Lees beslist de gebruiksaanwijzing
voordat u uw apparaat plaatst,
installeert en in gebruik neemt.
Dat is veiliger voor uzelf en u voorkomt
onnodige schade aan uw apparaat.M.-Nr. 05 331 350
f Diepvriesladen met diepvrieskalender
g Markeersysteem voor ingevroren
levensmiddelen
h Afvoergootje voor het dooiwater
4
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu
Een bijdrage aan de bescherming van ons milieu
Het verpakkingsmateriaal
De verpakking beschermt het apparaat
tegen transportschade.
Het verpakkingsmateriaal is uitgekozen
omdat dit het milieu relatief weinig belast en kan worden hergebruikt.
Door hergebruik van verpakkingsmateriaal wordt er op grondstoffen
bespaard en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Het afdanken van het apparaat
Afgedankte apparaten bevatten meestal nog waardevolle materialen.
Zet uw apparaat daarom niet zomaar
bij het grofvuil, maar informeer bij uw
handelaar of het mogelijk is het apparaat terug te geven.
Is dit niet mogelijk, informeer dan bij de
gemeente of bij een grondstoffenhandelaar naar mogelijkheden voor hergebruik van het materiaal (bijv. schrootverwerking).
Let erop dat de buisleidingen van uw
apparaat niet worden beschadigd, wanneer dit wordt weggebracht om op vakkundige wijze en zonder het milieu al te
veel schade te berokkenen te worden
verschroot. Dan kan men er zeker van
zijn dat koelmiddelen die zich in het
koelsysteem bevinden en de olie die
zich in de compressor bevindt niet in
het milieu terechtkomen.
Neem ook de aanwijzingen in het
hoofdstuk: "Veiligheidsinstructies en
waarschuwingen" in acht.
5
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Deze vrieskast voldoet aan de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen.
Door ondeskundig gebruik kunnen
personen echter letsel oplopen en
kan er materiële schade ontstaan.
Lees deze gebruiksaanwijzing daarom eerst aandachtig door voordat u
dit apparaat voor het eerst gebruikt.
Hierin vindt u belangrijke instructies
met betrekking tot de inbouw, de
veiligheid, het gebruik en het onderhoud van het apparaat.
Bewaar deze gebruiksaanwijzing en
geef deze door aan de eventuele
volgende eigenaar van de vrieskast.
Efficiënt gebruik
Deze vrieskast is uitsluitend bestemd voor huishoudelijk gebruik.
Gebruik deze vrieskast uitsluitend
voor het bewaren van diepvriesproducten, voor het invriezen en bewaren
van verse levensmiddelen en voor het
bereiden van ijs.
Gebruik voor andere doeleinden is ontoelaatbaar en kan gevaarlijk zijn.
De fabrikant is niet verantwoordelijk
voor schade die is ontstaan door gebruik voor andere doeleinden dan hier
aangegeven of door een foutieve bediening.
Technische veiligheid
Dit apparaat bevat het koelmiddel
isobutaan (R600a).
Dit is een natuurlijk gas dat het milieu
weinig belast, maar wel brandbaar is.
Het gas is niet schadelijk voor de ozonlaag en verhoogt het broeikaseffect
niet, maar het gebruik van dit koelmiddel heeft er wel toe geleid dat het apparaat meer lawaai maakt wanneer het
aanstaat. Behalve de geluiden van de
compressor kunnen er dan in het hele
koelsysteem stromingsgeluiden optreden. Deze effecten zijn helaas niet te
vermijden, maar hebben geen negatieve invloed op de capaciteit van het apparaat.
Let er bij het transport en bij de
plaatsing van het apparaat op dat er
geen onderdelen van het koelsysteem
worden beschadigd.
Vrijkomend koelmiddel kan oogletsel
veroorzaken.
Wordt het koelsysteem toch beschadigd:
– vermijd dan open vuur of andere
brandhaarden,
– trek de stekker uit het stopcontact,
– lucht het vertrek waar het apparaat
staat enkele minuten lang door
– en neem contact op met de Techni-
sche Dienst.
6
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Hoe meer koelmiddel een vries-
kast bevat, des te groter moet het
vertrek zijn waarin de vrieskast wordt
opgesteld.
Wanneer het vertrek te klein is kan zich
bij een eventuele lek een brandbaar
mengsel van gas en lucht vormen.
Per 8 g koelmiddel moet het vertrek
minstens 1 m
De hoeveelheid koelmiddel die de vrieskast bevat staat op het typeplaatje in
de binnenkant van het apparaat.
Voordat u uw vrieskast aansluit
dient u altijd de aansluitgegevens
(zekering, spanning en frequentie) op
het typeplaatje met die van het elektriciteitsnet te vergelijken.
Deze moeten beslist overeenkomen,
omdat de vrieskast anders beschadigd
raakt.
Raadpleeg bij twijfel een elektricien.
De elektrische veiligheid van de
vrieskast is uitsluitend gegarandeerd als deze wordt aangesloten op
een aardingssysteem dat volgens de
geldende veiligheidsbepalingen is geïnstalleerd.
Het is zeer belangrijk dat aan deze fundamentele veiligheidsvoorwaarde is
voldaan. Laat de huisinstallatie bij twijfel door een vakman controleren.
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die is
ontstaan door een ontbrekende of beschadigde aarddraad (bijv. een elektrische schok).
3
groot zijn.
Dit apparaat mag uitsluitend door
een vakman op een niet-stationaire
locatie (bijvoorbeeld een boot of camper) worden ingebouwd en aangesloten. Hierbij moet aan alle voorwaarden
voor een veilig gebruik worden voldaan.
Installatie- en onderhoudswerk-
zaamheden als ook reparaties mogen alleen door erkende vakmensen
worden uitgevoerd.
Ondeskundig uitgevoerde installatieen onderhoudswerkzaamheden, als
ook ondeskundig uitgevoerde reparaties kunnen groot gevaar opleveren
voor de gebruiker waarvoor de fabrikant niet aansprakelijk kan worden gesteld.
