208/575 Volt Modelllen mit Auto-Line
Lasstroombron
Dynasty 350, 700
Maxstar 350, 700
Inclusief optionele onderwagen en
koelunit
CE en niet CE modellen
www.MillerWelds.com
HANDLEIDING
Page 2
Van Miller voor u
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de
slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het anders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten
lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden
zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten
van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het
allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen
die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te
bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in
1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen
tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u
de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed
onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat
voor reden dan ook ooit moeten worden gerepareerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud &
Storingen precies nagaan wat het probleem is.
Miller was de allereerste
fabrikant van lasapparatuur in
de VS die het ISO
9001:2000-kwaliteitscertificaat behaalde.
Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepalen welk onderdeel u precies nodig hebt om het
probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie
en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke
model bijgesloten.
Elke krachtbron van Miller
gaat vergezeld de meest
probleemloze garantie in
onze bedrijfstak − u werkt er
hard genoeg voor.
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie
over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke
productleaflets voor u.
3-7. Afmetingen, gewichten en plaatsen voor de bevestiging van de gaten voor het onderstel17. . . . . . . . .
3-8. Leidraad v o o r e l e k t r o t e c h n isch onderhoud18. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3-9. Het aansluiten van de netvoeding bij het 350 model22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3-10. Het aansluiten van de netvoeding bij het 700 model24. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street, Appleton, WI 54914 U.S.A. declares that
the product(s) identified in this declaration conform to the essential requirements and
provisions of the stated Council Directive(s) and Standard(s).
SECTIE 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR GEBRUIK
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel; lees deze voorzorgsmaatregelen en volg ze op.
1-1.De betekenis van de symbolen
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden vermeden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
OPMERKING − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd
aan persoonlijk letsel.
Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDELEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbehorende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2.De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding gebruikt o m u ergens op te attenderen en om mogelijke risico s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voorzichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts
een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Sectie
{+}. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tijdens het gebruik van dit apparaat.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan dodelijk zijn
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen
kan fatale schokken en ernstige brandwonden
veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan
voedingsgedeelte en de interne circuits van de machine staan
eveneens onder stroom als het apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of automatisch draadlassen staat het draad, de spoel, de ruimte
waar het lasdraad zich in de machine bevindt en alle metalen
onderdelen die in aanraking zijn met de lasdraad onder stroom.
Verkeerd geïnstalleerde of onvoldoende geaarde installaties kunnen
gevaren opleveren.
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan
Draag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming
zonder gaten
Isoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen
Gebruik geen wissel−(AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving, als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen
Gebruik ALLEEN wissel− (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
Er zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de vol-
gende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op
vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen constructies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte
lichaamshouding bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het
onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het
risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de
aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende
apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semi−automatisch
gelijkstroom (draad−) lasapparaat met constante spanning, 2) een
handbediend gelijkstroom (elektrode−) lasapparaat, of 3) een wisselstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In
de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasapparaat met lagere spanning aanbevolen. En werk niet alleen!
Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften)
Installeer e n aard deze installatie volgens de Handleiding voor ge-
bruikers en nationale of locale codes.
Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten
is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de
kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
Als u het apparaat aansluit op het net, verbind dan eerst de aar-
dingsgeleider en controleer de aansluitingen grondig.
Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openlig-
gende bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze
beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
Draag de kabels niet op uw lichaam.
Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel.
Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
Draag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werkt
Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
Klem d e massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel.
Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen
Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron.
dut_som_2007−04
OM-216 869 Pagina 1
Page 8
Na het afsluiten van de ingangsspanning staat er
nog EEN AANZIENLIJKE DC SPANNING op gelijkstroom-wisselstroomomzetters (inverter)
Zet de gelijkstroom-wisselstroomomzetter uit, maak de voedings-
stekker los en ontlaad de invoercondensatoren overenkomstig de
aanwijzingen in de Sectie Onderhoud, voordat u enig onderdeeel
aanraakt.
HETE ONDERDELEN kunnen ernstige brandwonden veroorzaken
Hete onderdelen niet met blote handen aanra-
ken
Laat een pistool of een toorts altijd afkoelen
voor u eraan gaat werken.
Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en −
kleding o m brandwonden te voorkomen.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg dat las-
rook en gassen afgezogen worden.
Als er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gas-
masker.
Lees de Materiaalveiligheids informatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor metalen, elektroden, elektrodebekledingen,
schoonmaakmiddelen en ontvetters.
Werk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd
wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat
er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kunnen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat
schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Zorg voor veilige ademlucht.
Las niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of
waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen reageren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en
irriterende gassen vormen
Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u , indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden
Boogstralen van het lasproces produceren zichbare
en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die
uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het
lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond.
Draag een lashelm voorzien van een goed lasglas met de juiste tint
om u gezicht en ogen te beschermen als u last of toekijkt. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften)
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm
Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw
anderen om niet in de boog te kijken.
Draag beschermende kleding, gemaakt van duurzaam, brandwe-
rend materiaal (leer en wol) en beschermend schoeisel
OM-216 869 Pagina 2
LASSEN kan brand of explosies veroorzaken
Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen worden Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen. De
werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden
veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen
voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand veroorzaken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat lassen.
Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brandwerende materialen.
Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk
gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruimtes kunnen vliegen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt
Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde zijde
Las niet aan gesloten vaten zoals tanks, trommels of pijpen, tenzij
ze voldoende voorbereid zijn volgens AWS F4.1 (zie veiligheidsvoorschriften)
Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof,
gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten.
Verbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte
en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s vermeden kunnen worden
Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
Haal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan
de contactbuis als niet gelast wordt.
Draag olie-vrije beschermende kleding zoals leren handschoenen
leren schort, broek zonder omslag, hoge schoenen en een helm.
Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
Inspecteer d e omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
Volg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor
werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aanwezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt.
rondvliegende vonken, de temperatuur van het
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
Door lassen, bikken, het gebruik van draad-
borstels en slijpen kunnen vonken en rodvliegende metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen afkoelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn
Draai de gastoevoer dicht, wanneer u geen gas
gebruikt.
Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur
Page 9
MAGNETISCHE VELDEN kunnen i
ne-
r
,
t
,
vloed hebben op geïmplanteerde m
dische apparatuur.
Mensen die een pacemaker of een ande
geïmplanteerd medisch apparaat dragen
moeten uit de buurt blijven.
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moe
ten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voorda
ze in de buurt komen van werkzaamheden met booglassen
puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of inductieverhitting.
LAWAAI kan het gehoor aantasten
Lawaai van bepaalde werkzaamheden of apparatuur kan uw gehoor aantasten
Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd worden
Gasflessen met beschermend gas bevatten gas
onder hoge druk. Als een gasfles beschadigd wordt,
kan deze exploderen. Aangezien gasflessen normaal gesproken een onderdeel uitmaken van het
van het lasproces moet u er voorzichtig mee
omgaan.
Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet
kunnen vallen of omkantelen.
Houd de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroomkringen
Hang nooit een elektrodehouder over een gasfles.
Laat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles.
Las nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg
zijn.
Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepassing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
Draai bij het openen van de gasfles uw gezicht weg van het redu-
ceerventiel.
Laat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zitten
behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas,
bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veiligheidsvoorschriften staat.
1-3.Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Installeer o f plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
EEN VALLEND APPARAAT kan letsel
veroorzaken
Gebruik alleen het hijsoog om het apparaat op
te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of andere accessoires.
Gebruik gereedschap met voldoende capaci-
teit om het apparaat op te tillen en te ondersteunen.
Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant
onder het apparaat uitsteken.
RONDVLIEGENDE VONKEN kunnen
verwondingen veroorzaken.
STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PCkaarten beschadigen
Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
Gebruik goede anti-statische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of transporteren
van PC-printplaten.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
verwondingen veroorzaken
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken
Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
Draag gezichtsbescherming om de ogen en
het gezicht te beschermen.
Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slij-
per die voorzien is van de juiste beschermkast
en op een veilige locatie. Draag hierbij de juiste
gezichts-, hand- en lichaamsbescherming.
Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
verwondingen veroorzaken
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
Houd alle deuren, panelen, afdekplaten en
beschermingsplaten op hun plaats.
OM-216 869 Pagina 3
Page 10
LEES VOORSCHRIFTEN
Lees eerst de handleiding voordat men het ap-
paraat gaat gebruiken, of service gaat verlenen.
Gebruik alleen originele vervangingsonderde-
len van de fabrikant.
H.F. STRALING kan storingen veroorzaken
Hoog-frequente straling kan storing veroorza-
ken bij radio-navigatie, veiligheidsdiensten,
computers e n communicatie-apparatuur.
Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische
apparatuur deze installatie uitvoeren.
De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de
installatie
Als u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan
onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
1-4.Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Houd deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aarding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie
veroorzaken.
Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische
apparatuur zoals computers en
computergestuurde apparatuur zoals robots.
Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch
compatibel is.
Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo
kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de
vloer.
Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van
gevoelige elektronische apparatuur.
Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker
extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het
lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van
lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die chemicaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is
dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker
veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5
en volgend.)
Accupolen, -klemmen en soortgelijke accessoires bevatten
lood en loodverbindingen, chemicaliën waarvan het de Staat
Califorrnië bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen of
andere voortplantingsproblemen veroorzaken. Was uw handen na aanraking.
1-5.Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Veiligheid bij lassen, snijden en aanverwante processen, ANSI-norm
Z49.1, van Global Engineering Documents (telefoon: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
Aanbevolen veilige praktijken voor het voorbereiden van het lassen en
snijden van houders en buizen, American Welding Society-norm AWS
F4.1 van Global Engineering Documents (telefoon: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Veiligheidsvoorschriften 70, van de
National Fire Protection Association (Nationale Vereniging voor
Brandbescherming), Postbus 9101, Quincy, MA, 02269−9101 USA
(telefoon: 617−770−3000, website: www.nfpa.org en www.sparky.org).
Veilig omgaan met gecomprimeerd gas in gasflessen, CGA pamflet
P-1, van de Compressed Gas Association (Vereniging van
Gecomprimeerd Gas), 4221 Walney Road, 5th Floor, Chantilly, VA
20151 (phone: 703-788-2700, USA (telefoon: 703−412−0900, website:
www.cganet.com).
Veiligheidsvoorschriften voor lassen en snijden, CSA norm W117.2,
van de Canadian Standards Association (Canadese Vereniging van
Benzinemotoren:
Uitlaatgassen van motoren bevatten chemicaliën waarvan
het de Staat Califorrnië bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaken.
Dieselmotoren:
Van uitlaatgassen van dieselmotoren en bepaalde bestanddelen ervan is het de Staat Califorrnië bekend dat ze kanker,
geboorteafwijkingen en andere voortplantings problemen
veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften), Standards Sales, 5060 Mississauga,
Ontario, Canada L4W 5NS (telefoon: 800−463−6727 of in Toronto
416−747−4044, website: www.csa−international.org).
Praktijk voor beroepsmatige en onderwijskundige bescherming van
ogen en gezicht, ANSI norm Z87.1 van het American National
Standards Institute, 25 West 43rd Street, New York, NY 10036−8002
USA (telefoon: 212−642−4900, website: www.ansi.org).
Norm voor brandpreventie tijdens lassen, snijden en ander werk bij
hoge temperaturen, NFPA norm 51B van de National Fire Protection
Association, Postbus 9101, Quincy, MA 02269−9101 USA (telefoon:
617−770−3000, website: www.nfpa.org).
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General
Industry, (Amerikaanse voorschriften voor veiligheid en gezondheid op
het werk, industrie algemeen) Titel 29, Code of Federal Regulations
(CFR), Deel 1910, Onderdeel Q en Deel 1926, Onderdeel J van de U.S.
Government Printing Office, Superintendent of Documents, Postbus
371954, Pittsburgh, PA 15250-7954 USA (er zijn 10 regionale kantoren
−− telefoon voor regio 5, Chicago, is 312−353−2220, website:
www.osha.gov).
OM-216 869 Pagina 4
Page 11
1-6.Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie)
Beschouwingen over lassen en de effecten van lage frequentie
elektrische en magnetische velden
Lasstroom d i e door laskabels stroomt veroorzaakt elektromagnetische
velden. Deze velden zijn altijd reden tot bezorgdheid geweest. Echter,
na bestudering van meer dan 500 onderzoeken, uitgevoerd tijdens een
periode van 17 jaar, is een speciaal comité van deskundigen van de
National Research Council tot de volgende conclusie gekomen: “Naar
het oordeel van het comité is niet aangetoond dat blootstelling aan
hoogfrequente elektrische en magnetische velden gevaar oplevert voor
de gezondheid van de mens.” Er wordt echter nog verder onderzoek op
dit gebied verricht en ook blijft men bewijzen bestuderen. Totdat er uit
het onderzoek definitieve conclusies kunnen worden getrokken, raden
we aan de blootstelling aan elektromagnetische velden tijdens het
lassen en snijden tot een minimum te beperken.
Neem de volgende maatregelen om magnetische velden te
verminderen in de werkplaats:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Leg de kabels aan een kant uit de buurt van de lasser.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd de lasstroombron en de kabels zo ver mogelijk uit de buurt
van de lasser.
5. Verbind de massaklem met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-216 869 Pagina 5
Page 12
OM-216 869 Pagina 6
Page 13
SECTIE 2 − DEFINITIES (CE−modellen)
2-1.Definities voor de waarschuwingslabels
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar
(zie de symbolen).
1 Een elektrische schok van een
laselektrode of de bedrading kan
dodelijk zijn.
1.1 Draag droge, geïsoleerde
handschoenen. De elektrode niet met
de blote hand aanraken. Geen natte
of kapotte handschoenen dragen.
1.2 Bescherm uzelf tegen elektrische
schokken door uzelf te isoleren van
het werk en de aarde.
1.3 Haal de stekker van de machine uit
het stopcontact of zet de machine af,
voordat u aan de machine gaat
werken.
2 Het inademen van lasdampen kan
2.1 Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
2.2 Gebruik actieve ventilatie of een
2.3 Gebruik een ventilator om de dampen
3 Lasvonken kunnen ontploffingen of
3.1 Houd brandbare stoffen uit de buurt
3.2 Lasvonken kunnen brand veroorzaken.
11.11.21.3
gevaarlijk zijn voor uw gezondheid.
afvoersysteem om de dampen van
de werkplek af te voeren.
af te voeren.
brand veroorzaken.
van het laswerk. Niet lassen vlakbij
brandbare stoffen.
Zorg dat er een brandblusapparaat in
de buurt is en zorg dat er een
44.1
toezichthouder is die klaarstaat om dit
gebruiken.
3.3 Niet op vaten of dichte containers e.d.
lassen.
4 De stralen uit de boog kunnen ogen
en huid verbranden.
4.1 Draag een hoofddeksel en een
veiligheidsbril. Bescherm uw oren en
knoop de kraag van uw overhemd
dicht. Gebruik een lashelm met de
juiste filtersterkte. Draag bescherming
voor uw hele lichaam.
5 Zorg dat u geoefend raakt en lees
de aanwijzingen, voordat u aan de
machine gaat werken of gaat lassen.
6 Verwijder het label niet; verf het ook
niet over en dek het niet af.
22.12.22.3
33.13.23.3
2
1
5
6
1/96
3
4
5
1 Waarschuwing! Pas op! Kans
op gevaar (zie de symbolen).
2 Een elektrische schok van de
bedrading kan dodelijk zijn.
3 Lees de handleiding voordat u
aan de machine gaat werken.
4 Haal de stekker van de
machine uit het stopcontact
of uit de machine, voordat u
aan de machine gaat werken.
5 Begin uw opleiding door de
handleiding door te lezen
vooraleer het werk aan te
vatten of voor het lassen.
OM−216 869 Pagina 7
Page 14
1
2
67
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar
(zie de symbolen).
1 Een elektrische schok van de
bedrading kan dodelijk zijn.
2 Haal de stekker van de machine uit
het stopcontact of uit de machine,
voordat u aan de machine gaat
werken.
3
45
3 Op de ingangscondensator blijft
gevaarlijk onder spanning staan, ook
als de machine is uitgeschakeld.
Raak volledig opgeladen
condensatoren nooit aan.
4 Wacht altijd 5 minuten na het
uitschakelen van de stroom voordat u
aan het systeem gaat werken, OF
5 controleer de spanning van de
ingangscondensator en zorg dat u er
zeker van bent dat deze bijna 0 is,
voordat u enig onderdeel aanraakt.
6 Als er stroom komt te staan op defecte
onderdelen, kunnen deze exploderen
of andere onderdelen laten
exploderen.
7 Rondvliegende stukken van
8
9
onderdelen kunnen letsel
veroorzaken. Draag altijd
een gezichtsscherm als u onderhoud
pleegt aan een apparaat.
8 Draag altijd lange mouwen en knoop
uw kraag dicht, als u onderhoud
pleegt aan een apparaat.
9 Nadat u de nodige
voorzorgsmaatregelen hebt
genomen, kunt u de eenheid
aansluiten op de stroomvoorziening.
12345
6
1 Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar
(zie de symbolen).
2 Een elektrische schok van de bedrading
kan dodelijk zijn.
3 Haal de stekker van de machine uit het
stopcontact of uit de machine, voordat u
aan de machine gaat werken.
4 Bewegende onderdelen, zoals
ventilatoren, kunnen verwondingen
veroorzaken aan vingers en handen. Uit
de buurt blijven van bewegende delen.
5 Draag een veiligheidsbril met
789
zijbescherming.
6 Lees de handleiding voordat u aan
de machine gaat werken.
S-180 663
7 Lees ten behoeve van de veiligheid bij het
lassen de labels op de stroombron voor de
lasstroom, de draadaanvoer en andere
belangrijke apparatuur.
8 Recycle koelvloeistof of voer ze op
milieuveilige wijze af.
9 Verwijder het label niet; verf het ook niet
over en dek het niet af.
OM−216 869 Pagina 8
Page 15
213
100 h. std.
4
6
=
5
043 810 (HF)
043 809 (AL)
1 Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar
(zie de symbolen).
2 Haal de stekker van de machine uit het
stopcontact o f uit de machine, voordat u
aan de machine gaat werken.
3 Draag een veiligheidsbril met
zijbescherming.
4 Een verstopte filter of verstopte slangen
kunnen oververhitting en schade
veroorzaken.
