Micro Motion Transmitters uit de 1000- en 2000-serie-CE Document Dutch Manuals & Guides [nl]

CE-vereisten
MMI-20021529, Rev AA
April 2012
Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie
Inhoud
Inhoud
1.1 Over dit document .....................................................................................................................1
1.2 Informatie over veiligheid en goedkeuringen .............................................................................1
1.3 Overige informatie .....................................................................................................................1
1.4 Checklist voor installatie .............................................................................................................2
1.5 De bedrading tussen de transmitter en de sensor aanleggen ......................................................2
1.6 Voeding en aarding voor transmitters van model 1700 en model 2700 ....................................17
1.7 Voeding en aarding voor transmitters van model 1500 en model 2500 ....................................19
Index .................................................................................................................................................21
CE-vereisten i
Inhoud
ii Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie

Micro Motion-transmitters installeren

1 Micro Motion-transmitters installeren
In dit hoofdstuk behandelde onderwerpen:

Over dit document

Informatie over veiligheid en goedkeuringen

Overige informatie

Checklist voor installatie
De bedrading tussen de transmitter en de sensor aanleggen
Voeding en aarding voor transmitters van model 1700 en model 2700
Voeding en aarding voor transmitters van model 1500 en model 2500
1.1 Over dit document
Dit document bevat geen volledige installatie-instructies. Raadpleeg voor de volledige installatie-instructies de bij het product geleverde installatiehandleiding.
1.2 Informatie over veiligheid en goedkeuringen
Dit Micro Motion-product voldoet aan alle van toepassing zijnde Europese richtlijnen indien het op de juiste wijze, volgens de instructies in deze handleiding, wordt geïnstalleerd. In de EG-verklaring van overeenstemming staat vermeld welke richtlijnen van toepassing zijn op dit product. De EG-verklaring van overeenstemming, met alle van toepassing zijnde Europese richtlijnen, alsmede de volledige tekeningen en instructies voor installatie volgens ATEX zijn verkrijgbaar via internet op www.micromotion.com/atex of via de klantenservice van uw plaatselijke Micro Motion-vestiging.
Informatie bevestigd aan apparatuur die voldoet aan de Pressure Equipment Directive (Richtlijn voor drukapparatuur) is te vinden op het internet op www.micromotion.com/
documentation.
Voor installatie in een explosiegevaarlijke omgeving in Europa dient u, als er geen landelijke normen van toepassing zijn, norm EN 60079-14 te raadplegen.
1.3
Overige informatie
De volledige productspecificaties vindt u op het productgegevensblad. Probleemoplossingsinformatie vindt u in de configuratiehandleiding van de transmitter. Productgegevensbladen en handleidingen zijn beschikbaar op de website van Micro Motion, op www.micromotion.com/documentation.
CE-vereisten 1
Micro Motion-transmitters installeren

1.4 Checklist voor installatie

Controleer of de transmitter geschikt is voor de omgeving waarin hij zal worden geïnstalleerd. Zie de explosiegevaarlijke omgeving die vermeld staat op het goedkeuringsplaatje van de transmitter.
Positioneer en monteer de transmitter aan de hand van de volgende vereisten:
- De transmitter hoort toegankelijk te zijn voor onderhoud en reparaties.
- De grenzen voor de omgevingstemperatuur voor de transmitters van model
1700 en model 2700 zijn –40 tot +60 °C (–40 tot +140 °F)
- De grenzen voor de omgevingstemperatuur bij bedrijf voor de transmitters van
model 1500 en model 2500 zijn –40 tot +55 °C (–40 tot +131 °F)
Om te voorkomen dat condensatie- en ander vocht de behuizing binnendringt, moet de transmitter zo worden geplaatst dat de doorvoeropeningen niet omhoog wijzen.
Controleer bij 4-aderige installaties op afstand of u beschikt over de juiste 4-aderige kabel en de voor uw installatie benodigde onderdelen voor het aanbrengen van de kabel.
Controleer bij 9-aderige installaties op afstand of u beschikt over de juiste 9-aderige kabel en de voor uw installatie benodigde onderdelen voor het aanbrengen van de kabel.
Volg bij ATEX-installaties de veiligheidsinstructies in deze handleiding en de documentatie met betrekking tot ATEX-goedkeuringen, beschikbaar via internet op
www.micromotion.com.
1.5

