Miller Dynasty 350, Dynasty 700, Maxstar 350, Maxstar 700 Owners manual [nl]

Page 1
OM-216 869T/dut
2010−04
Processen
TIG-lassen (GTAW)
Beklede elektrodelassen (SMAW)
Beschrijving
208/575 Volt Modelllen mit Auto-Line 38/575 Volt Driefasen mit Auto-Line
(CE) Lasstroombron
Dynasty 350, 700
Maxstar 350, 700
Inclusief optionele onderwagen en
koelunit
www.MillerWelds.com
HANDLEIDING
Page 2
Van Miller voor u
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het an­ders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in 1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat voor reden dan ook ooit moeten worden gerepa­reerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud & Storingen precies nagaan wat het probleem is.
Miller was de allereerste fabrikant van lasapparatuur in de VS die het ISO 9001 kwaliteitscertificaat behaal­de.
Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepa­len welk onderdeel u precies nodig hebt om het probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke model bijgesloten.
Elke krachtbron van Miller gaat vergezeld de meest probleemloze garantie in onze bedrijfstak − u werkt er hard genoeg voor.
Miller Electric maakt een complete lijn lasapparaten en aanverwante lasproducten. Wilt u meer informatie over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke productleaflets voor u.
Page 3
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 3.............................
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 4..................................................
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 5...................................................
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie) 5.........................
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES (CE−modellen) 7.................................................
2-1. Definities voor de waarschuwingslabels 7..................................................
2-2. WEEE label (Voor producten die in de EU zijn verkocht) 9....................................
2-3. Symbolen en definities 10................................................................
HOOFDSTUK 3 − INSTALLATIE 11..............................................................
3-1. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU) 11.................
3-2. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens 11..............................
3-3. Technische gegevens 11.................................................................
3-4. Inschakelduur en oververhitting 13........................................................
3-5. Stroom-spanning grafieklijnen 14..........................................................
3-6. Keuze van de locatie 16.................................................................
3-7. Waarschuwingen voor omvallen 16........................................................
3-8. Afmetingen, gewichten en plaatsen voor de bevestiging van de gaten voor het onderstel 17.........
3-9. Leidraad v o o r e l e k t r o t e c h n isch onderhoud 18...............................................
3-10. Het aansluiten van de netvoeding bij het 350 model 22........................................
3-11. Het aansluiten van de netvoeding bij het 700 model 24........................................
3-12. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen 27.............................
3-13. Informatie over de 14-pens contrastekker (gebruikt zonder aansluiting op automatisering) 28........
3-14. Aansluiting voor automatisering (voor 28-pens contrastekker, indien aanwezig) 28.................
3-15. Ingangen voor afstandsbediende geheugenkeuze (voor 28-pens contrastekker, indien aanwezig) 29.
3-16. Automatiseringsselecties (voor 28-pens contrastekker, indien aanwezig) 30.....................
3-17. Typische toepassing voor automatisering 30................................................
3-18. 115 Volt AC duplex contrastekker, aanvullende beschermer CB1 en stroomschakelaar 31..........
3-19. Beschermgasaansluiting 31..............................................................
3-20. TIG HF puls/ Lift-Arc aansluitingen 32......................................................
3-21. Aansluitingen koeler 33..................................................................
3-22. Dynasty Stick (beklede elektrode) aansluitingen 34...........................................
3-23. Maxstar Stick (beklede elektrode) aansluitingen 34...........................................
HOOFDSTUK 4 − BEDIENING 35...............................................................
4-1. Bedieningsfuncties 35...................................................................
4-2. Instelknop 36..........................................................................
4-3. Stroomsterkteregeling 36................................................................
4-4. Ampèremeter en parameter display 36.....................................................
4-5. Display van voltmeter en geselecteerde parameters 37.......................................
4-6. Polariteitsregeling (alleen op Dynastyt-modellen) 37..........................................
4-7. Procesregelknoppen 38.................................................................
4-8. Lift-Arc- en HF TIG-startprocedures 38.....................................................
4-9. Regeling uitgang 39.....................................................................
4-10. Pulsregeling 40.........................................................................
4-11. Sequencerregelknoppen 41..............................................................
4-12. Gas/DIG-regelknoppen (voorgas, nagas, boogregeling, doorblazen) 42..........................
4-13. AC golfvorm (alleen Dynasty-modellen) 43..................................................
4-14. Geheugen (locaties 1-9 voor programmaopslag) 44..........................................
4-15. Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie voor 350-modellen 45......................
4-16. Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie voor 700-modellen 46......................
4-17. Het systeem terugzetten op de fabrieksinstellingen. 48........................................
Page 4
INHOUDSOPGAVE
4-18. Het software- en versienummer bekijken 48.................................................
4-19. Timer / Lascyclus-teller 49...............................................................
HOOFDSTUK 5 − GEAVANCEERDE FUNCTIES 50................................................
5-1. Toegang tot de geavanceerde functies 50...................................................
5-2. Programmeerbare TIG-startparameters 51..................................................
5-3. Output-regeling en toortsschakelaarfuncties 56..............................................
5-4. AC golfvormkeuze (alleen Dynasty-modellen) 61.............................................
5-5. Onafhankelijke amplitudeselectie 62.......................................................
5-6. Puntlassen ingeschakeld 62..............................................................
5-7. Selectie openspanning (OCV) beklede elektrodelassen 62....................................
5-8. Selectie ‘Vastvries-controle voor beklede elektroden’ 63.......................................
5-9. Beperkingsniveaus 64...................................................................
5-10. Het systeem zo instellen dat er niets op de meters staat tijdens pulserend lassen 66...............
5-11. DC-meter kalibratie 66...................................................................
HOOFDSTUK 6 − ONDERHOUD EN STORINGEN VERHELPEN 67.................................
6-1. Routineonderhoud 67...................................................................
6-2. De binnenzijde van het apparaat schoonblazen 68...........................................
6-3. Onderhoud van de koelvloeistof 68........................................................
6-4. Storingen 69...........................................................................
HOOFDSTUK 7 − ELECTRISCH SCHEMA 72.....................................................
HOOFDSTUK 8 − HOGE FREQUENTIE 85.......................................................
8-1. Lasprocessen waarvoor hoge frequentie nodig is 85..........................................
8-2. Installatie waarbij mogelijke bronnen van HF-storing zijn aangegeven 85.........................
8-3. Aanbevolen installatie om HF-storing te verminderen 86.......................................
HOOFDSTUK 9 − RICHTLIJNEN VOOR HET INSTELLEN VOOR (GTAW) TIG LASSEN 87.............
9-1. Voorbeelden van TIG-opstellingen 87......................................................
HOOFDSTUK 10 − EEN WOLFRAAM ELEKTRODE KIEZEN EN VOORBEREIDEN VOOR HET LASSEN MET
EEN LASINVERTER, OP GELIJKSTROOM OF WISSELSTROOM 89................................
10-1. Een wolfraam elektrode kiezen
(draag schone handschoenen om verontreiniging van het wolfraam te voorkomen) 89..............
10-2. Een wolfraam elektrode voorbereiden voor het lassen op gelijkstroom/elektrode negatief (DCEN) of wis-
selstroom bij gebruik van een lasinverter 89.................................................
HOOFDSTUK 11 − RICHTLIJNEN VOOR TIG-LASSEN 90..........................................
11-1. Positie van de lastoorts 90...............................................................
11-2. Toortsbeweging tijdens het lassen 91......................................................
11-3. Toortsposities voor verscheidene lasverbindingen 91.........................................
HOOFDSTUK 12 − RICHTLIJNEN VOOR HET INSTELLEN VOOR (SMAW) BEKLEDE ELEKTRODE
LASSEN (STICK) 92...........................................................................
12-1. Display uitlezing voor DCEP (electrode positief) 92...........................................
HOOFDSTUK 13 − RICHTLIJNEN BEKLEDE ELEKTRODE LASSEN 93.............................
13-7. Omstandigheden die van invloed zijn op de vorm van de las 96................................
13-8. De elektrodebeweging tijdens het lassen 96.................................................
13-13. Problemen oplossen − Porositeit 98.....................................................
HOOFDSTUK 14 − ONDERDELENLIJST VOOR 350 MODELLEN 100.................................
HOOFDSTUK 15 − ONDERDELENLIJST VOOR 700 MODELLEN 110.................................
HOOFDSTUK 16 − ONDERDELENLIJST VOOR DE KOELUNIT 120..................................
HOOFDSTUK 17 − ON D E R D E L E N L I J S T V O O R D E O N D E RWAGEN 122..............................
GARANTIE
Page 5
DECLARATION OF CONFORMITY
for European Community (CE marked) products.
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street, Appleton, WI 54914 U.S.A. declares that the product(s) identified in this declaration conform to the essential requirements and provisions of the stated Council Directive(s) and Standard(s).
Product/Apparatus Identification:
Product Stock Number
Dynasty 350 907204021 Maxstar 350 907334021 Dynasty 700 907101021 Maxstar 700 907103021
Council Directives:
2006/95/EC Low Voltage
2004/108/EC Electromagnetic Compatibility
Standards:
IEC 609741:2005 Arc Welding Equipment – Welding Power Sources
IEC 609743:2007 Arc Welding Equipment – Arc Striking and Stabilizing Devices
IEC 6097410:2004 Arc Welding Equipment – Electromagnetic Compatibility Requirements
EN 50445 Product family standard to demonstrate compliance of equipment for resistance welding, arc
welding and allied processes with the basic restrictions related to human exposure to electromagnetic fields (0 Hz – 300Hz) BS EN 50445:2008.
US Signatory:
May 24, 2010
_________________________________________________________________________________
David A. Werba Date of Declaration
MANAGER, PRODUCT DESIGN COMPLIANCE
241512C
Page 6
Page 7
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel; lees deze voorzorgsmaatregelen en volg ze op.
1-1. De betekenis van de symbolen
dut_som_2010−03
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver­meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode­lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
OPGELET − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd aan persoonlijk letsel.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge­bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’ s aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor­zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Sectie {+}. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren, bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tij­dens het gebruik van dit apparaat.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan do­delijk zijn
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen kan fatale schokken en ernstige brandwonden veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het voedingsgedeelte en de interne circuits van de machine staan eveneens onder stroom als het apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of automa­tisch draadlassen staat het draad, de spoel, de ruimte waar het lasdraad zich in de machine bevindt en alle metalen onderdelen die in aanraking zijn met de lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde of onvoldoende geaarde installaties kunnen geva­ren opleveren.
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aanDraag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming
zonder gaten
Isoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met de grond of het werkstuk te voorkomen
Gebruik geen wissel−(AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving, als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar bestaat dat u kunt vallen
Gebruik ALLEEN wissel− (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
Er zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de vol-
gende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen con­structies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte lichaamshouding bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het
Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/ van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE­LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe­horende instructies om deze risico’s te vermijden.
risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semi−automatisch gelijkstroom (draad−) lasapparaat met constante spanning, 2) een handbediend gelijkstroom (elektrode−) lasapparaat, of 3) een wis­selstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasap­paraat met lagere spanning aanbevolen. En werk niet alleen!
Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften)
Installeer e n aard deze installatie volgens de Handleiding voor ge-
bruikers en nationale of locale codes.
Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
Als u het apparaat aansluit op het net, verbind dan eerst de aar-
dingsgeleider en controleer de aansluitingen grondig.
Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openlig-
gende bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
Draag de kabels niet op uw lichaam.Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel.
Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
Draag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werktHoud alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.Klem d e massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel.
Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen
Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron.
OM-216 869 Pagina 1
Page 8
Er staat ook NA het afsluiten van de voedingsspan­ning nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING op het voedingsgedeelte van de inverter lasstroom­bronnen.
Zet de gelijkstroom-wisselstroomomzetter uit, maak de voedings-
stekker los en ontlaad de invoercondensatoren overenkomstig de aanwijzingen in de Sectie Onderhoud, voordat u enig onderdeeel aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen brandwonden ontstaan.
Hete onderdelen niet met blote handen aanra-
ken
Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan gaat werken.Gebruik de juiste gereedschappen om hete onderdelen beet te
pakken en/of draag zware geïsoleerde lashandschoenen en − kleding o m brandwonden te voorkomen.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw gezondheid.
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg dat las-
rook en gassen afgezogen worden.
Als er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gas-
masker.
Lees de Materiaalveiligheids informatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor metalen, elektroden, elektrodebekledingen, schoonmaakmiddelen en ontvetters.
Werk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd
wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kun­nen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn. Zorg voor veilige ademlucht.
Las niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of
waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen rea­geren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en irriterende gassen vormen
Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd wordt en u , indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen produceren als ze gelast worden.
LASSEN kan brand of explosies ver­oorzaken
Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks, trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen wor­den Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen. De
werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand veroorza­ken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat lassen.
Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand­werende materialen.
Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk
gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruim­tes kunnen vliegen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurtWees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de tegenovergestelde zijde
Las niet aan gesloten vaten zoals tanks, trommels of pijpen, tenzij
ze voldoende voorbereid zijn volgens AWS F4.1 (zie veiligheids­voorschriften)
Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof,
gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten.
Verbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s ver­meden kunnen worden
Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.Haal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan
de contactbuis als niet gelast wordt.
Draag olie-vrije beschermende kleding zoals leren handschoenen
leren schort, broek zonder omslag, hoge schoenen en een helm.
Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
Inspecteer d e omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
Volg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor
werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aan­wezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt.
rondvliegende vonken, de temperatuur van het
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen ogen en huid verbranden
Boogstralen van het lasproces produceren zichbare en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond.
Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm
Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw anderen om niet in de boog te kijken.
Draag beschermende kleding, gemaakt van duurzaam, brandwe-
rend materiaal (leer en wol) en beschermend schoeisel
OM-216 869 Pagina 2
RONDVLIEGEND METAAL of STOF kan de ogen verwonden.
Door lassen, bikken, het gebruik van draad-
borstels en slijpen kunnen vonken en rodvlie­gende metaal-schilfers ontstaan. Als lasrup­sen afkoelen, kunnen er slakresten rondvlie­gen.
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
GASVORMING kan schadelijk voor de gezondheid of zelfs dodelijk zijn
Draai de gastoevoer dicht, wanneer u geen gas
gebruikt.
Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur
Page 9
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE VELDEN kunnen van invloed zijn op geïmplanteerde medische apparatuur.
Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten uit de buurt blijven.
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of inductieverwarmen.
LAWAAI kan het gehoor aantasten
Lawaai van bepaalde werkzaamheden of appara­tuur kan uw gehoor aantasten
Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is
GASFLESSEN kunnen exploderen als ze beschadigd worden
Gasflessen met beschermend gas bevatten gas onder hoge druk. Als een gasfles beschadigd wordt, kan deze exploderen. Aangezien gasflessen nor­maal gesproken een onderdeel uitmaken van het van het lasproces moet u er voorzichtig mee omgaan.
Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet
kunnen vallen of omkantelen.
Houd de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroomkringenHang nooit een elektrodehouder over een gasfles.Laat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles.Las nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg
zijn.
Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepas­sing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
Draai bij het openen van de gasfles uw gezicht weg van het redu-
ceerventiel.
Laat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zitten
behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas,
bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veiligheids­voorschriften staat.
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Installeer o f plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat aan kan.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden tot OVERVERHITTING.
Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel veroorzaken.
Gebruik alleen het hijsoog om het apparaat op
te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of an­dere accessoires.
Gebruik gereedschap met voldoende capaci-
teit om het apparaat op te tillen en te ondersteu­nen.
Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant on­der het apparaat uitsteken.
Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren niet
in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of apparatuur
de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN kunnen letsel veroorzaken.
Draag gezichtsbescherming om de ogen en
het gezicht te beschermen.
Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en op een veilige locatie. Draag hier­bij de juiste gezichts-, hand- en lichaamsbescherming.
Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PC­kaarten beschadigen
Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
Gebruik goede anti-statische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of transporteren van PC-printplaten.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelenBlijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
OM-216 869 Pagina 3
Page 10
LASDRAAD kan letsel veroorzaken
Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad wordt ingevoerd.
H.F. STRALING kan storingen veroor­zaken
Hoog-frequente straling kan storing veroorza-
ken bij radio-navigatie, veiligheidsdiensten, computers e n communicatie-apparatuur.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen letsel veroorzaken
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
Laat deuren, panelen, deksels en
beschermplaten alleen verwijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud en storingzoeken.
Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud en storingzoeken.
Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding weer aan.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN kunnen letsel veroorzaken.
Draag gezichtsbescherming voor ogen en ge-
zicht te beschermen.
Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat. Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaams­bescherming.
Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
LEES DE INSTRUCTIES.
Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de machine installeert, gebruikt of er onderhoud aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op. Lees de veiligheidsinformatie aan het begin van de handleiding en in elk hoofdstuk.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
Voer onderhoud en service uit zoals vermeld in de Handleidin-
gen, de industriële normen en de landelijke en ter plekke gelden­de regelgeving.
Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische
apparatuur deze installatie uitvoeren.
De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de installatie
Als u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan
onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.Houd deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar­ding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie veroorzaken.
Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische apparatuur zoals computers en computergestuurde apparatuur zoals robots.
Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch
compatibel is.
Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo
kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de vloer.
Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van
gevoelige elektronische apparatuur.
Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker
extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che­micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5 en volgend.)
Accupolen, -klemmen en soortgelijke accessoires bevatten lood en loodverbindingen, chemicaliën waarvan het de Staat Califorrnië bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaken. Was uw han­den na aanraking.
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwij­kingen o f andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was
na gebruik uw handen.
OM-216 869 Pagina 4
Benzinemotoren:
Uitlaatgassen van motoren bevatten chemicaliën waarvan het de Staat Califorrnië bekend is dat ze kanker, geboorteaf­wijkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaken.
Dieselmotoren:
Van uitlaatgassen van dieselmotoren en bepaalde bestand­delen ervan is het de Staat Califorrnië bekend dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere voortplantings problemen veroorzaken.
Page 11
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety i n W elding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1, from Global Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec­tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1, from Compressed Gas Association, 4221 Walney Road, 5th Floor, Chantilly , V A 20151 (phone: 703-788-2700, website:www.cganet.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060 Spectrum Way, Suite 100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone: 800-463-6727, website: www.csa-international.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec­tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web­site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot Work, NFP A Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, M A 0 2 2 6 9 ( p h o n e : 1 - 8 0 0 - 3 4 4 - 3 555, website : w w w.nfpa.org. OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q, and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super­intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954 (phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices— phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website: www.osha.gov).
U.S. Consumer Product Safety Commission (CPSC), 4330 East West Highway, Bethesda, MD 20814 (phone: 301-504-7923, website: www.cpsc.gov).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na­tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600 Clifton Rd, Atlanta, GA 30333 (phone: 1-800-232-4636, website: www.cdc.gov/NIOSH).
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk elektrische e n magnetische velden (EMV). Lasstroom veroorzaakt een elektromagnetischveld rond de lasstroomkring en de lasapparatuur. Elektromagnetischevelden kunnen interferentie veroorzaken bij bepaalde medische implantaten zoals pacemakers. Voor personen die medische implantaten hebben moeten beschermende maatregelen worden genomen, bijv. toegangsbeperking voor passanten of een risicoanalyse voor iedere afzonderlijke lasser. Alle lassers moeten de volgende procedures naleven om zo blootstelling aan elektro−magnetischevelden van de lasstroomkring tot een minimum te beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla­smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-216 869 Pagina 5
Page 12
OM-216 869 Pagina 6
Page 13
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES (CE−modellen)
2-1. Definities voor de waarschuwingslabels
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
1 Een elektrische schok van een
laselektrode of de bedrading kan dodelijk zijn.
1.1 Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode niet met de blote hand aanraken. Geen natte of kapotte handschoenen dragen.
1.2 Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
1.3 Haal de stekker van de machine uit het stopcontact of uit de machine, voordat u aan de machine gaat werken.
2 Het inademen van lasdampen kan
2.1 Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
2.2 Gebruik actieve ventilatie of een
2.3 Gebruik een ventilator om de dampen
3 Lasvonken kunnen ontploffingen of
3.1 Houd brandbare stoffen uit de buurt
3.2 Lasvonken kunnen brand
1 1.1 1.2 1.3
gevaarlijk zijn voor uw gezondheid.
afvoersysteem om de dampen van de werkplek af te voeren.
af te voeren.
brand veroorzaken.
van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en
4 4.1
zorg dat er een toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken.
3.3 Niet op vaten of dichte containers e.d. lassen.
4 De stralen uit de boog kunnen ogen
en huid verbranden.
4.1 Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Bescherm uw oren en knoop de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een lashelm met de juiste filtersterkte. Draag bescherming voor uw hele lichaam.
5 Zorg dat u geoefend raakt en lees de
aanwijzingen, voordat u aan de machine gaat werken of gaat lassen.
