Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de
slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het anders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten
lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden
zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten
van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het
allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen
die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te
bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in
1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen
tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u
de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed
onderhoud. En als om de een of andere reden het
apparaat gerepareerd moet worden, helpt het gedeelte Probleemoplossing u om uit te vinden wat
het probleem is en kan dit worden opgelost met
behulp van ons uitgebreide servicenetwerk. Er
zijn ook een garantie en informatie over het onderhoud van uw specifieke model beschikbaar.
Elke krachtbron van Miller
gaat vergezeld de meest
probleemloze garantie in
onze bedrijfstak − u werkt er
hard genoeg voor.
Miller was de allereerste
fabrikant van lasapparatuur in
de VS die het ISO 9001
kwaliteitscertificaat behaalde.
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie
over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke
productleaflets voor u. U kunt uw distributeur of
servicevertegenwoordiger bij u in de buurt vinden door te bellen naar
1−800−4−A−Miller; of bezoek onze website op www.MillerWelds.com.
Page 3
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1....................
1-1. De betekenis van de symbolen1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen1.........................................................
1-3. Extra gevaren voor installatie, bediening en onderhoud3.....................................
voor producten in de Europese Gemeenschap (gemarkeerd met EC).
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street Appleton, WI 54914 VS verklaart dat het product
of de producten in deze verklaring voldoen aan de basisvereisten van de genoemde richtlijn(en)
en norm(en).
Product-/apparaatidentificatie:
Product
Serienummer
PIPEWORX 400 POWER SOURCE, 380-400907534
PIPEWORX SINGLE BENCH FEEDER,CE300949
PIPEWORX DUAL BENCH FEEDER300950
PIPEWORX COOLER300370
Richtlijnen:
• 2014/35/EU Low Voltage
• 2014/30/EU Electromagnetic Compatibility
• 2011/65/EU Restriction of the use of certain Hazardous Substances in electrical and electronic equipment
Normen:
• IEC 60974-1:2012 Arc welding equipment – Part 1: Welding power sources
• IEC 60974-2:2013 Arc welding equipment – Part 2: Liquid cooling systems
Bedoeld gebruik☒ voor bedrijfsmatig gebruik☐ voor gebruik door leken
Voor werkplekbeoordeling moet rekening worden gehouden met niet-thermische effecten☒ JA☐ NEE
Voor werkplekbeoordeling moet rekening worden gehouden met thermische effecten☐ JA☒ NEE
☒Gegevens zijn gebaseerd op maximaal voedingsvermogen (geldig tenzij firmware/hardware wordt gewijzigd)
☐Gegevens zijn gebaseerd op slechtste-gevalinstelling/-programma (alleen geldig tot instelopties/lasprogramma
worden gewijzigd)
Serienummer
’s
☐Gegevens zijn gebaseerd op meerdere instellingen/-programma's (alleen geldig tot instelopties/lasprogramma
worden gewijzigd)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de blootstellingsgrenswaarden (ELV's) ☒ JA☐ NEE
voor gezondheidseffecten bij standaardconfiguraties(indien NEE gelden specifieke
vereiste minimale afstanden)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de blootstellingsgrenswaarden (ELV's) ☐ n.v.t.☒ JA☐ NEE
voor sensorische effecten bij standaardconfiguraties(indien van toepassing en bij NEE zijn
specifieke maatregelen nodig)
Beroepsmatige blootstelling is beneden de ☐ n.v.t.☐ JA☒ NEE
actieniveaus (AL's) bij standaardconfiguraties(indien van toepassing en bij NEE zijn
specifieke waarschuwingsborden nodig)
EMV-gegevens voor niet-thermische effecten
Blootstellingsindices (EI's) en afstanden tot lasstroomkring (voor de diverse gebruiksmodi, voor zover van toepassing)
Hoofd
Sensorische
effecten
Genormeerde afstand10 cm10 cm10 cm3 cm3 cm
ELV EI op genormeerde afstand0,370,330,530,300,69
Vereiste minimumafstand
Afstand waarop alle beroepsmatige ELV-blootstellingsindices vallen onder 0,20 (20%) 38 cm
Afstand waarop alle ELV-blootstellingsindices voor het algemene publiek vallen onder 1,00 (100 %)425 cm
2 cm2 cm4 cm1 cm2 cm
Gezondheids
effecten
Romp
Ledematen
(handen)
Ledematen
(dijen)
’s
Getest door:
275552-A
.Tony SamimiDatum van test:2016-02-01
Page 7
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1.De betekenis van de symbolen
som_2020−02_dut
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden vermeden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
LET OP− Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd aan
persoonlijk letsel.
1-2.De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding gebruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voorzichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. Onderstaande veiligheidsinformatie is slechts
een samenvatting van de uitvoerige veiligheidsinformatie die
in de Hoofdveiligheidsnormen wordt beschreven in hoofdstuk 1-5. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen mogen deze apparatuur installeren, bedienen, onderhouden en repareren. Een bevoegde
persoon is degene die, door middel van een erkend diploma,
certificaat of beroepsbekwaamheid, of die door middel van
uitgebreide kennis, training en ervaring, met succes
vaardigheden
met betrekking tot het onderwerp, het werk of het project en
veiligheidstraining
gevaren te herkennen en vermijden.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven
tijdens het gebruik van dit apparaat.
D Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan
D Draag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming
zonder gaten
D Isoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen
D Gebruik geen AC−lasuitgangsvermogen in een vochtige, natte of
beperkte omgeving of als het gevaar bestaat dat u kunt vallen.
D Gebruik ALLEEN wissel− (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening
heeft aangetoond om problemen op te lossen
heeft ontvangen om de bijbehorende
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan dodelijk zijn
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen
kan fatale schokken en ernstige brandwonden
veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan
onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het
voedingsgedeelte
machine staan eveneens onder stroom als het
apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of automatisch draadlassen staat het draad, de spoel, de
ruimte waar het lasdraad zich in de machine bevindt
en alle metalen onderdelen die in aanraking zijn met
de lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde
of onvoldoende geaarde installaties kunnen gevaren opleveren.
als die op het apparaat aanwezig is.
en de interne circuits van de
. Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDELEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg onderstaande symbolen
samen met de instructies en voer de noodzakelijke actie uit om deze
gevaren te vermijden.
D Er zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de vol-
gende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op
vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen constructies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte
lichaamshouding
risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de
aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende
apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semi−automatisch
gelijkstroom (draad−) lasapparaat met constante spanning, 2) een
handbediend gelijkstroom (elektrode−) lasapparaat, of 3) een wisselstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In
de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasapparaat met lagere spanning aanbevolen. En… werk niet alleen!
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening
D Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de V
D Installeer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met
de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voorschriften.
D Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten
is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de
kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
D Controleer de ingaande voedingskabel en de massakabel
regelmatig
vervang de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is − blootliggende bedrading kan dodelijk zijn.
D Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
D Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openliggen-
de bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze
beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
D Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
D Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
D Draag de kabels niet op uw lichaam.
D Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel.
D Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
D Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
D Draag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werkt
D Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
D Klem de massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel.
bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het
als die op het apparaat aanwezig is.
eiligheidsvoorschriften)
op beschadigingen of blootliggende bedrading − en
OM-253906 Pagina 1
Page 8
D Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen
D Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron.Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
D Maak gebruik van aardlekbescherming wanneer u hulpapparatuur
gebruikt in vochtige of natte locaties.
Er staat ook NA het afsluiten van de
voedingsspanning nog een AANZIENLIJKE
GELIJKSPANNING op het voedingsgedeelte van de
inverter lasstroombronnen.
D Zet de eenheid uit, haal de stekker uit het stopcontact en ontlaad
de primaire voedings−condensatoren overeenkomstig de aanwijzingen in de handleiding, voordat u enig onderdeel aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
D Hete onderdelen niet met blote handen aan-
raken
D Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan
gaat werken.
D Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en
−kleding om brandwonden te voorkomen.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
D Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
D Ventileer de werkruimte goed en/of zorg dat de las− en snijddamp
en −gassen worden afgezogen met behulp van actieve ventilatie
bij de boog. De aanbevolen manier om te bepalen of er voldoende
ventilatie is, is monsters te nemen van de dampen en gassen
waaraan het personeel wordt blootgesteld en deze te analyseren
op samenstelling en hoeveelheid.
D Als er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gas-
masker.
D Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaakmiddelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
D Werk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd
wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat
er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kunnen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat
schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Zorg voor veilige ademlucht.
D Las niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of
waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen reageren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en
irriterende
D Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
OM-253906 Pagina 2
gassen vormen
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden
Boogstralen van het lasproces produceren zichbare
en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die
uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het
lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond.
D Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de V
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm
D Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw
anderen om niet in de boog te kijken.
D Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbescherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren
handschoenen,
hoge schoenen en een pet.
eiligheidsvoorschriften).
een zwaar overhemd, een broek zonder omslag,
LASSEN kan brand of explosies veroorzaken
Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen
worden Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen.
werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden
veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen
voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand veroorzaken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat
lassen.
D Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brandwerende materialen.
D Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
D Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
D Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk
gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruimtes kunnen vliegen.
D Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt
D Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde
D Velgen of wielen mogen niet worden gesneden of gelast. Bij verhit-
ting kunnen banden exploderen. Gerepareerde velgen en wielen
kunnen defect raken. Zie OSHA 29 CFR 1910.177 in V
standaarden.
D Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes −zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Veiligheidsvoorschriften).
D Las nooit waar de lucht brandbaar stof, gas of vloeistofdamp (bij-
voorbeeld benzinedamp) kan bevatten.
D Verbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte
en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s vermeden kunnen worden
D Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
D Haal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan
de contactbuis als niet gelast wordt.
D Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbescherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren
handschoenen,
hoge schoenen en een pet.
D Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
D Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
De rondvliegende vonken, de temperatuur van het
zijde.
eiligheids
een zwaar overhemd, een broek zonder omslag,
-
Page 9
D Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
D Volg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor
werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aanwezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt.
D Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaakmiddelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
D Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegende metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen afkoelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn
D Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
D Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE
VELDEN kunnen van invloed zijn op
geïmplanteerde medische apparatuur.
D Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd
moeten uit de buurt blijven.
D Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met
booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of
inductieverwarmen.
medisch apparaat dragen,
LAWAAI kan het gehoor aantasten
Lawaai van bepaalde werkzaamheden of apparatuur kan uw gehoor aantasten
D Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd worden
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd wordt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal gesproken een onderdeel uitmaken van het van het
lasproces moet u er voorzichtig mee omgaan.
D Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
D Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze
niet kunnen vallen of omkantelen.
D Houd de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroom-
kringen
D Hang nooit een elektrodehouder over een gasfles.
D Laat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles.
D Las nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg
zijn.
D Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepassing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
D Draai uw gezicht weg van de uitgang van het ventiel wanneer u
het cilinderventiel opent. Niet vóór of achter de regelaar gaan
staan wanneer u het ventiel opent.
D Laat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zit-
ten behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
D Gebruik de juiste apparatuur, de juiste procedures en een vol-
doende aantal personen om gasflessen te tillen, verplaatsen en
vervoeren.
D Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd
gas, bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veiligheidsvoorschriften staat.
1-3.Extra gevaren voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
D Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
D Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
D Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
D Gebruik de juiste procedures en hijsapparatuur met voldoende
capaciteit om het apparaat op te tillen en te ondersteunen.
D Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant
onder het apparaat uitsteken.
D Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren
niet in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
D Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of
apparatuur
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation
(Publication No. 94–110).
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
D Gebruik alleen het hijsoog om het apparaat op
te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of andere accessoires.
de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld
OM-253906 Pagina 3
Page 10
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
D Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
D Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
D Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming om de ogen en
het gezicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en op een veilige locatie. Draag hierbij de juiste gezichts-, hand- en lichaamsbescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PCkaarten beschadigen
D Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten
D Gebruik goede anti-statische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of transporteren
van PC-printplaten.
of onderdelen aanraakt.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
D Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
D Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken
LEES DE INSTRUCTIES.
D Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
D Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
D Voer installatie, onderhoud en service uit in overeenstemming
met de gebruikershandleidingen, de industriële normen en de
landelijke
en ter plekke geldende regelgeving.
H.F. STRALING kan storingen veroorzaken
D Hoog-frequente straling kan storing ver-
oorzaken bij radio-navigatie, veiligheidsdiensten, computers en communicatie-apparatuur.
D Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektroni-
sche apparatuur deze installatie uitvoeren.
D De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de
installatie
D Als u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan
onmiddellijk
D Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
D Houd deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aarding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een
minimum te beperken.
met het gebruik van de apparatuur.
D Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
D Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
D Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te
laden of om voertuigen te starten tenzij het een
acculaadvoorziening
speciaal is bedoeld.
heeft die hiervoor
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken
D Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding
weer aan.
BOOGLASSEN kan interferentie
veroorzaken.
D Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische
apparatuur zoals computers en
computergestuurde
D Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagne-
tisch compatibel is.
D Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels
zo kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op
de vloer.
D Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van
gevoelige elektronische apparatuur.
D Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
D Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker
extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het
lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van
lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
apparatuur zoals robots.
OM-253906 Pagina 4
Page 11
1-4.Californië-voorstel 65, waarschuwingen
WAARSCHUWING: Dit product kan u blootstellen aan chemische stoffen, zoals lood. Deze stof kan volgens de staat
Californië
ductieve schade veroorzaken.
kanker en geboorteafwijkingen en andere repro-
Kijk voor meer informatie op www.P65W
arnings.ca.gov
.
1-5.Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, American Welding
Society standard ANSI Standard Z49.1. Website: www.aws.org.
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protection, ANSI Standard Z87.1 from American National Standards Institute.
Website: www.ansi.org.
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1 from Glob-
al Engineering Documents. Website: www
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Combustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0 from Global
Engineering Documents. Website: www.global.ihs.com.
National Electrical Code, NFPA Standard 70 from National Fire Protection
Association. Website: www.nfpa.org and www. sparky.org.
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1
from Compressed Gas Association. Website:www.cganet.com.
.global.ihs.com.
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2 from Canadian Standards Association.
Website: www.csagroup.org.
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B from National Fire Protection Association.
Website: www.nfpa.org.
OSHA Occupational Safety and Health Standards for General Industry,
Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910.177 Subpart N, Part
1910 Subpart Q, and Part 1926, Subpart J. Website: www.osha.gov.
OSHA Important Note Regarding the ACGIH TLV, Policy Statement on
the Uses of TLVs and BEIs. Website: www.osha.gov.
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation fromthe
National Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH).
Website: www.cdc.gov/NIOSH.
1-6.Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). De stroom bij booglassen
(en verwante processen zoals puntlassen, gutsen, plasmasnijden
en inductieverwarmingsprocessen) zorgt voor een elektromagnetisch
veld rondom het lascircuit. Elektromagnetische velden (EMV) kunnen
invloed hebben op medische implantaten, zoals pacemakers. Voor personen die medische implantaten hebben moeten beschermende
maatregelen
santen of een risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Beperk
bijvoorbeeld
beoordelingen
procedures naleven om zo blootstelling aan elektro−magneti-
schevelden van de lasstroomkring tot een minimum te beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor pas-
de toegang voor omstanders of voer afzonderlijke risico-
uit voor lassers. Alle lassers moeten de volgende
plakken of gebruik kabelbescherming.
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
OM-253906 Pagina 5
Page 12
HOOFDSTUK 2 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
2-1.De betekenis van de symbolen
cooler_2020−02_dut
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden vermeden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
LET OP− Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd aan
persoonlijk letsel.
2-2.Gevaren bij koelapparatuur
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding gebruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voorzichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. Onderstaande veiligheidsinformatie is slechts
een samenvatting van de uitvoerige veiligheidsinformatie die
in de Hoofdveiligheidsnormen wordt beschreven in hoofdstuk 2-5. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen mogen deze apparatuur installeren, bedienen, onderhouden en repareren. Een bevoegde
persoon is degene die, door middel van een erkend diploma,
certificaat of beroepsbekwaamheid, of die door middel van
uitgebreide kennis, training en ervaring, met succes
vaardigheden
met betrekking tot het onderwerp, het werk of het project en
veiligheidstraining
gevaren te herkennen en vermijden.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tijdens het gebruik van dit apparaat.
D Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en
−kleding om brandwonden te voorkomen.
heeft aangetoond om problemen op te lossen
heeft ontvangen om de bijbehorende
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
D Hete onderdelen niet met blote handen aanrak-
en.
D Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan
gaat werken.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met
zijschermen, zelfs onder uw lashelm.
. Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDELEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg onderstaande symbolen
samen met de instructies en voer de noodzakelijke actie uit om deze
gevaren te vermijden.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan dodelijk zijn.
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen
kan fatale schokken en ernstige brandwonden
veroorzaken. Het voedingsgedeelte en de interne
stroom als het apparaat aan staat. Verkeerd geïnstalleerde of
onvoldoende
D Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
D Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de V
D Installeer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met
de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voorschriften.
D Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten
is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de
kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
D Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
D Controleer de ingaande voedingskabel en de massakabel
regelmatig
vervang de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is − blootliggende bedrading kan dodelijk zijn.
D Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
D Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
D Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen.
circuits van de machine staan eveneens onder
geaarde installaties kunnen gevaren opleveren.
eiligheidsvoorschriften).
op beschadigingen of blootliggende bedrading − en
OM-253906 Pagina 6
Page 13
2-3.Extra gevaren voor installatie, bediening en onderhoud
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
D Gebruik de juiste procedures en hijsapparatuur
met voldoende capaciteit om het apparaat op te
tillen en te ondersteunen.
D Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant
onder het apparaat uitsteken.
D Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren
niet in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
D Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of
apparatuur
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation
(Publication No. 94–110).
de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld
LEES DE INSTRUCTIES.
D Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
D Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de
fabrikant.
D Voer installatie, onderhoud en service uit in overeenstemming
met de gebruikershandleidingen, de industriële normen en de
landelijke
D Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaakmiddelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
en ter plekke geldende regelgeving.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
D Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
D Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
STOOM EN HETE KOELVLOEISTOF
kunnen brandwonden veroorzaken.
De slang kan scheuren als de koelvloeistof te heet
wordt.
D Voer voor gebruik een visuele controle uit van de toestand van
de slangen. Gebruik geen beschadigde slangen.
D Laat de apparatuur altijd afkoelen, voordat u ermee gaat werken.
VLOEISTOF ONDER HOGE DRUK kan
verwondingen of de dood veroorzaken.
D Koelvloeistof kan onder hoge druk staan.
D Verlaag de druk voordat u aan de koeler gaat
werken.
D Ga onmiddellijk naar een arts als er OOK MAAR EEN BEETJE
vloeistof binnendringt in de huid of het lichaam.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken
D Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding
weer aan.
