Miller PIPEWORX 400 SYSTEM (380-400 VOLT CE) Owners manual [nl]

Page 1
OM-253906T/dut 201711
Processen
MIG/MAG lassen (GTAW) Pulserende MIG (GMAW-P)
TIG-lassen (GTAW)
Lassen met gevulde draad (FCAW)
Beklede elektrodelassen (SMAW)
Multiproces Lassen
Beschrijving
Lasstroombron met draadaanvoersys­teem
PipeWorx 400
Lassysteem
CE
www.MillerWelds.com
HANDLEIDING
File: MIG (GMAW)
Page 2
Van Miller voor u
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het an­ders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in 1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat voor reden dan ook ooit moeten worden gerepa­reerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud & Storingen precies nagaan wat het probleem is. Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepa­len welk onderdeel u precies nodig hebt om het probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke model bijgesloten.
Elke krachtbron van Miller gaat vergezeld de meest probleemloze garantie in onze bedrijfstak u werkt er hard genoeg voor.
Miller was de allereerste fabrikant van lasapparatuur in de VS die het ISO 9001 kwaliteitscertificaat behaal­de.
Miller Electric maakt een complete lijn lasapparaten en aanverwante lasproducten. Wilt u meer informatie over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke productleaflets voor u.
Page 3
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 3.............................
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 4..................................................
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 5...................................................
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie) 5.........................
HOOFDSTUK 2 VEILIGHEIDSMAATREGELEN LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 7....................
2-1. De betekenis van de symbolen 7.........................................................
2-2. Gevaren bij koelapparatuur 7............................................................
2-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 7.............................
2-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 8..................................................
2-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 8...................................................
HOOFDSTUK 3 DEFINITIES 9...............................................................
3-1. Meer veiligheidssymbolen en definities 9..................................................
3-2. Meer veiligheidssymbolen en definities 12..................................................
HOOFDSTUK 4 TECHNISCHE GEGEVENS 14..................................................
4-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens 14..............................
4-2. Algemene specificaties 14...............................................................
4-3. Omstandigheden gebruik en opslag 15.....................................................
4-4. Inschakelduur en oververhitting bij MIG-lassen 17............................................
4-5. Inschakelduur en oververhitting bij TIG-lassen 17............................................
4-6. Inschakelduur en oververhitting bij beklede elektrode 18......................................
HOOFDSTUK 5 INSTALLATIE 19..............................................................
5-1. Een locatie kiezen 19....................................................................
5-2. Informatie over de 14-pens aansluiting 20...................................................
5-3. 14-pens stekkerdoos activeren voor beklede elektrode 21.....................................
5-4. Aanvoersnelheid in meter per minuut (mpm) of inch per minuut (ipm) 22.........................
5-5. Info 14-pens stekkerdoos voor de draadaanvoerunit 23.......................................
5-6. Beveiliging CB2 voor hulpapparatuur 24....................................................
5-7. Enkelvoudig 115 V AC beveiligd stopcontact voor hulpapparatuur 25............................
5-8. Hijsoog aan de lasstroombron 26..........................................................
5-9. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud 27...............................................
5-10. 3-fasen ingangsvermogen aansluiten 28....................................................
5-11. Aanbrengen van optionele handgrepen, wielonderstel en koeler 30.............................
5-12. Monteren en bevestigen van de kabelhanger 31.............................................
5-13. Juiste aansluiting van de draden voor de spanningsdetectie 32.................................
5-14. Detectiekabel en werkstukkabel aansluiten aan klem 32......................................
5-15. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen*
aanbevolen voor PipeWorx 400 33........................................................
5-16. Klemmen lasuitgangen 33................................................................
5-17. De lasstroomkabels aansluiten 34.........................................................
5-18. Aansluitvoorbeeld MIG-/GMAW-lassen met draadaanvoerunit op de stroombron 35................
5-19. Aansluitvoorbeeld MIG-/GMAW-lassen met aanvoerunit op een kar 36..........................
5-20. Aansluitingen achterpaneel van de draadaanvoer met kantelbaar aanvoermechanisme 37..........
5-21. Aansluiting voor de toortsschakelaar 38....................................................
5-22. Het installeren van de lastoorts 39.........................................................
5-23. De lasdraad installeren en doorvoeren 40...................................................
5-24. Aansluitingen van spanningsdetectiekabel en werkstukkabel bij meerdere lasbogen 41.............
5-25. Laskabels zo leggen dat inductantie minimaal is 43...........................................
5-26. Aansluitvoorbeeld booglassen met beklede elektrode (SMAW) 44..............................
5-27. Aansluitvoorbeeld luchtgekoelde TIG-toorts (GTAW),
aparte gasslang/laskabel, gasklep in stroombron 45..........................................
5-28. Aansluitvoorbeeld luchtgekoelde TIG-toorts (GTAW),
gecombineerde gasslang/laskabel, gasklep in stroombron 46..................................
5-29. Aansluitvoorbeeld vloeistofgekoelde TIG-toorts (GTAW), gasklep in stroombron 47................
Page 4
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 6 BEDIENING 48...............................................................
6-1. Bedieningsterminologie 48...............................................................
6-2. Bedieningspaneel lasstroombron 50.......................................................
6-3. Sleuf voor geheugenkaart 51.............................................................
6-4. Regeling TIG-sequence 56...............................................................
6-5. Voorbeeld BMBE-instellingen 57..........................................................
6-6. Voorbeeld TIG-instellingen 58.............................................................
6-7. MIG-instellingen voorbeeld 1 59...........................................................
6-8. MIG-instellingen voorbeeld 2 60...........................................................
6-9. Bedieningspaneel draadaanvoerunit 61.....................................................
6-10. Afstelling van voorgas en nagas 64........................................................
6-11. Instelvoorbeeld draadaanvoerunit links actief 65.............................................
6-12. Instelvoorbeeld draadaanvoerunit recht actief (alleen bij dubbele unit) 66.........................
6-13. Instelvoorbeeld draadaanvoerunit niet-MIG 67...............................................
6-14. Instelvoorbeeld purge met timer 68........................................................
6-15. Instelvoorbeeld Auto Jog 69..............................................................
6-16. Basisparameters voor PipeWorx 400 70....................................................
6-17. Lift Arc− en HF TIG-startprocedures 73...................................................
HOOFDSTUK 7 ONDERHOUD EN STORINGEN VERHELPEN 74.................................
7-1. Routineonderhoud 74...................................................................
7-2. De binnenkant van het apparaat schoonblazen 74...........................................
7-3. Standaardwaarden terugzetten 75.........................................................
7-4. De softwarerevisie opvragen 75...........................................................
7-5. Kalibratieprocedure van de lasstroombron 75................................................
7-6. Rechterpaneel weghalen om de spanning van de ingangscondensator meten. 77.................
7-7. Routineonderhoud van de koeler 78.......................................................
7-8. Onderhoud koelvloeistof 79..............................................................
7-9. Diagnostische code lasstroombron en aanvoerunit 80........................................
7-10. Probleemoplossing lasstroombron / draadtoevoerunit 82......................................
7-11. Probleemoplossing lasstroombron 83......................................................
7-12. Problemen met de draadaanvoerunit 84....................................................
7-13. Problemen met de koeler 84..............................................................
HOOFDSTUK 8 ELECTRISCH SCHEMA 86.....................................................
HOOFDSTUK 9 HOGE FREQUENTIE 92.......................................................
9-1. Lasprocessen waarvoor hoge frequentie nodig is 92..........................................
9-2. Installatie waarbij mogelijke bronnen van HF-storing zijn aangegeven 92.........................
9-3. Aanbevolen installatie om HF-storing te verminderen 93.......................................
HOOFDSTUK 10 ONDERDELENLIJST 94......................................................
GARANTIE
Page 5
VERKLARING VAN CONFORMITEIT
voor producten in de Europese Gemeenschap (gemarkeerd met EC).
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street Appleton, WI 54914 VS verklaart dat het product of de producten in deze verklaring voldoen aan de basisvereisten van de genoemde richtlijn(en) en norm(en).
Product-/apparaatidentificatie:
Product
Serienummer
PIPEWORX 400 POWER SOURCE, 380-400 907534
PIPEWORX SINGLE BENCH FEEDER,CE 300949
PIPEWORX DUAL BENCH FEEDER 300950
PIPEWORX COOLER 300370
Richtlijnen:
2014/35/EU Low Voltage2014/30/EU Electromagnetic Compatibility2011/65/EU Restriction of the use of certain Hazardous Substances in electrical and electronic equipment
Normen:
IEC 60974-1:2012 Arc welding equipment – Part 1: Welding power sourcesIEC 60974-2:2013 Arc welding equipment – Part 2: Liquid cooling systemsIEC 60974-5:2013 Arc welding equipment – Part 5: Wire feedersIEC 60974-10:2014 Arc welding equipment – Part 10: Electromagnetic compatibility requirements
Ondertekenaar:
October 30, 2017
_____________________________________ ___________________________________________
David A. Werba
MANAGER, PRODUCTONTWERPNALEVING
255729‐E
Datum van verklaring
Page 6
EMV-GEGEVENSBLAD VOOR LASSTROOMBRON
Product-/apparaatidentificatie
Product
PIPEWORX 400 POWER SOURCE, 380-400V (CE) 907534
Overzicht nalevingsinformatie
Toepasbare richtlijn Richtlijn 2014/35/EU
Referentielimieten Richtlijn 2013/35/EU, aanbeveling 1999/519/EG
Toepasselijke normen IEC 62822-1:2016, IEC 62822-2:2016
Bedoeld gebruik voor bedrijfsmatig gebruik voor gebruik door leken
Voor werkplekbeoordeling moet rekening worden gehouden met niet-thermische effecten ☒ JA ☐ NEE
Voor werkplekbeoordeling moet rekening worden gehouden met thermische effecten ☐ JA ☒ NEE
Gegevens zijn gebaseerd op maximaal voedingsvermogen (geldig tenzij firmware/hardware wordt gewijzigd)
Gegevens zijn gebaseerd op slechtste-gevalinstelling/-programma (alleen geldig tot instelopties/lasprogramma
worden gewijzigd)
Serienummer
s
Gegevens zijn gebaseerd op meerdere instellingen/-programma's (alleen geldig tot instelopties/lasprogramma
worden gewijzigd)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de blootstellingsgrenswaarden (ELV's) JA NEE voor gezondheidseffecten bij standaardconfiguraties (indien NEE gelden specifieke
vereiste minimale afstanden)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de blootstellingsgrenswaarden (ELV's) n.v.t. JA NEE voor sensorische effecten bij standaardconfiguraties (indien van toepassing en bij NEE zijn
specifieke maatregelen nodig)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de n.v.t. JA NEE actieniveaus (AL's) bij standaardconfiguraties (indien van toepassing en bij NEE zijn
specifieke waarschuwingsborden nodig)
EMV-gegevens voor niet-thermische effecten
Blootstellingsindices (EI's) en afstanden tot lasstroomkring (voor de diverse gebruiksmodi, voor zover van toepassing)
Hoofd
Sensorische
effecten Genormeerde afstand 10 cm 10 cm 10 cm 3 cm 3 cm ELV EI op genormeerde afstand 0,37 0,33 0,53 0,30 0,69
Vereiste minimumafstand
Afstand waarop alle beroepsmatige ELV-blootstellingsindices vallen onder 0,20 (20%) 38 cm Afstand waarop alle ELV-blootstellingsindices voor het algemene publiek vallen onder 1,00 (100 %) 425 cm
2 cm 2 cm 4 cm 1 cm 2 cm
Gezondheids
effecten
Romp
Ledematen
(handen)
Ledematen
(dijen)
s
Getest door:
275552-A
.Tony Samimi Datum van test: 2016-02-01
Page 7
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
dut_som_201509
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver­meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode­lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
LET OP − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd aan persoonlijk letsel.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge­bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor­zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Sectie 1-5. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren, bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tijdens het gebruik van dit apparaat.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan do­delijk zijn
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen kan fatale schokken en ernstige brandwonden veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het voedingsgedeelte en de interne circuits van de machine staan eveneens onder stroom als het apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of au­tomatisch draadlassen staat het draad, de spoel, de ruimte waar het lasdraad zich in de machine bevindt en alle metalen onderdelen die in aanraking zijn met de lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde of onvoldoende geaarde installaties kunnen geva­ren opleveren.
D Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan D Draag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming
zonder gaten
D Isoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met de grond of het werkstuk te voorkomen
D Gebruik geen wissel(AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving, als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar bestaat dat u kunt vallen
D Gebruik ALLEEN wissel− (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Er zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de vol-
gende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen con­structies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte lichaamshouding bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende
. Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/ van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE­LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe­horende instructies om deze risico’s te vermijden.
apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semiautomatisch gelijkstroom (draad) lasapparaat met constante spanning, 2) een handbediend gelijkstroom (elektrode) lasapparaat, of 3) een wis­selstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasap­paraat met lagere spanning aanbevolen. En werk niet alleen!
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften)
D Installeer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met
de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voor­schriften.
D Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
D Controleer de ingaande voedingskabel en de massakabel
regelmatig op beschadigingen of blootliggende bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is blootlig­gende bedrading kan dodelijk zijn.
D Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
D Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openliggen-
de bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
D Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt. D Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
D Draag de kabels niet op uw lichaam. D Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel.
D Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
D Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
D Draag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werkt D Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats. D Klem de massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel.
D Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen
D Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt gebruikt.
D Maak gebruik van aardlekbescherming wanneer u hulpapparatuur
gebruikt in vochtige of natte locaties.
OM-253906 Pagina 1
Page 8
Er staat ook NA het afsluiten van de voedingsspanning nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING op het voedingsgedeelte van de inverter lasstroombronnen.
D Zet de gelijkstroom-wisselstroomomzetter uit, maak de voedings-
stekker los en ontlaad de invoercondensatoren overenkomstig de aanwijzingen in de Sectie Onderhoud, voordat u enig onderdeeel aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen brandwonden ontstaan.
D Hete onderdelen niet met blote handen aan-
raken
D Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan
gaat werken.
D Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en
kleding om brandwonden te voorkomen.
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm
D Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw anderen om niet in de boog te kijken.
D Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbe­scherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren handschoenen, een zwaar overhemd, een broek zonder omslag, hoge schoenen en een pet.
LASSEN kan brand of explosies ver­oorzaken
Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks, trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen worden Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen.
werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand ver­oorzaken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat lassen.
De rondvliegende vonken, de temperatuur van het
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw gezondheid.
D Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in. D Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg dat las-
rook en gassen afgezogen worden. De aanbevolen manier om te bepalen of er voldoende ventilatie is, is monsters te nemen van de dampen en gassen waaraan het personeel wordt blootgesteld en deze te analyseren op samenstelling en hoeveelheid.
D Als er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gas-
masker.
D Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak­middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
D Werk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd
wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kun­nen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn. Zorg voor veilige ademlucht.
D Las niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of
waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen rea­geren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en irriterende gassen vormen
D Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen produceren als ze gelast worden.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen ogen en huid verbranden
Boogstralen van het lasproces produceren zichbare en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond.
D Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
D Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand­werende materialen.
D Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
D Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
D Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk
gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruim­tes kunnen vliegen.
D Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt D Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de tegenovergestelde zijde
D Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Vei­ligheidsvoorschriften).
D Las nooit waar de lucht brandbaar stof, gas of vloeistofdamp (bij-
voorbeeld benzinedamp) kan bevatten.
D Verbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s ver­meden kunnen worden
D Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien. D Haal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan
de contactbuis als niet gelast wordt.
D Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbe­scherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren handschoenen, een zwaar overhemd, een broek zonder omslag, hoge schoenen en een pet.
D Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
D Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
D Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
D Volg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor
werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aan­wezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt.
D Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak­middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
OM-253906 Pagina 2
Page 9
RONDVLIEGEND METAAL of STOF kan de ogen verwonden.
GASFLESSEN kunnen exploderen als ze beschadigd worden
D Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen­de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af­koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
GASVORMING kan schadelijk voor de gezondheid of zelfs dodelijk zijn
D Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
D Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE VELDEN kunnen van invloed zijn op geïmplanteerde medische apparatuur.
D Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten uit de buurt blijven.
D Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of inductieverwarmen.
LAWAAI kan het gehoor aantasten
Lawaai van bepaalde werkzaamheden of appara­tuur kan uw gehoor aantasten
D Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk staat. Als een gasfles beschadigd wordt, kan deze exploderen. Aangezien gasflessen normaal ge­sproken een onderdeel uitmaken van het van het lasproces moet u er voorzichtig mee omgaan.
D Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
D Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze
niet kunnen vallen of omkantelen.
D Houd de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroom-
kringen
D Hang nooit een elektrodehouder over een gasfles. D Laat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles. D Las nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg
zijn.
D Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toe­passing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
D Draai uw gezicht weg van de uitgang van het ventiel wanneer u
het cilinderventiel opent. Niet vóór of achter de regelaar gaan staan wanneer u het ventiel opent.
D Laat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zit-
ten behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor ge­bruik.
D Gebruik de juiste apparatuur, de juiste procedures en een vol-
doende aantal personen om gasflessen te tillen en verplaatsen
D Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd
gas, bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veilig­heidsvoorschriften staat.
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
D Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
D Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
D Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat aan kan.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel veroorzaken.
D Gebruik alleen het hijsoog om het apparaat op
te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of ande­re accessoires.
D Gebruik gereedschap met voldoende capaciteit om het apparaat
op te tillen en te ondersteunen.
D Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant onder het apparaat uitsteken.
D Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren
niet in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
D Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of
apparatuur de Amerikaanse ARBOrichtlijn getiteld Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
D Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en op een veilige locatie. Draag hier­bij de juiste gezichts-, hand- en lichaamsbescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken brandbare stoffen uit de
buurt houden.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden tot OVERVERHITTING.
D Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
D Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming om de ogen en
het gezicht te beschermen.
STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PC­kaarten beschadigen
D Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
D Gebruik goede anti-statische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of transporteren van PC-printplaten.
OM-253906 Pagina 3
Page 10
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen letsel veroorzaken.
H.F. STRALING kan storingen veroor­zaken
D Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen D Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken
D Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
D Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad wordt ingevoerd.
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan letsel veroorzaken.
D Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te
laden of om voertuigen te starten tenzij het een acculaadvoorziening heeft die hiervoor speciaal is bedoeld.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen letsel veroorzaken
D Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud en storingzoeken.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud en storingzoeken.
D Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding weer aan.
LEES DE INSTRUCTIES.
D Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de machine installeert, gebruikt of er onderhoud aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op. Lees de veiligheidsinformatie aan het begin van de handleiding en in elk hoofdstuk.
D Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
D Voer installatie, onderhoud en service uit in overeenstemming
met de gebruikershandleidingen, de industriële normen en de landelijke en ter plekke geldende regelgeving.
D Hoog-frequente straling kan storing ver-
oorzaken bij radio-navigatie, veiligheidsdien­sten, computers en communicatie-apparatuur.
D Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektroni-
sche apparatuur deze installatie uitvoeren.
D De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de installatie
D Als u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan
onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
D Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden. D Houd deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar­ding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie veroorzaken.
D Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische apparatuur zoals computers en computergestuurde apparatuur zoals robots.
D Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagne-
tisch compatibel is.
D Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels
zo kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de vloer.
D Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van
gevoelige elektronische apparatuur.
D Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
D Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker
extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che­micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5 en volgend.)
OM-253906 Pagina 4
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwij­kingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was
na gebruik uw handen.
Page 11
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1, is available as a free download from the American Welding Society at http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com­bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec­tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1, from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way, Suite 103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700, website:www.cga­net.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Mississauga, Ontario, Canada L4W 5NS (phone: 800-463-6727, website: www.csagroup.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec­tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web­site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org). OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q, and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super­intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954 (phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices— phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website: www.osha.gov).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na­tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600 Clifton Rd, Atlanta, GA 30329-4027 (phone: 1-800-232-4636, website: www.cdc.gov/NIOSH).
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk elektrische en magnetische velden (EMV). De stroom bij booglassen (en verwante processen zoals puntlassen, gutsen, plasmasnijden en inductieverwarmingsprocessen) zorgt voor een elektromagnetisch veld rondom het lascircuit. Elektromagnetische velden (EMV) kunnen invloed hebben op medische implantaten, zoals pacemakers. Voor per­sonen die medische implantaten hebben moeten beschermende maatregelen worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor pas­santen of een risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Beperk bijvoorbeeld de toegang voor omstanders of voer afzonderlijke risico­beoordelingen uit voor lassers. Alle lassers moeten de volgende procedures naleven om zo blootstelling aan elektro−magneti- schevelden van de lasstroomkring tot een minimum te beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla­smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-253906 Pagina 5
Page 12
OM-253906 Pagina 6
Page 13
HOOFDSTUK 2 VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze op en bewaar ze.