6 Verwijder het label niet; verf het ook
niet over en dek het niet af.
2 2.1 2.2 2.3
3 3.1 3.2 3.3
2
1
5
6
179 310A
3
4
5
1 Waarschuwing! Pas op! Kans
op gevaar (zie de symbolen).
2 Een elektrische schok van de
bedrading kan dodelijk zijn.
3 Lees de handleiding voordat u
aan de machine gaat werken.
4 Haal de stekker van de
machine uit het stopcontact of uit de machine, voordat u aan de machine gaat werken.
5 Begin uw opleiding door de
handleiding door te lezen vooraleer het werk aan te vatten of voor het lassen.
OM−216 869 Pagina 7
Page 14
1
2
6 7
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
1 Een elektrische schok van de
bedrading kan dodelijk zijn.
2 Haal de stekker van de machine uit
het stopcontact of uit de machine, voordat u aan de machine gaat werken.
3
45
3 Op de ingangscondensator blijft
gevaarlijk onder spanning staan, ook als de machine is uitgeschakeld. Raak volledig opgeladen condensatoren nooit aan.
4 Wacht altijd 5 minuten na het
uitschakelen van de stroom voordat u aan het systeem gaat werken, OF
5 controleer de spanning van de
ingangscondensator en zorg dat u er zeker van bent dat deze bijna 0 is, voordat u enig onderdeel aanraakt.
6 Als er stroom komt te staan op defecte
onderdelen, kunnen deze exploderen of andere onderdelen laten exploderen.
7 Rondvliegende stukken van
8
9
onderdelen kunnen letsel veroorzaken. Draag altijd een gezichtsscherm als u onderhoud pleegt aan een apparaat.
8 Draag altijd lange mouwen en knoop
uw kraag dicht, als u onderhoud pleegt aan een apparaat.
9 Nadat u de nodige
voorzorgsmaatregelen hebt genomen, kunt u de eenheid aansluiten op de stroomvoorziening.
1 2 3 4 5
6
1 Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar
(zie de symbolen).
2 Een elektrische schok van de bedrading
kan dodelijk zijn.
3 Haal de stekker van de machine uit het
stopcontact of uit de machine, voordat u aan de machine gaat werken.
4 Bewegende onderdelen, zoals
ventilatoren, kunnen verwondingen veroorzaken aan vingers en handen. Uit de buurt blijven van bewegende delen.
5 Draag een veiligheidsbril met
7 8 9
zijbescherming.
6 Lees de handleiding voordat u aan
de machine gaat werken.
S-180 663
7 Lees ten behoeve van de veiligheid bij het
lassen de labels op de stroombron voor de lasstroom, de draadaanvoer en andere belangrijke apparatuur.
8 Recycle koelvloeistof of voer ze op
milieuveilige wijze af.
9 Verwijder het label niet; verf het ook niet
over en dek het niet af.
OM−216 869 Pagina 8
Page 15
21 3
100 h. std.
4
6
=
5
043 810 (HF) 043 809 (AL)
1 Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar
(zie de symbolen).
2 Haal de stekker van de machine uit het
stopcontact o f uit de machine, voordat u aan de machine gaat werken.
3 Draag een veiligheidsbril met
zijbescherming.
4 Een verstopte filter of verstopte slangen
kunnen oververhitting en schade
veroorzaken. 5 Lees de handleiding voor de eigenaar . 6 Controleer en reinig de filter om de
100 uur; kijk ook de staat van de
slangen n a . 7 Gebruik voor het lassen met hoge
frequentie of gas/wolfraam-booglassen
2-2. WEEE label (Voor producten die in de EU zijn verkocht)
7
S-178 910
de laaggeleidende koelvloeistof nr. 043 810. Gebruik de aluminium­beschermende koelvloeistof nr . 043 809 wanneer de koelvloeistof in contact komt met aluminium onderdelen of voor gas/metaal-booglassen en bij toepassingen waar niet met hoge frequentie wordt gelast.
Voer dit product niet af met het nor­male afval.
Bezorg elektrisch en elektronisch (WEEE) afval, bij een recycle de­pot.
Neem contact op met een recycle­bedrijf of distributeur voor meer in­formatie
OM−216 869 Pagina 9
Page 16
2-3. Symbolen en definities
A V
X
Uitgangsspanning
Primaire spanning
U
1
Ampère Uitgangsspanning TIG−lassen
Volt Ingangsspanning
Aanvullende
beschermer
Beschermende
aarde (massa)
Aan Uit Positief Negatief
Wisselstroom Gasinvoer Gasuitvoer
Inschakelduur Gelijkstroom Lijnverbinding
IP
Nagastijd Voorgastijd
Beschermings-
graad
I
1max
Van op afstand Hefboog (TIG)
Maximale nominale
voedingsstroom
3-fasen statische frequentie-
omzetter-transformator-gelijkrichter
S
I
U
I
1eff
Beklede elektrode−
2
belastingsspanning
2
lassen
Seconden
Nominale
lasstroom
Conventionele
Maximale effectieve
voedingsstroom
U
0
Hz
Nominale
openspanning
(gemiddeld)
Afstandsbediening
standaard
Hertz
Uitkratertijd Eindstroom
AC-
golfvormregeling
Werkstuk Elektrode EN-spanning
Lasbron kan
gebruikt worden
in omgeving met
verhoogd risico
Stroomvorm Startstroomsterkte
Afstandsbediend
2T met houdfunctie
Terughalen
uit geheugen
Pulseren EP-spanning Pulsfrequentie
Volgorde
Gas/DIG-regeling Percent
Boogsterkte (DIG) HF−start
Pulspercentage
Achtergrond-
in tijd
spanning
Toename/afname
kwantiteit
Up−slope tijd
Proces
f
AC-frequentie
OM−216 869 Pagina 10
Page 17
HOOFDSTUK 3 − INSTALLATIE
-
g
e
3-1. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU)
! Deze apparatuur mag niet worden gebruikt door het algemene publiek aangezien de EMV-grenzen voor het algemene publiek
mogelijk kunnen worden overschreden tijdens het lassen.
Deze apparatuur is gebouwd conform EN 60974−1 en is louter bedoeld voor beroepsmatig gebruik (waar het algemene publiek geen toegang heeft of waar toegang zodanig is geregeld dat deze gelijk is aan beroepsmatig gebruik) en alleen door een deskundig gebruiker of iemand die hiertoe is opgeleid.
Draadaanvoersystemen en aanvullende apparatuur (zoals toortsen, vloeistofkoelsystemen en lasboog− en stabilisatieapparatuur) die onderdeel uitmaken van het lascircuit mogen geen belangrijke bijdrage leveren aan het EMV. Zie de gebruikershandleidingen van alle onderdelen van de lasstroomkring voor meer informatie over EMV−blootstelling.
De meting van de EMV voor deze apparatuur vond plaats op een afstand van 0,5 meter.Op een afstand van 1 meter waren de waarden van de EMV−blootstelling minder dan 20% van de toegestane waarden.
De beoordeling van de blootstelling aan de laskabel in een beroepsmatige omgeving werd uitgevoerd precies midden in de straal van een gebogen laskabel onder de slechtst mogelijke omstandigheden.
De volgende speciale voorwaarden zijn van toepassing voor de bediening van deze apparatuur:
AC− of pulserende DC lasprocessen met lasstromen boven 350 A dienen te geschieden door gemechaniseerde lasinstallaties.
3-2. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de voorzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische spanning en het vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde van deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt als u het in de toekomst nodig hebt.
3-3. Technische gegevens
A. Dynasty 350
Ingangs
vermo-
gen
Driefasen
Monofas
*In stationaire toestand **Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Nominale
uitgangsspanning
250 A bij 30 Volt,
100% inschakelduur
300 A bij 32 Volt,
60% inschakelduur 36 32 19 18 16 13 12.7
180 A bij 27.2 Volt,
100% inschakelduur
225 A bij 29 Volt,
60% inschakelduur 47 43 −− −− 21 16 9.8
Bereik
lasstroom
5−350
5−350
Max. open
lasspannin
(Uo)
75
10−15
75
10−15
Gemiddelde
start piek-
spanning
(Up)
15 KV**
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 V KVA KW
29 26 16 15 13 10 10.3
35 32 −− −− 15 12 7.4
50/60 Hz
9.9
*(.06)
12.1
*(.06)
6.8
*(.06)
9.1
*(.06)
Lage openspanning in TIG Lift-Arc (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-7). Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-7).
Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Line is een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen het gehele bereik.
OM−216 869 Pagina 11
Page 18
B. Maxstar 350
-
g
e
-
g
e
Ingangs
vermo-
gen
Driefasen
Monofas
*In stationaire toestand **Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Nominale
uitgangsspanning
250 A bij 30 Volt,
100% inschakelduur
300 A bij 32 Volt,
60% inschakelduur
180 A bij 27.2 Volt,
100% inschakelduur
225 A bij 29 Volt,
60% inschakelduur 43 39 −− −− 19 14 8.6
Bereik
lasstroom
5−350
5−350
Max. open
lasspannin
(Uo)
75
10−15
75
10−15
Gemiddelde
start piek-
spanning
(Up)
15 KV**
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 V KVA KW
27 24 15 14 12 9 9.7
33 30 18 17 15 12 12
32 29 −− −− 14 11 6.4
50/60 Hz
9.3
*(.06)
11.5
*(.06)
*(.06)
8.2
*(.06)
Lage openspanning in TIG Lift-Arc (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-7). Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-7).
Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Line is een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen het gehele bereik.
C. Dynasty 700
6
Ingangs
vermo-
gen
Driefasen
Monofas
*In stationaire toestand **Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Nominale
uitgangsspanning
500 A bij 40 Volt,
100% inschakelduur
600 A bij 44 Volt,
60% inschakelduur 98 88 53 51 43 33 35
360 A bij 34 Volt,
100% inschakelduur
450 A bij 38 Volt
DC,
60% inschakelduur
Bereik
lasstroom
5−700
5−700
Max. open
lasspannin
(Uo)
75
10−15
75
10−15
Gemiddelde
start piek-
spanning
(Up)
15 KV**
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 V KVA KW
75 68 41 39 34 27 27
82 74 −− −− 37 30 17
119 105 −− −− 50 38 24
50/60 Hz
26
*(.08)
34
*(.08)
16
*(.08)
22
*(.08)
Lage openspanning in TIG Lift-Arc (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-7). Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-7).
Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Line is een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen het gehele bereik.
OM−216 869 Pagina 12
Page 19
D. Maxstar 700
-
g
e
Ingangs
vermo-
gen
Driefasen
Monofas
*In stationaire toestand **Boogontstekings unit is gemaakt voor handmatig gebruik.
Nominale
uitgangsspanning
500 A bij 40 Volt,
100% inschakelduur
600 A bij 44 Volt,
60% inschakelduur
360 A bij 34 Volt,
100% inschakelduur
450 A bij 38 Volt
DC,
60% inschakelduur
Bereik
lasstroom
5−700
5−700
Max. open
lasspannin
(Uo)
75
10−15
75
10−15
Gemiddelde
start piek-
spanning
(Up)
15 KV**
Stroomverbruik bij een nominale uitgangsbelasting
208 V 230 V 380 V 400 V 460 V 575 V KVA KW
67 60 36 35 30 24 24
89 80 49 46 40 31 32
77 70 −− −− 35 28 16
108 95 −− −− 45 35 22
50/60 Hz
23
*(.08)
31
*(.08)
15
*(.08)
21
*(.08)
Lage openspanning in TIG Lift-Arc (TIG hefbooglassen) of tijdens beklede elektrodelassen met lage openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-7). Normale openspanning (75 volt) aanwezig tijdens beklede elektrodelassen met normale openspanning als keuzestand
(zie hoofdstuk 5-7).
Dit systeem is uitgerust met Auto-Linet. Auto-Line is een intern stroomomzettercircuit voor de stroombron dat automatisch de stroombron
omzet naar elke primaire ingaande spanning van 190 tot 625 volt, monofase of driefasen, 50 of 60 Hz. Het stelt ook spanningspieken bij binnen het gehele bereik.
3-4. Inschakelduur en oververhitting
700 600
500 400
300 200
Uitgangsstroom
100
0
700 3 Phase
700 1 Phase
350 3 Phase
350 1 Phase
10
20 30
Inschakelduur
40 50 60 70 80 90
De inschakelduur is het percentage van 10 minuten dat het systeem kan lassen met de nominale belasting zonder te oververhitten.
Als het apparaat oververhit raakt, is er geen uitgangsspanning meer, verschijnt er een Help-melding (zie hoofdstuk 6-4) en gaat de koelventilator draaien. Wacht vijftien minuten om het apparaat te laten afkoelen. Verlaag de stroomsterkte, de spanning of de inschakelduur voor u gaat lassen.
OPGELET − Door overschrijding van de inschakelduur kan het appa­raat beschadigen en daarmee komt de garantie te vervallen.
100
Oververhitting
0
15
Minuten
Verlaag de inschakelduur
A of V
OF
sduty1 5/95 / 213 343-B
OM−216 869 Pagina 13
Page 20
3-5. Stroom-spanning grafieklijnen
TIG Min
80 70
60 50 40 30
DC Volt
20 10
0
0 50 100
Dynasty 350 DC
TIG minimaal
Beklede Elektrode minimaal DIG maximaal
Beklede elektrode maximaal DIG minimaal
150 DC Amperes
TIG maximaal
200 250 300 350 400
80
TIG minimaal
70 60 50
Beklede Elektrode minimaal
40
AC Volt
30 20 10
0
0 50 100
Dynasty 350 AC
TIG maximaal
150
200 250 300 350 400
AC Amperes
215 138-A / 215 139-A
Beklede Elektrode maximaal
Maxstar 350 DC
80 70
Beklede elektrode maximaal DIG maximaal
60 50 40
Beklede elektrode minimaal DIG minimaal
30 20
TIG minimaal
10
TIG maximaal
0
0 50 100 150 200 250 300 350 400
224 527-A
OM−216 869 Pagina 14
Page 21
90 80 70 60 50
Dynasty 700 DC
De stroom−spanning grafieklijnen geven de minimaal en de maximaal mogelijke uitgangsspanning en ­stroom aan van de voedingsbron voor het lasapparaat. De grafieklijnen van de andere instellingen vallen tussen de aangegeven krommen.
40 30
DC Volts
Beklede elektrode minimaal DIG maximaal
Beklede elektrode maximaal DIG maximaal
20
10
TIG minimaal
TIG maximaal
0
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900
DC Amperes
Dynasty 700 AC
100
90 80
70
Beklede elektrode maximaal
60 50
AC Volts
40 30 20
TIG minimaal
TIG maximaal Beklede elektrode minimaal
10
0
0 100 200 300 400 500 600 700 800
AC Amperes
Maxstar 700 DC
80 70 60
50 40
DC Volts
30
Beklede elektrode minimaal DIG maximaal
20
10
TIG minimaal
TIG maximaal
0
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900
DC Amperes
213 342-A / 213 344-A
Beklede elektrode maximaal DIG maximaal
215 126-A
OM−216 869 Pagina 15
Page 22
3-6. Keuze van de locatie
Verplaatsing
1
OF
Locatie en luchtstroom
1
! Een vallend apparaat kan letsel ver-
oorzaken.
Gebruik gereedschap met voldoende capaciteit om het apparaat op t e tillen e n t e ondersteunen.
1 Hefoog 2 Hefvorken Gebruik hefvorken of het liftoog om het
apparaat te verplaatsen. Gebruik het alleen het hijsoog om het
apparaat op te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of andere accessoires.
Indien hefvorken gebruikt worden, gebruik hefvorken om het apparaat te verplaatsen.
3 Ljnscheidingsmechanisme
2
Plaats het apparaat in de buurt van een stroombron die de juiste voeding biedt.
! Mogelijk i s een speciale installatie no-
dig, wanneer er benzine of vluchtige vloeistoffen aanwezig zijn − zie NEC artikel 511 of CEC hoofdstuk 20.
3
460 mm
(18 inch)
460 mm (18 inch)
3-7. Waarschuwingen voor omvallen
Ref. 117 264-C / 803 900-B / 223 259-A / 223 275-A
! Verplaats het apparaat niet naar
en gebruik het niet op plaatsen waar het kan omvallen.
OM−216 869 Pagina 16
Page 23
3-8. Afmetingen, gewichten en plaatsen voor de bevestiging van de gaten voor het
onderstel
De totaalafmetingen (A, B en C) zijn inclusief het hefoog, de handvatten, het bevestigingsmateriaal, enz.
A. Lasstroombron
Afmetingen
A
B
803 914-A
C
G
F
B. Lasstroombron met wagen en koeler
A
B 13-3/4 inch (349 mm) C 22 inch (559 mm)
C
D
E
D 20-1/2 inch (521 mm) E 1 inch (25 mm)
F 11-3/4 inch (298 mm)
G Diameter 1/2 inch (13 mm) 4 gaten
24-3/4 inch (654 mm)
350A modellen
Gewicht Gewicht
135,5 kg (61,5 lb) 198 kg (89,8 lb)
34-5/8 inch (879 mm)
700A modellen
A
B
804 642-B
Afmetingen
A
B 23-1/8 inch (587 mm)
C
C 41-3/4 inch (1060 mm)
350 modellen
45-1/8 inch (1146 mm)
Gewicht
voor 350 modellen
268.5 lbs (121,8 kg) 331 lbs (150 kg)
700 modellen
55-1/8 inch (1400 mm)
Gewicht
voor 700 modellen
OM−216 869 Pagina 17
Page 24
3-9. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud
A. Dynasty 350 modellen
De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is, kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPGELET − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10% van de nominale ingaande spanning.
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Driefasen
Ingaande spanning (V) 208 230 380 400 460 575 Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 300 A bij 32 volt (A) 36 32 19 18 16 13 Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 27 33 54 39 51 80 Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2008 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248. 3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer). 4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
1
40 35 20 20 20 15 50 45 30 25 25 20
6 6 4 2.5 2.5 2.5
6 6 4 2.5 2.5 2.5
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Monofase
Ingaande spanning (V) 208 230 460 575 Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 225 A bij 29 volt (A) 47 43 21 16 Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
1
50 50 25 20 70 60 30 25 10 10 4 2.5
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 27 33 52 53 Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
10 6 4 2.5
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2008 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248. 3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer). 4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 18
Page 25
B. Maxstar 350 modellen
De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is, kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPGELET − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10% van de nominale ingaande spanning.
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Driefasen
Ingaande spanning (V) 208 230 380 400 460 575 Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 300 A bij 32 volt (A) 33 30 18 17 15 12 Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 28 35 37 41 54 84 Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2008 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248. 3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer). 4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
1
40 35 20 20 15 15 50 45 25 25 20 20
6 6 2.5 2.5 2.5 2.5
6 6 2.5 2.5 2.5 2.5
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Monofase
Ingaande spanning (V) 208 230 460 575 Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 225 A bij 29 volt (A) 43 39 19 14 Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
1
50 45 20 15 60 60 30 20 10 6 2.5 2.5
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 30 24 38 59 Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
6 6 2.5 2.5
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2008 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248. 3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer). 4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 19
Page 26
C. Dynasty 700 modellen
De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is, kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPGELET − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10% van de nominale ingaande spanning.
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Driefasen
Ingaande spanning (V) 208 230 380 400 460 575 Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 600 A bij 44 volt (A) 98 88 53 51 44 33 Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 36 44 49 54 72 73 Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2008 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248. 3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer). 4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
1
110 100 60 60 50 40 150 125 80 80 70 50
25 25 10 10 10 6
16 16 10 10 10 6
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Monofase
Ingaande spanning (V) 208 230 460 575 Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 450 A bij 38 volt (A) 119 105 50 38 Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
1
125 125 60 50 175 150 80 60
27.3 25 10 10
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 33 33 54 85 Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
16 16 10 6
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2008 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248. 3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer). 4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 20
Page 27
D. Maxstar 700 modellen
De werkelijke voedingsspanning (ingaande spanning) mag niet 10% lager zijn dan de minimum invoerspanning (5% bij 380 volt CE modellen)
en/of 10% hoger dan de maximum voedingsspanning zoals aangegeven in de tabel. Als de werkelijke voedingsspanning buiten dit bereik is, kan er mogelijk geen uitgaande spanning zijn.
OPGELET − ONJUISTE VOEDING kan deze lasstroombron beschadigen. De fase-naar-massa spanning mag niet meer bedragen dan +10% van de nominale ingaande spanning.