Er staat alleen dan geen elektri-
sche spanning op de vrieskast als
aan één van de volgende voorwaarden
is voldaan:
– als de hoofdschakelaar van de huis-
installatie is uitgeschakeld,
– of als de stekker uit het stopcontact
is getrokken.
Trek daarbij aan de stekker en niet
aan de aansluitkabel.
De vrieskast mag niet via een ver-
lengsnoer op het elektriciteitsnet
worden aangesloten.
Met verlengsnoeren kan een veilig gebruik van het apparaat niet worden gewaarborgd in verband met het gevaar
voor oververhitting.
Een veilig gebruik van de vrieskast
is alleen dan gegarandeerd, wanneer het apparaat wordt gemonteerd
en aangesloten volgens de instructies
die in de gebruiksaanwijzing staan.
7
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Gebruik
Raak ingevroren levensmiddelen
niet met natte handen aan.
Als u dat doet zouden uw handen vast
kunnen vriezen en zou u zich kunnen
verwonden.
Nuttig ijsblokjes en ijslolly’s, vooral
waterijsjes, nooit meteen nadat u
ze uit de vrieskast heeft gehaald.
Door de zeer lage temperatuur van
deze producten zouden uw lippen en
tong kunnen vastvriezen en zou u zich
kunnen verwonden.
Vries geheel of gedeeltelijk ontdooi-
de levensmiddelen niet opnieuw
in. Bereid deze levensmiddelen zo snel
mogelijk omdat ze anders aan voedingswaarde verliezen en bederven.
Ontdooide levensmiddelen die al gekookt en gebraden zijn kunnen wel
opnieuw worden ingevroren.
Bewaar geen stoffen in de vries-
kast die drijfgassen of andere verstuivingsmiddelen bevatten.
Wanneer de thermostaat wordt ingeschakeld kunnen vonken ontstaan.
Deze kunnen licht ontvlambare producten tot explosie brengen.
Bewaar geen blikjes en flessen in
de vrieskast met koolzuurhoudende dranken of vloeistoffen die kunnen
bevriezen.
De blikjes en flessen kunnen in dat geval uit elkaar springen, u zou zich kunnen verwonden en er zou schade
kunnen ontstaan.
Haal flessen die u in de vrieskast
hebt gelegd om snel te koelen er
na maximaal één uur weer uit.
Doet u dat niet, dan kunnen ze uit el-
8
kaar springen, zou u zich kunnen verwonden en zou er schade kunnen ontstaan.
Wanneer u levensmiddelen eet die
te lang zijn bewaard, loopt u het risico voedselvergiftiging op te doen.
De bewaartijd hangt van vele factoren
af, zoals de versheid en kwaliteit van
de levensmiddelen en de temperatuur
waarop ze worden bewaard.
Neem de bewaartips van de levensmiddelenfabrikanten in acht en houd in de
gaten tot welke datum de levensmiddelen uiterlijk houdbaar zijn.
Gebruik geen scherpe voorwerp-
ten om
– rijp- en ijslagen te verwijderen
– en vastgevroren ijsbakjes en/of vast-
gevroren levensmiddelen los te wrik-
ken.
Als u dat doet beschadigt u de vriesplaten en functioneert de vrieskast niet
meer.
Plaats wanneer u wilt ontdooien
nooit elektrische verwarmingsapparaten of kaarsen in de vrieskast.
Als u dat doet raakt het kunststof beschadigd.
Gebruik geen ontdooisprays of an-
dere middelen om te ontdooien.
Deze kunnen explosieve gassen vormen, ze kunnen oplosmiddelen of drijfgassen bevatten die het kunststof beschadigen of ze kunnen schadelijk zijn
voor de gezondheid.
Behandel de deurdichting niet met
olie of vet.
Als u dat doet dan wordt de deurdichting in de loop van de tijd poreus.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Sluit de ventilatieroosters in het ap-
paraat niet af.
Als deze roosters geblokkeerd zijn kan
er geen goede luchtgeleiding plaatsvinden, waardoor het stroomverbruik stijgt
en bepaalde onderdelen van de vrieskast kunnen beschadigen.
De vrieskast is geconstrueerd voor
een bepaalde klimaatklasse. Een
klimaatklasse is een kamertemperatuurbereik, waarbinnen de temperatuur
zich moet bewegen en waar deze niet
boven of onder mag liggen.
De klimaatklasse van uw vrieskast staat
aangegeven op het typeplaatje aan de
binnenkant van uw apparaat.
Een te lage temperatuur heeft tot gevolg dat de vrieskast voor langere tijd
afslaat zodat het apparaat de vereiste
temperatuur niet kan aanhouden.
Gebruik voor het ontdooien en rei-
nigen van de vrieskast nooit een
stoomreiniger.
Stoom kan in aanraking komen met delen van het apparaat die onder spanning staan en zo kortsluiting veroorzaken.
Wat te doen wanneer u het apparaat afdankt
Voorkom dat kinderen zich bij het
spelen insluiten en in levensgevaar
komen.
Haal de stekker uit het stopcontact
en maak de aansluitkabel onbruik-
baar.
Beschadig geen delen van het
koelsysteem, bijv. door
– koelmiddelkanalen van de vriespla-
ten open te prikken;
– buisleidingen om te buigen;
– beschermende lagen af te krabben.
Als er koelmiddel uit spuit kan dat oogletsel veroorzaken.
Wanneer de veiligheidsinstructies
niet worden opgevolgd kan de fabrikant niet verantwoordelijk worden
gesteld voor schade die daar eventueel het gevolg van is.
9
Het in- en uitschakelen van de vrieskast
Het in- en uitschakelen van de vrieskast
Voor het eerste gebruik
Reinig de binnenkant van de vrieskast en de toebehoren. Gebruik daarvoor lauwwarm water met een beetje
reinigingsmiddel.
Wrijf daarna alles met een doek
droog.
Het inschakelen van de vrieskast
Draai de Aan-/Uit - schakelaar met
een munt vanuit stand "0’ naar rechts
op één van de andere standen.