2-1. De betekenis van de symbolen
Cooler 2016-08dut
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver­meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode­lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
LET OP − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd aan persoonlijk letsel.
2-2. Gevaren bij koelapparatuur
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge­bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor­zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Sectie 2-5. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren, bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven ti­jdens het gebruik van dit apparaat.
Door HETE ONDERDELEN kunnen brandwonden ontstaan.
D Hete onderdelen niet met blote handen aanrak-
en.
D Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan
gaat werken.
D Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en
kleding om brandwonden te voorkomen.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF kan de ogen verwonden.
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met
zijschermen, zelfs onder uw lashelm.
. Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/ van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE­LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe­horende instructies om deze risico’s te vermijden.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan do­delijk zijn.
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen kan fatale schokken en ernstige brandwonden veroorzaken. Het voedingsgedeelte en de interne
stroom als het apparaat aan staat. Verkeerd geïnstalleerde of onvoldoende geaarde installaties kunnen gevaren opleveren.
D Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan. D Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften).
D Installeer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met
de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voor­schriften.
D Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
D Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
D Controleer de ingaande voedingskabel en de massakabel
regelmatig op beschadigingen of blootliggende bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is blootlig­gende bedrading kan dodelijk zijn.
D Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt. D Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
D Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen.
circuits van de machine staan eveneens onder
2-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
VALLENDE APPARATUUR kan letsel veroorzaken.
D Gebruik gereedschap met voldoende capaci-
teit om het apparaat op te tillen en te ondersteu­nen.
D Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant onder het apparaat uitsteken.
D Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren
niet in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
D Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of
apparatuur de Amerikaanse ARBOrichtlijn getiteld Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
D Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de
fabrikant.
D Voer installatie, onderhoud en service uit in overeenstemming
met de gebruikershandleidingen, de industriële normen en de landelijke en ter plekke geldende regelgeving.
D Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak­middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
LEES DE INSTRUCTIES.
D Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de machine installeert, gebruikt of er onderhoud aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op. Lees de veiligheidsinformatie aan het begin van de handleiding en in elk hoofdstuk.
OM-253906 Pagina 7
Page 14
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden tot OVERVERHITTING.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen letsel veroorzaken
D Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
D Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
STOOM EN HETE KOELVLOEISTOF kunnen brandwonden veroorzaken.
De slang kan scheuren als de koelvloeistof te heet wordt.
D Voer voor gebruik een visuele controle uit van de toestand van
de slangen. Gebruik geen beschadigde slangen.
D Laat de apparatuur altijd afkoelen, voordat u ermee gaat werken.
VLOEISTOF ONDER HOGE DRUK kan verwondingen of de dood veroorzaken.
D Koelvloeistof kan onder hoge druk staan.
D Verlaag de druk voordat u aan de koeler gaat
werken.
D Ga onmiddellijk naar een arts als er OOK MAAR EEN BEETJE
vloeistof binnendringt in de huid of het lichaam.
2-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che­micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5 en volgend.)
Dit product bevat of produceert chemische stoffen die bekend zijn bij de staat California, die kanker of geboorteaf-
D Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud en storingzoeken.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud en storingzoeken.
D Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding weer aan.
wijkingen kunnen veroorzaken (of ander letsel kunnen voortbrengen) (California Health & Safety Code Section
25249.5 et seq.)
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwij­kingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was
na gebruik uw handen.
2-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1, is available as a free download from the American Welding Society at http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com­bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec­tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1, from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way, Suite 103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700, website: www.cganet.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060 Spectrum Way, Suite 100, Mississauga, Ontario, Canada L4W 5NS (phone: 800-463-6727, website: www.csagroup.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec­tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web­site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org). OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q, and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super­intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954 (phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices— phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website: www.osha.gov).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na­tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600 Clifton Rd, Atlanta, GA 30329-4027 (phone: 1-800-232-4636, website: www.cdc.gov/NIOSH).
OM-253906 Pagina 8
Page 15
HOOFDSTUK 3 − DEFINITIES
3-1. Meer veiligheidssymbolen en definities
. Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode niet met de blote hand aanraken. Geen natte of kapotte handschoenen dragen.
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe1 2012−05
Safe2 2017−04
Safe3 2017−04
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de dampen van de werkplek af te voeren.
Gebruik een ventilator om de dampen af te voeren.
Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
Lasvonken kunnen brand veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en zorg dat er een toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken.
Safe6 2017−04
Safe8 2012−05
Safe10 2012−05
Safe12 2012−05
Safe14 2012−05
Niet aan vaten of dichte containers e.d. lassen.
Safe16 2017−04
OM253906 Pagina 9
Page 16
Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af.
Haal de stekker van de machine uit het stopcontact, voordat u aan de machine gaat werken.
Bij ingeschakeld apparaat kunnen defecte onderdelen exploderen of andere onderdelen doen exploderen.
Rondvliegende stukken van onderdelen kunnen letsel veroorzaken. Draag altijd een gezichtsscherm als u onderhoud pleegt aan een apparaat.
Draag altijd lange mouwen en knoop uw kraag dicht, als u onderhoud pleegt aan een apparaat.
Safe20 2017−04
Safe5 2017−04
Safe26 2012−05
Safe27 2012−05
Safe28 2012−05
Nadat u de nodige voorzorgsmaatregelen hebt genomen, kunt u het apparaat aansluiten op de stroomvoorziening.
Safe29 2012−05
Het product niet meegeven met het gewone afval (waar van toepassing). Hergebruik of recycle afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA-regels). Voer de apparaten
af naar een daarvoor bestemd inleverstation. Neem contact op met de gemeente of uw lokale dealer voor nadere informatie.
Safe37 2017−04
Let op elektrische schokken door de bedrading.
Safe94 2012−08
Haal de stekker van de machine uit het stopcontact, voordat u aan de machine gaat werken.
Safe30 2012−05
Sluit eerst de groene of groen-gele aarddraad aan op de aardaansluiting. Sluit daarna de fasedraden L1, L2 en L3 aan.
Safe36 2012−05
OM253906 Pagina 10
Zorg dat u geoefend raakt en lees alle instructies en labels, voordat u aan of met de machine gaat werken.
Safe35 2012−05
Page 17
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode of lasdraad niet met de blote hand aanraken. Draag geen natte of kapotte handschoenen.
Safe57 2017−04
?
V
?
A
Op het typeplaatje staat vermeld welke elektrische aansluitspanning en welk vermogen het apparaat nodig heeft.
Safe34 2012−05
Aandrijfrollen kunnen de vingers verwonden.
Safe32 2012−05
De lasdraad en de onderdelen van de aandrijving staan tijdens het lassen onder lasspanning - houd handen en metalen objecten uit de buurt ervan.
Safe33 2017−04
Milieubescherming Gebruiksperiode (China)
Safe123 2016−06
Een verstopt filter of verstopte slangen kunnen oververhitting van de stroombron en de toorts veroorzaken.
Safe50 2012−05
100 h. std
Controleer en reinig het filter en controleer de staat van de slangen om de 100 uur.
Safe51 2012−05
Zorg dat u geoefend raakt en lees de aanwijzingen, voordat u aan de machine gaat werken of gaat lassen.
Safe65 2012−06
Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Bescherm uw oren en knoop de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een lashelm met de juiste filtersterkte. Draag bescherming voor uw hele lichaam.
Safe38 2012−05
V
V
V
Op de ingangscondensatoren blijft gevaarlijke elektrische spanning aanwezig, ook nadat de elektrische voeding is uitgeschakeld. Raak geen geladen condensatoren aan. Wacht na het uitschakelen van de voeding eerst 5 minuten voordat u aan het apparaat gaat werken. Of controleer eerst de spanning over de condensatoren, zodat u zeker weet dat die vrijwel 0 is, voordat u iets aanraakt.
Safe43 2012−05
OM253906 Pagina 11
Page 18
3-2. Meer veiligheidssymbolen en definities
. Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Werkstukaansluitin
A
Stroomsterkte
g
MIG/MAG lassen
0
Hz
Gasinvoer
Uit
TIG lassen
Verhogen
Nominale
nullastspanning
(OCV)
Hertz
Pulserend
Toortsschakelaar-
functie
Het SD-logo is
een handelsmerk
van SD-3C, LLC
Draadtype
Gasvoorstroom
Gasnastroom
Aanvangsvolgord
e
Drukken
I
U
S
2
1
14
Netaansluiting
Nominale
lasstroom
Primaire spanning
Geschikt voor
bepaalde
gevaarlijke
omstandigheden
Driefasen
Opslaan in het
geheugen
Type elektrode
Draaddiameter
Hoogfrequent
Start (TIG)
Procescyclus
Up-slope tijd
Gekozen zijde
14 polige
stekkeraansluiting
voor
afstandsbediening
U
I
V
Uitgangsspanning
2
1
belast
Enkelfase
Viertakt
toortsschakelaar
(TIG)
Terughalen uit
geheugen
Booglassen met
gevulde draad
(FCAW)
Tweetakt
toortsschakelaar
(TIG)
LiftArc Start (TIG)
Lassen
(algemeen)
Uitkratertijd
Nominale
voedings-
stroomsterkte
Houdfunctie van de toorts­schakelaar uit
Rechterkant
gekozen
Spanning
VS
OM253906 Pagina 12
Ingang
Spanningsdetectie
Doorspoelen
met gas
Boogregeling
Gelijkstroom (DC)
Automatische
zekering
Positief
Linkerkant
gekozen
Wisselstroom
(AC)
Naar de
stroombron
Gasuitvoer
Draadaanvoer
X
Aan
Beklede
elektrode-lassen
Aarding
Driefasen inverter
Inschakelduur
Page 19
%
Percent
Type gas
Houdfunctie
van de
toortsschakelaar
aan
Programma
IP
Interne
beschermingsgraa
d
RMD-proces
Bezet
Pulsoverdracht
Aantekeningen
Seconden
Uiteindelijke
volgorde
I
1max
I
1eff
Maximale nomina-
le netstroom
Maximale effectie-
ve netstroom
OM253906 Pagina 13
Page 20
HOOFDSTUK 4 − TECHNISCHE GEGEVENS
4-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de voorzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische aansluitspanning en het vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde van deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt.
4-2. Algemene specificaties
. Gebruik niet de informatie in de tabel met specificaties voor de eenheid om de elektrische onderhoudsvereisten te bepalen. Zie hoofdstukken 5-9
en 5-10 voor meer informatie over het aansluiten van de ingangsspanning.
. Deze apparatuur genereert nominale resultaten bij een omgevingstemperatuur van maximaal 405C (1045F).
A. Specificaties lasstroom en -spanning
Nominale
Voeding Lasproces
Beklede
elektrode
TIG
Driefasen
Voor de juiste waarden van beveiligingen en zekeringen zie hoofdstuk 5-9.
MIG
Met
gevulde
draad
lasstroom
en -spanning
400 A bij 36 volt DC, 100% inschakelduur
350 A bij 24 V DC,
100% inschakelduur
400 A bij 34 V DC,
100% inschakelduur
400 A bij 34 V DC,
100% inschakelduur
Stroombereik
bij CC
(constante
stroom)
40 400 — —
10350 — — 19,0 18,1 12,4 12,5 9,7 9,8
— — 1044 27,1 25,7 18 18 15,5 15,6
— — 1044 27,1 25,7 18 18 15,5 15,6
Spannings-
bereik bij CV
(constante
spanning)
Maximum
open
spanning
DC
90
Stroomverbruik
bij een nominale
uitgangsbelasting,
50/60 Hz, driefasen
380 V 400 V 380 400 380 400
26,3 25,5 17,6 17,8 16,5 16,5
kVA kW
B. Afmetingen en gewicht
Gatmaten
A 495 mm
B 424 mm
C 806 mm
D 406.4 mm
B
Schroefdraad UNC
E
5/1618 inch
Gewicht
102 kg
Gewichtsbelasting hijsoog:
238 kg (525 lb) maximum
C
C. Technische gegevens draadaanvoerunit
Voeding
Type
lasstroombron
Snelheidsbereik
draadtoevoer
E
A
D
Bereik
draaddiameter
495 mm
Nominale
lasstroom
806 mm
Algehele
afmetingen
724 mm
805142-A
Gewicht
Enkel Dubbel
24 volt AC 11 ampère
OM253906 Pagina 14
PipeWorx 400 1,3 tot 19,8 m/min. 0,9 tot 1,6 mm
Maximum
spoelgewicht:
27 kg
100 V, 600 A,
100%
inschakelduur
Lengte: 737 mm
Breedte: 483 mm
Hoogte: 356 mm
30 kg 41 kg
Page 21
D. Technische gegevens koeler
Voeding
Pomp Ventilator Netto Nat gewicht
115 volt AC 115 volt AC
Algemene afmetingen Koelvermogen
Lengte: 737 mm (29 in.)
Breedte: 492 mm (19,375 in.)
Hoogte: 305 mm (12 in.)
0,9 kw bij 60 Hz 0,8 kw bij 50 Hz
Capaciteit
koelvloeistof
11,4 liter (3 gal.)
49 kg
(108 lb)
Gewicht
60 kg
(133 lb)
E. Technische gegevens koelvloeistof
Gebruik geen geleidende koelvloeistof.
Toepassing Koelvloeistof
TIG of waar hogefrequentiestroom wordt gebruikt Koelvloeistof met lage conductiviteit 043810*
Gedestilleerd of gedesioniseerd water OK boven 0C (32F)
GTAW of waar geen hogefrequentiestroom wordt gebruikt
Waar de koelvloeistof met de aluminium onderdelen in aanraking komt
*Koelvloeistoffen 043810 en 043809 beschermen tot -38C (-37F) en weerstaan de groei van algen.
LET OP − Het gebruik van een andere koelvloeistof dan in de tabel vermeld staat, zorgt ervoor dat de garantie komt te vervallen op alle onderdelen die met de koelvloeistof in contact komen (pomp, radiateur enz.).
Koelvloeistof met lage conductiviteit 043810* Aluminiumbeschermende koelvloeistof 043809* Gedestilleerd of gedesioniseerd water OK boven 0C (32F)
Aluminiumbeschermende koelvloeistof 043809*
4-3. Omstandigheden gebruik en opslag
A. IP-graad Draadaanvoer apparaat
IP graad
IP21
Deze apparatuur is ontworpen voor gebruik binnen, en niet voor opslag of gebruik buiten.
IP21 2014−06
B. IP-graad Waterkoeler
IP-graad
IP23S
Deze apparatuur is ontworpen voor buitengebruik. Opslag is toegestaan, maar buiten lassen bij regen of andere neerslag mag alleen onder een afdak.
IP23S 2014−06
C. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC)
! Deze Klasse A apparatuur is niet bedoeld voor gebruik op plaatsen in woongebieden waar de elektrische stroom afkomstig is van
het openbaar laagspanningsnetwerk. Op dergelijke plaatsen ontstaan er mogelijk problemen met de elektromagnetische compatibiliteit als gevolg van storingen door geleiding en straling.
Deze apparatuur voldoet aan IEC 61000−3−11 en IEC 61000−3−12 en kan worden aangesloten op het openbare laagspanningsnet, op voorwaarde dat dit net op het gemeenschappelijk koppelpunt een systeemimpedantie Z kortsluitvermogen Ssc is groter dan 9 041 859VA). Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of gebruiker van de apparatuur om, zo nodig door raadpleging van de netwerkbeheerder, zeker te stellen dat de systeemimpedantie aan de eisen voldoet.
heeft van minder dan 17,70mW (of het
max
ceemc 1 2014-07
OM253906 Pagina 15
Page 22
D. China EEP Informatie gevaarlijke substanties

China EEP Informatie gevaarlijke substanties

Naam onderdeel
()
(indien van toepassing)
黄铜铜部
Onderdelen van messing en koper

Koppelapparaten

Schakelapparaten

Kabel en kabelaccessoires

Batterijen
SJ/T 11364.
Deze tabel is opgesteld conform China SJ/T 11364.
O:
该部GB/T26572限量要.
geeft aan dat de concentratie van de gevaarlijke substantie in alle homogene materialen van het onderdeel lager is dan de relevante grens­waarde China GB/T 26572.
X:
该部量超GB/T26572限量要.
geeft aan dat de concentratie van de gevaarlijke substantie in minstens één homogeen materiaal van het onderdeel hoger is dan de relevante grenswaarde China GB/T 26572.

Gevaarlijke substantie
Pb
O O O O O O
X O O O O O
O O X O O O
X O O O O O
X O O O O O
Hg
Cd

Cr6

PBB
苯醚
PBDE
SJ/Z11388.
De EFUPwaarde van deze EEP is gedefinieerd conform China SJ/Z 11388.
E. Temperatuurspecificaties
Bereik bedrijfstemperatuur* Opslag/Transport temperatuurbereik
10 tot 40C (14 tot 104F )
*Het resultaat wordt minder bij een temperatuur van hoger dan 40C (104F).
EEP_201606
20 tot 55C (4 tot 131F )
Temp_2016-07
OM253906 Pagina 16
Page 23
4-4. Inschakelduur en oververhitting bij MIG-lassen
LASSTROOM
% INSCHAKELDUUR
100% inschakelduur bij 400 ampère 60% inschakelduur bij 500 ampère
DRIEFASEN-
VOEDING
De inschakelduur is het percentage van 10 minuten dat het apparaat kan lassen met nominaal vermogen zonder oververhit te raken.
Als het apparaat oververhit raakt, zorgt een thermostaat (thermostaten) er voor dat er geen uitgangsspanning meer is en gaat de koelventilator draaien. Wacht vijftien minuten om het apparaat te laten afkoelen. Verlaag de stroomsterkte of de inschakelduur voor u weer gaat lassen.
LET OP − Door overschrijding van de inschakelduur kan het apparaat beschadigen en daarmee komt de garantie te vervallen.
Ononderbroken lassen
Oververhitting
0
minuten
6 minuten lassen 4 minuten rusten
15
4-5. Inschakelduur en oververhitting bij TIG-lassen
LASSTROOM
% INSCHAKELDUUR
100% inschakelduur bij 350 ampère
A/V
DRIEFASEN-
VOEDING
OF
De inschakelduur is het percentage van 10 minuten dat het apparaat kan lassen met nominaal vermogen zonder oververhit te raken.
Als het apparaat oververhit raakt, zor­gen een of meer thermostaten er voor dat er geen uitgangsspanning meer is en gaat de koelventilator draaien. Wacht vijftien minuten om het apparaat te laten afkoelen. Verlaag voordat u weer gaat lassen de stroomsterkte, de spanning, de draadtoevoersnelheid of de in­schakelduur.
LET OP − Door overschrijding van de inschakelduur kan het apparaat beschadigen en daarmee komt de garantie te vervallen.
verminder de inschakelduur
duty1 4/95 240 110−A
Oververhitting
Ononderbroken lassen
0
15
minuten
A/V
OF
verminder de inschakelduur
duty1 4/95 240 110−A
OM253906 Pagina 17
Page 24
4-6. Inschakelduur en oververhitting bij beklede elektrode
DRIEFASEN-
VOEDING
LASSTROOM
% INSCHAKELDUUR
100% inschakelduur bij 400 ampère
Ononderbroken lassen
De inschakelduur is het percentage van 10 minuten dat het apparaat kan lassen met nominaal vermogen zonder oververhit te raken.
Als het apparaat oververhit raakt, zor­gen een of meer thermostaten er voor dat er geen uitgangsspanning meer is en gaat de koelventilator draaien. Wacht vijftien minuten om het apparaat te laten afkoelen. Verlaag voordat u weer gaat lassen de stroomsterkte, de spanning, de draadtoevoersnelheid of de in­schakelduur.
LET OP − Door overschrijding van de inschakelduur kan het apparaat beschadigen en daarmee komt de garantie te vervallen.
Oververhitting
Aantekeningen
0
minuten
A/V
15
OF
verminder de inschakelduur
duty1 4/95 240 110−A
OM253906 Pagina 18
Page 25
HOOFDSTUK 5 INSTALLATIE
5-1. Een locatie kiezen
Verplaatsing
Locatie en luchtstroom
! Verplaats het apparaat niet naar en gebruik
het niet op plaatsen waar het kan omvallen.