2-4.Californië-voorstel 65, waarschuwingen
WAARSCHUWING: Dit product kan u blootstellen aan chemische stoffen, zoals lood. Deze stof kan volgens de staat
Californië
ductieve schade veroorzaken.
Kijk voor meer informatie op www.P65W
kanker en geboorteafwijkingen en andere repro-
arnings.ca.gov
.
2-5.Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, American Welding
Society standard ANSI Standard Z49.1. Website: www.aws.org.
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1 from Glob-
al Engineering Documents. Website: www
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Combustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0 from Global
Engineering Documents. Website: www.global.ihs.com.
National Electrical Code, NFPA Standard 70 from National Fire Protection
Association. Website: www.nfpa.org and www. sparky.org.
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1
from Compressed Gas Association. Website:www.cganet.com.
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2 from Canadian Standards Association.
Website: www.csagroup.org.
.global.ihs.com.
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protection, ANSI Standard Z87.1 from American National Standards Institute.
Website: www.ansi.org.
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B from National Fire Protection Association.
Website: www.nfpa.org.
OSHA Occupational Safety and Health Standards for General Industry,
Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910.177 Subpart N, Part
1910 Subpart Q, and Part 1926, Subpart J. Website: www.osha.gov.
OSHA Important Note Regarding the ACGIH TLV, Policy Statement on
the Uses of TLVs and BEIs. Website: www.osha.gov.
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation fromthe
National Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH). Website: www.cdc.gov/NIOSH.
OM-253906 Pagina 7
Page 14
HOOFDSTUK 3 − DEFINITIES
3-1.Meer veiligheidssymbolen en definities
. Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode niet met de blote hand aanraken. Geen natte of kapotte
handschoenen dragen.
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe1 2012−05
Safe2 2017−04
Safe3 2017−04
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de dampen van de werkplek af te voeren.
Gebruik een ventilator om de dampen af te voeren.
Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
Lasvonken kunnen brand veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en zorg dat
er een toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken.
Safe6 2017−04
Safe8 2012−05
Safe10 2012−05
Safe12 2012−05
Safe14 2012−05
OM−253906 Pagina 8
Niet aan vaten of dichte containers e.d. lassen.
Safe16 2017−04
Page 15
Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af.
Haal de stekker van de machine uit het stopcontact, voordat u aan de machine gaat werken.
Bij ingeschakeld apparaat kunnen defecte onderdelen exploderen of andere onderdelen doen exploderen.
Safe20 2017−04
Safe5 2017−04
Safe26 2012−05
Rondvliegende
stukken van onderdelen kunnen letsel veroorzaken. Draag altijd een gezichtsscherm
als u onderhoud pleegt aan een apparaat.
Safe27 2012−05
Draag altijd lange mouwen en knoop uw kraag dicht, als u onderhoud pleegt aan een apparaat.
Safe28 2012−05
Nadat u de nodige voorzorgsmaatregelen hebt genomen, kunt u het apparaat aansluiten op de stroomvoorziening.
Safe29 2012−05
Het product niet meegeven met het gewone afval (waar van toepassing).
Hergebruik of recycle afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA-regels). Voer de apparaten
af naar een daarvoor bestemd inleverstation.
Neem contact op met de gemeente of uw lokale dealer voor nadere informatie.
Safe37 2017−04
Let op elektrische schokken door de bedrading.
Safe94 2012−08
Haal de stekker van de machine uit het stopcontact, voordat u aan de machine gaat werken.
Sluit eerst de groene of groen-gele aarddraad aan op de aardaansluiting. Sluit daarna de fasedraden L1,
L2 en L3 aan.
Zorg dat u geoefend raakt en lees alle instructies en labels, voordat u aan of met de machine gaat werken.
OM−253906 Pagina 9
Safe30 2012−05
Safe36 2012−05
Safe35 2012−05
Page 16
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode of lasdraad niet met de blote hand aanraken.
Draag geen natte of kapotte handschoenen.
Safe57 2017−04
?
V
?
A
Op het typeplaatje staat vermeld welke elektrische aansluitspanning en welk vermogen het apparaat nodig heeft.
Safe34 2012−05
Aandrijfrollen
kunnen de vingers verwonden.
Safe32 2012−05
De lasdraad en de onderdelen van de aandrijving staan tijdens het lassen onder lasspanning - houd handen
en metalen objecten uit de buurt ervan.
Safe33 2017−04
Milieubescherming
Gebruiksperiode (China)
Safe123 2016−06
Een verstopt filter of verstopte slangen kunnen oververhitting
van de stroombron en de toorts veroorzaken.
Safe50 2012−05
100 h. std
Controleer en reinig het filter en controleer de staat van de slangen
om de 100 uur.
Safe51 2012−05
V
OM−253906 Pagina 10
Zorg dat u geoefend raakt en lees de aanwijzingen,
voordat u aan de machine gaat werken of gaat lassen.
Safe65 2012−06
Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Bescherm uw oren
en knoop de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een lashelm met
de juiste filtersterkte. Draag bescherming voor uw hele lichaam.
Safe38 2012−05
V
Op de ingangscondensatoren blijft gevaarlijke elektrische spanning
aanwezig, ook nadat de elektrische voeding is uitgeschakeld.
Raak geen geladen condensatoren aan. Wacht na het uitschakelen
van de voeding eerst 5 minuten voordat u aan het apparaat gaat
werken. Of controleer eerst de spanning over de condensatoren,
V
zodat u zeker weet dat die vrijwel 0 is, voordat u iets aanraakt.
Safe43 2012−05
Page 17
3-2.Meer veiligheidssymbolen en definities
. Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Werkstukaansluitin
A
Stroomsterkte
g
MIG/MAG lassen
0
Hz
Gasinvoer
Uit
TIG lassen
Verhogen
Nominale
nullastspanning
(OCV)
Hertz
Pulserend
Toortsschakelaar-
functie
Het SD-logo is
een handelsmerk
van SD-3C, LLC
Draadtype
Gasvoorstroom
Gasnastroom
Aanvangsvolgord
e
Drukken
I
U
S
2
1
14
Netaansluiting
Nominale
lasstroom
Primaire spanning
Geschikt voor
bepaalde
gevaarlijke
omstandigheden
Driefasen
Opslaan in het
geheugen
Type elektrode
Draaddiameter
Hoogfrequent
Start (TIG)
Procescyclus
Up-slope tijd
Gekozen zijde
14 polige
stekkeraansluiting
voor
afstandsbediening
U
I
V
Uitgangsspanning
2
1
belast
Enkelfase
Viertakt
toortsschakelaar
(TIG)
Terughalen uit
geheugen
Booglassen met
gevulde draad
(FCAW)
Tweetakt
toortsschakelaar
(TIG)
LiftArc Start (TIG)
Lassen
(algemeen)
Uitkratertijd
Nominale
voedings-
stroomsterkte
Houdfunctie
van de toortsschakelaar uit
Rechterkant
gekozen
Spanning
VS
Ingang
Spanningsdetectie
Doorspoelen
met gas
Boogregeling
Gelijkstroom (DC)
Automatische
zekering
Positief
Linkerkant
gekozen
Wisselstroom
(AC)
Naar de
stroombron
Gasuitvoer
Draadaanvoer
X
Aan
Beklede
elektrode-lassen
Aarding
Driefasen inverter
Inschakelduur
OM−253906 Pagina 11
Page 18
%
Percent
Type gas
Houdfunctie
van de
toortsschakelaar
aan
Programma
IP
Interne
beschermingsgraa
d
RMD-proces
Bezet
Pulsoverdracht
Aantekeningen
Seconden
Uiteindelijke
volgorde
I
1max
I
1eff
Maximale nomina-
le netstroom
Maximale effectie-
ve netstroom
OM−253906 Pagina 12
Page 19
HOOFDSTUK 4 − TECHNISCHE GEGEVENS
4-1.Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de voorzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische aansluitspanning
en het vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde
van deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt.
4-2.Softwarelicentieovereenkomst
De licentieovereenkomst van de eindgebruiker samen met de kennisgevingen en voorwaarden die tot de software van derden behoren, kunt u vinden
op https://www
4-3.Informatie over standaard lasparameters en instellingen
LET OP − Elke lastoepassing is uniek. Hoewel bepaalde producten van Miller Electric ontworpen zijn om bepaalde specifieke lasparameters en instel-
lingen te definiëren en te normaliseren op basis van de betrekkelijk beperkte inputvariabelen van de eindgebruiker, zijn deze standaardinstellingen
alleen bedoeld ter referentie; de definitieve lasresultaten kunnen worden beïnvloed door andere variabelen en omstandigheden die specifiek zijn voor
de toepassing. Het is aan de eindgebruiker om de geschiktheid van alle parameters en instellingen te beoordelen en deze zo nodig te wijzigen op basis
van de specifieke vereisten van de toepassing. De eindgebruiker alleen is verantwoordelijk voor de keuze en coördinatie van de juiste apparatuur,
de aanpassing of instelling van standaard lasparameters en instellingen, en de ultieme kwaliteit en duurzaamheid van alle lasresultaten. Miller Electric
doet afstand van en sluit alle impliciete garanties van geschiktheid voor een bepaald doel uit.
4-4.Algemene specificaties
. Gebruik niet de informatie in de tabel met specificaties voor de eenheid om de elektrische onderhoudsvereisten te bepalen. Zie hoofdstukken 5-9
en 5-10 voor meer informatie over het aansluiten van de ingangsspanning.
. Deze apparatuur genereert nominale resultaten bij een omgevingstemperatuur van maximaal 405C (1045F).
A. Specificaties lasstroom en -spanning
Voeding Lasproces
Driefasen
Voor de juiste waarden van beveiligingen en zekeringen zie hoofdstuk 5-9.
.millerwelds.com/eula
Nominale
lasstroom
en -spanning
Beklede
elektrode
TIG
MIG
Met
gevulde
draad
400 A bij 36 volt DC,
100% inschakelduur
350 A bij 24 V DC,
100% inschakelduur
400 A bij 34 V DC,
100% inschakelduur
400 A bij 34 V DC,
100% inschakelduur
, en zijn als verwijzing hierin opgenomen.
Stroombereik
bij CC
(constante
stroom)
40 − 400— —
10−350— —19,018,112,4 12,59,79,8
— —10−4427,125,7181815,5 15,6
— —10−4427,125,7181815,5 15,6
Spannings-
bereik
bij CV
(constante
spanning)
Maximum
open
spanning
DC
90
Stroomverbruik
bij een nominale
uitgangsbelasting,
50/60 Hz,
driefasen
380 V400 V380400380400
26,325,517,6 17,8 16,5 16,5
kVAkW
B. Afmetingen en gewicht
Gatmaten
A495 mm
B424 mm
C806 mm
D406.4 mm
Schroefdraad UNC
E
5/16−18 inch
Gewicht
102 kg
Gewichtsbelasting hijsoog:
238 kg (525 lb) maximum
E
A
806 mm
B
C
495 mm
D
OM−253906 Pagina 13
724 mm
805142-A
Page 20
C. Technische gegevens draadaanvoerunit
Voeding
24 volt AC
11 ampère
Type
lasstroombron
PipeWorx 4001,3 tot 19,8 m/min.0,9 tot 1,6 mm
Snelheidsbereik
draadtoevoer
Bereik
draaddiameter
Maximum
spoelgewicht:
27 kg
Nominale
lasstroom
100 V, 600 A,
100%
inschakelduur
Algehele
afmetingen
Lengte: 737 mm
Breedte: 483 mm
Hoogte: 356 mm
Gewicht
EnkelDubbel
30 kg41 kg
D. Technische gegevens koeler
Voeding
PompVentilatorNettoNat gewicht
115 volt AC115 volt AC
Algemene afmetingenKoelvermogen
Lengte: 737 mm (29 in.)
Breedte: 492 mm (19,375 in.)
Hoogte: 305 mm (12 in.)
0,9 kw bij 60 Hz
0,8 kw bij 50 Hz
Capaciteit
koelvloeistof
11,4 liter (3 gal.)
49 kg
(108 lb)
Gewicht
60 kg
(133 lb)
E. Technische gegevens koelvloeistof
Gebruik geen geleidende koelvloeistof.
ToepassingKoelvloeistof
TIG of waar hogefrequentiestroom wordt gebruiktKoelvloeistof met lage conductiviteit 043810*
Gedestilleerd of gedesioniseerd water OK boven0°C (32°F)
GTAW of waar geen hogefrequentiestroom wordt
gebruikt
Waar de koelvloeistof met de aluminium onderdelen in
aanraking komt
*Koelvloeistoffen 043810 en 043809 beschermen tot -38°C (-37°F) en weerstaan de groei van algen.
LET OP − Het gebruik van een andere koelvloeistof dan in de tabel vermeld staat, zorgt ervoor dat de garantie komt te vervallen op alle onderdelen
die met de koelvloeistof in contact komen (pomp, radiateur enz.).
Koelvloeistof met lage conductiviteit 043810*
Aluminiumbeschermende koelvloeistof 043809*
Gedestilleerd of gedesioniseerd water OK boven 0°C (32°F)
Aluminiumbeschermende koelvloeistof 043809*
4-5.Omstandigheden gebruik en opslag
A. IP-graad − Draadaanvoer apparaat
IP graad
IP21
Deze apparatuur is ontworpen voor gebruik binnen, en niet voor opslag of gebruik buiten.
B. IP-graad − Waterkoeler
IP-graad
IP23S
Deze apparatuur is ontworpen voor buitengebruik. Opslag is toegestaan, maar buiten lassen bij regen of andere neerslag mag alleen onder
een afdak.
C. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC)
!Deze Klasse A apparatuur is niet bedoeld voor gebruik op plaatsen in woongebieden waar de elektrische stroom afkomstig is van
het openbaar laagspanningsnetwerk. Op dergelijke plaatsen ontstaan er mogelijk problemen met de elektromagnetische
compatibiliteit
Deze apparatuur voldoet aan IEC 61000−3−11 en IEC 61000−3−12 en kan worden aangesloten op het openbare laagspanningsnet, op
voorwaarde dat dit net op het gemeenschappelijk koppelpunt een systeemimpedantie Z
kortsluitvermogen Ssc is groter dan 9 041 859VA). Het is de verantwoordelijkheid van de installateur of gebruiker van de apparatuur om, zo nodig
door raadpleging van de netwerkbeheerder, zeker te stellen dat de systeemimpedantie aan de eisen voldoet.
als gevolg van storingen door geleiding en straling.
heeft van minder dan 17,70mW (of het
max
IP21 2014−06
IP23S 2014−06
ce−emc 1 2014-07
OM−253906 Pagina 14
Page 21
D. China EEP Informatie gevaarlijke substanties
质
质
铅
镉
铬
苯
苯醚
黄铜铜部
装
装
配
表
规
China EEP Informatie gevaarlijke substanties
量
部
Naam onderdeel
(适)
(indien van toepassing)
Onderdelen van messing en
koper
Koppelapparaten
Schakelapparaten
Kabel en kabelaccessoires
Batterijen
SJ/T 11364
Deze tabel is opgesteld conform China SJ/T 11364.
O:
表该质该部质量GB/T26572规限量要.
geeft aan dat de concentratie van de gevaarlijke substantie in alle homogene materialen van het onderdeel lager is dan de relevante grenswaarde China GB/T 26572.
X:
表该质该部质量超GB/T26572规限量要.
geeft aan dat de concentratie van de gevaarlijke substantie in minstens één homogeen materiaal van het onderdeel hoger is dan de relevante
grenswaarde China GB/T 26572.
Gevaarlijke substantie
Pb
X
XOOOOO
OOXOOO
XOOOOO
XOOOOO
.
Hg
OOOOO
Cd
Cr6
PBB
PBDE
限SJ/Z11388规.
De EFUP−waarde van deze EEP is gedefinieerd conform China SJ/Z 11388.
*Het resultaat wordt minder bij een temperatuur van hoger dan 40°C
(104°F).
EEP_2016−06
−20 tot 55°C (−4 tot 131°F )
Temp_2016-07
OM−253906 Pagina 15
Page 22
4-6.Inschakelduur en oververhitting bij MIG-lassen
LASSTROOM
% INSCHAKELDUUR
100% inschakelduur bij 400 ampère60% inschakelduur bij 500 ampère
DRIEFASEN-
VOEDING
De inschakelduur is het percentage van
10 minuten dat het apparaat kan lassen
met nominaal vermogen zonder
oververhit te raken.
Als het apparaat oververhit raakt, zorgt
een thermostaat (thermostaten) er voor
dat er geen uitgangsspanning meer is
en gaat de koelventilator draaien.
Wacht vijftien minuten om het apparaat
te laten afkoelen. Verlaag de
stroomsterkte of de inschakelduur
voor u weer gaat lassen.
LET OP − Door overschrijding van de
inschakelduur kan het apparaat
beschadigen en daarmee komt de
garantie te vervallen.
Ononderbroken lassen
Oververhitting
0
minuten
6 minuten lassen4 minuten rusten
15
4-7.Inschakelduur en oververhitting bij TIG-lassen
LASSTROOM
% INSCHAKELDUUR
100% inschakelduur bij 350 ampère
A/V
DRIEFASEN-
VOEDING
OF
De inschakelduur is het percentage
van 10 minuten dat het apparaat kan
lassen met nominaal vermogen zonder
oververhit te raken.
Als het apparaat oververhit raakt, zorgen een of meer thermostaten er voor
dat er geen uitgangsspanning meer is en
gaat de koelventilator draaien. Wacht
vijftien minuten om het apparaat te laten
afkoelen. Verlaag voordat u weer gaat
lassen de stroomsterkte, de spanning,
de draadtoevoersnelheid of de inschakelduur.
LET OP − Door overschrijding van de
inschakelduur kan het apparaat
beschadigen en daarmee komt de
garantie te vervallen.
verminder de inschakelduur
duty1 4/95 − 240 110−A
Oververhitting
OM−253906 Pagina 16
Ononderbroken lassen
0
15
minuten
A/V
OF
verminder de inschakelduur
duty1 4/95 − 240 110−A
Page 23
4-8.Inschakelduur en oververhitting bij beklede elektrode
DRIEFASEN-
VOEDING
LASSTROOM
% INSCHAKELDUUR
100% inschakelduur bij 400 ampère
Ononderbroken lassen
De inschakelduur is het percentage
van 10 minuten dat het apparaat kan
lassen met nominaal vermogen zonder
oververhit te raken.