De bedrading tussen de transmitter en de sensor aanleggen

Bedradingsprocedures per installatieoptieTabel 1-1:
Installatieoptie Bedradingsprocedure
Alle opties Voedings- en signaalkabels moeten worden aangesloten. Raadpleeg hiervoor
de installatiehandleiding van de transmitter.
Integrale transmitter Geen bedrading vereist tussen sensor en transmitter.
4-aderig op afstand Sluit een 4-aderige kabel aan tussen de sensor en de transmitter. Raadpleeg de
instructies in deze handleiding voor aansluiting van een 4-aderige kabel.
9-aderig op afstand Sluit een 9-aderige kabel aan tussen de sensor en de transmitter. Raadpleeg de
instructies in deze handleiding voor aansluiting van een 9-aderige kabel.
Kernprocessor op afstand met sensor op afstand
Volg de instructies voor 4-aderige kabel bij het aansluiten van de transmitter en de kernprocessor op afstand. Volg de instructies voor 9-aderige kabel bij het aansluiten van de kernprocessor op afstand en de sensor.
2 Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie

1.5.1 4-aderige kabel aansluiten

Typen en toepassing 4-aderige kabels
Micro Motion levert twee typen 4-aderige kabel: afgeschermd en gepantserd. Beide types bevatten verstevigingsdraden.
De 4-aderige kabel die wordt geleverd door Micro Motion bestaat uit een stel zwarte en rode aders van 18 AWG (0,75 mm2) voor de gelijkspanningsverbinding en een stel witte en groene aders van 22 AWG (0,35 mm2) voor de RS-485-verbinding.
Door de gebruiker te verstrekken 4-aderige kabel moet aan de volgende eisen voldoen:
Constructie met gedraaide aderparen
Toepasselijke classificatie voor explosiegevaarlijke omgeving als de kernprocessor in
een explosiegevaarlijke omgeving wordt geïnstalleerd.
Koperdoorsnede die gepast is voor de kabellengte tussen de kernprocessor en de
transmitter.
KoperdoorsnedeTabel 1-2:
Micro Motion-transmitters installeren
Koperdoorsnede Maximale kabellengte
V d.c. 22 AWG (0,35 mm2) 300 ft (90 m)
V d.c. 20 AWG (0,5 mm2) 500 ft (150 m)
V d.c. 18 AWG (0,8 mm2) 1000 ft (300 m)
RS-485 ten minste 22 AWG (0,35 mm2) 1000 ft (300 m)
Gereedmaken van de 4-aderige kabel
Belangrijk
Op door de gebruiker verstrekte kabelwartels moet de aarddraad aangesloten kunnen worden.
N.B.
Als u onafgeschermde kabel installeert in een ononderbroken metalen kabelbuis die de bedrading over 360° afschermt, hoeft u alleen de kabel gereed te maken en kunt u de afschermingsprocedure overslaan.
CE-vereisten 3
Micro Motion-transmitters installeren
4-aderige kabel gereedmakenAfb. 1-1:
Verwijder het deksel van de
kernprocessor.
Micro Motion
kabelwartel
Trek de draden door de wartelmoer en klemstuk.
wartelmoer
1. Strip 115 mm van de buitenkabel af.
2. Verwijder het doorzichtige wikkel- en vulmateriaal.
3. Strip alles weg tot op 19 mm van de afdekking.
Klem stuk
NPT
Wikkel de verstevigingsdraden tweemaal om de
afdekking en snijd de overtollige verstevigingsdraden
kabelwartels
Wartelleveranci
er
Type wartel
1. Strip 108 mm van de buitenkabel af.
2. Verwijder het doorzichtige wikkel- en vulmateriaal.