Het uitschakelen van de zoemtoon
Druk op de Zoemer - toets.
De zoemtoon houdt op. Het controlelampje blijft zolang branden totdat de
ingestelde temperatuur is bereikt.
Koude-accu
Leg de koude-accu in de bovenste
lade of op het diepvriesplateau.
Na ca. 24 uur bereikt de koude-accu
zijn maximale koelcapaciteit.
Draai de Aan-/Uit - schakelaar niet
verder dan het punt waarop u weerstand voelt.
Draait u verder dan raakt de schakelaar beschadigd.
Het controlelampje van de zoemer knippert.
Na korte tijd klinkt er een zoemtoon en
begint het apparaat te koelen.
Voordat u voor de eerste keer levensmiddelen in de vrieskast legt kunt u het
apparaat het beste een paar uur laten
voorkoelen.
10
Het uitschakelen van de vrieskast
Draai de Aan-/Uit - schakelaar met
een munt naar links op stand "0".
Alle controlelampjes gaan uit en de koeling is uitgeschakeld.
Bij langere afwezigheid
Wanneer u de vrieskast vrij lange tijd
niet gebruikt, doe dan het volgende.
Schakel het apparaat uit.
Trek de stekker uit het stopcontact.
Ontdooi het apparaat.
Reinig het apparaat.
Laat de deur van het apparaat iets
openstaan om te voorkomen dat er
luchtjes ontstaan.
De juiste temperatuur
De juiste temperatuur
. . . in de diepvriesruimte
Het is voor de houdbaarheid van de levensmiddelen zeer belangrijk dat de
juiste temperatuur wordt ingesteld.
Door micro-organismen bederven de levensmiddelen erg snel. De temperatuur beïnvloedt de snelheid waarmee
de micro-organismen groeien. Hoe lager de temperatuur, des te langzamer
de micro-organismen groeien en des te
langer het duurt voordat de levensmiddelen bederven.
Wanneer u voor het bewaren van levensmiddelen de juiste temperatuur
instelt kunt u daarmee bederf voorkomen of vertragen.
Stel, wanneer u verse levensmiddelen
wilt invriezen en ingevroren levensmiddelen lange tijd wilt bewaren, een temperatuur in van - 18 °C. Bij deze temperatuur wordt de groei van micro-organismen voor het grootste gedeelte gestopt. Zodra de temperatuur boven de
- 10 °C stijgt begint het bederf door de
micro-organismen en zijn de levensmiddelen minder lang houdbaar. Daarom
mogen geheel of gedeeltelijk ontdooide
levensmiddelen pas weer worden ingevroren wanneer ze eerst verwerkt zijn,
d.w.z. eerst gekookt of gebraden zijn.
Door de hoge temperaturen worden de
meeste micro-organismen gedood.
De temperatuur in de vrieskast wordt
hoger, naarmate
– de deur van het apparaat vaker
wordt geopend en de deur langer
geopend blijft;
– er meer levensmiddelen worden op-
geslagen;
– er meer verse levensmiddelen wor-
den ingevroren;
– de omgevingstemperatuur hoger is.
De vrieskast is geconstrueerd voor
een bepaalde klimaatklasse. Een klimaatklasse is een temperatuurbereik, waarbinnen de kamertemperatuur zich moet bewegen en waar
deze niet boven of onder mag liggen.
Het instellen van de temperatuur
De temperatuur kunt u instellen met behulp van de temperatuurregelaar.
Draai de temperatuurregelaar met
een munt vanuit stand "0’ naar rechts
op één van de andere standen.
Draai de temperatuurregelaar niet
verder dan het punt waarop u weerstand voelt.
Draait u verder dan raakt de regelaar beschadigd.
Hoe hoger de stand aan de temperatuurregelaar, des te lager de temperatuur in het apparaat.
Stel bij een gemiddelde hoeveelheid levensmiddelen één van de middelste
standen in.
Controleer de temperatuur in het apparaat regelmatig.
11
De juiste temperatuur
Temperatuuraanduiding
De temperatuuraanduiding op het bedieningspaneel geeft bij normaal gebruik de temperatuur aan van de warmste plek in het apparaat.
De temperaturen op het display geven
een temperatuurbereik aan en zijn
geen preciese aanduiding van de echte temperatuur.
Wanneer u met behulp van de temperatuurregelaar een andere temperatuur
heeft ingesteld, controleer dan de temperatuuraanduiding na ca. 6 uur wan-
neer de vrieskast lang niet vol is en
na ca. 24 uur wanneer de vrieskast
wel vol is.
Pas dan is de echte diepvriesruimtetemperatuur bereikt.
Is de temperatuur na deze tijd te laag
of te hoog, zet de temperatuurregelaar
dan opnieuw op een andere stand.
Een temperatuur van boven de - 18 °C
is geen probleem wanneer u:
– het apparaat in gebruik neemt;
– de deur van het apparaat een keer
vrij lang geopend houdt, bijv. om
een vrij grote hoeveelheid verse producten of diepvriesproducten in de
vrieskast te leggen of een vrij grote
hoeveelheid ingevroren producten of
diepvriesproducten uit de vrieskast
te halen;
– verse levensmiddelen invriest.
Is de temperatuur vrij lange tijd hoger
dan -18 °C, controleer dan of de ingevroren levensmiddelen geheel of gedeeltelijk zijn ontdooid. Is dat het geval,
verbruik deze levensmiddelen dan zo
snel mogelijk.
12
De zoemer
Dit apparaat is uitgerust met een waarschuwingssysteem waarmee wordt
voorkomen dat de temperatuur in de
diepvriesruimte ongemerkt stijgt.
Wanneer de temperatuur te veel stijgt
klinkt er een zoemtoon. Tegelijk gaat
het controlelampje van de zoemtoon
knipperen.
Of het apparaat een temperatuur te
hoog vindt is afhankelijk van de stand
aan de temperatuurregelaar.