Als het apparaat oververhit raakt, zorgen een of meer thermostaten er voor
dat er geen uitgangsspanning meer is en
gaat de koelventilator draaien. Wacht
vijftien minuten om het apparaat te laten
afkoelen. Verlaag voordat u weer gaat
lassen de stroomsterkte, de spanning,
de draadtoevoersnelheid of de inschakelduur.
LET OP − Door overschrijding van de
inschakelduur kan het apparaat
beschadigen en daarmee komt de
garantie te vervallen.
Oververhitting
Aantekeningen
0
minuten
A/V
15
OF
verminder de inschakelduur
duty1 4/95 − 240 110−A
OM−253906 Pagina 17
Page 24
HOOFDSTUK 5 − INSTALLATIE
5-1.Een locatie kiezen
Verplaatsing
Locatie en luchtstroom
!Verplaats het apparaat niet naar en gebruik
het niet op plaatsen waar het kan omvallen.
1
OF
2
!Mogelijk is een speciale in-
stallatie nodig, wanneer er
benzine of vluchtige vloeistoffen aanwezig zijn − zie
NEC artikel 511 of CEC sectie
20.
1 Hijsoog
2 Hefvorken
Gebruik het hijsoog of hefvorken
om het apparaat te verplaatsen.
Indien hefvorken gebruikt worden,
gebruik hefvorken om het apparaat
3
te verplaatsen.
3
Lijnscheidingsmechanisme
Plaats het apparaat in de buurt van
een stroombron die de juiste
voeding biedt.
460 mm
OM−253906 Pagina 18
460 mm
loc_large 2015-04
Page 25
5-2.Informatie over de 14-pens aansluiting
Als op de 14-pens stekkerdoos een afstandsbediening is aangesloten, gaat het apparaat automatisch werken met een primaire/secundaire bediening.
Dat betekent dat de stroominstelknop op het apparaat primair is. Dit bepaalt een maximum stroomsterkte. De afstandsbediening is dan secundair.
Hiermee is te variëren tussen 0 en 100% van het maximum dat met de andere knop was ingesteld.
. In de fabriek is ingesteld dat de 14-pens stekkerdoos alleen geactiveerd is bij TIG-lassen. Optioneel kan het ook actief worden bij het booglassen
met beklede elektrode (BMBE). Zie hoofdstuk 5-3.
AJ
K
B
L
C
D
*De overige contacten worden niet gebruikt.
I
NH
M
G
F
E
805 143−−A
Aantekeningen
14-pens
aansluiting
15 VOLTS DC
UITGANG
VOOR
SCHAKELAAR
AFSTANDS-
REMOTE
BEDIENING
CONTROL
GND
Pen*Functie van de pennen
A15 volt DC.
BDoor contact te maken met A wordt het 15 volt
gelijkspanningscircuit gesloten.
CUitgangsspanning naar afstandsbediening;
+10 volt DC.
DNulleiding van de afstandsbediening.
E0 tot +10 V/DC inkomend stuursignaal
vanaf de afstandsbediening.
KMassa van behuizing.
OM−253906 Pagina 19
Page 26
5-3.14-pens stekkerdoos activeren voor beklede elektrode
1
Afstands-
bediening
beklede
elektrode uit
ONON
1122
Afstandsbediening beklede
elektrode aan
2
!Schakel de lasstroombron uit,
verbreek de elektrische verbinding met de netvoeding, en
controleer vóór u verder gaat
of er nog spanning staat op de
ingangscondensatoren.
over die controle hoofdstuk 7-6.
Als deze instelling is gemaakt en
op de 14-pens stekkerdoos aan
de voorkant van de stroombron is
een stroomregelaar / schakelaar
aangesloten,
secundaire regeling voor zowel
TIG-lassen als booglassen met
beklede elektrode (BMBE).
1 Interface printplaat bediening
2 DIP-schakelaar
Verwijder de draadaanvoerunit en de
kabelbeugels aan de zijkant, indien
aanwezig.
Haal de bovenkap van de stroombron.
Zet DIP-schakelaar 2 in de bovenste
stand (met aanduiding ON). Gebruik
voor het verzetten van de DIPschakelaar zo nodig een kleine
schroevendraaier.
Plaats de kap weer.
Breng de kabelbeugels weer aan de
zijkant aan en de draadaanvoerunit
bovenop, voor zover ze verwijderd
waren.
dat geldt de primaire /
Zie
Benodigde gereedschappen:
OM−253906 Pagina 20
5/16 inch
805 288−A
Page 27
5-4.Aanvoersnelheid in meter per minuut (mpm) of inch per minuut (ipm)
Stand voor ipm
(inch/min.)
Stand voor mpm
(m/min.)
3
2
Achteraanzicht
1
van het voorpaneel
van de draadaanvoerunit
!Schakel de lasstroombron
uit, verbreek de elektrische
verbinding met de netvoeding, en controleer vóór u
verder gaat of er nog
spanning staat op de ingangsscondensatoren.
Zie over die controle hoofdstuk 7-6.
1 Draadaanvoerunit
van PipeWorx
2 Printplaat bedieningsinterface
3 DIP-schakelaar
Haal de kap van de draadaanvoer-
unit.
Zet DIP-schakelaar nr. 1 (de bo-
venste schakelaar) in de stand
“ON”. Gebruik voor het verzetten
van de DIP-schakelaar zo nodig
een kleine schroevendraaier.
Monteer de kap.
Benodigde gereedschappen:
5/16 inch
805 298−A / 805 429−A
OM−253906 Pagina 21
Page 28
5-5.Info 14-pens stekkerdoos voor de draadaanvoerunit
14-pens aansluiting
afstandsbediening
draadaanvoer
Pen*Functie van de pennen
Ref. 805 144−A / ref. 048 286−B
*De overige contacten worden niet gebruikt.
24 VOLT AC
SERIËLE COMMUNICATIE
POSITIVE VOLT SENSE
NEGATIVE VOLT SENSE
GND
8, 1224 volt AC voor hulpapparatuur,
beveiligd door CB2.
1,4Retourleiding 24 volt AC. Verbonden met
massa (chassis). Dit sluit het 24 volt AC
voedingscircuit naar de draadaanvoerunit.
6Geïsoleerde plus voor seriële communicatie
volgens RS-485.
3Geïsoleerde min voor seriële communicatie
volgens RS-485.
5Geïsoleerde gemeenschappelijke
ader voor seriële communicatie.
14Detectiesignaal van de positieve lasspanning.
11Detectiesignaal van de negatieve lasspanning.
2,10Massa van behuizing.
Aantekeningen
OM−253906 Pagina 22
Page 29
5-6.Beveiliging CB2 voor hulpapparatuur
1
Beveiliging
hulpapparatuur
CB2 beveiligt het 24 volt
AC voedingscircuit naar de
draadaanvoerunit
stuk 5-5).
Druk op de knop om de
apparatuurbeveiliging te resetten.
1
CB2 voor
(zie hoofd-
254 085−A
OM−253906 Pagina 23
Page 30
5-7.Enkelvoudig 115 V AC beveiligd stopcontact voor hulpapparatuur
1 115 V 10 A AC stekkerdoos RC2
(voor de koeler, staat alleen onder
spanning bij ingeschakelde
stroombron).
. RC2 is een stekkerdoos speciaal bedoeld
voor het leveren van wisselstroom aan
een PipeWorx-koeler.
Spanning is alleen aanwezig op de
stekkerdoos RC2 als de stroombron aan
staat.
2 Extra beveiligingsautomaat CB1
CB1 beveiligt de enkel fase 115 volt AC
stekkerdoos.
Druk op de knop om de apparatuur beveiliging
te resetten.
OM−253906 Pagina 24
2
1
805143-D
Page 31
5-8.Hijsoog aan de lasstroombron
1
!Schakel de stroombron uit
en verbreek de elektrische
verbinding met de netvoeding.
1 Hijsoog
Het hijsoog van de stroombron is
bereikbaar via de draadaanvoerunit.
Het complete afgebeelde lassysteem,
met kabelbeugels, koeler met
koelvloeistof, dubbele aanvoerunit en
het wielonderstel, kan worden
opgehesen aan het hijsoog.
De besturingskabel moet van de
draadaanvoerunit
peld. Gebruik zo nodig een rondstrop
of hijsbanden.
Het totale gewicht is ongeveer 238 kg
exclusief lastoortsen en kabels.
worden afgekop-
. Verwijder voor het ophijsen van
het lassysteem eerst draadspoelen, kabels en gasflessen.
805 293−A
OM−253906 Pagina 25
Page 32
5-9.Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud
1
2
3
4
5
5
6
7
LET OP − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. Deze lasstroombron vereist een CONTINUE voeding met nominale
frequentie
ingangsspanning.
stationair laat draaien bij onbelaste generator).
LET OP − De werkelijke voedingsspanning (ingangsspanning) mag niet lager of hoger zijn dan 10% t.o.v. de spanning zoals aangegeven in de tabel.
Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is, kan er mogelijk geen uitgangsspanning zijn.
Nominale voedingsspanning (V)380400
Maximum nominale stroomtoevoer I
Maximum effectieve stroomtoevoer I
Maximaal aanbevolen standaard zekeringklasse in ampères
Maximale aanbevolen lengte voedingskabel in feet (meter)
Installatie kabelgoot
Minimale afmeting inkomende voedingskabel AWG (mm2)
Min. afmeting aardleiding in AWG (mm2)
Installatie flexibel snoer
Minimale afmeting inkomende voedingskabel in AWG (mm2)
Aanbevolen trekontlasting
(+10%) en nominale spanning (+10%). De spanning tussen fase en nul mag niet meer bedragen dan +10% van de nominale
Gebruik voor de voeding van deze lasstroombron geen generator met een automatische stationairvoorziening (die de motor
Deze apparatuur mag alleen worden gebruikt met een stroomnetwerk dat bestaat uit een 3−fasig 4−draadssysteem met een geaarde
neutraaldraad.
Het niet opvolgen van deze elektrische adviezen kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen gelden voor
een specifiek circuit ontworpen voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.
In specifieke circuits staat het Amerikaanse voorschrift de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stopcontacten
en geleiders te gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd.
Zie de NEC-artikelen 210.21, 630.11 en 630.12.
50/60 Hz Driefasen
(A)43.641.3
1max
(A)2220.8
1eff
Trage zekeringen
Normale zekeringen
5050
6060
132 (40)146 (45)
10 (6)10 (6)
10 (6)10 (6)
10 (6)10 (6)
aangeleverd
door de
klant
aangeleverd
door de
klant
Referentie: 2020 National Electrical Code (NEC) (inclusief artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met tijd−/stroomgrafiekli-
jnen die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De trage zekeringen zijn van klasse UL RK5 . Zie UL 248.
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik – geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 Maximale totale lengte van koperen inkomende kabels in de hele installatie, kabelgoot en/of flexibel snoer.
5 De geleidergegevens in dit hoofdstuk hebben betrekking op het geleiderformaat (exclusief flexibel snoer of kabel) tussen de zekeringkast en de
apparatuur
conform NEC−tabel 310.15(B)(16). Ze zijn gebaseerd op de toegestane maximale stroomsterkte van geïsoleerde koperen geleiders met
een temperatuurkwalificatie van 75°C (167°F) met niet meer dan drie enkele stroomdragende geleiders in een doorstroomsysteem.
6
Kabelafmeting
flexibel snoer is gebaseerd op de NEC−tabel 400.5(A)(1) voor een beklede kabel SOOW 600V 90°C (194°F) bij een kamertemperatuur van 30°C (86°F). Zie NEC−tabel 310.15(B)(2)(a) voor correctiefactoren van de kamertemperatuur. Het flexibel snoer dat gebruikt wordt voor de
aansluiting
op de stroomvoorziening zal overeenstemmen met de vereisten van CSA C22.2 nr. 49.
7 Indien vereist, zal een bevoegd persoon het toegangsgat in het machinepaneel vergroten om de trekontlasting aan te passen.
nationale en lokale regels en voorschriften – alleen daartoe bevoegde
personen mogen deze installatie uitvoeren.
!Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande
geleiders vanaf het systeem aansluit.
!Maak eerst de ingaande stroomver-
bindingen naar de lasstroombron.
!Sluit altijd eerst de groene of
groengele stroomgeleider aan op
een voedingsmassaklem en nooit op
een lijnklem.
Zie de gegevens label op de machine en
meet de beschikbare netspanning.
. Het rechterzijpaneel kan verwijderd
worden voor het aansluiten van de
primaire kabel, zonder de handgrepen
te moeten loshalen.
1 Voedingskabel (door klant zelf aan te
te schaffen)
Bepaal dikte en lengte aan de hand van
Hoofdstuk 5-9. De kabel moet voldoen aan
de nationale en lokale voorschriften. Gebruik kabelschoenen van het juiste formaat
en stroomwaarde.
Netkabel aansluitingen van de stroombron
2 Trekontlasting
Leid de kabels door de trekontlasting en
draai de schroeven vast.
3 Aarde−aansluitklem van de machine
4 Groene of groen/gele draad
Monteer eerst de groene of groen/gele draad
op de aarde−aansluitklem van de machine.
5 Fase−aansluitklemmen van
stroombron
6 Fasedraden L1 (U), L2 (V) en L3 (W)
Monteer de fasedraden L1 (U), L2 (V) en L3
(W) op de aansluitklemmen van stroombron.
Sluit en borg het toegangspaneel van de
stroombron.
Schakel netspanning op de werkschakelaar
7 Open de bekasting van de
8 Schroef de aardeklem los
9 Schroef de faseklemmen los
Monteer eerst de groene of geel/groene
draad op de aardeklem van de werkschakelaar.
Monteer de fasedraden L1 (U), L2 (V) en L3
(W) op de faseklemmen
10 Stroom beveiliging.
Bepaal de waarde van de stroombeveiliging
aan de hand van hoofdstuk 5-9.
Sluit en borg de werkschakelaar kast Zet
spanning op de schakelaar en zet deze aan.
uit
werkschakelaar (staat uit)
Aantekeningen
input3 2015−01
OM−253906 Pagina 29
Page 36
5-11.Aanbrengen van optionele handgrepen, wielonderstel en koeler
18
17
19
21
16
22
23
15
Benodigde gereedschappen:
1/2 inch
5/16 inch
9
10
11
12
2
6
7
8
14
11
13
6
7
8
9
2
20
26
25
24
1
!Schakel de stroombron uit en verbreek de
elektrische verbinding met de netvoeding.
1 Onderstel 234359
2 Koeler
3 Wiel 163463 (2)
4 Sluitring 602250 (4)
5 Borgring 121614 (2)
Bevestig de wielen aan het onderstel
voor de gascilinders. Zie afbeelding.
Zet de koeler op het wielonderstel.
. Wordt de koeler niet toegepast, dan komt de
stroombron rechtstreeks op het onderstel.
6 Sluitring 602240 (4)
7 Borgring 602211 (4)
8 Schroef 601944 (4)
Verwijder de hoes van de apparatuur en haal de
slang uit de binnenkant van de koeler. Bevestig de
koeler op het onderstel met behulp van de
bijgeleverde
9
!Laat het stroomsnoer van de koeler niet
Activeer de stroomvoorziening naar de koeler.
Bevestig de stroomvoorziening naar de koeler met
behulp van hetzelfde gereedschap dat gebruikt is
voor het bevestigen van de koeler op het onderstel.
10
11 Lagerbus 170647 (2)
12 Lagerbus 004214 (1)
13 Schroef 128237 (4)
14 Ketting 188441 (2)
Monteer de cilinder beugels aan de achterkant van
de stroombron en zet die vast met de bijgeleverde
bouten. Plaats de doorvoeren en de kettingen.
15
16 Pistoolhouder (2)
17 Schroef 195666 (4)
18 Handgreep (2)
19 Buisdop (4)
Duw de doppen in de uiteinden van de handgrepen.
Verwijder de 5 schroeven boven het paneel met de
4
ventilatie aan de voorkant van de
stroomvoorziening.
3
Bevestig de handgreepbeugel aan de voorkant van
de stroomvoorziening met de 5 schroeven die u
eerder verwijderd heeft. Gebruik de 4 bijgeleverde
schroeven om de pistoolhouder aan de
handgreepbeugel
Verwijder de 2 schroeven aan de zijkant van de
beschermkap aan de voorkant van de
stroomvoorziening.
5
20 Schroef 234483 (2)
Monteer de bovenkant van de handgrepen aan de
zijkanten door de bijgeleverde bouten met de hand
erin te draaien.
21 Schroef 604535 (2)
22 Borgring 602211 (2)
23 Sluitring 602240 (2)
Draai in het midden van de handgrepen
de bijgeleverde bouten met de hand aan,
met gebruikmaking van de sluitringen
en borgringen.
24 Schroef 604535 (4)
25 Borgring 602211 (4)
26 Sluitring 602240 (4)
Draai onderaan de handgrepen de bijgeleverde
bouten met de hand aan, met gebruikmaking van
de sluitringen en borgringen.
Draai nu alle bouten met gereedschap vast.
sluitringen, borgringen en schroeven.
Stroomvoorziening
bekneld raken tussen de koeler en de
stroomvoorziening van de lasser.
Cilindersteunbeugel
Handgreepbeugel
te bevestigen.
805 302-D / 805 141-C
OM−253906 Pagina 30
Page 37
5-12.Monteren en bevestigen van de kabelhanger
1
3
1 Beugel
2 Buisdop (4)
3 Kabelhouder (2)
Plaats de doppen in de buizen.
Bevestig de kabelhouders aan
de beugel met de bijgeleverde
bevestigingsmiddelen.
Plaats de gemonteerde kabelhouder op de stroombron of de kar
en zet de draadaanvoerunit op
de kabelbeugel.
2
Benodigde gereedschappen:
7/16 inch
3/8 inch
805 148-B / 805 141-C
OM−253906 Pagina 31
Page 38
5-13.Juiste aansluiting van de draden voor de spanningsdetectie
2
1
1/4” − 5/16”
1/4” − 5/16”
8” 0.5”
25” 6”
Als een detectordraad bij de
ringaansluiting
dan moet een nieuwe ring worden
aangebracht volgens de tekening.
Benodigde gereedschappen:
gebroken of beschadigd is,
1 Mantel
2 Isolatietape of krimphuls
5-14.Detectiekabel en werkstukkabel aansluiten aan klem
Benodigde gereedschappen:
1/2 inch
1/2 inch
3
3 Centrale geleider 10 AWG (6 mm2)
4 Ringaansluiting met opening 1/2 inch
1 Draad van de
spanningsdetector
2 Werkstukkabel
3 Klem
4
Ref. 239 780−B
. De ringaansluiting van de de-
tectiedraad moet bij het aan-
sluiting aan de klem boven op
de ring van de werkstukkabel
zitten.