3. Strip alles weg tot op 12 mm van de afdekking.
af.
Kabelaanleg
M20
Geleverd
door
gebruiker
kabelwartel
Trek de draden door
de gehele wartel.
Zet de afdekking en
de
verstevigingsdraden
in de wartel.
Metalen
doorvoer
Trek doorvoer naar
sensor
Leg de kabel in de
doorvoer
Gereed
(ga niet naar de
afschermingsprocedur
e)
Verstevigingsdrad en om de afdekking heen
Ga naar de
afschermingsproce
dure
4 Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie
Micro Motion-transmitters installeren
4-aderige kabel afschermenAfb. 1-2:
Van de
voorbereidingsprocedure
Micro Motion
kabelwartel
Gevlochten
(gepantserde
kabel)
Breng de krimpkous aan
1. Schuif de afgedekte krimpkous over de verstevigingsdraden. Zorg dat de draden helemaal bedekt zijn.
2. Breng hitte (250 °F of 120 °C) aan voor het krimpen van de slangen. Zorg dat de kabel niet gaat branden.
3. Breng het klemstuk zodanig aan dat het binnenste uiteinde gelijk ligt met het boordsel van de krimpkous.
Wartel monteren
1. Vouw schild of boordsel terug over de kleminzet en 1/8 inch (3 mm) achter de O-ring.
2. Breng het wartelhuis aan in de doorvoeropening van de kernprocessorbehuizing.
3. Plaats de draden door het wartelhuis en draai de wartelmoer vast op het wartelhuis.
Type
kabelafdekking
Afgeschermde krimp kous
Folie
(afgeschermde
kabel)
NPT
Wartelleveranci
er
Type wartel M20
Na warmtetoepassin g
Geleverd
door
gebruiker
kabelwartel
Trim 7 mm van de
afgeschermde krimpkous af
Trim
Zet de afdekkingen de verstevigingsdraden in
de wartel
Monteer de wartel
volgens de
meegeleverde
instructies
Afdekking teruggevouwen
Gereed
wartelhuis
De draden aansluiten op de aansluitklemmen op de kernprocessor
Nadat de 4-aderige kabel volgens de vereisten is gereedgemaakt, sluit u de afzonderlijke draden van de 4-aderige kabel aan op de aansluitklemmen op de kernprocessor.
CE-vereisten 5
Micro Motion-transmitters installeren
Aansluitklemmen kernprocessor – verbeterde kernprocessorAfb. 1-3:
Van stap 1 of 2
Sluit de draden aan op de aansluitklemmen op de kernprocessor: Rode draad > Aansluitklem 1 (voeding +) Zwarte draad > Aansluitklem 2 (voeding –) Witte draad > Aansluitklem 3 (RS-485/A) Groene draad > Aansluitklem 4 (RS-485/B)
1. Bevestig het deksel weer op de kernprocessor.
2. Draai de schroeven van het deksel aan tot:
10–13 in-lb (1,13–1,47 Nm) voor aluminium behuizing
ten minste 19 in-lb (2,1 Nm) voor roestvrijstalen behuizing
Sluit de draden aan op de
ansluitklemmen op de transmitter
(zie de transmitterhandleiding)
6 Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie
Micro Motion-transmitters installeren
Aansluitklem kernprocessor – standaard kernprocessorAfb. 1-4:
Van stap 1 of 2
Sluit de draden aan op de aansluitklemmen op de kernprocessor: Rode draad > Aansluitklem 1 (voeding +) Zwarte draad > Aansluitklem 2 (voeding –) Witte draad > Aansluitklem 3 (RS-485/A) Groene draad > Aansluitklem 4 (RS-485/B)
Breng het deksel weer op de kernprocessor aan
aansluitklemmen op de transmitter
en zet het vast
Sluit de draden aan op de
(zie de transmitterhandleiding)