De zoemtoon klinkt en het controlelampje van de zoemtoon gaat branden wanneer:
– u de diepvriesruimte inschakelt;
– u een vrij grote hoeveelheid levens-
middelen invriest;
– de stroom vrij lang uitgevallen is ge-
weest;
– u de deur van het apparaat
tijd open hebt laten staan, bijv. om
verse producten of diepvriesproduc-
ten in het apparaat te leggen of om
ingevroren producten of diepvries-
producten te hersorteren of uit het
apparaat te halen.
N.B.: Het gaat hier dus
deuralarm, dat afgaat wanneer de
deur openstaat! Het gaat hier om
een waarschuwingssysteem dat in
werking treedt zodra de temperatuur
te hoog is, wat kan gebeuren wan-
neer de deur
vrij lang openstaat.
vrij lange
niet om een
De zoemer
Het inschakelen van het waarschuwingssysteem
Het waarschuwingssysteem hoeft niet
te worden ingeschakeld, want het is al
automatisch klaar voor gebruik.
Het voortijdig uitschakelen
van de zoemtoon
Zodra de ingestelde temperatuur in de
diepvrieszone is bereikt houdt de zoemtoon op en gaat het controlelampje uit.
Wanneer de zoemtoon u hindert dan
kunt u deze voortijdig uitschakelen.
Druk op de Zoemer - toets.
De zoemtoon houdt op.
Het controlelampje van de zoemertoets
blijft zolang branden totdat de ingestelde temperatuur is bereikt.
Vanaf dat moment is het waarschuwingssysteem weer klaar voor gebruik.
13
De functie "Superfrost"
De functie "Superfrost"
Wat gebeurt er bij het invriezen van verse levensmiddelen?
Verse levensmiddelen moeten zo snel
mogelijk tot in de kern worden ingevroren. Alleen zo blijven voedingswaarde,
vitaminen, vorm en smaak behouden.
Hoe langzamer de levensmiddelen invriezen, des meer vocht komt er uit iedere cel vrij. Dit vocht komt in de tussenruimten terecht.
De cellen gaan krimpen.
Wanneer de levensmiddelen ontdooien
komt slechts een deel van het vocht
dat eerder vrijkwam in de cellen terug.
Praktisch betekent dit dat de levensmiddelen veel vocht verliezen. Dat ziet
u aan de grote waterplas die zich om
de levensmiddelen vormt wanneer
deze ontdooien.
Wanneer de levensmiddelen snel helemaal invriezen, heeft het vocht minder
tijd om uit de cellen vrij te komen en in
de tussenruimten terecht te komen.
De cellen krimpen veel minder.
Wanneer de levensmiddelen ontdooien
kan de kleine hoeveelheid vocht die vrijgekomen is naar de cellen terugkeren.
Dat betekent dat de levensmiddelen
weinig vocht verliezen. Er vormt zich
slechts een kleine waterplas om de levensmiddelen wanneer deze ontdooien!
Het gebruik van de superfrost
Met behulp van de functie "Superfrost"
kunt u verse levensmiddelen optimaal
invriezen. De superfrost moet u al vóór
het invriezen van verse levensmiddelen
inschakelen.
De superfrost schakelt u dus niet in:
– wanneer u reeds ingevroren levens-
middelen in het apparaat legt;
– wanneer u dagelijks slechts max.
2 kg verse levensmiddelen in het ap-
paraat legt.
Het inschakelen van de superfrost
De superfrost moet u inschakelen 4 – 6
uur voordat u de in te vriezen levens-
middelen in het apparaat legt.
Wilt u gebruik maken van de maximalevriescapaciteit, schakel de superfrost
dan 24 uur van te voren in.
Druk op de Superfrost - toets.
Daarna begint het controlelampje bo-
ven deze toets te branden.
De temperatuur in het apparaat daalt
doordat de koelcapaciteit van het apparaat maximaal is.
14
Het uitschakelen van de superfrost
De superfrost wordt automatisch na ca.
50 uur uitgeschakeld.
Het controlelampje gaat uit en de koelcapaciteit van het apparaat is weer normaal.
Om energie te besparen kunt u de superfrost zelf uitschakelen, zodra in de
diepvrieszone een constante temperatuur van minstens -18 °C is bereikt.
Druk op de Superfrost - toets.
Daarna gaat het controlelampje boven
deze toets uit.
De koelcapaciteit van het apparaat is
weer normaal.
De functie "Superfrost"
15
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
Maximale vriescapaciteit
Levensmiddelen kunnen het best zo
snel mogelijk tot in de kern worden ingevroren. Daarvoor is het noodzakelijk
dat de maximale vriescapaciteit niet
wordt overschreden.
De maximale vriescapaciteit binnen 24
uur vindt u op het typeplaatje "Vriesca-
paciteit ..... kg/24 h".
Het bewaren van diepvriesproducten
Wilt u diepvriesproducten bewaren,
controleer dan al vóórdat u ze koopt:
– de verpakking op eventuele bescha-
digingen;
– de uiterste houdbaarheidsdatum van
de diepvriesproducten en
– de temperatuur van de diepvrieskist
in de winkel.
Komt deze boven de -18 °C, dan zijn
de diepvriesproducten niet zo lang
houdbaar als wanneer de temperatuur -18 °C is.
Haal de diepvriesproducten uit de
diepvrieskist als u alle andere boodschappen al in uw wagentje hebt liggen en vervoer ze in krantenpapier
of in een koeltas.
Leg de diepvriesproducten thuis direct in het apparaat.
Vries geheel of gedeeltelijk ontdooide levensmiddelen niet opnieuw in.
Pas nadat u deze levensmiddelen
hebt gekookt of gebraden kunt u ze
opnieuw invriezen.
Het invriezen en bewaren van
verse levensmiddelen
Gebruik voor het invriezen alleen verse
levensmiddelen waar geen rotte plekken in zitten!
Waar u daarbij op moet letten:
– Geschikt om in te vriezen zijn:
vers vlees, gevogelte, wildbraad, vis,
groenten, kruiden, vers fruit, zuivel-
producten, brood en banket, kliek-
jes, eigeel, eiwit en vele kant-en-
klaarproducten.