Sluit de detectiekabel en de
werkstukkabel aan op de klem.
OM−253906 Pagina 32
1
3
2
805 030−A
Page 39
5-15. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen* aanbevolen
voor PipeWorx 400
LET OP − De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de lengte van beide laskabels tezamen. Als bijvoorbeeld
de stroombron 30 meter van het laswerkstuk is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de 60 m-kolom
voor het bepalen van de kabelafmetingen.
Laskabelformaat** en maximale totale lengte van de kabel (koper) in de lasstroomkring niet groter dan***
* Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel
die één maat dikker is.
**De laskabeldraaddiameter (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 mils/A.
***Raadpleeg voor afstanden groter dan degene in deze handleiding het Informatieblad van de AWS nr. 39, Welding Cables, beschikbaar bij
American Welding Society at http://www.aws.org.
inschakeld
uur
AWG (mm2)
60 − 100 %
-
inschakeld
AWG (mm2)
uur
-
10 − 100 % inschakelduur
AWG (mm2)
Ref. S-0007-M 2017−08
5-16. Klemmen lasuitgangen
!Schakel de elektrische voeding uit
vóór aansluiting op de klemmen
van de lasuitgangen.
Sluit de 14-pens stekker aan op
de achterkant van de stroombron, en sluit
de 14-pens contrastekker aan de
achterkant van de draadaanvoerunit. Sluit
één uiteinde van de laskabel aan op
de aansluitklem aan de achterkant van
de stroombron. Sluit het andere einde van
de laskabel aan op het huis van de aandrijving van de draadaanvoerunit. Sluit één
einde van de gasslang aan op het reduceerventiel van de gascilinder. Sluit het an-
9
8
10
254 079−B
dere eind van de gasslang aan op de gasklepaansluiting
aanvoerunit,
op het Y-stuk.
8 Laskabel voor werkstuk (−)
aan de achterkant van de
of bij een dubbele aanvoerunit
. Sluit de draad van de spanningsdetector
aan op de werkstukklem en bevestig
de werkstukklem zo dicht mogelijk bij
de lasboog.
9 Kabel van spanningsdetector
10 Werkstuk
11 Laspistool
OM−253906 Pagina 35
Page 42
5-19.Aansluitvoorbeeld MIG-/GMAW-lassen met aanvoerunit op een kar
13
8
7
5
4
1
2
6
3
10
10
12
!Plaats de draadaanvoerunit niet
zodanig dat de lasdraad de cilinder
raakt.
!Verplaats en gebruik het apparaat
niet in een situatie waarin omvallen
mogelijk is.
1 Lasstroombron
2
Draadaanvoerunit
3 Kar voor draadaanvoer
4 Samengestelde kabel
5 MIG-aansluiting
6 Positieve (+) laskabel
7 Gasslang
9
11
8 Gascilinder
Het eind van de samengestelde kabel waar
de gasslang uit de mantel steekt, moet
op ongeveer 1270 mm zitten. Dit uiteinde
van de samengestelde kabel wordt aangesloten op de stroombron. Sluit de 14-pins
stekker aan op de achterkant van de
stroombron, en sluit de 14-pens contrastekker aan de achterkant van de draadaanvoerunit. Sluit één uiteinde van de laskabel
aan op de aansluitklem aan de achterkant
van de stroombron en zet de kabel vast in
het klemmenblok op het achterpaneel. Sluit
het andere eind van de laskabel aan op het
huis van de aandrijving van de draadaanvoerunit en zet de kabel vast in het klemmenblok op de basis van de aanvoerunit.
Sluit één einde van de gasslang aan op het
13
254086-B
reduceerventiel
Sluit het andere eind van de gasslang aan
op de gasklepaansluiting aan de
achterkant van de aanvoerunit, of bij een
dubbele aanvoerunit op het Y-stuk.
9 Werkstuklaskabel (−)
(minimaal 2/0 AWG ofwel 70 mm2)
van de gascilinder.
. Sluit de draad van de spanningsdetector
aan op de werkstukklem en bevestig
de werkstukklem zo dicht mogelijk bij
de lasboog.
10 Kabel van spanningsdetector
11 Werkstuk
12 Laspistool
13 Klem voor trekontlasting
OM−253906 Pagina 36
Page 43
5-20.Aansluitingen achterpaneel van de draadaanvoer met kantelbaar
aanvoermechanisme
!Schakel het apparaat uit
alvorens de klemmen van de
lasuitgang of
lampconnectoren
sluiten.
!Als u de laskabels niet goed
aansluit, kan dat sterke
verhitting en brand
veroorzaken of uw machine
beschadigen.
1 14-pens bedieningskabel
2
Beschermgasaansluitingen
Fitting met rechtsdraaiende 5/8−18
3
9
4
8
1
2
5
schroefdraad noodzakelijk. Sluit
de door de klant geleverde
gasslang aan.
3 Kabelschoen van de laskabel
4 Doorverbinding laskabel vanaf
de aandrijving aan rechterzijde (alleen bij het dubbele
model)
5 Laskabel
6
Draadaanvoermechanisme
7 Klemschroef voor het roteren-
de draadaanvoermechanisme
U verdraait het draadaanvoerme-
chanisme door de schroef los
te draaien, het mechanisme te
draaien en de schroef weer vast
te draaien.
8 Plaats van typeplaatje
9 Klem van spanningsdetectie
aan te
Benodigde gereedschappen:
9/16, 5/8 inch
3/16 inch
2
9
6
7
805 155−A / ref. 804 766−A / 802 825−A
OM−253906 Pagina 37
Page 44
5-21.Aansluiting voor de toortsschakelaar
12
1
Linkeraansluiting
toortsschakelaar RC2
2 Rechteraansluiting voor
toortsschakelaar RC3
(alleen bij het dubbele model).
Sluit de stekker van de toortsschakelaar aan op de daarvoor
bedoelde stekkerdoos van de aanvoerunit.
voor
Aantekeningen
254 083−A
OM−253906 Pagina 38
Page 45
5-22. Het installeren van de lastoorts
1 Vergrendeling−pal voor pistool
2V
ergrendelknop
3 Aansluiting lastoorts
4 Uitsparing in aansluitpen
Aansluiten van toorts met
Accu−Mate
Draai de vergrendelknop los zodat
de vergrendel−lip vrijkomt.
Duw de aansluitpen van de toorts
zo ver mogelijk naar binnen, zodat
de groef gelijk komt met de vergrendel−lip.
Draai de vergrendelknop weer aan.
De aansluitpen zit nu vast.
Aansluiten van toorts zonder
Accu−Mate
Als de aansluitpen geen groef
heeft, draait u de vergrendelknop
los en draait de vergrendellip 180
4
graden. Hierdoor zal de vergrendellip niet uitsteken in de groef van de
aansluitpen.
Duw de aansluitpen zo ver mogelijk
in de aansluiting.
Draai de vergrendelknop weer aan.
De aansluitpen zit nu vast.
Aansluiten van toorts
met Accu−Mate
1
3
Aansluiten van toorts
zonder Accu−Mate
2
1
2
245 985-A
OM−253906 Pagina 39
Page 46
5-23.De lasdraad installeren en doorvoeren
Aanpassen
druk
achterste
rollen
Installeer draadspoelen. Stel de spanmoeren
zodanig in dat de elektrodedraad strak blijft als
de draadaanvoer stopt.
Druk-
indicatie
Aanpassen
druk
voorste
rollen
Installeer de draadgeleiders
en de antislijtagegeleider.
Installeer aandrijfrollen.
. De beste draadaanvoer krijgt men als
de liner in de lastoorts is aangepast aan
de gebruikte lasdraad. Bovendien moet
deze liner doorlopen tot de aandrijfrollen,
zonder deze te raken.
Installeer de toorts. Leg de toortskabel
zo recht mogelijk. Knip einde van de draad
af. Duw de draad door de invoer naar
de aandrijfrollen; houd de draad vast. Druk
op de jog-toets om de draad uit de toorts
te voeren.
Draad slipt niet
NIET-GELEIDEND
OPPERVLAK
Aandrijfrollen
Achterkant
van pistool
Uiteinde van
de draadgeleider
Draad slipt
NIET-GELEIDEND
OPPERVLAK
. Bij zachte draad of dunne roestvrij
staaldraad de druk van de achterste
aandrijfrollen
de druk van de voorste aandrijfrollen.
instellen op de helft van
. U kunt de druk van de aandrijfrollen af-
stellen door het toortseind ongeveer
5 cm van een niet-geleidende oppervlakte te houden en de toortsschakelaar in te
drukken om de draad tegen het op-
Benodigde gereedschappen:
pervlak te voeren. Aandraaien, zodat de
draad net niet slipt. Niet te strak vastdraaien. Wanneer de draad vastzit in de
tip moet de draad kunnen slippen bij de
aandrijfrollen
de druk, hierboven). Knip de draad af.
Sluit de kap.
5-24.Aansluitingen van spanningsdetectiekabel en werkstukkabel bij meerdere lasbogen
A. Ideale opstelling
1
2
5
3
1
6
4
1 Lasstroombron
2
Samengestelde
3 Werkstukkabel
4 Draad van de spanningsdetector
De draad voor de spanningsdetectie dient
om een nauwkeurige terugkoppeling van
de lasspanning naar het lassysteem
kabel
5
te verkrijgen. Het gebruik van deze draad
is van wezenlijk belang voor stabiele
lasresultaten.
5
Draadaanvoerunit
6 Werkstuk
Deze aansluitingswijze is een ideale op-
stelling voor de ondersteuning van afzon-
2
3
4
805 289−C
derlijke terugkoppeling naar de lasstroombronnen.
de meest nauwkeurige spanningsdetectie
wordt bereikt als gevolg van spanningsval
in het werkstuk. Mogelijk moeten de lasparameters ter compensatie worden aangepast.
De kans bestaat dat niet
OM−253906 Pagina 41
Page 48
B. Slechte opstelling
1
5
2
3
4
6
1 Lasstroombron
2
Samengestelde
3 Werkstukkabel
4
Spanningsdetectiekabel
5
Draadaanvoerunit
6 Werkstuk
OM−253906 Pagina 42
kabel
Deze aansluitingswijze is een slechte
opstelling omdat de detectiekabels zich
in de stroomrichting van de lasboog
bevinden. De interactie tussen
de lascircuits zal van negatieve invloed
zijn op de spanningsval in het werkstuk.
De spanningsval over het werkstuk wordt
805290-C
zo niet correct gemeten en geeft
een verkeerd terugkoppelingssignaal.
De teruggekoppelde spanning naar
de lasstroombronnen zal voor beide
detectiekabels niet correct zijn, hetgeen
slecht starten van de boog tot gevolg
heeft alsmede een slechte boogkwaliteit.
Page 49
5-25.Laskabels zo leggen dat inductantie minimaal is
1
Ideaal
5
2
3
4
6
S Gebruik zo kort mogelijke kabels voor de klus
S Gebruik een werkstukklem en laskabels van de juiste afmetingen,
zodat piekstromen geen problemen geven
S Houd de spanningsdetectiekabel en de bedieningskabel van de aanvoerunit
gescheiden van de laskabels
S Plaats laskabels zo veel mogelijk bij elkaar
S Sluit de werkstukklem aan zo dicht mogelijk bij de lasboog
1 Lasstroombron
2 Samengestelde kabel
3 Werkstukkabel
4 Draad van de spanningsdetector
5
Draadaanvoerunit
6 Werkstuk
De manier waarop de laskabels gelegd
worden heeft een aanzienlijk invloed op
de lasprestaties. Bijvoorbeeld ProPulse- en RMD-lasprocessen kunnen
een hoge inductantie in het lascircuit
produceren afhankelijk van de kabellengte en de manier waarop de kabels
zijn gelegd. Dit kan resulteren in een beperkte verhoging van de stroomsterkte
tijdens druppelverplaatsing in het lasbad.
Draden voor elektrodedetectie en
spanningsdetectie
de besturingskabel van de aanvoerunit.
De draden zijn bij alle lasprocessen actief. De spanningsdetectie zorgt
dat spanningsval in de werkstukkabel
automatisch gecompenseerd wordt.
Wikkel te lange kabels niet op.
Gebruik kabels van de juiste lengte.
Koppel de detectiekabel niet met de
laskabels.
bevinden zich in
Verkeerd
2
5
6
S Wikkel kabel NIET op
S Deel GEEN werkstukklemmen (niet meer dan 1 machine per klem)
S Laat GEEN kabels van verschillende machines door elkaar lopen
S Verleng een laskabel NIET met een ander stuk kabel
1
4
3
805291-C
OM−253906 Pagina 43
Page 50
5-26.Aansluitvoorbeeld booglassen met beklede elektrode (SMAW)
1 Lasstroombron
2 Laskabel naar werkstuk (−)
3 Laskabel naar beklede elektrode (+)
4 Werkstuk
5
Elektrodehouder
6 Draad van de spanningsdetector
. Sluit de draad van de spanningsde-
tector aan op de werkstukklem en
bevestig de werkstukklem zo dicht
mogelijk bij de lasboog.
1
3
6
2
5
4
OM−253906 Pagina 44
805 294−A
Page 51
5-27.Aansluitvoorbeeld luchtgekoelde TIG-toorts (GTAW), aparte gasslang/laskabel,
gasklep in stroombron
1 Lasstroombron
2 Gasslang
3 Laskabel naar TIG−toorts (−)
4 Laskabel naar werkstuk (+)
5 Werkstuk
6 TIG-toorts
7 Draad van de
spanningsdetector
8 Voetpedaal (optioneel)
. Sluit de draad van de spannings-
detector aan op de werkstukklem
en bevestig de werkstukklem
zo dicht mogelijk bij de lasboog.
slang, geleverd bij koeler)
5 Laskabel naar TIG-toorts (−)
6 Retourslang koelmiddel
7 Laskabel naar werkstuk (+)
1
3
4
8 Werkstuk
9 TIG-toorts
10 Draad van de
spanningsdetector
11 Voetpedaal (optioneel)
. Sluit de draad van de spannings-
detector aan op de werkstukklem
en bevestig de werkstukklem
zo dicht mogelijk bij de lasboog.
10
2
6
5
7
9
8
11
254 084−A
OM−253906 Pagina 47
Page 54
HOOFDSTUK 6 − BEDIENING
6-1.Bedieningsterminologie
Hier volgt een lijst termen en definities met betrekking tot deze interface-eenheid.
Algemene termen:
98/2 OxGasmengsel van 98% argon en 2% O2.
AmpèrageGeeft de gemiddelde stroomsterkte in ampère (A) aan, deze waarde blijft na het lassen 10 seconden
BoogregelingAfstelling van de breedte van de boogkegel en de boogeigenschappen bij RMD- en pulsbooglassen.
BooglengteAfstand van het uiteinde van de draad tot het werkstuk. De term wordt ook gebruikt bij de lengteafstelling
C2Gasmengsel van 98% argon en 2% CO
C20Gasmengsel van voornamelijk argon en 20% CO
C20−C25Gasmengsel van voornamelijk argon en 25% CO
C8−C15Gasmengsel van voornamelijk argon en 8−15% CO
DigInstelbare waarde voor het beklede elektrode lassen. Een lagere waarde geeft extra stroom als de spanning
Dual Schedule
(2 programma’s)
EXX10Type beklede elektrode. Bij deze instelling wordt gewoonlijk EXXX1 of EXXX2 gebruikt (cellulose elektrode).
EXX18Type beklede elektrode. Bij deze instelling wordt gewoonlijk EXXX3 t/m EXXX8 of roestvast staal gebruikt,
FCAW
(Flux Cored Arc Welding)
Type gasKeuze van toe te passen beschermgas: C8−C15 (argon/8−15% CO2), C20 (argon/20% CO2),
HFStartmethode voor TIG-lassen. Hoogfrequent wordt in het begin geactiveerd, om gemakkelijker de lasboog
Hot StartInstelbare waarde voor beklede elektrodelassen. Hiermee is de lasstroom aan het begin van het beklede
Inductantieregeling
JogEen methode om lasdraad toe te voeren zonder dat de contactor of de gasklep wordt ingeschakeld.
Lift ArcStartmethode voor TIG-lassen. Maak met de wolfraam elektrode contact met het werkstuk, bij het begin
MIG (GMAW)Ook wel genoemd lassen met massieve draad. Het is een lasproces waarbij metalen worden verbonden door
NagasDe tijd dat het beschermgas blijft doorstromen terwijl de lasboog er niet meer is.
VoorgasDe tijd dat het beschermgas al stroomt voordat de lasboog ontstaat.
gehandhaafd.
Een hogere waarde geeft een bredere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (uiteinde van elektrode
naar werkstuk). Zie hoofdstuk 6-9, de punten 1 en 4, voor het instellen van de waarde voor de boogregeling.
voor RMD- en pulsbooglassen. Een hogere waarde geeft een langere boog, omgekeerd is de boog korter
bij een lagere instelling van deze parameter. Zie hoofdstuk 6-9, de punten 2 en 3, voor het instellen van
de waarde van de booglengte.
2.
2.
2.
2.
relatief laag is (geringe booglengte). Voorkomt het “vastplakken” van de elektrode en het uitdoven van de boog
bij een geringe booglengte.
Een twee standenschakelaar die in of aan de handgreep van de toorts zit. Met de schakelaar kunnen tijdens
de MIG-lasprocessen lasparameters worden veranderd. De toortsschakelaar werkt als een gewone schakelaar.
Dual Schedule is altijd geactiveerd. Zie hoofdstuk 6-2 punt F 8 voor het instellen hiervan.
elektrodes met een laag waterstofgehalte.
Bij het lassen met gevulde draad wordt een draad gebruikt die in de boog wordt gevoerd. Er is beschermgas
nodig uit een externe of interne bron. Het gas kan ook worden gevormd door kernmateriaal van de draad.
Voor de PipeWorx 400 wordt alleen dubbel afgeschermd draad aanbevolen. Het is niet nodig een gasmengsel
of draaddiameter te kiezen. Zie de gegevens van de fabrikant voor het aanbevolen gasmengsel. Draaddikten
van 0,9 tot 1,6 zijn bruikbaar.
te starten bij het inschakelen van de lasstroom. Als er eenmaal een lasboog is, stopt het hoogfrequent.
Als de boog wegvalt wordt het hoogfrequent weer ingeschakeld om opnieuw een lasboog te creëren. HF-start
(hoogfrequent starten) wordt toegepast bij GTAW-lassen wanneer contact met het werkstuk niet is toegestaan
als startmethode.
elektrodelassen aan te passen, voor het geval dat dat nodig is om te starten. Zo wordt voorkomen dat de
elektrode gaat vastzitten bij het starten van de boog. Bij een hogere instelwaarde geldt een grote lasstroom.