1
OF
2
! Mogelijk is een speciale in-
stallatie nodig, wanneer er benzine of vluchtige vloei­stoffen aanwezig zijn zie NEC artikel 511 of CEC sectie
20.
1 Hijsoog 2 Hefvorken Gebruik het hijsoog of hefvorken
om het apparaat te verplaatsen.
3
Indien hefvorken gebruikt worden, gebruik hefvorken om het apparaat te verplaatsen.
3 Lijnscheidingsmechanisme Plaats het apparaat in de buurt van
een stroombron die de juiste voeding biedt.
460 mm
460 mm
loc_large 2015-04
OM253906 Pagina 19
Page 26
5-2. Informatie over de 14-pens aansluiting
Als op de 14-pens stekkerdoos een afstandsbediening is aangesloten, gaat het apparaat automatisch werken met een primaire/secundaire bediening. Dat betekent dat de stroominstelknop op het apparaat primair is. Dit bepaalt een maximum stroomsterkte. De afstandsbediening is dan secundair. Hiermee is te variëren tussen 0 en 100% van het maximum dat met de andere knop was ingesteld.
. In de fabriek is ingesteld dat de 14-pens stekkerdoos alleen geactiveerd is bij TIG-lassen. Optioneel kan het ook actief worden bij het booglassen
met beklede elektrode (BMBE). Zie hoofdstuk 5-3.
AJ
K
B
L
C
D
*De overige contacten worden niet gebruikt.
I
NH
M
G
F
E
805 143−−A
Aantekeningen
14-pens aansluiting
15 VOLTS DC
UITGANG
VOOR
SCHAKELAAR
AFSTANDS-
REMOTE
BEDIENING
CONTROL
GND
Pen* Functie van de pennen
A 15 volt DC.
B Door contact te maken met A wordt het 15 volt
gelijkspanningscircuit gesloten.
C Uitgangsspanning naar afstandsbediening;
+10 volt DC.
D Nulleiding van de afstandsbediening.
E 0 tot +10 V/DC inkomend stuursignaal
vanaf de afstandsbediening.
K Massa van behuizing.
OM253906 Pagina 20
Page 27
5-3. 14-pens stekkerdoos activeren voor beklede elektrode
1
Afstands-
bediening
beklede
elektrode uit
ON ON
1122
Afstandsbedi­ening beklede
elektrode aan
2
! Schakel de lasstroombron uit,
verbreek de elektrische ver­binding met de netvoeding, en controleer vóór u verder gaat of er nog spanning staat op de ingangscondensatoren. Zie over die controle hoofd­stuk 7-6.
Als deze instelling is gemaakt en op de 14-pens stekkerdoos aan de voorkant van de stroombron is een stroomregelaar / schakelaar aangesloten, dat geldt de primaire / secundaire regeling voor zowel TIG-lassen als booglassen met beklede elektrode (BMBE).
1 Interface printplaat bediening 2 DIP-schakelaar Verwijder de draadaanvoerunit en de
kabelbeugels aan de zijkant, indien aanwezig.
Haal de bovenkap van de stroombron. Zet DIP-schakelaar 2 in de bovenste
stand (met aanduiding ON). Gebruik voor het verzetten van de DIP­schakelaar zo nodig een kleine schroevendraaier.
Plaats de kap weer. Breng de kabelbeugels weer aan de
zijkant aan en de draadaanvoerunit bovenop, voor zover ze verwijderd waren.
Benodigde gereedschappen:
5/16 inch
805 288−A
OM253906 Pagina 21
Page 28
5-4. Aanvoersnelheid in meter per minuut (mpm) of inch per minuut (ipm)
Stand voor ipm (inch/min.)
Stand voor mpm (m/min.)
3
2
Achteraanzicht
1
van het voorpaneel
van de draadaanvoerunit
! Schakel de lasstroombron
uit, verbreek de elektrische verbinding met de netvoe­ding, en controleer vóór u verder gaat of er nog spanning staat op de in­gangsscondensatoren. Zie over die controle hoofd­stuk 7-6.
1 Draadaanvoerunit
van PipeWorx 2 Printplaat bedieningsinterface 3 DIP-schakelaar Haal de kap van de draadaanvoer-
unit. Zet DIP-schakelaar nr. 1 (de bo-
venste schakelaar) in de stand “ON”. Gebruik voor het verzetten van de DIP-schakelaar zo nodig een kleine schroevendraaier.
Monteer de kap.
Benodigde gereedschappen:
OM253906 Pagina 22
5/16 inch
805 298A / 805 429−A
Page 29
5-5. Info 14-pens stekkerdoos voor de draadaanvoerunit
14-pens aansluiting
afstandsbediening
draadaanvoer
Pen* Functie van de pennen
Ref. 805 144A / ref. 048 286−B
*De overige contacten worden niet gebruikt.
24 VOLT AC
SERIËLE COMMUNICATIE
POSITIVE VOLT SENSE
NEGATIVE VOLT SENSE
GND
8, 12 24 volt AC voor hulpapparatuur,
beveiligd door CB2.
1,4 Retourleiding 24 volt AC. Verbonden met
massa (chassis). Dit sluit het 24 volt AC voedingscircuit naar de draadaanvoerunit.
6 Geïsoleerde plus voor seriële communicatie
volgens RS-485.
3 Geïsoleerde min voor seriële communicatie
volgens RS-485.
5 Geïsoleerde gemeenschappelijke
ader voor seriële communicatie.
14 Detectiesignaal van de positieve lasspanning.
11 Detectiesignaal van de negatieve lasspanning.
2,10 Massa van behuizing.
Aantekeningen
OM253906 Pagina 23
Page 30
5-6. Beveiliging CB2 voor hulpapparatuur
1 Beveiliging CB2 voor
hulpapparatuur
CB2 beveiligt het 24 volt AC voedingscircuit naar de draadaanvoerunit (zie hoofd­stuk 5-5).
Druk op de knop om de apparatuurbeveiliging te resetten.
1
OM253906 Pagina 24
254 085−A
Page 31
5-7. Enkelvoudig 115 V AC beveiligd stopcontact voor hulpapparatuur
1 115 V 10 A AC stekkerdoos RC2
(voor de koeler, staat alleen onder spanning bij ingeschakelde stroombron).
. RC2 is een stekkerdoos speciaal bedoeld
voor het leveren van wisselstroom aan een PipeWorx-koeler. Spanning is alleen aanwezig op de stekkerdoos RC2 als de stroombron aan staat.
2 Extra beveiligingsautomaat CB1 CB1 beveiligt de enkel fase 115 volt AC
stekkerdoos. Druk op de knop om de apparatuur beveiliging
te resetten.
115V 10A AC Receptacle
(Cooler Power Supply Only)
READ OWNER'S MANUAL
NEUTRAL BONDED TO GROUND
2
1
254 087−A
OM253906 Pagina 25
Page 32
5-8. Hijsoog aan de lasstroombron
1
! Schakel de stroombron uit
en verbreek de elektrische verbinding met de netvoeding.
1 Hijsoog Het hijsoog van de stroombron is
bereikbaar via de draadaanvoerunit. Het complete afgebeelde lassysteem,
met kabelbeugels, koeler met koelvloeistof, dubbele aanvoerunit en het wielonderstel, kan worden opgehesen aan het hijsoog.
De besturingskabel moet van de draadaanvoerunit worden afgekop­peld. Gebruik zo nodig een rondstrop of hijsbanden.
Het totale gewicht is ongeveer 238 kg exclusief lastoortsen en kabels.
. Verwijder voor het ophijsen van
het lassysteem eerst draad­spoelen, kabels en gasflessen.
OM253906 Pagina 26
805 293−A
Page 33
5-9. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud
LET OP − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. Deze lasstroombron vereist een CONTINUE voeding met nominale frequentie (+10%) en nominale spanning (+10%). De spanning tussen fase en nul mag niet meer bedragen dan +10% van de nominale ingangsspanning. Gebruik voor de voeding van deze lasstroombron geen generator met een automatische stationairvoorziening (die de motor stationair laat draaien bij onbelaste generator).
LET OP − De werkelijke voedingsspanning (ingangsspanning) mag niet lager of hoger zijn dan 10% t.o.v. de spanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is, kan er mogelijk geen uitgangsspanning zijn.
Deze apparatuur mag alleen worden gebruikt met een stroomnetwerk dat bestaat uit een 3fasig 4draadssysteem met een geaarde neutraaldraad.
Het niet opvolgen van deze elektrische adviezen kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen gelden voor een specifiek circuit ontworpen voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
In specifieke circuits staat het Amerikaanse voorschrift de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stopcontacten en geleiders te gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd. Zie de NEC-artikelen 210.21, 630.11 en 630.12.
50/60 Hz
Driefasen
Voedingsspanning (V) 380 400 Stroomopname (A) bij nominaal uitgangsvermogen 26,3 25,5
Max. aanbevolen standaard zekering in ampères
Trage zekeringen
Normale zekeringen Min. afmeting invoerconductor in AWG (10 AWG = 6 mm2) Max. aanbevolen lengte invoergeleider in meters 66 72 Min. afmeting aardgeleider in AWG (10 AWG = 6 mm2)
1
2
3
4
4
30 30
40 40
5.26 5.26
5.26 5.26
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2014 (met inbegrip van artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/
stroomkromme die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “trage” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL 248. 3 “De normale” zekeringen zijn van klasse UL “K5” (t/m 60A), en UL “H” (65 A en meer). 4 De kabelgegevens in dit hoofdstuk geven de doorsnede aan van de geleider (m.u.v. flexibel snoer of kabel) tussen de zekeringkast en de apparatuur
conform NEC Tabel 310.15(B)(16). Als er een flexibel snoer of kabel wordt gebruikt, moet de minimumdoorsnede van de geleider mogelijk groter zijn. Zie NEC-tabel 400.5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM253906 Pagina 27
Page 34
5-10. 3-fasen ingangsvermogen aansluiten
3
= GND/PE Earth Ground
8
10
7
4
L1
6
L2
9
L3
1
4
L1 L2
2
3
L3
6
5
Benodigde gereedschappen:
OM253906 Pagina 28
5/16”
Input3 2015−01 − 254 080-B
Page 35
5-10. 3-fasen ingangsvermogen aansluiten (Vervolg)
! De installatie moet voldoen aan alle
nationale en lokale regels en voor­schriften – alleen daartoe bevoegde personen mogen deze installatie uit­voeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande geleiders vanaf het systeem aansluit.
! Maak eerst de ingaande stroomver-
bindingen naar de lasstroombron.
! Sluit altijd eerst de groene of
groengele stroomgeleider aan op een voedingsmassaklem en nooit op een lijnklem.
Zie de gegevens label op de machine en meet de beschikbare netspanning.
. Het rechterzijpaneel kan verwijderd
worden voor het aansluiten van de primaire kabel, zonder de handgrepen te moeten loshalen.
1 Voedingskabel (door klant zelf aan te
te schaffen)
Bepaal dikte en lengte aan de hand van Hoofdstuk 5-9. De kabel moet voldoen aan de nationale en lokale voorschriften. Ge­bruik kabelschoenen van het juiste formaat en stroomwaarde.
Netkabel aansluitingen van de stroom­bron
2 Trekontlasting Leid de kabels door de trekontlasting en
draai de schroeven vast. 3 Aardeaansluitklem van de machine 4 Groene of groen/gele draad Monteer eerst de groene of groen/gele draad
op de aardeaansluitklem van de machine. 5 Faseaansluitklemmen van
stroombron
6 Fasedraden L1 (U), L2 (V) en L3 (W)
Monteer de fasedraden L1 (U), L2 (V) en L3 (W) op de aansluitklemmen van stroombron.
Sluit en borg het toegangspaneel van de stroombron.
Schakel netspanning op de werk­schakelaar uit
7 Open de bekasting van de
werkschakelaar (staat uit) 8 Schroef de aardeklem los 9 Schroef de faseklemmen los Monteer eerst de groene of geel/groene
draad op de aardeklem van de werk­schakelaar.
Monteer de fasedraden L1 (U), L2 (V) en L3 (W) op de faseklemmen
10 Stroom beveiliging. Bepaal de waarde van de stroombeveiliging
aan de hand van hoofdstuk 5-9. Sluit en borg de werkschakelaar kast Zet
spanning op de schakelaar en zet deze aan.
Aantekeningen
input3 2015−01
OM253906 Pagina 29
Page 36
5-11. Aanbrengen van optionele handgrepen, wielonderstel en koeler
18
17
19
16
21
22
15
23
26
Benodigde gereedschappen:
1/2 inch
5/16 inch
9
! Schakel de stroombron uit en verbreek de
elektrische verbinding met de netvoeding.
1 Onderstel 234359 2 Koeler 3 Wiel 163463 (2) 4 Sluitring 602250 (4) 5 Borgring 121614 (2) Bevestig de wielen aan het onderstel
voor de gascilinders. Zie afbeelding. Zet de koeler op het wielonderstel.
. Wordt de koeler niet toegepast, dan komt de
stroombron rechtstreeks op het onderstel.
6 Sluitring 602240 (4) 7 Borgring 602211 (4) 8 Schroef 601944 (4) Verwijder de hoes van de apparatuur en haal de
slang uit de binnenkant van de koeler. Bevestig de koeler op het onderstel met behulp van de bijgeleverde sluitringen, borgringen en schroeven.
9 Stroomvoorziening
! Laat het stroomsnoer van de koeler niet
bekneld raken tussen de koeler en de stroomvoorziening van de lasser.
Activeer de stroomvoorziening naar de koeler. Bevestig de stroomvoorziening naar de koeler met
behulp van hetzelfde gereedschap dat gebruikt is voor het bevestigen van de koeler op het onderstel.
10 Cilindersteunbeugel 11 Lagerbus 170647 (2) 12 Lagerbus 004214 (1) 13 Schroef 128237 (4) 14 Ketting 188441 (2) Monteer de cilinder beugels aan de achterkant van
de stroombron en zet die vast met de bijgeleverde bouten. Plaats de doorvoeren en de kettingen.
15 Handgreepbeugel 16 Pistoolhouder (2) 17 Schroef 195666 (4) 18 Handgreep (2) 19 Buisdop (4) Duw de doppen in de uiteinden van de handgrepen.
4
Verwijder de 5 schroeven boven het paneel met de ventilatie aan de voorkant van de
3
stroomvoorziening. Bevestig de handgreepbeugel aan de voorkant van
de stroomvoorziening met de 5 schroeven die u eerder verwijderd heeft. Gebruik de 4 bijgeleverde schroeven om de pistoolhouder aan de handgreepbeugel te bevestigen.
Verwijder de 2 schroeven aan de zijkant van de beschermkap aan de voorkant van de stroomvoorziening.
5
20 Schroef 234483 (2) Monteer de bovenkant van de handgrepen aan de
zijkanten door de bijgeleverde bouten met de hand erin te draaien.
21 Schroef 604535 (2) 22 Borgring 602211 (2) 23 Sluitring 602240 (2) Draai in het midden van de handgrepen
de bijgeleverde bouten met de hand aan, met gebruikmaking van de sluitringen en borgringen.
24 Schroef 604535 (4) 25 Borgring 602211 (4) 26 Sluitring 602240 (4) Draai onderaan de handgrepen de bijgeleverde
bouten met de hand aan, met gebruikmaking van de sluitringen en borgringen.
Draai nu alle bouten met gereedschap vast.
10
11
12
2
6
7
8
14
11
13
6
7
8
9
2
20
25
24
1
805 302-A / 805 141-B
OM253906 Pagina 30
Page 37
5-12. Monteren en bevestigen van de kabelhanger
1
3
1 Beugel 2 Buisdop (4) 3 Kabelhouder (2) Plaats de doppen in de buizen.
Bevestig de kabelhouders aan de beugel met de bijgeleverde bevestigingsmiddelen.
Plaats de gemonteerde kabel­houder op de stroombron of de kar en zet de draadaanvoerunit op de kabelbeugel.
2
Benodigde gereedschappen:
7/16 inch
3/8 inch
805 148-B / 805 141-B
OM253906 Pagina 31
Page 38
5-13. Juiste aansluiting van de draden voor de spanningsdetectie
2
1
1/4” 5/16”
1/4” 5/16”
8” 0.5”
25” 6”
Als een detectordraad bij de ringaansluiting gebroken of beschadigd is, dan moet een nieuwe ring worden aangebracht volgens de tekening.
Benodigde gereedschappen:
1 Mantel 2 Isolatietape of krimphuls
5-14. Detectiekabel en werkstukkabel aansluiten aan klem
Benodigde gereedschappen:
1/2 inch
1/2 inch
3
3 Centrale geleider 10 AWG (6 mm2) 4 Ringaansluiting met opening 1/2 inch
1 Draad van de
spanningsdetector 2 Werkstukkabel 3 Klem
4
Ref. 239 780−B
. De ringaansluiting van de de-
tectiedraad moet bij het aan-
sluiting aan de klem boven op
de ring van de werkstukkabel
zitten.
Sluit de detectiekabel en de werkstukkabel aan op de klem.
OM253906 Pagina 32
1
3
2
805 030−A
Page 39
5-15. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen* aanbevolen
voor PipeWorx 400
LET OP − De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de lengte van beide laskabels tezamen. Als bijvoorbeeld de stroombron 30 meter van het laswerkstuk is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de 60 m-kolom voor het bepalen van de kabelafmetingen.
Laskabelformaat** en maximale totale lengte van de kabel (koper) in de lasstroomkring niet groter dan***
30 m of minder 45 m 60 m 70 m 90 m 105 m 120 m
10 60 %
Lasstroom
100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 1/0 (60)
150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 3/0 (95)
200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 4/0 (120)
250 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 2x2/0 (2x70) 2x2/0 (2x70)
300 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x3/0 (2x95)
350 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120)
400 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120) 2x4/0 (2x120)
500 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120) 3x3/0 (3x95) 3x3/0 (3x95)
600 3/0 (95) 4/0 (120) 2x2/0 (2x70) 2x3/0 (2x95) 2x4/0 (2x120) 3x3/0 (3x95) 3x4/0 (3x120) 3x4/0 (3x120)
* Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel
die één maat dikker is. **De laskabeldraaddiameter (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 mils/A. ***Raadpleeg voor afstanden groter dan degene in deze handleiding het Informatieblad van de AWS nr. 39, Welding Cables, beschikbaar bij
American Welding Society at http://www.aws.org.
inschakeld-
uur
AWG (mm2)
60 100 %
inschakeld-
uur
AWG (mm2)
10 100 % inschakelduur
AWG (mm2)
Ref. S-0007-M 2017−08
5-16. Klemmen lasuitgangen
! Schakel de elektrische voeding uit
vóór aansluiting op de klemmen van de lasuitgangen.
! Gebruik geen versleten,
beschadigde, te dunne of herstelde kabels.
1 Stick (+) uitgang 2 Werk uitgang 3 TIG () uitgang
. Zie het gedeelte 5-17 voor informa-
tie over het aansluiten op de aan­sluitingen van de las, en de gedeel­tes 5-18 t/m 5-19 voor standaard aansluitschema’s.
1 23
output term1 201502 / Ref. 805 143-A
OM253906 Pagina 33
Page 40
5-17. De lasstroomkabels aansluiten
4
1
Er mag niets tussen
de kabelschoen van de laskabel
en de koperen
2
zitting zitten.
Benodigde gereedschappen:
19 mm (3/4 inch)
3
! Schakel de voeding uit voordat u de
laskabels aansluit op de laskoppe­lingen.
! Als u de laskabels niet goed
aansluit, kan dat sterke verhitting en brand veroorzaken of uw machine beschadigen.
Aantekeningen
1 Laskabelbout 2 Meegeleverde klemmoer voor
de laskabelbout 3 Kabelschoen van de laskabel 4 Koperen zitting Haal de meegeleverde moer van
de aansluitbout voor de laskabel. Schuif
Onjuiste installatie
de kabelschoen op de aansluitbout en zet het zodanig met de moer vast dat de kabelschoen strak tegen de koperen staaf zit. Er mag niets tussen
de kabelschoen en de koperen zitting zitten. Zorg dat de oppervlakken van de kabelschoen en de koperen zitting schoon zijn.
