS-gegevens > Opties >
Satellietstatus.
Als uw apparaat satellieten heeft
gevonden, wordt voor elke satelliet een
balk getoond in de weergave
Satellietinformatie. Hoe langer de balk,
hoe sterker het satellietsignaal. Als uw
apparaat voldoende gegevens heeft
ontvangen van het satellietsignaal om uw
locatie te kunnen berekenen, verandert
de kleur van de balk.
In eerste instantie moet het apparaat
signalen van minstens vier satellieten
ontvangen om uw locatie te kunnen
berekenen. Nadat de eerste berekening is
gemaakt, kan uw locatie in sommige
gevallen verder met drie satellieten
worden berekend. Meestal komt het
echter de nauwkeurigheid ten goede als
meer satellieten worden gevonden.
Als geen satellietsignaal kan worden
gevonden, kunt u het volgende proberen:
•Als u binnen bent, ga dan naar buiten
om een beter signaal te ontvangen.
•Ga als u buiten bent naar een
omgeving met minder obstakels.
•Slechte weersomstandigheden
kunnen de signaalsterkte
beïnvloeden.
•Sommige voertuigen hebben getint
(athermisch) glas, dat de
satellietsignalen kan blokkeren.
•Zorg ervoor dat u de antenne niet met
uw hand bedekt.
Het kan enkele seconden tot enkele
minuten duren voordat een GPSverbinding tot stand is gebracht. In een
voertuig duurt dit mogelijk langer.
De GPS-ontvanger kost batterijvermogen.
Als u de GPS gebruikt, is de batterij
mogelijk sneller leeg.
Positieaanvragen
Mogelijk ontvangt u van een
netwerkdienst een aanvraag om uw
positiegegevens te ontvangen.
Serviceproviders kunnen op basis van de
locatie van het apparaat informatie
aanbieden over lokale onderwerpen,
bijvoorbeeld weer of verkeer.
Wanneer u een positieaanvraag ontvangt,
verschijnt er een bericht met informatie
over de dienst die de aanvraag heeft
verzonden. Selecteer Accepteren om
toestemming te geven voor het
verzenden van uw positiegegevens of
Weigeren om de aanvraag te weigeren.
Plaatsen
U kunt Plaatsen gebruiken om de
positiegegevens van locaties in het
toestel op te slaan. U kunt de opgeslagen
locaties onderverdelen in verschillende
categorieën, zoals bedrijf, en hier andere
informatie aan toevoegen. U kunt uw
opgeslagen plaatsen in compatibele
toepassingen gebruiken.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en Landmarks.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de
volgende opties:
Nieuwe landmark — Hiermee maakt u
een nieuwe plaats. Als u positiegegevens
over uw huidige locatie wilt opvragen,
selecteert u Huidige positie. Als u de
positiegegevens handmatig wilt
invoeren, selecteert u Handmatig
opgeven.
Bewerken — Hiermee bewerkt u een
opgeslagen plaats (bijvoorbeeld een
adres toevoegen).
Toevoegen aan categorie — Hiermee
voegt u een plaats toe aan een categorie.
Selecteer elke categorie waaraan u de
plaatsbepaling wilt toevoegen.
Verzenden — Hiermee verzendt u een of
meerdere plaatsen naar een compatibel
apparaat.
GPS-gegevens zijn ontworpen om
toegang te bieden tot informatie over de
route naar een geselecteerde
bestemming, positiegegevens over uw
huidige locatie en reisgegevens, zoals de
geschatte afstand tot de bestemming en
de geschatte reisduur.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en GPS-gegevens.
Route-instructies
Route-informatie toont de kortste
route en afstand naar de bestemming,
gemeten als een rechte lijn. Er wordt geen
rekening gehouden met obstakels op de
route, zoals gebouwen en natuurlijke
obstakels, en hoogteverschillen. Routeinformatie is alleen actief wanneer u zich
verplaatst. Start de route-informatie
buitenshuis om de noodzakelijke
informatie van de satellieten te
ontvangen.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en GPS-gegevens > Navigatie.
Uw bestemming instellen
Selecteer Opties > Bestemming
instellen en een plaats als de
bestemming, of voer de breedte- en
lengtecoördinaten in.
De bestemming wissen
Selecteer Navigatie stoppen
Positiegegevens ophalen
U kunt de positiegegevens van uw
huidige locatie weergeven en een
schatting van de nauwkeurigheid van de
locatie.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en GPS-gegevens >
Positiebep..
Uw huidige locatie opslaan als een
plaats
Selecteer Opties > Positie opslaan.
Plaatsen kunnen worden gebruikt in
andere compatibele toepassingen en
tussen compatibele apparaten worden
overgebracht.
Tripmeter
Met de reismeter kunt u de afstand,
snelheid en tijd van een reis meten.
Gebruik de reismeter buitenshuis voor
een beter GPS-signaal.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en GPS-gegevens >
Reisafstand.
De reisafstand berekenen
Selecteer Opties > Starten. De
berekende waarden blijven in het scherm
staan.
Een nieuwe berekening starten
Selecteer Opties > Opnieuw instellen.
Hiermee stelt u de reisafstand, de tijd en
de gemiddelde en maximale afstand in op
nul.
De tripmeter heeft een beperkte
nauwkeurigheid en er kunnen
afrondingsfouten voorkomen. De
nauwkeurigheid kan ook worden
beïnvloed door de beschikbaarheid en de
kwaliteit van GPS-signalen.
Instellingen voor positionering
Positiebepalingsgegevens definiëren de
methodes en server- en notatieinstellingen die worden gebruikt bij
positiebepaling.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Locatie en Positiebepaling.
Positiebepalingsmethodes definiëren
Alleen de geïntegreerde GPSontvanger van uw apparaat gebruiken
Selecteer Integrated GPS.
A-GPS (Assisted GPS) gebruiken om
hulpgegevens te ontvangen van een
positiebepalingsserver
Selecteer Assisted GPS.
Gegevens van het mobiele netwerk
gebruiken (netwerkdienst)
Selecteer Op basis van netwrk.
De positiebepalingsserver definiëren
Een toegangspunt en
positiebepalingsserver definiëren
voor positiebepaling via het netwerk
Selecteer Positiebepalingsserver.
Deze optie wordt gebruikt voor Assisted
GPS of positiebepaling via het netwerk.
Het is mogelijk dat de
positiebepalingsserver vooraf is ingesteld
door de serviceprovider, en mogelijk kunt
u de instellingen niet bewerken.
Notatie-instellingen definiëren
Het meetsysteem selecteren dat
gebruikt moet worden voor snelheid
en afstand
Selecteer Meetsysteem > Metrisch of
Brits.
Opgeven in welke notatie de
coördinaatgegevens op uw apparaat
worden weergegeven
Selecteer Notatie coördinaten en de
gewenste notatie.
Kaarten toont u wat zich in de buurt
bevindt, helpt u bij het plannen van een
route en brengt u naar de plaats van
bestemming.
•Plaatsen, straten en diensten zoeken.
•De weg vinden met navigatie-
instructies.
•Synchroniseer uw favoriete locaties
en routes op uw mobiele apparaat
met de webdienst van Ovi Kaarten.
•Weersverwachtingen en andere
lokale informatie controleren, indien
beschikbaar.
Sommige diensten zijn niet in alle landen
beschikbaar, en worden mogelijk alleen in
bepaalde talen aangeboden. De diensten
zijn netwerkafhankelijk. Neem voor meer
informatie contact op met uw
netwerkserviceprovider.
Bijna alle digitale cartografie is niet
helemaal accuraat en volledig. Vertrouw
nooit uitsluitend op de cartografie die u
voor dit apparaat hebt gedownload.
Content zoals satellietbeelden, gidsen,
informatie over weer en verkeer en
verwante diensten worden onafhankelijk
van Nokia door derden aangeleverd. Deze
content kan onjuistheden of omissies
bevatten en is mogelijk niet altijd
beschikbaar. Vertrouw nooit uitsluitend
en volledig op deze content en diensten.
Over positiebepalingsmethoden
Kaarten geeft uw locatie op de kaart weer
met behulp van op GPS, A-GPS, WLAN of
netwerk-gebaseerde (cel-id)
positiebepaling.
Het GPS (Global Positioning System) is een
op satellieten gebaseerd
navigatiesysteem dat wordt gebruikt om
een locatie te berekenen. Assisted GPS (AGPS) is een netwerkdienst die u GPSgegevens verzendt en zo de snelheid en
nauwkeurigheid van de positiebepaling
verbetert.