Met een lagere waarde verkrijgt u een lagere stroom.
Voor het instellen van de inductantie bij MIG en FCAW. Bij kortsluitboog−GMAW−lassen geeft een verhoging
van de inductantie een vermindering van het aantal kortsluitingen per seconden (als er tenminste geen andere
wijzigingen worden gemaakt) en verhoogt het de boog-aan tijd. De verhoogde boog-aan tijd maakt het lasbad
meer vloeibaar. Zie hoofdstuk 6-9, de punten 1 en 4, voor het instellen van de inductantiewaarde.
Zie hoofdstuk 6-9 punt 9.
van de lasnaad. Schakel de lasstroom en de gastoevoer in met de toortsschakelaar, of desgewenst met
een voetschakelaar of handbediening. Houd de elektrode één tot twee seconden op het werkstuk en til
langzaam de elektrode op om een lasboog te vormen. Lift Arc wordt gebruikt bij het GTAW-lassen als
de HF-startmethode niet toegestaan is.
ze te verhitten met een lasboog. De lasboog is aanwezig tussen het werkstuk en een doorlopend aangevoerde,
wegsmeltende lasdraad, die als elektrode dient. Extern toegevoerd gas of een mengsel van gassen zorgt voor
bescherming tegen oxidatie.
OM−253906 Pagina 48
Page 55
6-1.Bedieningsterminologie (vervolg)
ProcesEr is keus uit MIG, puls, RMD, beklede elektrode, Flux Core (FCAW, gevulde draad) en TIG
Geheugenlocaties,
toetsen 1−4
Puls
(Pro-Pulset)
PurgeHandmatig activeren van gasaanvoer: een methode voor het bekrachtigen van de gasklep(pen) om de gas-
RMDRMD staat voor Regulated Metal Deposition, een nauwkeurig geregeld kortsluitoverdrachtproces. De voordelen
Beklede elektrode (SMAW) Booglassen met beklede elektrode (SMAW) gebruikt een afsmeltende lasdraad als elektrode met flux erom-
SynergischSynergic (synergisch) geeft aan dat het apparaat voorgeprogrammeerde parameters kan gebruiken voor
TIG (GTAW)TIG-lassen (GTAW) werkt met een niet-afsmeltende wolfraamelektrode en een beschermgas, voor een sterke,
(Lift Arc of HF start).
Na de keuze van een lasproces, zoals stick, TIG, MIG links van de aanvoerunit, of MIG rechts van
de aanvoerunit, zijn er vier geheugenlocaties kiesbaar. Bij een dubbele aanvoerunit leidt die keuze naar
in totaal 16 geheugenlocaties. Bij een enkele aanvoerunit zijn er slechts 12 geheugenlocaties beschikbaar.
Een geavanceerd pulserend sproeiboogproces, geschikt voor het vullassen en sluitlassen van buizen. Het pulsboogproces gebruikt een CC-karakteristiek (constante stroom) aan de flanken, terwijl de piek- en dalwaarden
geregeld wordt volgens de CV-karakteristiek (constante spanning). Aanpassingsregeling wordt bediend door
maximum- en minimumstroomniveaus. De voordelen zijn: een kortere lasboog, betere controle van het lasbad,
meer tolerantie voor variaties tussen tip en werkstuk, minder lawaai, geen boogverloop, betere vulling van lasnaadranden waardoor met een hogere voorloopsnelheid gewerkt kan worden met betere afzetting van het lasmateriaal, grotere tolerantie tegen slecht voorbereide lasranden en gaten. Instellingen voor Pulse zijn booglengte, draadaanvoersnelheid en boogregeling.
leidingen voor het lassen schoon te blazen en om de gasdruk vooraf in te stellen
(zie hoofdstuk 6-9, punt 11).
van RMD maken met erg geschikt voor de grondlaag bij het buislassen. Gaten worden beter gevuld en het spat
minder. Er is minder warmte-inbreng in het werkstuk, een minimale vervorming en er kunnen dikkere lasdraden
worden gebruikt bij dunner materiaal. Instellingen voor RMD zijn booglengte, draadaanvoersnelheid en boogregeling.
heen. De flux produceert het beschermgas en slak ter bescherming van de lasboog en het gesmolten lasbad.
het bepalen van de feitelijke pulsinstellingen van de piekstroom, dalstroom, pulsfrequentie en pulsbreedte
bij een bepaalde lasdraadaanvoersnelheid. Dit wordt gebruikt bij de lasprocessen RMD en Pulse.
schone lasnaad van hoge kwaliteit.
Houdfunctie v.d. toortsschakelaar
Keuze d.m.v. toortsschakelaar
TrimZie de beschrijving van de booglengte.
VoltVoorinstelling van de lasspanning bij MIG, tijdens het lassen de actuele spanning, na afloop nog 10 seconden
DraaddiameterKeuze van draaddiameter voor MIG RMD en pulsbooglassen. Bij MIG RMD en pulslassen is er alleen keus uit
DraadtypeKeuze van de soort lasdraad: carbon (koolstof), metal core (koolstof met metaalkern) of stainless
WFSDit staat voor de “wire feed speed” ofwel de lasdraadaanvoersnelheid. Bij MIG-lassen is de aanvoersnelheid
Hierdoor wordt de lasser minder snel moe, doordat het niet meer nodig is de toortsschakelaar steeds te blijven
indrukken. Zie hoofdstuk 6-9 punt 10 voor het instellen van Trigger Hold.
Hierdoor kan de lasser MIG-processen in geheugenlocaties 1−4 kiezen door middel van de toortsschakelaar.
Zie hoofdstuk 6-2 punt F 6 voor het instellen van de keuze d.m.v. de toortsschakelaar (Trigger Select).
de laatst gemeten spanning.
de draaddiktes 0,9, 1,0 en 1,2. Bij FCAW kunt u kiezen uit 0,9 t/m 1,6. maar daarbij is een keuze niet verplicht.
(roestvast staal).
onafhankelijk van de instelling van de spanning. Bij pulsbooglassen en RMD gaat door het afstellen van
de aanvoersnelheid ook het vermogen op de draadelektrode omhoog (instelling met één enkele knop).
OM−253906 Pagina 49
Page 56
6-2.Bedieningspaneel lasstroombron
A. Bedieningsfuncties op het voorpaneel
4
312
76
8
19
9
1110
5
12
13
. Alleen oplichtende regelknoppen
kunnen worden veranderd of
bijgesteld.
1 Indicator dat geheugenkaart
in werking is
2 Toets “opslaan” voor geheugenkaart
3 Toets “laden” voor geheugenkaart
4 Indicator geheugenkaart
13 Keuzetoets type lasdraad
14 Keuzetoets draaddiameter
15 Keuzetoets type beschermgas
16 Keuzetabel type gas
17 Keuzetoets toortsschakelaar
18 Keuzetoets linker- of rechterzijde
19 TIG-sequences
18
252 613−B
OM−253906 Pagina 50
Page 57
6-3.Sleuf voor geheugenkaart
1
1 Sleuf voor geheugenkaart
Dit is de sleuf om een geheugenkaart
in te schuiven. Op de geheugenkaart
kunt u bedieningsinstellingen opslaan
en er weer van teruglezen, bijvoorbeeld
specifieke MIG-procesgegevens. Ook
kan via een geheugenkaart de firmware
van het apparaat worden bijgewerkt.
Als de lasstroombron door meerdere
lassers gebruikt wordt, kan elk van hen
een eigen geheugenkaart gebruiken om
met hun eigen instellingen te werken.
Om de geheugenkaart weer uit de sleuf
te halen drukt u licht op de hoek van
de kaart en laat die weer los.
A. Bedieningsknoppen geheugenkaart
1.Indicator dat geheugenkaart in werking is
Deze led gaat in de volgende situaties branden: terwijl gebruikersinstellingen worden opgeslagen of teruggelezen, bij het gebruik van een eigen
MIG-lasproces, en tijdens firmware-bijwerkingen.
2.Toets “opslaan” voor geheugenkaart
Door deze toets kort in te drukken worden alle bedieningsinstellingen die in geheugenlocaties 1−4 staan, ook als een bestand opgeslagen
op de geheugenkaart. De led “busy” licht op om aan te geven dat de gegevens naar de geheugenkaart worden weggeschreven. Bovendien wordt,
steeds als de toets “Opslaan” (Save) wordt ingedrukt, het bestand met de naam PIPEWORX.TXT op de geheugenkaart bijgewerkt. Dit bestand bevat
een samenvatting van de status van de PipeWorx, het revisienummer van de firmware, en de foutenhistorie. Het bestand kan worden uitgelezen
op elke computer die is voorzien van een geheugenkaartlezer. De vastgelegde informatie is zo te gebruiken voor onderhoudsschema’s en het
oplossen van eventuele problemen.
3.Toets “laden” voor geheugenkaart
Door deze toets kort in te drukken wordt een eerder opgeslagen configuratiebestand van de kaart gelezen en geladen in het lasapparaat. Zo kunt
u eerder bewaarde instellingen in geheugenlocaties 1−4 terughalen. De led “busy” licht op om aan te geven dat de gegevens van de geheugenkaart worden gelezen.
4.Indicator geheugenkaart
Het tekstlogo van de geheugenkaart licht op terwijl een specifiek eigen MIG- of TIG-lasproces actief is, geladen vanaf de geheugenkaart.
OM−253906 Pagina 51
Page 58
B. Gebruik van de optionele geheugenkaart
1.Insteken van de geheugenkaart
a.Til het klepje van de geheugenkaartsleuf op en houd het omhoog.
b.Steek de geheugenkaart in de sleuf. Duw de kaart helemaal naar binnen en laat hem dan los.
c.Sluit het klepje weer.
2.Uitnemen van de geheugenkaart
a.Til het klepje van de geheugenkaartsleuf op en houd het omhoog.
b.Druk de kaart iets in en laat hem los. De geheugenkaart komt dan naar buiten.
c.U kunt de kaart nu pakken en uit de sleuf trekken.
d.Sluit het klepje weer.
3.Gebruik van kaart met optioneel programma
a.Schuif de kaart in de sleuf.
b.Kies als volgt de draadaanvoerunit:
Druk (alleen bij dubbele aanvoer) op de toets LEFT of RIGHT van de aanvoerunit om de linker- of de rechterkant daarvan te selecteren.
of
Druk op de stroombron op de toets SIDE SELECT totdat de gewenste zijde van de aanvoerunit oplicht.
c.Kies het lasproces door aan de voorkant van de stroombron op de toets MIG TYPE te drukken, totdat het gewenste proces oplicht.
Op het voorpaneel van de stroombron zal nu de aanduiding CARD oplichten, evenals op het voorpaneel van de aanvoerunit,
om aan te geven dat het programma vanaf de kaart wordt gebruikt.
d.Kies als volgt de draaddiameter (indien van toepassing):
Druk op het voorpaneel van de stroombron op de toets WIRE DIA totdat de gewenste draaddiameter oplicht.
. Sommige optionele programmakaarten ondersteunen slechts één draaddiameter, in dat geval zal alleen die diameter oplichten.
e.Door de geheugenkaart eruit te halen kunt u teruggaan naar de normale werking van het apparaat.
4.Gebruik van kaart met optionele functie
a.Steek de kaart met de optionele functie in de sleuf.
b.De specifieke functie wordt weergegeven op de voltmeter van de aanvoerunit.
c.Draai aan de WFS-knop (wire feed speed) om de functie in of uit te schakelen.
d.Haal de kaart uit de sleuf.
. Eén kaart kan meerdere machines in- of uitschakelen.
5.Kaart voor bijwerken systeemsoftware
a.Schuif de kaart met de software-update in de sleuf.
b.Laat de systeemsoftware bijwerken door op het voorpaneel van de stroombron de toets LOAD in te drukken en ingedrukt te houden,
totdat op de 7-segments led-display de aanduiding UPd verschijnt.
c.Wacht tot de software is bijgewerkt. Dit kan ongeveer twee minuten duren.
. Tijdens de software-update kunnen de displays van zowel de stroombron als de aanvoerunit H99, H98 of UPd weergeven, of ook enige tijd
blanco zijn. Dit is normaal. Haal de kaart niet uit de sleuf zolang de bijwerking nog niet voltooid is. Schakel tijdens het bijwerken de stroombron
ook niet uit.
d.Haal de geheugenkaart uit de sleuf.
C. Geheugenlocaties
1.Geheugenlocaties, toetsen 1−4
Dit zijn locaties voor het opslaan van lasparameter, om ze gemakkelijk weer te kunnen oproepen. Door zo’n toets kort in te drukken activeert u een
eerder opgeslagen instelling. Slechts één geheugenlocatie tegelijk kan actief zijn. Het nummer naast de toets licht op om aan te geven welke
geheugenlocatie
geheugenlocatie.
geheugenlocatie,
(rechterkant van de aanvoerunit). Elk daarvan geeft 4 geheugenlocaties, dus 16 in totaal (bij een dubbele aanvoerunit). Bij een enkele aanvoerunit zijn
er slechts 12 geheugenlocaties beschikbaar.
2.Reset van geheugenlocatie
Door de toets van een geheugenlocatie langer dan twee seconden ingedrukt te houden, haalt u de standaard fabrieksinstellingen terug voor het huidige
lasproces en deze ene geheugenlocatie. Het lampje van die locatie gaat uit, en weer aan als het resetten voltooid is.
actief is. Wijzigingen in de configuratie op de voorpanelen worden automatisch na één seconde vastgelegd in de actieve
Zo onthoudt de unit vanzelf de voorkeuren van de lasser. Deze instellingen zijn altijd weer terug te roepen door de betreffende
het proces en de aanvoerzijde te selecteren. U heeft keus uit STICK, TIG, MIG LEFT (linkerkant van de aanvoerunit) en MIG RIGHT
OM−253906 Pagina 52
Page 59
D. Instellingen voor beklede elektrode en TIG-lassen
1.Keuzetoets beklede elektrode
Door deze toets kort in te drukken activeert u de lasinstellingen voor beklede elektrodelassen. De tekst STICK onder de toets licht op evenals
de aanduiding van het actieve elektrodetype en de “swoosh” boven de draaiknop voor de stroomsterkte. De gebruiker moet het gewenste soort
beklede elektrode kiezen en de stroomknop instellen op het juiste amperage in het gebied 40 tot 400 A.
2.Keuzetoets type elektrode voor BMBE
Door de toets kort in te drukken kiest u het soort beklede elektrode, EXX10 of EXX18. De tekst boven of onder de toets licht op voor het actieve
elektrodetype. Deze toets is alleen actief voor BMBE en alleen dan licht tekst op voor het type elektrode.
3.Instelbare Dig en Hot Start
Deze instellingen zijn beschikbaar bij BMBE (beklede elektrodelassen). De instellingen voor Dig en Hot Start op de elektrodes EXX10 en EXX18 zijn
onafhankelijk:
a.In de STICK-modus houdt u de STICK-toets twee seconden lang ingedrukt.
b.Door aan de stroomknop te draaien kunt u de Dig-waarde veranderen.
c.Als u in de Dig-modus weer op de STICK-toets drukt, komt u in de instelmodus voor Hot Start.
d.Door aan de stroomknop te draaien kunt u de Hot Start-waarde veranderen. Het bereik is 0,0 t/m 2,0.
e.U kunt de instelling voor Dig of Hot Start verlaten door op STICK of een andere toets van het bedieningspaneel te drukken.
4.Aflezing ampèremeter
Als gekozen is voor het lasproces TIG of STICK (BMBE), dan licht de display op met de stroominstelling. Bij de keuze voor een van
de MIG-lasprocessen staan er streepjes om aan te geven dat de instelling inactief is; tijdens het lassen (met welk proces dan ook) staat echter
de feitelijke stroomsterkte aangegeven. Na het lassen blijft de laatste gemeten stroomsterkte nog 10 seconden lang zichtbaar.
5.Instelknop stroomsterkte
Bij BMBE of TIG-lassen kunt u met deze knop de gewenste stroomsterkte instellen. Rechtsom draaien (met de klok mee) geeft meer stroom en linksom
draaien minder stroom. Het “zwiep”-symbool boven de knop licht op als de stroominstelling actief is. Als op de 14-pens stekkerdoos
een afstandsbediening is aangesloten, gaat het apparaat automatisch werken met een primaire/secundaire bediening. Dat betekent dat
de stroominstelknop op het apparaat primair is. Dit bepaalt een maximum stroomsterkte. De afstandsbediening is dan secundair. Hiermee is
te variëren tussen 0 en 100% van het maximum dat met de andere knop was ingesteld.
ieder heeft zijn eigen instellingen. Zo bereikt u de instellingen door Dig en Hot Start:
De stroomweergave toont nu de Dig-instelling met de decimale punt rechts verlicht.
De standaardwaarde voor Dig is 40.
Het bereik is 0 t/m 99.
De stroomweergave toont nu de Dig-instelling met de decimale punt in het midden verlicht.
De standaardwaarde 1,3.
. In de fabriek is ingesteld dat de 14-pens stekkerdoos alleen geactiveerd is bij TIG-lassen. Optioneel kan het ook actief worden bij het booglassen
met beklede elektrode (BMBE). Zie hoofdstuk 5-3.
6.Keuzetoets TIG-lassen
Door deze toets kort in te drukken activeert u de lasinstellingen voor TIG-lassen. De tekst TIG onder de toets licht op evenals de aanduiding van
de actieve startmethode en de “zwiep” boven de draaiknop voor de stroomsterkte. De bediener moet de gewenste startmethode kiezen en
de stroomknop instellen op het juiste amperage in het gebied 10 tot 350 A. Als TIG is geselecteerd en er is een afstandsbediening aangesloten, dan
kunt u door de TIG-toets 2 seconden ingedrukt te houden de werkelijke gevraagde stroomsterkte laten weergeven. Die is gebaseerd op het ingestelde
maximum en wat daarbinnen met de afstandsbediening is gekozen.
7.Keuzetoets startmethode TIG-lassen
Door deze toets kort in te drukken kiest u uit de mogelijke startmethoden, HF of Lift Arc. De tekst boven of onder de toets licht op voor de actieve
startmethode. Deze toets is alleen actief voor TIG en alleen dan licht tekst op voor de startmethode.
E. TIG-sequences
De TIG-sequences geven flexibele mogelijkheden bij het TIG-lassen. Mogelijkheden zijn “Std.” (geen sequences), 2T- en 4T-werking
van de toortsschakelaar. De TIG-sequences zijn actief voor zowel Lift Arc als HF als startmethode. U kunt als volgt de TIG-sequences activeren:
a.Druk op de TIG-insteltoets.