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Driefasen
Ingaande spanning (V) 208 230 380 400 460 575 Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 600 A bij 44 volt (A) 89 80 49 46 40 31 Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 39 31 53 59 78 80 Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2008 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248. 3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer). 4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
1
110 100 60 50 50 40 125 125 70 70 60 50
25 16 10 10 10 6
16 16 10 10 6 6
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Monofase
Ingaande spanning (V) 208 230 460 575 Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning - 450 A bij 38 volt (A) 108 95 45 35 Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
2
Traag Normaal
Min. afmeting invoerconductor in mm
3
, 4
2
1
125 110 50 45 150 150 70 60
25 25 10 6
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meters 29 35 58 59 Min. afmeting aardingsconductor in mm2,
4
16 16 10 6
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2008 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme
die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.
2 De “vertragende” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL248. 3 De normale zekeringen (algemeen gebruik − geen opzettelijke vertraging) zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer). 4 De geleidergegevens in deze hoofdstuk geven de afmetingen aan van de geleider (m.u.v. snoer of kabel) tussen de paneelkaart en de apparatuur
conform NEC-tabel 310,16. Als er een snoer of kabel wordt gebruikt, dan zijn de minimumafmetingen van de geleider mogelijk groter. Zie NEC-tabel 400,5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.
OM−216 869 Pagina 21
Page 28
3-10. Het aansluiten van de netvoeding bij het 350 model
A. Driefasen ingangsvermogen aansluiten
3
= GND/PE aarding
4
nationale en lokale regels en voor­schriften − alleen daartoe bevoeg­de personen mogen deze installa­tie uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande geleiders vanaf het systeem aan­sluit.
! Sluit altijd eerst de groene of
! De installatie moet voldoen aan alle
groengele stroomgeleider aan op een voedingsmassaklem en nooit
7
op een lijnklem.
Het automatische-lijncircuit in dit
systeem past de voedingsbron automatisch aan aan de primaire spanning die wordt toegepast.
2
L1
3
6
1
L2 L3
5
Controleer de ingangsspanning die op de werkplek voorhanden is. Dit systeem kan aangesloten worden op elke bron tussen 208 en 575 V/AC zonder dat de kap hoeft te worden verwijderd om de voedingsbron opnieuw t e koppelen.
Voor driefasen:
1 Voedingskabel. 2 Ontkoppel het apparaat (de
schakelaar staat afgebeeld in de
OFF-stand) 3 Groene of groengele aardegeleider 4 Ontkoppel de aardingsklem van het
apparaat 5 Ingaande geleiders (L1, L2 en L3) 6 Ontkoppel de lijnklemmen van het
apparaat Sluit eerst de groene of groengele
aardstroomgeleider aan op de ontkoppelde aardingsklem van het apparaat.
Sluit de ingaande geleiders L1, L2 en L3 aan op de ontkoppelde lijnklemmen van het apparaat.
7 Overbelastingsbeveiliging Bepaal het type en de maat van de
overbelastingsbeveiliging aan de hand van hoofdstuk 3-9 (afgebeeld: gezekerde ontkoppelingsschakelaar).
Sluit de toegangsdeur van het scheidingsmechanisme en sluit hem stevig af. Verwijder de blokkering en zet de schakelaar in de ON-stand.
OM−216 869 Pagina 22
Benodigde gereedschappen:
Ref. 804 746-B
Page 29
B. Monofase ingaande voeding aansluiten
1
8
3
6
L1
L2
= GND/PE aarding
10
7
9
1
! De installatie moet voldoen aan alle
nationale en lokale regels en voor-
schriften − alleen daartoe bevoeg-
de personen mogen deze installa-
tie uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande
geleiders vanaf het systeem aan-
sluit.
! Sluit altijd eerst de groene of
groengele stroomgeleider aan op
een voedingsmassaklem en nooit
op een lijnklem.
Het automatische-lijncircuit in dit
systeem past de voedingsbron
automatisch aan aan de primaire
spanning die wordt toegepast.
Controleer de ingangsspanning die
op de werkplek voorhanden is. Dit
systeem kan aangesloten worden op
elke bron tussen 208 en 575 V/AC
zonder dat de kap hoeft te worden
verwijderd om de voedingsbron
opnieuw t e koppelen.
1
2
3
6
5
4
1 Zwart-witte ingaande draad (L1 en L2) 2 Rode ingaande draad 3 Groene of groengele aardegeleider 4 Isolatiemantel 5 Isolatietape
Isoleer de rode draad zoals afgebeeld. 6 Voedingskabel. 7 Ontkoppel het apparaat
(de schakelaar staat afgebeeld
in de OFF-stand) 8 Ontkoppel de aardingsklem
van het apparaat 9 Ontkoppel de lijnklemmen
van het apparaat Sluit eerst de groene of groengele aard-
stroomgeleider aan op de ontkoppelde aardingsklem van het apparaat.
Sluit de ingaande draden L1 en L2 aan op de klemmen van schakelkast.
10 Overbelastingsbeveiliging Bepaal het type en de maat van de
overbelastingsbeveiliging aan de hand van hoofdstuk 3-9 (afgebeeld: gezekerde ontkoppelingsschakelaar).
Sluit de toegangsdeur van het scheidingsmechanisme en sluit hem stevig af. Verwijder de blokkering en zet de schakelaar in de ON-stand.
Benodigde gereedschappen:
Ref. 804 746-B / 803 766-A
OM−216 869 Pagina 23
Page 30
3-11. Het aansluiten van de netvoeding bij het 700 model
A. Aansluiten van de driefasen netvoeding voor Maxstar 700
4
2
1
3
8
4
Benodigde gereedschappen:
3
= GND/PE aarding
10
7
9
6
5
6
! De installatie moet voldoen aan alle nationale
en lokale regels en voorschriften − alleen daar­toe bevoegde personen mogen deze installatie uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroomvoorziening
voordat u d e ingaande geleiders vanaf het sys­teem aansluit.
! Maak eerst de ingaande stroomverbindingen
naar de lasstroombron.
! Sluit altijd eerst de groene of groengele conduc-
tor aan op een voedingsmassaklem en nooit op een lijnklem.
Zie het label met de technische gegevens op het systeem en controleer de beschikbare invoerspanning op de werkplek (zie hoofdstuk 3-6).
1 Ingaande stroomgeleiders (snoer geleverd door
klant)
Bepaal de afmeting en de lengte van de geleiders aan de hand van hoofdstuk 3-9. De geleiders moeten voldoen aan de nationale en lokale regels en voorschriften met betrekking tot elektriciteit. Gebruik indien nodig aansluitpunten met het juiste stroomvermogen en de juiste gatafmetingen.
Ingaande stroomaansluitingen van lasstroombron
2 Spanningsontlasting De kabel door de spanningsontlasting leiden en de
schroef aand r a a i e n . 3 Aardingsklem van de machine 4 Groene of groengele aardegeleider Sluit eerst de groene of groengele aardegeleider aan op
de aardingsklem van de lasstroombron. 5 Lijnklemmen lasstroombron (schakelaar S1) 6 Ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W) Sluit d e ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W) aa n
op de lijnklemmen voor de lasstroombron. 7 Kabelbinder (alleen CE) Maak de draden vast met de meegeleverde
kabelbinder. Breng de kap aan.
Ontkoppel de aansluitpunten voor de ingaande stroom op h e t a p p a r a a t
8 Ontkoppel het apparaat (de schakelaar staat
afgebeeld in de OFF-stand)
9 Ontkoppel de aardingsklem (voeding) van het
apparaat
Sluit eerst de groene of groengele aardstroomgeleider aan op de ontkoppelde aardingsklem van het apparaat.
10 Ontkoppel de lijnklemmen van het apparaat Sluit d e ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W) aa n
op de lijnklemmen van het ontkoppelingsapparaat. 11 Overbelastingsbeveiliging Kies het type en het formaat van de overbelastingsbe-
veiliging aan de hand van hoofdstuk 3-9 (afgebeeld: ge­zekerde stroomonderbreker)
Sluit de toegangsdeur van het lijnscheidingsmechanis­me en vergrendel hem. Verwijder de blokkering en zet de schakelaar in de ON-stand.
803 927-B
OM−216 869 Pagina 24
Page 31
B. Aansluiten van de driefasen netvoeding voor Dynasty 700
5
4
2
1
3
10
4
Benodigde gereedschappen:
3
8
= GND/PE aarding
12
9
11
6
6
7
! De installatie moet voldoen aan alle natio-
nale en lokale regels en voorschriften − al­leen daartoe bevoegde personen mogen deze installatie uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroomvoor-
ziening voordat u de ingaande geleiders vanaf het systeem aansluit.
! Maak eerst de ingaande stroomverbin-
dingen naar de lasstroombron.
! Sluit altijd eerst de groene of groengele
conductor aan op een voedingsmassaklem en nooit op een lijnklem.
Zie het label met de technische gegevens op het systeem en controleer de beschikbare invoerspanning op de werkplek (zie hoofdstuk 3-6).
1 Ingaande stroomgeleiders (snoer geleverd
door klant)
Bepaal de afmeting en de lengte van de geleiders aan de hand van hoofdstuk 3-9. De geleiders moeten voldoen aan de nationale en lokale regels en voorschriften met betrekking tot elektriciteit. Gebruik indien nodig aansluitpunten met het juiste stroomvermogen en de juiste gatafmetingen.
Ingaande stroomaansluitingen van lasstroom­bron
2 Spanningsontlasting De kabel door de spanningsontlasting leiden en de
schroef aand r a a i e n . 3 Aardingsklem van de machine 4 Groene of groengele aardegeleider Sluit eerst de groene of groengele aardegeleider
aan op de aardingsklem van de lasstroombron. 5 Ferrietkern F9 (alleen CE)
Wikkel bij de Dynasty modellen de groen/gele
aarddraad 4 maal door de meegeleverde ferrietkern F9, zoals in de afbeelding.
6 Lijnklemmen lasstroombron (schakelaar S1) 7 Ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W) Sluit d e ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W)
aan op de lijnklemmen voor de lasstroombron. 8 Kabelbinder (alleen CE) Maak de draden vast met de meegeleverde
kabelbinder. Breng de kap aan.
Ontkoppel d e aansluitpunten voor de ingaande stroom op het apparaat
9 Ontkoppel het apparaat (de schakelaar staat
afgebeeld in de OFF-stand)
10 Ontkoppel de aardingsklem (voeding) van
het apparaat
Sluit eerst de groene of groengele aardstroomgeleider aan op de ontkoppelde aardingsklem van het apparaat.
11 Ontkoppel de lijnklemmen van het apparaat Sluit d e ingaande geleiders L1 (U), L2 (V) en L3 (W)
aan op de lijnklemmen van het ontkoppelingsapparaat.
12 Overbelastingsbeveiliging
805 470-B
Kies het type en het formaat van de overbelastings­beveiliging aan de hand van hoofdstuk 3-9 (afge­beeld: gezekerde stroomonderbreker)
Sluit de toegangsdeur van het lijnscheidings­mechanisme en vergrendel hem. Verwijder de blokkering en zet de schakelaar in de ON-stand.
OM−216 869 Pagina 25
Page 32
C. Monofase ingaande voeding aansluiten
2
4
2
1
1
3
8
= GND/PE aarding
10
7
9
6
4
Benodigde gereedschappen:
Ref. 803 927-B
! De installatie moet voldoen aan alle
5
6
nationale en lokale regels en voor­schriften − alleen daartoe bevoegde personen mogen deze installatie uitvoeren.
! Ontkoppel en blokkeer de stroom-
voorziening voordat u de ingaande geleiders vanaf het systeem aan­sluit.
! Maak eerst de ingaande stroomver-
bindingen naar de lasstroombron.
! Sluit altijd eerst de groene of groen-
gele conductor aan op een voe­dingsmassaklem en nooit op een lijnklem.
Zie het label met de technische gegevens op het systeem en controleer de beschikbare invoerspanning op de werkplek (zie hoofdstuk 3-6).
1 Ingaande stroomgeleiders (snoer
geleverd door klant)
Bepaal de afmeting en de lengte van de geleiders aan de hand van hoofdstuk 3-9. De geleiders moeten voldoen aan de nationale en lokale regels en voorschriften met betrekking tot elektriciteit. Gebruik indien nodig aansluitpunten met het juiste stroomvermogen en de juiste gatafmetingen.
Ingaande stroomaansluitingen van lasstroombron
2 Spanningsontlasting De kabel door de spanningsontlasting leiden
en de schroef aandraaien. 3 Aardingsklem van de machine 4 Groene of groengele aardegeleider Sluit eerst de groene of groengele
aardegeleider aan op de aardingsklem van de lasstroombron.
5 Lijnklemmen lasstroombron
(schakelaar S1) 6 Ingaande geleiders L1 (U) en L2 (V) Sluit d e ingaande geleiders L1 (U) en L2 (V)
aan op d e lijnklemmen v an de la sstroombron. Breng de kap aan.
Ontkoppel de aansluitpunten voor de ingaande stroom op het apparaat
7 Ontkoppel het apparaat (de schakelaar
staat afgebeeld in de OFF-stand) 8 Ontkoppel de aardingsklem (voeding)
van het apparaat Sluit eerst de groene of groengele
aardstroomgeleider aan op de o ntkoppelde aardingsklem van het apparaat.
9 Ontkoppel de lijnklemmen van het
apparaat Sluit d e ingaande geleiders L1 (U) en L2 (V)
aan op de lijnklemmen van het ontkoppelingsapparaat.
10 Overbelastingsbeveiliging Kies het type en het formaat van de
overbelastingsbeveiliging aan de hand van hoofdstuk 3-9 (afgebeeld: gezekerde stroomonderbreker)
Sluit de toegangsdeur van het lijnscheidingsmechanisme en vergrendel hem. Verwijder de blokkering en zet de schakelaar in de ON-stand.
OM−216 869 Pagina 26
Page 33
3-12. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen*
it g
­l
-
e
-
E
OPGELET − De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de lengte van beide laskabels tezamen. Als bijvoorbeeld de stroombron 30 meter van het laswerkstuk is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de 60m−kolom voor het bepalen van de kabelafmetingen.
OPGELET − BOOGLASSEN kan elektromagnetische interferentie veroorzaken.
Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de vloer. Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van gevoelige elektronische apparatuur. Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze handleiding wordt geïnstalleerd en geaard. Als dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker extra maatregelen te nemen, zoals het lasapparaat verplaatsen, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
Laskabelformaat** en maximale totale lengte van de kabel (koper) in de
lasstroomkring net groter dan
Aansluitklemmen
van lasuitgangs-
spanning
! Schakel de voeding u
voor u de aansluitin naar de aansluitklem men voor de laskabe maakt.
! Gebruik geen versle
ten, beschadigde, t korte of slecht verbon den kabels.
Las-
stroom***
30 m of minder 45 m 60 m 70 m 90 m 105 m 120 m
10 − 60%
inscha-
kelduur
60 − 100% inschakel-
duur
10 − 100% inschakelduur
100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 1/0 (60) 150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 3/0 (95) 200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120) 4/0 (120)
250 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
300 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
lektrode
Werkstuk
350 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
400 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
500 2/0 (70) 3/0 (95) 4/0 (120)
600 3/0 (95) 4/0 (120)
700 4/0 (120)
800 4/0 (120)
900
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
2 ea. 4/0
(2x120)
3 ea. 3/0
(3x95)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
3 ea. 3/0
(3x95)
3 ea. 4/0
(3x120)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
3 ea. 3/0
(3x95)
3 ea. 4/0
(3x120)
3 ea. 4/0
(3x120)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
3 ea. 3/0
(3x95)
3 ea. 4/0
(3x120)
3 ea. 4/0
(3x120)
4 ea. 4/0
(4x120)
2 ea. 2/0
(2x70)
2 ea. 3/0
(2x95)
2 ea. 4/0
(2x120)
2 ea. 4/0
(2x120)
3 ea. 3/0
(3x95)
3 ea. 4/0
(3x120)
4 ea. 4/0
(4x120)
4 ea. 4/0
(4x120)
* Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel
die één maat groter is. ** Het laskabelformaat (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 cm/A
( ) = mm2 voor metrisch gebruik S-0007-E− ***Kies het laskabelformaat voor een pulserende toepassing op de waarde van de piekspanning.
.
Ga verder bij hoofdstuk 3-13 voor nadere installatie−instructies. Er staat een afbeelding van de Dynasty 700 in hoofdstuks 3-13 t/m 6-4. De locaties
van de bedieningsfuncties en componenten is gelijk voor alle modellen die in deze handleiding worden besproken.
OM−216 869 Pagina 27
Page 34
3-13. Informatie over de 14-pens contrastekker (gebruikt zonder aansluiting op
automatisering)
Contactdoos-
informatie
Contact-
doos*
A Contactschakelaarregeling 15 V/DC.
Contactdoosinformatie
15 VOLTS DC
AJ
K
B
L
NH
C
M
D
F
E
I
G
REMOTE
OUTPUT
B Het sluiten van het contact naar A maakt
het 15 V/DC contactorstuurcircuit en zorgt dat er uitgangsspanning aanwezig is.
C +10 volts DC.
D Gemeenschappelijke van het
afstandsbedieningscircuit.
CONTROL
E 0 tot +10 V/DC ingaand stuursignaal vanaf
de afstandsbediening.
F Stroomterugkoppeling; +1 volt DC per
A/V
100 ampère.
STROOMSTERKTE
803 900-A / 218 716-A
*De overige contactdozen worden niet gebruikt.
(AMPERAGE)
SPANNING
(VOLTAGE)
CHASSIS
GND
H Terugkoppeling spanning; +1V DC per 10 V
uitgangsspanning van de contrastekker.
K Gemeenschappelijk chassis.
G +15 volt DC (A) gemeenschappelijk.
Als een handafstandsbediening zoals de RHC-14 wordt aangesloten op de 14-pens contrastekker, dan moet een stroomwaarde boven het
minimum worden ingesteld op de afstandsbediening voordat het paneel of de schakelaar op de afstandbediening wordt in geschakeld. Als u dit nalaat, wordt de stroomsterkte geregeld door de paneelregeling en functioneert de handbediende afstandsbediening niet.
3-14. Aansluiting voor automatisering (voor 28-pens contrastekker, indien aanwezig)
2
3
76 5
8
13
14
20
Pen Peninformatie voor 28-pens contrastekker RC28
1 Start/stop − Het sluiten op pen 8 start de lascyclus. Het openen van de sluiting stopt de lascyclus. Tijdens 2T-lassen start en stopt
een kortstondig sluiting (langer dan 100 msec maar korter dan 3/4 seconde) de lasuitgangsspanning.
2 Uitgangsspanning ingeschakeld − werkt alleen in geautomatiseerde functies − Het sluiten op pen 8 moet te allen tijde worden
aangehouden. Als de sluiting tussen pen 2 en 8 wordt verbroken, schakelt de uitgangsspanning uit, gaat het nagas op time-out en verschijnt de tekst HELP 13 op de meters.
3 Gas − Sluiting op pen 8 schakelt het gas in. Deze input heft het nagas op, maar als er een voorgastijd wordt ingevoerd, gaat de
voorgascyclus op time-out voordat er een boog wordt gevormd.
4 Goede boog, collector - De uitgangsspanning is ingeschakeld en er is minder dan 50 volt belasting (zie hoofdstuk 3-17).
12 18
19
24
25
28
27
11 10 17
23
1
4
9
15
16
22
21
26
803 900-A / 218 716-A
OM−216 869 Pagina 28
Page 35
5
Spanningsterugkoppeling - +1 volt DC per 10 volt met betrekking tot pen 11.
6 Stroomterugkoppeling - +1 volt DC per 100 ampères met betrekking tot pen 11. 7 Niet gebruikt
8 Gemeenschappelijke IGND isolatie 9 Goede boog, emitter - De uitgangsspanning is ingeschakeld en er is minder dan 50 volt belasting (zie hoofdstuk 3-17).
10 Geheugen ingeschakeld - Zie hoofdstuk 3-15.
11 Gemeenschappelijk afstandsbedieningscircuit. 12 Gemeenschappelijk chassis. 13 Pulsblokkering, collector - De uitgangsspanning is ingeschakeld uitgangsspanning ingeschakeld tijdens de startstroom, de up-slope-tijd,
de uitkratertijd, de eindstroom, tijdens de pulserende achtergrondtijd als de pulsfrequentie lager is dan 10 Hz (zie hoofdstuk 3-17).