– Niet geschikt om in te vriezen zijn:
druiven, kropsla, radijs, rammenas,
zure room, mayonnaise, hele eieren
in de schaal, uien, hele appels en pe-
ren.
– Om kleur, smaak, aroma en vitamine
C te behouden kunt u groenten en
fruit het beste voor het invriezen
blancheren.
Breng daartoe een pan water aan de
kook, voeg de groente daar portiege-
wijs aan toe, laat het daar 2-3 minu-
ten in liggen, haal het eruit, laat het
snel in koud water afkoelen en laat
het uitlekken.
– Mager vlees is beter geschikt om te
worden ingevroren dan vet vlees en
kan aanmerkelijk langer worden be-
waard.
– Leg tussen koteletten, biefstukjes,
schnitzels enz. telkens een stukje
huishoudfolie. Zo voorkomt u dat
stukken vlees aan elkaar vastvriezen.
16
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
– Kruid en zout verse levensmiddelen
en geblancheerde groente vóór het
invriezen niet.
Kruid en zout reeds bereide gerechten voor het invriezen slechts licht.
Sommige kruiden veranderen de
smaakintensiteit van de gerechten.
– Laat warme gerechten en dranken
eerst buiten het apparaat afkoelen.
Doet u dat niet dan beginnen reeds
ingevroren levensmiddelen te ontdooien en wordt er meer stroom verbruikt dan nodig is.
Zakken en diepvrieszakken van polyethyleen kunt u ook met een seal-apparaat afsluiten.
Het wegleggen
De levenmiddelen kunnen overal in de
diepvriesruimte worden ingevroren, bij
voorkeur in de bovenste diepvriesladen.
Vrij grote hoeveelheden kunnen het beste direct op de vriesplaten worden gelegd, daar de levensmiddelen daar bijzonder snel worden ingevroren zonder
dat dat ten koste gaat van de kwaliteit.
In dit geval moeten één of meer diepvriesladen uit het apparaat worden gehaald.
In iedere diepvrieslade en op iedere
vriesplaat kan maximaal 25 kg worden gelegd.
Leg de in te vriezen producten over
de hele breedte op de bodem van
de diepvriesladen of op de vriespla-
ten van het apparaat, zodat ze zo
snel mogelijk tot in de kern worden
ingevroren.
Zorg ervoor dat het materiaal waarin
de in te vriezen producten zijn ver-
pakt droog is, zodat de producten
niet aan elkaar of aan de bodem van-
de diepvriesladen vastvriezen.
Zorg ervoor dat in te vriezen levensmiddelen niet tegen reeds ingevroren levensmiddelen aan komen te
liggen.
Gebeurt dat wel dan kunnen reeds
ingevroren levensmiddelen gaan
ontdooien.
Doe een sticker op de verpakking
met inhoud en invriesdatum.
17
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
Diepvrieskalender
De diepvrieskalender die zich op de
diepvriesladen bevindt geeft de gebruikelijke bewaartijd aan van verschillende soorten levensmiddelen, als ze vers
worden opgeslagen.
Bij de in de handel verkrijgbare diepvriesproducten is de op de verpakking
aangegeven uiterste houdbaarheidsdatum beslissend.
Markeersysteem voor ingevroren levensmiddelen
Een manier om de bewaartijd van de levensmiddelen in de gaten te houden is
het markeersysteem voor ingevroren levenmiddelen.
Op iedere diepvrieslade zitten 2 plaketten met een wieltje. Op dit wieltje zijn
de maanden weergegeven met 1 - 12.
Het ontdooien van ingevroren
producten
Dat kunt u doen
– in de magnetron;
– in de oven bij het verwarmingssys-
teem "Hetelucht" of "Ontdooien";
– bij kamertemperatuur;
– in de koelkast of in de koelzone.
Platte stukken vlees en vis kunnen
gedeeltelijk ontdooid in een hete braadpan worden gelegd.
Fruit kan bij kamertemperatuur zowel
in de verpakking als ook in een afgedekte schaal ontdooien.
Groente kan in het algemeen in bevroren toestand aan kokend water worden
toegevoegd of in heet vet worden gestoofd. De kooktijd is iets korter dan bij
verse groente.
Vries geheel of gedeeltelijk ontdooide levensmiddelen niet opnieuw in.
Pas nadat u deze levensmiddelen
hebt gekookt of gebraden kunt u ze
opnieuw invriezen.
Schuif de plaketten vanaf de rand
van de diepvrieslade op de geleiderail.
Met de plaketten geeft u aan om wat
voor soort product het gaat en met de
wieltjes het tijdstip waarop u het product hebt opgeslagen.
18
Het bereiden van ijsblokjes
Vul het bakje voor ijsblokjes voor drievierde deel met water en zet het op de
bodem van van één van de diepvriesladen.
Als dit bakje is vastgevroren, gebruik
dan een stomp voorwerp, bijv. een lepelsteel om het los te maken.
Als het bakje even onder stromend water wordt gehouden laten de ijsblokjes
gemakkelijk los.
Het invriezen en bewaren van levensmiddelen
Het bereiden van consumptieijs
Gebruik hiervoor een bakje voor ijsblokjes zonder rooster.
Consumptie-ijs heeft afhankelijk van
het vetgehalte iets langer nodig om in
te vriezen dan waterijs.
Als het bakje even in water wordt geplaatst kan het consumptie-ijs er gemakkelijk uit worden gehaald.
Het snelkoelen van dranken
Wanneer u flessen drank in het apparaat hebt gelegd om snel te koelen,
haal ze er dan na maximaal één uur
weer uit.
Doet u dat niet dan springen ze uit elkaar.
Diepvriesplateau
Op het diepvriesplateau kunt u kleinere
producten invriezen, niet alleen fruit en
groenten maar ook kruiden, zonder dat
dat ten koste gaat van de kwaliteit.
De producten blijven in vorm en de
kans dat ze aan elkaar vastvriezen is
klein.
Laat de producten 10 tot 12 uur stevig
invriezen. Hevel ze dan over in een
diepvrieszak of diepvriesbakje en leg
ze dan in de diepvriesladen.