De display van de stroomwaarde toont dan “Std”, “2T” of “4T”.
Door aan de stroomknop te draaien kunt u hieruit een keuze maken. Bij een keuze voor “2T” of “4T” licht het betreffende pictogram
op het bedieningspaneel op.
b.Door steeds opnieuw op de TIG-insteltoets te drukken doorloopt u de instelmogelijkheden. Bij elke mogelijkheid licht een led op om aan te geven
dat die optie actief is.
SGasvoorstroomtijd − 0,0 tot 10,0 s (alleen bij HF start)
SStartstroom − 10 tot 350 A
SStarttijd − 0,0 tot 10,0 s (alleen bij 2T)
SStijgtijd − 0,0 tot 10,0 s
SAfvaltijd − 0,0 tot 10,0 s
OM−253906 Pagina 53
Page 60
SEindstroom − 10 to 350 A
SEindtijd − 0,0 to 10,0 s (alleen bij 2T)
SGasnastroomtijd − 0 tot 60 s
2T-werking toortsschakelaar
In de 2T-modus verloopt de lascyclus als volgt:
SDruk de toortsschakelaar in en houd die ingedrukt. Hiermee start de sequence.
SDe gasvoorstroom vindt plaats gedurende de ingestelde tijd.
SNa het voorgas begint de lassequence volgens de ingestelde parameters (startstroom en starttijd, stijgtijd).
SNa het bereiken van de lasstroom gaat het lassen door zolang de TIG-toortsschakelaar ingedrukt blijft.
SLaat de toortsschakelaar los om de stopsequence te activeren. De stopsequence verloopt volgens de ingestelde parameters
(afvaltijd, eindstroom -tijd, nagastijd).
4T-werking toortsschakelaar
In de 4T-modus verloopt de lascyclus als volgt:
SDruk de toortsschakelaar in en houd die ingedrukt. Hiermee start de sequence.
SDe gasvoorstroom vindt plaats gedurende de ingestelde tijd.
SNa de gasvoorstroomtijd wordt gestart met de beginstroomsterkte, indien die geprogrammeerd was.
Deze start stroomsterkte blijft gehandhaafd zolang de toortsschakelaar ingedrukt blijft.
SDoor loslaten van de TIG-toortsschakelaar begint de stijgtijd totdat de lasstroom bereikt is.
SHet lassen gaat door met de ingestelde lasstroom.
SDoor de TIG-toortsschakelaar in te drukken en ingedrukt te houden, begint de afvaltijd tot aan de eindstroomsterkte.
Deze eindstroom blijft gehandhaafd zolang de TIG-toortsschakelaar ingedrukt blijft.
SLaat de TIG-toortsschakelaar los om het lasproces te beëindigen. Dan begint de gasnastroom gedurende de ingestelde tijd.
F. Instellingen voor MIG-lassen
. Waar verwezen wordt naar bedieningen van de linkerzijde van de aanvoerunit of de toortsschakelaar van de linkerzijde, kan dat betrekking hebben
op een enkele aanvoerunit of een dubbele aanvoerunit. Waar verwezen wordt naar bedieningen van de rechterzijde van de aanvoerunit of de
toortsschakelaar van de rechterzijde, dan gaat het altijd over een dubbele aanvoerunit.
De bedieningsknoppen in het MIG-instelpaneel zijn alleen actief binnen het MIG-lasproces. Druk kort op de toets SIDE SELECT om
het MIG-lasproces te activeren en de gewenste zijde van de aanvoerunit. De tekst LEFT of RIGHT licht op om de actieve kant van de aanvoerunit
aan te geven, of alleen LEFT in geval van een enkele aanvoerunit. De bedieningsorganen voor het MIG-lasproces kunnen ook op het voorpaneel
van de aan aanvoerunit worden geactiveerd door LEFT of RIGHT in te drukken, of met de rechter of linker toortsschakelaar (zie hoofdstuk 6-9A).
De MIG-instellingen op de lasstroombron moeten van links naar rechts worden doorlopen, te beginnen bij MIG-type en eindigend bij Trigger Select.
1.Keuzetoets soort MIG-proces
Druk kort de toets MIG TYPE in om het gewenste lasproces te kiezen (FCAW, MIG, RMD of PULSE). Rechts van de toets licht de test van het actieve
proces op:
FCAW − gas shielded flux cored (gasbeschermd met flux in kern)
MIG (GMAW) − standaard kortsluitboog- of sproeiboogproces
RMDt (regulated metal deposition), een aangepast kortsluitboogproces
PULSE (GMAW−P) − Pro-Pulset pulsboogproces.
2.Keuzetoets type lasdraad
Druk kort op WIRE TYPE om het gewenste type draad het kiezen: CARBON (koolstof), CARBON METAL CORE (koolstof met metaalkern)
of STAINLESS (roestvast staal). De tekst boven of onder de toets licht op voor de gekozen soort lasdraad. Deze keuze is vereist voor alle
MIG-processen behalve FCAW.
3.Keuzetoets draaddiameter
Druk kort de toets WIRE DIA in om de gewenste draaddiameter te kiezen, 0,9, 1,0 of 1,2. De tekst boven of onder de toets licht op voor de gekozen
draaddikte. Deze keuze is nodig voor alle MIG-lasprocessen behalve FCAW.
4.Keuzetoets type beschermgas
Door kort de toets GAS TYPE in te drukken kiest u het gewenste beschermgas. Met de toets doorloopt u alleen de beschikbare gaskeuzen in één
bepaalde kolom van de gastabel op basis van het gekozen MIG-proces en draadtype (WIRE TYPE). De tekst licht op als een MIG-proces
is geselecteerd, uitgezonderd FCAW.
OM−253906 Pagina 54
Page 61
5.Keuzetabel type gas
De gaskeuzetabel toont de beschikbare gasopties. Voor MIG-processen behalve FCAW zijn de gaskeuzen gestructureerd in kolommen,
eerst op basis van het draadtype (WIRE TYPE) en daarna op MIG-proceskeuzen. De tekst van het gastype licht op om de keuze aan te duiden.
Voor het beschermgas zijn er de volgende opties:
Door kort de toets TRIGGER SELECT in te drukken kunt u de voorziening in- en uitschakelen om via toortsschakelaar de geheugenlocaties 1−4
te selecteren. De indicator boven of onder de toets, On of Off, licht op om de status van deze functie aan te duiden. Deze functie kan alleen werken als
er minstens twee geheugenlocaties ingeschakeld zijn. Maximaal kunnen vier locaties door de functie bestreken worden. Het gewenste MIG-lasproces
of lasprocessen en de instellingen moeten voor het lassen eerst in de geheugenlocaties geladen zijn. Die instellingen (spanning/booglengte
en draadaanvoersnelheid) zijn te maken op het voorpaneel van de draadaanvoerunit (zie hoofdstuk 6-9). Zijn de instellingen eenmaal vastgelegd,
dan kunt u door indrukken van de toortsschakelaar, binnen 0,2 seconden terwijl niet gelast wordt, de volgende ingeschakeld geheugenlocatie kiezen.
Als de toortsschakelaar langer dan 0,2 seconden wordt vastgehouden, dan blijft de huidige geheugenlocatie gelden en ook alle instellingen blijven
hetzelfde.
7.Keuzetoets linker- of rechterzijde
Door kort op deze toets SIDE SELECT te drukken kiest u een MIG-lasproces en de gewenste zijde van de dubbele aanvoerunit. Als de aanvoerunit
enkelvoudig is, dan licht alleen LEFT (links) op.
8.Dual Schedule (2 programma’s)
Om Dual Schedule te gebruiken plugt u de schakelaar in en kiest u het MIG-lasproces met de nodige keuzes en parameters, met de schakelaar
in één stand. Daarna zet u de schakelaar in de andere stand en kiest u weer een MIG-lasproces met de nodige keuzes en parameters. In wezen zijn
er twee programma’s opgeslagen in de geselecteerde geheugenlocatie.
1.Keuzetoets linkerzijde aanvoerunit
Door deze toets kort in te drukken activeert u de bedieningen van de linkerzijde van draadaanvoerunit. De tekst LEFT onder de toets licht op evenals
de “zwiep” boven de knop voor de spanning/booglengte en die boven de knop voor de draadaanvoersnelheid. Zie hoofdstuk 6-2 voor de procedure
voor het kiezen van de parameters van het MIG-lasproces. De linkerinstellingen zijn ook te activeren met de linkse toortsschakelaar.
Bij de lasprocessen Pulse en RMD is het mogelijk bij de boogregeling te komen door de keuzetoets voor de linkerzijde langer dan twee seconden
ingedrukt te houden. Op de onderste display verschijnt dan “ARC” en de waarde voor de boogregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik
is −25 tot +25 met 0 als nominale waarde. Een hogere waarde geeft een bredere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (afstand tussen uiteinde
van elektrode en werkstuk). Een lagere waarde geeft een smallere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (elektrode-eind naar werkstuk).
Bij MIG en FCAW is het mogelijk bij de inductantieregeling te komen door de keuzetoets voor de linkerzijde langer dan twee seconden ingedrukt
te houden. Op de onderste display verschijnt dan “IND” en de waarde voor de inductantieregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik
is 0 t/m 99, de nominale hangt af van het programma. Een hogere inductantie leidt tot minder kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder
alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt toe. Doordat er vaker een lasboog is wordt het lasbad vloeibaarder. Een lagere inductantie leidt
tot meer kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt af. Doordat er minder vaak
een lasboog is wordt het lasbad minder vloeibaar.
2.Weergave van spanning/booglengte
Deze display toont de ingestelde spanning bij MIG en FCAW (tussen 10,0 en 44,0 volt). Bij RMD en Pro-Pulse is de booglengte te zien (−3,0 tot +3,0 in
stappen van 0,1, nominale waarde is 0). Tijdens het lassen is de werkelijke boogspanning te zien. Nadat de boog is gedoofd blijft die spanning nog
10 seconden staan. Bij andere lasprocessen staan er streepjes op de display.
3.Instelknop spanning/booglengte
Gebruik deze knop voor het instellen van de spanning (10,0 tot 44,0 volt) of de booglengte (−3,0 tot +3,0 in stappen van 0,1 met 0 als nominale waarde),
afhankelijk van het type MIG-lasproces. Rechtsom draaien (met de klok mee) geeft meer stroom of een langere boog, linksom draaien geeft minder
stroom of een kortere boog. Het “zwiep”-symbool boven de knop licht op als de stroom- of booglengte-instelling actief is. De instelling kan verschillend
zijn voor links en rechts, het apparaat onthoudt die waarden apart.
4.Keuzetoets rechterzijde (alleen bij dubbele aanvoerunit)
Door deze toets kort in te drukken activeert u de bedieningen voor de rechterzijde. De tekst RIGHT onder de toets licht op evenals de “zwiep” boven
de knop voor de spanning/booglengte en die boven de knop voor de draadaanvoersnelheid. Zie hoofdstuk 6-2 voor de procedure voor het kiezen van
de parameters van het MIG-lasproces. De rechterinstellingen zijn ook te activeren met de rechtse toortsschakelaar.
Bij de lasprocessen Pulse en RMD is het mogelijk bij de boogregeling te komen door de keuzetoets voor de rechterzijde langer dan twee seconden
ingedrukt te houden. Op de onderste display verschijnt dan “ARC” en de waarde voor de boogregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik
is −25 tot +25 met 0 als nominale waarde. Een hogere waarde geeft een bredere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (afstand tussen uiteinde
van elektrode en werkstuk). Een lagere waarde geeft een smallere boogkegel en beïnvloedt ook de booglengte (elektrode-eind naar werkstuk).
Bij MIG en FCAW is het mogelijk bij de inductantieregeling te komen door de keuzetoets voor de linkerzijde langer dan twee seconden ingedrukt
te houden. Op de onderste display verschijnt dan “IND” en de waarde voor de inductantieregeling komt op de bovenste display. Het instelbereik
is 0 t/m 99, de nominale hangt af van het programma. Een hogere inductantie leidt tot minder kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder
alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt toe. Doordat er vaker een lasboog is wordt het lasbad vloeibaarder. Een lagere inductantie leidt
tot meer kortsluitoverdrachten per seconde (voor zover verder alles gelijk blijft) en de tijd dat er een lasboog is neemt af. Doordat er minder vaak
een lasboog is wordt het lasbad minder vloeibaar.
5.Weergave van de draadaanvoersnelheid
Deze display toont de ingestelde draadaanvoersnelheid als een van MIG-processen is ingesteld. Bij andere lasprocessen is de display blanco.
De draadaanvoersnelheid kan liggen tussen 1,3 en 19,8 meter per minuut (mpm). Door het indrukken van de jog-toets (toets voor tornbedrijf) verschijnt
de actuele aanvoersnelheid op de display.
OM−253906 Pagina 62
Page 69
6.Instelknop draadaanvoersnelheid
Met deze knop kunt de aanvoersnelheid van de lasdraad instellen tussen 1,3 en 19,8 meter per minuut (mpm). Rechtsom draaien (met de klok mee)
geeft een snellere aanvoer, linksom draaien maakt de snelheid kleiner. Het “zwiep”-symbool boven de knop licht op als de instelling van de
aanvoersnelheid
7.Indicator geheugenkaart
Het tekstlogo van de geheugenkaart licht op om aan te geven dat een standaard MIG-lasproces is geladen vanaf de geheugenkaart.
8.Indicator MIG-lasproces
De tekst FCAW, MIG, RMD of PULSE licht op om aan te geven welk soort MIG-proces gekozen is op de lasstroombron (zie hoofdstuk 6-2). Bij andere
lasprocessen staat er geen tekst.
9.Jog toets
Door deze in te drukken en vast te houden kunt u handmatig lasdraad aan de linker- of rechterzijde aanvoeren afhankelijk welke actief is. Verdraai
de snelheidsinstelknop om sneller of langzamer lasdraad aan te voeren. Rechtsom draaien (met de klok mee) geeft een snellere toevoer en linksom
draaien langzamer. Laat u de toets los, dan stopt de draadtoevoer en de display keert terug naar de oorspronkelijk ingestelde draadaanvoersnelheid.
Jog is ook te activeren door de MIG-toortsschakelaar in de drukken en ingedrukt te houden, zonder een lasboog te maken. Als de toortsschakelaar
wordt ingeknepen en er is na 2 seconden nog geen lasboog, dan begint automatisch de draadaanvoer in Jog.
Auto Jog
SDe autojog-functie is te activeren door tegelijk op de jog-toets en de “trigger hold”-toets te drukken. Afhankelijk welke actief is, wordt aan
de linkerzijde, of (alleen mogelijk bij een dubbele aanvoerunit) de rechterzijde, in Jog een vooraf ingestelde hoeveelheid lasdraad aangevoerd.
De weergave van spanning/booglengte telt af in stappen van 0,01 meter (of 0,1 voet), te beginnen bij de vooringestelde draadlengte.
De standaardwaarde voor die lengte is 4,7 meter, maar is met de draaiknop voor de spanning/booglengte instelbaar tussen 1,5 en 9,1 meter.
Rechtsom draaien (met de klok mee) geeft meer draad, linksom draaien minder. De display van de spanning/booglengte geeft na een aanpassing
korte tijd weer wat de ingestelde lengte is. Als geen verdere aanpassing wordt gedaan gaat het apparaat na één seconde weer verder met aftellen.
Jog is ook instelbaar, en wel tussen 1,3 en 19,9 meter per minuut. Dit gaat met de knop voor de draadaanvoersnelheid. De snelheidsdisplay laat
de huidige instelling daarvan zien.
10.Keuzetoets Trigger Hold (houdfunctie toorts.schak.)
Door kort de toets Trigger Hold in te drukken kunt u de houdfunctie van de toortsschakelaar in- of uitschakelen. De tekst boven of onder de toets, ON
of OFF, licht op om de status van deze functie aan te duiden. Als de houdfunctie actief is, moet de toortsschakelaar worden ingedrukt en vastgehouden
voor minstens een halve seconde, maar niet langer dan zes seconden. Als dan de schakelaar wordt losgelaten, dan activeert dat de houdfunctie.
Om te stoppen met lassen drukt u nogmaals de schakelaar in en laat die weer los.
11.Purge (handm. gasaanvoer)
Door deze toets in te drukken en vast te houden kunt u de gasleiding voor het lassen schoonblazen, d.w.z. vullen met gas zodat de lucht eruit gaat.
Ook kan de gasdruk bij het reduceerventiel worden vooringesteld, voor de linkerzijde of (bij dubbele aanvoer) ook voor de rechterkant. Deze toets
reinigt ook de TIG-gasklep aan de lasstroombron, in het geval als lasproces TIG is gekozen. Laat de toets los om het “purgen” (doorblazen)
te beëindigen.
Purge met timer
SDe purgefunctie kan ook werken met een timer, door de purge-toets en de “trigger hold”-toets tegelijk even in te drukken. De weergave
van spanning/booglengte telt af in stappen van 1 seconde, te beginnen bij de vooringestelde tijdsduur. De standaardwaarde voor die tijdsduur
is 30 seconden, maar ze is met de draaiknop voor de spanning/booglengte instelbaar tussen 5 en 60 seconden. Rechtsom draaien (met de klok
mee) maakt de tijd langer en linksom draaien korter. De display van de spanning/booglengte geeft na een aanpassing korte tijd weer wat de
ingestelde tijdsduur is. Als geen verdere aanpassing wordt gedaan gaat het apparaat na één seconde weer verder met aftellen.
12.Keuze en aanduiding geheugenlocatie
Druk deze toets kort in om te bladeren door de opgeslagen configuraties in geheugenlocaties 1−4. De toets dient alleen om configuraties op te roepen,
maar kan niet gebruikt worden op fabrieksstandaardwaarden te herstellen. Zie hoofdstuk 6-2. Het cijfer naast de toets geeft de actieve locatie aan.
13.Indicator draadaanvoersnelheid
De eenheid waarin de snelheid van de lasdraadaanvoer wordt uitgedrukt staat op het paneel aangegeven: mpm = meter per minuut en ipm = inch
per minuut.
14.Indicatie lasvermogen
De indicator licht op als de functie Accu-Power van het lassysteem is ingeschakeld. Accu-Power toont het actuele lasvermogen tijdens het lassen,
om te voldoen aan de nieuwe ASME-eisen voor het berekenen van de warmteontwikkeling bij lasprocessen met complexe golfvormen (“RMD”
en Pro-Pulset). Hiervoor is minimaal versie 1.07 van de software noodzakelijk. Zie de productliteratuur.
actief is. De instelling kan verschillend zijn voor links en rechts, en per MIG-procestype. Het apparaat onthoudt die waarden apart.