803 778−B
OM253906 Pagina 34
Page 41
5-18. Aansluitvoorbeeld MIG-/GMAW-lassen met draadaanvoerunit op de stroombron
2
7
6
3
4
1
9
5
! Plaats de draadaanvoerunit niet
zodanig dat de lasdraad de cilinder raakt.
! Verplaats en gebruik het apparaat
niet in een situatie waarin omvallen mogelijk is.
1 Lasstroombron 2 Draadaanvoerunit 3 MIG-aansluiting 4 Positieve (+) laskabel 5 Aansluiting besturingskabel draad-
aanvoerunit
6 Gasslang
7 Gascilinder
Sluit de 14-pens stekker aan op de achterkant van de stroombron, en sluit de 14-pens contrastekker aan de achterkant van de draadaanvoerunit. Sluit één uiteinde van de laskabel aan op de aansluitklem aan de achterkant van de stroombron. Sluit het andere einde van de laskabel aan op het huis van de aan­drijving van de draadaanvoerunit. Sluit één einde van de gasslang aan op het redu­ceerventiel van de gascilinder. Sluit het an-
9
11
8
10
254 079−A
dere eind van de gasslang aan op de gas­klepaansluiting aan de achterkant van de aanvoerunit, of bij een dubbele aanvoerunit op het Y-stuk.
8 Laskabel voor werkstuk (−)
. Sluit de draad van de spanningsdetector
aan op de werkstukklem en bevestig de werkstukklem zo dicht mogelijk bij de lasboog.
9 Kabel van spanningsdetector 10 Werkstuk 11 Laspistool
OM253906 Pagina 35
Page 42
5-19. Aansluitvoorbeeld MIG-/GMAW-lassen met aanvoerunit op een kar
13
8
7
5
4
1
2
6
3
10
10
12
! Plaats de draadaanvoerunit niet
zodanig dat de lasdraad de cilinder raakt.
! Verplaats en gebruik het apparaat
niet in een situatie waarin omvallen mogelijk is.
1 Lasstroombron
2 Draadaanvoerunit 3 Kar voor draadaanvoer 4 Samengestelde kabel 5 MIG-aansluiting 6 Positieve (+) laskabel 7 Gasslang
13
9
11
254 086−A
8 Gascilinder Het eind van de samengestelde kabel waar
de gasslang uit de mantel steekt, moet op ongeveer 1270 mm zitten. Dit uiteinde van de samengestelde kabel wordt aange­sloten op de stroombron. Sluit de 14-pins stekker aan op de achterkant van de stroombron, en sluit de 14-pens contras­tekker aan de achterkant van de draadaan­voerunit. Sluit één uiteinde van de laskabel aan op de aansluitklem aan de achterkant van de stroombron en zet de kabel vast in het klemmenblok op het achterpaneel. Sluit het andere eind van de laskabel aan op het huis van de aandrijving van de draadaan­voerunit en zet de kabel vast in het klem­menblok op de basis van de aanvoerunit. Sluit één einde van de gasslang aan op het
reduceerventiel van de gascilinder. Sluit het andere eind van de gasslang aan op de gasklepaansluiting aan de achterkant van de aanvoerunit, of bij een dubbele aanvoerunit op het Y-stuk.
9 Werkstuklaskabel ()
(minimaal 2/0 AWG ofwel 70 mm2)
. Sluit de draad van de spanningsdetector
aan op de werkstukklem en bevestig de werkstukklem zo dicht mogelijk bij de lasboog.
10 Kabel van spanningsdetector 11 Werkstuk 12 Laspistool 13 Klem voor trekontlasting
OM253906 Pagina 36
Page 43
5-20. Aansluitingen achterpaneel van de draadaanvoer met kantelbaar
aanvoermechanisme
1 14-pens bedieningskabel 2 Beschermgasaansluitingen Fitting met rechtsdraaiende 5/818
schroefdraad noodzakelijk. Sluit de door de klant geleverde gasslang aan.
3 Kabelschoen van de laskabel 4 Doorverbinding laskabel vanaf
de aandrijving aan rechterzij­de (alleen bij het dubbele
model) 5 Laskabel 6 Draadaanvoermechanisme
3
9
4
8
1
5
7 Klemschroef voor het roteren-
de draadaanvoermechanisme U verdraait het draadaanvoerme-
chanisme door de schroef los te draaien, het mechanisme te draaien en de schroef weer vast te draaien.
8 Plaats van typeplaatje 9 Klem van spanningsdetectie
2
2
9
Benodigde gereedschappen:
9/16, 5/8 inch 3/16 inch
6
7
805 155A / ref. 804 766A / 802 825−A
OM253906 Pagina 37
Page 44
5-21. Aansluiting voor de toortsschakelaar
1 2
1 Linkeraansluiting voor
toortsschakelaar RC2
2 Rechteraansluiting voor
toortsschakelaar RC3 (alleen bij het dubbele model).
Sluit de stekker van de toorts­schakelaar aan op de daarvoor bedoelde stekkerdoos van de aan­voerunit.
Aantekeningen
254 083−A
OM253906 Pagina 38
Page 45
5-22. Het installeren van de lastoorts
1 Vergrendelingpal voor pistool 2 Vergrendelknop 3 Aansluiting lastoorts 4 Uitsparing in aansluitpen
Aansluiten van toorts met AccuMate
Draai de vergrendelknop los zodat de vergrendellip vrijkomt.
Duw de aansluitpen van de toorts zo ver mogelijk naar binnen, zodat de groef gelijk komt met de ver­grendellip.
Draai de vergrendelknop weer aan. De aansluitpen zit nu vast.
Aansluiten van toorts zonder AccuMate
Als de aansluitpen geen groef heeft, draait u de vergrendelknop los en draait de vergrendellip 180
4
graden. Hierdoor zal de vergrendel­lip niet uitsteken in de groef van de aansluitpen.
Duw de aansluitpen zo ver mogelijk in de aansluiting.
Draai de vergrendelknop weer aan. De aansluitpen zit nu vast.
Aansluiten van toorts
met AccuMate
1
3
Aansluiten van toorts
zonder AccuMate
2
1
2
245 985-A
OM253906 Pagina 39
Page 46
5-23. De lasdraad installeren en doorvoeren
Aanpassen
druk
achterste
rollen
Installeer draadspoelen. Stel de spanmoeren zodanig in dat de elektrodedraad strak blijft als de draadaanvoer stopt.
Druk-
indicatie
Aanpassen
druk
voorste
rollen
Installeer de draadgeleiders en de antislijtagegeleider.
Installeer aandrijfrollen.
. De beste draadaanvoer krijgt men als
de liner in de lastoorts is aangepast aan de gebruikte lasdraad. Bovendien moet deze liner doorlopen tot de aandrijfrollen, zonder deze te raken.
Installeer de toorts. Leg de toortskabel zo recht mogelijk. Knip einde van de draad af. Duw de draad door de invoer naar de aandrijfrollen; houd de draad vast. Druk op de jog-toets om de draad uit de toorts te voeren.
Draad slipt niet
NIET-GELEIDEND
OPPERVLAK
Aandrijfrollen
Achterkant van pistool
Uiteinde van de draadgeleider
Draad slipt
NIET-GELEIDEND
OPPERVLAK
. Bij zachte draad of dunne roestvrij
staaldraad de druk van de achterste aandrijfrollen instellen op de helft van de druk van de voorste aandrijfrollen.
. U kunt de druk van de aandrijfrollen af-
stellen door het toortseind ongeveer 5 cm van een niet-geleidende oppervlak­te te houden en de toortsschakelaar in te drukken om de draad tegen het op-
Benodigde gereedschappen:
3/16, 5/64 inch
15/16, 3/8 inch
pervlak te voeren. Aandraaien, zodat de draad net niet slipt. Niet te strak vast­draaien. Wanneer de draad vastzit in de tip moet de draad kunnen slippen bij de aandrijfrollen (zie aanpassen van de druk, hierboven). Knip de draad af. Sluit de kap.
Ref. 156 929A / ref. 150 922 / ref. 156 930 / 804 743−A
OM253906 Pagina 40
Page 47
5-24. Aansluitingen van spanningsdetectiekabel en werkstukkabel bij meerdere lasbogen
A. Ideale opstelling
1
2
5
3
1
6
4
1 Lasstroombron 2 Samengestelde kabel 3 Werkstukkabel 4 Draad van de spanningsdetector De draad voor de spanningsdetectie dient
om een nauwkeurige terugkoppeling van de lasspanning naar het lassysteem
5
te verkrijgen. Het gebruik van deze draad is van wezenlijk belang voor stabiele lasresultaten.
5 Draadaanvoerunit 6 Werkstuk Deze aansluitingswijze is een ideale op-
stelling voor de ondersteuning van afzon-
2
3
4
805 289−B
derlijke terugkoppeling naar de las­stroombronnen. De kans bestaat dat niet de meest nauwkeurige spanningsdetectie wordt bereikt als gevolg van spanningsval in het werkstuk. Mogelijk moeten de laspa­rameters ter compensatie worden aange­past.
OM253906 Pagina 41
Page 48
B. Slechte opstelling
1
5
2
3
4
6
1 Lasstroombron 2 Samengestelde kabel 3 Werkstukkabel 4 Spanningsdetectiekabel 5 Draadaanvoerunit 6 Werkstuk
OM253906 Pagina 42
Deze aansluitingswijze is een slechte opstelling omdat de detectiekabels zich in de stroomrichting van de lasboog bevinden. De interactie tussen de lascircuits zal van negatieve invloed zijn op de spanningsval in het werkstuk. De spanningsval over het werkstuk wordt
805 290−B
zo niet correct gemeten en geeft een verkeerd terugkoppelingssignaal. De teruggekoppelde spanning naar de lasstroombronnen zal voor beide detectiekabels niet correct zijn, hetgeen slecht starten van de boog tot gevolg heeft alsmede een slechte boogkwaliteit.
Page 49
5-25. Laskabels zo leggen dat inductantie minimaal is
1
Ideaal
5
2
3
4
6
S Gebruik zo kort mogelijke kabels voor de klus S Gebruik een werkstukklem en laskabels van de juiste afmetingen,
zodat piekstromen geen problemen geven
S Houd de spanningsdetectiekabel en de bedieningskabel van de aanvoerunit
gescheiden van de laskabels
S Plaats laskabels zo veel mogelijk bij elkaar S Sluit de werkstukklem aan zo dicht mogelijk bij de lasboog
1 Lasstroombron 2 Samengestelde kabel 3 Werkstukkabel 4 Draad van de spanningsdetector 5 Draadaanvoerunit 6 Werkstuk De manier waarop de laskabels gelegd
worden heeft een aanzienlijk invloed op de lasprestaties. Bijvoorbeeld Pro­Pulse- en RMD-lasprocessen kunnen een hoge inductantie in het lascircuit produceren afhankelijk van de kabel­lengte en de manier waarop de kabels zijn gelegd. Dit kan resulteren in een be­perkte verhoging van de stroomsterkte tijdens druppelverplaatsing in het las­bad.
Draden voor elektrodedetectie en spanningsdetectie bevinden zich in de besturingskabel van de aanvoerunit. De draden zijn bij alle lasprocessen ac­tief. De spanningsdetectie zorgt dat spanningsval in de werkstukkabel automatisch gecompenseerd wordt.
Wikkel te lange kabels niet op.
Gebruik kabels van de juiste lengte. Koppel de detectiekabel niet met de laskabels.
Verkeerd
1
2
5
4
6
S Wikkel kabel NIET op S Deel GEEN werkstukklemmen (niet meer dan 1 machine per klem) S Laat GEEN kabels van verschillende machines door elkaar lopen S Verleng een laskabel NIET met een ander stuk kabel
3
805 291−B
OM253906 Pagina 43
Page 50
5-26. Aansluitvoorbeeld booglassen met beklede elektrode (SMAW)
1 Lasstroombron 2 Laskabel naar werkstuk (−) 3 Laskabel naar beklede elektrode (+) 4 Werkstuk 5 Elektrodehouder 6 Draad van de spanningsdetector
. Sluit de draad van de spanningsde-
tector aan op de werkstukklem en bevestig de werkstukklem zo dicht mogelijk bij de lasboog.
1
3
6
2
5
4
OM253906 Pagina 44
805 294−A
Page 51
5-27. Aansluitvoorbeeld luchtgekoelde TIG-toorts (GTAW), aparte gasslang/laskabel,
gasklep in stroombron
1 Lasstroombron 2 Gasslang 3 Laskabel naar TIGtoorts (−) 4 Laskabel naar werkstuk (+) 5 Werkstuk 6 TIG-toorts 7 Draad van de
spanningsdetector
8 Voetpedaal (optioneel)
. Sluit de draad van de spannings-
detector aan op de werkstukklem en bevestig de werkstukklem zo dicht mogelijk bij de lasboog.
1
2
3
4
7
6
5
8
805 295−A
OM253906 Pagina 45
Page 52
5-28. Aansluitvoorbeeld luchtgekoelde TIG-toorts (GTAW), gecombineerde
gasslang/laskabel, gasklep in stroombron
1 Lasstroombron 2 Gasslang 237415 (korte zwarte
slang, geleverd bij stroombron) 3 TIG-blok (door klant geleverd) 4 Laskabel naar TIG-toorts (−) 5 Laskabel naar werkstuk (+) 6 Werkstuk 7 TIG-toorts 8 Draad van de spanningsdetector 9 Voetpedaal (optioneel)
1
3
2
. Sluit de draad van de spannings-
detector aan op de werkstukklem
en bevestig de werkstukklem
zo dicht mogelijk bij de lasboog.
5
8
6
4
7
9
OM253906 Pagina 46
805 296−A
Page 53
5-29. Aansluitvoorbeeld vloeistofgekoelde TIG-toorts (GTAW), gasklep in stroombron
1 Lasstroombron 2 Gasslang 3 TIG-blok (door klant geleverd) 4 Uitgaande koelvloeistof-
slang 237416 (korte rode
slang, geleverd bij koeler) 5 Laskabel naar TIG-toorts (−) 6 Retourslang koelmiddel 7 Laskabel naar werkstuk (+)
1
3
4
8 Werkstuk 9 TIG-toorts 10 Draad van de
spanningsdetector 11 Voetpedaal (optioneel)
. Sluit de draad van de spannings-
detector aan op de werkstukklem
en bevestig de werkstukklem
zo dicht mogelijk bij de lasboog.
10
2
6
5
7
9
8
11
254 084−A
OM253906 Pagina 47
Page 54
HOOFDSTUK 6 BEDIENING
6-1. Bedieningsterminologie
Hier volgt een lijst termen en definities met betrekking tot deze interface-eenheid.
Algemene termen: 98/2 Ox Gasmengsel van 98% argon en 2% O2. Ampèrage Geeft de gemiddelde stroomsterkte in ampère (A) aan, deze waarde blijft na het lassen 10 seconden
Boogregeling Afstelling van de breedte van de boogkegel en de boogeigenschappen bij RMD- en pulsbooglassen.
Booglengte Afstand van het uiteinde van de draad tot het werkstuk. De term wordt ook gebruikt bij de lengteafstelling
C2 Gasmengsel van 98% argon en 2% CO C20 Gasmengsel van voornamelijk argon en 20% CO C20C25 Gasmengsel van voornamelijk argon en 25% CO C8C15 Gasmengsel van voornamelijk argon en 815% CO Dig Instelbare waarde voor het beklede elektrode lassen. Een lagere waarde geeft extra stroom als de spanning
Dual Schedule (2 programma’s)
EXX10 Type beklede elektrode. Bij deze instelling wordt gewoonlijk EXXX1 of EXXX2 gebruikt (cellulose elektrode). EXX18 Type beklede elektrode. Bij deze instelling wordt gewoonlijk EXXX3 t/m EXXX8 of roestvast staal gebruikt,
FCAW (Flux Cored Arc Welding)
Type gas Keuze van toe te passen beschermgas: C8C15 (argon/815% CO2), C20 (argon/20% CO2),
HF Startmethode voor TIG-lassen. Hoogfrequent wordt in het begin geactiveerd, om gemakkelijker de lasboog
Hot Start Instelbare waarde voor beklede elektrodelassen. Hiermee is de lasstroom aan het begin van het beklede
Inductantieregeling Voor het instellen van de inductantie bij MIG en FCAW. Bij kortsluitboogGMAWlassen geeft een verhoging
Jog Een methode om lasdraad toe te voeren zonder dat de contactor of de gasklep wordt ingeschakeld.
Lift Arc Startmethode voor TIG-lassen. Maak met de wolfraam elektrode contact met het werkstuk, bij het begin
MIG (GMAW) Ook wel genoemd lassen met massieve draad. Het is een lasproces waarbij metalen worden verbonden door
Nagas De tijd dat het beschermgas blijft doorstromen terwijl de lasboog er niet meer is. Voorgas De tijd dat het beschermgas al stroomt voordat de lasboog ontstaat.
gehandhaafd.
Een hogere waarde geeft een bredere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (uiteinde van elektrode naar werkstuk). Zie hoofdstuk 6-9, de punten 1 en 4, voor het instellen van de waarde voor de boogregeling.
voor RMD- en pulsbooglassen. Een hogere waarde geeft een langere boog, omgekeerd is de boog korter bij een lagere instelling van deze parameter. Zie hoofdstuk 6-9, de punten 2 en 3, voor het instellen van de waarde van de booglengte.
2.
2.
2.
2.
relatief laag is (geringe booglengte). Voorkomt het “vastplakken” van de elektrode en het uitdoven van de boog bij een geringe booglengte.
Een twee standenschakelaar die in of aan de handgreep van de toorts zit. Met de schakelaar kunnen tijdens de MIG-lasprocessen lasparameters worden veranderd. De toortsschakelaar werkt als een gewone schakelaar. Dual Schedule is altijd geactiveerd. Zie hoofdstuk 6-2 punt F 8 voor het instellen hiervan.
elektrodes met een laag waterstofgehalte. Bij het lassen met gevulde draad wordt een draad gebruikt die in de boog wordt gevoerd. Er is beschermgas
nodig uit een externe of interne bron. Het gas kan ook worden gevormd door kernmateriaal van de draad. Voor de PipeWorx 400 wordt alleen dubbel afgeschermd draad aanbevolen. Het is niet nodig een gasmengsel of draaddiameter te kiezen. Zie de gegevens van de fabrikant voor het aanbevolen gasmengsel. Draaddikten van 0,9 tot 1,6 zijn bruikbaar.
C25 (argon/25% CO2), 100% CO2, C2 (argon/2% CO2), 98/2 Ox (Argon/2% O2), CO2 (100% CO2).
te starten bij het inschakelen van de lasstroom. Als er eenmaal een lasboog is, stopt het hoogfrequent. Als de boog wegvalt wordt het hoogfrequent weer ingeschakeld om opnieuw een lasboog te creëren. HF-start (hoogfrequent starten) wordt toegepast bij GTAW-lassen wanneer contact met het werkstuk niet is toegestaan als startmethode.
elektrodelassen aan te passen, voor het geval dat dat nodig is om te starten. Zo wordt voorkomen dat de elektrode gaat vastzitten bij het starten van de boog. Bij een hogere instelwaarde geldt een grote lasstroom. Met een lagere waarde verkrijgt u een lagere stroom.
van de inductantie een vermindering van het aantal kortsluitingen per seconden (als er tenminste geen andere wijzigingen worden gemaakt) en verhoogt het de boog-aan tijd. De verhoogde boog-aan tijd maakt het lasbad meer vloeibaar. Zie hoofdstuk 6-9, de punten 1 en 4, voor het instellen van de inductantiewaarde.
Zie hoofdstuk 6-9 punt 9.
van de lasnaad. Schakel de lasstroom en de gastoevoer in met de toortsschakelaar, of desgewenst met een voetschakelaar of handbediening. Houd de elektrode één tot twee seconden op het werkstuk en til langzaam de elektrode op om een lasboog te vormen. Lift Arc wordt gebruikt bij het GTAW-lassen als de HF-startmethode niet toegestaan is.
ze te verhitten met een lasboog. De lasboog is aanwezig tussen het werkstuk en een doorlopend aangevoerde, wegsmeltende lasdraad, die als elektrode dient. Extern toegevoerd gas of een mengsel van gassen zorgt voor bescherming tegen oxidatie.