5 Lees de handleiding voor de eigenaar .
6 Controleer en reinig de filter om de
100 uur; kijk ook de staat van de
slangen n a .
7 Gebruik voor het lassen met hoge
frequentie of gas/wolfraam-booglassen
2-2.WEEE label(Voor producten die in de EU zijn verkocht)
7
S-178 910
de laaggeleidende koelvloeistof nr.
043 810. Gebruik de aluminiumbeschermende koelvloeistof nr . 043 809
wanneer de koelvloeistof in contact
komt met aluminium onderdelen of voor
gas/metaal-booglassen en bij
toepassingen waar niet met hoge
frequentie wordt gelast.
Voer dit product niet af met het normale afval.
Bezorg elektrisch en elektronisch
(WEEE) afval, bij een recycle depot.
Neem contact op met een recyclebedrijf of distributeur voor meer informatie
OM−216 869 Pagina 9
Page 16
2-3.Symbolen en definities
A
V
X
Uitgangsspanning
Primaire spanning
U
1
AmpèreUitgangsspanningTIG−lassen
VoltIngangsspanning
Aanvullende
beschermer
Beschermende
aarde (massa)
AanUitPositiefNegatief
WisselstroomGasinvoerGasuitvoer
InschakelduurGelijkstroomLijnverbinding
IP
NagastijdVoorgastijd
Beschermings-
graad
I
1max
Van op afstandHefboog (TIG)
Maximale nominale
voedingsstroom
3-fasen statische frequentie-
omzetter-transformator-gelijkrichter
S
I
U
I
1eff
Beklede elektrode−
2
belastingsspanning
2
lassen
Seconden
Nominale
lasstroom
Conventionele
Maximale
effectieve
voedingsstroom
U
0
Hz
Nominale
openspanning
(gemiddeld)
Afstandsbediening
standaard
Hertz
UitkratertijdEindstroom
AC-
golfvormregeling
WerkstukElektrodeEN-spanning
Lasbron kan
gebruikt worden
in omgeving met
verhoogd risico
StroomvormStartstroomsterkte
Afstandsbediend
2T met houdfunctie
Terughalen
uit geheugen
PulserenEP-spanningPulsfrequentie
Volgorde
Gas/DIG-regelingPercent
Boogsterkte (DIG)HF−start
Pulspercentage
Achtergrond-
in tijd
spanning
Toename/afname
kwantiteit
Up−slope tijd
Proces
f
AC-frequentie
OM−216 869 Pagina 10
Page 17
SECTIE 3 − INSTALLATIE
-
g
e
-
g
e
3-1.Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de voorzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische spanning en het
vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde van
deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt als u het in de toekomst nodig hebt.
3-2.Technische gegevens
A. Dynasty 350
Ingangs
vermo-
gen
Driefasen
Monofas
*In stationaire toestand
**Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Nominale
uitgangsspanning
250 A bij 30 Volt,
100% inschakelduur
300 A bij 32 Volt,
60% inschakelduur36321918161312.7
180 A bij 27.2 Volt,
100% inschakelduur
225 A bij 29 Volt,
60% inschakelduur4743−−−−21169.8
Bereik
lasstroom
5−350
5−350
Max. open
lasspannin
(Uo)
75∇
10−15♦
75∇
10−15♦
Gemiddelde
start piek-
spanning
(Up)
15 KV**
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 VKVAKW
29261615131010.3
3532−−−−15127.4
50/60 Hz
9.9
*(.06)
12.1
*(.06)
6.8
*(.06)
9.1
*(.06)
♦Lage openspanning in TIG Lift-Arc (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie sectie 5-7).
∇Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie sectie 5-7).
Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Lineis een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen
het gehele bereik.
B. Maxstar 350
Ingangs
vermo-
gen
Driefasen
Monofas
*In stationaire toestand
**Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Nominale
uitgangsspanning
250 A bij 30 Volt,
100% inschakelduur
300 A bij 32 Volt,
60% inschakelduur33301817151212
180 A bij 27.2 Volt,
100% inschakelduur
225 A bij 29 Volt,
60% inschakelduur4339−−−−19148.6
Bereik
lasstroom
5−350
5−350
Max. open
lasspannin
(Uo)
75∇
10−15♦
75∇
10−15♦
Gemiddelde
start piek-
spanning
(Up)
15 KV**
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 VKVAKW
272415141299.7
3229−−−−14116.4
50/60 Hz
9.3
*(.06)
11.5
*(.06)
*(.06)
8.2
*(.06)
♦Lage openspanning in TIG Lift-Arc (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie sectie 5-7).
∇Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie sectie 5-7).
Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Lineis een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen
het gehele bereik.
6
OM−216 869 Pagina 11
Page 18
C. Dynasty 700
-
g
e
-
g
e
Ingangs
vermo-
gen
Driefasen
Monofas
*In stationaire toestand
**Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Nominale
uitgangsspanning
500 A bij 40 Volt,
100% inschakelduur
600 A bij 44 Volt,
60% inschakelduur
360 A bij 34 Volt,
100% inschakelduur
450 A bij 38 Volt
DC,
60% inschakelduur
Bereik
lasstroom
5−700
5−700
Max. open
lasspannin
(Uo)
75∇
10−15♦
75∇
10−15♦
Gemiddelde
start piek-
spanning
(Up)
15 KV**
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 VKVAKW
75684139342727
98885351433335
8274−−−−373017
119105−−−−503824
50/60 Hz
26
*(.08)
34
*(.08)
16
*(.08)
22
*(.08)
♦Lage openspanning in TIG Lift-Arc (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie sectie 5-7).
∇Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie sectie 5-7).
Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Lineis een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen
het gehele bereik.
D. Maxstar 700
Ingangs
vermo-
gen
Driefasen
Monofas
*In stationaire toestand
**Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Nominale
uitgangsspanning
500 A bij 40 Volt,
100% inschakelduur
600 A bij 44 Volt,
60% inschakelduur89804946403132
360 A bij 34 Volt,
100% inschakelduur
450 A bij 38 Volt
DC,
60% inschakelduur
Bereik
lasstroom
5−700
5−700
Max. open
lasspannin
(Uo)
75∇
10−15♦
75∇
10−15♦
Gemiddelde
start piek-
spanning
(Up)
15 KV**
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 VKVAKW
67603635302424
7770−−−−352816
10895−−−−453522
50/60 Hz
*(.08)
*(.08)
*(.08)
*(.08)
♦Lage openspanning in TIG Lift-Arc (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie sectie 5-7).
∇Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie sectie 5-7).
Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Lineis een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen
het gehele bereik.
23
31
15
21
OM−216 869 Pagina 12
Page 19
3-3.Inschakelduur en oververhitting
700
600
500
400
300
200
Uitgangsstroom
100
0
700 3 Phase
700 1 Phase
350 3 Phase
350 1 Phase
10
2030
Inschakelduur
405060 70 80 90
De inschakelduur is het percentage
van 10 minuten dat het systeem
kan lassen met de nominale
belasting zonder te oververhitten.
Als het apparaat oververhit raakt, is
er geen uitgangsspanning meer,
verschijnt er een Help-melding (zie
sectie 6-4) en gaat de koelventilator
draaien. Wacht vijftien minuten om
het apparaat te laten afkoelen.
Verlaag de stroomsterkte, de
spanning of de inschakelduur voor
u gaat lassen.
OPMERKING − Door overschrijding van de inschakelduur kan het
apparaat beschadigen en daarmee
komt de garantie te vervallen.
100
Oververhitting
0
Minuten
A of V
15
OF
Verlaag de inschakelduur
sduty1 5/95 / 213 343-B
OM−216 869 Pagina 13
Page 20
3-4.Stroom-spanning grafieklijnen
TIG Min
80
70
60
50
40
30
DC Volt
20
10
0
050 100
Dynasty 350 DC
TIG minimaal
Beklede Elektrode
minimaal DIG maximaal
Beklede elektrode
maximaal DIG minimaal
150
DC Amperes
TIG maximaal
200 250 300 350 400
80
TIG minimaal
70
60
50
Beklede Elektrode
minimaal
40
AC Volt
30
20
10
0
050 100
Dynasty 350 AC
TIG maximaal
150
200 250 300 350 400
AC Amperes
215 138-A / 215 139-A
Beklede Elektrode
maximaal
Maxstar 350 DC
80
70
Beklede elektrode maximaal
DIG maximaal
60
50
40
Beklede elektrode minimaal
DIG minimaal
30
20
TIG minimaal
10
TIG maximaal
0
050100 150 200 250 300 350 400
224 527-A
OM−216 869 Pagina 14
Page 21
90
80
70
60
50
Dynasty 700 DC
De stroom−spanning grafieklijnen
geven de minimaal en de maximaal
mogelijke uitgangsspanning en stroom aan van de voedingsbron
voor het lasapparaat. De grafieklijnen
van de andere instellingen vallen
tussen de aangegeven krommen.
40
30
DC Volts
Beklede elektrode minimaal
DIG maximaal
Beklede elektrode maximaal
DIG maximaal
20
10
TIG minimaal
TIG maximaal
0
0100 200 300 400 500 600 700 800 900
DC Amperes
Dynasty 700 AC
100
90
80
70
Beklede elektrode
maximaal
60
50
AC Volts
40
30
20
TIG minimaal
TIG maximaal
Beklede elektrode
minimaal
10
0
0100200300 400500600 700800
AC Amperes
Maxstar 700 DC
80
70
60
50
40
DC Volts
30
Beklede elektrode minimaal
DIG maximaal
20
10
TIG minimaal
TIG maximaal
0
0100200 300 400500 600 700 800 900
DC Amperes
213 342-A / 213 344-A
Beklede elektrode maximaal
DIG maximaal
215 126-A
OM−216 869 Pagina 15
Page 22
3-5.Keuze van de locatie
Verplaatsing
1
OF
Locatie en luchtstroom
1
!Een vallend apparaat kan letsel ver-
oorzaken.
Gebruik gereedschap met voldoende capaciteit
om het apparaat op t e tillen e n t e ondersteunen.
1 Hefoog
2 Hefvorken
Gebruik hefvorken of het liftoog om het
apparaat te verplaatsen.
Gebruik het alleen het hijsoog om het
apparaat op te tillen, en NIET de laskar,
gasflessen of andere accessoires.
Indien hefvorken gebruikt worden, gebruik
hefvorken om het apparaat te verplaatsen.
3 Ljnscheidingsmechanisme
2
Plaats het apparaat in de buurt van een
stroombron die de juiste voeding biedt.
!Mogelijk i s een speciale installatie no-
dig, wanneer er benzine of vluchtige
vloeistoffen aanwezig zijn − zie NEC
artikel 511 of CEC sectie 20.
en gebruik het niet op plaatsen
waar het kan omvallen.
OM−216 869 Pagina 16
Page 23
3-7.Afmetingen, gewichten en plaatsen voor de bevestiging van de gaten voor het
onderstel
De totaalafmetingen (A, B en C) zijn inclusief het hefoog, de handvatten, het bevestigingsmateriaal, enz.
A. Lasstroombron
Afmetingen
A
B
803 914-A
C
G
F
B. Lasstroombron met wagen en koeler
A
B13-3/4 inch (349 mm)
C22 inch (559 mm)
C
D
E
D20-1/2 inch (521 mm)
E1 inch (25 mm)
F11-3/4 inch (298 mm)
GDiameter 1/2 inch (13 mm) 4 gaten
24-3/4 inch (654 mm)
− 350A modellen
GewichtGewicht
135,5 kg (61,5 lb)198 kg (89,8 lb)
34-5/8 inch (879 mm)
− 700A modellen
A
B
804 642-B
Afmetingen
A
B23-1/8 inch (587 mm)
C
C41-3/4 inch (1060 mm)
350 modellen
45-1/8 inch (1146 mm)
Gewicht
voor 350 modellen
268.5 lbs (121,8 kg)331 lbs (150 kg)
700 modellen
55-1/8 inch (1400 mm)
Gewicht
voor 700 modellen
OM−216 869 Pagina 17
Page 24
3-8.Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud
A. Dynasty 350 modellen
De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is,
kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPMERKING − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10%
van de nominale ingaande spanning.
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn
voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Driefasen
Ingaande spanning (V)208230380400460575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 300 A bij 32 volt363219181613
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag
Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters273354395180
Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2005 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze sectie geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel
400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
1
403520202015
504530252520
6642.52.52.5
6642.52.52.5
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn
voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Monofase
Ingaande spanning (V)208230460575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 225 A bij 29 volt47432116
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag
Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
1
50502520
70603025
101042.5
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters27335253
Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
10642.5
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2005 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze sectie geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel
400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 18
Page 25
B. Maxstar 350 modellen
De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is,
kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPMERKING − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10%
van de nominale ingaande spanning.
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn
voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Driefasen
Ingaande spanning (V)208230380400460575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 300 A bij 32 volt333018171512
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag
Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters283537415484
Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2005 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze sectie geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel
400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
1
403520201515
504525252020
662.52.52.52.5
662.52.52.52.5
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn
voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Monofase
Ingaande spanning (V)208230460575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 225 A bij 29 volt43391914
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag
Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
1
50452015
60603020
1062.52.5
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters30243859
Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
662.52.5
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2005 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze sectie geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel
400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 19
Page 26
C. Dynasty 700 modellen
De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is,
kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPMERKING − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10%
van de nominale ingaande spanning.
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn
voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Driefasen
Ingaande spanning (V)208230380400460575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 600 A bij 44 volt988853514433
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag
Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters364449547273
Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2005 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze sectie geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel
400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
1
11010060605040
15012580807050
25251010106
16161010106
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn
voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Monofase
Ingaande spanning (V)208230460575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 450 A bij 38 volt1191055038
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag
Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
1
1251256050
1751508060
27.3251010
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters33335485
Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
1616106
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2005 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze sectie geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel
400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 20
Page 27
D. Maxstar 700 modellen
De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is,
kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPMERKING − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10%
van de nominale ingaande spanning.
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn
voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Driefasen
Ingaande spanning (V)208230380400460575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 600 A bij 44 volt898049464031
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag
Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters393153597880
Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2005 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze sectie geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel
400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
1
11010060505040
12512570706050
25161010106
1616101066
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn
voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Monofase
Ingaande spanning (V)208230460575
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 450 A bij 38 volt108954535
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag
Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
1
1251105045
1501507060
2525106
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters29355859
Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
1616106
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2005 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”
3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).
4 De geleidergegevens in deze sectie geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel
400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 21
Page 28
3-9.Het aansluiten van de netvoeding bij het 350 model
A. Driefasen ingangsvermogen aansluiten
3
= GND/PE aarding
4
nationale en lokale regels en voorschriften − alleen daartoe bevoegde personen mogen deze installatie uitvoeren.
!Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande
geleiders vanaf het systeem aansluit.
!Sluit altijd eerst de groene of
!De installatie moet voldoen aan alle
groengele stroomgeleider aan op
een voedingsmassaklem en nooit
7
op een lijnklem.
Het automatische-lijncircuit in dit
systeem past de voedingsbron
automatisch aan aan de primaire
spanning die wordt toegepast.
2
L1
3
6
1
L2
L3
5
Controleer de ingangsspanning die
op de werkplek voorhanden is. Dit
systeem kan aangesloten worden op
elke bron tussen 208 en 575 V/AC
zonder dat de kap hoeft te worden
verwijderd om de voedingsbron
opnieuw t e koppelen.
Voor driefasen:
1 Voedingskabel.
2 Ontkoppel het apparaat (de
schakelaar staat afgebeeld in de
OFF-stand)
3 Groene of groengele aardegeleider
4 Ontkoppel de aardingsklem van het
apparaat
5 Ingaande geleiders (L1, L2 en L3)
6 Ontkoppel de lijnklemmen van het
apparaat
Sluit eerst de groene of groengele
aardstroomgeleider aan op de
ontkoppelde aardingsklem van het
apparaat.
Sluit de ingaande geleiders L1, L2 en L3
aan op de ontkoppelde lijnklemmen van
het apparaat.
7 Overbelastingsbeveiliging
Bepaal het type en de maat van de
overbelastingsbeveiliging aan de hand
van Sectie 3-8 (afgebeeld: gezekerde
ontkoppelingsschakelaar).
Sluit de toegangsdeur van het
scheidingsmechanisme en sluit hem
stevig af. Verwijder de blokkering en zet
de schakelaar in de ON-stand.
OM−216 869 Pagina 22
Benodigde gereedschappen:
Ref. 804 746-B
Page 29
B. Connecting Single-Phase Input Power
1
8
3
6
L1
L2
= GND/PE aarding
10
7
9
1
!De installatie moet voldoen aan alle
nationale en lokale regels en voor-
schriften − alleen daartoe bevoeg-
de personen mogen deze installa-
tie uitvoeren.
!Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande
geleiders vanaf het systeem aan-
sluit.
!Sluit altijd eerst de groene of
groengele stroomgeleider aan op
een voedingsmassaklem en nooit
op een lijnklem.
Het automatische-lijncircuit in dit
systeem past de voedingsbron
automatisch aan aan de primaire
spanning die wordt toegepast.
Controleer de ingangsspanning die
op de werkplek voorhanden is. Dit
systeem kan aangesloten worden op
elke bron tussen 208 en 575 V/AC
zonder dat de kap hoeft te worden
verwijderd om de voedingsbron
opnieuw t e koppelen.
1
2
3
6
5
4
1 Zwart-witte ingaande draad (L1 en L2)
2 Rode ingaande draad
3 Groene of groengele aardegeleider
4 Isolatiemantel
5 Isolatietape
Isoleer de rode draad zoals afgebeeld.
6 Voedingskabel.
7 Ontkoppel het apparaat
(de schakelaar staat afgebeeld
in de OFF-stand)
8 Ontkoppel de aardingsklem
van het apparaat
9 Ontkoppel de lijnklemmen
van het apparaat
Sluit eerst de groene of groengele aard-
stroomgeleider aan op de ontkoppelde
aardingsklem van het apparaat.
Sluit de ingaande draden L1 en L2 aan
op de klemmen van schakelkast.
10 Overbelastingsbeveiliging
Bepaal het type en de maat van de
overbelastingsbeveiliging aan de hand
van sectie 3-8 (afgebeeld: gezekerde
ontkoppelingsschakelaar).