OM−253906 Pagina 63
Page 70
6-10.Afstelling van voorgas en nagas
. De gasnastroom vindt niet plaats als er geen lasboog is geweest.
De voorstroom- en nastroomtijd is instelbaar voor elk van de uitgangen TIG, aanvoerunit links en aanvoerunit rechts. Het gaat hier
om gemeenschappelijke waarden, d.w.z. de drie ingestelde gasvoorstroom- en nastroomtijden gelden voor alle geheugenplaatsen.
Bij levering staat het apparaat in de standaardconfiguratie. Op de display staat dan “Std”. In deze standaardconfiguratie worden de voorgas- en
nagastijd automatisch als volgt berekend:
Voorgas
Voorgas is alleen actief bij de HF startmethode. Voor TIG is de voorstroomtijd standaard 0,1 seconde.
Voor draadprocessen zijn de voorstroomtijden vastgesteld op 0,25 seconde, dat is de standaardwaarde in de lasprogramma’s.
Nagas
Voor TIG hangt de duur van de gasnastroom af van de uitgangsstroom. De nastroomtijd is 8 seconden bij een stroom tussen 0 en 175 A, en neemt
daarboven lineair toe van 8 naar 16 seconden bij een stroom tussen 175 en 350 ampère.
Bij draadprocessen hangt de nastroomtijd af van de draadaanvoersnelheid. Het minimum is 8 seconden bij een snelheid tussen 0 en 9,9 m/min,
daarboven stijgt de tijd lineair van 8 naar 16 seconden bij een aanvoersnelheid tussen 9,9 en 19,8 meter per minuut.
PrE
PSt
StdStd
Om de voorstroomtijd (PrE = preflow) en nastroomtijd (PSt = postflow) aan te passen, gaat u als volgt te werk:
1.Kies de gewenste uitgang: TIG, LEFT of RIGHT.
2.Druk op de Purge-toets, de gasklep gaat dan open.
3.Verdraai de knop voor de spanning of aanvoersnelheid, de gasklep gaat dan weer dicht.
Op de spannings display ziet u PrE staan en voorgas op de draadsnelheid display. De eerste keer staat daar Std, want dan geldt nog
de standaardwaarde.
4.Laat de Purge-toets los.
5.Stel de gewenste voorgaswaarde in door te draaien aan de knop voor de draadsnelheid.
Mogelijke waarden zijn Std en numerieke waarden van 0,9 tot 10,0 seconden.
Als Trigger Select (keuze d.m.v. toortsschakelaar) is ingeschakeld, dan geldt een minimale voorgastijd van 0,25 s, zelfs als die op nul
gezet wordt.
252 620−C
OM−253906 Pagina 64
Page 71
6.Draai aan de spanningsknop om te schakelen van voorgas naar nagas.
In plaats van PrE ziet u nu PSt op de display.
7.Stel de gewenste nagaswaarde in door te draaien aan de knop voor de draadsnelheid.
Mogelijke waarden zijn Std en numerieke waarden van 0 tot 60 seconden.
8.Door een willekeurige toets in te drukken kunt u terugkeren naar de normale weergave van de display.
Opmerking: de booglengte is de afstand tussen het uiteinde van de lasdraad tot het lasbad. De draadaanvoersnelheid en de spanning zijn synergisch bij de lasprocessen RMD en ProPulse. Dit betekent dat als de aanvoersnelheid
wordt afgesteld, de spanning daar automatisch bij wordt aangepast, zodat het niet nodig is de booglengte
af te stellen.
*Zie de gegevens van de fabrikant van de lasdraad voor de aanbevolen aanvoersnelheid en het juist gasmengsel.
6-17.Lift Arc™− en HF TIG-startprocedures
Lift Arc ontstekingsmethode
Wanneer het lampje bij de Lift-Arct-knop
brandt, start u de boog als volgt:
1 TIG-elektrode
2 Werkstuk
Raak met de wolfraam elektrode het
werkstuk aan bij het beginpunt en zorg
met de toortsschakelaar, de voetbediening
Lift Arc-startmethode.
“Aanraken”
NIET aanstrijken als een lucifer!
1 tot 2 seconden
1
2
of de handbediening (voor zover aangesloten) dat er uitgangsspanning en beschermgas is. Houd de elektrode 1 tot 2seconden tegen het werkstuk aan en til
de elektrode langzaam op. Wanneer de
elektrode wordt opgetild, vormt zich een
boog.
Normale nullastspanning is niet aanwezig
voordat de wolfraam elektrode het werkstuk raakt; er is slechts een lage meetspanning aanwezig tussen de elektrode
het object. Het volledige uitgangsvermogen is dan pas aanwezig nadat de
elektrode het object heeft geraakt. Hierdoor kan de elektrode het object raken
zonder oververhitting, zonder vast te
komen zitten of vervuild te raken.
Toepassing:
Lift Arc wordt gebruikt voor het DC
TIG-lassen met elektrode negatief
(DCEN GTAW), indien de HF-startmethode niet toegelaten of niet wenselijk is, of
om de aanstrijkmethode te vervangen.
HF Start
Wanneer het lampje van de HF-starttoets
brandt, start dan de boog als volgt:
Het hoogfrequent wordt ingeschakeld
zodra er uitgangsspanning is om te
helpen bij het starten van de boog.
Wanneer de boog er eenmaal is, wordt het
hoogfrequent
telkens als de boog wordt verbroken,
wordt hij weer ingeschakeld om te helpen
bij het herstarten van de boog.
Toepassing:
HF-start wordt gebruikt voor het TIGproces met elektrode negatief (DCEN
GTAW) als er een boogstartmethode vereist is waarbij geen contact mag worden
gemaakt.
weer uitgeschakeld;
OM−253906 Pagina 73
Page 80
HOOFDSTUK 7 − ONDERHOUD EN STORINGEN
7-1.Routineonderhoud
n = controleren~ = reinigenl = vervangen
Elke
drie
maanden
VERHELPEN
!Verbreek de verbinding met de netvoeding voordat
u met het onderhoud begint.
l Onleesbare labels~ Lasklemmennl Laskabell Onderdelen met barsten
n 14-pens snoern Gasslang en -aansluitingenn Pistoolkabel
Elke
zes
maanden
l Delen van de toortshouder
vertonen barsten
Of
~ Binnenkant
van het apparaat
l Toortslichaam
met scheurtjes
~ Aandrijfrollen
7-2.De binnenkant van het apparaat schoonblazen
of scheurtjes
!Om het inwendige van het
apparaat schoon te blazen
hoeft de behuizing er niet
eerst af.
U blaast de lucht door
de ventilatieroosters aan de vooren achterzijde. Zie de afbeelding.
OM−253906 Pagina 74
Ref. 805 142−B
Page 81
7-3.Standaardwaarden terugzetten
Volledig systeem
Een volledige reset naar fabrieksinstellingen is mogelijk door op de stroombron de toetsen 1 en 4 van de geheugenlocaties langer dan vier seconden
ingedrukt te houden. Op de display staat rSt en daarna streepjes als de reset geheel is uitgevoerd.
Een geheugenlocatie
Zie hoofdstuk 6-2 punt C2 voor de resetprocedure.
7-4.De softwarerevisie opvragen
U kunt het revisienummer van de systeemsoftware van het apparaat te weten komen, door de toetsen MIG TYPE en SIDE SELECT tegelijk
in te drukken. Deze toetsen bevinden zich achter de klep op lasstroombron.
7-5.Kalibratieprocedure van de lasstroombron
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren, bedienen, onderhouden en repareren.
A. Benodigde hulpmiddelen
1.Een gekalibreerde voltmeter en stroomtang (bijv. Fluke 337), beide voor gelijkspanning/stroom
2.Een kalibratiekaart
3.Een kortsluitkabel (AWG 2/0 ofwel 70 mm2)
B. Kalibratieprocedure
1.Maak de kabels los van alle aansluitbouten.
2.Schakel de elektrische voeding naar de lasstroombron in.
3.Steek de kalibratiekaart erin.
a.Til het klepje van de geheugenkaartsleuf op en houd het omhoog.
b.Steek de geheugenkaart in de sleuf. Duw de kaart helemaal naar binnen en laat hem dan los.
c.Sluit het klepje weer.
d.De stroombron geeft aan: CAL.
4.Kalibreer als volgt de MIG-spanning:
a.Sluit de voltmeter aan tussen de MIG-aansluitbout (achter op het apparaat) en de aansluitbout voor de werkstukkabel (midden voor).
b.Druk op geheugentoets (memory) 1, op het voorpaneel van de stroombron. Tussen de MIG-aansluitbout en de aansluitbout voor
de werkstuklaskabel moet de open spanning aanwezig zijn.
c.Met de draaiknop op het voorpaneel van de stroombron stelt u nu de spanning (aangegeven op de display) in op de spanning die zojuist
gemeten is met de voltmeter.
d.Druk op geheugentoets (memory) 1, op het voorpaneel van de stroombron, om het kalibreren van de MIG-spanning te voltooien.
e.De stroombron geeft aan: CAL.
5.Kalibreer als volgt de MIG-spanning:
a.Sluit de voltmeter aan tussen aansluitbout voor de werkstukkabel (aan de voorkant in het midden) en de TIG-aansluitbout
(aan de voorkant rechts).
b.Druk op geheugentoets (memory) 2, op het voorpaneel van de stroombron. Tussen de TIG-aansluitbout en de aansluitbout
voor de werkstuklaskabel moet de open spanning aanwezig zijn.
c.Met de draaiknop op het voorpaneel van de stroombron stelt u nu de spanning (aangegeven op de display) in op de spanning die zojuist
gemeten is met de voltmeter.
d.Druk op geheugentoets (memory) 2, op het voorpaneel van de stroombron, om het kalibreren van de TIG-spanning te voltooien.
e.De stroombron geeft aan: CAL.
OM−253906 Pagina 75
Page 82
6.Kalibreer als volgt de BMBE-spanning (beklede elektrodelassen):
a.Sluit de voltmeter aan tussen de STICK-aansluitbout (aan de voorkant links) en de aansluitbout voor de werkstukkabel
(aan de voorkant in het midden).
b.Druk op geheugentoets (memory) 3, op het voorpaneel van de stroombron. Tussen de STICK-aansluitbout en de aansluitbout
voor de werkstuklaskabel moet de open spanning aanwezig zijn.
c.Met de draaiknop op het voorpaneel van de stroombron stelt u nu de spanning (aangegeven op de display) in op de spanning die zojuist
gemeten is met de voltmeter.
d.Druk op geheugentoets (memory) 3, op het voorpaneel van de stroombron, om het kalibreren van de BMBE-spanning te voltooien.
e.De stroombron geeft aan: CAL.
7.Het kalibreren van de stroomsterkte gaat als volgt:
a.Sluit de kortsluitkabel aan tussen de STICK-aansluitbout (aan de voorkant links) en de aansluitbout voor de werkstukkabel
(aan de voorkant in het midden).
b.Klem de stroomtang om de kortsluitkabel.
c.Druk op geheugentoets (memory) 4, op het voorpaneel van de stroombron. Er moet nu stroom vloeien door de kortsluitkabel.
d.Met de draaiknop op het voorpaneel van de stroombron stelt u nu de stroomsterkte (aangegeven op de display) in op de stroom die zojuist
gemeten is met de stroomtang.
e.Druk op geheugentoets (memory) 4, op het voorpaneel van de stroombron, om het kalibreren van de stroomsterkte (het amperage)
te voltooien.
f.De stroombron geeft aan: CAL.
g.Maak de kortsluitkabel los.
8.Verwijder als volgt de kalibratiekaart:
a.Til het klepje van de geheugenkaartsleuf op en houd het omhoog.
b.Druk de kaart iets in en laat hem los. De geheugenkaart komt dan naar buiten.
c.U kunt de kaart nu pakken en uit de sleuf trekken.
d.Sluit het klepje weer.
9.Schakel de elektrische voeding naar de lasstroombron uit.
OM−253906 Pagina 76
Page 83
7-6.Rechterpaneel weghalen om de spanning van de ingangscondensator meten.
!Schakel de lasstroombron uit en
verbreek de elektrische verbinding
met de netvoeding.
!Er kan een aanzienlijke gelijks-
panning achterblijven op de
2
+ draad naar de onderste klem
rechts; − draad naar
de bovenste klem rechts
condensatoren
is uitgeschakeld. Controleer voordat u aan de slag gaat met het onderhoud aan het apparaat altijd de
spanning op de afgebeelde wijze
om er zeker van te zijn dat de ingangcondensatoren
ontladen.
Schakel de lasstroombron uit en verbreek
de elektrische verbinding met de
netvoeding.
1
Rechterzijpaneel
1
3
4
Maak de bevestigingsbouten los om het
beschermpaneel van de rechterkant van
het apparaat af te kunnen halen.
2 Spanningaanpassingskaart PC10
3 Voltmeter
Meet de DC spanning bij de afgebeelde
schroefklemmen op de PC10, totdat
de spanning tot vlakbij 0 (nul) volt daalt.
. Als de condensatorspanning na een
paar minuten nog steeds niet bijna nul
is, moet de condensator ontladen
worden. Gebruik hiervoor een weerstand van tussen de 25 en 1000 ohm,
minstens 5 watt, en geïsoleerde draden (geschikt voor 1000 volt gelijkspanning), diameter 1,5 mm2 (AWG 16)
of meer.
4 Voorbeeld van een
ontladingsweerstand
U ziet op deze pagina een voorbeeld
van een geschikte ontladingsweerstand.
Ga verder met uw werk in het apparaat.
Breng het rechterpaneel weer aan als u klaar
bent.
nadat het apparaat
zich hebben
Benodigde gereedschappen:
5/16 inch
Voorbeeld van een
ontladingsweerstand
Weerstand 25 tot
1000 ohm, 5 watt
1,5 mm2, met isolatie
voor 1000 V DC,
lengte ca. 76 mm
Ref. 805 142−B / ref. 805 145−B
OM−253906 Pagina 77
Page 84
7-7. Routineonderhoud van de koeler
n = ContoleerZ = Vervangen~ = ReinigenΔ = Repareerl = Vervang
* uit laten voeren door een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur.
Elke
3 maanden
Elke
6 maanden
~Reinig de zeef voor het
koelmiddel. Bij zware
omstandigheden moet u mogelijk
vaker reinigen (bij continu gebruik,
hoge/lage temperaturen, een vuile
omgeving, enz.). Als u de zeef voor
het koelmiddel niet goed reinigt,
vervalt de garantie op de pomp.
!Haal voordat u onderhoud uitvoert,
eerst de stekker van de koeler uit het
stopcontact van de stroombron.
~ Blaas de koelribben van
de warmtewisselaar uit
nControleer het peil van de koelvloeistof.
Elke
12 maanden
nlSlangen
ZVervers de koelvloeistof (bij gebruik van
koelvloeistof Miller)
nl Labels
OM−253906 Pagina 78
Page 85
7-8. Onderhoud koelvloeistof
1
2
!Haal voordat u onderhoud
uitvoert, eerst de stekker van
de koeler uit het stopcontact
van de stroombron.
!Werp de gebruikte koelvloei-
stof weg volgens de nationale, regionale en lokale wetten. Voer de residuen niet af
in de rioolleidingen.
1 Behuizing van de koeler
2 Lade van de koeler
Verwijder 4 schroeven uit de
voorzijde van de behuizing van de
koeler en schuif de lade van de koeler naar buiten.
3 Koelvloeistoffilter
Schroef de behuizing los om het fil-
ter en de behuizing te reinigen.
Vervang het koelmiddel
Laat de koelvloeistof weglopen
door de unit naar voren te kantelen.
Vullen met schoon water en 10
minuten laten draaien. Weer laten
leeglopen en opnieuw vullen.
LET OP − Gebruik bij het vervan-
gen van slangen alleen slangen die
compatibel zijn met ethyleenglycol,
zoals Buna−n, neopreen of Hypalon. Oxy−acetyleenslangen zijn
niet bestand tegen producten die
ethyleenglycol bevatten.
Plaats de lade van de koeler terug in
de behuizing.
3
801 195-A / Ref. 254 086-B / Ref. 801 194
OM−253906 Pagina 79
Page 86
7-9.Diagnostische code lasstroombron en aanvoerunit
H1
0
Voorbeeld weergave van de code
CodeProbleem
H01Te hoge stroom in het primaire circuitGeeft een storing aan in de primaire stroomkring. Als dit scherm te zien
H02Storing in de temperatuursensorHet thermisch beveiligingscircuit werkt niet goed. Ziet u deze code op
H03Te hoge temperatuur in het secundaire circuitDit geeft aan dat de linkerzijde van het apparaat oververhit is geraakt.
H04Te hoge temperatuur in het secundaire circuitDit geeft aan dat de onderzijde van het apparaat oververhit is geraakt.
H05Te hoge temperatuur in het primaire circuitDit geeft aan dat de rechterzijde van het apparaat oververhit is geraakt.
H08Te hoge uitgangsspanning, storingDit wijst op een storing in het secundaire voedingscircuit Ziet u deze
H09Storing in de stroomdetectie van het primaire circuitDit wijst erop dat het primaire voedingscircuit niet goed werkt. Ziet u deze
H10Storing in de regeling van het primaire voedingscircuitDit wijst erop dat het primaire voedingscircuit niet goed werkt. Ziet u deze
H11Spannings-onbalans bij de buscondensator
H12Er is een probleem met de netspanning
H25
H26Een toets op de stroombron zit vastDit geeft aan dat een van de bedieningstoetsen op de stroombron vast
H30Vastzittende schakelaar bij TIGDit betekent dat bij het TIG-lassen een externe schakelaar wordt
H31Vastzittende schakelaar bij bekleed elektrodelassenDit betekent dat bij het bekleed elektrodelassen een externe schakelaar
H40Tacho linksEr is een fout opgetreden bij de tacho van de linkermotor. Controleer
H41Tacho rechtsEr is een fout opgetreden bij de tacho van de rechtermotor. Controleer
van de voedingsspanning
aan primaire zijde
Inschakelduur
is, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde door de fabrikant
erkende servicebedrijf.
de display, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant
erkende onderhoudsmonteur.
Het apparaat heeft zichzelf uitgeschakeld zodat de ventilatoren
de linkerkant kunnen afkoelen. Het apparaat schakelt weer in zodra
deze weer op normale werktemperatuur is.
Het apparaat heeft zichzelf uitgeschakeld zodat de ventilatoren
de onderkant kunnen afkoelen. Het apparaat schakelt weer in zodra
deze weer op normale werktemperatuur is.