Het gebruik van de koude-accu
(afhankelijk van het model)
De koude-accu voorkomt dat de tempe-
ratuur in de diepvriesruimte snel stijgt
wanneer de stroom is uitgevallen.
Leg de koude-accu in de bovenste
diepvrieslade direct op de levensmiddelen of op het diepvriesplateau.
Na ca. 24 uur bereikt de koude-accu
zijn maximale koelcapaciteit.
Leg de koude-accu wanneer de stroom
uitvalt direct op de levensmiddelen in
de bovenste lade om de levensmiddelen in ieder geval nog zo lang mogelijk
te kunnen bewaren.
Wanneer u verse levensmiddelen in het
apparaat wilt leggen, gebruik de koudeaccu dan om een scheiding aan te
brengen tussen reeds ingevroren en
verse levensmiddelen, zodat de eerste
groep niet gaat ontdooien.
De koude-accu kan ook korte tijd worden gebruikt voor het koelen van levensmiddelen en dranken in een koeltas.
Leg de in te vriezen producten op
het diepvriesplateau.
Hang het diepvriesplateau in één
van de bovenste diepvriesladen.
19
Het ontdooien van de vrieskast
Het ontdooien van de vrieskast
Wanneer de vrieskast normaal in gebruik is, ontstaan er na verloop van tijd
rijp en ijs op de vriesplaten. Daardoor
wordt er minder kou afgegeven en
meer stroom verbruikt.
Krab de rijp- en ijslagen er niet af,
want dan beschadigt u de vriesplaten en functioneert de vrieskast niet
meer.
Ontdooi de vrieskast van tijd tot tijd,
echter in ieder geval zodra zich een
ca. 5 mm dikke ijslaag heeft gevormd.
Gebruik de gelegenheid wanneer er
weinig of geen producten in de vrieskast liggen.
Schakel ca. 4 uur voordat u de vrieskast gaat ontdooien de superfrost in.
Daardoor krijgen de reeds opgeslagen ingevroren levensmiddelen een
koudereserve en kunnen dus iets langer bij kamertemperatuur worden bewaard.
Handel het ontdooien zo snel mogelijk af.
Hoe langer de ingevroren producten bij kamertemperatuur worden
bewaard, des te korter ze houdbaar
zijn.
Schakel de vrieskast met de Aan-/
Uit - schakelaar uit.
Laat de deur van de vrieskast open.
Klap het dooiwaterafvoergootje uit.
Haal de ingevroren producten uit de
vrieskast en leg de koude-accu
erop. Wikkel de producten in verschillende lagen krantenpapier of dekens. Bewaar de ingevroren producten op een koele plaats, totdat de
vrieskast weer klaar is voor gebruik.
Haal alle diepvriesladen uit het apparaat.
20
Zet de onderste diepvrieslade voor
het apparaat en schuif het dooiwater-
afvoergootje door de uitsparing, zo-
dat de lade het dooiwater kan opvan-
gen.
Het ontdooien van de vrieskast
U kunt het ontdooien versnellen door twee pannetje op een onderzetter met heet(niet kokend) water in de vrieskast te zetten en wat warm water in de onderstelade te gieten. In dat geval kan
U kunt het ontdooien versnellen door
twee pannetjes op een onderzetter met
heet (niet kokend) water in de vrieskast
te zetten.
Plaats wanneer u wilt ontdooien
nooit elektrische verwarmingsapparaten of kaarsen in de vrieskast.
Als u dat doet raakt het kunststof beschadigd.
Gebruik geen ontdooisprays of andere middelen om te ontdooien.
Deze kunnen explosieve gassen
vormen, ze kunnen oplosmiddelen
of drijfgassen bevatten die het
kunststof beschadigen of ze kunnen
schadelijk zijn voor de gezondheid.
Giet de onderste diepvrieslade leeg.
Neem het dooiwater dat zich verder
nog in de vrieskast bevindt met een
spons of doek op.
Reinig het apparaat en maak het
droog.
Klap het dooiwaterafvoergootje weer
in.
Sluit de deur van de vrieskast en
schakel het apparaat in.
Schakel de superfrost in zodat de
vrieskast snel koud wordt.
Het controlelampje gaat aan.
Schuif de diepvriesladen met de in-
gevroren producten in de vrieskast
zodra de temperatuur in het appa-
raat laag genoeg is.
Schakel de superfrost weer uit.
Het controlelampje gaat uit.
21
Het reinigen van de vrieskast
Het reinigen van de vrieskast
Gebruik nooit zand-, soda-, zuur- of
schuurmiddelhoudende reinigingsmiddelen of chemische oplosmiddelen.
Ongeschikt zijn ook zogenaamde
"schuurmiddelvrije" schuurmiddelen, daar deze doffe plekken veroorzaken.
Let erop dat er geen water in de
elektronica en in de ventilatieroosters terechtkomt.
Het reinigen van de buitenkant, de binnenruimte en de
toebehoren
Deze kunt u het beste reinigen met
lauwwarm water met reinigingsmiddel.
Reinig de toebehoren met de hand,
niet in de afwasautomaat.
Neem de buitenkant, de binnenruim-
te en de toebehoren daarna met hel-
der water af en wrijf alles met een
doek droog.
Gebruik geen stoomreiniger.
Stoom kan in aanraking komen met
delen van het apparaat die onder
spanning staan en zo kortsluiting
veroorzaken.
Het typeplaatje in de binnenruimte
van het apparaat mag niet worden
verwijderd. De gegevens zijn nodig
in het geval er een storing optreedt.
Reinig de vrieskast direct nadat u
hem hebt ontdooid.
De vrieskast moet dan uitgeschakeld
zijn.
De ingevroren producten moeten op
een koele plaats worden bewaard.
Ook de onderste diepvrieslade moet
nu uit de vrieskast worden gehaald.
Laat de deur van de vrieskast korte
tijd openstaan.
Het reinigen van de ventilatieroosters
Reinig de ventilatieroosters regelma-
tig met een kwast of een stofzuiger.