14 Pulsblokkering, emitter - De uitgangsspanning is ingeschakeld uitgangsspanning ingeschakeld tijdens de startstroom, de up-slope-tijd,
de uitkratertijd, de eindstroom, tijdens de pulserende achtergrondtijd als de pulsfrequentie lager is dan 10 Hz (zie hoofdstuk 3-17). 15 Geheugenkeuze 0 - Zie hoofdstuk 3-15. 16 Geheugenkeuze 1 - Zie hoofdstuk 3-15. 17 Invoersignaal van afstandsbediening - 0 tot +10 volt DC invoerspanning. 18 +10 volts DC. 19 HF uitgeschakeld − Schakel hoge frequentie uit wanneer aangesloten op pen 8. 20 Automatisering ingeschakeld 1 - Zie hoofdstuk 3-16. 21 Spanning EN gemeenschappelijk - Zie hoofdstuk 3-16. 22 Spanning EN signaal - Zie hoofdstuk 3-16. 23 Uitkratertijd, collector - Uitgangsspanning ingeschakeld in uitkratertijdfunctie (zie hoofdstuk 3-17). 24 Uitkratertijd, emitter - Uitgangsspanning ingeschakeld in uitkratertijdfunctie (zie hoofdstuk 3-17). 25 Automatisering ingeschakeld 2 - Zie hoofdstuk 3-16. 26 Spanning EP signaal (alleen Dynasty-modellen) - Zie hoofdstuk 3-16. 27 Spanning EP gemeenschappelijk (alleen Dynasty-modellen) - Zie hoofdstuk 3-16. 28 Polariteit (alleen Dynasty-modellen) - Zie hoofdstuk 3-16.
3-15. Ingangen voor afstandsbediende geheugenkeuze (voor 28-pens contrastekker,
indien aanwezig)
28-pens contrastekker RC28
Toegewezen aan contact: 0 = niet aangesloten / 1 = aangesloten op massa (pen 8)
Functie 15 16 10
3
8
14
20
25
28
1
4
9
15
21
26
Uit 0 0 0 Geheugenfunctietoets 1 1 0 0 Geheugenfunctietoets 2 0 1 0 Geheugenfunctietoets 3 1 1 0 Geheugenfunctietoets 4 0 0 1 Geheugenfunctietoets 5 1 0 1 Geheugenfunctietoets 6 0 1 1 Geheugenfunctietoets 7 1 1 1
OM−216 869 Pagina 29
Page 36
3-16. Automatiseringsselecties (voor 28-pens contrastekker, indien aanwezig)
3-17. Typische toepassing voor automatisering
28-pens contrastekker RC28
Toegewezen aan contact 0 = niet aangesloten / 1 = aangesloten op massa
3
8
14
20
25
28
1
4
9
15
21
26
Geen automatiseringsfuncties geselecteerd 0 0
(pen 8)
X= maakt niet uit
Functie 20 21
Pen
Aangesloten op pen 8 (EP)
Open (EN)
Voorbeeld 28-pens uitgangsspanning
Collector
Pen 28
Spoelweerstand R moet worden gekozen
CR1
om de stroom te beperken tot 75 mA
R
Automatiseringsfunctie 1 Schakelt de functie van pen 2 in, Sequencer en lastimers
Automatiseringsfunctie 2 Schakelt de functies van pen 2 in Pen 22 naar pen 21 - 0 tot +10 volt DC EN amplitude Pen 26 naar pen 27 - 0 tot +10 volt DC EP amplitude Pen 28 naar pen 8 - EP polariteit (frequentie en evenwicht) Pen 28 niet aangesloten op pen 8 - EN polariteit
(frequentie en evenwicht)
CR1 Naar ap paratuur gebruiker
+
Stroom geleverd door gebruiker tot een piekspanning van maximaal 27 volt DC
1 0
X 1
Emitter
OM−216 869 Pagina 30
Page 37
3
-18. 1 15 Vo lt A C d upl ex cont ras tekker, aanvullende bescherm er C B1 en s tr oomschakelaa
r
3
1
2
1 AC duplex contrastekker Contrastekker RC2 levert 115 V 10 A
monofase vermogen. 2 Aanvullende beschermer CB1 CB1 beschermt de duplex contrastekker
tegen overbelasting. Als de automatische zekering open gaat, werkt de contrastekker niet. Druk op de knop om de beschermer te resetten.
3 Hoofdschakelaar voeding
803 901-A
3-19. Beschermgasaansluiting
1 Gasinvoeraansluiting Aansluiting heeft een 5/8−18
rechtse draad.
1
4
3
2
Benodigde gereedschappen:
2 Gasflesventiel De gasfles lichtjes openen om vuil
van het mondstuk weg te blazen. Terug dichtdraaien.
3 Gasontspanner 4 Debietregeling Een typische waarde is 10 L/min.
De door de klant geleverde gaslei­ding tussen de gasontspanner en de gasinvoeraansluiting bevestigen.
5/8, 1-1/8 in
803 901-A
OM−216 869 Pagina 31
Page 38
3-20. TIG HF puls/ Lift-Arct aansluitingen
4
1
2
3
Benodigde gereedschappen:
! Schakel de stroom uit voor-
dat u de aansluitingen maakt.
1 Elektrodeklem voor de
lasuitgangsspanning
Sluit de TIG-toorts aan op de
5
elektrodeklem voor de lasuitgangs­spanning.
2 Aansluiting gasuitvoer Sluit d e gasslang voor de toorts aan
op de gasuitvoeraansluiting. 3 Werkklem
lasuitgangsspanning
Sluit de werkkabel aan op de werk­klem voor de lasuitgangsspanning.
4 14-pens contrastekker voor
afstandsbediening
Indien gewenst,de afstandsbedie­ning aansluiten op de afstandsbe­diende 14-pens schakelaar (zie hoofdstuk 3-13).
5 Aansluiting gasinvoer Sluit de gasslang van de gastoevoer
aan op de gasinvoerfitting (zie hoofdstuk 3-19).
11/16 inch (21 mm voor CE systemen)
803 915-B
OM−216 869 Pagina 32
Page 39
3-21. Aansluitingen koeler
1
2
De wagen en de koeler zijn opties. 1 AC duplex contrastekker 2 115 VAC snoer Levert 115 VAC voeding voor de
koeler. 3 Elektrodeklem voor de
lasuitgangsspanning (−klem voor lasuitgangsspanning op Maxstar-modellen)
Sluit de TIG-toorts aan op de elek­trodeklem voor de lasuitgangsspan­ning.
4 Aansluiting gasuitvoer Sluit de gasslang van de TIG-toorts
aan op de gasfitting voor uitgaand gas.
5 Werkklem lasuitgangsspanning
(+klem voor lasuitgangsspanning op Maxstar-modellen)
Sluit de werkkabel aan op de werk­klem voor de lasuitgangsspanning.
6 Water Uit-aansluiting
(naar toorts)
Sluit de Water In-slang (blauw) aan op de Water Uit-aansluiting van de lasstroomvoeding.
7 Water In-aansluiting
(vanaf toorts)
Sluit de Water Uit-slang (rood) aan
3
4
5
op de Water In-aansluiting van de lasstroomvoeding.
7
6
Benodigde gereedschappen:
Toepassing
3-1/2
Gallons
Koelvloeistof
*HF: Hoogfrequente stroom **Koelvloeistof 300 355, een 50/50 oplossing, beschermt tot -37° F (-38°C) en gaat algengroei tegen.
OPGELET − Als u een andere koelvloeistof gebruikt dan de middelen die in de tabel staan, vervalt de garan- tie op alle onderdelen die in contact komen met de koelvloeistof (pomp, radiator, enz.).
TIG of bij gebruik van HF*
Laag geleidende koelvloeistof Nr. 300 355**; gedestilleerd of gedeïoniseerd water OK
boven 32° F (0° C)
11/16 inch (21 mm voor CE systemen)
804 753-B
OM−216 869 Pagina 33
Page 40
3-22. Dynasty Stick (beklede elektrode) aansluitingen
3
2
1
! Schakel de stroom uit voordat
u de aansluitingen maakt.
De afgebeelde aansluitingen zijn
voor Dynasty-modellen.
1 Werkklem lasuitgangsspanning Sluit de werkkabel aan op de werkklem
voor de lasuitgangsspanning. 2 Elektrodeklem voor de
lasuitgangsspanning
Sluit de elektrodehouder aan op de elektrodeklem voor de lasuitgangs­spanning.
3 14-pens contrastekker voor
afstandsbediening
Indien gewenst,de afstandsbediening aansluiten op de afstandsbediende 14-pens schakelaar (zie hoofdstuk 3-13).
803 916-C
3-23. Maxstar Stick (beklede elektrode) aansluitingen
3
2
1
! Schakel de stroom uit voordat u
de aansluitingen maakt.
De afgebeelde aansluitingen zijn
voor Maxstar-modellen.
1 + klem lasuitgangsspanning Sluit de elektrodedraad aan op de
positieve (+) lasuitgang. 2 − klem lasuitgangsspanning Sluit de werkstukdraad aan op de
negatieve (-) lasuitgang. 3 14-pens contrastekker voor
afstandsbediening
Indien gewenst,de afstandsbediening aansluiten op de afstandsbediende 14-pens schakelaar (zie hoofdstuk 3-13).
803 916-C
OM−216 869 Pagina 34
Page 41
HOOFDSTUK 4 − BEDIENING
4-1. Bedieningsfuncties
2
13
12
3
4
5
6
7
8
9
10
1
11
Regelknoppen voor de polariteit
en de wisselstroomgolfvorm zijn alleen beschikbaar op Dynasty-modellen.
Voor alle bedieningsfuncties op het
schakelbord op het voorpaneel geldt: druk op de drukschakelaar om het licht in te schakelen en de normale functie in te schakelen.
Groen op een aanduidingsplaatje duidt
op een TIG-functie. Grijs duidt op een normale beklede elektrodefunctie.
1 Instelknop 2 Ampèremeter en parameter display Zie hoofdstuk 4-4. 3 Display van voltmeter
en geselecteerde parameters Zie hoofdstuk 4-5. 4 Polariteitsregeling (alleen op de Dynasty)
14
Zie hoofdstuk 4-6. 5 Procesregelknoppen Zie hoofdstuk 4-7. 6 Regelknoppen voor de uitgangsspanning
(Output) Zie hoofdstuk 4-9. 7 Pulseerregelknoppen Zie hoofdstuk 4-10. 8 Sequencerregelknoppen Zie hoofdstuk 4-11. 9 Gas/DIG-regelknoppen Zie hoofdstuk 4-12. 10 AC golfvorm (alleen op de Dynasty)
226 868-B / ref. 803 901-A
Achterpaneel
Zie hoofdstuk 4-13. 11 Stroomsterkteregeling
en puntlastimerregeling
Zie hoofdstuk 4-3 voor de stroomsterkteregeling.
Zie hoofdstuk 5-6 voor de puntlastimerregeling.
12 Geheugenfunctietoetsen Zie hoofdstuk 4-14. 13 Geheugendisplay Toont de actieve geheugenfunctie. 14 Aan/uit schakelaar Gebruik deze schakelaar om het apparaat
aan en uit te zetten.
OM−216 869 Pagina 35
Page 42
4-2. Instelknop
4-3. Stroomsterkteregeling
1 Instelknop Zet de waarden voor een bepaalde
1
3
1
functie met behulp van de regelknop in combinatie met de betreffende drukschakelaar op het voorpaneel.
1 A (stroomsterkteregeling) 2 Instelknop 3 Ampèremeter Zie hoofdstuk 4-15 voor het bereik
van de stroomsterkteregeling
2
Druk op de drukschakelaar voor de spanning en draai de instelknop om de lasstroom in te stellen of de piekstroom als de pulseringsfunctie actief is (zie hoofdstuk 4-10 ).
Zie hoofdstuk 4-13 voor de AC
functies.
4-4. Ampèremeter en parameter display
OM−216 869 Pagina 36
1 Ampèremeter De ampèremeter toont de werkelijke
1
spanning tijdens het lassen. Hij toont ook de instelbare parameters voor alle functies
Page 43
4-5. Display van voltmeter en geselecteerde parameters
4-6. Polariteitsregeling (alleen op Dynastyt-modellen)
1
1 Voltmeter Toont lasspanning o f open spanning.
Hij toont ook de woordafkortingen voor geselecteerde parameters.
1
1 Stroomvorm Druk op d e drukschakelaar tot de gewenste
LED brandt. DC − Kies DC voor DC-lassen.
De elektrode-uitvoer van de machine is DCEN voor TIG-lassen en DCEP voor lassen met beklede elektrode.
AC - Kies AC voor AC-lassen.
OM−216 869 Pagina 37
Page 44
4-7. Procesregelknoppen
1
4-8. Lift-Arc- en HF TIG-startprocedures
Startmethode waarbij de boog ontstaat door contact te maken met werkstuk.
“Aanraken”
GEEN lucifers aansteken!
1
1 - 2
Seconden
1 Procesregelknoppen Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
proces-LED brandt: TIG HF pulserend lassen - is een
pulserende HF (zie hoofdstuk 4-8) boogstartmethode die zowel bij AC als DC TIG-lassen kan worden gebruikt. Maak de aansluitingen zoals staat aangegeven in hoofdstuk 3-20.
TIG Lift-Arc (booglassen) - is een boogstartmethode waarbij de elektrode contact moet maken met het werkobject (zie hoofdstuk 4-8). Deze methode kan zowel bij AC als DC TIG-lassen worden gebruikt. Maak de aansluitingen zoals staat aangegeven in hoofdstuk 3-20.
Beklede-elektrodelassen (SMAW of vuldraadlassen) - Deze methode
kan zowel bij AC als DC Beklede-elektrodelassen worden gebruikt. Maak de aansluitingen zoals staat aangegeven in hoofdstuk 3-22.
Lift Arc ontstekingsmethode
Wanneer het lampje bij de Lift-Arc-knop brandt, start u de boog als volgt:
1 TIG-elektrode 2 Lasobject Raak met de wolfraam elektrode het
werkstuk aan bij het beginpunt en zorg met de toortsschakelaar, de voetbediening of de handbediening dat er uitgangsspanning
2
en beschermgas is. Houd de elektrode
1 à 2 seconden tegen het werkstuk aan
en til de elektrode langzaam op. Wanneer de elektrode wordt opgetild, vormt zich een boog.
Normale openspanning is niet aanwezig voordat de wolfraam elektrode het te bewerken object raakt; er is slechts een lage voelspanning aanwezig tussen de elektrode het object. De halfgeleidende uitgangscontactor komt pas onder spanning te staan als de elektrode het object raakt. Hierdoor kan de elektrode het object raken zonder oververhitting, zonder vast te komen zitten of vervuild te raken.
Toepassing:
Lift Arc wordt gebruikt voor het DC met elektrode negatief of AC TIG-lassen indien de HF-startmethode niet toegestaan of niet wenselijk is, of om de strijkmethode te vervangen.
HF Start
Wanneer het lampje van de HF-startknop brandt, start dan de boog als volgt:
De hoge frequentie wordt ingeschakeld zodra er uitgangsspanning is om de boog te starten. Wanneer de boog start, wordt de hoge frequentie weer uitgeschakeld; telkens als de boog wordt verbroken, wordt hij weer ingeschakeld om te helpen bij het herstarten van de boog.
Toepassing:
HF-start wordt gebruikt voor het TIG-proces als er een boogstartmethode vereist is waarbij geen contact mag worden gemaakt.
OM−216 869 Pagina 38
Page 45
4
-9. Regeling uitgang
2
1
1 Regeling uitgang Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
parameter-LED oplicht.
RMT STD (Remote Standard = afstandsbediening standaard)
Toepassing: Gebr uik de afstandsbediende
toortsschakelaar (standaard) met een voetpedaal of een handbediende stroomsterkteregeling (zie hoofdstuk 5-3A).
Als er een voet- of handbediende
afstandsbediening voor de stroom wordt aangesloten op de lassstroombron, worden de startstroom-, up-slope-, uitkratertijd­en eindstroomfunctie geregeld door
de afstandsbediening.
Als een aan/uit-schakelaar wordt
gebruikt, moet dit een aangehouden contactschakelaar zijn. Alle sequencerfuncties worden dan actief en moeten worden ingesteld door de operator.
RMT 2T HOLD (afstandbediende 2-taktfunctie met houdfunctie)
Toepassing: Gebruik de 2−taktfunctie
met houdfunctie (2T) als er lange lassen moeten worden gelegd.
Als er een voet- of handbediende afstandsbediening voor de stroom is aangesloten op de lasstroombron, dan is
alleen de aan/uit-functie te gebruiken (zie hoofdstuk 5-3B).
Deze schakelfunctie kan opnieuw
worden geconfigureerd voor 3T, 4T, 4T Kortstondig, Mini Logic of puntlassen (zie hoofdstuk 5-3C, D, E en F).
AAN
Twee seconden na de selectie komt er stroom op d e uitgang te staan.
Toepassing: Gebruik de uitgang voor beklede-elektrodelassen of voor booglassen zonder gebruik van e en a fst andsbediening (zie hoofdstuk 5-3G).
2 Aan LED Het blauwe Aan LED brandt altijd als er
uitgangsspanning is.
OM−216 869 Pagina 39
Page 46
4-10. Pulsregeling
Instelling percentage
(%) piektijd
Piek 50%/Ac htergrond 50%
In evenwicht (50%)
Langere tijdsduur
van de piekspanning
Langer tijdsduur
van de grondstroom
(80%)
(20%)
Golfvormen van de pulserende
Piekstroom
Grondstroom
3
1
4
uitgangsspanning
PPS
1 Pulsregeling Pulseren is beschikbaar tijdens het TIG-proces. De
regelknoppen kunnen tijdens het lassen worden bijgesteld.
2
Druk op de drukschakelaar om de pulseerfunctie in te schakelen.
AAN - Als deze LED brandt, is de puls functie ingeschakeld. Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
parameter-LED oplicht. Om de puls functie uit te schakelen moet u op
de drukschakelaar drukken en deze pas loslaten als de Aan-LED uitgaat.
2 Instelknop (waarde instellen) 3 Ampèremeter (geeft de waarde weer) Zie hoofdstuk 4-15 voor alle parameterwaarden van de
puls functie. PPS − Pulsfrequentie of pulsen per seconde is het aantal
pulsslagen per seconde. Pulsfrequentie helpt de invoer van warmte te verminderen, het help vervorming voorkomen en zorgt mede voor een fraaiere lasnaad. Hoe hoger de PPS-instelling, des te gladder het rimpeleffect, des te smaller de lasnaad en des te meer koeling u krijgt. Als u de PPS in het lager bereik zet, is de puls trager en wordt de lasnaad breder. Dit trage pulseren helpt bij het in beweging brengen van het lasbad zodat gas dat in het laswerkstuk is opgesloten, kan vrijkomen, Ook helpt het de poreusheid te verminderen (zeer handig bij het lassen van aluminium). Sommige beginners gebruiken een langzamere pulssnelheid (2-4 pps) om hen te helpen bij hun timing bij het toevoegen van vulmateriaal. Een ervaren lasser kan de PPS-instelling veel hoger zetten, afhankelijk van de persoonlijke voorkeur en van wat ze proberen te bereiken.
PEAK t (piektijd) − De piektijd (PEAK t) is het percentage tijd va n e lke p u lscyclu s o p p ie kstro om ni vea u (hoofdstroom). De piekspanning wordt ingesteld met de spanningsregeling (zie hoofdstuk 4-3). Als er één puls per seconde wordt gebruikt e n d e piektijd is ingesteld op 50%, dan is er een halve seconde piekstroom en de andere 50%, ofwel een halve seconde, is er achtergrondstroom. Het verhogen van de piektijd verhoogt de tijd dat er sprake is van piekstroom, wat ook de warmte-invoer in het werkstuk verhoogt. Een goed startpunt voor piektijd is ongeveer 50-60%. O m een goede verhouding te vinden moet u wa t experimenteren; waar het uiteindelijk om draait is dat u de warmte-invoer in het werkstuk vermindert en de lasnaad een fraaier uiterlijk geeft.
BKGND A - (achtergrondstroom) wordt ingesteld als percentage van de piekstroom. Als de piekstroom wordt ingesteld op 200 en de achtergrondstroom op 50%, dan is de achtergrondstroom 100 A als de machine pulseert aan de achterzijde van de pulsslag. De lagere achtergrondstroom helpt bij het verminderen van de warmte-invoer. Het verhogen of verlagen van de achtergrondstroom verhoogt of verlaagt de gemiddelde spanning, waarmee u mede kunt bepalen hoe het lasbad is aan de achterzijde van de pulsslag. Algemeen gesproken wilt u dat uw lasbad tot o ngeveer de helft kleiner wordt maar toch vloeibaar blijft. Stel allereerst de achtergrondstroom in op ongeveer 20-30% voor roestvrij staal en koolstofstaal of op ongeveer 35-50% voor aluminium legeringen.
4 Golfvormen van de pulserende uitgangsspanning Het voorbeeld laat zien wat het effect is op de pulserende
golfvorm als de piektijd wordt veranderd.