1.5.2 9-aderige kabel aansluiten

Typen en toepassing 9-aderige kabels van Micro Motion
Kabeltypen
Micro Motion levert drie typen 9-aderige kabel: kabel met isolatiemantel, afgeschermde en gepantserde kabel. Let op de volgende verschillen tussen de kabeltypen:
Gepantserde kabel biedt mechanische bescherming voor de kabeladers.
Kabel met een isolatiemantel kan verder omgebogen worden dan afgeschermde of
gepantserde kabel.
Als moet worden voldaan aan de ATEX-vereisten, gelden er verschillende
installatievereisten voor de diverse kabeltypen.
Kabelmanteltypen
Alle kabeltypen kunnen worden besteld met een mantel van pvc of van Teflon® FEP. Teflon FEP is vereist voor de volgende installatietypen:
CE-vereisten 7
Micro Motion-transmitters installeren
Alle installaties met een sensor uit de T-serie.
De maximale lengte voor 9-aderige kabel tussen een transmitter en een
kernprocessor is 20 m (60 ft).
Zie Tabel 1-3 voor de temperatuurbereiken voor de verschillende materialen voor kabelmantels.
Kabelmantelmateriaal Benedengrens Bovengrens Benedengrens Bovengrens
Pvc –20 °C (–4 °F) +90 °C (+194 °F) –40 °C (–40 °F) +105 °C (+221 °F)
Teflon FEP –40 °C (–40 °F) +90 °C (+194 °F) –60 °C (–76 °F) +150 °C (+302 °F)
Buigradius van de kabel
In de volgende tabellen staan de buigradii van de verschillende kabels en mantelmaterialen vermeld:
Zie Tabel 1-4 voor de buigradii van kabel met isolatiemantel.
Zie Tabel 1-5 voor de buigradii van afgeschermde kabel.
Zie Tabel 1-6 voor de buigradii van gepantserde kabel.
Kabelmantelmateriaal en temperatuurbereikenTabel 1-3:
Hanteertemperatuur Bedrijfstemperatuur
Buigradii van kabel met mantelTabel 1-4:
Mantelmateriaal Buitendiameter Minimale buigradius
Statische (onbelaste) toestand Dynamisch belast
Pvc 10 mm (0,415 inch) 80 mm (3 1/8 inch) 159 mm (6 1/4 inch)
Teflon FEP 9 mm (0,340 inch) 67 mm (2 5/8 inch) 131 mm (5 1/8 inch)
Buigradii van afgeschermde kabelTabel 1-5:
Mantelmateriaal Buitendiameter Minimale buigradius
Statische (onbelaste) toestand Dynamisch belast
Pvc 14 mm (0,2 inch) 108 mm (4 1/4 inch) 216 mm (8 1/2 inch)
Teflon FEP 11 mm (0,425 inch) 83 mm (3 1/4 inch) 162 mm (6 3/8 inch)
Buigradii van gepantserde kabelTabel 1-6:
Mantelmateriaal Buitendiameter Minimale buigradius
Statische (onbelaste) toestand Dynamisch belast
Pvc 14 mm (0,525 inch) 108 mm (4 1/4 inch) 216 mm (8 1/2 inch)
Teflon FEP 9 mm (0,340 inch) 83 mm (3 1/4 inch) 162 mm (6 3/8 inch)
8 Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie
A
C (4)
B (4)
D (5)
A
C (1)
B
D
E (4)
F (4)
G (5)
Micro Motion-transmitters installeren
Afbeeldingen van kabels
Zie Afb. 1-5 tot en met voor een gedetailleerde dwarsdoorsnede van elk kabeltype.
Dwarsdoorsnede van de kabel met mantelAfb. 1-5:
A. Buitenmantel B. Aarddraad (totaal 4) C. Afschermingsfolie (totaal 4) D. Vulmateriaal (totaal 5)
Dwarsdoorsnede van de afgeschermde kabelAfb. 1-6:
A. Buitenmantel B. Gevlochten afscherming van vertind koper C. Afschermingsfolie (totaal 1) D. Binnenmantel E. Aarddraad (totaal 4) F. Afschermingsfolie (totaal 4) G. Vulmateriaal (totaal 5)
CE-vereisten 9
A
C (1)
B
D
E (4)
F (4)
G (5)
Micro Motion-transmitters installeren
A. Buitenmantel B. Roestvrijstalen gevlochten omhulsel C. Afschermingsfolie (totaal 1) D. Binnenmantel E. Aarddraad (totaal 4) F. Afschermingsfolie (totaal 4) G. Vulmateriaal (totaal 5)
Dwarsdoorsnede van de gepantserde kabelAfb. 1-7:
Gereedmaken van de 9-aderige kabel
Micro Motion levert drie typen 9-aderige kabel: kabel met isolatiemantel, afgeschermde en gepantserde kabel. De procedure voor het gereedmaken van de kabel verschilt per type kabel.
Lees de onderstaande informatie voor het gereedmaken van de 9-aderige kabel voor bedrading van de transmitter en de sensor:
Zie Afb. 1-8 om een kabel met isolatiemantel gereed te maken voor installatie in een
kabelbuis.
Zie Afb. 1-9 om afgeschermde en gepantserde kabel gereed te maken voor installatie
met kabelwartels.
10 Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie
Micro Motion-transmitters installeren