WLAN-positiebepaling verbetert de
nauwkeurigheid van de positiebepaling
wanneer GPS-signalen niet beschikbaar
zijn, met name wanneer u binnenshuis
bent of zich tussen hoge gebouwen
bevindt.
Met netwerk-gebaseerde (cel-id)
positiebepaling, wordt de positie bepaald
via het antennesysteem waarmee uw
mobiele apparaat op dat moment is
verbonden.
Wanneer u Kaarten voor de eerste keer
gebruikt, wordt u gevraagd het
internettoegangspunt te definiëren om
kaartgegevens te downloaden, A-GPS te
gebruiken of verbinding te maken met
een WLAN.
Om netwerkservicekosten te vermijden,
kunt u A-GPS, WLAN en netwerkgebaseerde (cel-id) positiebepaling
uitschakelen in de
positiebepalingsinstellingen van uw
apparaat. Het berekenen van uw locatie
kan dan wel veel langer duren. Raadpleeg
de gebruikershandleiding voor uw
apparaat voor meer informatie over
positiebepalingsinstellingen.
Het GPS-systeem (Global Positioning
System) valt onder het beheer van de
regering van de Verenigde Staten, die als
enige verantwoordelijk is voor de
nauwkeurigheid en het onderhoud van
het systeem. De accuratesse van de
locatiegegevens kan negatief worden
beïnvloed door wijzigingen door de
regering van de Verenigde Staten met
betrekking tot de GPS-satellieten en is
onderhevig aan veranderingen in het GPSbeleid van het ministerie van defensie van
de Verenigde Staten voor civiele
doeleinden en wijzigingen in het Federal
Radio Navigation Plan. De accuratesse kan
ook negatief worden beïnvloed door een
gebrekkige satellietconfiguratie. De
beschikbaarheid en kwaliteit van GPSsignalen kunnen negatief worden
beïnvloed door uw positie, gebouwen,
natuurlijke obstakels en
weersomstandigheden. GPS-signalen zijn
in gebouwen of onder de grond mogelijk
niet beschikbaar en kunnen worden
gehinderd door materialen zoals beton en
metaal.
GPS moet niet worden gebruikt voor
exacte plaatsbepaling en u moet nooit
uitsluitend op de locatiegegevens van de
GPS-ontvanger vertrouwen voor
plaatsbepaling of navigatie.
De tripmeter heeft een beperkte
nauwkeurigheid en er kunnen
afrondingsfouten voorkomen. De
nauwkeurigheid kan ook worden
beïnvloed door de beschikbaarheid en de
kwaliteit van GPS-signalen.
Opmerking: In Frankrijk mag
WLAN uitsluitend binnenshuis worden
gebruikt.
Afhankelijk van de beschikbare
positiebepalingsmethoden kan de
nauwkeurigheid van positiebepaling
variëren van enkele meters tot enkele
kilometers.
Uw locatie en de kaart weergeven
Bekijk uw huidige locatie op de kaart en
blader door kaarten van verschillende
steden en landen.
Selecteer Menu > Kaarten en Mijn
positie.
geeft uw huidige positie aan, indien
beschikbaar. Als het apparaat uw positie
aan het zoeken is, knippert
positie niet beschikbaar is, geeft
. Als uw
uw
laatst bekende positie aan.
Als nauwkeurige positiebepaling niet
beschikbaar is, geeft een ronde cirkel rond
het positiebepalingspictogram het
algemene gebied aan waarin u zich
waarschijnlijk bevindt. In dichtbevolkte
gebieden is de nauwkeurigheid van de
schatting groter en is de rode cirkel
kleiner dan in de dunner bevolkte
gebieden.
De kaart bladeren
Sleep de kaart met uw vinger. De kaart is
standaard naar het noorden gericht.
vingers uit elkaar schuiven om in te
zoomen of naar elkaar toe schuiven om uit
te zoomen. Niet alle apparaten
ondersteunen deze functie.
Als u naar een gebied bladert dat niet
voorkomt op de plattegronden die op het
apparaat zijn opgeslagen en er een
actieve gegevensverbinding is, worden
automatisch nieuwe plattegronden
gedownload.
Selecteer in het hoofdmenu de optie
>
Internet > Verbinding > Offline als u
wilt voorkomen dat nieuwe
plattegronden automatisch worden
gedownload.
1 Selecteer een routepunt.
2 Selecteer Verplaatsen.
3 Tik op de plaats waarnaar u het
routepunt wilt verplaatsen.
De locatie van een routepunt
bewerken
Tik op het routepunt en selecteer
Bewerken en de gewenste optie.
De route op de kaart weergeven
Selecteer Route wgv..
Navigeren naar de bestemming
Selecteer Route wgv. > Opties > Rit
starten of Wandeling starten.
De instellingen van een route wijzigen
De route-instellingen hebben betrekking
op de navigatie-instructies en de manier
waarop de route op de kaart wordt
weergegeven.
1 Open het tabblad Instellingen in de
routeplanningsweergave. U kunt
vanuit de navigatieweergave naar de
routeplanningsweergave gaan door
Opties > Routepunten of Lijst met
routepunten te selecteren.
2 Stel de transportmodus in op Per
auto of Te voet. Als u Te voet
selecteert, worden straten met
eenrichtingsverkeer beschouwd als
normale straten en kunt u ook
wandelpaden en routes door,
bijvoorbeeld, parken en winkelcentra
gebruiken.
3 Selecteer de gewenste optie.
De modus Lopen selecteren
Open het tabblad Instellingen, stel de
transportmodus in op Te voet en
selecteer Voorkeursroute > Straten of
Rechte lijn. Rechte lijn is handig bij
locaties van de weg af omdat hiermee de
looprichting wordt aangegeven.
De snellere of kortere route gebruiken
Open het tabblad Instellingen, stel de
transportmodus in op Per auto en
selecteer Routeselectie > Snellere
route of Kortere route.
De geoptimaliseerde route gebruiken
Open het tabblad Instellingen, stel de
transportmodus in op Per auto en
selecteer Routeselectie
>
Geoptimaliseerd. De geoptimaliseerde
route combineert de voordelen van de
kortere en de snellere route.
U kunt ook aangeven dat u bijvoorbeeld
snelwegen, tolwegen of veerboten wilt
toestaan of uitsluiten.
Verkeers- en veiligheidsinformatie
opvragen
Verbeter uw rijervaring met actuele
informatie over verkeersproblemen,
rijbaanhulp en waarschuwingen omtrent
snelheidslimieten, als deze beschikbaar
zijn voor uw land of regio.
Wanneer u een route plant, kunt u het
apparaat zo instellen dat
verkeersproblemen, zoals files en
wegwerkzaamheden, worden vermeden.
Verkeersproblemen vermijden
Selecteer
> Navigatie > Nwe route
vw. verk.sit. in de hoofdweergave.
Waarschuwing:
Als de betreffende functie is ingeschakeld,
kan tijdens de navigatie de locatie van
veiligheidscamera's en flitspalen worden
aangegeven. In sommige landen is het
gebruik van dergelijke informatie
verboden of aan regels gebonden. Nokia
is niet verantwoordelijk voor de
betrouwbaarheid van de gegevens over
de locaties van veiligheidscamera's of
flitspalen of voor de consequenties van
het gebruik van deze gegevens.
Navigatiesysteem
Als u tijdens het rijden navigatieinstructie nodig hebt, helpt Kaarten u uw
bestemming te bereiken.
Selecteer Menu > Kaarten en Per auto.
Naar een bestemming rijen
Selecteer Best. inst. en de juiste optie.
Naar huis rijden
Selecteer Naar huis rijden.
U kunt beginnen te rijden zonder een
bestemming in te stellen. De kaart volgt
uw locatie en verkeersinformatie wordt
automatisch weergegeven, als deze
beschikbaar is. Selecteer Bestemming als
u later de bestemming wilt instellen.
De kaart draait standaard in de richting
waarin u rijdt.
De kaart naar het noorden richten
Selecteer
. Selecteer als u de kaart
weer wilt richten in de richting waarin u
rijdt.
Wanneer u de eerste keer Naar huis
rijden of Naar huis lopen selecteert,
wordt u gevraagd uw thuislocatie op te
geven.
Uw thuislocatie wijzigen
1 Selecteer
in de hoofdweergave.
2 Selecteer Navigatie >
Thuislocatie > Opn. defin..