Toepassing:
Pulseren i s het afwisselend verhogen en verlagen van de lasuitgangsspanning met een bepaalde snelheid. De verhoogde gedeelten van de lasuitgangsspanning worden geregeld in breedte, hoogte en frequentie waardoor pulsering in de lasuitgangsspanning ontstaat. Deze pulsen en het lagere stroomsterkteniveau ertussen (ook wel achtergrondstroom genoemd), verhitten en koelen afwisselend het smeltbad. Dit gecombineerde effect zorgt voor een betere controle van de inbranding, de breedte van het bad, de bolling, de lasondersnijding en de warmtetoevoer. De regeling kan tijdens het lassen worden bijgesteld.
Pulseren kan ook worden gebruikt voor het trainen met toevoegmateriaal.
De functie is ingeschakeld als de LED brandt.
OM−216 869 Pagina 40
Page 47
4-11. Sequencerregelknoppen
4
1 Sequence-regeling Sequence-regeling is beschikbaar tijdens
het TIG-proces, maar wordt uitgeschakeld
3
1
als er afstandbediende stroomregeling (hand of voet) wordt aangesloten op de contrastekker van de afstandsbediening in de standaard afstandsbediening (RMT
2
STD). Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
parameter-LED oplicht. 2 Instelknop (waarde instellen) Draai de knop om de waarden in te stellen
5
voor de sequence-parameters. 3 Ampèremeter (geeft de waarde weer) Zie hoofdstuk 4-15 voor alle parameterwaar-
den van de sequence-regeling. 4 Voltmeter Toont de woordafkortingen van de
geselecteerde parameters. INITIAL A (startstroom) [INTL] - Kies een
startstroomsterkte met de regelknop welke anders is dan de lasstroom.
Toepassing:
De startstroom kan worden gebruikt als hulp om het koude materiaal voor te verwarmen voordat er toevoegmetaal wordt aangebracht of om te zorgen voor een zachte start.
INITIAL t (starttijd) [INTL] (alleen op de geautomatiseerde optie) - Druk
nogmaals op de regelaar en draai de instelknop om de tijd in t e stellen die nodig is aan het begin van de las.
INITIAL SLOPE t (up-slope-tijd) [ISLP] Stel met behulp van de regelknop de hoeveelheid tijd in die nodig is om van de startstroom naar de lasstroom te gaan. Zet de knop op 0 om deze functie uit te schakelen.
5 Drukschakelaar voor stroomsterkte
Lastijd (alleen op de geautomatiseerde optie) - Druk tweemaal op de
drukschakelaar voor de stroomsterkte. Stel de ge w e n s t e lastijd in.
Puntlastijd − Druk tweemaal op de drukschakelaar voor de stroomsterkte. Stel de gewenste puntlastijd in.
FINAL SLOPE t (uitkratertijd) [FSLP] - Stel met behulp van de knop de hoeveelheid tijd in die nodig is om van de lasstroom omhoog of omlaag naar de te startstroom gaan. Zet de knop op 0 om deze functie uit te schakelen.
Toepassing:
Uitkrateren moet worden gebruikt bij het lassen van materialen die gevoelig zijn voor barsten en/of wanneer er geen krater op het einde van de las zichtbaar mag zijn.
FINAL A (eindstroom) [FNL] - Draai de instelknop om de eindstroom in te stellen voor de lasstroom.
FINAL t (eindtijd) [FNL] (alleen op de geautomatiseerde o p t ie) - D r uk nogmaals
op de regelknop en draai de instelknop om de eindtijd voor de eindstroom in te stellen.
OM−216 869 Pagina 41
Page 48
4-12. Gas/DIG-regelknoppen (voorgas, nagas, boogregeling, doorblazen)
1 Gas/DIG-regelknoppen
4
3
2
1
Druk op de drukschakelaar tot de gewenste functie-LED brandt.
2 Instelknop (waarde instellen) 3 Ampèremeter (geeft de waarde weer) Zie hoofdstuk 4-15 voor alle
parame terwaarden van de Instelling. 4 Voltmeter Toont de woordafkortingen
van de geselecteerde parameters. VOORGAS [PRE] - Als het TIG HF-proces
is geactiveerd (zie hoofdstuk 4-7) en het regelpaneel toont “Preflow” (voorgas), stel dan met de regelknop de tijd in dat er gas moet stromen voor het ontsteken van de boog.
Toepassing: Voorgas wordt gebruikt om de ruimte rond het lasgebied door te blazen en helpt ook bij het starten van consistente bogen.
NAGAS [POST] - Als het TIG-proces is geactiveerd (zie hoofdstuk 4-7), gebruik dan de regelknop om de tijd in te stellen dat er gas moet stromen nadat het lassen is gestopt.
AUTOMATISCH NAGAS - Zorgt voor nagas die is ingeschaald op 1 seconde pe r 10A van de pieklasspanning voor een gegeven lascyclus. Automatisch nagas is beperkt tot minimaal 8 seconden of tot de maximale vooringestelde voorgastijd.
Toepassing:
Nagas is nodig om de wolfraam en het smeltbad te koelen en oxidevorming te voorkomen. Verhoog de nagastijd indien de wolfraampunt of de las een donkere kleur heeft.
DIG - Als het beklede elektrode proces is geactiveerd (zie hoofdstuk 4-7), gebruik dan de regelknop om de hoeveelheid DIG in te stellen. Bij instelling op 0 is de kortsluitstroom bij lage boogspanning gelijk aan de normale lasstroom.
Wanneer de instelling hoger wordt gezet, dan wordt de kortsluitstroomsterkte verhoogd bij lage boogspanning.
Toepassing:
De regelknop helpt bij het starten van de boog of bij het verticaal of boven het hoofd lassen, door het verhogen van de stroomsterkte bij lage boogspannning en het vermindert de kans op plakken tijdens het lassen
DOORBLAZEN [PURG] - om de gasklep te activeren en de doorblaasfunctie te starten moet u de Gas/ DIG-drukschakelaar indrukken en vasthouden voor de gewenste tijd. Voor het instellen van 1 tot 50 seconden doorblaastijd moet u de Gas/DIG-knop ingedrukt blijven houden en daarbij de instelknop draaien. De standaard instelling is 0.
Wanneer Doorblazen actief is, staat er [PURG] op het linker scherm; op het rechter scherm staat de doorblaastijd.
Als u op een van de drukschakelaars drukt, verdwijnt de doorblaastijdaanduiding, maar er blijft gas stromen tot de vooringestelde tijd verstreken is.
Toepassing: Doorblazen wordt gebruikt om de gasleidingen te reinigen.
OM−216 869 Pagina 42
Page 49
4-13. AC golfvorm (alleen Dynasty-modellen)
4
3
2
5
1
1 AC golfvormregeling Druk op de drukschakelaar tot de gewenste
functie-LED brandt. 2 Instelknop (waarde instellen) 3 Ampèremeter (geeft de waarde weer) Zie hoofdstuk 4-15 voor alle bereiken van AC golfvormen. EN stroomsterkte [EN] - Stel de negatieve
stroomsterktewaarde van de elektrode in met deze knop (alleen bij AC TIG).
EP stroomsterkte [EP] - Stel de positieve stroomsterktewaarde van de elektrode in met deze knop (alleen bij AC TIG).
Zie hoofdstuk 5-1 voor het instellen van dezelfde
amplituderegeling [ENEP].
Met EN stroomsterkte en EP stroomsterkte kan de lasser de stroomsterkte onafhankelijk van elkaar instellen in de negatieve en de positieve halve cycli. Een EN:EP verhouding van 1,5 op 1 is een goed uitgangspunt. Dit zorgt voor een reinigingsactie maar stuurt meer energie naar het werkobject en zorgt voor snellere lassnelheden en diepere penetratie.
4 Stroomsterkteregeling
f
Gemiddelde stroomsterkteregeling: Door het instellen van de waarden voor de EN stroomsterkte, de EP stroomsterkte, het evenwicht en de frequentie ontstaat een gemiddelde stroomsterkte. De lasser kan de waarde voor de gemiddelde stroomsterkte wijzigen met handhaving van dezelfde verhouding EN stroomsterkte, EP stroomsterkte, evenwicht en frequentie. Druk op de drukschakelaar voor de stroomsterkte en verdraai de instelknop om de gemiddelde stroomsterkte te wijzigen. De veranderende waarde voor de gemiddelde stroomsterkte is te zien op de ampèremeter. Een voorbeeld: als de EN stroomsterkte 300 is, de EP stroomsterkte 150, het evenwicht 60% en de frequentie 120, dan is de gemiddelde stroomsterkte 240 A. Als u de stroomsterkteknop indrukt en de inst elkno p verd r aait tot er 480 A te zien is, dan is de EN stroomsterkte nu 600 en d e EP stroo msterkte 300. Het evenwicht blijft 60% en de frequentie is nog steeds 120. Ook de 2 op 1 verhouding EN-stroomsterkte − EP-stroomsterkte blijft gehandhaafd.
Balans [BAL] - AC Balansregeling is alleen mogelijk in het AC TIG proces om het tijdpercentage in te stellen dat de polariteit EN is. Stel de regelknop in op ongeveer 75% en stel vanaf dat punt alles nauwkeuriger in.
5 Voltmeter Toont de woordafkortingen van de geselecteerde
parameters.
Toepassing:
Voor het lassen van oxidevormende metalen zoals aluminium en magnesium is overdreven reiniging overbodig. Voor een goede las is een reinigingszone van 0,10 inch (2,5 mm) aan beide kanten van de lasrups voldoende.
Regel de lasrupsbreedte met de AC balansregeling. De lasvoeg, opstelling en andere lasprocesvariabelen
kunnen de Instelling beïnvloeden. AC frequentie [FREQ] - Stel de AC frequentie in met
de regelknop (cycli per seconde).
Toepassing:
De AC frequentie regelt de boogbreedte en de richtbaarheid. Naarmate de frequentie lager wordt, wordt de boog breder en minder gericht, waardoor hij minder richtbaar wordt. Naarmate d e frequentie hoger wordt, wordt de boog smaller en gerichter, waardoor hij beter richtbaar wordt. Met hogere frequentie kan de lassnelheid worden verhoogd.
OM−216 869 Pagina 43
Page 50
4-14. Geheugen (locaties 1-9 voor programmaopslag)
n
,
r
e
e n
,
e n
, ,
e e
.
e 5
1
1e
2
2e
3e
3
Regelknoppen voor de polariteit en de wisselstroomgolfvorm
zijn alleen beschikbaar op Dynasty-modellen.
1 Drukschakelaar
voor geheugen (locaties 1-9 voor programmaopslag)
2 Drukschakelaar voor de
polariteit (alleen bij de Dynasty)
3 Proces-schakelaar
Ga als volgt te werk om ee lasparameterprogramma te creëren te wijzigen of op te roepen:
Druk eerst op de Memory-schakelaa (geheugen) tot het gewenst programma (1-9) wordt getoond.
Druk vervolgens op d Polariteit-schakelaar tot de LED va de gewenste polariteit, AC of DC brandt.
Druk als derde stap op d Proces-schakelaar tot de LED va het gewenste proces, TIG HF Impuls TIG Lift Arc of Beklede elektrode brandt.
Het gekozen programma met d gewenste polariteit en het gewenst proces is nu h e t a c t i e v e programma
Ten vierde: wijzig de gewenst parameters (zie hoofdstuk 4-1 voor de parameters).
TIG (HF of Lift)
Wisselstroom
(AC)
en
Stick (vuldraad)
Geheugenlocaties
1−9
en
TIG (HF of Lift)
Gelijkstroom
(DC)
en
Stick (vuldraad)
Bij Dynasty-modellen kan elke geheugenlocatie (1 t/m 9) parameters opslaan voor beide polariteiten (AC en DC) en elke polariteit kan parameters opslaan voor beide processen (TIG of beklede elektrode) voor in totaal 36 programma’s.
Geheugenlocaties
TIG (HF of Lift)
1−9
Gelijkstroom
(DC)
en
OM−216 869 Pagina 44
Stick (vuldraad)
Bij Maxstar-modellen kan elke geheugenlocatie (1 t/m 9) kan parameters opslaan voor beide processen (TIG of beklede elektrode) voor in totaal 18 programma’s.
Page 51
4-15. Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie voor 350-modellen
Parameter Standaard Bereik en resolutie
GEHEUGENFUNCTIETOETSEN 1 1−9
(ALLEEN DYNASTY) POLARITEIT Wisselstroom (AC) AC / DC
PROCES TIG HF-impuls TIG HF-impuls / TIG lift / beklede elektrode
UITGANGSSPANNING
**RMT 2T
A HOOFD / PIEK (ALLEEN DYNASTY) AC TIG (ALLEEN DYNASTY) AC BEKLEDE ELEKTRODE
DC TIG
DC BEKLEDE ELEKTRODE
*Puntlassen
*Puntlastijd
**Lastijd
PULSEREN
PPS
RMT STD
2T
150 A
110 A
150 A
110 A
UIT
0 T
0T Uit
100 Hz
RMT STD / RMT 2T / AAN
RMT 2T kan opnieuw worden geconfigureerd voor: 2T / 3T / 4T / Mini Logic / 4T Kortstondig (zie hoofdstuk 5-3)
5 − 350 Amp 5 − 350 Amp 5 − 350 Amp 5 − 350 Amp
AAN/UIT 0 − 999 seconden 0 − 999 seconden
AAN / UIT
DC: 0,1 - 5000 PPS
AC: 0,1 − 500 PPS
PIEKTIJD
GRONDSTROOM
SEQUENCER
STARTSTROOM
**Starttijd
UP-SLOPE-TIJD
UITKRATERTIJD
EINDSTROOM
**Eindtijd
INSTELLEN
VOORGAS
NAGAS
DIG
(ALLEEN DYNASTY) AC GOLFVORM
*Golfvorm
EN Amp EP Amp
BALANS
FREQUENTIE
EN/EP
40% 25%
20 A
0 T 0 T 0 T
5 A
0 T
0,2 T
Automatisch
30%
Zachte blokgolf
150A 150A
75%
120 Hz
Onafhankelijk
5 − 95 Percent 5 − 95 Percent
5 − 350 Amp 0,0 − 25,0 seconden 0,0 − 50,0 seconden 0,0 − 50,0 seconden
5 − 350 Amp 0,0 − 25,0 seconden
0,0 − 25,0 seconden
Automatisch 1 − 50 seconden
0 − 100 percent
Zachte blokgolf, geavanceerd blokgolf, sinus, driehoek
5 - 350 Amp 5 - 350 Amp
30 − 99 percent
20 − 400 Hertz
Gelijk/onafhankelijk
OM−216 869 Pagina 45
Page 52
Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie voor 350-modellen (vervolg)
*TIG Start parameters voor elk programma (1-9)
DC:
*Wolfraam ***Polariteit (alleen Dynasty-modellen) ***Stroomsterkte ***Tijd ***Start−oplooptijd ***Vooringestelde minimum stroomsterkte
AC: (DYNASTY ONLY)
*Wolfraam ***Polariteit ***Stroomsterkte ***Tijd ***Start−oplooptijd ***Vooringestelde minimum stroomsterkte
* Parameter alleen met behulp van de configuratie van een geavanceerde functie aangepast (zie hoofdstuk 5). ** Parameter alleen gebruikt bij geautomatiseerde optie *** Parameteraanpassing alleen met GEN (zie hoofdstuk 5-2).
.094
EN
60 A
25 ms
7 ms
5 A
.094
EP
130 A
20 ms
2 ms
5 A
GEN, .020, .040, .062, .094, .125, .156, .187
EP / EN
5 − 200 Amps 1 − 200 Milliseconden 0 − 250 Milliseconden
5 − 25 Amps
GEN, .020, .040, .062, .094, .125, .156, .187
EP / EN
5 − 200 Amps
1 − 200 Milliseconds 0 − 250 Milliseconds
5 − 25 Amps
4-16. Standaard fabrieksinstellingen en bereik en resolutie voor 700-modellen
Parameter Standaard Bereik en resolutie
GEHEUGENFUNCTIETOETSEN 1 1−9
(ALLEEN DYNASTY) POLARITEIT Wisselstroom (AC) AC / DC
PROCES TIG HF-impuls TIG HF-impuls / TIG lift / beklede elektrode
UITGANGSSPANNING
**RMT 2T
A HOOFD / PIEK (ALLEEN DYNASTY) AC TIG (ALLEEN DYNASTY) AC BEKLEDE ELEKTRODE
DC TIG
DC BEKLEDE ELEKTRODE
*Puntlassen
*Puntlastijd
**Lastijd
PULSEREN
PPS
PIEKTIJD
GRONDSTROOM
SEQUENCER
STARTSTROOM
**Starttijd
UP-SLOPE-TIJD
UITKRATERTIJD
EINDSTROOM
**Eindtijd
INSTELLEN
VOORGAS
NAGAS
DIG
RMT STD
2T
150 A 110 A 150 A 110 A
UIT
0 T
0T Uit
100 Hz
40% 25%
20 A
0 T 0 T 0 T
5 A
0 T
0,2 T
Automatisch
30%
RMT STD / RMT 2T / AAN
RMT 2T kan opnieuw worden geconfigureerd voor: 2T / 3T / 4T / Mini Logic / 4T Kortstondig (zie hoofdstuk 5-3)
5 − 350 Amp 5 − 350 Amp 5 − 350 Amp 5 − 350 Amp
AAN/UIT 0 − 999 seconden 0 − 999 seconden
AAN / UIT
DC: 0,1 - 5000 PPS
AC: 0,1 − 500 PPS
5 − 95 Percent 5 − 95 Percent
5 − 700 Amp 0,0 − 25,0 seconden 0,0 − 50,0 seconden 0,0 − 50,0 seconden
5 − 700 Amp 0,0 − 25,0 seconden
0,0 − 25,0 seconden
0,0 − 50,0 seconden in stappen van 1 seconde
0 − 100 percent
OM−216 869 Pagina 46
Page 53
(ALLEEN DYNASTY) AC GOLFVORM
*Golfvorm
EN Amp
EP Amp
BALANS
FREQUENTIE
*EN/EP
*TIG Start parameters voor elk programma (1-9)
DC:
*Wolfraam ***Polariteit (alleen Dynasty-modellen) ***Stroomsterkte ***Tijd ***Start−oplooptijd ***Vooringestelde minimum stroomsterkte
AC: (DYNASTY ONLY)
*Wolfraam ***Polariteit ***Stroomsterkte ***Tijd ***Start−oplooptijd
***Vooringestelde minimum stroomsterkte * Parameter alleen met behulp van de configuratie van een geavanceerde functie aangepast (zie hoofdstuk 5). ** Parameter alleen gebruikt bij geautomatiseerde optie *** Parameteraanpassing alleen met GEN (zie hoofdstuk 5-2).
Zachte blokgolf
500A 500A
75%
120 Hz
Onafhankelijk
.094
EN
60 A
25 ms
7 ms
5 A
.094
EP 130 A 20 ms
2 ms
5 A
Zachte blokgolf, geavanceerd blokgolf, sinus, driehoek
GEN, .020, .040, .062, .094, .125, .156, .187
GEN, .020, .040, .062, .094, .125, .156, .187
5 - 700 Amp 5 - 700 Amp
30 − 99 percent
20 − 400 Hertz
Gelijk/onafhankelijk
EP / EN
5 − 200 Amps 1 − 200 Milliseconden 0 − 250 Milliseconden
5 − 25 Amps
EP / EN
5 − 200 Amps 1 − 200 Milliseconden 0 − 250 Milliseconden
5 − 25 Amps
OM−216 869 Pagina 47
Page 54
4-17. Het systeem terugzetten op de fabrieksinstellingen.
1 Proces-schakelaar 2 Output-schakelaar 3 Gas/DIG-drukschakelaar 4 Aan/uit schakelaar Om het actieve geheugen, de polariteit
en het proces weer op de oorspronkelijk fabrieksinstellingen te zetten, moet de beperkingsfunctie uitgeschakeld zijn (zie hoofdstuk 5-9). Zet het apparaat weer aan en druk op de Proces-, de Output- en Gas/DIG-drukschakelaars vóórdat de machinenaam de meters wist.
4
1
2
4-18. Het software- en versienummer bekijken
3
V
Achterpaneel
1 Aan/uit schakelaar 2 Proces-schakelaar Om bij het software- en versienummer
te komen, moet u het apparaat inschakelen en verv olgens op de Proc es- drukschakelaar ingedrukt houden tot de machinenaam verdwijnt. Eerst verschijnt twee seconden lang [S O F T ] [ N U M ] e n d a a rna vijf seconden het softwarenummer.
2 Achterpaneel
OM−216 869 Pagina 48
1
V
Page 55
4-19. Timer / Lascyclus-teller
1234 uur
3/4
1
f
1 Output- en
stroomsterkte-regelknoppen 2 Aan/uit schakelaar Zo is de timer/lascyclusteller te zien:
zet de aan/uit-schakelaar op aan; druk vervolgens op de Stroomsterkte­en Output-schakelaar en houd ze ingedrukt totdat de machinenaam de meters wist.