Sluit de toegangsdeur van het
scheidingsmechanisme en sluit hem
stevig af. Verwijder de blokkering en zet
de schakelaar in de ON-stand.
Benodigde gereedschappen:
Ref. 804 746-B / 803 766-A
OM−216 869 Pagina 23
Page 30
3-10. Het aansluiten van de netvoeding bij het 700 model
A. Aansluiten van de driefasen netvoeding
4
2
1
3
8
4
Benodigde gereedschappen:
6
3
= GND/PE aarding
10
7
9
6
5
!De installatie moet voldoen aan alle natio-
nale en lokale regels en voorschriften − alleen daartoe bevoegde personen mogen
deze installatie uitvoeren.
!Ontkoppel en blokkeer de stroomvoor-
ziening voordat u de ingaande geleiders
vanaf het systeem aansluit.
!Maak eerst de ingaande stroomverbin-
dingen naar de lasstroombron.
!Sluit altijd eerst de groene of groengele
conductor aan op een voedingsmassaklem
en nooit op een lijnklem.
Zie het label met de technische gegevens op het
systeem en controleer de beschikbare
invoerspanning op de werkplek (zie sectie 3-5).
1 Ingaande stroomgeleiders (snoer geleverd
door klant)
Bepaal d e afmeting en de lengte van de geleiders
aan de hand van sectie 3-8. De geleiders moeten
voldoen aan de nationale en lokale regels en
voorschriften met betrekking tot elektriciteit.
Gebruik indien nodig aansluitpunten met het juiste
stroomvermogen en de juiste gatafmetingen.
Ingaande stroomaansluitingen van lasstroombron
2 Spanningsontlasting
De kabel door de spanningsontlasting leiden en de
schroef aand r a a i e n .
3 Aardingsklem van de machine
4 Groene of groengele aardegeleider
Sluit eerst de groene of groengele aardegeleider
aan op de aardingsklem van de lasstroombron.
5 Lijnklemmen lasstroombron (schakelaar S1)
6 Ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W)
Sluit de ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3
(W) aan op de lijnklemmen voor de lasstroombron.
Breng de kap aan.
Ontkoppel de aansluitpunten voor de
ingaande stroom op het apparaat
7 Ontkoppel het apparaat (de schakelaar
staat afgebeeld in de OFF-stand)
8 Ontkoppel de aardingsklem (voeding) van
het apparaat
Sluit eerst de groene of groengele
aardstroomgeleider aan op de ontkoppelde
aardingsklem van het apparaat.
9 Ontkoppel de lijnklemmen van het apparaat
Sluit de ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3
(W) aan op de lijnklemmen van het
ontkoppelingsapparaat.
10 Overbelastingsbeveiliging
Kies het type en het formaat van de over-
belastingsbeveiliging aan de hand van sectie 3-8
(afgebeeld: gezekerde stroomonderbreker)
Sluit de toegangsdeur van het lijnscheidingsmechanisme en vergrendel hem. Verwijder de
blokkering en zet de schakelaar in de ON-stand.
OM−216 869 Pagina 24
803 927-B
Page 31
B. Monofase ingaande voeding aansluiten
2
4
2
1
1
3
8
= GND/PE aarding
10
7
9
6
4
Benodigde gereedschappen:
Ref. 803 927-B
!De installatie moet voldoen aan alle
5
6
nationale en lokale regels en voorschriften − alleen daartoe bevoegde
personen mogen deze installatie
uitvoeren.
!Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande
geleiders vanaf het systeem aansluit.
!Maak eerst de ingaande stroomver-
bindingen naar de lasstroombron.
!Sluit altijd eerst de groene of groen-
gele conductor aan op een voedingsmassaklem en nooit op een
lijnklem.
Zie het label met de technische gegevens
op het systeem en controleer de
beschikbare invoerspanning op de
werkplek (zie sectie 3-5).
1 Ingaande stroomgeleiders (snoer
geleverd door klant)
Bepaal de afmeting en de lengte van de
geleiders aan de hand van sectie 3-8.
De geleiders moeten voldoen aan de
nationale en lokale regels en voorschriften
met betrekking tot elektriciteit. Gebruik
indien nodig aansluitpunten met het juiste
stroomvermogen en de juiste gatafmetingen.
Ingaande stroomaansluitingen van
lasstroombron
2 Spanningsontlasting
De kabel door de spanningsontlasting leiden
en de schroef aandraaien.
3 Aardingsklem van de machine
4 Groene of groengele aardegeleider
Sluit eerst de groene of groengele
aardegeleider aan op de aardingsklem van
de lasstroombron.
5 Lijnklemmen lasstroombron
(schakelaar S1)
6 Ingaande geleiders L1 (U) en L2 (V)
Sluit d e ingaande geleiders L1 (U) en L2 (V)
aan op d e lijnklemmen v an de la sstroombron.
Breng de kap aan.
Ontkoppel de aansluitpunten voor de
ingaande stroom op het apparaat
7 Ontkoppel het apparaat (de schakelaar
staat afgebeeld in de OFF-stand)
8 Ontkoppel de aardingsklem (voeding)
van het apparaat
Sluit eerst de groene of groengele
aardstroomgeleider aan op de o ntkoppelde
aardingsklem van het apparaat.
9 Ontkoppel de lijnklemmen van het
apparaat
Sluit d e ingaande geleiders L1 (U) en L2 (V)
aan op de lijnklemmen van het
ontkoppelingsapparaat.
10 Overbelastingsbeveiliging
Kies het type en het formaat van de
overbelastingsbeveiliging aan de hand van
sectie 3-8 (afgebeeld: gezekerde
stroomonderbreker)
Sluit de toegangsdeur van het
lijnscheidingsmechanisme en vergrendel
hem. Verwijder de blokkering en zet de
schakelaar in de ON-stand.
OM−216 869 Pagina 25
Page 32
3-11. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen*
it
g
l
-
e
-
E
OPMERKING − BOOGLASSEN kan elektromagnetische interferentie veroorzaken.
Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag,
bijvoorbeeld op de vloer. Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van gevoelige elektronische apparatuur.
Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze handleiding wordt geïnstalleerd en geaard. Als dan nog
steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker extra maatregelen te nemen, zoals het lasapparaat verplaatsen, gebruik
van afgeschermde kabels, gebruik van lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
Laskabelformaat** en maximale totale lengte van de kabel (koper) in de las-
stroomkring net groter dan***
Aansluitklemmen
van lasuitgangs-
spanning
!Schakel de voeding u
voor u de aansluitin
naar de aansluitklem
men voor de laskabe
maakt.
!Gebruik geen versle
ten, beschadigde, t
korte of slecht verbon
den kabels.
* Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel
die één maat groter is.
** Het laskabelformaat (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 cm/A
( ) = mm2 voor metrisch gebruikS-0007-E−
***Kies het laskabelformaat voor een pulserende toepassing op de waarde van de piekspanning.
3501/0 (60)2/0 (70)3/0 (95)4/0 (120)
4001/0 (60)2/0 (70)3/0 (95)4/0 (120)
5002/0 (70)3/0 (95)4/0 (120)
6003/0 (95)4/0 (120)
7004/0 (120)
8004/0 (120)
900
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
2 ea. 4/0
(2x120)
3 ea. 3/0
(3x95)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
3 ea. 3/0
(3x95)
3 ea. 4/0
(3x120)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
3 ea. 3/0
(3x95)
3 ea. 4/0
(3x120)
3 ea. 4/0
(3x120)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
3 ea. 3/0
(3x95)
3 ea. 4/0
(3x120)
3 ea. 4/0
(3x120)
4 ea. 4/0
(4x120)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
2 ea. 4/0
(2x120)
3 ea. 3/0
(3x95)
3 ea. 4/0
(3x120)
4 ea. 4/0
(4x120)
4 ea. 4/0
(4x120)
.
Ga verder bij sectie 3-12 voor nadere installatie−instructies. Er staat een afbeelding van de Dynasty 700 in secties 3-12 t/m 6-4. De locaties van
de bedieningsfuncties en componenten is gelijk voor alle modellen die in deze handleiding worden besproken.
OM−216 869 Pagina 26
Page 33
3-12. Informatie over de 14-pens contrastekker (gebruikt zonder aansluiting op
automatisering)
Contactdoos-
informatie
Contact-
doos*
AContactschakelaarregeling 15 V/DC.
Contactdoosinformatie
15 VOLTS DC
AJ
K
B
L
NH
C
M
D
F
E
I
G
REMOTE
OUTPUT
BHet sluiten van het contact naar A maakt
het 15 V/DC contactorstuurcircuit en zorgt
dat er uitgangsspanning aanwezig is.
C+10 volts DC.
DGemeenschappelijke van het
afstandsbedieningscircuit.
CONTROL
E0 tot +10 V/DC ingaand stuursignaal vanaf
de afstandsbediening.
FStroomterugkoppeling; +1 volt DC per
A/V
100 ampère.
STROOMSTERKTE
803 900-A / 218 716-A
*De overige contactdozen worden niet gebruikt.
(AMPERAGE)
SPANNING
(VOLTAGE)
CHASSIS
GND
HTerugkoppeling spanning; +1V DC per 10 V
uitgangsspanning van de contrastekker.
KGemeenschappelijk chassis.
G+15 volt DC (A) gemeenschappelijk.
Als een handafstandsbediening zoals de RHC-14 wordt aangesloten op de 14-pens contrastekker, dan moet een stroomwaarde boven het
minimum worden ingesteld op de afstandsbediening voordat het paneel of de schakelaar op de afstandbediening wordt in geschakeld. Als u
dit nalaat, wordt de stroomsterkte geregeld door de paneelregeling en functioneert de handbediende afstandsbediening niet.
OM−216 869 Pagina 27
Page 34
3-13. Aansluiting voor automatisering (voor 28-pens contrastekker, indien aanwezig)
2
3
8
76 5
13
14
20
12
18
19
24
25
28
PenPeninformatie voor 28-pens contrastekker RC28
1Start/stop − Het sluiten op pen 8 start de lascyclus. Het openen van de sluiting stopt de lascyclus. Tijdens 2T-lassen start en stopt
een kortstondig sluiting (langer dan 100 msec maar korter dan 3/4 seconde) de lasuitgangsspanning.
2Uitgangsspanning ingeschakeld − werkt alleen in geautomatiseerde functies − Het sluiten op pen 8 moet te allen tijde worden
aangehouden. Als de sluiting tussen pen 2 en 8 wordt verbroken, schakelt de uitgangsspanning uit, gaat het nagas op time-out
en verschijnt de tekst HELP 13 op de meters.
3Gas − Sluiting op pen 8 schakelt het gas in. Deze input heft het nagas op, maar als er een voorgastijd wordt ingevoerd, gaat de
voorgascyclus op time-out voordat er een boog wordt gevormd.
4Goede boog, collector - De uitgangsspanning is ingeschakeld en er is minder dan 50 volt belasting (zie sectie 3-16).
5Spanningsterugkoppeling - +1 volt DC per 10 volt met betrekking tot pen 11.
6Stroomterugkoppeling - +1 volt DC per 100 ampères met betrekking tot pen 11.
27
11 10
17
23
1
4
9
15
16
22
21
26
803 900-A / 218 716-A
7Niet gebruikt
8Gemeenschappelijke IGND isolatie
9Goede boog, emitter - De uitgangsspanning is ingeschakeld en er is minder dan 50 volt belasting (zie sectie 3-16).
10Geheugen ingeschakeld - Zie sectie 3-14.
11Gemeenschappelijk afstandsbedieningscircuit.
12Gemeenschappelijk chassis.
13Pulsblokkering, collector - De uitgangsspanning is ingeschakeld uitgangsspanning ingeschakeld tijdens de startstroom, de up-slope-tijd,
de uitkratertijd, de eindstroom, tijdens de pulserende achtergrondtijd als de pulsfrequentie lager is dan 10 Hz (zie sectie 3-16).
14Pulsblokkering, emitter - De uitgangsspanning is ingeschakeld uitgangsspanning ingeschakeld tijdens de startstroom, de up-slope-tijd,
de uitkratertijd, de eindstroom, tijdens de pulserende achtergrondtijd als de pulsfrequentie lager is dan 10 Hz (zie sectie 3-16).
15Geheugenkeuze 0 - Zie sectie 3-14.
16Geheugenkeuze 1 - Zie sectie 3-14.
17Invoersignaal van afstandsbediening - 0 tot +10 volt DC invoerspanning.
18+10 volts DC.
19HF uitgeschakeld − Schakel hoge frequentie uit wanneer aangesloten op pen 8.
20Automatisering ingeschakeld 1 - Zie sectie 3-15.
21Spanning EN gemeenschappelijk - Zie sectie 3-15.
22Spanning EN signaal - Zie sectie 3-15.
23Uitkratertijd, collector - Uitgangsspanning ingeschakeld in uitkratertijdfunctie (zie sectie 3-16).
24Uitkratertijd, emitter - Uitgangsspanning ingeschakeld in uitkratertijdfunctie (zie sectie 3-16).
25Automatisering ingeschakeld 2 - Zie sectie 3-15.
26Spanning EP signaal (alleen Dynasty-modellen) - Zie sectie 3-15.
27Spanning EP gemeenschappelijk (alleen Dynasty-modellen) - Zie sectie 3-15.
28Polariteit (alleen Dynasty-modellen) - Zie sectie 3-15.
OM−216 869 Pagina 28
Page 35
3-14. Ingangen voor afstandsbediende geheugenkeuze (voor 28-pens contrastekker,
indien aanwezig)
28-pens contrastekker RC28
Toegewezen aan contact: 0 = niet aangesloten / 1 = aangesloten op massa (pen 8)
Toegewezen aan contact 0 = niet aangesloten / 1 = aangesloten op massa
3
8
14
20
25
28
1
4
9
15
21
26
Geen automatiseringsfuncties geselecteerd00
Automatiseringsfunctie 1
(pen 8)
X= maakt niet uit
Pen
Functie2021
10
Schakelt de functie van pen 2 in, Sequencer en lastimers
Automatiseringsfunctie 2
X1
Schakelt de functies van pen 2 in
Pen 22 naar pen 21 - 0 tot +10 volt DC EN amplitude
Pen 26 naar pen 27 - 0 tot +10 volt DC EP amplitude
Pen 28
Pen 28 naar pen 8 - EP polariteit (frequentie en evenwicht)
Pen 28 niet aangesloten op pen 8 - EN polariteit
(frequentie en evenwicht)
OM−216 869 Pagina 29
Page 36
3-16. Typische toepassing voor automatisering
Voorbeeld 28-pens
3
r
uitgangsspanning
Collector
Emitter
Spoelweerstand R
moet worden gekozen
CR1
om de stroom te beperken
tot 75 mA
R
+
Stroom geleverd door gebruiker
tot een piekspanning van maximaal
27 volt DC
−
CR1Naar apparatuur gebruiker
-17. 1 1 5 Volt A C d u pl ex c on tr as tekker, aanvullende bescher mer CB1 en s troom schakelaa
3
1 AC duplex contrastekker
1
2
Contrastekker RC2 levert 115 V 10 A
monofase vermogen.
2 Aanvullende beschermer CB1
CB1 beschermt de duplex contrastekker
tegen overbelasting. Als de automatische
zekering open gaat, werkt
de contrastekker niet. Druk op de knop
om de beschermer te resetten.
3 Hoofdschakelaar voeding
803 901-A
OM−216 869 Pagina 30
Page 37
3-18. Beschermgasaansluiting
1
1 Gasinvoeraansluiting
Aansluiting heeft een 5/8−18
rechtse draad.
2 Gasflesventiel
De gasfles lichtjes openen om vuil
van het mondstuk weg te blazen.
4
3
2
Benodigde gereedschappen:
Terug dichtdraaien.
3 Gasontspanner
4 Debietregeling
Een typische waarde is 10 L/min.
De door de klant geleverde gaslei-
ding tussen de gasontspanner en de
gasinvoeraansluiting bevestigen.
5/8, 1-1/8 in
803 901-A
3-19. TIG HF puls/ Lift-Arct aansluitingen
4
1
2
3
Benodigde gereedschappen:
!Schakel de stroom uit voor-
dat u de aansluitingen
maakt.
1 Elektrodeklem voor de
lasuitgangsspanning
Sluit de TIG-toorts aan op de
5
elektrodeklem voor de lasuitgangsspanning.
2 Aansluiting gasuitvoer
Sluit d e gasslang voor de toorts aan
op de gasuitvoeraansluiting.
3 Werkklem
lasuitgangsspanning
Sluit de werkkabel aan op de werkklem voor de lasuitgangsspanning.
4 14-pens contrastekker voor
afstandsbediening
Indien gewenst,de afstandsbediening aansluiten op de afstandsbediende 14-pens schakelaar
(zie sectie 3-12).
5 Aansluiting gasinvoer
Sluit de gasslang van de gastoevoer
aan op de gasinvoerfitting (zie
sectie 3-18).
11/16 inch (21 mm voor CE systemen)
803 915-B
OM−216 869 Pagina 31
Page 38
3-20. Aansluitingen koeler
1
2
De wagen en de koeler zijn opties.
1 AC duplex contrastekker
2 115 VAC snoer
Levert 115 VAC voeding
voor de koeler.
3 Elektrodeklem voor
de lasuitgangsspanning (− k lem
voor lasuitgangsspanning op
Maxstar-modellen)
Sluit de TIG-toorts
aan op de elektrodeklem
voor de lasuitgangsspanning.
4 Aansluiting gasuitvoer
Sluit de gasslang van de TIG-toorts
aan op de gasfitting voor uitgaand
gas.
5 Werkklem lasuitgangsspanning
(+klem voor lasuitgangsspanning
op Maxstar-modellen)
Sluit de werkkabel
aan op de werkklem
voor de lasuitgangsspanning.
6 Water Uit-aansluiting
(naar toorts)
Sluit de Water In-slang (blauw)
aan op de Water Uit-aansluiting
van de lasstroomvoeding.
7 Water In-aansluiting
(vanaf toorts)
3
4
5
Sluit de Water Uit-slang (rood)
aan op de Water In-aansluiting
van de lasstroomvoeding.