Kabel met isolatiemantel gereedmakenAfb. 1-8:
Gereedmaken van de
kabel met mantel aan de
kant van de sensor
1. Strip 115 mm (4 ½ in.) van de kabelmantel.
2. Verwijder het doorzichtige wikkel- en vulmateriaal.
3. Verwijder de folie van de geïsoleerde aders en haal ze van elkaar.
Kabelmantel strippen
4. Bepaal welke aders in de kabel de drain wires zijn. Knip elke drain wire zo dicht mogelijk bij de kabelmantel af.
Afgeknipte drain
wires
Gereedmaken van de
kabel met mantel aan de
kant van de transmitter
1. Strip 100 mm (4 in.) van de kabelmantel.
2. Verwijder het doorzichtige wikkel- en vulmateriaal.
3. Verwijder de folie van de geïsoleerde aders en haal ze van elkaar.
Kabelmantel strippen
4. Zoek de drain wires in de kabel en breng ze bij elkaar. Buig de andere aders om naar de buitenkant van de kabel. Draai de drain wires in elkaar.
5. Schuif de krimpkous van 75 mm (3 in.) over de drain wires. Duw de krimpbuis zo dicht mogelijk naar de kabelmantel toe.
6. Schuif de krimpkous van 40 mm (1 ½ in.) over de kabelmantel. De krimpkous moet alle delen van de drain wires die nog naast de kabelmantel blootliggen, helemaal afdekken.
5. Schuif de krimpkous van 40 mm (1 ½ in.) over de draden en kabelmantel. De krimpkous moet de afgeknipte uiteinden van de drain wires helemaal afdekken.
Krimpkous
6. Verwarm de gehele krimpkous zonder de kabel te verbranden. De aanbevolen temperatuur is 121 °C (250 °F).
7. Laat de kabel afkoelen en verwijder vervolgens 5 mm (¼ in.) isolatie van elke ader.
Krimpkous over
kabelmantel
Krimpkous over drain wires
7. Verwarm de gehele krimpkous zonder de kabel te verbranden. De aanbevolen temperatuur is 121 °C (250 °F).
8. Laat de kabel afkoelen en verwijder vervolgens 5 mm (¼ in.) isolatie van elke ader.
CE-vereisten 11
Micro Motion-transmitters installeren
Afgeschermde of gepantserde kabel gereedmakenAfb. 1-9:
Gereedmaken van omhulde
of gepantserde kabel aan
de kant van de sensor
1. Strip 175 mm (7 in.) van de buitenmantel zonder het metalen omhulsel door te snijden.
2. Strip 165 mm (6 ½ in.) van het gevlochten omhulsel, zodat er nog 10 mm (½ in.) van het omhulsel blootligt.
3. Verwijder het folieomhulsel tussen het gevlochten omhulsel en de binnenmantel.
4. Verwijder 115 mm (4 ½ in.) van de binnenmantel.
Buitenmantel strippen
Gevlochten omhulsel strippen
Binnenmantel strippen
5. Verwijder het doorzichtige wikkel- en vulmateriaal.
6. Verwijder de folie van de geïsoleerde aders en haal ze van elkaar.
7. Bepaal welke aders in de kabel de drain wires zijn. Knip elke drain wire zo dicht mogelijk bij de kabelmantel af.
Afgeknipte drain wires
8. Schuif de krimpkous van 40 mm (1 ½ in.) over de kabelmantel. De krimpkous moet de afgeknipte uiteinden van de drain wires helemaal afdekken.
Gereedmaken van omhulde
of gepantserde kabel aan de
kant van de transmitter
1. Strip 225 mm (9 in.) van de kabelmantel zonder het metalen omhulsel door te snijden.
2. Strip 215 mm (8 ½ in.) van het gevlochten omhulsel, zodat er nog 10 mm (½ in.) van het omhulsel blootligt.
3. Verwijder het folieomhulsel tussen het gevlochten omhulsel en de binnenmantel.
4. Strip 100 mm (4 in.) van de binnenmantel.
Buitenmantel strippen
Gevlochten omhulsel strippen
Binnenmantel strippen
5. Verwijder het doorzichtige wikkel- en vulmateriaal.
6. Verwijder de folie van de geïsoleerde aders en haal ze van elkaar.
7. Zoek de drain wires in de kabel en breng ze bij elkaar. Buig de andere aders om naar de buitenkant van de kabel. Draai de drain wires in elkaar.
8. Schuif de krimpkous van 75 mm (3 in.) over de drain wires. Duw de krimpkous zo dicht mogelijk naar de binnenmantel toe.
9. Schuif de krimpkous van 40 mm (1 ½ in.) over de kabelmantel. De krimpkous moet alle delen van de drain wires die nog naast de kabelmantel blootliggen, helemaal afdekken.
Krimpkous
9. Verwarm de gehele krimpkous zonder de kabel te verbranden. De aanbevolen temperatuur is 121 °C (250 °F).
10. Laat de kabel afkoelen en verwijder vervolgens 5 mm (¼ in.) isolatie van elke ader.
Krimpkous over kabelmantel
Krimpkous over drain wires