3 Selecteer de juiste optie.
Weergaven wijzigen tijdens navigatie
Veeg naar links om 2D-weergave, 3D-
weergave, Pijlweerg. of
Routeoverzicht te selecteren.
Houd u aan alle lokale wetgeving. Houd
tijdens het rijden altijd uw handen vrij om
het voertuig te besturen. De
verkeersveiligheid dient uw eerste
prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
Wanneer u navigatie-instructies nodig
hebt om een route te voet af te leggen,
wijst Kaarten u de weg langs kruispunten,
parken, voetgangerszones en zelfs
winkelcentra.
Selecteer Menu > Kaarten en Lopen.
Lopen naar een bestemming
Selecteer Best. inst. en de juiste optie.
Naar huis lopen
Selecteer Naar huis lopen.
U kunt beginnen te lopen zonder een
bestemming in te stellen.
De kaart is standaard naar het noorden
gericht.
Draai de kaart in de richting waarin u
loopt.
Selecteer
. Selecteer als u de kaart
weer wilt naar het noorden wilt richten.
Wanneer u de eerste keer Naar huis
rijden of Naar huis lopen selecteert,
wordt u gevraagd uw thuislocatie op te
geven.
Uw thuislocatie wijzigen
1 Selecteer
in de hoofdweergave.
2 Selecteer Navigatie >
Thuislocatie > Opn. defin..
3 Selecteer de juiste optie.
Inchecken
Met de functie Inchecken kunt u een
privéregistratie bijhouden van waar u
bent geweest. Houd uw vrienden van uw
sociale netwerk en contacten op de
hoogte van wat u doet en deel uw locatie
via uw favorieten socialenetwerkdiensten.
Selecteer Menu > Kaarten en
Inchecken.
U hebt een Nokia-account nodig om u aan
te melden. U hebt ook een account bij een
sociale-netwerkdienst nodig om uw
locatie te kunnen delen. Welke socialenetwerkdiensten worden ondersteund,
verschilt per land of regio.
1 Meld u aan bij uw Nokia-account of
maak een account als u er nog geen
hebt.
2 U kunt uw locatie delen via de sociale-
netwerkdiensten die u gebruikt. Als u
de functie Inchecken voor het eerst
gebruikt, kunt u accountreferenties
instellen voor de diensten die u
gebruikt. Selecteer
U hebt een internetverbinding nodig om
in te checken en uw locatie te delen.
Hiervoor worden mogelijk grote
hoeveelheden gegevens overgebracht
waarvoor de daaraan gekoppelde kosten
voor gegevensverkeer in rekening
worden gebracht.
De gebruiksvoorwaarden van de socialenetwerkdienst zijn van toepassing op het
delen van uw locatie via die dienst. Lees
de gebruiksvoorwaarden en de
privacyverklaringen van die dienst.
Bedenk voordat u uw locatie met anderen
deelt, altijd zorgvuldig met wie u deze
gegevens deelt. Controleer de privacyinstellingen van de sociale-netwerkdienst
die u gebruikt, aangezien u uw locatie
mogelijk met een grote groep mensen
deelt.
Een plaats of route opslaan of
weergeven
Sla een adres, interessante plaats of route
op zodat u deze later snel kunt gebruiken.
Selecteer Menu > Kaarten.
Een plaats opslaan
1 Selecteer Mijn positie.
2 Tik op de locatie. Selecteer Zoeken als
u een adres of plaats wilt zoeken.
3 Tik op het informatiegebied van de
locatie.
4 Selecteer Opslaan.
Een route opslaan
1 Selecteer Mijn positie.
2 Tik op de locatie. Selecteer Zoeken als
u een adres of plaats wilt zoeken.
3 Tik op het informatiegebied van de
locatie.
4 Selecteer Navigeren > Toevoegen
aan route als u nog een routepunt
wilt toevoegen.
5 Selecteer Nieuw routepunt
toevoegen en de juiste optie.
6 Selecteer Route wgv. > Opties >
Route opslaan.
Een opgeslagen plaatsen weergeven
Selecteer in de hoofdweergave
Favorieten > Plaatsen, de plaats en
Weergeven op kaart.
Een opgeslagen route weergeven
Selecteer in de hoofdweergave
Favorieten > Routes en de route.
Een plaats naar een vriend verzenden
Wanneer u uw vrienden wilt laten zien
waar een plaats zich op de kaart bevindt,
kunt u de plaats naar uw vrienden
verzenden.
Selecteer Menu > Kaarten en Mijn
positie.
Als u de plaats op de kaart wilt weergeven,
hoeven uw vrienden geen mobiel Nokiaapparaat te hebben. Een actieve
internetverbinding is echter wel vereist.
1 Selecteer een plaats en het
informatiegebied.
2 Selecteer Delen > Via SMS delen of
Via e-mail delen.
Er wordt een e-mail- of SMS-bericht met
een koppeling naar de locatie op de kaart
naar uw vriend verzonden.
Het uiterlijk van de kaart wijzigen
Geef de kaart in verschillende modi weer
om eenvoudig te achterhalen waar u zich
bevindt.
Kaartweergave — In de
standaardkaartweergave zijn details als
locatienamen of wegnummers
gemakkelijk leesbaar.
Satellietweergave — Gebruik
satellietbeelden voor een gedetailleerde
weergave.
Omgevingsweergave — Geef in één
oogopslag het bodemtype weer,
bijvoorbeeld wanneer u van de vaste weg
afwijkt.
3D-weergave — Verander het
perspectief van de kaart voor een
realistischere weergave.
Herkenningspunten — Geef belangrijke
gebouwen en attracties op de kaart weer.
Nachtmodus — Dim de kleuren van de
kaart. Als u 's nachts reist, is de kaart in
deze modus beter leesbaar.
Vervoerslijnen — Bekijk geselecteerde
openbaar-vervoersdiensten zoals metroof tramroutes.
De beschikbare opties en functies kunnen
per regio verschillen. De opties die niet
beschikbaar zijn, worden gedimd
weergegeven.
en een van de volgende
Camera
Uw apparaat ondersteunt het maken van
foto's met een resolutie van 2592 x 1944
pixels (5 megapixels). De beeldresolutie
kan in deze documentatie anders zijn
weergegeven.
Zorg ervoor dat de kwaliteit van foto's
goed blijft door de lens van de camera met
een doek schoon te houden.
Opname van afbeeldingen
Opname-instellingen
Als u de opname-instellingen wilt openen
voordat u een foto maakt of een videoclip
opneemt, selecteert u Menu >
Toepassingen > Camera en
De weergave met opname-instellingen
bevat snelkoppelingen naar verschillende
items en instellingen, voordat u een foto
maakt of een videoclip opneemt.
Wanneer u de camera sluit, worden de
standaard opname-instellingen weer
actief.
Hiermee past u de witbalans aan.
Hiermee selecteert u de huidige
belichtingssituatie. Met behulp van deze
optie kunt u de kleuren van de camera
nauwkeuriger instellen.
Hiermee past u de
belichtingscompensatie aan (alleen voor
foto's). Als u een opname maakt van een
donker onderwerp tegen een zeer lichte
achtergrond (zoals sneeuw), stelt u de
belichting in op +1 of +2 om de helderheid
van de achtergrond te compenseren.
Gebruik -1 of -2 voor lichte voorwerpen
tegen een donkere achtergrond.
Hiermee past u de lichtgevoeligheid
aan (alleen voor foto's). Hiermee verhoogt
u de lichtgevoeligheid bij weinig licht om
de kans op te donkere en vage foto's te
verkleinen. Door de lichtgevoeligheid te
verhogen wordt mogelijk ook de
beeldruis versterkt.
Hiermee past u het contrast aan (alleen
voor foto's). Pas het verschil aan tussen de
lichtste en donkerste delen van de foto.
Hiermee past u de scherpte aan (alleen
voor foto's).
De schermweergave wordt aangepast aan
de nieuwe instellingen die u opgeeft.
De opname-instellingen zijn specifiek
voor de opnamemodus. De gedefinieerde
instellingen worden niet opnieuw
ingesteld als u schakelt tussen de modi.
Als u een nieuwe scène selecteert, worden
de opname-instellingen vervangen door
de geselecteerde scène. U kunt de
opname-instellingen zo nodig wijzigen
nadat u een scène hebt geselecteerd.
Het opslaan van een gemaakte foto kan
langer duren als u de instellingen voor
zoomen, belichting of kleur hebt
gewijzigd.
Een afbeelding vastleggen
Houd bij het maken van een foto rekening
met het volgende:
•Gebruik beide handen om de camera
stil te houden.