7
6
Benodigde gereedschappen:
Toepassing
3-1/2
Gallons
Koelvloeistof
*HF: Hoogfrequente stroom
**Koelvloeistof 300 355, een 50/50 oplossing, beschermt tot -37° F (-38°C) en gaat algengroei tegen.
OPMERKING − Als u een andere koelvloeistof gebruikt dan de middelen die in de tabel staan, vervalt de
garantie op alle onderdelen die in contact komen met de koelvloeistof (pomp, radiator, enz.).
TIG of bij gebruik van HF*
Laag geleidende koelvloeistof
Nr. 300 355**; gedestilleerd
of gedeïoniseerd water OK
1 + klem lasuitgangsspanning
Sluit de elektrodedraad aan
op de positieve (+) lasuitgang.
2 − klem lasuitgangsspanning
Sluit de werkstukdraad aan
op de negatieve (-) lasuitgang.
3 14-pens contrastekker
voor afstandsbediening
Indien gewenst,de afstandsbediening
aansluiten op de afstandsbediende
14-pens schakelaar (zie sectie 3-12).
803 916-C
OM−216 869 Pagina 33
Page 40
4-1.Bedieningsfuncties
SECTIE 4 − BEDIENING
2
13
12
3
4
5
6
7
8
9
10
1
11
Regelknoppen voor de polariteit
en de wisselstroomgolfvorm zijn alleen
beschikbaar op Dynasty-modellen.
Voor alle bedieningsfuncties op het
schakelbord op het voorpaneel geldt:
druk op de drukschakelaar om het licht
in te schakelen en de normale functie
in te schakelen.
Groen op een aanduidingsplaatje duidt
op een TIG-functie. Grijs duidt op een
normale beklede elektrodefunctie.
1 Instelknop
2 Ampèremeter en parameter display
Zie hoofdstuk 4-4.
3 Display van voltmeter
en geselecteerde parameters
Zie hoofdstuk 4-5.
4 Polariteitsregeling (alleen op de Dynasty)
14
Zie hoofdstuk 4-6.
5 Procesregelknoppen
Zie hoofdstuk 4-7.
6 Regelknoppen voor de uitgangsspanning
(Output)
Zie hoofdstuk 4-9.
7 Pulseerregelknoppen
Zie hoofdstuk 4-10.
8 Sequencerregelknoppen
Zie hoofdstuk 4-11.
9 Gas/DIG-regelknoppen
Zie hoofdstuk 4-12.
10 AC golfvorm (alleen op de Dynasty)
226 868-B / ref. 803 901-A
Achterpaneel
Zie hoofdstuk 4-13.
11 Stroomsterkteregeling
en puntlastimerregeling
Zie sectie 4-3
voor de stroomsterkteregeling.
Zie sectie 5-6 voor de puntlastimerregeling.
12 Geheugenfunctietoetsen
Zie hoofdstuk 4-14.
13 Geheugendisplay
Toont de actieve geheugenfunctie.
14 Aan/uit schakelaar
Gebruik deze schakelaar om het apparaat
aan en uit te zetten.
OM−216 869 Pagina 34
Page 41
4-2.Instelknop
4-3.Stroomsterkteregeling
1 Instelknop
Zet de waarden voor een bepaalde
1
3
1
functie met behulp van de
regelknop in combinatie met de
betreffende drukschakelaar op het
voorpaneel.
1 A (stroomsterkteregeling)
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Zie sectie 4-15 voor het bereik van
de stroomsterkteregeling
2
Druk op de drukschakelaar voor de
spanning en draai de instelknop om
de lasstroom in te stellen of de
piekstroom als de pulseringsfunctie
actief is (zie sectie 4-10).
Zie sectie 4-13 voor de AC
functies.
4-4.Ampèremeter en parameter display
1 Ampèremeter
De ampèremeter toont de werkelijke
1
spanning tijdens het lassen. Hij toont
ook de instelbare parameters voor
alle functies
OM−216 869 Pagina 35
Page 42
4-5.Display van voltmeter en geselecteerde parameters
4-6.Polariteitsregeling (alleen op Dynastyt-modellen)
1
1 Voltmeter
Toont lasspanning o f open spanning.
Hij toont ook de woordafkortingen
voor geselecteerde parameters.
1
1 Stroomvorm
Druk op d e drukschakelaar tot de gewenste
LED brandt.
DC − Kies DC voor DC-lassen.
De elektrode-uitvoer van de machine
is DCEN voor TIG-lassen en DCEP
voor lassen met beklede elektrode.
AC - Kies AC voor AC-lassen.
OM−216 869 Pagina 36
Page 43
4-7.Procesregelknoppen
1
4-8.Lift-Arc™- en HF TIG-startprocedures
Startmethode waarbij
de boog ontstaat door
contact te maken met
werkstuk.
“Aanraken”
GEEN lucifers aansteken!
1
1 - 2
Seconden
1 Procesregelknoppen
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
proces-LED brandt:
TIG HF pulserend lassen - is een
pulserende HF (zie sectie 4-8)
boogstartmethode die zowel bij AC als
DC TIG-lassen kan worden gebruikt.
Maak de aansluitingen zoals staat
aangegeven in sectie 3-19.
TIG Lift-Arc (booglassen) - is een
boogstartmethode waarbij de elektrode
contact moet maken met het werkobject
(zie sectie 4-8). Deze methode kan zowel
bij AC als DC TIG-lassen worden
gebruikt. Maak de aansluitingen zoals
staat aangegeven in sectie 3-19.
Beklede-elektrodelassen (SMAW
of vuldraadlassen) - Deze methode
kan zowel bij AC als DC
Beklede-elektrodelassen worden
gebruikt. Maak de aansluitingen zoals
staat aangegeven in sectie 3-21.
Lift Arc ontstekingsmethode
Wanneer het lampje bij de Lift-Arc-knop
brandt, start u de boog als volgt:
1 TIG-elektrode
2 Lasobject
Raak met de wolfraam elektrode het
werkstuk aan bij het beginpunt en zorg met
de toortsschakelaar, de voetbediening of
de handbediening dat er uitgangsspanning
2
en beschermgas is. Houd de elektrode
1 à 2 seconden tegen het werkstuk aan
en til de elektrode langzaam op. Wanneer
de elektrode wordt opgetild, vormt zich een
boog.
Normale openspanning is niet aanwezig
voordat de wolfraam elektrode het te
bewerken object raakt; er is slechts een
lage voelspanning aanwezig tussen de
elektrode het object. De halfgeleidende
uitgangscontactor komt pas onder
spanning te staan als de elektrode het
object raakt. Hierdoor kan de elektrode het
object raken zonder oververhitting, zonder
vast te komen zitten of vervuild te raken.
Toepassing:
Lift Arc wordt gebruikt voor het DC met
elektrode negatief of AC TIG-lassen indien
de HF-startmethode niet toegestaan of
niet wenselijk is, of om de strijkmethode te
vervangen.
HF Start
Wanneer het lampje van de HF-startknop
brandt, start dan de boog als volgt:
De hoge frequentie wordt ingeschakeld
zodra er uitgangsspanning is om de boog
te starten. Wanneer de boog start, wordt
de hoge frequentie weer uitgeschakeld;
telkens als de boog wordt verbroken,
wordt hij weer ingeschakeld om te helpen
bij het herstarten van de boog.
Toepassing:
HF-start wordt gebruikt voor het
TIG-proces als er een boogstartmethode
vereist is waarbij geen contact mag
worden gemaakt.
OM−216 869 Pagina 37
Page 44
4
-9.Regeling uitgang
2
1
1 Regeling uitgang
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
parameter-LED oplicht.
RMT STD (Remote Standard =
afstandsbediening standaard)
Toepassing: Gebr uik de afstandsbediende
toortsschakelaar (standaard) met een
voetpedaal of een handbediende
stroomsterkteregeling (zie sectie 5-3A).
Als er een voet- of handbediende
afstandsbediening voor de stroom
wordt aangesloten op de
lassstroombron, worden de
startstroom-, up-slope-, uitkratertijden eindstroomfunctie geregeld door
de afstandsbediening.
Als een aan/uit-schakelaar wordt
gebruikt, moet dit een aangehouden
contactschakelaar zijn. Alle
sequencerfuncties worden dan actief
en moeten worden ingesteld door de
operator.
RMT 2T HOLD (afstandbediende
2-taktfunctie met houdfunctie)
Toepassing: Gebruik de 2−taktfunctie
met houdfunctie (2T) als er lange lassen
moeten worden gelegd.
Als er een voet- of handbediende
afstandsbediening voor de stroom is
aangesloten op de lasstroombron, dan is
alleen de aan/uit-functie te gebruiken
(zie sectie 5-3B).
Deze schakelfunctie kan opnieuw
worden geconfigureerd voor 3T, 4T,
4T Kortstondig, Mini Logic of puntlassen
(zie sectie 5-3C, D, E en F).
AAN
Twee seconden na de selectie komt er
stroom op d e uitgang te staan.
Toepassing: Gebruik de uitgang voor
beklede-elektrodelassen of voor booglassen
zonder gebruik van e en a fst andsbediening
(zie sectie 5-3G).
2 Aan LED
Het blauwe Aan LED brandt altijd als er
uitgangsspanning is.
OM−216 869 Pagina 38
Page 45
4-10. Pulsregeling
Instelling percentage
(%) piektijd
Piek 50%/Ac htergrond 50%
In evenwicht (50%)
Langere tijdsduur
van de piekspanning
Langer tijdsduur
van de grondstroom
(80%)
(20%)
Golfvormen van de pulserende
Piekstroom
Grondstroom
3
1
4
uitgangsspanning
PPS
1 Pulsregeling
Pulseren is beschikbaar tijdens het TIG-proces. De
regelknoppen kunnen tijdens het lassen worden bijgesteld.
2
Druk op de drukschakelaar om de pulseerfunctie
in te schakelen.
AAN - Als deze LED brandt, is de puls functie ingeschakeld.
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
parameter-LED oplicht.
Om de puls functie uit te schakelen moet u op
de drukschakelaar drukken en deze pas loslaten
als de Aan-LED uitgaat.
2 Instelknop (waarde instellen)
3 Ampèremeter (geeft de waarde weer)
Zie sectie 4-15 voor alle parameterwaarden van de puls
functie.
PPS − Pulsfrequentie of pulsen per seconde is het aantal
pulsslagen per seconde. Pulsfrequentie helpt de invoer van
warmte te verminderen, het help vervorming voorkomen
en zorgt mede voor een fraaiere lasnaad. Hoe hoger de
PPS-instelling, des te gladder het rimpeleffect, des te
smaller de lasnaad en des te meer koeling u krijgt. Als u de
PPS in het lager bereik zet, is de puls trager en wordt de
lasnaad breder. Dit trage pulseren helpt bij het in beweging
brengen van het lasbad zodat gas dat in het laswerkstuk
is opgesloten, kan vrijkomen, Ook helpt het de poreusheid
te verminderen (zeer handig bij het lassen van aluminium).
Sommige beginners gebruiken een langzamere
pulssnelheid (2-4 pps) om hen te helpen bij hun timing bij
het toevoegen van vulmateriaal. Een ervaren lasser kan
de PPS-instelling veel hoger zetten, afhankelijk van de
persoonlijke voorkeur en van wat ze proberen te bereiken.
PEAK t (piektijd) − De piektijd (PEAK t) is het percentage
tijd va n e lke p u lscyclu s o p p ie kstro om ni vea u (hoofdstroom).
De piekspanning wordt ingesteld met de spanningsregeling
(zie sectie 4-3). Als er één puls per seconde wordt
gebruikt e n d e piektijd is ingesteld op 50%, dan is er een
halve seconde piekstroom en de andere 50%, ofwel een
halve seconde, is er achtergrondstroom. Het verhogen
van de piektijd verhoogt de tijd dat er sprake is van
piekstroom, wat ook de warmte-invoer in het werkstuk
verhoogt. Een goed startpunt voor piektijd is ongeveer
50-60%. O m een goede verhouding te vinden moet u wa t
experimenteren; waar het uiteindelijk om draait is dat u
de warmte-invoer in het werkstuk vermindert en de
lasnaad een fraaier uiterlijk geeft.
BKGND A - (achtergrondstroom) wordt ingesteld als
percentage van de piekstroom. Als de piekstroom wordt
ingesteld op 200 en de achtergrondstroom op 50%, dan
is de achtergrondstroom 100 A als de machine pulseert
aan de achterzijde van de pulsslag. De lagere
achtergrondstroom helpt bij het verminderen van de
warmte-invoer. Het verhogen of verlagen van de
achtergrondstroom verhoogt of verlaagt de gemiddelde
spanning, waarmee u mede kunt bepalen hoe het lasbad
is aan de achterzijde van de pulsslag. Algemeen gesproken
wilt u dat uw lasbad tot o ngeveer de helft kleiner wordt maar
toch vloeibaar blijft. Stel allereerst de achtergrondstroom
in op ongeveer 20-30% voor roestvrij staal en koolstofstaal
of op ongeveer 35-50% voor aluminium legeringen.
4 Golfvormen van de pulserende uitgangsspanning
Het voorbeeld laat zien wat het effect is op de pulserende
golfvorm als de piektijd wordt veranderd.
Toepassing:
Pulseren i s het afwisselend verhogen en verlagen van de
lasuitgangsspanning met een bepaalde snelheid. De
verhoogde gedeelten van de lasuitgangsspanning
worden geregeld in breedte, hoogte en frequentie
waardoor pulsering in de lasuitgangsspanning ontstaat.
Deze pulsen en het lagere stroomsterkteniveau ertussen
(ook wel achtergrondstroom genoemd), verhitten en
koelen afwisselend het smeltbad. Dit gecombineerde
effect zorgt voor een betere controle van de inbranding,
de breedte van het bad, de bolling, de lasondersnijding
en de warmtetoevoer. De regeling kan tijdens het lassen
worden bijgesteld.
Pulseren kan ook worden gebruikt voor het trainen met
toevoegmateriaal.
De functie is ingeschakeld als de LED brandt.
OM−216 869 Pagina 39
Page 46
4-11. Sequencerregelknoppen
4
1 Sequence-regeling
Sequence-regeling is beschikbaar tijdens
het TIG-proces, maar wordt uitgeschakeld
3
1
als er afstandbediende stroomregeling
(hand of voet) wordt aangesloten op
de contrastekker van de afstandsbediening
in de standaard afstandsbediening (RMT
2
STD).
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
parameter-LED oplicht.
2 Instelknop (waarde instellen)
Draai de knop om de waarden in te stellen
5
voor de sequence-parameters.
3 Ampèremeter (geeft de waarde weer)
Zie sect ie 4-15 voor alle parameterwaarden
van de sequence-regeling.
4 Voltmeter
Toont de woordafkortingen
van de geselecteerde parameters.
INITIAL A (startstroom) [INTL] - Kies een
startstroomsterkte met de regelknop
welke anders is dan de lasstroom.
Toepassing:
De startstroom kan worden gebruikt
als hulp om het koude materiaal voor
te verwarmen voordat er toevoegmetaal
wordt aangebracht of om te zorgen
voor een zachte start.
INITIAL t (starttijd) [INTL] (alleen
op de geautomatiseerde optie) - Druk
nogmaals op de regelaar en draai
de instelknop om de tijd in t e stellen die nodig
is aan het begin van de las.
INITIAL SLOPE t (up-slope-tijd) [ISLP]
Stel met behulp van de regelknop
de hoeveelheid tijd in die nodig is om van
de startstroom naar de lasstroom te gaan.
Zet de knop op 0 om deze functie
uit te schakelen.
5 Drukschakelaar voor stroomsterkte
Lastijd (alleen op de geautomatiseerde
optie) - Druk tweemaal op de
drukschakelaar voor de stroomsterkte.
Stel de ge w e n s t e lastijd in.
Puntlastijd − Druk tweemaal op de
drukschakelaar voor de stroomsterkte.
Stel de gewenste puntlastijd in.
FINAL SLOPE t (uitkratertijd) [FSLP] - Stel
met behulp van de knop de hoeveelheid tijd
in die nodig is om van de lasstroom
omhoog of omlaag naar de te startstroom
gaan. Zet de knop op 0 om deze functie
uit te schakelen.
Toepassing:
Uitkrateren moet worden gebruikt bij het
lassen van materialen die gevoelig zijn
voor barsten en/of wanneer er geen krater
op het einde van de las zichtbaar mag zijn.
FINAL A (eindstroom) [FNL] - Draai de
instelknop om de eindstroom in te stellen
voor de lasstroom.
FINAL t (eindtijd) [FNL] (alleen op de
geautomatiseerde o p t ie) - D r uk nogmaals
op de regelknop en draai de instelknop om
de eindtijd voor de eindstroom in te stellen.
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
functie-LED brandt.
2 Instelknop (waarde instellen)
3 Ampèremeter (geeft de waarde weer)
Zie sectie 4-15 voor alle par ameter waarden
van de Instelling.
4 Voltmeter
Toont de woordafkortingen
van de geselecteerde parameters.
VOORGAS [PRE] - Als het TIG HF-proces
is geactiveerd (zie sectie 4-7) en het
regelpaneel toont “Preflow” (voorgas),
stel dan met de regelknop de tijd in dat
er gas moet stromen voor het ontsteken
van de boog.
Toepassing: Voorgas wordt gebruikt om
de ruimte rond het lasgebied door te blazen
en helpt ook bij het starten van consistente
bogen.
NAGAS [POST] - Als het TIG-proces is
geactiveerd (zie sectie 4-7), gebruik dan de
regelknop o m d e tijd in te stellen dat er gas
moet stromen nadat het lassen is gestopt.
AUTOMATISCH NAGAS - Zorgt voor
nagas die is ingeschaald op 1 seconde pe r
10A van de pieklasspanning voor een
gegeven lascyclus. Automatisch nagas
is beperkt tot minimaal 8 seconden of tot
de maximale vooringestelde voorgastijd.
Toepassing:
Nagas is nodig om de wolfraam en het
smeltbad te koelen en oxidevorming te
voorkomen. Verhoog de nagastijd indien
de wolfraampunt of de las een donkere
kleur heeft.
DIG - Als het beklede elektrode proces is
geactiveerd (zie sectie 4-7), gebruik dan de
regelknop om de hoeveelheid DIG in te
stellen. Bij instelling op 0 is de
kortsluitstroom bij lage boogspanning
gelijk aan de normale lasstroom.
Wanneer de instelling hoger wordt gezet,
dan wordt de kortsluitstroomsterkte
verhoogd bij lage boogspanning.