10. Verwarm de gehele krimpkous zonder de kabel te verbranden. De aanbevolen temperatuur is 121 °C (250 °F).
11. Laat de kabel afkoelen en verwijder vervolgens 5 mm (¼ in.) isolatie van elke ader.
De transmitter naar de sensor bedraden met een kabel met mantel
12 Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie
Micro Motion-transmitters installeren
Vereisten vooraf
In ATEX-installaties moet de kabel met mantel worden geïnstalleerd in een door de gebruiker aan te schaffen, afgedichte metalen kabelbuis die zorgt voor een afsluitafscherming van 360° voor de kabel in de kabelbuis.
VOORZICHTIG!
De sensorbedrading is intrinsiek veilig. Om de sensorbedrading intrinsiek veilig te houden, moet de sensorbedrading gescheiden worden gehouden van de voedingsbedrading en uitgangsbedrading.
VOORZICHTIG!
Houd kabels uit de buurt van apparatuur die sterke magnetische velden produceert, zoals transformators, elektromotoren en hoogspanningskabels. Onjuiste installatie van een kabel, kabelwartel of kabelbuis kan onnauwkeurige metingen of een flowmeterstoring veroorzaken.
VOORZICHTIG!
Installeer kabelwartels in de opening voor 9-aderige kabelbuizen in de transmitterbehuizing en de sensoraansluitdoos. Zorg dat de drain wires en afschermingen van de kabels de aansluitdoos en de transmitterbehuizing niet raken. Onjuiste installatie van een kabel of kabelwartels kan onnauwkeurige meting of flowmeterstoring veroorzaken.
VOORZICHTIG!
Onjuist afgedichte behuizingen kunnen de elektronica blootstellen aan vocht, wat kan leiden tot meetfouten of een storing in de flowmeter. Breng zo nodig lekpoten aan in de kabelbuis en kabel. Inspecteer alle pakkingen en O-ringen en vet ze in. Sluit alle behuizingsdeksels en doorvoeropeningen volledig en draai ze aan.
Procedure
1. Breng zo nodig lekpoten aan in kabelbuis.
2. Haal de kabel door de kabelbuis. Leg de negenaderige kabel en de voedingskabel niet in dezelfde kabelbuis.
3. Om te voorkomen dat de kabelbuisconnectors in de schroefdraad van de kabelbuisopeningen klem komen te zitten, dient u een geleidend antivreetmiddel op de schroefdraad aan te brengen, of de schroefdraad te omwikkelen met twee of drie lagen teflontape.
Wikkel de tape in de tegenovergestelde richting van de draairichting van de mannelijke schroefdraad wanneer deze in de vrouwelijke kabelbuisopening wordt geschroefd.
4. Doe het volgende bij zowel de sensor als de transmitter:
a. Verwijder de deksels van de aansluitdoos en de transmitterbehuizing.
b. Sluit een mannelijke kabelbuisconnector en een waterdichte afdichting aan op
de kabelbuisopening voor negen aders.
c. Steek de kabel door de kabelbuisopening voor de negenaderige kabel.
d. Steek het gestripte uiteinde van elke ader in de bijbehorende klem met dezelfde
kleur bij de sensor en de transmitter (zie Tabel 1-7). Er mogen geen blanke aders bloot blijven liggen.
CE-vereisten 13
Micro Motion-transmitters installeren
N.B.
Bij ELITE®-sensors, sensors van de H-serie en T-serie, en bepaalde sensors van de F-serie dient u de draden en de klemmen bij elkaar te zoeken aan de hand van de kleur aan de binnenkant van het deksel van de sensoraansluitdoos.
Aanduidingen aansluitpunten sensor en transmitterTabel 1-7:
Aderkleur Aansluitpunt sensor Aansluitpunt transmitter Functie
Zwart Geen aansluiting 0 Aftapdraden
Bruin 1 1 Aandrijving +
Rood 2 2 Aandrijving –
Oranje 3 3 Temperatuur
Geel 4 4 Temperatuurterugvoer
Groen 5 5 Pickoff + links
Blauw 6 6 Pickoff + rechts
Violet 7 7 Temperatuur +
Grijs 8 8 Pickoff – rechts
Wit 9 9 Pickoff – links
e. Draai de schroeven aan om de draad op zijn plaats te houden.
f. Inspecteer de pakkingen, smeer alle O-ringen en plaats vervolgens de deksels
van de aansluitdoos en transmitterbehuizing terug en draai alle schroeven zo ver als nodig aan.
De transmitter naar de sensor bedraden met een omhulde of gepantserde kabel
Vereisten vooraf
In ATEX-installaties moet omhulde of gepantserde kabel worden geïnstalleerd met kabelwartels, aan zowel het sensoruiteinde als het transmitteruiteinde. Micro Motion kan kabelwartels leveren die voldoen aan de ATEX-vereisten. Ook kabelwartels van een ander merk kunnen gebruikt worden.