1
en
3 Boogtimer De boogtijd verschijnt gedurende 5 seconden
als [0-9999][uren] en vervolgens [0-59] [minuten].
2
V
Achterpaneel
4 Lascyclusteller Na 5 seconden verschijnt de lascyclusteller
gedurende de volgende 5 seconden als [0cy] tot [9999][99cy].
OM−216 869 Pagina 49
Page 56
HOOFDSTUK 5 − GEAVANCEERDE FUNCTIES
5-1. Toegang tot de geavanceerde functies
3
1
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte 2 Gas/Dig 3 Instelknop Voor toegang tot de geavanceerde functies
moet u de Stroomsterkte (A)-schakelaar indrukken en ingedrukt houden en dan op de Gas/Dig-schakelaar drukken. Om door de geavanceerde functies te bladeren, moet u de Gas/Dig-schakelaar indrukken en loslaten. Met de regelknop kunt u de parameters voor elke functie wijzigen.
Geavanceerde functies:
Programmeerbare TIG-startparameters (zie hoofdstuk 5-2) − Hiermee kunt u de stroomsterkte, tijd en polariteit instellen om boogstarts voor verschillende soorten wolfraam op maat in te stellen.
Afstandsbediende houd- en toortsschakelaarfuncties (zie hoofdstuk 5-3) − voor opnieuw configureren van RMT 2T Hold voor 3T, 4T kortstondig of Mini Logic
AC golfvormkeuze, alleen
bij Dynasty-modellen (zie hoofdstuk 5-4)
2
− Hiermee kunt u een zachte, sinus-, driehoeks- of geavanc eerde AC golfv orm instellen voor elke geheugenlocatie, indien gewenst.
Onafhankelijke amplitudekeuze, alleen bij Dynasty-modellen (zie hoofdstuk 5-5)
− Hiermee kunt u de amplitude van de AC golfvorm instellen op gelijk voor zowel de positieve als de negatieve helft van de lascyclus, of kiezen voor onafhankelijke instellingen.
Puntlassen mogelijk (zie hoofdstuk 5-6)
− Hiermee kunt u de puntlasfunctie inschakelen zodat die voor alle programma’s beschikbaar is.
Selectie open spanning (OCV) beklede elektrodelassen (zie hoofdstuk 5-7) − Hiermee kunt u lage of normale open spanning (open circuit voltage) kiezen.
Selectie ‘Vastvries-controle voor beklede elektroden’ (zie hoofdstuk 5-9) − Als deze functie is ingeschakeld en de
f
laselektrode zit vast, dan wordt de lasuitgangsspanning uitgeschakeld teneinde te proberen de elektrode te behouden voor hergebruik.
Beperkingsfuncties (zie hoofdstuk 5-9) − Hiermee kunt u de beperking aan en uit schakelen en de beperkingsniveaus afstellen.
Instellingen meterweergave (zie hoofd­stuk 5-10) – Hiermee kunt u de meters in­stellen om de lasspanning en de stroomsterkte te tonen, of een leeg scherm tijdens pulserend lassen. U kunt ook kiezen tussen vooringestelde piek− of gemiddelde stroom bij pulserend DC− TIG lassen.
DC-meter kalibratie (zie hoofdstuk 5-11)
− Hiermee kunt u de spanning en stroom van de gelijkstroommeter kalibreren.
Om de geavanceerde functies te verlaten moet u de Stroomsterkte (A)-schakelaar indrukken en ingedrukt houden en dan op de Gas/Dig-schakelaar drukken.
OM−216 869 Pagina 50
Page 57
5-2. Programmeerbare TIG-startparameters
Elke geheugen- en elke polariteitskeuze heeft zijn eigen programmeerbare parameters.
A. Wolfraamkeuze
3
2
Stroom (A)
Starttijd
TUNG
Startstroom-
sterkte
Start oplooptijd
.094
1
Vooringestelde minimum stroomsterkte
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte 2 Instelknop 3 Ampèremeter
Voorinstelling TIG-startparameters
Kies met de instelknop om de wolfraamdi­ameter uit de volgende mogelijkheden: 0,020 (0,5mm), 0,040 (1mm), 0,062 (1/16 inch of 1,6mm), 0,094 (3/32 inch of 2,4mm),
of 0,125 (1/8 inch of 3,2 mm) 0,156 (5/32 inch), 0,187 (3/16 inch.), [.250 (1/4 inch) a l ­leen 700−modellen], (0,094 is de standaardinstelling). Wanneer een van de aangegeven wolfraamdiameters wordt ge­kozen, worden de volgende TIG-startpar­ameters vooringesteld: stroomsterkte, starttijd, start−oplooptijd en de vooringe­stelde minimum stroomsterkte. Er is een
aparte groep parameters voor gelijkstroom en wisselstroom (zie hoofdstuk C voor het kiezen van de polariteit). Als het noodzakelijk of gewenst is om de TIG−startparameters handmatig in te stellen, verdraai dan de instelknop tot er GEN op de ampèremeter staat (zie hoof- dstuk B).
OM−216 869 Pagina 51
Page 58
B. De keuze van GEN
TUNG
.094
1 Instelknop
2
1
3
2 Ampèremeter 3 Drukschakelaar voor
stroomsterkte
Als [GEn] wordt gekozen en wordt weergegeven op de ampèremeter, dan zijn de TIG−startparameters voor 0,094 (2,4mm) wolfraam de standaard parameters. Deze zijn als volgt voor AC: startpolariteit = EP, startstroomsterkte = 120 A, starttijd = 20 ms, start−oplooptijd = 10 ms, vooringestelde minimum stroomsterkte = 5 A. Voor DC polariteit zijn ze: startpolariteit = EN, startstroomsterkte = 60 A, starttijd = 1 ms, start−slopetijd = 40 ms, vooringestelde minimum stroomsterkte = 5 A. Deze parameters kunnen handmatig worden gewijzigd door op de stroomster kteschak elaar te drukken en alle instelbare parameters te doorlopen. Zie hoofdstuks C, D, E, F, en G voor het wijzigen van parameters.
Stroom (A )
Stroom (A)
Starttijd
sterkte
120 Amp
20 ms
sterkte
60 Amp
GEN standaard AC TIG−startparameterverhoudingenGEN standaard AC TIG−startparameterverhoudingen
GEN standaard AC TIG−startparameterverhoudingen
Startstroom-
Vooringestelde minimum stroomsterkte
Start−oplooptijd
10 mS
GEN standaard DC TIG−startparameterverhoudingen
Startstroom-
5 Amp
Starttijd
OM−216 869 Pagina 52
Vooringestelde minimum stroomsterkte
5 Amp
1 ms
Start−oplooptijd
40 ms
Page 59
C. De programmeerbare TIG-startpolariteit wijzigen
3
2
POL
Stroom (A)
Start polariteit
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte 2 Instelknop 3 Ampèremeter
Ga als volgt te werk om de TIG−startpolariteit af te stellen:
En
Druk op de stroomsterkteschakelaar. De LED van de schakelaar gaat branden evenals d e p e r c e n t a g e − L E D v a n d e meter. De startpolariteit van de stroom, (SEL] [E−] of [SEL] [EP] wordt op de meters getoond en kan worden bijgesteld (zie hoofdstuk 4-15) door de regelknop te verdraaien.
1
Ga verder bij hoofdstuk D voor het wijzigen van de startstroom.
D. De programmeerbare TIG-startstroomsterkte wijzigen
3
STRT
Stroom (A)
Start stroomsterkte
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte 2 Instelknop 3 Ampèremeter Ga als volgt te werk om de
TIG−startstroomsterkte af te stellen:
20A
Druk op de stroomsterkteschakelaar. De LED van de schakelaar gaat branden evenals de A−LED van de meter. De huidige startstroom is op de ampèremeter te zien en kan worden bijgesteld (zie hoofdstuk 4-15) door de regelknop te verdraaien.
2
1
Ga verder bij hoofdstuk E voor het wijzigen van de starttijd.
OM−216 869 Pagina 53
Page 60
E. De programmeerbare starttijd wijzigen
3
2
TIME
Stroom (A)
Starttijd
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte 2 Instelknop 3 Ampèremeter
10m
Ga als volgt te werk om de programmeerbare starttijd af te stellen:
Druk op de stroomsterkteschakelaar. De S−LED van de schakelaar gaat branden. De huidige starttijd is op de
1
ampèremeter in milliseconden te zien en kan worden bijgesteld door de instelknop te verdraaien (zie hoofdstuk 4-15).
Ga verder bij hoofdstuk F voor het wijzigen van de start−oplooptijd.
F. De start-oplooptijd wijzigen
SSLP
Stroom (A )
Start−oplooptijd
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte 2 Instelknop 3 Ampèremeter Ga als volgt te werk om de start−oplooptijd
bij te stellen:
3
20m
Druk op de stroomsterkteschakelaar. De LED van de schakelaar gaat branden evenals de S−LED van de meter. De huidige startstroom is op de ampèremeter te zien in milliseconden en
2
1
kan worden bijgesteld (zie hoofdstuk 4-15) door de instelknop te verdraaien.
Ga verder bij hoofdstuk G voor het wijzigen van de vooringestelde minimum stroomsterkte.
OM−216 869 Pagina 54
Page 61
G. De vooringestelde minimum stroomsterkte wijzigen
3
2
PMIN
Stroom (A )
1 Drukschakelaar voor stroomsterkte 2 Instelknop 3 Ampèremeter Ga als volgt te werk om de vooringestelde
minimum stroomsterkte bij te stellen:
5A
Vooringestelde minimum stroomsterkte
Druk op de stroomsterkteschakelaar. De LED van de schakelaar gaat branden evenals de A−LED van de meter. De huidige startstroom is op de ampèremeter te zien in milliseconden en kan worden bijgesteld (zie hoofdstuk 4-15) door de instelknop te verdraaien. De vooringestelde minimum stroomsterkte kan afzonderlijk worden ingesteld voor AC en DC.
1
De stroomsterkte die als
vooringestelde minimum stroomsterkte wordt gekozen word de minimum stroomsterkte die de machine zal leveren als wissel− of gelijkstroom.
OM−216 869 Pagina 55
Page 62
5-3. Output-regeling en toortsschakelaarfuncties
A. Afstandsbediende (standaard) toortsbediening
B. Afstandsbediende 2−takt toortsbediening
Stroom (A )
Hoofdstroom
Up−slope tijd
Startstroom
Voorgas
P/H
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden R = De toortsschakelaar loslaten.
Als er een afstandsbediening voor de stroomsterkte (voet- of handbediening) is aangesloten op lasstroombron, worden de
startstroom-, up-slope-, uitkratertijd- en eindstroomfunctie geregeld door de afstandsbediening.
R
Schakelaar (constant in)
Uitkratertijd
Eindstroom
Nagas
R
Voet of hand Afstandsbediening
P&R = De toortsschakelaar indrukken en loslaten.
Stroom (A )
Up−slope tijd
Startstroom
Voorgas
P/R
Als de toortsschakelaar langer dan 3 seconden wordt ingedrukt,
schakelt de bediening over naar de RMT STD (afstandsbediening standaard) functie.
OM−216 869 Pagina 56
Hoofdstroom
Uitkratertijd
Eindstroom
Nagas
P/R
Page 63
C. 3-takt met houdfunctie
1
RMT
(afstandsbediend)
Stroom (A)
Bediening met toortsschakelaar
*
*
*
A B CD
Voorgas
Starts troom/ Up−slo pe tijd Hoofdstroom Uitkratertijd/Eindstroom Nagas
3T
*
*
*
2
=3T
*
E
* De boog kan op elk moment worden gedoofd door de start- en de eindschakelaar tegelijk in te drukken of door de toorts
op te tillen en de boog af te breken.
1 3T (specifieke toortsschakelaarbediening) Sequence is nodig voor h erconfiguratie naar 3T.
3T vereist een specifiek type afstandsbediening met twee onafhankelijke kortstondig-contactschakelaars. De ene
wordt aangewezen als de startschakelaar en moet worden aangesloten tussen pennen A en B van de 14-pens contrastekker. De tweede wordt aangewezen als de eindschakelaar en moet worden aangesloten tussen pennen D en E van de 14-pens contrastekker.
2 Instelknop Draai de regelknop om 3T te selecteren.
Definities: Up-slope-snelheid is de snelheid
van de stroomsterkteverandering zoals bepaald door de startstroom, de up-slope-tijd en de hoofdstroom.
Uitkratersnelheid is de snelheid van de stroomsterkteverandering zoals bepaald door de hoofdstroom, de uitkratertijd en de eindstroom.
Bediening: A. Druk op de startschakelaar en laat hem
binnen 3/4 seconde los om gasstroom te krijgen. Druk op de eindschakelaar en laat hem los om de voorgassequence te stoppen voordat de voorgastijd is verstreken (25 seconden). De voorgastimer wordt gereset en de lassequence kan weer worden gestart.
Als de startschakelaar niet opnieuw wordt
gesloten voor het einde van het voorgas, stopt d e g a sstro o m, w o rd t d e ti m er g e re set en is het nodig om de startschakelaar in te drukken en weer los te laten om de lassequentie weer te starten.
B. Druk op de startschakelaar om een boog
te starten op de startstroomsterkte. Als de schakelaar wordt vastgehouden v erandert de stroomsterkte met de snelheid van de up-slope (laat de schakelaar los om te lassen op het gewenste ampèreniveau).
C. Wanneer het hoofdampèreniveau wordt
bereikt, kan de ontstekingsschakelaar worden losgelaten.
D. Druk op de eindschakelaar en houd hem
vast om d e stroomsterkte te verlagen op het uitkraterniveau (laat de schakelaar los om te lassen op het gewenste ampèreniveau).
E. Wanneer het eindampèreniveau wordt
bereikt, dooft de boog en stroomt er beschermgas gedurende de tijd die is ingesteld met de nagasregeling.
Toepassing:
Door het gebruik van twee schakelaars in plaats van potmeters biedt 3T de operator de mogelijkheid om de stroomsterkte oneindig te verhogen en te verlagen of te pauzeren en de stroomsterkte binnen het bereik te houden dat is bepaald door begin-, hoofd- en eindstroomsterkte.
OM−216 869 Pagina 57
Page 64
D. 4T met houdfunctie
E. Mini Logic functie
2
=
4T
1 4T Specifieke toortsschakelaarbediening 2 Instelknop Draai de regelknop om 4T te selecteren.
De toortsbediening verloopt als geïllustreerd. Met 4T kan de lasser kan omschakelen tussen de lasstroom en
de eindstroom
RMT
(afstandsbediend)
1
4T
Als er een afstandsbediening aangesloten is op de
lasstroombron, regel de lascyclus dan met de afstandsbedieningsschakelaar. De stroom wordt door de
Stroom (A)
Toortsbediening 4-takt
Hoofdstroom
Up−slope tijd
Startstroom
Voorgas
P/H R
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden; R = De toortsschakelaar loslaten; P&R = De toortsschakelaar indrukken en binnen 3/4 seconde loslaten
P/R
P/R
Uitkratertijd
P/H R
lasbron geregeld.
Toepassing:
Deze functie gebruiken als een afstandsbediening wenselijk is, maar er alleen een aan/uit-toortsschakelaar voorhanden is.
Eindstroom
Nagas
RMT
(afstandsbediend)
Voorgas
Up−slope tijd
Startstroom
4TL
*
1
Toortsbediening 4-takt
Hoofdstroom
*
2
=
Mini Logic
1 Mini Logic-scherm 2 Instelknop Draai de regelknop om Mini Logic te selecteren.
De toortsbediening verloopt als geïllustreerd. In Mini Logic kan de lasser schakelen tussen de up-slope
of de hoofdstroom en de startstroom,. De eindstroomfunctie is niet beschikbaar. De uitkraterfunctie daalt altijd tot de minimum stroomsterkte en beëindigt de cyclus.
Als er een afstandsbediening aangesloten is op de
lasstroombron, regel de lascyclus dan met de afstandsbedieningsschakelaar. De stroom wordt door de lasbron geregeld.
Toepassing: Deze functie gebruiken indien een afstandsbediening wenselijk is, maar enkel een aan/uit toortsschakelaar voorhanden is.
Uitkratertijd
*
*
Nagas
P/H R
P&H = De toortsschakelaar indrukken en vasthouden; R = De toortsschakelaar loslaten; P&R = De toortsschakelaar indrukken en binnen 3/4 seconde loslaten
* = De boog kan op elk moment worden gedoofd bij de uitkratersnelheid door op de toortsschakelaar te drukken en hem ingedrukt te houden
OM−216 869 Pagina 58
P/R P/R P/R
P/R P/R P/H
Page 65
F. Werking 4T Kortstondig
1
RMT
(afstandsbediend)
Stroom (A)
Voorgas
P/R
P&R = De toortsschakelaar indrukken en loslaten; * = Als hij wordt ingedrukt en losgelaten tijdens de uitkratertijd, wordt de boog onderbroken en gaat het nagas in
4TE
Up−slope tijd
Startstroom
P/R P/R
2
4T Kortstondig
=
hoofdstroom
Hoofdstroom
1 Meterscherm 4 T Kortstondig 2 Instelknop Draai de regelknop om 4T Kortstondig te selecteren.
De toortsbediening bij 4T Kortstondig verloopt zoals wordt aangegeven.
Als er een afstandsbediening aangesloten is op de
lasstroombron, regel de lascyclus dan met de afstandsbedieningsschakelaar. De stroom wordt door de lasbron geregeld.
Toepassing:
Gebruik de 4T Kortstondig-functie wanneer de functies van een afstandsbediening wenselijk zijn, maar er alleen een afstandsbediende aan/uit-schakelaar voorhanden is.
Uitkratertijd
Eindstroom
*
P/R
Wanneer de toortsschakelaar voor het eerst wordt ingedrukt en losgelaten: Als de toortsschakelaar
meer dan 3 seconden wordt vastgehouden, eindigt de cyclus van de toortsschakelaar.
Nagas
P/R
OM−216 869 Pagina 59
Page 66
G. Toortsschakelbediening aan
Spanning (V)
2 sec.
Stroom (A)
AAN
Stroom (A)
Contactstroom
Aanraakvuldraad Elektrode
Startstroomsterkte
Stick (vuldraad)
Optillen
Up−slope tijd
Hoofdstroom
Hefvuldraad
Elektrode
*Uitkratertijd
*Eindstroom
Contact maken met wolfraam
*Wordt actief als de puntlastijd is ingeschakeld.
OM−216 869 Pagina 60
Het wolfraam optillen een stukje
Het wolfraam optillen
Page 67
5-4. AC golfvormkeuze (alleen Dynasty-modellen)
Wisselstroom
1
1
(AC)
= geavanceerde blokgolf
Zacht
= zachte blokgolf
2
1 Memory-schakelaar Elke geheugenlocatie kan een van de vier
golfvormen selecteren. 2 Instelknop Selecteer m e t behulp van de instelknop op
een van de negen geheugenlocaties tussen geavanceerde blokgolf [ADVS], zachte blokgolf [SOFT] (standaardinstelling), sinusgolf [Sine] of driehoeksgolf [TRI].
= sinusgolf = driehoeksgolf
Tijdens normaal bedrijf, als EN of EP
stroomsterkte is geselecteerd, toont het linker parameterscherm de actieve golfvorm [ADVS],, [Soft], [Sine] of [TRI] en de onafhankelijke amplitudeselec­tie (zie hoofdstuk 5-5) als geheugen­steuntje.
Toepassing: Gebruik de geavanceerde blokgolf als u een gerichtere boog nodig
hebt voor betere richtbaarheid. Gebruik de zachte blokgolf als u een zachtere boog en een vloeibaarder lasbad wilt hebben. Gebruik de sinusgolf om een conventionele stroombron te simuleren. Gebruik de driehoeksgolf wanneer u de effecten van piekstroom met een lagere totaal warmtetoevoer wilt hebben om te helpen om vervorming bij dunne materialen te beheersen.
OM−216 869 Pagina 61
Page 68
5-5. Onafhankelijke amplitudeselectie
ENEP
Dezelfde
5-6. Puntlassen ingeschakeld
Puntlassen
Uit
2
2
1 Instelknop 2 Parameterselectie op ampèremeter Draai d e instelknop om te wisselen tussen
dezelfde [Same] en onafhankelijke [INDP] amplitudeafstelling.
1
Toepassing: Gebruik ‘dezelfde’ als u dezelfde stroomsterkte wilt hebben voor zowel de elektrode negatief (EN) als de elektrode positief (EP) helft van de cyclus. Gebruik ‘onafhank elijk’ als u verschillende stroomsterktes wilt instellen voor beide helften van de lascyclus voor meer controle over de reinigingshandeling en een langere levensduur van het wolfraam (zie hoofdstuk 4-13).