OM253906 Pagina 48
Page 55
6-1. Bedieningsterminologie (vervolg)
Proces Er is keus uit MIG, puls, RMD, beklede elektrode, Flux Core (FCAW, gevulde draad) en TIG
Geheugenlocaties, toetsen 1−4
Puls (Pro-Pulset)
Purge Handmatig activeren van gasaanvoer: een methode voor het bekrachtigen van de gasklep(pen) om de gas-
RMD RMD staat voor Regulated Metal Deposition, een nauwkeurig geregeld kortsluitoverdrachtproces. De voordelen
Beklede elektrode (SMAW) Booglassen met beklede elektrode (SMAW) gebruikt een afsmeltende lasdraad als elektrode met flux erom-
Synergisch Synergic (synergisch) geeft aan dat het apparaat voorgeprogrammeerde parameters kan gebruiken voor
TIG (GTAW) TIG-lassen (GTAW) werkt met een niet-afsmeltende wolfraamelektrode en een beschermgas, voor een sterke,
(Lift Arc of HF start). Na de keuze van een lasproces, zoals stick, TIG, MIG links van de aanvoerunit, of MIG rechts van
de aanvoerunit, zijn er vier geheugenlocaties kiesbaar. Bij een dubbele aanvoerunit leidt die keuze naar in totaal 16 geheugenlocaties. Bij een enkele aanvoerunit zijn er slechts 12 geheugenlocaties beschikbaar.
Een geavanceerd pulserend sproeiboogproces, geschikt voor het vullassen en sluitlassen van buizen. Het puls­boogproces gebruikt een CC-karakteristiek (constante stroom) aan de flanken, terwijl de piek- en dalwaarden geregeld wordt volgens de CV-karakteristiek (constante spanning). Aanpassingsregeling wordt bediend door maximum- en minimumstroomniveaus. De voordelen zijn: een kortere lasboog, betere controle van het lasbad, meer tolerantie voor variaties tussen tip en werkstuk, minder lawaai, geen boogverloop, betere vulling van las­naadranden waardoor met een hogere voorloopsnelheid gewerkt kan worden met betere afzetting van het las­materiaal, grotere tolerantie tegen slecht voorbereide lasranden en gaten. Instellingen voor Pulse zijn boogleng­te, draadaanvoersnelheid en boogregeling.
leidingen voor het lassen schoon te blazen en om de gasdruk vooraf in te stellen (zie hoofdstuk 6-9, punt 11).
van RMD maken met erg geschikt voor de grondlaag bij het buislassen. Gaten worden beter gevuld en het spat minder. Er is minder warmte-inbreng in het werkstuk, een minimale vervorming en er kunnen dikkere lasdraden worden gebruikt bij dunner materiaal. Instellingen voor RMD zijn booglengte, draadaanvoersnelheid en boogregeling.
heen. De flux produceert het beschermgas en slak ter bescherming van de lasboog en het gesmolten lasbad.
het bepalen van de feitelijke pulsinstellingen van de piekstroom, dalstroom, pulsfrequentie en pulsbreedte bij een bepaalde lasdraadaanvoersnelheid. Dit wordt gebruikt bij de lasprocessen RMD en Pulse.
schone lasnaad van hoge kwaliteit.
Houdfunctie v.d. toorts­schakelaar
Keuze d.m.v. toorts­schakelaar
Trim Zie de beschrijving van de booglengte. Volt Voorinstelling van de lasspanning bij MIG, tijdens het lassen de actuele spanning, na afloop nog 10 seconden
Draaddiameter Keuze van draaddiameter voor MIG RMD en pulsbooglassen. Bij MIG RMD en pulslassen is er alleen keus uit
Draadtype Keuze van de soort lasdraad: carbon (koolstof), metal core (koolstof met metaalkern) of stainless
WFS Dit staat voor de “wire feed speed” ofwel de lasdraadaanvoersnelheid. Bij MIG-lassen is de aanvoersnelheid
Hierdoor wordt de lasser minder snel moe, doordat het niet meer nodig is de toortsschakelaar steeds te blijven indrukken. Zie hoofdstuk 6-9 punt 10 voor het instellen van Trigger Hold.
Hierdoor kan de lasser MIG-processen in geheugenlocaties 14 kiezen door middel van de toortsschakelaar. Zie hoofdstuk 6-2 punt F 6 voor het instellen van de keuze d.m.v. de toortsschakelaar (Trigger Select).
de laatst gemeten spanning.
de draaddiktes 0,9, 1,0 en 1,2. Bij FCAW kunt u kiezen uit 0,9 t/m 1,6. maar daarbij is een keuze niet verplicht.
(roestvast staal).
onafhankelijk van de instelling van de spanning. Bij pulsbooglassen en RMD gaat door het afstellen van de aanvoersnelheid ook het vermogen op de draadelektrode omhoog (instelling met één enkele knop).
OM253906 Pagina 49
Page 56
6-2. Bedieningspaneel lasstroombron
A. Bedieningsfuncties op het voorpaneel
4
312
76
8
19
9
11 10
5
12
13
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of bijgesteld.
1 Indicator dat geheugenkaart
in werking is 2 Toets “opslaan” voor geheugenkaart 3 Toets “laden” voor geheugenkaart 4 Indicator geheugenkaart
14
5 Geheugenlocaties, toetsen 1−4 6 Keuzetoets beklede elektrode 7 Keuzetoets type beklede elektrode 8 Aflezing ampèremeter 9 Instelknop stroomsterkte 10 Keuzetoets TIG-lassen 11 Keuzetoets startmethode TIG-lassen 12 Keuzetoets soort MIG proces
15
17
16
13 Keuzetoets type lasdraad 14 Keuzetoets draaddiameter 15 Keuzetoets type beschermgas 16 Keuzetabel type gas 17 Keuzetoets toortsschakelaar 18 Keuzetoets linker- of rechterzijde 19 TIG-sequences
18
252 613−B
OM253906 Pagina 50
Page 57
6-3. Sleuf voor geheugenkaart
1
1 Sleuf voor geheugenkaart Dit is de sleuf om een geheugenkaart
in te schuiven. Op de geheugenkaart kunt u bedieningsinstellingen opslaan en er weer van teruglezen, bijvoorbeeld specifieke MIG-procesgegevens. Ook kan via een geheugenkaart de firmware van het apparaat worden bijgewerkt. Als de lasstroombron door meerdere lassers gebruikt wordt, kan elk van hen een eigen geheugenkaart gebruiken om met hun eigen instellingen te werken. Om de geheugenkaart weer uit de sleuf te halen drukt u licht op de hoek van de kaart en laat die weer los.
A. Bedieningsknoppen geheugenkaart
1. Indicator dat geheugenkaart in werking is
Deze led gaat in de volgende situaties branden: terwijl gebruikersinstellingen worden opgeslagen of teruggelezen, bij het gebruik van een eigen MIG-lasproces, en tijdens firmware-bijwerkingen.
2. Toets “opslaan” voor geheugenkaart
Door deze toets kort in te drukken worden alle bedieningsinstellingen die in geheugenlocaties 14 staan, ook als een bestand opgeslagen op de geheugenkaart. De led “busy” licht op om aan te geven dat de gegevens naar de geheugenkaart worden weggeschreven. Bovendien wordt, steeds als de toets “Opslaan” (Save) wordt ingedrukt, het bestand met de naam PIPEWORX.TXT op de geheugenkaart bijgewerkt. Dit bestand bevat een samenvatting van de status van de PipeWorx, het revisienummer van de firmware, en de foutenhistorie. Het bestand kan worden uitgelezen op elke computer die is voorzien van een geheugenkaartlezer. De vastgelegde informatie is zo te gebruiken voor onderhoudsschema’s en het oplossen van eventuele problemen.
3. Toets “laden” voor geheugenkaart
Door deze toets kort in te drukken wordt een eerder opgeslagen configuratiebestand van de kaart gelezen en geladen in het lasapparaat. Zo kunt u eerder bewaarde instellingen in geheugenlocaties 14 terughalen. De led “busy” licht op om aan te geven dat de gegevens van de geheugen­kaart worden gelezen.
4. Indicator geheugenkaart
Het tekstlogo van de geheugenkaart licht op terwijl een specifiek eigen MIG- of TIG-lasproces actief is, geladen vanaf de geheugenkaart.
OM253906 Pagina 51
Page 58
B. Gebruik van de optionele geheugenkaart
1. Insteken van de geheugenkaart
a. Til het klepje van de geheugenkaartsleuf op en houd het omhoog.
b. Steek de geheugenkaart in de sleuf. Duw de kaart helemaal naar binnen en laat hem dan los.
c. Sluit het klepje weer.
2. Uitnemen van de geheugenkaart
a. Til het klepje van de geheugenkaartsleuf op en houd het omhoog.
b. Druk de kaart iets in en laat hem los. De geheugenkaart komt dan naar buiten.
c. U kunt de kaart nu pakken en uit de sleuf trekken.
d. Sluit het klepje weer.
3. Gebruik van kaart met optioneel programma
a. Schuif de kaart in de sleuf.
b. Kies als volgt de draadaanvoerunit:
Druk (alleen bij dubbele aanvoer) op de toets LEFT of RIGHT van de aanvoerunit om de linker- of de rechterkant daarvan te selecteren.
of
Druk op de stroombron op de toets SIDE SELECT totdat de gewenste zijde van de aanvoerunit oplicht.
c. Kies het lasproces door aan de voorkant van de stroombron op de toets MIG TYPE te drukken, totdat het gewenste proces oplicht.
Op het voorpaneel van de stroombron zal nu de aanduiding CARD oplichten, evenals op het voorpaneel van de aanvoerunit, om aan te geven dat het programma vanaf de kaart wordt gebruikt.
d. Kies als volgt de draaddiameter (indien van toepassing):
Druk op het voorpaneel van de stroombron op de toets WIRE DIA totdat de gewenste draaddiameter oplicht.
. Sommige optionele programmakaarten ondersteunen slechts één draaddiameter, in dat geval zal alleen die diameter oplichten.
e. Door de geheugenkaart eruit te halen kunt u teruggaan naar de normale werking van het apparaat.
4. Gebruik van kaart met optionele functie
a. Steek de kaart met de optionele functie in de sleuf.
b. De specifieke functie wordt weergegeven op de voltmeter van de aanvoerunit.
c. Draai aan de WFS-knop (wire feed speed) om de functie in of uit te schakelen.
d. Haal de kaart uit de sleuf.
. Eén kaart kan meerdere machines in- of uitschakelen.
5. Kaart voor bijwerken systeemsoftware
a. Schuif de kaart met de software-update in de sleuf.
b. Laat de systeemsoftware bijwerken door op het voorpaneel van de stroombron de toets LOAD in te drukken en ingedrukt te houden,
totdat op de 7-segments led-display de aanduiding UPd verschijnt.
c. Wacht tot de software is bijgewerkt. Dit kan ongeveer twee minuten duren.
. Tijdens de software-update kunnen de displays van zowel de stroombron als de aanvoerunit H99, H98 of UPd weergeven, of ook enige tijd
blanco zijn. Dit is normaal. Haal de kaart niet uit de sleuf zolang de bijwerking nog niet voltooid is. Schakel tijdens het bijwerken de stroombron ook niet uit.
d. Haal de geheugenkaart uit de sleuf.
C. Geheugenlocaties
1. Geheugenlocaties, toetsen 1−4
Dit zijn locaties voor het opslaan van lasparameter, om ze gemakkelijk weer te kunnen oproepen. Door zo’n toets kort in te drukken activeert u een eerder opgeslagen instelling. Slechts één geheugenlocatie tegelijk kan actief zijn. Het nummer naast de toets licht op om aan te geven welke geheugenlocatie actief is. Wijzigingen in de configuratie op de voorpanelen worden automatisch na één seconde vastgelegd in de actieve geheugenlocatie. Zo onthoudt de unit vanzelf de voorkeuren van de lasser. Deze instellingen zijn altijd weer terug te roepen door de betreffende geheugenlocatie, het proces en de aanvoerzijde te selecteren. U heeft keus uit STICK, TIG, MIG LEFT (linkerkant van de aanvoerunit) en MIG RIGHT (rechterkant van de aanvoerunit). Elk daarvan geeft 4 geheugenlocaties, dus 16 in totaal (bij een dubbele aanvoerunit). Bij een enkele aanvoerunit zijn er slechts 12 geheugenlocaties beschikbaar.
2. Reset van geheugenlocatie
Door de toets van een geheugenlocatie langer dan twee seconden ingedrukt te houden, haalt u de standaard fabrieksinstellingen terug voor het huidige lasproces en deze ene geheugenlocatie. Het lampje van die locatie gaat uit, en weer aan als het resetten voltooid is.
OM253906 Pagina 52
Page 59
D. Instellingen voor beklede elektrode en TIG-lassen
1. Keuzetoets beklede elektrode
Door deze toets kort in te drukken activeert u de lasinstellingen voor beklede elektrodelassen. De tekst STICK onder de toets licht op evenals de aanduiding van het actieve elektrodetype en de “swoosh” boven de draaiknop voor de stroomsterkte. De gebruiker moet het gewenste soort beklede elektrode kiezen en de stroomknop instellen op het juiste amperage in het gebied 40 tot 400 A.
2. Keuzetoets type elektrode voor BMBE
Door de toets kort in te drukken kiest u het soort beklede elektrode, EXX10 of EXX18. De tekst boven of onder de toets licht op voor het actieve elektrodetype. Deze toets is alleen actief voor BMBE en alleen dan licht tekst op voor het type elektrode.
3. Instelbare Dig en Hot Start
Deze instellingen zijn beschikbaar bij BMBE (beklede elektrodelassen). De instellingen voor Dig en Hot Start op de elektrodes EXX10 en EXX18 zijn onafhankelijk: ieder heeft zijn eigen instellingen. Zo bereikt u de instellingen door Dig en Hot Start:
a. In de STICK-modus houdt u de STICK-toets twee seconden lang ingedrukt.
De stroomweergave toont nu de Dig-instelling met de decimale punt rechts verlicht. De standaardwaarde voor Dig is 40.
b. Door aan de stroomknop te draaien kunt u de Dig-waarde veranderen.
Het bereik is 0 t/m 99.
c. Als u in de Dig-modus weer op de STICK-toets drukt, komt u in de instelmodus voor Hot Start.
De stroomweergave toont nu de Dig-instelling met de decimale punt in het midden verlicht. De standaardwaarde 1,3.
d. Door aan de stroomknop te draaien kunt u de Hot Start-waarde veranderen. Het bereik is 0,0 t/m 2,0.
e. U kunt de instelling voor Dig of Hot Start verlaten door op STICK of een andere toets van het bedieningspaneel te drukken.
4. Aflezing ampèremeter
Als gekozen is voor het lasproces TIG of STICK (BMBE), dan licht de display op met de stroominstelling. Bij de keuze voor een van de MIG-lasprocessen staan er streepjes om aan te geven dat de instelling inactief is; tijdens het lassen (met welk proces dan ook) staat echter de feitelijke stroomsterkte aangegeven. Na het lassen blijft de laatste gemeten stroomsterkte nog 10 seconden lang zichtbaar.
5. Instelknop stroomsterkte
Bij BMBE of TIG-lassen kunt u met deze knop de gewenste stroomsterkte instellen. Rechtsom draaien (met de klok mee) geeft meer stroom en linksom draaien minder stroom. Het “zwiep”-symbool boven de knop licht op als de stroominstelling actief is. Als op de 14-pens stekkerdoos een afstandsbediening is aangesloten, gaat het apparaat automatisch werken met een primaire/secundaire bediening. Dat betekent dat de stroominstelknop op het apparaat primair is. Dit bepaalt een maximum stroomsterkte. De afstandsbediening is dan secundair. Hiermee is te variëren tussen 0 en 100% van het maximum dat met de andere knop was ingesteld.
. In de fabriek is ingesteld dat de 14-pens stekkerdoos alleen geactiveerd is bij TIG-lassen. Optioneel kan het ook actief worden bij het booglassen
met beklede elektrode (BMBE). Zie hoofdstuk 5-3.
6. Keuzetoets TIG-lassen
Door deze toets kort in te drukken activeert u de lasinstellingen voor TIG-lassen. De tekst TIG onder de toets licht op evenals de aanduiding van de actieve startmethode en de “zwiep” boven de draaiknop voor de stroomsterkte. De bediener moet de gewenste startmethode kiezen en de stroomknop instellen op het juiste amperage in het gebied 10 tot 350 A. Als TIG is geselecteerd en er is een afstandsbediening aangesloten, dan kunt u door de TIG-toets 2 seconden ingedrukt te houden de werkelijke gevraagde stroomsterkte laten weergeven. Die is gebaseerd op het ingestelde maximum en wat daarbinnen met de afstandsbediening is gekozen.
7. Keuzetoets startmethode TIG-lassen
Door deze toets kort in te drukken kiest u uit de mogelijke startmethoden, HF of Lift Arc. De tekst boven of onder de toets licht op voor de actieve startmethode. Deze toets is alleen actief voor TIG en alleen dan licht tekst op voor de startmethode.
E. TIG-sequences
De TIG-sequences geven flexibele mogelijkheden bij het TIG-lassen. Mogelijkheden zijn “Std.” (geen sequences), 2T- en 4T-werking van de toortsschakelaar. De TIG-sequences zijn actief voor zowel Lift Arc als HF als startmethode. U kunt als volgt de TIG-sequences activeren:
a. Druk op de TIG-insteltoets.
De display van de stroomwaarde toont dan “Std”, “2T” of “4T”. Door aan de stroomknop te draaien kunt u hieruit een keuze maken. Bij een keuze voor “2T” of “4T” licht het betreffende pictogram op het bedieningspaneel op.
b. Door steeds opnieuw op de TIG-insteltoets te drukken doorloopt u de instelmogelijkheden. Bij elke mogelijkheid licht een led op om aan te geven
dat die optie actief is.
S Gasvoorstroomtijd 0,0 tot 10,0 s (alleen bij HF start)
S Startstroom 10 tot 350 A
S Starttijd 0,0 tot 10,0 s (alleen bij 2T)
S Stijgtijd 0,0 tot 10,0 s
S Afvaltijd 0,0 tot 10,0 s
OM253906 Pagina 53
Page 60
S Eindstroom 10 to 350 A
S Eindtijd 0,0 to 10,0 s (alleen bij 2T)
S Gasnastroomtijd 0 tot 60 s
2T-werking toortsschakelaar
In de 2T-modus verloopt de lascyclus als volgt:
S Druk de toortsschakelaar in en houd die ingedrukt. Hiermee start de sequence.
S De gasvoorstroom vindt plaats gedurende de ingestelde tijd.
S Na het voorgas begint de lassequence volgens de ingestelde parameters (startstroom en starttijd, stijgtijd).
S Na het bereiken van de lasstroom gaat het lassen door zolang de TIG-toortsschakelaar ingedrukt blijft.
S Laat de toortsschakelaar los om de stopsequence te activeren. De stopsequence verloopt volgens de ingestelde parameters
(afvaltijd, eindstroom -tijd, nagastijd).
4T-werking toortsschakelaar
In de 4T-modus verloopt de lascyclus als volgt:
S Druk de toortsschakelaar in en houd die ingedrukt. Hiermee start de sequence.
S De gasvoorstroom vindt plaats gedurende de ingestelde tijd.
S Na de gasvoorstroomtijd wordt gestart met de beginstroomsterkte, indien die geprogrammeerd was.
Deze start stroomsterkte blijft gehandhaafd zolang de toortsschakelaar ingedrukt blijft.
S Door loslaten van de TIG-toortsschakelaar begint de stijgtijd totdat de lasstroom bereikt is.
S Het lassen gaat door met de ingestelde lasstroom.
S Door de TIG-toortsschakelaar in te drukken en ingedrukt te houden, begint de afvaltijd tot aan de eindstroomsterkte.
Deze eindstroom blijft gehandhaafd zolang de TIG-toortsschakelaar ingedrukt blijft.
S Laat de TIG-toortsschakelaar los om het lasproces te beëindigen. Dan begint de gasnastroom gedurende de ingestelde tijd.
F. Instellingen voor MIG-lassen
. Waar verwezen wordt naar bedieningen van de linkerzijde van de aanvoerunit of de toortsschakelaar van de linkerzijde, kan dat betrekking hebben
op een enkele aanvoerunit of een dubbele aanvoerunit. Waar verwezen wordt naar bedieningen van de rechterzijde van de aanvoerunit of de toortsschakelaar van de rechterzijde, dan gaat het altijd over een dubbele aanvoerunit.