•De kwaliteit van een digitaal
gezoomde foto is lager dan die van
een niet-gezoomde foto.
•De camera schakelt over naar de
batterijbesparingsmodus nadat het
apparaat ongeveer een minuut niet is
gebruikt.
•Houd een veilige afstand aan
wanneer u de flitser gebruikt. Richt de
flitser niet van dichtbij op mensen of
dieren. Dek de flitser niet af wanneer
u een foto maakt.
1 Als u wilt overschakelen van
videomodus naar fotomodus,
selecteert u
> .
2 Druk op de opnametoets. Houd het
apparaat stil totdat de foto is
opgeslagen en de definitieve foto op
het scherm wordt weergegeven.
Afbeeldingen vastleggen met de
tweede camera
1 Selecteer Opties > 2e camera
gebruiken.
2 Selecteer
om een foto te nemen.
Houd het apparaat stil totdat de foto
is opgeslagen en de definitieve foto
op het scherm wordt weergegeven.
In- of uitzoomen tijdens het
vastleggen van een afbeelding
Gebruik de zoomschuif.
De camera op de achtergrond geopend
houden en andere toepassingen
gebruiken
Druk op de menutoets. Houd de
opnametoets ingedrukt als u wilt
terugkeren naar de camera.
Schermbedieningselementen en
indicatoren voor foto-opnames
In de fotozoeker wordt het volgende
weergegeven:
1 Symbool voor opnamemodus
2 Schuifregelaar voor zoomen. Tik op
het scherm om de schuifregelaar voor
zoomen in of uit te schakelen.
3 Opnamepictogram. Selecteer dit
pictogram om een foto te maken.
4 Flitsermodus. Selecteer deze optie om
instellingen te wijzigen.
5 Opname-instellingen. Selecteer deze
optie om instellingen te wijzigen.
6 Symbool voor batterijniveau
7 Symbool voor afbeeldingsresolutie.
8 Afbeeldingteller (het geschatte aantal
foto's dat u kunt maken met de
ingestelde afbeeldingskwaliteit en
het geschikte geheugen)
9 Geheugen in gebruik. Afhankelijk van
de instellingen van uw apparaat, zijn
de volgende opties mogelijk:
apparaatgeheugen (
geheugenkaart (
),
).
10 Indicator voor GPS-signaal
Locatiegegevens
U kunt automatisch gegevens over de
opnamelocatie toevoegen aan de
bestandsgegevens van het vastgelegde
materiaal. U kunt dan bijvoorbeeld in de
toepassing Foto's de locatie weergeven
waar een foto is gemaakt.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Camera.
Locatiegegevens toevoegen aan alle
opgenomen materiaal
Selecteer Opties > Instellingen > GPS-
info weergeven > Aan. De
locatiegegevens zijn alleen beschikbaar
voor foto's die met de hoofdcamera
worden gemaakt.
Locatiegegevens kunnen worden
gekoppeld aan een afbeelding of videoclip
als locatiecoördinaten via netwerk en GPS
kunnen worden vastgesteld. Als u een
afbeelding of videoclip deelt waaraan
locatiegegevens zijn gekoppeld, zijn de
locatiegegevens zichtbaar voor anderen
die de afbeelding of videoclip bekijken. U
kunt geotagging uitschakelen in de
camera-instellingen.
Het kan enkele minuten duren om de
coördinaten van uw locatie te verkrijgen.
De beschikbaarheid en kwaliteit van GPSsignalen kunnen worden beïnvloed door
de locatie, gebouwen, natuurlijke
obstakels en weersomstandigheden. Als u
een bestand met locatiegegevens deelt,
worden ook de locatiegegevens gedeeld
en is uw locatie zichtbaar voor derden die
het bestand bekijken. Het apparaat moet
mogelijk gebruik maken van
netwerkdiensten om de locatiegegevens
te verkrijgen.
Locatiegegevenssymbolen:
— Er zijn geen locatiegegevens
beschikbaar. GPS blijft op de achtergrond
enkele minuten actief. Als er een
satellietverbinding tot stand wordt
gebracht en de indicator binnen die tijd
verandert in
, worden alle afbeeldingen
en videoclips die gedurende die tijd zijn
opgenomen, gecodeerd op basis van de
ontvangen GPS-positiegegevens.
— Locatiegegevens beschikbaar.
Locatiegegevens worden toegevoegd aan
de bestandsgegevens.
Bestanden met locatiegegevens worden
aangeduid met
in de toepassing Foto's.
Na het maken van een foto
Nadat u een afbeelding hebt opgenomen,
kiest u uit de volgende opties (alleen
beschikbaar als u Opties >
Instellingen > Opgenomen afb.
weerg. > Ja hebt geselecteerd):
— Verstuur de afbeelding in een
multimedia- of e-mailbericht, of via
verbindingsmethoden zoals Bluetoothconnectiviteit.
Verwijderen — Hiermee verwijdert u
de foto.
Als u de afbeelding als achtergrond wilt
gebruiken in het startscherm, selecteert u
Opties > Afbeelding gebruiken > Inst.
als achtergrond.
Als u de afbeelding wilt instellen als
standaardoproepafbeelding voor elke
oproepsituatie, selecteert u Opties >
Afbeelding gebruiken > Inst. als
opr.afbeelding.
Als u de foto aan een contact wilt
toewijzen, selecteert u Opties >
Afbeelding gebruiken > Toewijzen
aan cont..
Druk op de opnametoets als u wilt
terugkeren naar de zoeker om een nieuwe
foto vast te leggen.
Flitser en videolicht
De camera van uw apparaat heeft een
dubbele LED-flitser voor omstandigheden
met weinig licht.
Als u de gewenste flitsermodus wilt
selecteren, selecteert u het symbool van
de huidige flitsermodus (een van de
volgende):
vrw.,
Automatisch, Rde ogen
Aan en Uit.
Raak de flitser-LED's niet aan wanneer de
achtercover verwijderd is. De LED's
worden mogelijk heet na lang gebruik.
Houd een veilige afstand aan wanneer u
de flitser gebruikt. Richt de flitser niet van
dichtbij op mensen of dieren. Dek de
flitser niet af wanneer u een foto maakt.
Het verlichtingsniveau versterken
wanneer u een video opneemt bij
zwak licht
Selecteer
.
Scènes
Met een scène kunt u de juiste kleur- en
belichtingsinstellingen zoeken voor de
betreffende omgeving. De instellingen
voor elke scène zijn ingesteld volgens een
bepaalde stijl of omgeving.
De standaardscène in de afbeeldings- en
videomodus wordt aangegeven met
(Automatisch).
De scène wijzigen
Selecteer
> Scènemodi en een scène.
Uw eigen scène geschikt maken voor
een bepaalde omgeving
Selecteer Door gebruiker gedef. en
Bewerken. In de zelfgedefinieerde scène
kunt u de licht- en kleurinstellingen
wijzigen.
De instellingen van een andere scène
kopiëren
Selecteer Op basis van scènemodus en
de gewenste scène. Selecteer Terug om
de wijzigingen op te slaan en naar de lijst
met scènes terug te keren.
Uw eigen scène activeren
Selecteer Door gebruiker gedef. >
Selecteren.
Een reeks foto's achter elkaar maken
Selecteer Menu > Toepassingen >
Camera.
De reeksmodus is alleen in de
hoofdcamera beschikbaar. Als u de
reeksmodus wilt gebruiken, moet
voldoende geheugen beschikbaar zijn.
De camera instellen om een reeks
foto's achter elkaar te maken
1 Selecteer
> Reeks. Selecteer
om de instellingenweergave te
sluiten.
2 Houd de opnametoets ingedrukt. Het
apparaat blijft foto's maken tot u
Stoppen selecteert of tot 18 foto's
zijn gemaakt.
Reeksmodus uitschakelen
Selecteer
> 1 opname.
De gemaakte foto's worden in een raster
weergegeven. Als u een afbeelding wilt
bekijken, selecteert u de afbeelding. Druk
op de opnametoets om naar de zoeker van
de reeksmodus terug te gaan.
U kunt de reeksmodus ook met de
zelfontspanner gebruiken.
Zelfontspanner
Met de zelfontspanner stelt u de opname
uit, zodat u zelf ook op de foto kunt
komen.
De zelfontspanner instellen
Selecteer
> en de gewenste
vertraging voordat de opname wordt
gemaakt.