1 Instelknop 2 Parameterselectie
op ampèremeter
3 Drukschakelaar
voor stroomsterkte
Draai de instelknop om Puntlassen
1
3
aan en uit te s chakelen. Als hij aan is, ga dan uit de instelfunctie en druk tweemaal op de Stroomsterkte­schakelaar en draai de regelknop om de puntlastijd in te stellen. De fabrieksins telling voor de puntlastijd is nul voor beide programma’s. Puntlassen aan werkt alleen in RMT STD en RMT 2T Hold. Wanneer er een voetregeling is aangesloten, wordt de stroomsterkte bij de machine geregeld niet door een afstandbediening.
Toepassing: Wordt gebruikt voor hechtlassen e n het lassen van dun plaatmateriaal
5-7. Selectie openspanning (OCV) beklede elektrodelassen
2
LAAG
1 Instelknop 2 Meterscherm Draai de instelknop om te wisselen Lage
OCV en Normale OCV. De actieve selectie wordt getoond op de meters.
OM−216 869 Pagina 62
OCV
Wanneer beklede elektrode met lage OCV wordt geselecteerd, dan is de openspanning tussen 9 en 14 volt. Wanneer beklede elektrode met normale OCV wordt geselecteerd, dan is de openspanning circa 72 volt.
1
Toepassing: Gebruik een lage openspanning voor de meeste beklede­elektrodetoepassingen. Gebruik normale openspanning voor lastig te onsteken beklede elektrodes of, indien nodig, voor uw specifieke toepassing.
Page 69
5-8. Selectie ‘Vastvries-controle voor beklede elektroden’
1 Instelknop 2 Display voor de keuze van de
parameters van de ampèremeter
Verdraai de instelknop om op het display te kiezen tussen ‘Vastvries-controle voor beklede elektroden’ [AAN] of [UIT].
Als ‘Vastvries-controle voor beklede elek­troden’ i s ingeschakeld en de laselektrode
2
ONSTUC
zit vast, dan wordt de lasuitgangsspanning uitgeschakeld.
Toepassing: Bij de meeste beklede elektroden-toepassingen moet u deze functie uitzetten. Als de ‘Vastvries-controle’ is ingeschakeld en de laselektrode zit vast, dan wordt de lasuitgangsspanning uitgeschakeld teneinde te proberen de elektrode t e behouden voor hergebruik. Dit geeft de lasser de gelegenheid om de
1
elektrode los te maken of uit de e lektrodetang te halen zonder dat er een lasboog ontstaat. Schakel ‘Vastvries-controle’ in als deze functie gewenst is.
Bij sommige toepassingen moet
de ‘Vastvries-controle’-functie uitgeschakeld zijn, bijvoorbeeld bij grote beklede-elektroden die op hoge stroomsterkten werken.
OM−216 869 Pagina 63
Page 70
5-9. Beperkingsniveaus
A. Instellen van de beperkingsniveaus
1
Schakelaar
2
Vergrendelen
Schakelaar
Code
UIT
UIT
Selecteer het beperkingsniveau
1, 2, 3 of 4
Selecteer
het codenummer
1 t/m 999
Zie hoofdstuk 4-1 om de verklaring van de bedieningsfuncties vermeld in deze hoofdstuk 5-9.
Er zijn vier (1−4) verschillende beperkingsniveaus. Elk volgend niveau geeft de lasser minder flexibiliteit.
Zorg ervoor dat voor het instellen van de beperkingsniveaus de
juiste instellingen van de parameters en de juiste procedures gevolgd worden. Het instellen van de parameters is beperkt wanneer de beperkingsniveaus geselecteerd zijn.
Ga als volgt te werk om het beperkingsniveau in te schakelen:
1 Instelknop 2 Stroomsterkteschakelaar (A) Druk op de Stroomsterkteschakelaar (A) om te wisselen tussen
de vergrendeling en de codeweergaves. Blijf doorgaan tot de code wordt getoond.
Draai de regelknop om een beperkingscodenummer te selecteren. Het codenummer verschijnt op de ampèremeter. Kies een getal
OM−216 869 Pagina 64
van [1] t/m [999]. BELANGRIJK: onthoud dit codenummer; u hebt het nodig om de beperking weer uit te schakelen.
Druk op de stroomsterkteschakelaar (A) tot de beperking wordt getoond o p het scherm. U kunt nu een beperkingsniveau selecteren.
U kunt kiezen uit vier beperkingsniveaus. Verdraai de regelknop om een beperkingsniveau te selecteren (zie hoofdstuk 5-9B voor de beschrijvingen van het beperkingsniveau).
Als de gewenste drie cijfers zijn ingevoerd en er is een beperkingsniveau geselecteerd, verlaat dan Geavanceerde functies (zie hoofdstuk 5-1).
Ga als volgt te werk om het beperkingsniveau weer uit te schakelen:
Voer met de instelknop hetzelfde codenummer in te voeren dat was gebruikt o m d e beperking in te schakelen.
Druk op de stroomsterkteschakelaar (A). Het scherm op de ampèremeter (rechts) verandert in [OFF]. De beperking is nu uitgeschakeld.
Page 71
B. Beperkingsniveaus
L2
L2 L2 L1 L3
Niveaus 1, 2 en 3
Niveau 4
Stel de stroomsterke met de instelknop in op
L3
+/− 10 % van de vooringestelde waarde.
Geeft aan welke functies beschikbaar zijn voor het bijbehorende beperkingsniveau.
AJ
K
B
L
C
D
I
NH
M
G
F
E
Zorg ervoor dat voor het instelle n van d e
beperkingsniveaus de juiste instellingen van de parameters en de juiste procedures gevolgd worden. Het instellen van de parameters is beperkt wanneer de beperkingsniveaus geselecteerd zijn.
Niveau 1
De afstandsbediening van de
lasstroom i s niet mogelijk in niveau 1.
TIG-uitgang selectie
Als het TIG HF-puls- of het TIG Lift Arc-proces (zie hoofdstuk 4-7) actief was op het moment dat beperkingsniveau 1 werd geactiveerd, kan de operator kiezen tussen RMT STD (afstandsbediend standaard) en RMT 2T HOLD (afstandsbediend 2T met houdfunctie) (zie hoofdstuk 4-9). De Aan-functie is ook beschikbaar als TIG Lift Arc actief was.
De uitgangsselectie van beklede elektrode
Als beklede elektrode actief was op het moment dat beperkingsniveau 1 werd geactiveerd, kan de operator kiezen tussen RMT STD en Aan.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt beperkt door beperkings niv eau 1, i s [ LOC K]
[LEV1] te zien op het scherm als geheugensteuntje.
Niveau 2
De afstandsbediening van de
lasstroom i s niet mogelijk in niveau 2.
Omvat alle functies van niveau 1 plus de Memory-, polariteits- en proceskeuze (zie hoofdstuks 4-6 en 4-7).
Als de parameterwijziging of -keuze wordt beperkt door beperkings niv eau 2, i s [ LOC K] [LEV2] te zien op het scherm als geheugensteuntje.
Niveau 3
De afstandsbediening van de
lasstroom i s niet mogelijk in niveau 3.
Dit niveau heeft dezelfde functies als niveaus 1 en 2, plus de volgende extra functies:
De lasstroom kan bijgeregeld worden binnen +/− 10 % van de vooringestelde TIG- of beklede elektrode-lasstroomwaarde.
Kies het gewenste proces, TIG of beklede elektrode en stel met de regelknop de stroomsterkte in op +/− 10% van de
vooringestelde waarde tot de limiet van de machine. Als de lasser buiten de +/− 10% probeert te gaan, is [LOCK][LEV3] te zien op het scherm van de ampèremeter (rechts) als geheugensteuntje.
Pulseren aan/uit
Geeft de lasser de mogelijkheid te pulseren of niet.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt beperkt door beperkings niv eau 3, i s [ LOC K] [LEV3] te zien op het scherm als geheugensteuntje.
Niveau 4
Niveau 4 heeft dezelfde functies als niveau 3, plus de volgende extra functie:
Afstandsbediening van de lasstroom
Geeft de mogelijkheid een afstandsbediening te gebruiken. De afstandsbediening regelt van de minimum waarde van de stroombron tot de vooringestelde waarde op het frontpaneel. De afstandsbediening aansluiten volgens hoofdstuk 3-13.
Als de parameterwijziging of -keuze wordt beperkt door beperkings niv eau 4, i s [ LOC K] [LEV4] te zien op het scherm als geheugensteuntje.
OM−216 869 Pagina 65
Page 72
5-10. Het systeem zo instellen dat er niets op de meters staat tijdens pulserend lassen
1 Instelknop 2 Keuzedisplay voor de parameters
op de ampèremeter
Draai de regelknop om te wisselen tussen spanning/stroomsterkte [V/A] en [OFF] op de meter.
[V/A] De vooringestelde stroomsterkte toont de
piekstroom voor zowel de DC als de AC− TIG pulserend. Tijdens pulserend lassen op één puls per seconde en daarboven in DC− TIG, tonen de meters de gemiddelde
5-11. DC-meter kalibratie
2
V/AMETR
spanning en stroomsterkte. Tijdens puls­erend lassen op AC−TIG is de meter mo­gelijk niet stabiel en moet u de waarden al­leen beschouwen als “bij benadering”.
[OFF] De vooringestelde stroomsterkte toont de
piekstroom voor zowel AC als de DC− TIG−pulserend. De meters tonen [PULS] [WELD] tijdens pulserend lassen. De houdfunctie van de meter wordt uit­geschakeld. In een niet−pulserende lasstand wordt de lasspanning en de
1
stroomsterkte getoond en heeft geen in­vloed op d e houdfunctie van de meter.
[AVG] De vooringestelde stroomsterkte toont de
gemiddelde stroom voor DC−TIG pulser­end en de piekstroom voor de AC− TIG− pulsered. Tijdens pulserend lassen op één puls per seconde en daarboven in DC−TIG tonen de meters d e gemiddelde spanning en stroomsterkte. Tijdens pulserend lassen in AC− TIG is de meter mogelijk niet stabiel en moet u de waarden alleen beschouwen als “bij benadering”
MCAL
1 Instelknop 2 Display voor de keuze van de
parameters van de ampèremeter De stroomsterkte kalibreren: Het kalibratiebereik voor de stroomsterkte
is ±10 A. Om de ampèremeter van de machine te
kalibreren met een ampèremeter van een belastingskast, moet u het ampèreverschil tussen de ampèremeter van de machine en die van d e b e l a sti n g ska st e r b ij o p te l l en o f a ft re kke n .
OAMCAL OV
Bijvoorbeeld:
Machine− Belastings− Instellen
meter kastmeter op MCAL
Ampère 100 A 105 A +5 A 100 A 95 A −5 A
3 Druktoets voor stroomsterkte 4 Display voor de keuze van de
spannings-parameters De spanning kalibreren: Het kalibratiebereik voor de spanning is ±9,9 volts.
12
4
Druk om de spanning te kalibreren op de spanningstoets. Op het display verschijnt [MCAL] [OV] . Om de spanningsmeter van de machine te ka­libreren m e t een spanningsmeter van een be­lastingskast, moet u het spanningsverschil tussen de spanningsmeter van d e machine en die van de belastingskast erbij optellen of er­van aftrekken. Bijvoorbeeld: Machine− Belastings− Instellen
meter kastmeter op MCAL
10,0 V 10,5 V +0,5 V 10,0 V 9,5 V −0,5 V
3
Volt
OM−216 869 Pagina 66
Page 73
HOOFDSTUK 6 − ONDERHOUD EN STORINGEN
6-1. Routineonderhoud
A. Lasstroombron
= Controleren = Verversen = Reinigen Δ = Repareren = Vervangen * Moet worden verricht door een door de fabriek geautoriseerd servicebedrijf
Elke drie maanden
VERHELPEN
! Ontkoppel de voeding voordat u met het onderhoud begint.
 Labels Gasslangen
Elke drie maanden
Δ Kabels en snoeren
Elke z es maanden
:Maandelijks reinigen bij zwaar gebruik. * De elektrodeafstand bijstellen of reinigen
B. Koeler
Elke 3 maanden
Lasklemmen
0,010
(0,254 mm)
= Controleren = Verversen = Reinigen Δ = Repareren = Vervangen * Moet worden verricht door een door de fabriek geautoriseerd servicebedrijf
Blaas de koelribben
Koelvloeistoffilter, vaker
reinigen bij intensief gebruik.
van de warmtewisselaar uit
Controleer het koelvloeistofpeil. Bijvullen met gedistilleerd of gedeïoniseerd water indien nodig.
Elke 6 maanden
Elke 12 maanden
Slangen
Ververs de koelvloeistof.
 Labels
OM−216 869 Pagina 67
Page 74
6-2. De binnenzijde van het apparaat schoonblazen
! De kast niet verwijderen
6-3. Onderhoud van de koelvloeistof
f
, : t
als u de binnenzijde van het apparaat schoonblaast.
Om het apparaat schoon te blazen moet u de luchtstroom op de af g e b e e l d e wijze door het ventilatiekanaal blazen.
803 900-B
1
! Haal het apparaat van de voeding
vóór begin van het onderhoud.
1 Filter voor koelvloeistof Schroef de filterhouder los om de filter
te reinigen. Koelvloeistof verversen: tap de
koelvloeistof af door het systeem naar achteren te kantelen of gebruik een zuigpomp. Vullen met schoon water en 10 minuten laten draaien. Weer aftappen en vullen met koelvloeisto (zie hoofdstuk 3-21).
Als u slangen vervangt, gebruik
dan slangen die compatibel zijn met ethyleenglycol, bijv. Buna-n Neoprene of Hypalon. LET OP Oxy-acetyleen slangen zijn nie compatibel met producten die ethyleenglycol bevatten.
Benodigde gereedschappen:
OM−216 869 Pagina 68
m30 kruiskop
804 649-A / Ref. 801 194
Page 75
6-4. Storingen
A. Helpschermen voltmeter/ampèremeter en koeler
1
V
HELP 30
Alle richtingen zijn t.o.v. de voorzijde
van het apparaat. Alle schakelingen waarnaar wordt verwezen bevinden zich in het apparaat.
1 Typisch voorbeeld van getallen op
het hulpscherm van de voltmeter/ ampèremeter − de getallen in de “30” zijn voor 350 modellen of voor de bovenste motor van 700 modellen. De getallen in de “40” zijn voor de onderste motor van 700 modellen.
w Hulpscherm 30 Geeft aan dat er kortsluiting of een open
verbinding is in het thermische beveiligingscircuit in de invoerinductor van het systeem. Als dit scherm te zien is, neem dan contact op met een door de fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 31 Geeft een storing aan in de primaire
stroomkring die is veroorzaakt door een te sterke stroom in het primaire IGBT-circuit. Als dit scherm te zien is, neem dan contact op met een door de fabrikant erkende service-agent.
A
w Hulpscherm 32 Geeft aan dat er kortsluiting of een open
verbinding is in het thermische beveiligingscircuit aan de linkerzijde van het systeem. Als dit scherm te zien is, neem dan contact op met een door de fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 34 Geeft aan dat er kortsluiting of een open
verbinding is in het thermische beveiligingscircuit aan de rechterzijde van het systeem. Als dit scherm te zien is, neem dan contact op met een door de fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 8 Geeft een storing aan in de secundaire
stroomkring van het apparaat. Er is sprake van een hoge nullast. Als dit scherm te zien is, neem dan contact op met een door de fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 14 Systeem niet gereed. Bus voor de primaire
stroomkring niet volledig opgeladen. w Hulpscherm 16 Spanning op de secundaire klem te hoog.
De laskabels rechttrekken of inkorten. Als dit het probleem niet verhelpt, neem dan contact op met een door de fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 20 Geeft aan dat de stroomtoevoer voor de
primaire aandrijvingen defect is. Als dit scherm te zien is, neem dan contact op met een door de fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 21 Geeft aan dat er een spannings- of
stroomterugkoppeling is gedetecteerd met de contactschakelaar uitgeschakeld. Als dit scherm te zien is, neem dan contact op met een door de fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 22 Er is geen spanning of stroom met de
contactschakelaar ingeschakeld. Als dit scherm te zien is, neem dan contact op met een door de fabrikant erkende service-agent.
w Hulpscherm 24 Geeft aan dat er een probleem is met de
voeding naar de besturings- en interfacekaart PC6. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door kortsluiting in pen A of pen B van de afstandsbediening.
2 Typisch voorbeeld van tekstberichten
op het hulpscherm van de voltmeter/ ampèremeter. Er staat [T OP] (boven) of [BOT] (onder) achter het bericht om aan te geven welke motor het betreft op 700 modellen.
w [Over][Temp] Twee seconden aan, dan knippert er:
[Sec] − Geeft aan dat de linkerkant van het apparaat oververhit is. Het apparaat heeft zic hzelf uitgeschak eld om de ventilator de kans te geven het apparaat te koelen (zie hoofdstuk 3-4). Als het apparaat is afgekoeld, kunt u doorgaan met werken.
[PRI] − Geeft aan dat de rechterkant van het apparaat oververhit is. Het apparaat heeft zic hz elf uitgeschak eld om de ventilator de kans te geven het apparaat te koelen (zie hoofdstuk 3-4). Als het apparaat is afgekoeld, kunt u doorgaan met werken.
[InD] − Geeft aan dat de invoerinductor oververhit is. Het apparaat heeft zichzelf uitgeschakeld om de ventilator de kans te geven het apparaat te koelen (zie hoofdstuk 3-4). Als het apparaat is afgekoeld, kunt u doorgaan met werken.
w [LOW][LINE] Geeft aan dat de ingangsspanning te laag
is en dat het apparaat automatisch is uitgeschakeld. U kunt verder werken als de
spanning binnen het bedrijfsbereik is (±10%). Als dit scherm te zien is, laat een elektricien dan de ingangsspanning controleren.
w [HIGH][LINE] Geeft aan dat de ingangsspanning te hoog
is en dat het apparaat automatisch is uitgeschakeld. U kunt verder werken als de spanning binnen het bedrijfsbereik is (±10%). Als dit scherm te zien is, laat een elektricien dan de ingangsspanning controleren.
w [REL][RMT] Geeft aan dat de trekker van de toorts
ingedrukt is. Laat de trekker los om verder te gaan.
w [not][VALD] Duidt op een niet toegestane instelling
op het voorpaneel. w [AUTO][STop] Uitschakeling van de uitgangsspanning
staat open, waardoor de lasspanning wegvalt maar het gas blijft stromen.
w [Out][LIMT] Duidt op een te sterke stroom in de primaire
stroomkring. De uitgangsstroom wordt verlaagd om het trekken van de primaire stroom te verminderen. Druk een willekeurige drukknop in en verdraai de instelknop of start een boog om de laatste helptoestand op te heffen.
w [ADV][AUTO] Duidt op een niet toegestane instelling
op het voorste paneel omdat er een geavanceerde automatiseringskeuze actief is (zie hoofdstuk 5).
w [LOCK][LEV 1] 2, 3, or 4 Duidt op een niet toegestane instelling
op het voorste paneel omdat er een stroombeperkingskeuze actief is (zie hoofdstuk 5-9).
w [ERR][GND] Schakel de ingangsspanning uit en laat ee n
gekwalificeerde monteur het apparaat nakijken. Om de fout te wissen moet u het apparaat uitschakelen en weer inschakelen.
De foutcode wordt alleen getoond als de optie geïnstalleerd is en de fout zich voordoet.
Err GND geeft aan dat er stroom staat op de groene of de groengele aardingsgeleider. Hierdoor wordt de lasuitgangsspanning van de machine uitgeschakeld.
ERR GND kan worden veroorzaakt door een geleider die onder stroom staat en contact maakt met het chassis.
ERR G ND kan wor den veroorz aak t doordat een werkklem niet is aangesloten op het werkstuk.
OM−216 869 Pagina 69
Page 76
B. Problemen oplossen, overzicht
t
Probleem Oplossing
Geen uitgangsspanning voor het lassen; het apparaat werkt totaal niet.
Zet de lijnscheidingsschakelaar aan (zie hoofdstuk 3-10).
Controleer de lijnzekering(en) en vervang ze indien noodzakelijk; of stel de stroomonderbreker weer in (zie hoofdstuk 3-10).
Controleer of de voeding goed is aangesloten (zie hoofdstuk 3-10).
Geen uitgangsspanning om te lassen; de meter staat op ON.
Onregelmatige of onjuiste lasuitgangsspanning.
Geen 115V AC uitgangsspanning bij de duplex contrastekker.
De ventilator werkt niet. Opmerking: de ventilator draait alleen als afkoeling no­dig is.
Dwalende boog
De wolfraam elektrode oxideert en blijf niet helder na het voltooien van de las.