De bedieningsknoppen in het MIG-instelpaneel zijn alleen actief binnen het MIG-lasproces. Druk kort op de toets SIDE SELECT om het MIG-lasproces te activeren en de gewenste zijde van de aanvoerunit. De tekst LEFT of RIGHT licht op om de actieve kant van de aanvoerunit
aan te geven, of alleen LEFT in geval van een enkele aanvoerunit. De bedieningsorganen voor het MIG-lasproces kunnen ook op het voorpaneel van de aan aanvoerunit worden geactiveerd door LEFT of RIGHT in te drukken, of met de rechter of linker toortsschakelaar (zie hoofdstuk 6-9A). De MIG-instellingen op de lasstroombron moeten van links naar rechts worden doorlopen, te beginnen bij MIG-type en eindigend bij Trigger Select.
1. Keuzetoets soort MIG-proces
Druk kort de toets MIG TYPE in om het gewenste lasproces te kiezen (FCAW, MIG, RMD of PULSE). Rechts van de toets licht de test van het actieve proces op:
FCAW gas shielded flux cored (gasbeschermd met flux in kern)
MIG (GMAW) − standaard kortsluitboog- of sproeiboogproces
RMDt (regulated metal deposition), een aangepast kortsluitboogproces
PULSE (GMAWP) Pro-Pulset pulsboogproces.
2. Keuzetoets type lasdraad
Druk kort op WIRE TYPE om het gewenste type draad het kiezen: CARBON (koolstof), CARBON METAL CORE (koolstof met metaalkern) of STAINLESS (roestvast staal). De tekst boven of onder de toets licht op voor de gekozen soort lasdraad. Deze keuze is vereist voor alle MIG-processen behalve FCAW.
3. Keuzetoets draaddiameter
Druk kort de toets WIRE DIA in om de gewenste draaddiameter te kiezen, 0,9, 1,0 of 1,2. De tekst boven of onder de toets licht op voor de gekozen draaddikte. Deze keuze is nodig voor alle MIG-lasprocessen behalve FCAW.
4. Keuzetoets type beschermgas
Door kort de toets GAS TYPE in te drukken kiest u het gewenste beschermgas. Met de toets doorloopt u alleen de beschikbare gaskeuzen in één bepaalde kolom van de gastabel op basis van het gekozen MIG-proces en draadtype (WIRE TYPE). De tekst licht op als een MIG-proces is geselecteerd, uitgezonderd FCAW.
OM253906 Pagina 54
Page 61
5. Keuzetabel type gas
De gaskeuzetabel toont de beschikbare gasopties. Voor MIG-processen behalve FCAW zijn de gaskeuzen gestructureerd in kolommen, eerst op basis van het draadtype (WIRE TYPE) en daarna op MIG-proceskeuzen. De tekst van het gastype licht op om de keuze aan te duiden. Voor het beschermgas zijn er de volgende opties:
C8C15 (92% argon / 8% CO C20 (80% argon / 20% CO2) C25 (75% argon / 25% CO2) CO2 (100% CO2) C2 (98% argon / 2% CO2) 98/2 Ox (98% argon / 2% O2)
6. Keuzetoets toortsschakelaar
Door kort de toets TRIGGER SELECT in te drukken kunt u de voorziening in- en uitschakelen om via toortsschakelaar de geheugenlocaties 1−4 te selecteren. De indicator boven of onder de toets, On of Off, licht op om de status van deze functie aan te duiden. Deze functie kan alleen werken als er minstens twee geheugenlocaties ingeschakeld zijn. Maximaal kunnen vier locaties door de functie bestreken worden. Het gewenste MIG-lasproces of lasprocessen en de instellingen moeten voor het lassen eerst in de geheugenlocaties geladen zijn. Die instellingen (spanning/booglengte en draadaanvoersnelheid) zijn te maken op het voorpaneel van de draadaanvoerunit (zie hoofdstuk 6-9). Zijn de instellingen eenmaal vastgelegd, dan kunt u door indrukken van de toortsschakelaar, binnen 0,2 seconden terwijl niet gelast wordt, de volgende ingeschakeld geheugenlocatie kiezen. Als de toortsschakelaar langer dan 0,2 seconden wordt vastgehouden, dan blijft de huidige geheugenlocatie gelden en ook alle instellingen blijven hetzelfde.
7. Keuzetoets linker- of rechterzijde
Door kort op deze toets SIDE SELECT te drukken kiest u een MIG-lasproces en de gewenste zijde van de dubbele aanvoerunit. Als de aanvoerunit enkelvoudig is, dan licht alleen LEFT (links) op.
8. Dual Schedule (2 programma’s)
Om Dual Schedule te gebruiken plugt u de schakelaar in en kiest u het MIG-lasproces met de nodige keuzes en parameters, met de schakelaar in één stand. Daarna zet u de schakelaar in de andere stand en kiest u weer een MIG-lasproces met de nodige keuzes en parameters. In wezen zijn er twee programma’s opgeslagen in de geselecteerde geheugenlocatie.
tot 85% argon / 15% CO2)
2
Aantekeningen
OM253906 Pagina 55
Page 62
6-4. Regeling TIG-sequence
2
1
1 Pictogram 2T-werking
toortsschakelaar
2 Pictogram 4T-werking
toortsschakelaar
4 5
3
3 Indicator gasvoorstroom 4 Indicator startstroom 5 Indicator stijgtijd 6 Indicator afvaltijd
6 789
252 613−B
7 Indicator eindstroom
8 Indicator gasnastroom
9 Insteltoets TIG-sequences
OM253906 Pagina 56
Page 63
6-5. Voorbeeld BMBE-instellingen
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of bijgesteld.
2
1
3
350
1 Lassen met beklede elektrode actief 2 Gekozen elektrodetype EXX10
4
Ref. 252 613−B
3 Lasstroom is 350 A 4 Geheugenlocatie 1 actief
OM253906 Pagina 57
Page 64
6-6. Voorbeeld TIG-instellingen
350
23 4
1
Ref. 252 613−B
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of bijgesteld.
1 TIG-lassen actief 2 Startmethode is HF
3 Lasstroom is 350 A 4 Geheugenlocatie 2 actief
OM253906 Pagina 58
Page 65
6-7. MIG-instellingen voorbeeld 1
7
1
2
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of bijgesteld.
1 MIG-proces actief
3 4
2 Gekozen draadtype is koolstofstaal
3 Gekozen draaddiameter 0,9
4 Gekozen beschermgas is C8C15
5
5 Keuze toortsschakelaar aan
6 Gekozen zijde is links
7 Geheugenlocatie 3 actief
6
252 613−B
OM253906 Pagina 59
Page 66
6-8. MIG-instellingen voorbeeld 2
7
1
2
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of bijgesteld.
1 MIG-proces Pro-Pulse actief
3
2 Gekozen draadtype is roestvast
staal 3 Gekozen draaddiameter 0,9 4 Gekozen beschermgas is 98/2 Ox
4
5 6
5 Keuze toortsschakelaar aan
6 Gekozen zijde is links
7 Geheugenlocatie 4 actief
252 613−B
OM253906 Pagina 60
Page 67
6-9. Bedieningspaneel draadaanvoerunit
A. Bedieningsfuncties op het voorpaneel
14
1
5
13
7
2
3
4
6
8
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of bijgesteld.
1 Keuzetoets linkerzijde 2 Weergave van spanning/booglengte 3 Instelknop spanning/booglengte
* Alleen bij dubbele aanvoerunit
9
4 Keuzetoets rechterzijde * 5 Weergave draadaanvoersnelheid 6 Instelknop draadaanvoersnelheid 7 Indicator geheugenkaart 8 Indicator MIG-lasproces 9 Jog toets
1110
10 Keuzetoets Trigger Hold
11 Purge (handm. gasaanvoer) 12 Keuze en aanduiding geheugenlocatie 13 Indicator draadaanvoersnelheid 14 Indicator lasvermogen
12
252 620−C
(houdfunctie toorts.schak.)
OM253906 Pagina 61
Page 68
1. Keuzetoets linkerzijde aanvoerunit Door deze toets kort in te drukken activeert u de bedieningen van de linkerzijde van draadaanvoerunit. De tekst LEFT onder de toets licht op evenals
de “zwiep” boven de knop voor de spanning/booglengte en die boven de knop voor de draadaanvoersnelheid. Zie hoofdstuk 6-2 voor de procedure voor het kiezen van de parameters van het MIG-lasproces. De linkerinstellingen zijn ook te activeren met de linkse toortsschakelaar.
Bij de lasprocessen Pulse en RMD is het mogelijk bij de boogregeling te komen door de keuzetoets voor de linkerzijde langer dan twee seconden ingedrukt te houden. Op de onderste display verschijnt dan “ARC” en de waarde voor de boogregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik is 25 tot +25 met 0 als nominale waarde. Een hogere waarde geeft een bredere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (afstand tussen uiteinde van elektrode en werkstuk). Een lagere waarde geeft een smallere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (elektrode-eind naar werkstuk).
Bij MIG en FCAW is het mogelijk bij de inductantieregeling te komen door de keuzetoets voor de linkerzijde langer dan twee seconden ingedrukt te houden. Op de onderste display verschijnt dan “IND” en de waarde voor de inductantieregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik is 0 t/m 99, de nominale hangt af van het programma. Een hogere inductantie leidt tot minder kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt toe. Doordat er vaker een lasboog is wordt het lasbad vloeibaarder. Een lagere inductantie leidt tot meer kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt af. Doordat er minder vaak een lasboog is wordt het lasbad minder vloeibaar.
2. Weergave van spanning/booglengte Deze display toont de ingestelde spanning bij MIG en FCAW (tussen 10,0 en 44,0 volt). Bij RMD en Pro-Pulse is de booglengte te zien (3,0 tot +3,0 in
stappen van 0,1, nominale waarde is 0). Tijdens het lassen is de werkelijke boogspanning te zien. Nadat de boog is gedoofd blijft die spanning nog 10 seconden staan. Bij andere lasprocessen staan er streepjes op de display.
3. Instelknop spanning/booglengte Gebruik deze knop voor het instellen van de spanning (10,0 tot 44,0 volt) of de booglengte (−3,0 tot +3,0 in stappen van 0,1 met 0 als nominale waarde),
afhankelijk van het type MIG-lasproces. Rechtsom draaien (met de klok mee) geeft meer stroom of een langere boog, linksom draaien geeft minder stroom of een kortere boog. Het “zwiep”-symbool boven de knop licht op als de stroom- of booglengte-instelling actief is. De instelling kan verschillend zijn voor links en rechts, het apparaat onthoudt die waarden apart.
4. Keuzetoets rechterzijde (alleen bij dubbele aanvoerunit) Door deze toets kort in te drukken activeert u de bedieningen voor de rechterzijde. De tekst RIGHT onder de toets licht op evenals de “zwiep” boven
de knop voor de spanning/booglengte en die boven de knop voor de draadaanvoersnelheid. Zie hoofdstuk 6-2 voor de procedure voor het kiezen van de parameters van het MIG-lasproces. De rechterinstellingen zijn ook te activeren met de rechtse toortsschakelaar.
Bij de lasprocessen Pulse en RMD is het mogelijk bij de boogregeling te komen door de keuzetoets voor de rechterzijde langer dan twee seconden ingedrukt te houden. Op de onderste display verschijnt dan “ARC” en de waarde voor de boogregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik is 25 tot +25 met 0 als nominale waarde. Een hogere waarde geeft een bredere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (afstand tussen uiteinde van elektrode en werkstuk). Een lagere waarde geeft een smallere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (elektrode-eind naar werkstuk).
Bij MIG en FCAW is het mogelijk bij de inductantieregeling te komen door de keuzetoets voor de linkerzijde langer dan twee seconden ingedrukt te houden. Op de onderste display verschijnt dan “IND” en de waarde voor de inductantieregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik is 0 t/m 99, de nominale hangt af van het programma. Een hogere inductantie leidt tot minder kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt toe. Doordat er vaker een lasboog is wordt het lasbad vloeibaarder. Een lagere inductantie leidt tot meer kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt af. Doordat er minder vaak een lasboog is wordt het lasbad minder vloeibaar.
5. Weergave van de draadaanvoersnelheid Deze display toont de ingestelde draadaanvoersnelheid als een van MIG-processen is ingesteld. Bij andere lasprocessen is de display blanco.
De draadaanvoersnelheid kan liggen tussen 1,3 en 19,8 meter per minuut (mpm). Door het indrukken van de jog-toets (toets voor tornbedrijf) verschijnt de actuele aanvoersnelheid op de display.
OM253906 Pagina 62
Page 69
6. Instelknop draadaanvoersnelheid Met deze knop kunt de aanvoersnelheid van de lasdraad instellen tussen 1,3 en 19,8 meter per minuut (mpm). Rechtsom draaien (met de klok mee)
geeft een snellere aanvoer, linksom draaien maakt de snelheid kleiner. Het “zwiep”-symbool boven de knop licht op als de instelling van de aanvoersnelheid actief is. De instelling kan verschillend zijn voor links en rechts, en per MIG-procestype. Het apparaat onthoudt die waarden apart.
7. Indicator geheugenkaart Het tekstlogo van de geheugenkaart licht op om aan te geven dat een standaard MIG-lasproces is geladen vanaf de geheugenkaart.
8. Indicator MIG-lasproces De tekst FCAW, MIG, RMD of PULSE licht op om aan te geven welk soort MIG-proces gekozen is op de lasstroombron (zie hoofdstuk 6-2). Bij andere
lasprocessen staat er geen tekst.
9. Jog toets Door deze in te drukken en vast te houden kunt u handmatig lasdraad aan de linker- of rechterzijde aanvoeren afhankelijk welke actief is. Verdraai
de snelheidsinstelknop om sneller of langzamer lasdraad aan te voeren. Rechtsom draaien (met de klok mee) geeft een snellere toevoer en linksom draaien langzamer. Laat u de toets los, dan stopt de draadtoevoer en de display keert terug naar de oorspronkelijk ingestelde draadaanvoersnelheid.
Jog is ook te activeren door de MIG-toortsschakelaar in de drukken en ingedrukt te houden, zonder een lasboog te maken. Als de toortsschakelaar wordt ingeknepen en er is na 2 seconden nog geen lasboog, dan begint automatisch de draadaanvoer in Jog.
Auto Jog
S De autojog-functie is te activeren door tegelijk op de jog-toets en de “trigger hold”-toets te drukken. Afhankelijk welke actief is, wordt aan
de linkerzijde, of (alleen mogelijk bij een dubbele aanvoerunit) de rechterzijde, in Jog een vooraf ingestelde hoeveelheid lasdraad aangevoerd. De weergave van spanning/booglengte telt af in stappen van 0,01 meter (of 0,1 voet), te beginnen bij de vooringestelde draadlengte. De standaardwaarde voor die lengte is 4,7 meter, maar is met de draaiknop voor de spanning/booglengte instelbaar tussen 1,5 en 9,1 meter. Rechtsom draaien (met de klok mee) geeft meer draad, linksom draaien minder. De display van de spanning/booglengte geeft na een aanpassing korte tijd weer wat de ingestelde lengte is. Als geen verdere aanpassing wordt gedaan gaat het apparaat na één seconde weer verder met aftellen. Jog is ook instelbaar, en wel tussen 1,3 en 19,9 meter per minuut. Dit gaat met de knop voor de draadaanvoersnelheid. De snelheidsdisplay laat de huidige instelling daarvan zien.
10. Keuzetoets Trigger Hold (houdfunctie toorts.schak.) Door kort de toets Trigger Hold in te drukken kunt u de houdfunctie van de toortsschakelaar in- of uitschakelen. De tekst boven of onder de toets, ON
of OFF, licht op om de status van deze functie aan te duiden. Als de houdfunctie actief is, moet de toortsschakelaar worden ingedrukt en vastgehouden voor minstens een halve seconde, maar niet langer dan zes seconden. Als dan de schakelaar wordt losgelaten, dan activeert dat de houdfunctie. Om te stoppen met lassen drukt u nogmaals de schakelaar in en laat die weer los.
11. Purge (handm. gasaanvoer) Door deze toets in te drukken en vast te houden kunt u de gasleiding voor het lassen schoonblazen, d.w.z. vullen met gas zodat de lucht eruit gaat.
Ook kan de gasdruk bij het reduceerventiel worden vooringesteld, voor de linkerzijde of (bij dubbele aanvoer) ook voor de rechterkant. Deze toets reinigt ook de TIG-gasklep aan de lasstroombron, in het geval als lasproces TIG is gekozen. Laat de toets los om het “purgen” (doorblazen) te beëindigen.
Purge met timer
S De purgefunctie kan ook werken met een timer, door de purge-toets en de “trigger hold”-toets tegelijk even in te drukken. De weergave
van spanning/booglengte telt af in stappen van 1 seconde, te beginnen bij de vooringestelde tijdsduur. De standaardwaarde voor die tijdsduur is 30 seconden, maar ze is met de draaiknop voor de spanning/booglengte instelbaar tussen 5 en 60 seconden. Rechtsom draaien (met de klok mee) maakt de tijd langer en linksom draaien korter. De display van de spanning/booglengte geeft na een aanpassing korte tijd weer wat de ingestelde tijdsduur is. Als geen verdere aanpassing wordt gedaan gaat het apparaat na één seconde weer verder met aftellen.
12. Keuze en aanduiding geheugenlocatie Druk deze toets kort in om te bladeren door de opgeslagen configuraties in geheugenlocaties 14. De toets dient alleen om configuraties op te roepen,
maar kan niet gebruikt worden op fabrieksstandaardwaarden te herstellen. Zie hoofdstuk 6-2. Het cijfer naast de toets geeft de actieve locatie aan.
13. Indicator draadaanvoersnelheid De eenheid waarin de snelheid van de lasdraadaanvoer wordt uitgedrukt staat op het paneel aangegeven: mpm = meter per minuut en ipm = inch
per minuut.
14. Indicatie lasvermogen De indicator licht op als de functie Accu-Power van het lassysteem is ingeschakeld. Accu-Power toont het actuele lasvermogen tijdens het lassen,
om te voldoen aan de nieuwe ASME-eisen voor het berekenen van de warmteontwikkeling bij lasprocessen met complexe golfvormen (“RMD” en Pro-Pulset). Hiervoor is minimaal versie 1.07 van de software noodzakelijk. Zie de productliteratuur.
OM253906 Pagina 63
Page 70
6-10. Afstelling van voorgas en nagas
. De gasnastroom vindt niet plaats als er geen lasboog is geweest.
De voorstroom- en nastroomtijd is instelbaar voor elk van de uitgangen TIG, aanvoerunit links en aanvoerunit rechts. Het gaat hier om gemeenschappelijke waarden, d.w.z. de drie ingestelde gasvoorstroom- en nastroomtijden gelden voor alle geheugenplaatsen.
Bij levering staat het apparaat in de standaardconfiguratie. Op de display staat dan “Std”. In deze standaardconfiguratie worden de voorgas- en nagastijd automatisch als volgt berekend:
Voorgas
Voorgas is alleen actief bij de HF startmethode. Voor TIG is de voorstroomtijd standaard 0,1 seconde.
Voor draadprocessen zijn de voorstroomtijden vastgesteld op 0,25 seconde, dat is de standaardwaarde in de lasprogramma’s.
Nagas
Voor TIG hangt de duur van de gasnastroom af van de uitgangsstroom. De nastroomtijd is 8 seconden bij een stroom tussen 0 en 175 A, en neemt daarboven lineair toe van 8 naar 16 seconden bij een stroom tussen 175 en 350 ampère.
Bij draadprocessen hangt de nastroomtijd af van de draadaanvoersnelheid. Het minimum is 8 seconden bij een snelheid tussen 0 en 9,9 m/min, daarboven stijgt de tijd lineair van 8 naar 16 seconden bij een aanvoersnelheid tussen 9,9 en 19,8 meter per minuut.
PrE
PSt
Std Std
Om de voorstroomtijd (PrE = preflow) en nastroomtijd (PSt = postflow) aan te passen, gaat u als volgt te werk:
1. Kies de gewenste uitgang: TIG, LEFT of RIGHT.
2. Druk op de Purge-toets, de gasklep gaat dan open.
3. Verdraai de knop voor de spanning of aanvoersnelheid, de gasklep gaat dan weer dicht.
Op de spannings display ziet u PrE staan en voorgas op de draadsnelheid display. De eerste keer staat daar Std, want dan geldt nog de standaardwaarde.