De zelfontspanner activeren
Selecteer Inschakelen. Het pictogram van
de stopwatch knippert op het scherm en
wordt tijdens de resterende looptijd van
de timer weergegeven. De opname wordt
gemaakt nadat de geselecteerde
wachttijd is verstreken.
Camera-instellingen
Camera-instellingen voor foto's
Selecteer Menu > Toepassingen >
Camera.
Als u de hoofdinstellingen wilt wijzigen,
selecteert u in de afbeeldingsmodus
Opties > Instellingen en maakt u een
keuze uit het volgende:
86Camera
Afbeeldingskwaliteit — Stel de
resolutie in. Hoe hoger de
afbeeldingsresolutie, des te meer
geheugen in beslag wordt genomen.
Opgenomen afb. weerg. — Bekijk de
afbeelding nadat deze is opgenomen, of
ga direct door met het opnemen van
afbeeldingen.
Standrd.naam afbeeldng — Definieer
de standaardnaam voor opgenomen
afbeeldingen.
Opnametoon — Stel de toon in die te
horen is wanneer u een afbeelding
opneemt.
Gebruikt geheugen — Selecteer waar de
afbeeldingen moeten worden
opgeslagen.
GPS-info weergeven — Als u GPSlocatiecoördinaten aan elk
afbeeldingsbestand wilt toevoegen,
selecteert u Aan. Het kan enige tijd duren
voordat u een GPS-signaal ontvangt.
Mogelijk is er geen signaal beschikbaar.
Afb. automatisch draaien — Geef aan
of afbeeldingen die worden opgenomen
wanneer het apparaat recht omhoog
wordt gehouden, moeten worden
gedraaid wanneer u ze opent in Foto's.
Camera-instell. herstellen — Stel de
standaardwaarden van de camerainstellingen opnieuw in.
Video-instellingen
Selecteer Menu > Toepassingen >
Camera.
Als u de hoofdinstellingen wilt wijzigen,
gaat u naar de videomodus, selecteert u
Opties > Instellingen en maakt u uw
keuze uit de volgende opties:
Videokwaliteit — Hiermee stelt u de
kwaliteit van de videoclip in. Selecteer
Kwaliteit voor delen als u een videoclip
in een multimediabericht wilt verzenden.
De clip wordt opgenomen in de QCIFresolutie, in de bestandsindeling 3GP.
Videoclips in MPEG4-indeling kunnen
mogelijk niet als multimediabericht
worden verzonden.
GPS-info weergeven — Selecteer Aan
als u automatisch GPS-locatiecoördinaten
aan videoclips wilt toevoegen. De
ontvangst van het GPS-signaal kan enige
tijd duren. Het is ook mogelijk dat geen
signaal beschikbaar is.
Locatiegegevens kunnen worden
gekoppeld aan een afbeelding of videoclip
als locatiecoördinaten via netwerk en GPS
kunnen worden vastgesteld. Als u een
afbeelding of videoclip deelt waaraan
locatiegegevens zijn gekoppeld, zijn de
locatiegegevens zichtbaar voor anderen
die de afbeelding of videoclip bekijken. U
kunt geotagging uitschakelen in de
camera-instellingen.
Geluidsopname — Hiermee neemt u
geluiden op.
Opgenomen video tonen — De eerste
frame van de opgenomen videoclip
bekijken na de opname. Als u de hele
videoclip wilt bekijken, selecteert u
Afspelen.
Standaardnaam video — Voer de
standaardnaam voor opgenomen
videoclips in.
Gebruikt geheugen — Selecteer waar u
videoclips wilt opslaan.
Camera-instell. herstellen — H erstel de
standaardwaarden van de camerainstellingen.
Met Foto's kunt u foto's en videoclips
bekijken die u hebt gemaakt of
opgenomen, van internet hebt
gedownload, via een MMS- e-mailbericht
hebt ontvangen, op een geheugenkaart
hebt opgeslagen of vanaf een
geheugenkaart of andere bron naar het
apparaatgeheugen hebt gekopieerd.
Selecteer Menu > Foto's en maak een
keuze uit de volgende opties:
Vastgelegd — Alle afbeeldingen en
videoclips die u hebt vastgelegd en
opgenomen weergeven.
Maanden — Afbeeldingen en videoclips
ordenen en weergeven volgens de maand
waarin ze zijn vastgelegd of opgenomen.
Alleen van toepassing op inhoud die is
vastgelegd of opgenomen met uw
apparaat.
Albums — De standaardalbums en de
albums die u gemaakt hebt weergeven.
Labels — De labels weergeven die u voor
elk item hebt gemaakt.
Alles — Alle afbeeldingen en videoclips
op het apparaat weergeven.
Afbeeldingen en videoclips weergeven
Selecteer Menu > Foto's.
Foto's87
De afbeeldings- en videoclipbestanden
worden op datum en tijd geordend. Het
aantal bestanden wordt weergegeven.
Bladeren door de bestanden
Veeg omhoog of omlaag.
Een bestand openen
Selecteer het bestand.
Tik op de afbeelding om de werkbalk weer
te geven. Gebruik de zoomschuif om op de
afbeelding in of uit te zoomen. De
zoomfactor wordt niet permanent
opgeslagen.
Afbeeldingen en videoclips kunnen ook
vanaf een compatibel apparaat naar u
worden verzonden. Als u een ontvangen
afbeelding of videoclip in Foto's wilt
weergeven, moet u deze eerst opslaan.
Bestandsgegevens weergeven en
bewerken
Selecteer Menu > Foto's.
Als u de eigenschappen van een
afbeelding of videoclip wilt weergeven of
bewerken, selecteert u het bestand,
Opties > Details, en maakt u een keuze
uit de volgende opties:
Naam — De huidige bestandsnaam
weergeven. Als u de bestandsnaam wilt
bewerken, selecteert u het veld met de
bestandsnaam.
Beschrijving — Een vrije beschrijving van
het bestand weergeven. Selecteer het veld
om een beschrijving toe te voegen.
Label — De gebruikte labels weergeven.
Als u meer labels aan het huidige bestand
wilt toevoegen, selecteert u Nieuw
label.
Album — Weergeven in welke albums
het huidige bestand te vinden is.
Locatie — Informatie over de GPS-locatie
weergeven, indien beschikbaar.
Resolutie — De grootte van de
afbeelding in pixels weergeven.
Duur — De lengte van de videoclip
weergeven.
Licentie — De DRM-rechten (Digital
Rights Management) van het huidige
bestand weergeven.
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Afbeeldingen en videoclips ordenen
Selecteer Menu > Foto's.
Items weergeven op maand
Selecteer Maanden.
Een album maken om items op te slaan
Selecteer Albums > Opties > Nieuw
album.
Een afbeelding of videoclip aan een
album toevoegen
Selecteer het item en Opties >
Toevoegen aan album.
Een afbeelding of videoclip
verwijderen
Selecteer het item en kies Verwijderen
op de actieve werkbalk.
Items weergeven in de weergave
Labels
Selecteer Labels en een label. U moet
eerst labels aan de items toevoegen.
Werkbalk Foto's
Selecteer op de actieve werkbalk de
gewenste optie. Welke opties beschikbaar
zijn, is afhankelijk van de weergave en of
u een afbeelding of videoclip hebt
geselecteerd.
Wanneer u een afbeelding of videoclip
weergeeft op volledig scherm, tikt u op
het item om de werkbalk en de
schuifregelaar voor zoomen weer te
geven.
Selecteer een afbeelding of videoclip en
kies uit het volgende:
Verzend de afbeelding of
videoclip.
Markeer de afbeelding of
videoclip.
Albums
In een album kunt u handig uw
afbeeldingen en videoclips beheren.
Selecteer Menu > Foto's en Albums.
Een nieuw album maken
Selecteer
.
Een afbeelding of videoclip aan een
album toevoegen
Selecteer het item en Opties >
Toevoegen aan album. Er verschijnt een
lijst met albums. Selecteer het album
waaraan u de afbeelding of videoclip wilt
toevoegen. Het item dat u aan het album
hebt toegevoegd, blijft zichtbaar in Foto's.
Een afbeelding of videoclip uit een
album verwijderen
Selecteer het album en het item, en kies
Opties > Verwijderen uit album.
Labels
Met labels kunt u media-items in Foto's
rubriceren. In de labelbrowser ziet u de
gebruikte labels en hoeveel aantal items
aan elk label zijn gekoppeld.
Selecteer Menu > Foto's.
Een label aan een afbeelding
toewijzen
Selecteer de afbeelding en Opties >
Label toevoegen. Als u een label wilt
maken, selecteert u Nieuw label.