Wanneer er zich stof ophoopt wordt er
onnodig veel energie verbruikt.
Het reinigen van de deurdichting
Behandel de deurdichting niet met
olie of vet. Als u dat doet dan wordt
de deurdichting in de loop van de
tijd poreus.
Reinig de deurdichting regelmatig alleen met helder water en wrijf deze
daarna met een doek grondig droog.
22
Het reinigen van het metalen
rooster aan de achterkant
Het metalen rooster aan de achterkant
van het apparaat (warmtewisselaar)
moet minstens eenmaal in het jaar van
stof worden ontdaan.
Wanneer er zich stof ophoopt wordt er
onnodig veel energie verbruikt.
Let er bij het reinigen van het metalen rooster op dat er geen kabels of
andere onderdelen worden afgescheurd, geknikt of beschadigd.
Na het reinigen
Sluit de deur van de vrieskast en
schakel het apparaat in.
Schakel de superfrost in zodat de
vrieskast snel koud wordt.
Het reinigen van de vrieskast
Het controlelampje gaat branden.
Schuif de diepvriesladen met de ingevroren producten in de vrieskast
zodra de temperatuur in het apparaat laag genoeg is.
Schakel de superfrost weer uit.
Het controlelampje gaat uit.
23
Nuttige tips
Nuttige tips
Reparaties aan elektrische apparaten mogen alleen door vakmensen
worden uitgevoerd. Wanneer dit niet
gebeurt dan kan de gebruiker grote
risico’s lopen.
Een aantal storingen kunt u echter zelf
verhelpen.
Wat moet u doen, wanneer . . .
. . . u ongewone geluiden hoort nadat
u de vrieskast hebt ingeschakeld en
vooral nadat u het apparaat voor het
eerst in gebruik hebt genomen?
Schakel de vrieskast uit en controleer:
– of de vrieskast stabiel en waterpas
staat;
. . . de vrieskast niet koelt?
Controleer of:
– de temperatuurregelaar op een an-
dere stand staat dan op "0";
– de stekker stevig in het stopcontact
zit;
– de hoofdschakelaar van de elektrici-
sche huisinstallatie is ingeschakeld.
Is dit wel het geval, neem dan con-
tact op met de Technische Dienst
van Miele Nederland B.V.
. . . de deur van de vrieskast niet verschillende keren achter elkaar kan
worden geopend?
Dat is geen storing. Door de zuigende
werking kunt u de deur pas na enige
tijd zonder moeite openen.
– of de meubels die naast de vrieskast
staan gaan trillen als deze aanstaat;
– of alle delen aan de achterwand van
het apparaat nergens tegenaan kunnen komen;
– of u de kabelhouder van de achter-
wand van het apparaat hebt verwijderd;
– of de uitneembare onderdelen van
de vrieskast stevig in het apparaat
zitten.
Bedenk wel dat motor- en stromingsgeluiden in het koelsysteem niet te vermijden zijn.
24
. . . de temperatuur in de vrieskast te
laag is?
Zet de temperatuurregelaar op een
lagere stand (hogere temperatuur).
Controleer of u vergeten hebt om de
superfrost uit te schakelen. In dat ge-
val brandt het controlelampje.
. . . de vrieskast vaker en voor langere tijd aanslaat?
Controleer:
– of de ventilatieroosters zijn geblok-
keerd en of er veel stof inzit;
– of het metalen rooster (warmtewisse-
laar) aan de achterwand stoffig is;
– of u de deur van de vrieskast vaak
open en dicht heeft gedaan;
Nuttige tips
– of er ineens grote hoeveelheden ver-
se levensmiddelen zijn ingevroren;
– of de deur van de vrieskast goed
sluit;
– of er zich op de vriesplaten een vrij
dikke ijslaag bevindt.
Klopt dat, ontdooi dan de vrieskast.
. . . de zoemtoon klinkt en het controlelampje van de zoemtoon knippert?
De diepvriesruimte is gezien de ingestelde temperatuur te warm en wel
doordat:
– de deur van de vrieskast vaak open
en dicht is gedaan;
– er ineens grote hoeveelheden verse
levensmiddelen zijn ingevroren;
– de ventilatieroosters zijn geblok-
keerd.
Wanneer het euvel verholpen is dan
gaat het controlelampje van de zoemtoon uit en houdt de zoemtoon op.
. . . het controlelampje van de zoemtoon tegelijk knippert met de temperatuuraanduiding -15 °C ?
Er is sprake van een technische storing.
Neem in dat geval contact op met
de Technische Dienst.
. . . het controlelampje van de superfrost niet brandt, terwijl het apparaat
wel werkt?
Het controlelampje is defect.
Neem contact op met de Technische
Dienst.
. . . de ingevroren producten vastgevroren zijn?
Maak de ingevroren producten met
een stomp voorwerp, bijv. met een le-
pelsteel los.
. . . zich op de vriesplaten een vrij dikke ijslaag bevindt?
Controleer of de deur van de vries-
kast goed sluit.
Ontdooi het apparaat en reinig het.
Door een dikke ijslaag vermindert de
koelcapaciteit waardoor het stroomverbruik stijgt.
Kunt u een storing ook met bovengenoemde tips niet verhelpen, roep
dan de hulp in van de Technische
Dienst.
Open als het mogelijk is de vrieskastdeur niet vóórdat de storing is
verholpen. Op deze manier houdt u
het koudeverlies zo gering mogelijk.
25
Technische Dienst
Technische Dienst
Neem bij storingen die u niet zelf kunt
verhelpen contact op met
– uw Miele-handelaar
of
– met de Technische Dienst van Miele
Nederland B.V.
De telefoonnummers van diverse afdelingen en het adres van Miele Nederland B.V. vindt u op de achterzijde van
deze gebruiksaanwijzing.
Geef bij het inschakelen van de Technische Dienst altijd het type en het nummer van uw apparaat door.
Beide gegevens vindt u op het typeplaatje in de binnenruimte van het apparaat.
Voor informatie over het Miele ServiceVerzekering Certificaat kunt u zich
wenden tot uw Miele-vakhandelaar of
de bijgevoegde folder raadplegen.