Het apparaat heeft zichzelf uitgeschakeld zodat de ventilatoren
de rechterkant kunnen afkoelen. Het apparaat schakelt weer in zodra
deze weer op een normale werktemperatuur is.
code op de display, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door
de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
code op de display, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door
de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
code op de display, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door
de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
Dit wijst erop dat het primaire voedingscircuit niet goed werkt. Ziet u deze
code op de display, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door
de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
De primaire netspanning is waarschijnlijk te laag.
Verhoog de primaire netspanning tot minstens 90% van de opgegeven
nominale spanning.
De maximale inschakelduur is overschreden. De secundaire spanning valt
weg maar de koelingsventilator blijft draaien. Wacht 15 minuten om
het apparaat te laten afkoelen. Verminder de stroomsterkte, spanning,
draadaanvoersnelheid of de inschakelduur.
zit. Zodra de toets weer vrijkomt verdwijnt het probleem.
toegepast, en dat die klem zit. Het probleem verdwijnt zodra
de schakelaar van het voetpedaal of een andere afstandsbediening
weer vrijkomt.
wordt toegepast, en dat die klem zit. Het probleem verdwijnt zodra
de schakelaar van het voetpedaal of een andere afstandsbediening
weer vrijkomt.
het aandrijfhuis en de draadspoel van de linker aanvoerunit op blokkades.
Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met
de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
het aandrijfhuis en de draadspoel van de rechter aanvoerunit op
blokkades. Blijft u deze code steeds op de display zien, neem
dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende
onderhoudsmonteur
.
Beschrijving
OM−253906 Pagina 80
Page 87
H42Motor linksEr is een fout opgetreden bij de linkermotor. Controleer het aandrijfhuis
H43Motor rechtsEr is een fout opgetreden bij de rechtermotor. Controleer het aandrijfhuis
H44Te lage motorspanningDe primaire netspanning is waarschijnlijk te laag.
H45Een toets van de aanvoerunit zit vastDit geeft aan dat een van de bedieningstoetsen van de aanvoerunit
H46Toortsschakelaar links zit vastDe toortsschakelaar aan linkerzijde zit vast. Zodra de schakelaar weer
H47Toortsschakelaar rechts zit vastDe toortsschakelaar aan rechterzijde zit vast. Zodra de schakelaar weer
H48Fout toortsschakelaar linksDe linkse toortsschakelaar is te lang ingedrukt gehouden in stand Jog
H49Fout toortsschakelaar rechtsDe rechtse toortsschakelaar is te lang ingedrukt gehouden in stand Jog
H60Fout met geheugenkaartDe lezer kan de geheugenkaart niet lezen. Defecte geheugenkaart
H61Leesfout bestandHet bestand op de geheugenkaart is beschadigd.
H62Schrijffout bestandDit wijst op een volle of defecte geheugenkaart.
H63Ongeldig bestandHet bestand op de geheugenkaart is ongeldig. De kaartlezer kon
H64Geheugenkaart geblokkeerdMen probeert een bestand op te slaan op de geheugenkaart die
H65Bestand voor “alleen lezen”Er werd geprobeerd een bestand te overschrijven dat is gemarkeerd voor
H66Geen geheugenkaart aangetroffenWanneer een geheugenkaart wordt gebruikt, kon de kaartlezer niet
H70
H71Ongeldig modelGeef aan of het apparaat een standaarduitvoering, een IEC- of een
H98Seriële communicatie verbrokenDe seriële communicatie was eerst wel tot stand gekomen maar werkt
H99Storing in seriële communicatieDe seriële communicatie functioneert niet goed. Controleer de kabel
Lasgegevens
en de draadpoel van de linker aanvoerunit op blokkades. Blijft u deze
code steeds op de display zien, neem dan contact op met de
dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
en de draadspoel van de rechter aanvoerunit op blokkades.
Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met
de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
Verhoog de primaire netspanning tot minstens 90% van de opgegeven
nominale spanning.
Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met
de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
bij het inschakelen ingedrukt is blijven vastzitten. Zodra de toets weer
vrijkomt verdwijnt het probleem.
loskomt verdwijnt het probleem.
loskomt verdwijnt het probleem.
(langer dan 60 seconden of 9 meter lasdraad).
(langer dan 60 seconden of 9 meter lasdraad).
of kaart van verkeerd formaat of indeling.
het bestand wel van de geheugenkaart lezen. Echter, de inhoud van
het bestand deugt niet. Verwijder de kaart of druk op een willekeurige
toets om de foutmelding weg te krijgen.
beveiligd is tegen schrijven. Dit verwijst naar een beveiligingsschakelaar
op de kaart. Deblokkeer de kaart en probeer het opnieuw. Probeer een
andere geheugenkaart. Verwijder de kaart of druk op een willekeurige
toets om de foutmelding weg te krijgen. Blijft u deze code steeds op
de display zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de
fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
“alleen lezen” (read only). Stem af met de eigenaar van de geheugenkaart, of het bestand bewust is beveiligd tegen schrijven of dat het een
vergissing is. Met behulp van een pc kan het bestand beschrijfbaar
worden gemaakt. Gebruik een andere geheugenkaart. Verwijder de kaart
of druk op een willekeurige toets om de foutmelding weg te krijgen.
de aanwezigheid van een kaart detecteren. Steek een geheugenkaart
in de sleuf of druk op een willekeurige toets om de foutmelding weg te
krijgen. Probeer een andere geheugenkaart. Blijft u deze code steeds
op de display zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door
de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
De “weld library” (set met lasgegevens) in de lasstroombron is onvolledig
of ontbreekt geheel. De “weld library” moet worden geladen vanaf een
geheugenkaart.
CE-machine is.
nu niet goed meer. Controleer de kabel tussen de draadaanvoerunit en
stroombron. Draai connectoren zo nodig goed vast. Tijdens een update
van de firmware kan het normaal zijn dat deze melding verschijnt.
Blijft u deze code steeds op de display zien, neem dan contact op met
de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
tussen de draadaanvoerunit en de stroombron. Draai connectoren zo
nodig goed vast. Tijdens een update van de firmware kan het normaal
zijn dat deze melding verschijnt. Blijft u deze code steeds op de display
zien, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde door de fabrikant
erkende onderhoudsmonteur.
Als de lasstroombron en de draadaanvoerunit NIET reageren nadat alles is aangesloten, loop dan eerst onderstaande punten na voordat u contact
opneemt met de dichtstbijzijnde door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
De lasstroombron is aangesloten op de netspanning maar na het inschakelen geeft hij geen spanning.
SAls het apparaat rechtstreeks aangesloten op een werkschakelaar, of op een stopcontact van een werkschakelaar zit, controleer dan
of die werkschakelaar en de zekeringsautomaat zijn ingeschakeld.
De lasdraad komt niet vanaf de aanvoerunit tot aan het uiteinde van de lastoorts.
SControleer of de draaddiameter klopt met de groefmaat van de aandrijfrollen.
SControleer of de spanning op de aandrijfrollen te slap of te strak is.
SControleer of de liner (draadgeleider) van de toorts de juiste maat heeft gezien de lasdraaddikte.
SControleer of de contacttip de juiste maat heeft gezien de lasdraaddikte, en dat het uiteinde van de contacttip niet verstopt is.
SControleer of het toortsuiteinde bij de aanvoerunit helemaal in het aandrijfhuis gestoken zit, en dat de knop goed omlaag zit om het toortsuiteinde
vast te zetten.
De lasresultaten zijn niet gelijk tussen de verschillende lastoepassingen.
SZorg dat de werkstukklem is aangesloten op een schoon, verfvrij gedeelte van de pijp. Schuur zo nodig een stuk op om een goede elektrische
verbinding te krijgen.
SDe werkstukklem moet zo dicht mogelijk bij de te maken lasverbinding zitten.
SControleer dat de draad voor de spanningsdetectie is aangesloten op de lasstroombron en dat de verbinding met het werkstuk goed vast zit.
Controleer of de detectiedraad aan de kant van het werkstuk niet gerafeld is waardoor er geen goede verbinding is.
SZorg dat de spanningsdetectiekabel gescheiden ligt van de laskabels.
SZorg dat de lastoorts bij het lassen een hoek maakt van 15 graden bij de lasnaad.
SVolg de aanbevolen instellingen in het bedieningsgedeelte van de handleiding om een startpunt voor het lassen te kiezen.
SAanbevolen lasvoorbereiding is 0,8−1,6 mm voor de randen en 3,2 mm voor de grondnaad.
SZie de dvd Pipe Welding Techniques (pijplastechnieken).
Lasrups is poreus.
SControleer of er voldoende beschermgas is en of de gastoevoer wel ingeschakeld is.
SControleer de stroming van het beschermgas bij het reduceerventiel.
SControleer dat de gasdruk naar de aanvoerunit niet hoger is dan 620 kPa.
SControleer alle slangaansluitingen voor het beschermgas en draai ze zo nodig aan.
SVerwijder het toortsuiteinde uit het aandrijfhuis van de aanvoerunit, en controleer de conditie van de O-ringen. Vervang beschadigde
of ontbrekende O-ringen.
SControleer het uiteinde van de toorts met de voedingspen en draai het zo nodig aan met een sleutel.
SControleer of het toortsuiteinde bij de aanvoerunit helemaal in het aandrijfhuis gestoken zit, en dat de knop voor de vergrendeling goed vast zit.
SControleer en reinig aan de toorts het gasmondstuk.
SScherm de lasplek af voor wind.
Problemen met draadaanvoer tijdens het lassen. Controleer de aandrijfrollen en draadgeleiders om zeker te weten dat ze geschikt zijn voor
type en dikte van de gebruikte lasdraad.
SControleer de drukspanning op de aandrijfrollen en stel die zo nodig beter af.
SControleer of het toortsuiteinde bij de aanvoerunit helemaal in het aandrijfhuis gestoken zit, en dat de knop voor de vergrendeling goed vast zit.
SControleer of de naafspanning van de draadhaspel te groot of te klein is. Stel de spanning zo nodig beter af.
SZorg dat de laskabel zo recht mogelijk van de aanvoerunit naar het werkstuk loopt.
SControleer of de contacttip de juiste maat heeft gezien de lasdraaddikte, en dat het uiteinde van de contacttip niet verstopt is.
SControleer of de liner (draadgeleider) van de toorts de juiste maat heeft gezien de lasdraaddikte, en dat die liner niet vervuild of beschadigd is.
Reinig of vervang zo nodig de liner.
OM−253906 Pagina 82
Page 89
7-11. Probleemoplossing lasstroombron
ProbleemOplossing
Geen lasuitgangsspanning; het
apparaat werkt totaal niet.
Zet de werkschakelaar aan (zie hoofdstuk 5-10).
Controleer de netzekering(en) en vervang ze indien noodzakelijk; of reset de automatische zekering
(zie hoofdstuk 5-10).
Controleer of de voeding goed is aangesloten (zie hoofdstuk 5-10).
!Ontkoppel de voeding voordat u met het
verhelpen van de storing begint.
Geen lasuitgangsspanning; de meter
staat op ON.
Onregelmatige of onjuiste
lasuitgangsspanning.
Geen 115 V wisselspanning op
enkelvoudige stekkerdoos.
Geen 24 V wisselspanning op de
14-pens stekkerdoos voor de
afstandsbediening.
Als de afstandsbediening is aangesloten
geeft het lasapparaat continue
spanning.
Kijk de afstandsbediening na, repareer hem of vervang hem.
Het apparaat is oververhit. Laat het apparaat afkoelen met de ventilator aan (zie hoofdstuk 4-6).
Bekijk hulpschermen van voltmeter/ampèremeter.
Gebruik een laskabel van het juiste formaat en type (zie hoofdstuk 5-15).
Reinig alle laskoppelingen en draai ze vast.
Controleer de kabel voor de spanningsdetectie. Opgerolde kabels uitleggen.
Reset beveiliging CB1 voor hulpapparatuur (zie hoofdstuk 5-7).
Reset beveiliging CB2 voor hulpapparatuur (zie hoofdstuk 5-6).
Controleer de schakelaar en de potentiometer van de afstandsbediening.
Aantekeningen
OM−253906 Pagina 83
Page 90
7-12.Problemen met de draadaanvoerunit
ProbleemOplossing
!Ontkoppel de voeding voordat u met het
verhelpen van de storing begint.
De draad wordt aangevoerd,
het beschermgas stroomt, maar
op de elektrodedraad staat geen
lasspanning.
De draadaanvoerunit is ingeschakeld,
de display licht niet op, de motor loopt
niet, de gasklep en contactor van de
stroombron komen niet in.
Tijden het lassen stopt de aanvoer
van de elektrodedraad of de aanvoer
is onregelmatig.
Motor loopt langzaam.Controleer op juiste ingangsspanning.
De display van de draadaanvoerunit
licht op, de funties Jog en Purge
werken, maar machine werkt verders
niet.
Controleer kabelaansluitingen. Controleer kabels op breuk en repareer of vervang kabels indien
nodig.
Controleer en reset zekeringautomaat bij de lasbron.
Kijk de aansluiting van de schakelaar van het pistool na. Zie de gebruikershandleiding van het pistool.
Kijk de schakelaar van het pistool na. Zie de gebruikershandleiding van het pistool.
Stel de naafspanning en de druk van de aandrijfrol opnieuw af (zie hoofdstuk 5-23).
Kies het juiste formaat aandrijfrol.
Reinig of vervang een vuile of versleten aandrijfrol.
Foute afmeting of versleten draadgeleiders.
Vervang de contacttip of liner. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van het pistool.
Verwijder lasspatten of vreemde afzetting rondom de opening van het mondstuk.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur de aandrijfmotor en printkaart PC1 nakijken.
Controleer de draden van de toortsschakelaar op onderbrekingen, en repareer de draden of vervang
het pistool.
Bij ingedrukte toortsschakelaar is er
draadaanvoer
de contactor reageert niet.
, maar geen gas,
Als niet binnen 2 seconden na het indrukken van de toortsschakelaar een lasboog ontstaat,
dan wordt wel draad aangevoerd, maar de contactor en de gasklep worden uitgeschakeld.
Als na 60 seconden of 9,1 meter draadaanvoer de toortsschakelaar nog steeds is ingedrukt,
dan stopt de draadaanvoer.
7-13.Problemen met de koeler
ProbleemOplossing
Het koelsysteem werkt niet.
Er stroomt minder
of geen koelvloeistof.
Controleer of de voedingsstekker in de stekkerdoos zit.
Controleer beveiliging CB1 op de lasstroombron en reset die indien nodig.
Motor oververhit. De unit gaat draaien als de motor is afgekoeld.
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de motor nakijken.
Koelvloeistof bijvullen.
Kijk of er verstoppingen zitten in de slangen of dat het filter voor de koelvloeistof verstopt is.
Ontkoppel de pomp en kijk of de koppeling beschadigd is. De koppeling zo nodig vervangen.
!Ontkoppel de voeding voordat u met het verhelpen
van de storing begint.
OM−253906 Pagina 84
Page 91
Aantekeningen
OM−253906 Pagina 85
Page 92
HOOFDSTUK 8 − ELECTRISCH SCHEMA
OM-253906 Pagina 86
Afbeelding 8-1. Stroomkringschema voor lasstroombronnen
Page 93
272 307-A
OM-253906 Pagina 87
Page 94
Afbeelding 8-2. Stroomkringscherma voor aanvoerunit met enkele of dubbele draad
OM-253906 Pagina 88
Page 95
236 220-G
OM-253906 Pagina 89
Page 96
OM-253906 Pagina 90
238662C
Afbeelding 8-3. Stroomkringschema voor koeler
Page 97
Torch
FilterRadiator
Pump
Flow
Indicator
Tank
Afbeelding 8-4. Stroomschema voor koeler
OM-253906 Pagina 91
Page 98
HOOFDSTUK 9 − HOGE FREQUENTIE
9-1.Lasprocessen waarvoor hoge frequentie nodig is
1 HF-spanning
TIG − helpt de boog om de lucht-
1
Werk
TIG
9-2.Installatie waarbij mogelijke bronnen van HF-storing zijn aangegeven
Laszone
11, 12
50 ft
(15 m)
spleet te overbruggen tussen de
toorts en het lasobject en/of om de
boog te stabiliseren.
high_freq1_05_10dut − S-0693
13
Bronnen die directe hoogfrequente
straling afgeven
10 Ongeaarde metalen objecten
11 Verlichting
12 Bedrading
13 Waterbuizen en fittingen
14 Externe telefoon- en stroomdraden
S-0694
OM-253906 Pagina 92
Page 99
9-3.Aanbevolen installatie om HF-storing te verminderen
3
50 ft
(15 m)
6
8
Aard alle metalen objecten en
alle bedrading in de laszone.
Geen
metaalbouw
1
Aard het lasobject
als de voorschriften dit vereisen.
Laszone
2
4
7
50 ft
(15 m)
5
8
1 Bron van de hoge frequentie
(lasstroombron met ingebouwd of los
HF-apparaat)
Geaarde metalen machinekast (verwijder
verf rondom opening in machinekast en
gebruik bout van machinekast), werkuitgangsklem, lijnscheidingsmechanisme, ingaande voeding en werkbank.
2 Middelpunt van laszone
Middelpunt tussen HF-bron en lastoorts.
3 Laszone
Een cirkel van 15m in alle richtingen vanaf
het middelpunt.
4 Uitgaande lasspanningskabels
Houd de kabels kort en dicht bij elkaar.
Beste toepassing
11
5 Buisverbindingen en aarding
Verbind alle buisstukken elektrisch met
behulp van koperstrippen of omvlochten
draad. Zorg om de 15 m voor aarding van
de buis.
6 Waterbuizen en fittingen
Zorg om de 15 m voor aarding van de
waterbuizen.
7 Externe stroom- of telefoonkabels
Plaat de HF-bron op minimaal 15 m afstand
van stroom- en telefoonkabels.
8 Aardingsstang
Raadpleeg de geldende landelijke richt-
lijnen voor de specificaties.
9
Metaalbouw
8
8
10
Ref. S-0695 / Ref. S-0695
Vereisten voor metaalbouw
9 Hechtmethoden voor
metaalbouwpanelen
Las bouwpanelen aan elkaar of verbind ze
met bouten, breng koperen verbindingsplaatjes of omvlochten draad aan over de
naden heen en aard het frame.
10 Ramen en deuren
Dek alle ramen en deuren af met geaard
koper gaas met een maasgrootte van niet
meer dan 6,4 mm.
11 Gedeelte boven de deur
Aard dit gedeelte.
OM-253906 Pagina 93
Page 100
Aantekeningen
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.