Toepassing:
De regelknop helpt bij het starten
van de boog of bij het verticaal of boven
het hoofd lassen, door het verhogen
van de stroomsterkte bij lage boogspannning
en het vermindert de kans op plakken
tijdens het lassen
DOORBLAZEN [PURG] - om de gasklep
te activeren en de doorblaasfunctie
te starten moet u de Gas/
DIG-drukschakelaar indrukken en
vasthouden voor de gewenste tijd. Voor het
instellen van 1 tot 50 seconden doorblaastijd
moet u de Gas/DIG-knop ingedrukt blijven
houden en daarbij de instelknop draaien.
De standaard instelling is 0.
Wanneer Doorblazen actief is, staat
er [PURG] op het linker scherm; op
het rechter scherm staat de doorblaastijd.
Als u op een van de drukschakelaars drukt,
verdwijnt de doorblaastijdaanduiding, maar
er blijft gas stromen tot de vooringestelde
tijd verstreken is.
Toepassing: Doorblazen wordt gebruikt
om de gasleidingen te reinigen.
OM−216 869 Pagina 41
Page 48
4-13. AC golfvorm (alleen Dynasty-modellen)
.
e
r
i.
r
t
t
,
r
t
r
.
.
t
s
k
t
s
.
,
r
,
frequentie kan de lassnelheid worden verhoogd.
4
3
1 AC golfvormregeling
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
functie-LED brandt.
2 Instelknop (waarde instellen)
3 Ampèremeter (geeft de waarde weer)
Zie sectie 4-15 voor alle bereiken van AC golfvormen
EN stroomsterkte [EN] - Stel de negatieve
stroomsterktewaarde van de elektrode in met deze
2
5
knop (alleen bij AC TIG).
EP stroomsterkte [EP] - Stel de positieve
stroomsterktewaarde van de elektrode in met deze
knop (alleen bij AC TIG).
Zie sectie 5-1 voor het instellen van dezelfd
amplituderegeling [ENEP].
Met EN stroomsterkte en EP stroomsterkte kan de
lasser de stroomsterkte onafhankelijk van elkaa
instellen i n d e negatieve en de positieve halve cycl
Een EN:EP verhouding van 1,5 op 1 is een goed
uitgangspunt. D it zorgt v oor een r einigings ac tie maa
stuurt meer energie naar het werkobject en zorg
voor snellere lassnelheden en diepere penetratie.
4 Stroomsterkteregeling
1
f
Gemiddelde stroomsterkteregeling: Door he
instellen van de waarden voor de EN stroomsterkte
de EP stroomsterkte, het evenwicht en de frequentie
ontstaat een gemiddelde stroomsterkte. De lasse
kan de waarde voor de gemiddelde stroomsterkte
wijzigen met handhaving van dezelfde verhouding
EN stroomsterkte, EP stroomsterkte, evenwich
en frequentie. Druk op de drukschakelaar voo
de stroomsterkte en verdraai de instelknop
om de gemiddelde stroomsterkte te wijzigen
De veranderende waarde voor de gemiddelde
stroomsterkte is te zien op de ampèremeter
Een voorbeeld: als de EN stroomsterkte 300 is, de
EP stroomsterkte 150, het evenwicht 60% en de
frequentie 120, dan is de gemiddelde stroomsterkte
240 A. Als u de stroomsterkteknop indrukt en de
instelknop verdraait tot er 480 A t e zien is, dan i s de E N
stroomsterkte nu 600 en d e EP s troomsterkte 300. He
evenwicht blijft 60% en de frequentie is nog steed
120. Ook de 2 op 1 verhouding EN-stroomsterkte −
EP-stroomsterkte blijft gehandhaafd.
Balans [BAL] - AC Balansregeling is alleen mogelij
in het AC TIG proces om het tijdpercentage
in te stellen dat de polariteit EN is. Stel de regelknop
in op ongeveer 75% en stel vanaf dat pun
alles nauwkeuriger in.
5 Voltmeter
Toont de woordafkortingen van de geselecteerde
parameters.
Toepassing:
Voor het lassen van oxidevormende metalen zoal
aluminium en magnesium is overdreven reiniging
overbodig. Voor een goede las is een reinigingszone
van 0,10 inch (2,5 mm) aan beide kanten
van de lasrups voldoende.
Regel d e lasrupsbreedte met de AC balansregeling
De lasvoeg, opstelling en andere lasprocesvariabelen
kunnen de Instelling beïnvloeden.
AC frequentie [FREQ] - Stel de AC frequentie
in met de regelknop (cycli per seconde).
Toepassing:
De AC frequentie regelt de boogbreedte en de
richtbaarheid. Naarmate de frequentie lager wordt
wordt de boog breder en minder gericht, waardoo
hij minder richtbaar wordt. Naarmate de frequentie
hoger wordt, wordt de boog smaller en gerichter
waardoor hij beter richtbaar wordt. Met hogere
OM−216 869 Pagina 42
Page 49
4-14. Geheugen (locaties 1-9 voor programmaopslag)
n
,
r
e
e
n
,
e
n
,
,
e
e
.
e
5
1
1e
2
2e
3e
3
Regelknoppen voor de polariteit en de wisselstroomgolfvorm
zijn alleen beschikbaar op Dynasty-modellen.
1 Drukschakelaar
voor geheugen (locaties 1-9
voor programmaopslag)
2 Drukschakelaar voor de
polariteit (alleen bij de Dynasty)
3 Proces-schakelaar
Ga als volgt te werk om ee
lasparameterprogramma te creëren
te wijzigen of op te roepen:
Druk eerst op de Memory-schakelaa
(geheugen) tot het gewenst
programma (1-9) wordt getoond.
Druk vervolgens op d
Polariteit-schakelaar tot de LED va
de gewenste polariteit, AC of DC
brandt.
Druk als derde stap op d
Proces-schakelaar tot de LED va
het gewenste proces, TIG HF Impuls
TIG Lift Arc of Beklede elektrode
brandt.
Het gekozen programma met d
gewenste polariteit en het gewenst
proces is nu h e t a c t i e v e programma
Ten vierde: wijzig de gewenst
parameters (zie sectie 4-1
voor de parameters).
TIG (HF of Lift)
Wisselstroom
(AC)
en
Stick (vuldraad)
Geheugenlocaties
1−9
en
TIG (HF of Lift)
Gelijkstroom
(DC)
en
Stick (vuldraad)
Bij Dynasty-modellen kan elke geheugenlocatie (1 t/m 9) parameters opslaan
voor beide polariteiten (AC en DC) en elke polariteit kan parameters opslaan
voor beide processen (TIG of beklede elektrode) voor in totaal 36 programma’s.
Geheugenlocaties
TIG (HF of Lift)
1−9
Gelijkstroom
(DC)
en
Stick (vuldraad)
Bij Maxstar-modellen kan elke geheugenlocatie (1 t/m 9) kan parameters opslaan
voor beide processen (TIG of beklede elektrode) voor in totaal 18 programma’s.
OM−216 869 Pagina 43
Page 50
4-15. Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie voor 350-modellen
ParameterStandaardBereik en resolutie
GEHEUGENFUNCTIETOETSEN11−9
(ALLEEN DYNASTY) POLARITEITWisselstroom (AC)AC / DC
A HOOFD / PIEK
(ALLEEN DYNASTY) AC TIG
(ALLEEN DYNASTY) AC BEKLEDE ELEKTRODE
DC TIG
DC BEKLEDE ELEKTRODE
*Puntlassen
*Puntlastijd
**Lastijd
PULSEREN
PPS
RMT STD
2T
150 A
110 A
150 A
110 A
UIT
0 T
0T
Uit
100 Hz
RMT STD / RMT 2T / AAN
RMT 2T kan opnieuw worden geconfigureerd voor: 2T /
3T / 4T / Mini Logic / 4T Kortstondig (zie sectie 5-3)
5 − 350 Amp
5 − 350 Amp
5 − 350 Amp
5 − 350 Amp
AAN/UIT
0 − 999 seconden
0 − 999 seconden
AAN / UIT
DC: 0,1 - 5000 PPS
AC: 0,1 − 500 PPS
PIEKTIJD
GRONDSTROOM
SEQUENCER
STARTSTROOM
**Starttijd
UP-SLOPE-TIJD
UITKRATERTIJD
EINDSTROOM
**Eindtijd
INSTELLEN
VOORGAS
NAGAS
DIG
(ALLEEN DYNASTY) AC GOLFVORM
*Golfvorm
EN Amp
EP Amp
BALANS
FREQUENTIE
EN/EP
*TIG Start parameters voor elk programma (1-9)
MAXSTAR:
Stroomsterkte
Tijd
DYNASTY:
Gelijkstroom (DC):
Polariteit
Stroomsterkte
Tijd
Wisselstroom (AC):
Polariteit
Stroomsterkte
Tijd
* Parameter alleen met behulp van de configuratie van een geavanceerde functie aangepast (zie sectie 5).
** Parameter alleen gebruikt bij geautomatiseerde optie
A HOOFD / PIEK
(ALLEEN DYNASTY) AC TIG
(ALLEEN DYNASTY) AC BEKLEDE ELEKTRODE
DC TIG
DC BEKLEDE ELEKTRODE
*Puntlassen
*Puntlastijd
**Lastijd
PULSEREN
PPS
RMT STD
2T
150 A
110 A
150 A
110 A
UIT
0 T
0T
Uit
100 Hz
RMT STD / RMT 2T / AAN
RMT 2T kan opnieuw worden geconfigureerd voor: 2T /
3T / 4T / Mini Logic / 4T Kortstondig (zie sectie 5-3)
5 − 350 Amp
5 − 350 Amp
5 − 350 Amp
5 − 350 Amp
AAN/UIT
0 − 999 seconden
0 − 999 seconden
AAN / UIT
DC: 0,1 - 5000 PPS
AC: 0,1 − 500 PPS
PIEKTIJD
GRONDSTROOM
SEQUENCER
STARTSTROOM
**Starttijd
UP-SLOPE-TIJD
UITKRATERTIJD
EINDSTROOM
**Eindtijd
INSTELLEN
VOORGAS
NAGAS
DIG
(ALLEEN DYNASTY) AC GOLFVORM
*Golfvorm
EN Amp
EP Amp
BALANS
FREQUENTIE
EN/EP
*TIG Start parameters voor elk programma (1-9)
MAXSTAR:
Stroomsterkte
Tijd
DYNASTY:
Gelijkstroom (DC):
Polariteit
Stroomsterkte
Tijd
Wisselstroom (AC):
Polariteit
Stroomsterkte
Tijd
* Parameter alleen met behulp van de configuratie van een geavanceerde functie aangepast (zie sectie 5).
** Parameter alleen gebruikt bij geautomatiseerde optie
4-17. Het systeem terugzetten op de fabrieksinstellingen.
1 Proces-schakelaar
2 Output-schakelaar
3 Gas/DIG-drukschakelaar
4 Aan/uit schakelaar
Om het actieve geheugen, de polariteit
en het proces weer op de oorspronkelijk
fabrieksinstellingen te zetten, moet
de beperkingsfunctie uitgeschakeld zijn
(zie sectie 5-9). Zet het apparaat weer
aan en druk op de Proces-, de Outputen Gas/DIG-drukschakelaars vóórdat
de machinenaam de meters wist.
4
1
2
4-18. Het software- en versienummer bekijken
3
V
Achterpaneel
1 Aan/uit schakelaar
2 Proces-schakelaar
Om bij het software- en versienummer
te komen, moet u het apparaat inschakelen
en verv olgens op de Proc es- drukschakelaar
ingedrukt houden tot de machinenaam
verdwijnt. Eerst verschijnt twee seconden
lang [S O F T ] [ N U M ] e n d a a rna vijf seconden
het softwarenummer.
2Achterpaneel
OM−216 869 Pagina 46
1
V
Page 53
4-19. Timer / Lascyclus-teller
1234uur
3/4
1
f
1 Output- en
stroomsterkte-regelknoppen
2 Aan/uit schakelaar
Zo is de timer/lascyclusteller te zien:
zet de aan/uit-schakelaar op aan;
druk vervolgens op de Stroomsterkteen Output-schakelaar en houd ze ingedrukt
totdat de machinenaam de meters wist.
1
en
3 Boogtimer
De boogtijd verschijnt gedurende 5 seconden
als [0-9999][uren] en vervolgens [0-59]
[minuten].
2
V
Achterpaneel
4 Lascyclusteller
Na 5 seconden verschijnt de lascyclusteller
gedurende de volgende 5 seconden
als [0cy] tot [9999][99cy].
OM−216 869 Pagina 47
Page 54
SECTIE 5 − GEAVANCEERDE FUNCTIES
5-1.Toegang tot de geavanceerde functies
3
1
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Gas/Dig
3 Instelknop
Voor toegang tot de geavanceerde functies
moet u de Stroomsterkte (A)-schakelaar
indrukken en ingedrukt houden en dan op
de Gas/Dig-schakelaar drukken. Om door
de geavanceerde functies te bladeren,
moet u de Gas/Dig-schakelaar indrukken
en loslaten. Met de regelknop kunt u de
parameters voor elke functie wijzigen.
Geavanceerde functies:
• Programmeerbare TIG-startparameters
(zie sectie 5-2) − Hiermee kunt u de
stroomsterkte, tijd en polariteit instellen
om boogstarts voor verschillende
soorten wolfraam op maat in te stellen.
• Afstandsbediende houd- en
toortsschakelaarfunct ies (zie sectie 5-3) −
voor opnieuw configureren van RMT 2T
Hold voor 3T, 4T kortstondig of Mini Logic
• AC golfvormkeuze, alleen
bij Dynasty-modellen (zie sectie 5-4) −
2
Hiermee kunt u een zachte, sinus-,
driehoeks- of geavanc eerde AC golfv orm
instellen voor elke geheugenlocatie,
indien gewenst.
• Onafhankelijke amplitudekeuze, alleen
bij Dynasty-modellen (zie sectie 5-5) −
Hiermee kunt u de amplitude van de AC
golfvorm instellen op gelijk voor zowel de
positieve als de negatieve helft van de
lascyclus, of kiezen voor onafhankelijke
instellingen.
• Puntlassen mogelijk (zie sectie 5-6) −
Hiermee kunt u de puntlasfunctie
inschakelen zodat die voor
alle programma’s beschikbaar is.
• Selectie open spanning (OCV) beklede
elektrodelassen (zie sectie 5-7) −
Hiermee kunt u lage of normale open
spanning (open circuit voltage) kiezen.
• Selectie ‘Vastvries-controle voor
beklede elektroden’ (zie sectie 5-9) − Als
deze functie is ingeschakeld en de
f
laselektrode zit vast, dan wordt de
lasuitgangsspanning uitgeschakeld
teneinde te proberen de elektrode te
behouden voor hergebruik.
• Beperkingsfuncties (zie sectie 5-9) −
Hiermee kunt u de beperking aan en uit
schakelen en de beperkingsniveaus
afstellen.
• Instellingen meterweergave (zie sectie
5-10) – Hiermee kunt u de meters instellen om de lasspanning en de
stroomsterkte te tonen, of een leeg
scherm tijdens pulserend lassen. U kunt
ook kiezen tussen vooringestelde piek−
of gemiddelde stroom bij pulserend DC−
TIG lassen.
• DC-meter kalibratie (zie sectie 5-11) −
Hiermee kunt u de spanning en stroom
van de gelijkstroommeter kalibreren.
Om de geavanceerde functies te verlaten
moet u de Stroomsterkte (A)-schakelaar
indrukken en ingedrukt houden en dan
op de Gas/Dig-schakelaar drukken.
OM−216 869 Pagina 48
Page 55
5-2.Programmeerbare TIG-startparameters
Elke geheugen- en elke polariteitskeuze heeft zijn eigen programmeerbare parameters.
A. De programmeerbare TIG-startstroomsterkte wijzigen
3
2
STRT
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
B. De programmeerbare starttijd wijzigen
TIJD
Ga als volgt te werk om de
TIG-startstroomsterkte af te stellen:
Druk op de Stroomsterkte-schakelaar.
De LED van de schakelaar gaat
branden. Druk indien nodig
op de Stroomsterkte-schakelaar om door
10m
20A
1
de programmeerbare TIG-startparameters
te bladeren tot de huidige startstroomsterkte
op de ampèremeter te zien is.
De TIG-startstroomsterkte kan worden
bijgesteld (zie sectie 4-15) door de instelknop
te draaien.
3
2
1
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de
programmeerbare starttijd af te stellen:
Druk op de Stroomsterkte-schakelaar.
De huidige starttijd is op de ampèremeter
te zien en kan worden bijgesteld door
de instelknop te draaien (zie sectie 4-15).
C. De programmeerbare TIG-startpolariteit wijzigen (alleen Dynasty-modellen)
3
2
POL
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte
2 Instelknop
3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om
de TIG-startpolariteit af te stellen:
Druk op de Stroomsterkte-schakelaar.
De LED van de schakelaar gaat branden
evenals de percentage-LED van de meter.
EN
(elektrode negatief)
1
De huidige startpolariteit, [POL][En] of
[POL][EP] wordt op de meters getoond en
kan worden bijgesteld (zie sectie 4-15)
door de instelknop te draaien.
OM−216 869 Pagina 49
Page 56
5-3.Output-regeling en toortsschakelaarfuncties
A. Afstandsbediende (standaard) toortsbediening
B. Afstandsbediende 2−takt toortsbediening
Stroom (A )
Hoofdstroom
Up−slope tijd
Startstroom
Voorgas
P/H
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden
R = De toortsschakelaar loslaten.
Als er een afstandsbediening voor de stroomsterkte (voet- of handbediening) is aangesloten op lasstroombron, worden de
startstroom-, up-slope-, uitkratertijd- en eindstroomfunctie geregeld door de afstandsbediening.
R
Schakelaar
(constant in)
Uitkratertijd
Eindstroom
Nagas
R
Voet of hand
Afstandsbediening
P&R = De toortsschakelaar indrukken en loslaten.
Stroom (A )
Up−slope tijd
Startstroom
Voorgas
P/R
Als de toortsschakelaar langer dan 3 seconden wordt ingedrukt,
schakelt de bediening over naar de RMT STD (afstandsbediening standaard) functie.