De labels weergeven die u hebt
gemaakt
Selecteer Labels. De grootte van een
labelnaam komt overeen met het aantal
items waaraan het label is toegewezen.
Alle afbeeldingen weergeven waaraan
een label is gekoppeld
Selecteer het label in de lijst.
De labels op naam sorteren
Selecteer Opties > Naam.
De labels op populariteit sorteren
Selecteer Opties > Populariteit.
Een afbeelding uit een label
verwijderen
Selecteer het label en de afbeelding, en
selecteer Opties > Verwijderen uit
label.
Diavoorstelling
Selecteer Menu > Foto's.
Als u uw foto's als een diapresentatie wilt
weergeven, selecteert u een foto en
selecteert u vervolgens Opties >
Diavoorstelling > Afspelen. De
diavoorstelling begint met het
geselecteerde bestand.
Als u slechts een bepaald aantal
afbeeldingen als een diavoorstelling wilt
weergeven, selecteert u Opties > Mark./
mark. opheffen > Markeren om de
afbeeldingen te markeren. U start de
diavoorstelling door Opties >
Diavoorstelling > Afspelen te
selecteren.
U hervat een onderbroken diavoorstelling
door Doorgaan te selecteren.
Als u de diavoorstelling wilt beëindigen,
selecteert u Terug.
Voordat u de diavoorstelling start, kunt u
de instellingen voor de diavoorstelling
aanpassen door Opties >
Diavoorstelling > Instellingen te
selecteren en een van de volgende opties
te kiezen:
Afbeeldingsvolgorde — Geef
afbeeldingen van oud naar nieuw of
omgekeerd weer.
Track — Een muziekbestand uit de lijst
kiezen.
Overgangssnelheid — De snelheid van
de diavoorstelling aanpassen.
Met de volumetoetsen kunt u het
geluidsvolume van de diavoorstelling
aanpassen.
Afbeeldingen bewerken
Afbeeldingseditor
Selecteer Menu > Foto's.
Een afbeelding bewerken
Tik op de afbeelding en selecteer Opties >
Bewerken.
Effecten aan uw afbeeldingen
toevoegen
Selecteer Opties > Effect toevoegen. U
kunt de afbeelding bijsnijden en draaien,
helderheid, kleur, contrast en resolutie
aanpassen, en effecten, tekst, illustraties
of een kader aan de afbeelding
toevoegen.
Afbeeldingen bijsnijden
Selecteer Menu > Foto's.
Een afbeelding bijsnijden
Selecteer Opties > Effect toevoegen >
(Bijsnijden).
Een afbeelding handmatig bijsnijden
Selecteer Handmatig. In de
linkerbovenhoek en rechterbenedenhoek
van de afbeelding wordt een kruis
weergegeven. Sleep de kruisen vanuit de
hoeken om de bijsnijdranden aan te
passen. Selecteer Instellen om het
bijsnijdgebied in te stellen. Wanneer het
bijsnijdgebied is ingesteld, kunt u slepen
om het bijsnijdgebied te verplaatsen
zonder de grootte of verhoudingen ervan
te wijzigen. Selecteer Bijsnijden wanneer
u tevreden bent met het bijsnijdgebied.
Als u een vooraf gedefinieerde
verhouding selecteert, wordt de
geselecteerde verhouding vergrendeld
wanneer u de bijsnijdranden aanpast.
Rode ogen reduceren
1 Selecteer Menu > Foto's.
2 Selecteer een afbeelding en Opties >
Bewerken > Opties > Effect
toevoegen >
(Rode-
ogenreductie).
3 Sleep het kruis naar het oog en
selecteer Opties > Instellen. Pas de
grootte van de lus aan de grootte van
het oog aan door te slepen en
selecteer Opties > Rode-ogeneffect
beprkn. Wanneer u klaar bent met
het bewerken van de afbeelding,
selecteert u Gereed.
4 Als u de wijzigingen wilt opslaan en
wilt terugkeren naar de vorige
weergave, selecteert u Terug.
De video-editor ondersteunt
videobestanden in de indelingen .3GP
en .MP4 en geluidsbestanden in de
indelingen .AAC, .AMR, .MP3 en .WAV. De
editor ondersteunt niet
noodzakelijkerwijs alle kenmerken van
bestandsindelingen of alle variaties van
bestandsindelingen.
Selecteer een videoclip en Opties >
Bewerken en een van de volgende opties:
Samenvoegen — Voeg een afbeelding of
een videoclip aan het begin of het einde
van de videoclip toe.
Geluid wijzigen — Voeg een nieuwe
geluidsclip toe of vervang het
oorspronkelijke geluid in de videoclip.
Tekst toevoegen — Voeg tekst toe aan
het begin of eind van de videoclip.
Knippen — Verkort de videoclip en
markeer de secties die u in de videoclip
wilt behouden.
Een snapshot van een videoclip maken
Selecteer Opties > Snapshot maken in
de weergave voor het knippen van
videoclips.
Afbeelding afdrukken
U kunt met een printer die compatibel is
met PictBridge, afbeeldingen van uw
apparaat afdrukken. U kunt alleen
afbeeldingen afdrukken die de JPEGbestandsindeling hebben.
Als u afbeeldingen in Foto's, de camera of
de afbeeldingenviewer wilt afdrukken,
markeert u de afbeeldingen en selecteert
u Opties > Afdrukken.
Aansluiten op printer
Selecteer in het submenu Afdrukken of u
de afbeelding wilt afdrukken met behulp
van een Bluetooth-verbinding of met een
compatibele USB-gegevenskabel.
Als u wilt afdrukken met een USBgegevenskabel, sluit u het apparaat eerst
op een compatibele printer aan met de
USB-gegevenskabel en selecteert u Afb.
overdragen als de USB-
verbindingsmodus.
Afdrukvoorbeeld
Nadat u de printer hebt geselecteerd,
worden de geselecteerde afbeeldingen
weergegeven met vooraf gedefinieerde
lay-outs.
De indeling van het voorbeeld
wijzigen
Blader door de beschikbare indelingen
voor de geselecteerde printer. Als de
afbeeldingen niet op één pagina's passen,
veegt u omhoog of omlaag om de andere
pagina's weer te geven.
Voortdurende blootstelling aan een hoog
geluidsvolume kan uw gehoor
beschadigen. Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Houd het
apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de
luidspreker in gebruik is.
Een nummer of podcast afspelen
Selecteer Menu > Muziek >
Muziekbibliotheek.
Afspelen starten
1 Selecteer de nummers of podcasts die
u wilt afspelen.
2 Als u een item wilt afspelen, selecteert
u het item in de lijst.
Afspelen onderbreken, voortzetten of
stoppen
Druk op
onderbreken, en selecteer
hervatten.
Een nummer snel vooruit spoelen of
terugspoelen
Houd
Nummers in willekeurige volgorde
afspelen
Selecteer Opties > Willekeurig afspelen
om nummers in willekeurige volgorde af
te spelen (
Het huidige item of alle items herhalen
Selecteer Opties > Herhalen om het
huidige item (
herhalen.
om het afspelen te
om het te
of ingedrukt.
).
) of alle items ( ) te
Als u podcasts afspeelt, worden de
functies voor afspelen in willekeurige
volgorde of herhalen automatisch
uitgeschakeld.
De toon van het afspelen van muziek
wijzigen
Selecteer Opties > Equalizer.
De balans en het stereobeeld wijzigen
of de bas versterken
Selecteer Opties > Instellingen.
Naar het startscherm teruggaan en de
speler op de achtergrond laten spelen
Druk op de eindetoets.
Muziekspeler sluiten
Selecteer Opties > Afsluiten.
Afspeellijsten
Met afspeellijsten kun je selecties met
tracks maken om in een bepaalde
volgorde af te spelen.
Selecteer Menu > Muziek >
Muziekbibliotheek en Afspeellijsten.
Een afspeellijst maken
1 Selecteer Opties > Nieuwe
afspeellijst.
2 Voer een naam voor de afspeellijst in
en selecteer OK.
3 Selecteer Ja als u nu een track wilt
toevoegen. Selecteer Nee als u later
tracks wilt toevoegen.
4 Wanneer u Ja selecteert, selecteert u
artiesten om liedjes te zoeken die u in
de afspeellijst wilt opnemen.
Selecteer Toevoegen als u items wilt
toevoegen.
Als u tracks onder een artiest wilt
weergeven of verbergen, selecteert u
Uitvouwen of Samenvwn.