VOORZICHTIG!
Houd kabels uit de buurt van apparatuur die sterke magnetische velden produceert, zoals transformators, elektromotoren en hoogspanningskabels. Onjuiste installatie van een kabel, kabelwartel of kabelbuis kan onnauwkeurige metingen of een flowmeterstoring veroorzaken.
VOORZICHTIG!
Installeer kabelwartels in de opening voor 9-aderige kabelbuizen in de transmitterbehuizing en de sensoraansluitdoos. Zorg dat de drain wires en afschermingen van de kabels de aansluitdoos en de transmitterbehuizing niet raken. Onjuiste installatie van een kabel of kabelwartels kan onnauwkeurige meting of flowmeterstoring veroorzaken.
14 Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie
A
B
C
D
E
F
G
H
I
Micro Motion-transmitters installeren
VOORZICHTIG!
Onjuist afgedichte behuizingen kunnen de elektronica blootstellen aan vocht, wat kan leiden tot meetfouten of een storing in de flowmeter. Breng zo nodig lekpoten aan in de kabelbuis en kabel. Inspecteer alle pakkingen en O-ringen en vet ze in. Sluit alle behuizingsdeksels en doorvoeropeningen volledig en draai ze aan.
Procedure
1. Breng zo nodig lekpoten aan in kabelbuis.
2. Zoek de in afbeelding Afb. 1-10 weergegeven onderdelen van de kabelwartel en kabel op.
Kabelwartel en kabel (explosietekening)Afb. 1-10:
A. Kabel B. Afdichtmoer C. Drukmoer D. Messing drukring E. Gevlochten omhulsel F. Kabel G. Tape of krimpkous H. Klemzitting (hier als vast onderdeel van de nippel afgebeeld) I. Nippel
3. Schroef de nippel los van de drukmoer.
4. Schroef de nippel in de kabelbuisopening voor de negenaderige kabel. Draai hem één slag voorbij handvast aan.
5. Schuif de drukring, de drukmoer en de afdichtmoer op de kabel. Zorg dat de drukring zo is aangebracht dat het afgeschuinde gedeelte goed tegen het afgeschuinde uiteinde van de nippel komt te liggen.
6. Steek het kabeluiteinde door de nippel, zodat het gevlochten omhulsel over het afgeschuinde uiteinde van de nippel schuift.
7. Schuif de drukring over het gevlochten omhulsel.
8. Schroef de drukmoer op de nippel. Draai de afdichtmoer en de drukmoer met de hand aan om ervoor te zorgen dat de drukring het gevlochten omhulsel grijpt.
9. Gebruik een sleutel van 25 mm (1 in.) om de afdichtmoer en drukmoer aan te halen tot een moment van 27–34 Nm (20–25 foot-pounds). Zie Afb. 1-11 voor een afbeelding van een voltooide kabelwartelassemblage.
CE-vereisten 15
A
B
C
D
E F
G
A
Micro Motion-transmitters installeren
A. Kabel B. Afdichtmoer C. Afdichting D. Drukmoer E. Gevlochten omhulsel F. Messing drukring G. Nippel
Doorsnede van geassembleerde kabelwartel met kabelAfb. 1-11:
10. Verwijder het deksel van de aansluitdoos of van de transmitterbehuizing.
11. Sluit bij zowel de sensor als de transmitter de kabel aan volgens de volgende procedure:
a. Steek het gestripte uiteinde van elke ader in de bijbehorende klem met dezelfde
kleur bij de sensor en de transmitter (zie Tabel 1-8). Er mogen geen blanke draden bloot blijven liggen.
N.B.
Bij ELITE®-sensors, sensors van de H-serie en T-serie, en bepaalde sensors van de F-serie dient u de draden en de klemmen bij elkaar te zoeken aan de hand van de kleur aan de binnenkant van het deksel van de sensoraansluitdoos.
Aanduidingen aansluitpunten sensor en transmitterTabel 1-8:
Aderkleur Aansluitpunt sensor Aansluitpunt transmitter Functie
Zwart Geen aansluiting 0 Aftapdraden
Bruin 1 1 Aandrijving +
Rood 2 2 Aandrijving –
Oranje 3 3 Temperatuur
Geel 4 4 Temperatuurterugvoer
Groen 5 5 Pickoff + links
Blauw 6 6 Pickoff + rechts
Violet 7 7 Temperatuur +
Grijs 8 8 Pickoff – rechts
Wit 9 9 Pickoff – links
16 Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie
A
B
C
Micro Motion-transmitters installeren
b. Draai de schroeven aan om de draden op hun plaats te houden.
c. Inspecteer de pakkingen, smeer alle O-ringen en plaats vervolgens de deksels
van de aansluitdoos en transmitterbehuizing terug en draai alle schroeven zo ver als nodig aan.