4. Laat de Purge-toets los.
5. Stel de gewenste voorgaswaarde in door te draaien aan de knop voor de draadsnelheid.
Mogelijke waarden zijn Std en numerieke waarden van 0,9 tot 10,0 seconden.
Als Trigger Select (keuze d.m.v. toortsschakelaar) is ingeschakeld, dan geldt een minimale voorgastijd van 0,25 s, zelfs als die op nul gezet wordt.
252 620−C
OM253906 Pagina 64
Page 71
6. Draai aan de spanningsknop om te schakelen van voorgas naar nagas.
In plaats van PrE ziet u nu PSt op de display.
7. Stel de gewenste nagaswaarde in door te draaien aan de knop voor de draadsnelheid.
Mogelijke waarden zijn Std en numerieke waarden van 0 tot 60 seconden.
8. Door een willekeurige toets in te drukken kunt u terugkeren naar de normale weergave van de display.
6-11. Instelvoorbeeld draadaanvoerunit links actief
1
16.5
225
4
2
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of bijgesteld.
3
1 Bediening linkerzijde actief 2 Gekozen lasproces is MIG
252 620−C
3 Houdfunctie van de toortsschakelaar uit 4 Geheugenlocatie 1 actief
OM253906 Pagina 65
Page 72
6-12. Instelvoorbeeld draadaanvoerunit recht actief (alleen bij dubbele unit)
0
1
150
4
2
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of bijgesteld.
OM253906 Pagina 66
3
1 Bediening rechterzijde actief 2 Gekozen lasproces is Pulse
252 620−C
3 Houdfunctie van de toortsschakelaar
aan
4 Geheugenlocatie 2 actief
Page 73
6-13. Instelvoorbeeld draadaanvoerunit niet-MIG
−−−
2
1
252 620−C
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of bijgesteld.
1 Geen MIG lasproces gekozen 2 Geheugenlocatie 3 actief
OM253906 Pagina 67
Page 74
6-14. Instelvoorbeeld purge met timer
3
30
2
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of bijgesteld.
OM253906 Pagina 68
1
1 Druk beide toetsen tegelijk in 2 Knop voor instellen van purge-tijd
252 620−C
3 Nog resterende purge-tijd
Page 75
6-15. Instelvoorbeeld Auto Jog
3
2
15.3
5
4
780
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of bijgesteld.
1 Druk beide toetsen tegelijk in
1
2 Instelknop aan te voeren draadlengte
bij Jog
3 Nog aan te voeren draadlengte bij Jog
252 620−C
4 Instelknop draadaanvoersnelheid
bij Jog
5 Weergave draadaanvoersnelheid
bij Jog
OM253906 Pagina 69
Page 76
6-16. Basisparameters voor PipeWorx 400
Staal
Proces
RMD koolstofstaal
Draaddi-
ameter
Draadaanvoersnelheid
m/min (mpm)
Booglengte Beschermgas
mm
0,9 2,5 8,9; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
0,9 2,5 8,9; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
0,9 2,5 8,9; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
0,9 3,8 8,9; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
1,0 2,5 6,4; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
1,0 2,5 7,6; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
1,0 2,5 7,6; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
1,0 3,8 6,4; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
C8C15
C20
C25
100% CO
C8C15
C20
C25
100% CO
2
2
RMD koolstofstaal
met metaalkern
1,2 1,9 6,4; nominaal 3,8 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,2 1,9 6,4; nominaal 3,8 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,2 1,9 6,4; nominaal 3,8 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,2 2,5 5,1; nominaal 3,8 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,2 1,9 5,7; nominaal 3,8 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,2 1,9 5,7; nominaal 3,8 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
C8C15
C20
C25
100% CO
C20
C25
2
OM253906 Pagina 70
Page 77
Staal
Proces
ProPulse koolstofstaal
met draaiende pijp
Draaddi-
ameter
mm
0,9 2,5 19,8; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
0,9 2,5 19,8; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
1,0 2,5 19,8; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
1,0 2,5 19,8; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
1,2 1,9 12,7; nominaal 3,8 +3,0 tot 3,0
1,2 1,9 12,7; nominaal 3,2 +3,0 tot 3,0
0,9 2,5 19,8; nominaal 5,7 +3,0 tot 3,0
0,9 2,5 19,8; nominaal 5,7 +3,0 tot 3,0
Draadaanvoersnelheid
m/min (mpm)
Booglengte Beschermgas
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
C8C15
C20
C8C15
C20
C8C15
C20
C8C15
C20
ProPulse koolstofstaal
in positie
1,0 2,5 19,8; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,0 2,5 19,8; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,2 2,5 12,7; nominaal 3,8 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,2 1,9 12,7; nominaal 3,2 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
C8C15
C20
C8C15
C20
OM253906 Pagina 71
Page 78
Roestvast staal
Proces
RMD roestvast staal
Draaddi-
ameter
mm
0,9 2,5 8,9; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
0,9 2,5 8,9; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
1,0 2,5 7,6; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
1,0 2,5 7,6; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
1,2 1,9 6,4; nominaal 3,8 +3,0 tot 3,0
1,2 1,9 6,4; nominaal 3,8 +3,0 tot 3,0
0,9 1,9 19,8; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
0,9 1,9 19,8; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
Draadaanvoersnelheid
m/min (mpm)
Booglengte Beschermgas
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
nominaal nul
C2
98/2 Ox
C2
98/2 Ox
C2
98/2 Ox
C2
98/2 Ox
ProPulse roestvast staal
met draaiende pijp
ProPulse roestvast staal
in positie
1,0 1,9 19,8; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,0 1,9 19,8; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,2 1,9 19,8; nominaal 3,2 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,2 1,9 19,8; nominaal 3,2 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
0,9 2,5 19,8; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
0,9 2,5 19,8; nominaal 5,1 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,0 2,5 19,8; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,0 2,5 19,8; nominaal 4,4 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
1,2 1,9 19,8; nominaal 3,2 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
C2
98/2 Ox
C2
98/2 Ox
C2
98/2 Ox
C2
98/2 Ox
C2
OM253906 Pagina 72
1,2 1,9 19,8; nominaal 3,2 +3,0 tot 3,0
nominaal nul
98/2 Ox
Page 79
Gevulde draad (flux core)
Proces
Gevulde draad / GMAW
Draaddi-
ameter
mm
Onafhankelijk 1,3 19,8; nominaal 6,4 * 24,5 32; nominaal 25,0 Onafhankelijk
Pijp draaiend/in positie Draadaanvoersnelheid
m/min (mpm)
Spanning Beschermgas
Opmerking: de booglengte is de afstand tussen het uiteinde van de lasdraad tot het lasbad. De draadaanvoersnel­heid en de spanning zijn synergisch bij de lasprocessen RMD en ProPulse. Dit betekent dat als de aanvoersnelheid wordt afgesteld, de spanning daar automatisch bij wordt aangepast, zodat het niet nodig is de booglengte af te stellen.
*Zie de gegevens van de fabrikant van de lasdraad voor de aanbevolen aanvoersnelheid en het juist gasmengsel.
6-17. Lift Arc− en HF TIG-startprocedures
Lift Arc ontstekingsmethode
Wanneer het lampje bij de Lift-Arct-knop brandt, start u de boog als volgt:
1 TIG-elektrode 2 Werkstuk Raak met de wolfraam elektrode het
werkstuk aan bij het beginpunt en zorg met de toortsschakelaar, de voetbediening
Lift Arc-startmethode.
1
2
“Aanraken” 1 tot 2 seconden
NIET aanstrijken als een lucifer!
of de handbediening (voor zover aange­sloten) dat er uitgangsspanning en be­schermgas is. Houd de elektrode 1 tot 2 seconden tegen het werkstuk aan en til de elektrode langzaam op. Wanneer de elektrode wordt opgetild, vormt zich een boog.
Normale nullastspanning is niet aanwezig voordat de wolfraam elektrode het werk­stuk raakt; er is slechts een lage meet­spanning aanwezig tussen de elektrode het object. Het volledige uitgangsver­mogen is dan pas aanwezig nadat de elektrode het object heeft geraakt. Hier­door kan de elektrode het object raken zonder oververhitting, zonder vast te komen zitten of vervuild te raken.
Toepassing:
Lift Arc wordt gebruikt voor het DC TIG-lassen met elektrode negatief (DCEN GTAW), indien de HF-startmetho­de niet toegelaten of niet wenselijk is, of om de aanstrijkmethode te vervangen.
HF Start
Wanneer het lampje van de HF-starttoets brandt, start dan de boog als volgt:
Het hoogfrequent wordt ingeschakeld zodra er uitgangsspanning is om te helpen bij het starten van de boog. Wanneer de boog er eenmaal is, wordt het hoogfrequent weer uitgeschakeld; telkens als de boog wordt verbroken, wordt hij weer ingeschakeld om te helpen bij het herstarten van de boog.
Toepassing:
HF-start wordt gebruikt voor het TIG­proces met elektrode negatief (DCEN GTAW) als er een boogstartmethode ver­eist is waarbij geen contact mag worden gemaakt.
OM253906 Pagina 73
Page 80
HOOFDSTUK 7 ONDERHOUD EN STORINGEN
7-1. Routineonderhoud
n = controleren ~ = reinigen l = vervangen
Elke drie maanden
VERHELPEN
! Verbreek de verbinding met de netvoeding voordat
u met het onderhoud begint.
l Onleesbare labels ~ Lasklemmen nl Laskabel l Onderdelen met barsten
n 14-pens snoer n Gasslang en -aansluitingen n Pistoolkabel
Elke zes maanden
l Delen van de toortshouder vertonen barsten
Of
~ Binnenkant van het apparaat
l Toortslichaam met scheurtjes
~ Aandrijfrollen
7-2. De binnenkant van het apparaat schoonblazen
of scheurtjes
! Om het inwendige van het
apparaat schoon te blazen hoeft de behuizing er niet eerst af.
U blaast de lucht door de ventilatieroosters aan de voor­en achterzijde. Zie de afbeelding.
OM253906 Pagina 74
Ref. 805 142−A
Page 81
7-3. Standaardwaarden terugzetten
Volledig systeem
Een volledige reset naar fabrieksinstellingen is mogelijk door op de stroombron de toetsen 1 en 4 van de geheugenlocaties langer dan vier seconden ingedrukt te houden. Op de display staat rSt en daarna streepjes als de reset geheel is uitgevoerd.
Een geheugenlocatie
Zie hoofdstuk 6-2 punt C2 voor de resetprocedure.
7-4. De softwarerevisie opvragen
U kunt het revisienummer van de systeemsoftware van het apparaat te weten komen, door de toetsen MIG TYPE en SIDE SELECT tegelijk in te drukken. Deze toetsen bevinden zich achter de klep op lasstroombron.
7-5. Kalibratieprocedure van de lasstroombron
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren, bedienen, onderhouden en repareren.
A. Benodigde hulpmiddelen
1. Een gekalibreerde voltmeter en stroomtang (bijv. Fluke 337), beide voor gelijkspanning/stroom
2. Een kalibratiekaart
3. Een kortsluitkabel (AWG 2/0 ofwel 70 mm2)
B. Kalibratieprocedure
1. Maak de kabels los van alle aansluitbouten.
2. Schakel de elektrische voeding naar de lasstroombron in.
3. Steek de kalibratiekaart erin.
a. Til het klepje van de geheugenkaartsleuf op en houd het omhoog.
b. Steek de geheugenkaart in de sleuf. Duw de kaart helemaal naar binnen en laat hem dan los.
c. Sluit het klepje weer.
d. De stroombron geeft aan: CAL.
4. Kalibreer als volgt de MIG-spanning:
a. Sluit de voltmeter aan tussen de MIG-aansluitbout (achter op het apparaat) en de aansluitbout voor de werkstukkabel (midden voor).
b. Druk op geheugentoets (memory) 1, op het voorpaneel van de stroombron. Tussen de MIG-aansluitbout en de aansluitbout voor de werkstuklaskabel moet de open spanning aanwezig zijn.
c. Met de draaiknop op het voorpaneel van de stroombron stelt u nu de spanning (aangegeven op de display) in op de spanning die zojuist gemeten is met de voltmeter.
d. Druk op geheugentoets (memory) 1, op het voorpaneel van de stroombron, om het kalibreren van de MIG-spanning te voltooien.
e. De stroombron geeft aan: CAL.
5. Kalibreer als volgt de MIG-spanning:
a. Sluit de voltmeter aan tussen aansluitbout voor de werkstukkabel (aan de voorkant in het midden) en de TIG-aansluitbout (aan de voorkant rechts).
b. Druk op geheugentoets (memory) 2, op het voorpaneel van de stroombron. Tussen de TIG-aansluitbout en de aansluitbout voor de werkstuklaskabel moet de open spanning aanwezig zijn.
c. Met de draaiknop op het voorpaneel van de stroombron stelt u nu de spanning (aangegeven op de display) in op de spanning die zojuist gemeten is met de voltmeter.
d. Druk op geheugentoets (memory) 2, op het voorpaneel van de stroombron, om het kalibreren van de TIG-spanning te voltooien.
e. De stroombron geeft aan: CAL.
OM253906 Pagina 75
Page 82
6. Kalibreer als volgt de BMBE-spanning (beklede elektrodelassen):
a. Sluit de voltmeter aan tussen de STICK-aansluitbout (aan de voorkant links) en de aansluitbout voor de werkstukkabel (aan de voorkant in het midden).
b. Druk op geheugentoets (memory) 3, op het voorpaneel van de stroombron. Tussen de STICK-aansluitbout en de aansluitbout voor de werkstuklaskabel moet de open spanning aanwezig zijn.
c. Met de draaiknop op het voorpaneel van de stroombron stelt u nu de spanning (aangegeven op de display) in op de spanning die zojuist gemeten is met de voltmeter.
d. Druk op geheugentoets (memory) 3, op het voorpaneel van de stroombron, om het kalibreren van de BMBE-spanning te voltooien.
e. De stroombron geeft aan: CAL.
7. Het kalibreren van de stroomsterkte gaat als volgt:
a. Sluit de kortsluitkabel aan tussen de STICK-aansluitbout (aan de voorkant links) en de aansluitbout voor de werkstukkabel (aan de voorkant in het midden).
b. Klem de stroomtang om de kortsluitkabel.
c. Druk op geheugentoets (memory) 4, op het voorpaneel van de stroombron. Er moet nu stroom vloeien door de kortsluitkabel.
d. Met de draaiknop op het voorpaneel van de stroombron stelt u nu de stroomsterkte (aangegeven op de display) in op de stroom die zojuist gemeten is met de stroomtang.
e. Druk op geheugentoets (memory) 4, op het voorpaneel van de stroombron, om het kalibreren van de stroomsterkte (het amperage) te voltooien.
f. De stroombron geeft aan: CAL.
g. Maak de kortsluitkabel los.
8. Verwijder als volgt de kalibratiekaart:
a. Til het klepje van de geheugenkaartsleuf op en houd het omhoog.
b. Druk de kaart iets in en laat hem los. De geheugenkaart komt dan naar buiten.
c. U kunt de kaart nu pakken en uit de sleuf trekken.
d. Sluit het klepje weer.
9. Schakel de elektrische voeding naar de lasstroombron uit.
OM253906 Pagina 76
Page 83
7-6. Rechterpaneel weghalen om de spanning van de ingangscondensator meten.
! Schakel de lasstroombron uit en
verbreek de elektrische verbinding met de netvoeding.
! Er kan een aanzienlijke gelijks-
panning achterblijven op de condensatoren nadat het apparaat is uitgeschakeld. Controleer voor­dat u aan de slag gaat met het on­derhoud aan het apparaat altijd de spanning op de afgebeelde wijze om er zeker van te zijn dat de in­gangcondensatoren zich hebben
1
2
3
ontladen.
Schakel de lasstroombron uit en verbreek de elektrische verbinding met de netvoeding.
1 Rechterzijpaneel Maak de bevestigingsbouten los om het
beschermpaneel van de rechterkant van het apparaat af te kunnen halen.
2 Spanningaanpassingskaart PC10 3 Voltmeter Meet de DC spanning bij de afgebeelde
schroefklemmen op de PC10, totdat de spanning tot vlakbij 0 (nul) volt daalt.
. Als de condensatorspanning na een
paar minuten nog steeds niet bijna nul is, moet de condensator ontladen worden. Gebruik hiervoor een weer­stand van tussen de 25 en 1000 ohm, minstens 5 watt, en geïsoleerde dra­den (geschikt voor 1000 volt gelijks­panning), diameter 1,5 mm2 (AWG 16) of meer.
4 Voorbeeld van een
ontladingsweerstand
U ziet op deze pagina een voorbeeld van een geschikte ontladingsweerstand.
+ draad naar de onderste klem
rechts; draad naar
de bovenste klem rechts
4
Ga verder met uw werk in het apparaat. Breng het rechterpaneel weer aan als u klaar bent.
Benodigde gereedschappen:
5/16 inch
Voorbeeld van een
ontladingsweerstand
Weerstand 25 tot
1000 ohm, 5 watt
1,5 mm2, met isolatie
voor 1000 V DC, lengte ca. 76 mm
Ref. 805 142A / ref. 805 145−A
OM253906 Pagina 77
Page 84
7-7. Routineonderhoud van de koeler
n = Contoleer Z = Vervangen ~ = Reinigen = Repareer l = Vervang * uit laten voeren door een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur.
Elke 3 maanden
Elke 6 maanden
~Reinig de zeef voor het koelmiddel. Bij zware omstandigheden moet u mogelijk vaker reinigen (bij continu gebruik, hoge/lage temperaturen, een vuile omgeving, enz.). Als u de zeef voor het koelmiddel niet goed reinigt, vervalt de garantie op de pomp.
! Haal voordat u onderhoud uitvoert,
eerst de stekker van de koeler uit het stopcontact van de stroombron.
~ Blaas de koelribben van de warmtewisselaar uit
nControleer het peil van de koelvloeistof.
Elke 12 maan­den
nlSlangen
ZVervers de koelvloeistof (bij gebruik van
koelvloeistof Miller)
nl Labels
OM253906 Pagina 78
Page 85
7-8. Onderhoud koelvloeistof
1
2
! Haal voordat u onderhoud
uitvoert, eerst de stekker van de koeler uit het stopcontact van de stroombron.
! Werp de gebruikte koelvloei-
stof weg volgens de nationa­le, regionale en lokale wet­ten. Voer de residuen niet af in de rioolleidingen.
1 Behuizing van de koeler 2 Lade van de koeler Verwijder 4 schroeven uit de
voorzijde van de behuizing van de koeler en schuif de lade van de koe­ler naar buiten.
3 Koelvloeistoffilter Schroef de behuizing los om het fil-
ter en de behuizing te reinigen.
Vervang het koelmiddel
Laat de koelvloeistof weglopen door de unit naar voren te kantelen. Vullen met schoon water en 10 minuten laten draaien. Weer laten leeglopen en opnieuw vullen.
LET OP − Gebruik bij het vervan- gen van slangen alleen slangen die compatibel zijn met ethyleenglycol, zoals Bunan, neopreen of Hy­palon. Oxyacetyleenslangen zijn niet bestand tegen producten die ethyleenglycol bevatten.
Plaats de lade van de koeler terug in de behuizing.
3
801 195-A / Ref. 254 086-A / Ref. 801 194
OM253906 Pagina 79
Page 86
7-9. Diagnostische code lasstroombron en aanvoerunit
H1
0
Voorbeeld weergave van de code
Code Probleem Beschrijving
H01 Te hoge stroom in het primaire circuit Geeft een storing aan in de primaire stroomkring. Als dit scherm te zien
H02 Storing in de temperatuursensor Het thermisch beveiligingscircuit werkt niet goed. Ziet u deze code op
H03 Te hoge temperatuur in het secundaire circuit Dit geeft aan dat de linkerzijde van het apparaat oververhit is geraakt.
H04 Te hoge temperatuur in het secundaire circuit Dit geeft aan dat de onderzijde van het apparaat oververhit is geraakt.
H05 Te hoge temperatuur in het primaire circuit Dit geeft aan dat de rechterzijde van het apparaat oververhit is geraakt.