5 Wanneer u uw selecties hebt voltooid,
selecteert u Gereed.
Als een compatibele geheugenkaart is
geplaatst, wordt de afspeellijst hierop
opgeslagen.
U kunt een map met muziek van uw pc
naar uw apparaat kopiëren. Er wordt een
afspeellijst met de tracks uit de map
gemaakt.
Een afspeellijst van een map maken
1 Selecteer Opties > Toev. vanuit
geheugen.
2 Blader naar de gewenste map en
selecteer Opties > Nwe afspllijst uit
map.
3 Voer een naam voor de afspeellijst in
en selecteer OK.
De details van een afspeellijst
weergeven
Selecteer Opties > Details afspeellijst.
Meer tracks toevoegen terwijl een
afspeellijst wordt weergegeven
Selecteer Opties > Tracks toevoegen.
Tracks, albums, artiesten, genres of
componisten aan een afspeellijst
toevoegen
Selecteer een item en Opties > Toevgn
aan afspeellijst > Opgeslag.
afspeellijst of Nieuwe afspeellijst.
Een track uit een afspeellijst
verwijderen
Selecteer Opties > Verwijderen.
Hiermee verwijdert u de track niet uit het
apparaat, maar alleen uit de afspeellijst.
De volgorde van tracks in een
afspeellijst wijzigen
1 Selecteer de track die u wilt
verplaatsen en Opties > Afsp.lst
opn. ordenen.
2 Verplaats de track naar de gewenste
positie en selecteer Neerzetten.
3 Als u nog een track wilt verplaatsen,
selecteert u de track en Grijpen,
verplaatst u de track naar de
gewenste positie en selecteert u
Neerzetten.
4 Als u het herschikken van de
afspeellijst wilt beëindigen,
selecteert u Gereed.
Songteksten weergeven terwijl u naar
een track luistert
Kopieer het songtekstenbestand naar
dezelfde map als de muziekbestanden, als
u de songteksten wilt weergeven tijdens
het afspelen. De namen van de
songteksten moeten overeenkomen met
de bijbehorende namen van de
muziekbestanden.
De muziekspeler ondersteunt standaard
en verbeterde LRC-indeling, en ook
songteksten die zijn ingebed in een track
met de ID3v2-metagegevensindeling.
Gebruik alleen songteksten die legaal
verkregen zijn.
Podcasts
Selecteer Menu > Muziek >
Muziekbibliotheek en Podcasts.
Podcast-episodes bestaan uit drie fases:
nooit afgespeeld, gedeeltelijk afgespeeld
en volledig afgespeeld. Als een fase
gedeeltelijk is afgespeeld, wordt de
episode de volgende keer afgespeeld
vanaf de laatste afspeelpositie. Als een
fase nooit is afgespeeld of volledig is
afgespeeld, wordt de episode vanaf het
beginpunt afgespeeld.
Muziek overbrengen van een
computer
Met de volgende methoden kunt u muziek
overbrengen.
Muziekbestanden beheren en
organiseren met Nokia Muziek
Download de pc-software van
www.music.nokia.com/download en volg
de instructies.
Muziek synchroniseren met Windows
Media Player
Sluit een compatibele USB-gegevenskabel
aan en selecteer Mediaoverdr. als de
verbindingsmodus. Er moet een
compatibele geheugenkaart in het
apparaat zijn geplaatst.
Uw apparaat als een massageheugen
gebruiken
Als u uw apparaat op een computer als
een massageheugenapparaat wilt
weergeven waar u gegevensbestanden
naartoe kunt overbrengen, brengt u de
verbinding tot stand met een compatibele
USB-gegevenskabel of Bluetoothconnectiviteit.
Als u een USB-gegevenskabel gebruikt,
selecteert u Massaopslag als de
verbindingsmodus. Er moet een
compatibele geheugenkaart in het
apparaat zijn geplaatst.
De standaard-USB-verbindingsmodus
wijzigen
Selecteer Menu > Instellingen en
Connectiviteit > USB > USB-
verbindingsmodus.
Ovi Muziek
Met Ovi Muziek (netwerkdienst) kunt u
muziek zoeken, doorzoeken en
downloaden naar uw apparaat.
De dienst Ovi Muziek zal op termijn de
Music Store vervangen.
Selecteer Menu > Muziek > Ovi Music.
Om muziek te kunnen downloaden, moet
u zich eerst voor deze dienst registreren.
Voor het downloaden van muziek worden
mogelijk extra kosten in rekening
gebracht en dit kan gepaard gaan met de
overdracht van grote hoeveelheden
gegevens (netwerkdienst). Neem voor
meer informatie over de kosten van
gegevensoverdracht contact op met de
serviceprovider van uw netwerk.
Als u Ovi Muziek wilt bezoeken, moet u
beschikken over een geldig
internettoegangspunt op het apparaat.
Mogelijk wordt u gevraagd het
toegangspunt te selecteren dat moet
worden gebruikt wanneer u verbinding
maakt met Ovi Muziek.
Het toegangspunt selecteren
Selecteer Standaardtoegangspunt.
De beschikbaarheid en het uiterlijk van de
instellingen voor Ovi Muziek kunnen
variëren. De instellingen kunnen ook
vooraf zijn ingesteld, waardoor u ze
mogelijk niet kunt wijzigen. Wanneer u
zoekt in Ovi Muziek, kunt u de instellingen
mogelijk wel wijzigen.
Ovi Muziek is niet in alle landen of regio's
beschikbaar.
Nokia Podcasting
Over Podcasting
Met de toepassing Podcasting kunt u
podcasts zoeken, zich op podcasts
abonneren en podcasts downloaden, en
podcasts afspelen, beheren en delen.
Er is netwerkondersteuning nodig om
podcasts te kunnen downloaden en delen.
De aanbevolen verbindingsmethode is
WLAN. Neem meer informatie over de
kosten en bepalen van
gegevensoverdracht contact op met uw
serviceprovider.
Het instellen van de toepassing om
automatisch podcasts binnen te halen,
kan de overdracht van grote
hoeveelheden gegevens met zich
meebrengen (netwerkdienst).
Zoeken naar podcasts
U kunt podcasts vinden door te zoeken op
trefwoord of titel.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Podcasting.
Een webadres van een zoekservice
voor een podcast definiëren
Als u de zoekservice wilt gebruiken, moet
u een webadres van een zoekservice voor
een podcast definiëren. Selecteer
Opties > Instellingen > Verbinding >
URL van zoekservice.
Naar podcasts zoeken
Selecteer Zoeken en voer de gewenste
trefwoorden in.
Tip: Er wordt naar podcasttitels en
trefwoorden in beschrijvingen gezocht,
niet naar specifieke episodes. Algemene
onderwerpen, zoals voetbal of hiphop,
leveren meestal betere resultaten op dan
een specifiek team of een specifieke
artiest.
Abonneren op een gevonden podcast
Selecteer de naam van de podcast. De
podcast wordt toegevoegd aan uw lijst
van podcasts waarop u bent
geabonneerd.
Een nieuwe zoekactie starten
Selecteer Opties > Opnieuw zoeken.
Naar de website van een podcast gaan
Selecteer Opties > Webpagina openen.
Details van een podcast weergeven
Selecteer Opties > Beschrijving.
Podcasts afspelen en beheren
Selecteer Menu > Toepassingen >
Podcasting en Podcasts.
De beschikbare episodes van een
podcast bekijken
Selecteer de naam van een podcast. Er
wordt een lijst met episodes
weergegeven.
Een nieuwe podcast toevoegen door
het webadres van de podcast in te
voeren
1 Selecteer Opties > Nieuwe podcast.
2 Voer het webadres van de podcast in.
Als u geen toegangspunt hebt
gedefinieerd of als u tijdens een
poging om de gegevensverbinding
tot stand te brengen wordt gevraagd
een gebruikersnaam en wachtwoord
in te voeren, neemt u contact op met
uw serviceprovider.
Het webadres van een podcast
bewerken
Selecteer Opties > Bewerken.
Een gedownloade podcast van het
apparaat verwijderen
Selecteer Opties > Verwijderen.
Open de website van de podcast
Selecteer Opties > Webpagina openen.
Opmerkingen plaatsen bij een podcast
of opmerkingen weergeven (indien
beschikbaar)
Selecteer Opties > Opmerkingen
weerg..