26
Elektrische aansluiting
Dit apparaat mag alleen door een erkend elektricien op het elektriciteitsnet
worden aangesloten.
Dit apparaat is voorzien van een aansluitkabel en een stekker met randaarde, geschikt voor aansluiting op 50 Hz
220 – 240 V.
Dit apparaat mag uitsluitend worden
aangesloten op een contactdoos met
randaarde.
Het is het beste wanneer de contactdoos zich naast het apparaat bevindt
en u er gemakkelijk bij kunt.
Dit apparaat mag uitsluitend op een
huisinstallatie worden aangesloten die
volgens NEN 1010 is geïnstalleerd.
De installatiegroep dient met een 10 Azekering te worden gezekerd.
In de EU-voorschriften staat het advies
om de huisinstallatie van een aardlekschakelaar te voorzien. Daarmee kan
de veiligheid nog worden vergroot.
Elektrische aansluiting
Het is niet toegestaan het apparaat met
een verlengsnoer op het elektriciteitsnet aan te sluiten.
Met verlengsnoeren kan een veilig gebruik van het apparaat namelijk niet
worden gewaarborgd in verband met
het gevaar voor oververhitting.
Moet er aan de aansluiting op het elektriciteitsnet of aan de aansluitkabel iets
worden veranderd dan mag dat uitsluitend door een erkend bedrijf gebeuren.
27
Tips voor het plaatsen van het apparaat
Tips voor het plaatsen van het apparaat
Zet geen apparaten op uw kast die
warmte afgeven, zoals broodroosters of magnetrons.
Doet u dat wel dan wordt er onnodig veel energie verbruikt.
Plaats van opstelling
Kies geen plaats direct naast een fornuis, een verwarming of in de buurt van
een raam, waar de zon direct door
heen kan schijnen.
Hoe hoger de omgevingstemperatuur
is, des te langer het apparaat staat te
ronken en des te hoger het stroomverbruik is.
Geschikt is een droge ruimte waar kan
worden geventileerd.
Klimaatklasse
Het apparaat is geconstrueerd voor
een bepaalde klimaatklasse. Een klimaatklasse is een kamertemperatuurbereik, waarbinnen de temperatuur
zich moet bewegen en waar deze niet
boven of onder mag liggen.
De klimaatklasse van het apparaat
staat aangegeven op het typeplaatje
aan de binnenkant van uw apparaat.
KlimaatklasseKamertemperatuur
SN, N
ST
T
tot +32 °C
tot +38 °C
tot +43 °C
Luchttoevoer en luchtafvoer
De lucht aan de achterwand van het
apparaat wordt warm.
Om een goede luchttoevoer en luchtafvoer mogelijk te maken mogen de ventilatieroosters niet geblokkeerd zijn.
De ventilatieroosters moeten bovendien
regelmatig stofvrij worden gemaakt.
Het bevestigen van het handvat
Wanneer u de draairichting van de
deur niet hoeft te veranderen kunt u nu
het handvat aan de deur van het apparaat schroeven.
Maak het handvatbmet de schroe-
ven
cop de deurgaten vast.
Met een minimum kamertemperatuur
van +5 °C werken de apparaten gegarandeerd zonder problemen.
28
Tips voor het plaatsen van het apparaat
Het plaatsen van het apparaat
Haal eerst de kabelhouder van de
achterkant van het apparaat af.
Controleer of alle delen aan de achterwand van het apparaat nergens
tegenaan kunnen komen.
Buig eventueel in de weg zittende
delen voorzichtig weg.
Schuif het apparaat voorzichtig op
de daarvoor bestemde plaats.
Het stellen van het apparaat
Stel het apparaat stevig en waterpas
via de stelvoeten met de bijgevoeg-
de steeksleutel.
29
Het veranderen van de draairichting van de deur
Het veranderen van de draairichting van de deur
Het apparaat wordt geleverd met een
rechtsscharnierende deur.
Als de deur linksscharnierend moet
zijn, moet u de draairichting van de
deur veranderen.
Deur van het apparaat
Schroef wanneer de deur van het apparaat nog gesloten is de hoekscharnier
ceruit, laat de deur iets zakken
en haal hem eraf.
Haal de afdekkingberaf en sluit
daarmee de vrijgekomen gaten aan
de andere kant af.
Haal de stophuit het deurschar-
nierblok en zet hem er aan de ande-
re kant weer in.
Zet het handvatger aan de andere
kant weer aan.
Plaats de deur van het apparaat op
de bovenste scharnierbout
sluit de deur.
Zet de onderste scharnierboutd
met de hoekscharnier c in het daar-
voor bestemde gat aan de onder-
kant van de deur van het apparaat
en schroef de hoekscharnier aan de
ommanteling vast.
Stel de deur van het apparaat met
behulp van de sleufgaten in de hoek-
scharnier en draai alle schroeven ste-
vig aan.
fen
Haal de vulringeen de scharnier-
duit de hoekscharnier en
bout
schroef ze in het tweede gat van de
hoekscharnier.
Schroef de scharnierbout aan de bovenkant
er aan de andere kant weer aan.
30
feruit en schroef de bout
Het onderbouwen van het apparaat
Het onderbouwen van het apparaat
Het apparaat kunt u onder het werkblad schuiven. Eerst moet u echter het
tafelblad van het apparaat verwijderen:
Draai de schroevenbaan de achterkant van het apparaat eruit.
Til het tafelblad aan de achterkant
omhoog en verwijder het.
Voor de luchttoevoer en luchtafvoer
aan de achterwand van het apparaat is het zeer belangrijk dat er in
het werkblad een ventilatieopening
van minstens 140 cm
2
zit.
Het wandafsluitingsprofiel aan het
werkblad mag bij een onderbouwdiepte van 600 mm maximaal
10 mm diep zijn!
31
Wijzigingen voorbehouden / 44 / 003NL - 0901
Dit papier bestaat uit 100 % chloorvrij gebleekte cellulose en is dus minder belastend voor het milieu.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.