H08 Te hoge uitgangsspanning, storing Dit wijst op een storing in het secundaire voedingscircuit Ziet u deze
H09 Storing in de stroomdetectie van het primaire circuit Dit wijst erop dat het primaire voedingscircuit niet goed werkt. Ziet u deze
H10 Storing in de regeling van het primaire voedingscircuit Dit wijst erop dat het primaire voedingscircuit niet goed werkt. Ziet u deze
H11 Spannings-onbalans bij de buscondensator
van de voedingsspanning
H12 Er is een probleem met de netspanning
aan primaire zijde
H25 Inschakelduur De maximale inschakelduur is overschreden. De secundaire spanning valt
H26 Een toets op de stroombron zit vast Dit geeft aan dat een van de bedieningstoetsen op de stroombron vast
H30 Vastzittende schakelaar bij TIG Dit betekent dat bij het TIG-lassen een externe schakelaar wordt
H31 Vastzittende schakelaar bij bekleed elektrodelassen Dit betekent dat bij het bekleed elektrodelassen een externe schakelaar
H40 Tacho links Er is een fout opgetreden bij de tacho van de linkermotor. Controleer
H41 Tacho rechts Er is een fout opgetreden bij de tacho van de rechtermotor. Controleer
is, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende servicebedrijf.
de display, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
Het apparaat heeft zichzelf uitgeschakeld zodat de ventilatoren de linkerkant kunnen afkoelen. Het apparaat schakelt weer in zodra deze weer op normale werktemperatuur is.
Het apparaat heeft zichzelf uitgeschakeld zodat de ventilatoren de onderkant kunnen afkoelen. Het apparaat schakelt weer in zodra deze weer op normale werktemperatuur is.
Het apparaat heeft zichzelf uitgeschakeld zodat de ventilatoren de rechterkant kunnen afkoelen. Het apparaat schakelt weer in zodra deze weer op een normale werktemperatuur is.
code op de display, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
code op de display, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
code op de display, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
Dit wijst erop dat het primaire voedingscircuit niet goed werkt. Ziet u deze code op de display, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
De primaire netspanning is waarschijnlijk te laag. Verhoog de primaire netspanning tot minstens 90% van de opgegeven nominale spanning.
weg maar de koelingsventilator blijft draaien. Wacht 15 minuten om het apparaat te laten afkoelen. Verminder de stroomsterkte, spanning, draadaanvoersnelheid of de inschakelduur.
zit. Zodra de toets weer vrijkomt verdwijnt het probleem.
toegepast, en dat die klem zit. Het probleem verdwijnt zodra de schakelaar van het voetpedaal of een andere afstandsbediening weer vrijkomt.
wordt toegepast, en dat die klem zit. Het probleem verdwijnt zodra de schakelaar van het voetpedaal of een andere afstandsbediening weer vrijkomt.
het aandrijfhuis en de draadspoel van de linker aanvoerunit op blokkades. Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
het aandrijfhuis en de draadspoel van de rechter aanvoerunit op blokkades. Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
OM253906 Pagina 80
Page 87
H42 Motor links Er is een fout opgetreden bij de linkermotor. Controleer het aandrijfhuis
H43 Motor rechts Er is een fout opgetreden bij de rechtermotor. Controleer het aandrijfhuis
H44 Te lage motorspanning De primaire netspanning is waarschijnlijk te laag.
H45 Een toets van de aanvoerunit zit vast Dit geeft aan dat een van de bedieningstoetsen van de aanvoerunit
H46 Toortsschakelaar links zit vast De toortsschakelaar aan linkerzijde zit vast. Zodra de schakelaar weer
H47 Toortsschakelaar rechts zit vast De toortsschakelaar aan rechterzijde zit vast. Zodra de schakelaar weer
H48 Fout toortsschakelaar links De linkse toortsschakelaar is te lang ingedrukt gehouden in stand Jog
H49 Fout toortsschakelaar rechts De rechtse toortsschakelaar is te lang ingedrukt gehouden in stand Jog
H60 Fout met geheugenkaart De lezer kan de geheugenkaart niet lezen. Defecte geheugenkaart
H61 Leesfout bestand Het bestand op de geheugenkaart is beschadigd. H62 Schrijffout bestand Dit wijst op een volle of defecte geheugenkaart. H63 Ongeldig bestand Het bestand op de geheugenkaart is ongeldig. De kaartlezer kon
H64 Geheugenkaart geblokkeerd Men probeert een bestand op te slaan op de geheugenkaart die
H65 Bestand voor “alleen lezen” Er werd geprobeerd een bestand te overschrijven dat is gemarkeerd voor
H66 Geen geheugenkaart aangetroffen Wanneer een geheugenkaart wordt gebruikt, kon de kaartlezer niet
H70 Lasgegevens De “weld library” (set met lasgegevens) in de lasstroombron is onvolledig
H71 Ongeldig model Geef aan of het apparaat een standaarduitvoering, een IEC- of een
H98 Seriële communicatie verbroken De seriële communicatie was eerst wel tot stand gekomen maar werkt
H99 Storing in seriële communicatie De seriële communicatie functioneert niet goed. Controleer de kabel
en de draadpoel van de linker aanvoerunit op blokkades. Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
en de draadspoel van de rechter aanvoerunit op blokkades. Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
Verhoog de primaire netspanning tot minstens 90% van de opgegeven nominale spanning. Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
bij het inschakelen ingedrukt is blijven vastzitten. Zodra de toets weer vrijkomt verdwijnt het probleem.
loskomt verdwijnt het probleem.
loskomt verdwijnt het probleem.
(langer dan 60 seconden of 9 meter lasdraad).
(langer dan 60 seconden of 9 meter lasdraad).
of kaart van verkeerd formaat of indeling.
het bestand wel van de geheugenkaart lezen. Echter, de inhoud van het bestand deugt niet. Verwijder de kaart of druk op een willekeurige toets om de foutmelding weg te krijgen.
beveiligd is tegen schrijven. Dit verwijst naar een beveiligingsschakelaar op de kaart. Deblokkeer de kaart en probeer het opnieuw. Probeer een andere geheugenkaart. Verwijder de kaart of druk op een willekeurige toets om de foutmelding weg te krijgen. Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
“alleen lezen” (read only). Stem af met de eigenaar van de geheugen­kaart, of het bestand bewust is beveiligd tegen schrijven of dat het een vergissing is. Met behulp van een pc kan het bestand beschrijfbaar worden gemaakt. Gebruik een andere geheugenkaart. Verwijder de kaart of druk op een willekeurige toets om de foutmelding weg te krijgen.
de aanwezigheid van een kaart detecteren. Steek een geheugenkaart in de sleuf of druk op een willekeurige toets om de foutmelding weg te krijgen. Probeer een andere geheugenkaart. Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
of ontbreekt geheel. De “weld library” moet worden geladen vanaf een geheugenkaart.
CE-machine is.
nu niet goed meer. Controleer de kabel tussen de draadaanvoerunit en stroombron. Draai connectoren zo nodig goed vast. Tijdens een update van de firmware kan het normaal zijn dat deze melding verschijnt. Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
tussen de draadaanvoerunit en de stroombron. Draai connectoren zo nodig goed vast. Tijdens een update van de firmware kan het normaal zijn dat deze melding verschijnt. Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
OM253906 Pagina 81
Page 88
7-10. Probleemoplossing lasstroombron / draadtoevoerunit
Als de lasstroombron en de draadaanvoerunit NIET reageren nadat alles is aangesloten, loop dan eerst onderstaande punten na voordat u contact opneemt met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
De lasstroombron is aangesloten op de netspanning maar na het inschakelen geeft hij geen spanning.
S Als het apparaat rechtstreeks aangesloten op een werkschakelaar, of op een stopcontact van een werkschakelaar zit, controleer dan
of die werkschakelaar en de zekeringsautomaat zijn ingeschakeld.
De lasdraad komt niet vanaf de aanvoerunit tot aan het uiteinde van de lastoorts.
S Controleer of de draaddiameter klopt met de groefmaat van de aandrijfrollen. S Controleer of de spanning op de aandrijfrollen te slap of te strak is. S Controleer of de liner (draadgeleider) van de toorts de juiste maat heeft gezien de lasdraaddikte. S Controleer of de contacttip de juiste maat heeft gezien de lasdraaddikte, en dat het uiteinde van de contacttip niet verstopt is. S Controleer of het toortsuiteinde bij de aanvoerunit helemaal in het aandrijfhuis gestoken zit, en dat de knop goed omlaag zit om het toortsuiteinde
vast te zetten.
De lasresultaten zijn niet gelijk tussen de verschillende lastoepassingen.
S Zorg dat de werkstukklem is aangesloten op een schoon, verfvrij gedeelte van de pijp. Schuur zo nodig een stuk op om een goede elektrische
verbinding te krijgen.
S De werkstukklem moet zo dicht mogelijk bij de te maken lasverbinding zitten. S Controleer dat de draad voor de spanningsdetectie is aangesloten op de lasstroombron en dat de verbinding met het werkstuk goed vast zit.
Controleer of de detectiedraad aan de kant van het werkstuk niet gerafeld is waardoor er geen goede verbinding is.
S Zorg dat de spanningsdetectiekabel gescheiden ligt van de laskabels. S Zorg dat de lastoorts bij het lassen een hoek maakt van 15 graden bij de lasnaad. S Volg de aanbevolen instellingen in het bedieningsgedeelte van de handleiding om een startpunt voor het lassen te kiezen. S Aanbevolen lasvoorbereiding is 0,81,6 mm voor de randen en 3,2 mm voor de grondnaad. S Zie de dvd Pipe Welding Techniques (pijplastechnieken).
Lasrups is poreus.
S Controleer of er voldoende beschermgas is en of de gastoevoer wel ingeschakeld is. S Controleer de stroming van het beschermgas bij het reduceerventiel. S Controleer dat de gasdruk naar de aanvoerunit niet hoger is dan 620 kPa. S Controleer alle slangaansluitingen voor het beschermgas en draai ze zo nodig aan. S Verwijder het toortsuiteinde uit het aandrijfhuis van de aanvoerunit, en controleer de conditie van de O-ringen. Vervang beschadigde
of ontbrekende O-ringen.
S Controleer het uiteinde van de toorts met de voedingspen en draai het zo nodig aan met een sleutel. S Controleer of het toortsuiteinde bij de aanvoerunit helemaal in het aandrijfhuis gestoken zit, en dat de knop voor de vergrendeling goed vast zit. S Controleer en reinig aan de toorts het gasmondstuk. S Scherm de lasplek af voor wind.
Problemen met draadaanvoer tijdens het lassen. Controleer de aandrijfrollen en draadgeleiders om zeker te weten dat ze geschikt zijn voor type en dikte van de gebruikte lasdraad.
S Controleer de drukspanning op de aandrijfrollen en stel die zo nodig beter af. S Controleer of het toortsuiteinde bij de aanvoerunit helemaal in het aandrijfhuis gestoken zit, en dat de knop voor de vergrendeling goed vast zit. S Controleer of de naafspanning van de draadhaspel te groot of te klein is. Stel de spanning zo nodig beter af. S Zorg dat de laskabel zo recht mogelijk van de aanvoerunit naar het werkstuk loopt. S Controleer of de contacttip de juiste maat heeft gezien de lasdraaddikte, en dat het uiteinde van de contacttip niet verstopt is. S Controleer of de liner (draadgeleider) van de toorts de juiste maat heeft gezien de lasdraaddikte, en dat die liner niet vervuild of beschadigd is.
Reinig of vervang zo nodig de liner.
OM253906 Pagina 82
Page 89
7-11. Probleemoplossing lasstroombron
Probleem Oplossing
Geen lasuitgangsspanning; het apparaat werkt totaal niet.
Zet de werkschakelaar aan (zie hoofdstuk 5-10).
Controleer de netzekering(en) en vervang ze indien noodzakelijk; of reset de automatische zekering (zie hoofdstuk 5-10).
Controleer of de voeding goed is aangesloten (zie hoofdstuk 5-10).
! Ontkoppel de voeding voordat u met het
verhelpen van de storing begint.
Geen lasuitgangsspanning; de meter staat op ON.
Onregelmatige of onjuiste lasuitgangsspanning.
Geen 115 V wisselspanning op enkelvoudige stekkerdoos.
Geen 24 V wisselspanning op de 14-pens stekkerdoos voor de afstandsbediening.
Als de afstandsbediening is aangesloten geeft het lasapparaat continue spanning.
Kijk de afstandsbediening na, repareer hem of vervang hem.
Het apparaat is oververhit. Laat het apparaat afkoelen met de ventilator aan (zie hoofdstuk 4-4).
Bekijk hulpschermen van voltmeter/ampèremeter.
Gebruik een laskabel van het juiste formaat en type (zie hoofdstuk 5-15).
Reinig alle laskoppelingen en draai ze vast.
Controleer de kabel voor de spanningsdetectie. Opgerolde kabels uitleggen.
Reset beveiliging CB1 voor hulpapparatuur (zie hoofdstuk 5-7).
Reset beveiliging CB2 voor hulpapparatuur (zie hoofdstuk 5-6).
Controleer de schakelaar en de potentiometer van de afstandsbediening.
Aantekeningen
OM253906 Pagina 83
Page 90
7-12. Problemen met de draadaanvoerunit
Probleem Oplossing
! Ontkoppel de voeding voordat u met het
verhelpen van de storing begint.
De draad wordt aangevoerd, het beschermgas stroomt, maar op de elektrodedraad staat geen lasspanning.
De draadaanvoerunit is ingeschakeld, de display licht niet op, de motor loopt niet, de gasklep en contactor van de stroombron komen niet in.
Tijden het lassen stopt de aanvoer van de elektrodedraad of de aanvoer is onregelmatig.
Motor loopt langzaam. Controleer op juiste ingangsspanning.
De display van de draadaanvoerunit licht op, de funties Jog en Purge werken, maar machine werkt verders niet.
Controleer kabelaansluitingen. Controleer kabels op breuk en repareer of vervang kabels indien nodig.
Controleer en reset zekeringautomaat bij de lasbron.
Kijk de aansluiting van de schakelaar van het pistool na. Zie de gebruikershandleiding van het pistool.
Kijk de schakelaar van het pistool na. Zie de gebruikershandleiding van het pistool.
Stel de naafspanning en de druk van de aandrijfrol opnieuw af (zie hoofdstuk 5-23).
Kies het juiste formaat aandrijfrol (zie Table 10-1).
Reinig of vervang een vuile of versleten aandrijfrol.
Foute afmeting of versleten draadgeleiders.
Vervang de contacttip of liner. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van het pistool.
Verwijder lasspatten of vreemde afzetting rondom de opening van het mondstuk.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur de aandrijfmotor en printkaart PC1 nakijken.
Controleer de draden van de toortsschakelaar op onderbrekingen, en repareer de draden of vervang het pistool.
Bij ingedrukte toortsschakelaar is er draadaanvoer, maar geen gas, de contactor reageert niet.
Als niet binnen 2 seconden na het indrukken van de toortsschakelaar een lasboog ontstaat, dan wordt wel draad aangevoerd, maar de contactor en de gasklep worden uitgeschakeld. Als na 60 seconden of 9,1 meter draadaanvoer de toortsschakelaar nog steeds is ingedrukt, dan stopt de draadaanvoer.
7-13. Problemen met de koeler
Probleem Oplossing
Het koelsysteem werkt niet.
Er stroomt minder of geen koelvloeistof.
Controleer of de voedingsstekker in de stekkerdoos zit.
Controleer beveiliging CB1 op de lasstroombron en reset die indien nodig.
Motor oververhit. De unit gaat draaien als de motor is afgekoeld.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de motor nakijken.
Koelvloeistof bijvullen.
Kijk of er verstoppingen zitten in de slangen of dat het filter voor de koelvloeistof verstopt is.
Ontkoppel de pomp en kijk of de koppeling beschadigd is. De koppeling zo nodig vervangen.
! Ontkoppel de voeding voordat u met het verhelpen
van de storing begint.
OM253906 Pagina 84
Page 91
Aantekeningen
OM253906 Pagina 85
Page 92
HOOFDSTUK 8 − ELECTRISCH SCHEMA
OM-253906 Pagina 86
Afbeelding 8-1. Stroomkringschema voor lasstroombronnen
Page 93
272 307-A
OM-253906 Pagina 87
Page 94
Afbeelding 8-2. Stroomkringscherma voor aanvoerunit met enkele of dubbele draad
OM-253906 Pagina 88
Page 95
236 220-G
OM-253906 Pagina 89
Page 96
OM-253906 Pagina 90
238662C
Afbeelding 8-3. Stroomkringschema voor koeler
Page 97
Torch
Filter Radiator
Pump
Flow
Indicator
Tank
Afbeelding 8-4. Stroomschema voor koeler
OM-253906 Pagina 91
Page 98
HOOFDSTUK 9 − HOGE FREQUENTIE
9-1. Lasprocessen waarvoor hoge frequentie nodig is
1 HF-spanning TIG − helpt de boog om de lucht-
1
Werk
TIG
9-2. Installatie waarbij mogelijke bronnen van HF-storing zijn aangegeven
Laszone
11, 12
50 ft
(15 m)
spleet te overbruggen tussen de toorts en het lasobject en/of om de boog te stabiliseren.
high_freq1_05_10dut S-0693
13
Bronnen die directe hoogfrequente straling afgeven
1 Bron van de hoge frequentie
(lasstroombron met ingebouwd of los
HF-apparaat) 2 Laskabels 3 Toorts 4 Werkklem 5 Lasobject 6 Werkbank
10
9
8
7
3
2
1
4 5 6
14
Slechte toepassing niet gebruiken
HF-geleidingsbronnen
7 Ingaande stroomkabel 8 Lijnscheidingsmechanisme 9 Ingaande voedingskabels
HF-terugstralingsbronnen
10 Ongeaarde metalen objecten 11 Verlichting 12 Bedrading 13 Waterbuizen en fittingen 14 Externe telefoon- en stroomdraden
S-0694
OM-253906 Pagina 92
Page 99
9-3. Aanbevolen installatie om HF-storing te verminderen
3
50 ft
(15 m)
6
8
Aard alle metalen objecten en alle bedrading in de laszone.
Geen
metaalbouw
1
Aard het lasobject als de voorschrif­ten dit vereisen.
Laszone
2
4
7
50 ft
(15 m)
5
8
1 Bron van de hoge frequentie
(lasstroombron met ingebouwd of los HF-apparaat)
Geaarde metalen machinekast (verwijder verf rondom opening in machinekast en gebruik bout van machinekast), werkuit­gangsklem, lijnscheidingsmechanisme, in­gaande voeding en werkbank.
2 Middelpunt van laszone Middelpunt tussen HF-bron en lastoorts. 3 Laszone Een cirkel van 15m in alle richtingen vanaf
het middelpunt. 4 Uitgaande lasspanningskabels Houd de kabels kort en dicht bij elkaar.
Beste toepassing
11
5 Buisverbindingen en aarding Verbind alle buisstukken elektrisch met
behulp van koperstrippen of omvlochten draad. Zorg om de 15 m voor aarding van de buis.
6 Waterbuizen en fittingen Zorg om de 15 m voor aarding van de
waterbuizen. 7 Externe stroom- of telefoonkabels Plaat de HF-bron op minimaal 15 m afstand
van stroom- en telefoonkabels. 8 Aardingsstang Raadpleeg de geldende landelijke richt-
lijnen voor de specificaties.
9
Metaalbouw
8
8
10
Ref. S-0695 / Ref. S-0695
Vereisten voor metaalbouw
9 Hechtmethoden voor
metaalbouwpanelen
Las bouwpanelen aan elkaar of verbind ze met bouten, breng koperen verbinding­splaatjes of omvlochten draad aan over de naden heen en aard het frame.
10 Ramen en deuren
Dek alle ramen en deuren af met geaard koper gaas met een maasgrootte van niet meer dan 6,4 mm.
11 Gedeelte boven de deur
Aard dit gedeelte.
OM-253906 Pagina 93
Page 100
HOOFDSTUK 10 − ONDERDELENLIJST
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
7
6
107
1
85
104
84
90
86
94
89
87
82
78
105
2
3
88
76
83
4
5
8
74
10
9
75
42
72
73
71
95
70
69
14
93
92
15
30
12
29
16
26
17
27
11
32
18
31
33
34
35
25
13
28
19
20
21
22
23
24
36
37
OM-253906 Pagina 94
79
98
81
96
78
80
67
97
77
66
103
68
64
63
102
62
91
100
59
60
61
Afbeelding 10-1. Hoofdmontage
53
65
54
57
58
55
52
56
51
101
43
42
41
93
40
38
39
44
45
47
46
48
49
106
99
50
254067-E
Loading...