OM−216 869 Pagina 50
Hoofdstroom
Uitkratertijd
Eindstroom
Nagas
P/R
Page 57
C. 3-takt met houdfunctie
1
RMT
(afstandsbediend)
Stroom (A)
Bediening met toortsschakelaar
*
*
*
ABCD
Voorgas
Starts troom/ Up−slo pe tijdHoofdstroomUitkratertijd/EindstroomNagas
3T
*
*
*
2
=3T
*
E
* De boog kan op elk moment worden gedoofd door de start- en de eindschakelaar tegelijk in te drukken of door de toorts
op te tillen en de boog af te breken.
1 3T (specifieke toortsschakelaarbediening)
Sequence is nodig voor h erconfiguratie naar 3T.
3T vereist een specifiek type
afstandsbediening met twee onafhankelijke
kortstondig-contactschakelaars. De ene
wordt aangewezen als de startschakelaar en
moet worden aangesloten tussen pennen A
en B van de 14-pens contrastekker. De tweede
wordt aangewezen als de eindschakelaar
en moet worden aangesloten tussen pennen
D en E van de 14-pens contrastekker.
2 Instelknop
Draai de regelknop om 3T te selecteren.
Definities:
Up-slope-snelheid is de snelheid
van de stroomsterkteverandering zoals
bepaald door de startstroom, de up-slope-tijd
en de hoofdstroom.
Uitkratersnelheid is de snelheid
van de stroomsterkteverandering zoals
bepaald door de hoofdstroom, de uitkratertijd
en de eindstroom.
Bediening:
A. Druk op de startschakelaar en laat hem
binnen 3/4 seconde los om gasstroom
te krijgen. Druk op de eindschakelaar
en laat hem los om de voorgassequence
te stoppen voordat de voorgastijd is
verstreken (25 seconden). De voorgastimer
wordt gereset en de lassequence kan
weer worden gestart.
Als de startschakelaar niet opnieuw wordt
gesloten voor het einde van het voorgas,
stopt d e g a sstro o m, w o rd t d e ti m er g e re set
en is het nodig om de startschakelaar
in te drukken en weer los te laten
om de lassequentie weer te starten.
B. Druk op de startschakelaar om een boog
te starten op de startstroomsterkte. Als de
schakelaar wordt vastgehouden v erandert
de stroomsterkte met de snelheid van de
up-slope (laat de schakelaar los om te
lassen op het gewenste ampèreniveau).
C. Wanneer het hoofdampèreniveau wordt
bereikt, kan de ontstekingsschakelaar
worden losgelaten.
D. Druk op de eindschakelaar en houd hem
vast om d e stroomsterkte te verlagen op het
uitkraterniveau (laat de schakelaar los om
te lassen op het gewenste ampèreniveau).
E. Wanneer het eindampèreniveau wordt
bereikt, dooft de boog en stroomt
er beschermgas gedurende de tijd die is
ingesteld met de nagasregeling.
Toepassing:
Door het gebruik van twee schakelaars
in plaats van potmeters biedt 3T de operator
de mogelijkheid om de stroomsterkte
oneindig te verhogen en te verlagen
of te pauzeren en de stroomsterkte binnen
het bereik te houden dat is bepaald
door begin-, hoofd- en eindstroomsterkte.
OM−216 869 Pagina 51
Page 58
D. 4T met houdfunctie
E. Mini Logic functie
2
=
4T
1 4T Specifieke toortsschakelaarbediening
2 Instelknop
Draai de regelknop om 4T te selecteren.
De toortsbediening verloopt als geïllustreerd.
Met 4T kan de lasser kan omschakelen tussen de lasstroom en
de eindstroom
RMT
(afstandsbediend)
1
4T
Als er een afstandsbediening aangesloten is op de
lasstroombron, regel de lascyclus dan met de
afstandsbedieningsschakelaar. De stroom wordt door de
Stroom (A)
Toortsbediening 4-takt
Hoofdstroom
Up−slope tijd
Startstroom
Voorgas
P/HR
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden; R = De toortsschakelaar loslaten;
P&R = De toortsschakelaar indrukken en binnen 3/4 seconde loslaten
P/R
P/R
Uitkratertijd
P/HR
lasbron geregeld.
Toepassing:
Deze functie gebruiken als een afstandsbediening wenselijk is,
maar er alleen een aan/uit-toortsschakelaar voorhanden is.
Eindstroom
Nagas
RMT
(afstandsbediend)
Voorgas
Up−slope tijd
Startstroom
4TL
*
1
Toortsbediening 4-takt
Hoofdstroom
*
*
2
=
Mini Logic
1 Mini Logic-scherm
2 Instelknop
Draai de regelknop om Mini Logic te selecteren.
De toortsbediening verloopt als geïllustreerd.
In Mini Logic kan de lasser schakelen tussen de up-slope
of de hoofdstroom en de startstroom,. De eindstroomfunctie
is niet beschikbaar. De uitkraterfunctie daalt altijd
tot de minimum stroomsterkte en beëindigt de cyclus.
Als er een afstandsbediening aangesloten is op de
lasstroombron, regel de lascyclus dan met de
afstandsbedieningsschakelaar. De stroom wordt door
de lasbron geregeld.
Toepassing: Deze functie gebruiken indien een
afstandsbediening wenselijk is, maar enkel een aan/uit
toortsschakelaar voorhanden is.
Uitkratertijd
*
Nagas
P/HR
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden; R = De toortsschakelaar loslaten;
P&R = De toortsschakelaar indrukken en binnen 3/4 seconde loslaten
* = De boog kan op elk moment worden gedoofd bij de uitkratersnelheid door op de toortsschakelaar te drukken en hem ingedrukt te houden
OM−216 869 Pagina 52
P/R P/RP/R
P/RP/RP/H
Page 59
F. Werking 4T Kortstondig
1
RMT
(afstandsbediend)
Stroom (A)
Voorgas
P/R
P&R = De toortsschakelaar indrukken en loslaten; * = Als hij wordt ingedrukt en losgelaten tijdens de uitkratertijd,
wordt de boog onderbroken en gaat het nagas in
4TE
Up−slope tijd
Startstroom
P/RP/R
2
4T Kortstondig
=
hoofdstroom
Hoofdstroom
1 Meterscherm 4 T Kortstondig
2 Instelknop
Draai de regelknop om 4T Kortstondig te selecteren.
De toortsbediening bij 4T Kortstondig verloopt zoals wordt
aangegeven.
Als er een afstandsbediening aangesloten is op de
lasstroombron, regel de lascyclus dan met de
afstandsbedieningsschakelaar. De stroom wordt door
de lasbron geregeld.
Toepassing:
Gebruik de 4T Kortstondig-functie wanneer de functies
van een afstandsbediening wenselijk zijn, maar er alleen
een afstandsbediende aan/uit-schakelaar voorhanden is.
Uitkratertijd
Eindstroom
*
P/R
Wanneer de toortsschakelaar voor het eerst wordt ingedrukt en losgelaten: Als de toortsschakelaar
meer dan 3 seconden wordt vastgehouden, eindigt de cyclus van de toortsschakelaar.
Nagas
P/R
OM−216 869 Pagina 53
Page 60
G. Toortsschakelbediening aan
Spanning (V)
2 sec.
Stroom (A)
AAN
Stroom (A)
Contactstroom
Aanraakvuldraad
Elektrode
Startstroomsterkte
Stick (vuldraad)
Optillen
Up−slope tijd
Hoofdstroom
Hefvuldraad
Elektrode
*Uitkratertijd
*Eindstroom
Contact maken
met wolfraam
*Wordt actief als de puntlastijd is ingeschakeld.
OM−216 869 Pagina 54
Het wolfraam optillen
een stukje
Het wolfraam optillen
Page 61
5-4.AC golfvormkeuze (alleen Dynasty-modellen)
Wisselstroom
1
1
(AC)
= geavanceerde blokgolf
Zacht
= zachte blokgolf
2
1 Memory-schakelaar
Elke geheugenlocatie kan een van de vier
golfvormen selecteren.
2 Instelknop
Selecteer m e t behulp van de instelknop op
een van de negen geheugenlocaties tussen
geavanceerde blokgolf [ADVS], zachte
blokgolf [SOFT] (standaardinstelling),
sinusgolf [Sine] of driehoeksgolf [TRI].
= sinusgolf= driehoeksgolf
Tijdens normaal bedrijf, als EN of EP
stroomsterkte is geselecteerd, toont
het linker parameterscherm de actieve
golfvorm [ADVS],, [Soft], [Sine] of [TRI]
en de onafhankelijke amplitudeselectie (zie sectie 5-5) als geheugensteuntje.
Toepassing: Gebruik de geavanceerde
blokgolf als u een gerichtere boog nodig
hebt voor betere richtbaarheid. Gebruik de
zachte blokgolf als u een zachtere boog en
een vloeibaarder lasbad wilt hebben. Gebruik
de sinusgolf om een conventionele
stroombron te simuleren. Gebruik
de driehoeksgolf wanneer u de effecten
van piekstroom met een lagere totaal
warmtetoevoer wilt hebben om te helpen om
vervorming bij dunne materialen
te beheersen.
OM−216 869 Pagina 55
Page 62
5-5.Onafhankelijke amplitudeselectie
ENEP
Dezelfde
5-6.Puntlassen ingeschakeld
Puntlassen
Uit
2
2
1 Instelknop
2 Parameterselectie op ampèremeter
Draai d e instelknop om te wisselen tussen
dezelfde [Same] en onafhankelijke [INDP]
amplitudeafstelling.
1
Toepassing: Gebruik ‘dezelfde’ als u
dezelfde stroomsterkte wilt hebben voor
zowel de elektrode negatief (EN) als de
elektrode positief (EP) helft van de cyclus.
Gebruik ‘onafhank elijk’ als u verschillende
stroomsterktes wilt instellen voor beide
helften van de lascyclus voor meer
controle over de reinigingshandeling en
een langere levensduur van het wolfraam
(zie sectie 4-13).
1 Instelknop
2 Parameterselectie
op ampèremeter
3 Drukschakelaar
voor stroomsterkte
Draai de instelknop om Puntlassen
1
3
aan en uit te s chakelen. Als hij aan is,
ga dan uit de instelfunctie en druk
tweemaal op de Stroomsterkteschakelaar en draai de regelknop
om de puntlastijd in te stellen. De
fabrieksins telling voor de puntlastijd
is nul voor beide programma’s.
Puntlassen aan werkt alleen in RMT
STD en RMT 2T Hold. Wanneer er
een voetregeling is aangesloten,
wordt de stroomsterkte bij de
machine geregeld niet door een
afstandbediening.
Toepassing: Wordt gebruikt voor
hechtlassen e n het lassen van dun
plaatmateriaal
1 Instelknop
2 Meterscherm
Draai de instelknop om te wisselen Lage
OCV en Normale OCV. De actieve selectie
wordt getoond op de meters.
OM−216 869 Pagina 56
OCV
Wanneer beklede elektrode met lage OCV
wordt geselecteerd, dan is de openspanning
tussen 9 en 14 volt. Wanneer beklede
elektrode met normale OCV wordt
geselecteerd, dan is de openspanning
circa 72 volt.
1
Toepassing: Gebruik een lage
openspanning voor de meeste bekledeelektrodetoepassingen. Gebruik normale
openspanning voor lastig te onsteken
beklede elektrodes of, indien nodig, voor
uw specifieke toepassing.
Page 63
5-8.Selectie ‘Vastvries-controle voor beklede elektroden’
1 Instelknop
2 Display voor de keuze van de
parameters van de ampèremeter
Verdraai de instelknop om op het display
te kiezen tussen ‘Vastvries-controle voor
beklede elektroden’ [AAN] of [UIT].
Als ‘Vastvries-controle voor beklede elektroden’ i s ingeschakeld en de laselektrode
2
ONSTUC
zit vast, dan wordt de lasuitgangsspanning
uitgeschakeld.
Toepassing: Bij de meeste beklede
elektroden-toepassingen moet u deze
functie uitzetten. Als de ‘Vastvries-controle’ is
ingeschakeld en de laselektrode zit vast,
dan wordt de lasuitgangsspanning
uitgeschakeld teneinde te proberen de
elektrode t e behouden voor hergebruik. Dit
geeft de lasser de gelegenheid om de
1
elektrode los te maken of uit de e lektrodetang
te halen zonder dat er een lasboog
ontstaat. Schakel ‘Vastvries-controle’
in als deze functie gewenst is.
Bij sommige toepassingen moet
de ‘Vastvries-controle’-functie
uitgeschakeld zijn, bijvoorbeeld bij
grote beklede-elektroden die op hoge
stroomsterkten werken.
OM−216 869 Pagina 57
Page 64
5-9.Beperkingsniveaus
A. Instellen van de beperkingsniveaus
1
Schakelaar
2
Vergrendelen
Schakelaar
Code
UIT
UIT
Selecteer het beperkingsniveau
1, 2, 3 of 4
Selecteer
het codenummer
1 t/m 999
Zie sectie 4-1 om de verklaring van de bedieningsfuncties
vermeld in deze sectie 5-9.
Er zijn vier (1−4) verschillende beperkingsniveaus. Elk volgend niveau
geeft de lasser minder flexibiliteit.
Zorg ervoor dat voor het instellen van de beperkingsniveaus de
juiste instellingen van de parameters en de juiste procedures
gevolgd worden. Het instellen van de parameters is beperkt
wanneer de beperkingsniveaus geselecteerd zijn.
Ga als volgt te werk om het beperkingsniveau in te schakelen:
1 Instelknop
2 Stroomsterkteschakelaar (A)
Druk op de Stroomsterkteschakelaar (A) om te wisselen tussen
de vergrendeling en de codeweergaves. Blijf doorgaan tot de code
wordt getoond.
Draai de regelknop om een beperkingscodenummer te selecteren.
Het codenummer verschijnt op de ampèremeter. Kies een getal
OM−216 869 Pagina 58
van [1] t/m [999]. BELANGRIJK: onthoud dit codenummer; u hebt
het nodig om de beperking weer uit te schakelen.
Druk op de stroomsterkteschakelaar (A) tot de beperking wordt
getoond o p het scherm. U kunt nu een beperkingsniveau selecteren.
U kunt kiezen uit vier beperkingsniveaus. Verdraai de regelknop
om een beperkingsniveau te selecteren (zie sectie 5-9B voor
de beschrijvingen van het beperkingsniveau).
Als de gewenste drie cijfers zijn ingevoerd en er is een
beperkingsniveau geselecteerd, verlaat dan Geavanceerde functies
(zie sectie 5-1).
Ga als volgt te werk om het beperkingsniveau weer uit te
schakelen:
Voer met de instelknop hetzelfde codenummer in te voeren dat was
gebruikt o m d e beperking in te schakelen.
Druk op de stroomsterkteschakelaar (A). Het scherm
op de ampèremeter (rechts) verandert in [OFF]. De beperking is
nu uitgeschakeld.
Page 65
B. Beperkingsniveaus
L2
L2L2L1L3
Niveaus 1, 2 en 3
Niveau 4
Stel de stroomsterke met de instelknop in op
L3
+/− 10 % van de vooringestelde waarde.
Geeft aan welke functies beschikbaar zijn
voor het bijbehorende beperkingsniveau.
AJ
K
B
L
C
D
I
NH
M
G
F
E
Zorg ervoor dat voor het instelle n van d e
beperkingsniveaus de juiste instellingen
van de parameters en de juiste
procedures gevolgd worden. Het
instellen van de parameters is beperkt
wanneer de beperkingsniveaus
geselecteerd zijn.
Niveau 1
De afstandsbediening van de
lasstroom i s niet mogelijk in niveau 1.
TIG-uitgang selectie
Als het TIG HF-puls- of het TIG Lift
Arc-proces (zie sectie 4-7) actief was op het
moment dat beperkingsniveau 1 werd
geactiveerd, kan de operator kiezen tussen
RMT STD (afstandsbediend standaard)
en RMT 2T HOLD (afstandsbediend 2T
met houdfunctie) (zie sectie 4-9). De
Aan-functie is ook beschikbaar als TIG Lift
Arc actief was.
De uitgangsselectie van beklede elektrode
Als beklede elektrode actief was op
het moment dat beperkingsniveau 1 werd
geactiveerd, kan de operator kiezen tussen
RMT STD en Aan.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkings niv eau 1, i s [ LOC K]
[LEV1] te zien op het scherm als
geheugensteuntje.
Niveau 2
De afstandsbediening van de
lasstroom i s niet mogelijk in niveau 2.
Omvat alle functies van niveau 1 plus
de Memory-, polariteits- en proceskeuze
(zie secties 4-6 en 4-7).
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkings niv eau 2, i s [ LOC K]
[LEV2] te zien op het scherm als
geheugensteuntje.
Niveau 3
De afstandsbediening van de
lasstroom i s niet mogelijk in niveau 3.
Dit niveau heeft dezelfde functies als
niveaus 1 en 2, plus de volgende extra
functies:
De lasstroom kan bijgeregeld worden
binnen +/− 10 % van de vooringestelde
TIG- of beklede
elektrode-lasstroomwaarde.
Kies het gewenste proces, TIG of beklede
elektrode en stel met de regelknop
de stroomsterkte in op +/− 10% van de
vooringestelde waarde tot de limiet van de
machine. Als de lasser buiten de +/− 10%
probeert te gaan, is [LOCK][LEV3] te zien
op het scherm van de ampèremeter
(rechts) als geheugensteuntje.
Pulseren aan/uit
Geeft de lasser de mogelijkheid te pulseren
of niet.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkings niv eau 3, i s [ LOC K]
[LEV3] te zien op het scherm als
geheugensteuntje.
Niveau 4
Niveau 4 heeft dezelfde functies als niveau
3, plus de volgende extra functie:
Afstandsbediening van de lasstroom
Geeft de mogelijkheid een afstandsbediening
te gebruiken. De afstandsbediening regelt
van de minimum waarde van de stroombron
tot de vooringestelde waarde op het
frontpaneel. De afstandsbediening aansluiten
volgens sectie 3-12.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt
beperkt door beperkings niv eau 4, i s [ LOC K]
[LEV4] te zien op het scherm als
geheugensteuntje.
OM−216 869 Pagina 59
Page 66
5-10. Het systeem zo instellen dat er niets op de meters staat tijdens pulserend lassen
1 Instelknop
2 Keuzedisplay voor de parameters
op de ampèremeter
Draai de regelknop om te wisselen tussen
spanning/stroomsterkte [V/A] en [OFF]
op de meter.