Als er een afstandsbediening wordt gebruikt, zorg er dan voor dat het juiste proces wordt ingeschakeld om de uitgangsspanning te kunnen regelen bij de 14-pin contrastekker (indien van toepassing, zie hoofd­stuk 4-1 en 3-13).
De ingaande spanning is buiten het toegestane variatiebereik (zie hoofdstuk 3-9). Kijk de afstandsbediening na, repareer hem of vervang hem. Het apparaat is oververhit en op het scherm staat [Over][Temp]. Laat het apparaat afkoelen met de
ventilator aan (zie hoofdstuk 3-4). Gebruik een laskabel van het juiste formaat en type (zie hoofdstuk 3-12).
Reinig alle lasaansluitingen en zet ze vast. Stel de zekering CB1 opnieuw in (zie hoofdstuk 3-18).
Kijk of er iets is dat de ventilator blokkeert, waardoor hij niet kan draaien.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur de motor van de ventilator nakijken. Gebruik het juiste formaat wolfraam (zie hoofdstuk NO TAG).
Gebruik goed voorbereid wolfraam (zie hoofdstuk 10-2).
Verlaag de gastoevoer.
Scherm het lasgebied af tegen tocht.
Verhoog de nagastijd (zie hoofdstuk 4-12).
OM−216 869 Pagina 70
Kijk alle gasfittingen na en draai ze aan.
Water in de toorts. Zie handleiding van de toorts.
Page 77
Aantekeningen
OM-216 869 Pagina 71
Page 78
HOOFDSTUK 7 − ELECTRISCH SCHEMA
OM-216 869 Pagina 72
Figuur 7-1. Stroomkringschema voor Dynasty 350 modellen
Page 79
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
243 217-C
OM-216 869 Pagina 73
Page 80
OM-216 869 Pagina 74
Figuur 7-2. Stroomkringschema voor Maxstar 350 modellen
Page 81
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-216 869 Pagina 75
Page 82
OM-216 869 Pagina 76
Figuur 7-3. Stroomkringschema voor Dynasty 700 modellen (Deel 1 van 2)
Page 83
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
243 218-C
OM-216 869 Pagina 77
Page 84
OM-216 869 Pagina 78
Figuur 7-4. Stroomkringschema voor Dynasty 700 modellen (Deel 2 van 2)
Page 85
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
243 218-C
OM-216 869 Pagina 79
Page 86
OM-216 869 Pagina 80
Figuur 7-5. Stroomkringschema voor Maxstar 700 modellen (Deel 1 van 2)
Page 87
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
243 216-B
OM-216 869 Pagina 81
Page 88
OM-216 869 Pagina 82
Figuur 7-6. Stroomkringschema voor Maxstar 700 modellen (Deel 2 van 2)
Page 89
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
243 216-B
OM-216 869 Pagina 83
Page 90
Waarschuwing
Gevaar voor
electrische schok
Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan.Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u
deze installatie installeert of nakijkt.
Niet doen werken met het plaatwerk verwijderd.Enkel bevoegde personen de installatie, het gebruik
en het onderhoud laten doen.
OM-216 869 Pagina 84
228 525-B
Figuur 7-7. Stroomschema voor koeling
Page 91
HOOFDSTUK 8 − HOGE FREQUENTIE
8-1. Lasprocessen waarvoor hoge frequentie nodig is
1 HF-spanning TIG − helpt de boog om de lucht-
1
Werk
TIG
8-2. Installatie waarbij mogelijke bronnen van HF-storing zijn aangegeven
Laszone
11, 12
50 ft
(15 m)
spleet te overbruggen tussen de toorts en het lasobject en/of om de boog te stabiliseren.
high_freq1_05_10dut − S-0693
13
Bronnen die directe hoogfrequente straling afgeven
1 Bron van de hoge frequentie
(lasstroombron met ingebouwd of los
HF-apparaat) 2 Laskabels 3 Toorts 4 Werkklem 5 Lasobject 6 Werkbank
10
9
8
7
3
2
1
4 5 6
14
Slechte toepassing niet gebruiken
HF-geleidingsbronnen
7 Ingaande stroomkabel 8 Lijnscheidingsmechanisme 9 Ingaande voedingskabels
HF-terugstralingsbronnen
10 Ongeaarde metalen objecten 11 Verlichting 12 Bedrading 13 Waterbuizen en fittingen 14 Externe telefoon- en stroomdraden
S-0694
OM-216 869 Page 85
Page 92
8-3. Aanbevolen installatie om HF-storing te verminderen
3
50 ft
(15 m)
6
8
Aard alle metalen objecten en alle bedrading in de laszone.
Geen
metaalbouw
1
Aard het lasobject als de voorschrif­ten dit vereisen.
Laszone
2
4
7
50 ft
(15 m)
5
8
1 Bron van de hoge frequentie
(lasstroombron met ingebouwd of los HF-apparaat)
Geaarde metalen machinekast (verwijder verf rondom opening in machinekast en gebruik bout van machinekast), werkuit­gangsklem, lijnscheidingsmechanisme, in­gaande voeding en werkbank.
2 Middelpunt van laszone Middelpunt tussen HF-bron en lastoorts. 3 Laszone Een cirkel van 15m in alle richtingen vanaf
het middelpunt. 4 Uitgaande lasspanningskabels Houd de kabels kort en dicht bij elkaar.
Beste toepassing
11
5 Buisverbindingen en aarding Verbind alle buisstukken elektrisch met
behulp van koperstrippen of omvlochten draad. Zorg om de 15 m voor aarding van de buis.
6 Waterbuizen en fittingen Zorg om de 15 m voor aarding van de
waterbuizen. 7 Externe stroom- of telefoonkabels Plaat de HF-bron op minimaal 15 m afstand
van stroom- en telefoonkabels. 8 Aardingsstang Raadpleeg de geldende landelijke richt-
lijnen voor de specificaties.
9
Metaalbouw
8
8
10
Ref. S-0695 / Ref. S-0695
Vereisten voor metaalbouw
9 Hechtmethoden voor
metaalbouwpanelen
Las bouwpanelen aan elkaar of verbind ze met bouten, breng koperen verbinding­splaatjes of omvlochten draad aan over de naden heen en aard het frame.
10 Ramen en deuren Dek alle ramen en deuren af met geaard
koper gaas met een maasgrootte van niet meer dan 6,4 mm.
11 Gedeelte boven de deur Aard dit gedeelte.
OM-216 869 Page 86
Page 93
HOOFDSTUK 9 − RICHTLIJNEN VOOR HET INSTELLEN
VOOR (GTAW) TIG LASSEN
9-1. Voorbeelden van TIG-opstellingen
A. Opstelling voor AC − TIG 1/8 inch aluminium (alleen Dynasty-modellen)
226 868-B
Dit symbool geeft aan welke functies actief moeten zijn voor aluminium lassen.
Bepaalde regelfuncties die hierboven zijn afgebeeld zitten mogelijk niet op uw machine (afgebeeld is de Dynasty 350/700).
Zet de machine aan (de schakelaar bevindt zich op het achterpaneel)
Druk op de Polariteitschakelaar tot de LED voor AC brandt
Druk op de Processchakelaar tot de LED voor TIG HF-impuls brandt
Druk op de Outputschakelaar tot de LED voor RMT STD brandt
Druk op de GAS/DIG-schakelaar tot de LED voor nagas brandt
Draai de regelknop om 15 seconden nagastijd te verkrijgen
Druk op de AC golfvorm-schakelaar tot de LED van balance brandt
Draai de regelknop om de gewenste balance te verkrijgen (65 - 80%)
Druk op de AC golfvorm-schakelaar tot de LED voor AC Frequentie brandt
Draai de regelknop om de gewenste AC frequentie te verkrijgen (100 - 150 Hz)
Druk op de AC golfvorm-schakelaar tot de LED van EN stroomsterkte of EP stroomsterkte brandt.
Draai de regelknop om de gewenste verhouding te verkrijgen: meestal zit dit in ergens tussen (75A EP / 100A EN) en (50A EP / 100A EN).
Druk op de stroomsterkteschakelaar A tot de LED brandt
Verdraai de regelknop om de gewenste stroomsterkte te verkrijgen (125 - 160 Hz)
Pulseerregeling (indien van toepassing; zie sectie 4-10).
De ampèremeter toont de parameters voor de volgende meeteenheden als ze actief zijn: stroomsterkte, tijd, percentage of frequentie.
De bijbehorende LED die recht onder de ampèremeter zit, gaat ook branden. De ampèremeter toont ook de werkelijke stroomsterkte tijdens het lassen.
OM−216 869 Pagina 87
Page 94
B. Opstelling voor DC - GTAW zachtstaal* #16 en roestvrij staal
226 868-B
Dit symbool geeft aan welke functies actief moeten zijn voor het lassen van roestvrij of zachtstaal lassen.
Bepaalde regelfuncties die hierboven zijn afgebeeld zitten mogelijk niet op uw machine (afgebeeld is de Dynasty 350/700).
Zet de machine aan (de schakelaar bevindt zich op het achterpaneel)
Druk op de Polariteitsschakelaar tot de LED voor DC brandt (alleen Dynasty-modellen)
Druk op de Processchakelaar tot de LED voor TIG HF-impuls brandt
Druk op de Outputschakelaar tot de LED voor RMT STD brandt
Druk op de GAS/DIG-schakelaar tot de LED voor nagas brandt
Draai de regelknop om 8 seconden nagastijd te verkrijgen
Druk op de stroomsterkteschakelaar A tot de LED brandt
Draai de regelknop om de gewenste stroomsterkte te verkrijgen (50 - 80 A voor roestvrij staal) of (55 tot 88 A voor zachtstaal*).
Pulseerregeling (indien van toepassing; zie sectie 4-10).
De ampèremeter toont de parameters voor de volgende meeteenheden als ze actief zijn: stroomsterkte, tijd, percentage
of frequentie. De bijbehorende LED die recht onder de ampèremeter zit, gaat ook branden. De ampèremeter toont ook de werkelijke stroomsterkte tijdens het lassen.
OM−216 869 Pagina 88
Page 95
HOOFDSTUK 10 − EEN WOLFRAAM ELEKTRODE KIEZEN
EN VOORBEREIDEN VOOR HET LASSEN MET EEN
LASINVERTER, OP GELIJKSTROOM OF WISSELSTROOM
gtaw_Inverter_2010−04dut
! Gebruik waar dit mogelijk en praktisch is, gelijkstroom in plaats van wisselstroom.
10-1. Een wolfraam elektrode kiezen
(draag schone handschoenen om verontreiniging van het wolfraam te voorkomen)
Stroomgamma − Type gas − Polariteit
Elektrodediameter (DCEN) − Argon
Gelijkstroom, elektrode negatief
(voor gebruik met zachtstaal of roestvast staal)
Wolfraamlegeringen met 2% cerium (oranje band), 1,5% lanthanum (grijze band) of 2% thorium (rode band)
0,010” (1 mm) Tot 25 Tot 20 0,020” (1 mm) 15-40 15-35
0,040” (1 mm) 25-85 20-80 1/16” (1,6 mm) 50-160 50-150 3/32” (2,4 mm) 130-250 135-235
1/8” (3,2 mm) 250-400 225-360 5/32” (4,0 mm) 400-500 300-450 3/16” (4,8 mm) 500-750 400-500
1/4” (6,4 mm) 750-1000 600-800
Balansregeling op 65% elektrode negatief
(voor gebruik met aluminium)
Typisch gasbeschermingsdebiet ligt tussen 11 tot 35 cfh (311 tot 991 liter/uur).
Waarden hierboven vermeld dienen als richtlijn en zijn aanbevelingen van de American Welding Society (A WS) en van de elektrodefabrikanten.
AC − Argon
10-2. Een wolfraam elektrode voorbereiden voor het lassen op gelijkstroom/elektrode
negatief (DCEN) of wisselstroom bij gebruik van een lasinverter
! Het slijpen van de wolfraamelektroden veroorzaakt stof en vonken die verwonding en brand kunnen veroorza-
ken. Voorzie voldoende ventilatie (afzuiging) van de slijpmachine of draag een goedgekeurd zuurstofmasker. Lees het veligheidsblad voor veiligheidsinformatie. Cerium- of lanthaangelegeerde wolfraamelektroden in overweging nemen in plaats van gethorieerd wolfraam. Thorium gelegeerde elektroden bevatten licht radio­actieve stoffen. Het slijpstof op een milieuvriendelijke manier verwerken. Draag de nodige gezichts-, hand­en lichaamsbescherming. Hou brandbare stoffen uit de buurt.
Radiaal slijpen
veroorzaakt
een verlopende
vlamboog
Onjuiste
wolfraamvoorbereiding
2-1/2 maal de
elektrodediameter
2
4
Ideale wolfraamvoorbereiding −
stabiele vlamboog
1 Slijpschijf De elektrode slijpen met behulp van een hard
3
abrasieve slijpschijf alvorens te lassen. Geen slijpmachine gebruiken die reeds gebruikt wordt voor ander werk; zoniet kan
1
de elektrode besmet worden en een mindere laskwaliteit veroorzaken.
2 Wolraamelektrode Een 2% ceriumgelegeerde wolfraam elektrode
wordt aanbevolen. 3 Afvlakking De afvlakking bepaalt de stroomcapaciteit. 4 Lengterichting Slijp in de lengterichting, niet radiaal.
OM-216 869 Pagina 89
Page 96
HOOFDSTUK 11 − RICHTLIJNEN VOOR TIG-LASSEN
11-1. Positie van de lastoorts
! Het slijpen van de wolfraam
electroden veroorzaakt stof en vonken die verwonding en brand kunnen veroorza­ken. Voorzie voldoende ven­tilatie (afzuiging) van de slijpmachine of draag een goedgekeurd zuurstofmas­ker. Cerium of Lanthaan ge­legeerde wolfraam electro­den in overweging nemen in plaats van gethorieerd wol­fraam. Thorium gelegeerde electroden bevatten licht ra­dioaktieve stoffen. Het slijp­stof op een milieuvriendelij­ke manier verwerken. Draag de nodige gezichts−, hand− en lichaamsbescherming. Hou brandbare stoffen uit de buurt.
1 Werkstuk Het werkstuk zuiver maken voor-
aleer te lassen. 2 Massaklem Zo dicht mogelijk bij de las plaatsen. 3 Toorts 4 Toevoegdraad 5 Gasbuis 6 Wolraamelectrode De Wolraamelectrode kiezen en
aanslijpen volgens Sectie 10.
Richtlijnen:
De binnendiameter van de gasbuis moet minstens driemaal groter zijn dan de electrodediameter om vol­doende gasbescherming te geven.
De Wolfraamelectrode mag niet meer uitsteken in lengte dan de grootte van de binnendiameter van de gasbuis.
De booglengte is de afstand tussen de electrode en het werkstuk.
10−25°
3
2
4
90°
1
10−15°
4
5
6
5
6
1/16 in
3/16 in
Onderaanzicht
OM-216 869 Pagina 90
Ref. ST-161 892
Page 97
11-2. Toortsbeweging tijdens het lassen
Zonder toevoegmetaal
Lasrichting
Lasbad vormen Toorts kantelen Naar het voorste deel van het smeltbad
Met toevoegmetaal
Lasrichting
Lasbad vormen Toorts kantelen
Toevoegdraad terugtrekken
75°
75°
Naar het voorste deel van het smeltbad bewegen. Herhaal het proces.
11-3. Toortsposities voor verscheidene lasverbindingen
Stompe l a s
bewegen. Herhaal het proces.
15°
Metaaldraad toevoegen
ST-162 002-B
Hoeklas
90°
20-40°
30°
20°
Overlapnaad
15°
70°
75°
90°
20°
10°
15°
75°
15°
Buitenhoeklas
75°
ST-162 003 / S-0792
OM-216 869 Pagina 91
Page 98
HOOFDSTUK 12 − RICHTLIJNEN VOOR HET INSTELLEN
VOOR (SMAW) BEKLEDE ELEKTRODE LASSEN (STICK)
12-1. Display uitlezing voor DCEP (electrode positief)
Bepaalde regelfuncties die hierboven zijn afgebeeld zitten mogelijk niet op uw machine
(afgebeeld is de Dynasty 350/700).
Grijs op een naamplaatje duidt op een functie voor beklede elektrode (zie sectie 4-1
voor de beschrijving van de regelfuncties).
Dit symbool geeft aan w elke functies actief moeten zijn voor DCEP (gelijkstroom elektrode positief) beklede elektrode lassen.
Zet de machine aan (de schakelaar bevindt zich op het achterpaneel)
Druk op de Polariteitsschakelaar tot de LED voor DC brandt (alleen Dynasty-modellen)
Druk op de Processchakelaar tot de LED voor beklede elektrode brandt
Druk op de Outputschakelaar tot de LED bij ON brandt
Druk op de stroomsterkteschakelaar A tot de LED brandt
Draai de regelknop om de gewenste stroomsterkte in te stellen.
De ampèremeter toont de parameters voor de volgende meeteenheden als ze actief zijn:
stroomsterkte, tijd, percentage of frequentie. De bijbehorende LED die recht onder de ampèremeter zit, gaat ook branden. De ampèremeter toont ook de werkelijke stroomsterkte tijdens het lassen.
OM-216 869 pagina 92
216 869-B
Page 99
HOOFDSTUK 13 − RICHTLIJNEN BEKLEDE ELEKTRODE
LASSEN
13-1. Lasprocedure met beklede elektroden
! De lasstroom start als de
elektrode het werkstuk raakt.
! Lasstroom kan elektro-
nische onderdelen in voertui­gen beschadigen. Ont- kop­pel beide accukabels voor­dat u aan een voertuig gaat lassen. Plaats de massaklem zo dicht mogelijk bij de las.
Draag altijd geschikte bescher-
5
4
2
3
6
1
7
mende kleding
1 Lasobject Zorg dat het lasobject schoon is voor
u begint te lassen. 2 Massaklem 3 Elektrode Een elektrode met een kleine dia-
meter heeft minder stroom nodig dan een grote. Volg de instructies van de fabrikant van de elektrode als u de lasstroom instelt (zie sectie 13-2).
4 Geïsoleerde elektrodehouder 5 Stand elektrodehouder 6 Booglengte De booglengte is de afstand van de
elektrode tot het werkstuk. Een kor­te boog met de juiste stroomsterkte geeft een scherp krakend geluid af.
7 Slak Verwijder slak met een bikhamer en
een staalborstel. Verwijder slak en controleer het lasbad voor u weer verder gaat met lassen.
Benodigde
gereedschappen:
stick 2010−02 − ST-151 593
OM-216 869 Pagina 93
Page 100
13-2. Overzicht elektrode- en stroomsterktetabel
­.
-
t
t
s s
t
RANGE
AMPERAGE
DIAMETER
ELECTRODE
6010
&
6011
6013
7014
7018
7024
Ni-Cl
308L
3/32
1/8 5/32 3/16 7/32
1/4 1/16 5/64 3/32
1/8 5/32 3/16 7/32
1/4 3/32
1/8 5/32 3/16 7/32
1/4 3/32
1/8 5/32 3/16 7/32
1/4 3/32
1/8 5/32 3/16 7/32
1/4 3/32
1/8 5/32 3/16 3/32
1/8 5/32
50
100
150
200
250
300
350
400
450
AC
DC*
ELECTRODE
EP
6010
EP
6011
EP,EN
6013
EP,EN
7014
EP
7018
EP,EN
7024
EP
NI-CL
EP
308L
*EP = ELECTRODE POSITIVE (REVERSE POLARITY) EN = ELECTRODE NEGATIVE (STRAIGHT POLARITY)
POSITION
ALL ALL ALL
ALL ALL
FLAT HORIZ FILLET
ALL ALL
PENETRATION
DEEP DEEP
LOW MED
LOW
LOW LOW
LOW
USAGE
MIN. PREP, ROUGH
HIGH SPATTER
GENERAL
SMOOTH, EASY,
FAST
LOW HYDROGEN,
STRONG
SMOOTH, EASY,
FASTER
CAST IRON STAINLESS
Ref. S-087 985-A
13-3. Een boog creëren
1 Elektrode 2 Lasobject 3 Boog
De aanstrijk techniek
1
Sleep de elektrode over het werk stuk alsof u een lucifer aansteekt Til de elektrode een klein stukje op nadat u het werkstuk heeft aange raakt. Als de boog dooft, dan is de
2
elektrode te hoog opgetild. Als de elektrode aan het lasobject blijf plakken, maak hem dan met een snelle draai los.
3
1
De techniek d.m.v. aanslaan
Laat de elektrode recht op he werkstuk zakken en til hem dan een klein stukje op om de boog te starten. Als de boog dooft, dan i de elektrode te hoog opgetild. Al de elektrode aan het werkstuk blijf
2
plakken, maak hem dan met een snelle draai los.
3
S-0049 / S-0050
OM-216 869 Pagina 94
Loading...