Een podcast verzenden naar een ander
compatibel apparaat
1 Selecteer Opties > Zenden.
2 Selecteer de verzendmethode
(als .opml-bestanden in een
multimediabericht of via de
Bluetooth-verbinding).
Podcasts downloaden
Nadat u zich op een podcast hebt
geabonneerd, kunt u de podcastepisodes
downloaden, afspelen en beheren.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Podcasting.
Een lijst met podcastabonnementen
weergeven
Selecteer Podcasts.
Afzonderlijke episodetitels
weergeven
Selecteer de titel van de podcast.
Een episode is een bepaald mediabestand
van een podcast.
Beginnen met downloaden
Selecteer de titel van de episode.
U kunt verschillende episodes tegelijk
downloaden.
Het afspelen van een podcast starten
voordat het downloaden voltooid is
Ga naar een podcast en selecteer Opties >
Voorbeeld afspelen.
Podcasts die gedownload zijn, worden
opgeslagen in de map Podcasts, maar
worden niet altijd direct weergegeven.
Mappen
In de mappen kunt u nieuwe podcastepisodes vinden waarop u zich kunt
abonneren.
Selecteer Menu > Toepassingen >
Podcasting.
Een map openen
Selecteer Mappen en de gewenste map.
Als de map niet up-to-date is, start het
updateproces zodra het geselecteerd
wordt. Selecteer de map opnieuw om het
te openen, zodra de update is voltooid.
actie wordt ondernomen als de
downloadlimiet wordt overschreden.
Het instellen van de toepassing om
automatische podcasts binnen te halen,
kan de overdracht van grote
hoeveelheden gegevens via het netwerk
van uw serviceprovider met zich
meebrengen. Neem voor meer informatie
over de kosten van gegevensoverdracht
contact op met uw serviceprovider.
Standaardinstellingen herstellen
Selecteer Opties >
Standaardinstellingen.
FM-radio
Naar de radio luisteren
Selecteer Menu > Muziek > Radio.
De FM-radio maakt gebruik van een
andere antenne dan de antenne van het
draadloze apparaat. De FM-radio
functioneert alleen naar behoren als er
een compatibele hoofdtelefoon of andere
accessoire op het apparaat is aangesloten.
Wanneer u de toepassing voor het eerst
opent, kunt u eventueel de lokale zenders
automatisch laten afstemmen.
Selecteer
of als u de volgende of
vorige zender wilt beluisteren.
Opslaan — De radiozender opslaan.
Luidspreker inschakelen of
Luidspreker uitschakelen — Hiermee
zet u de luidspreker aan of uit.
Alternatieve frequenties — Geef aan of
u de radio automatisch naar een betere
RDS-frequentie voor de radiozender wilt
laten zoeken als het frequentieniveau
minder wordt.
Afsp. in achtergrond — Hiermee kunt u
teruggaan naar het startscherm met radio
op de achtergrond.
Radiozenders beheren
Selecteer Menu > Muziek > Radio.
Als u naar opgeslagen radiozenders wilt
luisteren, selecteert u Opties > Kanalen
en vervolgens een zender in de lijst.
Als u een zender wilt verwijderen of een
andere naam wilt geven, selecteert u
Opties > Kanalen > Opties >
Verwijderen of Naam wijzigen.
Als u de frequentie handmatig wilt
instellen, selecteert u Opties > Zenders
afstemmen > Opties > Handmatig
zoeken.
Selecteer
als u de radio wilt uitzetten.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de
volgende opties:
U kunt via een packet-gegevens- of WLANverbinding videoclips downloaden en
videoclips vanaf compatibele
internetvideodiensten als live
gegevensstroom ('streaming') afspelen
(netwerkdienst). U kunt ook videoclips
van een compatibele computer naar uw
apparaat overbrengen om ze te bekijken.
Voor het downloaden van video's moeten
soms grote hoeveelheden gegevens
worden overgebracht via het netwerk van
de serviceprovider. Neem contact op met
uw serviceprovider voor meer informatie
over de kosten van gegevensoverdracht.
Het is mogelijk dat bepaalde diensten in
het apparaat zijn voorgeprogrammeerd.
Serviceproviders bieden gratis inhoud aan
of brengen kosten in rekening. Raadpleeg
de tarieven in de dienst zelf of bij de
serviceprovider.
Een videoclip downloaden en afspelen
Selecteer Menu > Toepassingen >
Video's en tv.
Een videodienst installeren
Selecteer Videofeeds > Videomap en de
gewenste videodienst.
Handmatig een videofeed toevoegen
Selecteer in de weergave Videofeeds de
optie Opties > Feed toevoegen >
Handmatig toevoegen.
Door geïnstalleerde videodiensten
bladeren
Selecteer Videofeeds. De inhoud van
sommige videodiensten is onderverdeeld
in categorieën. U kunt videoclips
doorbladeren door een categorie te
selecteren.
Een videoclip zoeken
Selecteer Video zoeken. De zoekfunctie is
mogelijk niet voor alle diensten
beschikbaar.
Een videoclip downloaden
Selecteer Opties > Downloaden.
Sommige videoclips kunnen via de ether
worden gestreamd, terwijl andere eerst
naar uw apparaat moeten worden
gedownload. Wanneer u de toepassing
afsluit, wordt het downloaden op de
achtergrond voortgezet. De gedownloade
videoclips worden opgeslagen in Mijn
video's.
Een videoclip streamen of een
gedownloade videoclip afspelen
Selecteer het pictogram Afspelen.
Als u tijdens het afspelen de
bedieningstoetsen wilt weergeven, tikt u
op het scherm.
Als u het volume wilt aanpassen, gebruikt
u de volumetoetsen.
Downloads plannen
Een automatische download voor
videoclips in een dienst plannen
Selecteer Opties > Downloads plannen.
Nieuwe videoclips worden automatisch
dagelijks op het door u gedefinieerde
tijdstip gedownload.
Geplande downloads annuleren
Selecteer Handm. downloaden als de
downloadmethode.
Het instellen van de toepassing om
automatisch videoclips te downloaden,
kan de overdracht van grote
hoeveelheden gegevens via het netwerk
van uw serviceprovider met zich
meebrengen. Neem meer informatie over
de kosten van gegevensoverdracht
contact op met uw serviceprovider.
Videofeeds
Selecteer Menu > Toepassingen >
Video's en tv.
Feeds weergeven en beheren
Selecteer Videofeeds.
Beschikbare videoclips in een feed
weergeven
Selecteer een feed in de lijst.
De inhoud van de geïnstalleerde
videodiensten wordt door middel van
RSS-feeds gedistribueerd.
Selecteer Opties en maak een keuze uit de
volgende opties:
Feedabonnementen — Hiermee
controleert u uw huidige
feedabonnementen.
Feeddetails — Informatie over een
videofeed weergeven.
Feed toevoegen — Hiermee abonneert
u zich op nieuwe feeds. Selecteer Via
videomap als u een feed wilt selecteren
in de diensten in de videomap.
Feeds vernieuwen — Hiermee
vernieuwt u de inhoud van alle feeds.
Account beheren — Uw accountopties
beheren voor een bepaalde feed, indien
beschikbaar.
Verplaatsen — Videoclips verplaatsen
naar een gewenste locatie.
Mijn video's
Mijn video's is een opslagplaats voor alle
video's. U kunt in verschillende
weergaven overzichten van gedownloade
video's en videoclips die met de camera
van het apparaat zijn opgenomen tonen.
U kunt een map openen en videoclips
bekijken door de map te selecteren.
Wanneer een videoclip wordt afgespeeld,
kunt u de speler bedienen met de
besturingstoetsen door op het scherm te
tikken.
Als u het volume wilt aanpassen, drukt u
op de volumetoets.
Selecteer Opties en een van de volgende
opties:
Downloaden hervatten — Hiermee zet
u een onderbroken of niet-geslaagde
download voort.
Downloaden annuleren — Hiermee
annuleert u een download.
Details videoclip — Hiermee geeft u
informatie over een videoclip weer.
Geheugenstatus — Hiermee geeft u de
hoeveelheid beschikbaar en gebruikt
geheugen weer.
Sorteren op — Hiermee sorteert u
videoclips. Selecteer de gewenste
categorie.
Verplaatsen en kopiëren — Hiermee
verplaatst of kopieert u videoclips.
Selecteer Kopiëren of Verplaatsen en
kies de gewenste locatie.
Videoclips overbrengen van uw pc
U kunt uw eigen videoclips vanaf
compatibele apparaten overbrengen via
een compatibele USB-kabel. Alleen
videoclips in een indeling die door het