[V/A]
De vooringestelde stroomsterkte toont de
piekstroom voor zowel de DC als de AC−
TIG pulserend. Tijdens pulserend lassen
op één puls per seconde en daarboven in
DC− TIG, tonen de meters de gemiddelde
5-11. DC-meter kalibratie
2
V/AMETR
spanning en stroomsterkte. Tijdens pulserend lassen op AC−TIG is de meter mogelijk niet stabiel en moet u de waarden alleen beschouwen als “bij benadering”.
[OFF]
De vooringestelde stroomsterkte toont de
piekstroom voor zowel AC als de DC−
TIG−pulserend. De meters tonen [PULS]
[WELD] tijdens pulserend lassen. De
houdfunctie van de meter wordt uitgeschakeld. In een niet−pulserende
lasstand wordt de lasspanning en de
1
stroomsterkte getoond en heeft geen invloed op d e houdfunctie van de meter.
[AVG]
De vooringestelde stroomsterkte toont de
gemiddelde stroom voor DC−TIG pulserend en de piekstroom voor de AC− TIG−
pulsered. Tijdens pulserend lassen op één
puls per seconde en daarboven in DC−TIG
tonen de meters d e gemiddelde spanning
en stroomsterkte. Tijdens pulserend
lassen in AC− TIG is de meter mogelijk niet
stabiel en moet u de waarden alleen
beschouwen als “bij benadering”
MCAL
1 Instelknop
2 Display voor de keuze van de
parameters van de ampèremeter
De stroomsterkte kalibreren:
Het kalibratiebereik voor de stroomsterkte
is ±10 A.
Om de ampèremeter van de machine te
kalibreren met een ampèremeter van een
belastingskast, moet u het ampèreverschil
tussen de ampèremeter van de machine en die
van d e b e l a sti n g ska st e r b ij o p te l l en o f a ft re kke n .
OAMCAL
OV
Bijvoorbeeld:
Machine−Belastings−Instellen
meterkastmeterop MCAL
Ampère
100 A105 A+5 A
100 A95 A−5 A
3 Druktoets voor stroomsterkte
4 Display voor de keuze van de
spannings-parameters
De spanning kalibreren:
Het kalibratiebereik voor de spanning is
±9,9 volts.
12
4
Druk om de spanning te kalibreren op de
spanningstoets. Op het display verschijnt
[MCAL] [OV] .
Om de spanningsmeter van de machine te kalibreren m e t een spanningsmeter van een belastingskast, moet u het spanningsverschil
tussen de spanningsmeter van d e machine en
die van de belastingskast erbij optellen of ervan aftrekken. Bijvoorbeeld:
Machine−Belastings−Instellen
meterkastmeterop MCAL
10,0 V10,5 V+0,5 V
10,0 V9,5 V−0,5 V
3
Volt
OM−216 869 Pagina 60
Page 67
SECTIE 6 − ONDERHOUD EN STORINGEN VERHELPEN
6-1.Routineonderhoud
!Ontkoppel de voeding voordat u met het onderhoud begint.
A. Lasstroombron
= Controleren = Verversen = ReinigenΔ = Repareren = Vervangen
* Moet worden verricht door een door de fabriek geautoriseerd servicebedrijf
Elke drie
maanden
Labels Gasslangen
Elke drie
maanden
Δ Kabels en snoeren
Elke z es
maanden
:Maandelijks reinigen bij zwaar gebruik.* De elektrodeafstand bijstellen of reinigen
B. Koeler
Elke 3
maanden
Elke 6
maanden
Lasklemmen
0,010
(0,254 mm)
= Controleren = Verversen = ReinigenΔ = Repareren = Vervangen
* Moet worden verricht door een door de fabriek geautoriseerd servicebedrijf
Blaas de koelribben
Koelvloeistoffilter, vaker
reinigen bij intensief gebruik.
van de warmtewisselaar uit
Controleer het koelvloeistofpeil. Bijvullen
met gedistilleerd of gedeïoniseerd water indien nodig.
Elke 12
maanden
Slangen
Ververs de koelvloeistof.
Labels
OM−216 869 Pagina 61
Page 68
6-2.De binnenzijde van het apparaat schoonblazen
!De kast niet verwijderen
6-3.Onderhoud van de koelvloeistof en de motor smeren met olie
f
,
:
t
als u de binnenzijde van
het apparaat schoonblaast.
Om het apparaat schoon te blazen
moet u de luchtstroom
op de af g e b e e l d e wijze door
het ventilatiekanaal blazen.
803 900-B
1
!Haal het apparaat van de voeding
vóór begin van het onderhoud.
1 Filter voor koelvloeistof
Schroef de filterhouder los om de filter
te reinigen.
Koelvloeistof verversen: tap de
koelvloeistof af door het systeem naar
achteren te kantelen of gebruik een
zuigpomp. Vullen met schoon water en
10 minuten laten draaien. Weer
aftappen en vullen met koelvloeisto
(zie Sectie 3-20).
Als u slangen vervangt, gebruik
dan slangen die compatibel zijn
met ethyleenglycol, bijv. Buna-n
Neoprene of Hypalon. LET OP
Oxy-acetyleen slangen zijn nie
compatibel met producten die
ethyleenglycol bevatten.
Benodigde gereedschappen:
OM−216 869 Pagina 62
m30 kruiskop
804 649-A / Ref. 801 194
Page 69
6-4.Storingen
A. Helpschermen voltmeter/ampèremeter en koeler
1
V
HELP30
Alle richtingen zijn t.o.v. de voorzijde
van het apparaat. Alle schakelingen
waarnaar wordt verwezen bevinden
zich in het apparaat.
1 Typisch voorbeeld van getallen op
het hulpscherm van de voltmeter/
ampèremeter − de getallen in de “30”
zijn voor 350 modellen of voor de
bovenste motor van 700 modellen.
De getallen in de “40” zijn voor de
onderste motor van 700 modellen.
w Hulpscherm 30
Geeft aan dat er kortsluiting of een open
verbinding is in het thermische
beveiligingscircuit in de invoerinductor van
het systeem. Als dit scherm te zien is, neem
dan contact op met een door de fabrikant
erkende service-agent.
w Hulpscherm 31
Geeft een storing aan in de primaire
stroomkring die is veroorzaakt door een te
sterke stroom in het primaire IGBT-circuit.
Als dit scherm te zien is, neem dan contact
op met een door de fabrikant erkende
service-agent.
A
w Hulpscherm 32
Geeft aan dat er kortsluiting of een open
verbinding is in het thermische
beveiligingscircuit aan de linkerzijde van
het systeem. Als dit scherm te zien is, neem
dan contact op met een door de fabrikant
erkende service-agent.
w Hulpscherm 34
Geeft aan dat er kortsluiting of een open
verbinding is in het thermische
beveiligingscircuit aan de rechterzijde van
het systeem. Als dit scherm te zien is, neem
dan contact op met een door de fabrikant
erkende service-agent.
w Hulpscherm 8
Geeft een storing aan in de secundaire
stroomkring van het apparaat. Er is sprake
van een hoge nullast. Als dit scherm te zien
is, neem dan contact op met een door de
fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 14
Systeem niet gereed. Bus voor de primaire
stroomkring niet volledig opgeladen.
w Hulpscherm 16
Spanning op de secundaire klem te hoog.
De laskabels rechttrekken of inkorten. Als
dit het probleem niet verhelpt, neem dan
contact op met een door de fabrikant
erkende service-agent.
w Hulpscherm 20
Geeft aan dat de stroomtoevoer voor de
primaire aandrijvingen defect is. Als dit
scherm te zien is, neem dan contact op met
een door de fabrikant erkende service-agent.
wHulpscherm 2 1
Geeft aan dat er een spannings- of
stroomterugkoppeling is gedetecteerd met
de contactschakelaar uitgeschakeld. Als dit
scherm te zien is, neem dan contact op met
een door de fabrikant erkende service-agent.
wHulpscherm 2 2
Er is geen spanning of stroom met de
contactschakelaar ingeschakeld. Als dit
scherm te zien is, neem dan contact op met
een door de fabrikant erkende service-agent.
wHulpscherm 2 4
Geeft aan dat er een probleem is met de
voeding naar de besturings- en interfacekaart
PC6. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door
kortsluiting in pen A of pen B van de
afstandsbediening.
2 Typisch voorbeeld van tekstberichten
op het hulpscherm van de voltmeter/
ampèremeter. Er staat [T OP] (boven)
of [BOT] (onder) achter het bericht
om aan te geven welke motor het
betreft op 700 modellen.
w [Over][Temp]
Twee seconden aan, dan knippert er:
[Sec] − Geeft aan dat de linkerkant van
het apparaat oververhit is. Het apparaat
heeft zic hzelf uitgeschak eld om de ventilator
de kans te geven het apparaat te koelen
(zie sectie 3-3). Als het apparaat is
afgekoeld, kunt u doorgaan met werken.
[PRI] − Geeft aan dat de rechterkant
van het apparaat oververhit is. Het apparaat
heeft zic hz elf uitgeschak eld om de ventilator
de kans te geven het apparaat te koelen
(zie sectie 3-3). Als het apparaat is
afgekoeld, kunt u doorgaan met werken.
[InD] − Geeft aan dat de invoerinductor
oververhit is. Het apparaat heeft zichzelf
uitgeschakeld om de ventilator de kans te
geven het apparaat te koelen (zie sectie
3-3). Als het apparaat is afgekoeld, kunt u
doorgaan met werken.
w [LOW][LINE]
Geeft aan dat de ingangsspanning te laag
is en dat het apparaat automatisch is
uitgeschakeld. U kunt verder werken als de
spanning binnen het bedrijfsbereik is (±10%).
Als dit scherm te zien is, laat een elektricien
dan de ingangsspanning controleren.
w [HIGH][LINE]
Geeft aan dat de ingangsspanning te hoog
is en dat het apparaat automatisch is
uitgeschakeld. U kunt verder werken als de
spanning binnen het bedrijfsbereik is (±10%).
Als dit scherm te zien is, laat een elektricien
dan de ingangsspanning controleren.
w [REL][RMT]
Geeft aan dat de trekker van de toorts
ingedrukt is. Laat de trekker los om verder
te gaan.
w [not][VALD]
Duidt op een niet toegestane instelling
op het voorpaneel.
w [AUTO][STop]
Uitschakeling van de uitgangsspanning
staat open, waardoor de lasspanning
wegvalt maar het gas blijft stromen.
w [Out][LIMT]
Duidt op een te sterke stroom in de primaire
stroomkring. De uitgangsstroom wordt
verlaagd om het trekken van de primaire
stroom te verminderen. Druk een willekeurige
drukknop in en verdraai de instelknop of
start een boog om de laatste helptoestand
op te heffen.
w [ADV][AUTO]
Duidt op een niet toegestane instelling
op het voorste paneel omdat er een
geavanceerde automatiseringskeuze actief is
(zie sectie 5).
w [LOCK][LEV 1] 2, 3, or 4
Duidt op een niet toegestane instelling
op het voorste paneel omdat er
een stroombeperkingskeuze actief is
(zie sectie 5-9).
w [ERR][GND]
Schakel de ingangsspanning uit en laat ee n
gekwalificeerde monteur het apparaat
nakijken. Om de fout te wissen moet u het
apparaat uitschakelen en weer inschakelen.
De foutcode wordt alleen getoond als
de optie geïnstalleerd is en de fout zich
voordoet.
Err GND geeft aan dat er stroom staat op de
groene of de groengele aardingsgeleider.
Hierdoor wordt de lasuitgangsspanning
van de machine uitgeschakeld.
ERR GND kan worden veroorzaakt door
een geleider die onder stroom staat
en contact maakt met het chassis.
ERR G ND kan wor den veroorz aak t doordat
een werkklem niet is aangesloten op het
werkstuk.
OM−216 869 Pagina 63
Page 70
B. Problemen oplossen, overzicht
t
ProbleemOplossing
Geen uitgangsspanning voor het lassen;
het apparaat werkt totaal niet.
Zet de lijnscheidingsschakelaar aan (zie Sectie 3-9).
Controleer de lijnzekering(en) en vervang ze indien noodzakelijk; of stel de stroomonderbreker weer
in (zie Sectie 3-9).
Controleer of de voeding goed is aangesloten (zie Sectie 3-9).
Geen uitgangsspanning om te lassen;
de meter staat op ON.
Onregelmatige of onjuiste
lasuitgangsspanning.
Geen 115V AC uitgangsspanning bij de
duplex contrastekker.
De ventilator werkt niet. Opmerking: de
ventilator draait alleen als afkoeling nodig is.
Dwalende boog
De wolfraam elektrode oxideert en blijf
niet helder na het voltooien van de las.
Als er een afstandsbediening wordt gebruikt, zorg er dan voor dat het juiste proces wordt ingeschakeld om
de uitgangsspanning te kunnen regelen bij de 14-pin contrastekker (indien van toepassing, zie Sectie
4-1 en 3-12).
De ingaande spanning is buiten het toegestane variatiebereik (zie sectie 3-8).
Kijk de afstandsbediening na, repareer hem of vervang hem.
Het apparaat is oververhit en op het scherm staat [Over][Temp]. Laat het apparaat afkoelen met de
ventilator aan (zie sectie 3-3).
Gebruik een laskabel van het juiste formaat en type (zie sectie 3-11).
Reinig alle lasaansluitingen en zet ze vast.
Stel de zekering CB1 opnieuw in (zie Sectie 3-17).
Kijk of er iets is dat de ventilator blokkeert, waardoor hij niet kan draaien.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur de motor van de ventilator nakijken.
Gebruik het juiste formaat wolfraam (zie sectie 9-1).
Gebruik goed voorbereid wolfraam (zie sectie 9-2).
Verlaag de gastoevoer.
Scherm het lasgebied af tegen tocht.
Verhoog de nagastijd (zie sectie 4-12).
OM−216 869 Pagina 64
Kijk alle gasfittingen na en draai ze aan.
Water in de toorts. Zie handleiding van de toorts.
Page 71
Aantekeningen
OM-216 869 Pagina 65
Page 72
SECTIE 7 − ELECTRISCH SCHEMA
OM-216 869 Pagina 66
Figuur 7-1. Stroomkringschema voor Dynasty 350 modellen
Page 73
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
215 133-D
OM-216 869 Pagina 67
Page 74
OM-216 869 Pagina 68
Figuur 7-2. Stroomkringschema voor Maxstar 350 modellen
Page 75
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-216 869 Pagina 69
Page 76
OM-216 869 Pagina 70
Figuur 7-3. Stroomkringschema voor Dynasty 700 modellen (Deel 1 van 2)
Page 77
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
213 338-E
OM-216 869 Pagina 71
Page 78
OM-216 869 Pagina 72
Figuur 7-4. Stroomkringschema voor Dynasty 700 modellen (Deel 2 van 2)
Page 79
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
213 338-E
OM-216 869 Pagina 73
Page 80
OM-216 869 Pagina 74
Figuur 7-5. Stroomkringschema voor Maxstar 700 modellen (Deel 1 van 2)
Page 81
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
215 121-E
OM-216 869 Pagina 75
Page 82
OM-216 869 Pagina 76
Figuur 7-6. Stroomkringschema voor Maxstar 700 modellen (Deel 2 van 2)
Page 83
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
215 121-E
OM-216 869 Pagina 77
Page 84
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.
Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-216 869 Pagina 78
228 525-B
Figuur 7-7. Stroomschema voor koeling
Page 85
SECTIE 8 − HOGE FREQUENTIE
8-1.Lasprocessen waarvoor hoge frequentie nodig is
1
Werk
TIG
8-2.Onjuiste installatie
Laszone
11, 12
15 m
1 HF-spanning
TIG − helpt de boog om de lucht-
spleet te overbruggen tussen de
toorts en het lasobject en/of om de
boog te stabiliseren.
high_freq 7/05 − S-0693
13
10
9
8
7
3
2
1
456
14
Bronnen die directe hoogfrequente
straling afgeven
♦Typisch gasbeschermingsdebiet ligt tussen 11 tot 35 cfh (311 tot 991 liter/uur).
Waarden hierboven vermeld dienen als richtlijn en zijn aanbevelingen van de American Welding Society (A WS) en van de elektrodefabrikanten.
AC − Argon
9-2.Een wolfraam elektrode voorbereiden voor het lassen op gelijkstroom/elektrode
negatief (DCEN) of wisselstroom bij gebruik van een lasinverter
!Het slijpen van de wolfraamelektroden veroorzaakt stof en vonken die verwonding en brand kunnen veroorza-
ken. Voorzie voldoende ventilatie (afzuiging) van de slijpmachine of draag een goedgekeurd zuurstofmasker.
Lees het veligheidsblad voor veiligheidsinformatie. Cerium- of lanthaangelegeerde wolfraamelektroden in
overweging nemen in plaats van gethorieerd wolfraam. Thorium gelegeerde elektroden bevatten licht radioactieve stoffen. Het slijpstof op een milieuvriendelijke manier verwerken. Draag de nodige gezichts-, handen lichaamsbescherming. Hou brandbare stoffen uit de buurt.
Radiaal slijpen
veroorzaakt
een verlopende
vlamboog
Onjuiste
wolfraamvoorb
ereiding
2-1/2 maal de
elektrodediameter
2
4
Ideale wolfraamvoorbereiding −
stabiele vlamboog
1 Slijpschijf
De elektrode slijpen met behulp van een hard
3
abrasieve slijpschijf alvorens te lassen.
Geen slijpmachine gebruiken die reeds
gebruikt wordt voor ander werk; zoniet kan
1
de elektrode besmet worden en een mindere
laskwaliteit veroorzaken.
2 Wolraamelektrode
Een 2% ceriumgelegeerde wolfraam elektrode
wordt aanbevolen.
3 Afvlakking
De afvlakking bepaalt de stroomcapaciteit.
4 Lengterichting
Slijp in de lengterichting, niet radiaal.
OM-216 869 Pagina 81
Page 88
SECTIE 10 − RICHTLIJNEN VOOR TIG-LASSEN
10-1. Positie van de lastoorts
2
90°
1
10−15°
4
10−25°
5
3/16 in
Onderaanzicht
3
5
6
6
1/16 in
!Het slijpen van de wolfraam
electroden veroorzaakt stof
en vonken die verwonding
en brand kunnen veroorzaken. Voorzie voldoende ventilatie (afzuiging) van de
slijpmachine of draag een
goedgekeurd zuurstofmasker. Cerium of Lanthaan gelegeerde wolfraam electroden in overweging nemen in
plaats van gethorieerd wol-
4
fraam. Thorium gelegeerde
electroden bevatten licht radioaktieve stoffen. Het slijpstof op een milieuvriendelijke manier verwerken. Draag
de nodige gezichts−, hand−
en lichaamsbescherming.
Hou brandbare stoffen uit de
buurt.
1 Werkstuk
Het werkstuk zuiver maken voor-
aleer te lassen.
2 Massaklem
Zo dicht mogelijk bij de las plaatsen.
3 Toorts
4 Toevoegdraad
5 Gasbuis
6 Wolraamelectrode
De Wolraamelectrode kiezen en
aanslijpen volgens Sectie 9.
Richtlijnen:
De binnendiameter van de gasbuis
moet minstens driemaal groter zijn
dan de electrodediameter om voldoende gasbescherming te geven.
De Wolfraamelectrode mag niet
meer uitsteken in lengte dan de
grootte van de binnendiameter van
de gasbuis.
De booglengte is de afstand tussen
de electrode en het werkstuk.
OM-216 869 Pagina 82
Ref. ST-161 892
Page 89
10-2. Toortsbeweging tijdens het lassen
Zonder toevoegmetaal
Lasrichting
Lasbad vormenToorts kantelenNaar het voorste deel van het smeltbad
Met toevoegmetaal
Lasrichting
Lasbad vormenToorts kantelen
Toevoegdraad terugtrekken
75°
75°
Naar het voorste deel van het smeltbad
bewegen. Herhaal het proces.
10-3. Toortsposities voor verscheidene lasverbindingen
Stompe l a s
bewegen. Herhaal het proces.
15°
Metaaldraad toevoegen
ST-162 002-B
Hoeklas
90°
20-40°
30°
20°
Overlapnaad
15°
70°
75°
90°
20°
10°
15°
75°
15°
Buitenhoeklas
75°
ST-162 003 / S-0792
OM-216 869 Pagina 83
Page 90
SECTIE 11 − RICHTLIJNEN VOOR HET INSTELLEN VOOR (GTAW) TIG LASSEN
11-1. Voorbeelden van TIG-opstellingen
A. Opstelling voor AC − TIG 1/8 inch aluminium (alleen Dynasty-modellen)
Dit symbool geeft aan welke functies actief moeten zijn voor aluminium lassen.
226 868-B
Bepaalde regelfuncties die hierboven zijn afgebeeld zitten mogelijk niet op uw machine (afgebeeld is de Dynasty 350/700).
• Zet de machine aan (de schakelaar bevindt zich op het achterpaneel)
• Druk op de Polariteitschakelaar tot de LED voor AC brandt
• Druk op de Processchakelaar tot de LED voor TIG HF-impuls brandt
• Druk op de Outputschakelaar tot de LED voor RMT STD brandt
• Druk op de GAS/DIG-schakelaar tot de LED voor nagas brandt
• Draai de regelknop om 15 seconden nagastijd te verkrijgen
• Druk op de AC golfvorm-schakelaar tot de LED van balance brandt
• Draai de regelknop om de gewenste balance te verkrijgen (65 - 80%)
• Druk op de AC golfvorm-schakelaar tot de LED voor AC Frequentie brandt
• Draai de regelknop om de gewenste AC frequentie te verkrijgen (100 - 150 Hz)
• Druk op de AC golfvorm-schakelaar tot de LED van EN stroomsterkte of EP stroomsterkte brandt.
• Draai de regelknop om de gewenste verhouding te verkrijgen: meestal zit dit in ergens tussen (75A EP / 100A EN) en (50A EP / 100A EN).
• Druk op de stroomsterkteschakelaar A tot de LED brandt
• Verdraai de regelknop om de gewenste stroomsterkte te verkrijgen (125 - 160 Hz)
• Pulseerregeling (indien van toepassing; zie sectie 4-10).
De ampèremeter toont de parameters voor de volgende meeteenheden als ze actief zijn: stroomsterkte, tijd, percentage of frequentie.
De bijbehorende LED die recht onder de ampèremeter zit, gaat ook branden. De ampèremeter toont ook de werkelijke stroomsterkte
tijdens het lassen.
OM−216 869 Pagina 84
Page 91
B. Opstelling voor DC - GTAW zachtstaal* #16 en roestvrij staal
226 868-B
Dit symbool geeft aan welke functies actief moeten zijn voor het lassen van roestvrij of zachtstaal lassen.
Bepaalde regelfuncties die hierboven zijn afgebeeld zitten mogelijk niet op uw machine (afgebeeld is de Dynasty 350/700).
• Zet de machine aan (de schakelaar bevindt zich op het achterpaneel)
• Druk op de Polariteitsschakelaar tot de LED voor DC brandt (alleen Dynasty-modellen)
• Druk op de Processchakelaar tot de LED voor TIG HF-impuls brandt
• Druk op de Outputschakelaar tot de LED voor RMT STD brandt
• Druk op de GAS/DIG-schakelaar tot de LED voor nagas brandt
• Draai de regelknop om 8 seconden nagastijd te verkrijgen
• Druk op de stroomsterkteschakelaar A tot de LED brandt
• Draai de regelknop om de gewenste stroomsterkte te verkrijgen (50 - 80 A voor roestvrij staal) of (55 tot 88 A voor zachtstaal*).
• Pulseerregeling (indien van toepassing; zie sectie 4-10).
De ampèremeter toont de parameters voor de volgende meeteenheden als ze actief zijn: stroomsterkte, tijd, percentage
of frequentie. De bijbehorende LED die recht onder de ampèremeter zit, gaat ook branden. De ampèremeter toont
ook de werkelijke stroomsterkte tijdens het lassen.
OM−216 869 Pagina 85
Page 92
SECTIE 12 − RICHTLIJNEN VOOR HET INSTELLEN
VOOR (SMAW) BEKLEDE ELEKTRODE LASSEN (STICK)
12-1. Display uitlezing voor DCEP (electrode positief)
Bepaalde regelfuncties die hierboven zijn afgebeeld zitten mogelijk niet op uw machine
(afgebeeld is de Dynasty 350/700).
Grijs op een naamplaatje duidt op een functie voor beklede elektrode (zie sectie 4-1
voor de beschrijving van de regelfuncties).
Dit symbool geeft aan w elke functies actief moeten zijn voor DCEP (gelijkstroom elektrode positief)
beklede elektrode lassen.
• Zet de machine aan (de schakelaar bevindt zich op het achterpaneel)
• Druk op de Polariteitsschakelaar tot de LED voor DC brandt (alleen Dynasty-modellen)
• Druk op de Processchakelaar tot de LED voor beklede elektrode brandt
• Druk op de Outputschakelaar tot de LED bij ON brandt
• Druk op de stroomsterkteschakelaar A tot de LED brandt
• Draai de regelknop om de gewenste stroomsterkte in te stellen.
De ampèremeter toont de parameters voor de volgende meeteenheden als ze actief zijn:
stroomsterkte, tijd, percentage of frequentie. De bijbehorende LED die recht onder
de ampèremeter zit, gaat ook branden. De ampèremeter toont ook de werkelijke
stroomsterkte tijdens het lassen.
OM-216 869 pagina 86
216 869-B
Page 93
SECTIE 13 − RICHTLIJNEN BEKLEDE ELEKTRODE
LASSEN
13-1. Lasprocedure met beklede elektroden
5
4
2
1
7
!De lasstroom start als de
elektrode het werkstuk raakt.
!Lasstroom kan elektro-
nische onderdelen in voertuigen beschadigen. Ontkoppel beide accukabels
voordat u aan een voertuig
gaat lassen. Plaats de massaklem zo dicht mogelijk bij
de las.
1 Lasobject
Zorg dat het lasobject schoon is
voor u begint te lassen.
2 Massaklem
3 Elektrode
Een elektrode met een kleine dia-
meter heeft minder stroom nodig
dan een grote. Volg de instructies
van de fabrikant van de elektrode
als u de lasstroom instelt (zie sectie
3
6
13-2).
4 Geïsoleerde elektrodehouder
5 Stand elektrodehouder
6 Booglengte
De booglengte is de afstand van de
elektrode tot het werkstuk. Een korte boog met de juiste stroomsterkte
geeft een scherp krakend geluid af.
7 Slak
Verwijder slak met een bikhamer
en een staalborstel. Verwijder slak
en controleer het lasbad voor u
weer verder gaat met lassen.
13-4. Een boog creëren − de techniek d.m.v. aanslaan
1
2
3
1 Elektrode
2 Lasobject
3 Boog
Sleep de elektrode over het werkstuk alsof
u een lucifer aansteekt. Til de elektrode
een klein stukje op nadat u het werkstuk
heeft aangeraakt. Als de boog dooft, dan
is de elektrode te hoog opgetild. Als de
elektrode aan het lasobject blijft plakken,
maak hem dan met een snelle draai los.
S-0049
1 Elektrode
2 Lasobject
3 Boog
Laat de elektrode recht op het werkstuk
zakken en til hem dan een klein stukje op
om de boog te starten. Als de boog dooft,
dan is de elektrode te hoog opgetild. Als de
elektrode aan het werkstuk blijft plakken,
maak hem dan met een snelle draai los.
OM-216 869 Pagina 88
S-0050
Page 95
13-5. De elektrodehouder positioneren
90°90°
10°-30°
Eindaanzicht van werkhoek
GROEFLASSEN
45°
45°
Eindaanzicht van werkhoek
13-6. Slechte lasnaad karakteristieken
VULLASSEN
Zijaanzicht van elektrodehoek
10°-30°
Zijaanzicht van elektrodehoek
S-0060
1 Grote lasspatten
2 Ruwe ongelijke las
3 Kleine krater tijdens het lassen
4 Slechte overlapping
5 Slechte inbranding
13-7. Goede lasnaad karakteristieken
1
2
3
1
4
5
1 Fijne spatjes
2 Gelijkmatige las
3 Middelmatige krater tijdens het lassen
Leg een nieuwe las of laag voor elke 1/8
inch (3,2 mm) dikte van het te lassen basismetaal.
4 Geen overlapping
5 Goede inbranding in basis metaal
5234
S-0053-A
S-0052-B
OM-216 869 Pagina 89
Page 96
13-8. Omstandigheden die van invloed zijn op de vorm van de las
De vorm van de las wordt beïnvloed door de elektrodehoek, de booglengte, voorloop snelheid en de dikte van het te lassen basismetaal.
Juiste hoek
Hoek te klein
10° - 30°
Trekken
ELEKTRODEHOEK
Hoek te groot
Spatten
Te kort
Langzaam
Normaal
BOOGLENGTE
Normaal
VOORLOOPSNELHEID
Te lang
Snel
S-0061
13-9. De elektrodebeweging tijdens het lassen
Normaal gesproken is één getrokken las voldoende voor de meeste lassen met een smalle groef; bij lassen met een brede groef of bij het
overbruggen van spleten werken zwaailassen of meerdere getrokken lassen echter beter.
1 Getrokken las − regelmatige
beweging langs de naad
1
2
2 Zwaailas − beweging van de
ene naar de ander kant langs de
las
3 Zwaaipatronen
Gebruik zwaaipatronen om een breed
gebied te bedekken met één elektrodebeweging. De zwaaibreedte mag
niet groter zijn dan 2-1/2 maal de diameter van de elektrode.
OM-216 869 Pagina 90
3
S-0054-A
Page 97
13-10.Stompe lassen
1
3
13-11.Overlapnaad
1/16 inch
(1,6 mm)
30°
1 Hechtlassen
2
4
Voorkom bij het hechtlassen dat er verbindingsranden ontstaan door samentrekken van materialen voordat men gaat
aflassen.
2 Vierkante groeflas
Goed voor materialen tot 3/16 inch (5
mm) dikte.
3 Enkele V-groeflas
Goed voor materialen van 3/16 − 3/ 8 in c h
(5-9 mm) dikte. Schuin snijden met zuurstof
en acetyleen of plasmasnijdapparatuur.
Verwijder de schilfers van het materiaal
na het snijden. Er kan een ook slijpmachine worden gebruikt om de schuine randen voor te bereiden.
Maak een schuine hoek van 30 graden
op het materiaal bij V-groeflassen.
4 Dubbel V-groeflassen
Goed voor materialen die dikker zijn dan
3/8 inch (9 mm).
S-0662
2
Eenlaags hoeklas
13-12.T-verbinding
30° of
minder
1
2
1
45° of
minder
3
Meerlaags hoeklas
2
1
30° of
minder
1
1 Elektrode
2 Eenlaags hoeklas
Beweeg de elektrode in een cirkelbewe-
ging.
3 Meerlaags hoeklas
Las een tweede laag als een zwaardere
hoeklas nodig is. Verwijder de slak voordat
u een nieuwe las maakt. Las beide zijden
van de verbinding voor maximale sterkte.
S-0063 / S-0064
1 Elektrode
2 Hoeklas
Houd de boog kort en beweeg met een
vaste snelheid. Houd de elektrode
zoals is afgebeeld om te zorgen voor
samensmelting tot in de hoek. Vierkante rand van het lasoppervlak.
Las beide zijden van het staande profiel voor maximale sterkte.
3 Neersmelt van meerdere lagen
Las een tweede laag als er een zwaar-
dere hoeklas nodig is. Gebruik hiervoor
een van de zwaaipatronen die staan
afgebeeld in sectie 13-9. Verwijder
schilfers voor u een nieuwe lasbeweging maakt.
3
S-0060 / S-0058-A / S-0061
OM-216 869 Pagina 91
Page 98
13-13.Lastest
3
2 à 3 inch
(51-76 mm)
2 à 3 inch
(51-76 mm)
1/4 inch
(6.4 mm)
2
1
2
13-14.Problemen oplossen − Porositeit
Porositeit − kleine holtes of gaten die het gevolg zijn
van gasinsluiting in het lasmetaal.
1 Bankschroef
2 Lasverbinding
3 Hamer
3
1
Sla in de aangegeven richting op
de lasverbinding. Een goede las
buigt door maar breekt niet.
S-0057-B
Mogelijke oorzakenHerstellen
Booglengte te lang.Verlaag de booglengte.
Vochtige elektrode.Gebruik een droge elektrode.
Vuil werstuk.Verwijder al het vet, olie, vocht, roest, verf, coatings, slak en vuil van het werkoppervlak
voor u gaat lassen.
13-15.Problemen oplossen − Uitzonderlijk spatten
Uitzonderlijk spatten − het spatten van gesmolten metalen deeltjes die afkoelen en hard worden vlakbij de las.
Mogelijke oorzakenHerstellen
De stroomsterkte is te hoog
voor de elektrode.
Booglengte te lang of spanning te hoog.Verlaag de booglengte of de spanning.
Verlaag de stroomsterkte of neem een grotere elektrode.
OM-216 869 Pagina 92
Page 99
13-16.Problemen oplossen − onvolledige neersmelt
Onvolledige neersmelt − het lasmetaal versmelt niet volledig
met het basismetaal of met een eerdere lasverbinding.
Mogelijke oorzakenHerstellen
Onvoldoende warmte inbreng.Verhoog de stroomsterkte. Kies een grotere elektrode en verhoog de stroomsterkte.
Onjuiste lastechniek.Breng een draadlas aan op de juiste locatie(s) van de verbinding.
Pas de werkhoek aan of maak de groef breder om bij de onderkant te komen tijdens het lassen.
Houd de boog even kort op de zijwanden van de groef als u een zwaaitechniek gebruikt.
Houd de boog op de oplopende kant van het lasbad.
Vuil werstuk.Verwijder al het vet, olie, vocht, roest, verf, coatings, slak en vuil van het werkoppervlak
voor u gaat lassen.
13-17.Problemen oplossen − onvoldoende inbranding
Onvoldoende inbranding − versmelting tussen lasmetaal
en basismetaal niet diep genoeg.
Onvoldoende inbranding
Mogelijke oorzakenHerstellen
Verbinding niet goed voorbereid.Materiaal te dik. De voorbereiding van de verbinding en de vorm moeten toegang verschaffen
Onjuiste lastechniek.Houd de boog op de oplopende kant van het lasbad.
Onvoldoende warmte inbreng.Verhoog de stroomsterkte. Kies een grotere elektrode en verhoog de stroomsterkte.
Goede inbranding
tot de onderzijde van de groef.
Verminder de voorloopsnelheid.
13-18.Problemen oplossen − te sterke inbranding
Te sterke inbranding − het lasmetaal smelt door het basismetaal
heen en hangt onder aan de las.
Te sterke inbranding
Mogelijke oorzakenHerstellen
Te hoge warmte inbreng.Kies een lagere stroomsterkte. Gebruik een kleinere elektrode.
Goede inbranding
Verhoog de voorloopsnelheid of houd een constante snelheid aan.
OM-216 869 Pagina 93
Page 100
13-19.Problemen oplossen − doorbranden
Doorbranden − het lasmetaal smelt volledig door het basismetaal
heen hetgeen gaten veroorzaakt waar geen metaal meer is.
Mogelijke oorzakenHerstellen
Te hoge warmte inbreng.Kies een lagere stroomsterkte. Gebruik een kleinere elektrode.
Verhoog de voorloopsnelheid of houd een constante snelheid aan.
Zwaaiende lasverbinding − het lasmetaal loopt niet parallel
en dekt de naad niet af van het basismetaal.
Mogelijke oorzakenHerstellen
Geen vaste hand.Gebruik twee handen. Oefen de techniek.
13-21.Problemen oplossen − vervorming
Vervorming − samentrekken van lasmetaal tijdens het lassen
waardoor er krachten komen op het basismetaal waardoor het beweegt.
Het basismetaal beweegt
in de richting van de las.
Mogelijke oorzakenHerstellen
Te hoge warmte inbreng.Houd het basismetaal op zijn plaats met een hulpmiddel (klem).
Breng hechtlassen aan op de naad voordat u met het eigenlijke lassen begint.
Kies een lagere stroomsterkte voor de elektrode.
Verhoog de voorloopsnelheid.
Las in kleine segmenten en laat de materialen tussen het lassen door afkoelen.
OM-216 869 Pagina 94
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.