1.6 Voeding en aarding voor transmitters van model 1700 en model 2700

1.6.1 De voeding bedraden

In de voedingsleiding kan een zelf aangeschafte schakelaar worden geïnstalleerd. Om te voldoen aan de Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG (voor Europese installaties) moet dicht bij de transmitter een schakelaar worden aangebracht.
Procedure
1. Verwijder het deksel van de transmitterbehuizing.
2. Open het waarschuwingsklepje.
3. Sluit de voedingsdraden aan op aansluitklem 9 en 10.
Sluit de positieve (spanningsvoerende) draad aan op aansluitklem 10 en de retourdraad (nuldraad) op aansluitklem 9.
Aansluitklemmen voedingAfb. 1-12:
A. Waarschuwingsklepje B. Apparatuuraarde C. Aansluitklemmen voeding (9 en 10)
4. Aard de voeding via de apparatuuraarde, eveneens onder het waarschuwingsklepje.
1.6.2
CE-vereisten 17

De flowmeter-componenten aarden

In 4-aderige installaties op afstand worden de transmitter en de sensor afzonderlijk geaard.
Micro Motion-transmitters installeren
Vereisten vooraf
VOORZICHTIG!
Een onjuiste aarding kan onnauwkeurige metingen of flowmeterstoringen veroorzaken. Als in een explosiegevaarlijke omgeving niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor intrinsieke veiligheid, kan dit leiden tot een explosie.
N.B.
Raadpleeg bij installatie in een explosiegevaarlijke omgeving in Europa de norm EN 60079-14 of de nationale normen.
Houd de volgende aardingsrichtlijnen aan als er geen nationale normen gelden:
Gebruik koperdraad met een doorsnede van ten minste 14 AWG (2,5 mm2).
Houd alle aarddraden zo kort mogelijk; minder dan 1 Ω weerstand.
Verbind de aarddraden rechtstreeks met de aarde of houd u aan de normen van de
fabriek.
Procedure
1. Aard de sensor volgens de instructies in de sensordocumentatie.
2. Aard de transmitter volgens de toepasselijke plaatselijke normen via de interne of
externe aardschroef van de transmitter.
Interne aardschroef transmitterAfb. 1-13:
Externe aardschroef transmitterAfb. 1-14:
18 Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie
A
B
Micro Motion-transmitters installeren

1.7 Voeding en aarding voor transmitters van model 1500 en model 2500

1.7.1 De voeding bedraden

Sluit de voedingsdraden aan op aansluitklem 11 en 12. Aansluitklem 13 en 14 worden gebruikt als jumpers voor voeding van een extra transmitter van model 1500 of model
2500. Er kunnen maximaal vijf transmitters via jumpers worden aangesloten.
VoedingsaansluitingenAfb. 1-15:
A. Primaire voeding (gelijkspanning) B. Voedingsjumper naar 1–4 extra transmitters van model 1500 of model 2500
1.7.2

De flowmeter-componenten aarden

In 4-aderige installaties op afstand worden de transmitter en de sensor afzonderlijk geaard.
Vereisten vooraf
VOORZICHTIG!
Een onjuiste aarding kan onnauwkeurige metingen of flowmeterstoringen veroorzaken. Als in een explosiegevaarlijke omgeving niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor intrinsieke veiligheid, kan dit leiden tot een explosie.
N.B.
Raadpleeg bij installatie in een explosiegevaarlijke omgeving in Europa de norm EN 60079-14 of de nationale normen.
Houd de volgende aardingsrichtlijnen aan als er geen nationale normen gelden:
Gebruik koperdraad met een doorsnede van ten minste 14 AWG (2,5 mm2).
Houd alle aarddraden zo kort mogelijk; minder dan 1 Ω weerstand.
CE-vereisten 19
Micro Motion-transmitters installeren
Verbind de aarddraden rechtstreeks met de aarde of houd u aan de normen van de
fabriek.
Procedure
1. Aard de sensor volgens de instructies in de sensordocumentatie.
2. Aard de DIN-rail.
De transmitter wordt via de railklem in de grondplaat van de transmitterbehuizing op de DIN-rail geaard.
20 Micro Motion®-transmitters uit de 1000- en 2000-serie
Index
Index
4-aderige kabel
gereedmaken 3
9-aderige kabel
gereedmaken 10
A
aarden
4-aderige installaties op afstand 17, 19
B
bedrading
voeding 17
K
Kabel
9-aderig gereedmaken 10
P
Problemen oplossen
vindplaats 1
S
Specificaties
vindplaats 1
V
Veiligheidsinformatie
over 1
Vieraderige kabel
gebruiksspecifiek 3 types 3
voeding
bedrading 17
CE-vereisten 21
*MMI-20021529*
MMI-20021529
Rev AA
2012
Emerson Process Management BV
Nederland Patrijsweg 140 2289 EZ Rijswijk T +31 (0) 70 413 6607 F +31 (0) 70 413 6603
www.emersonprocess.nl
Emerson Process Management
Micro Motion Europa Neonstraat 1 6718 WX Ede The Netherlands T +31 (0) 318 495 555 F +31 (0) 318 495 556
www.emersonprocess.nl
Micro Motion Inc. USA
Wereldwijd hoofdkantoor 7070 Winchester Circle Boulder, Colorado 80301, VS T +1 303–527–5200 +1 800–522–6277 F +1 303–530–8459
Emerson Process Management nv/sa
België De Kleetlaan 1831 Diegem België T +32 (0) 2 716 77 11 F +32 (0) 2 725 83 00 gratis nummer klantendienst debietmetingen T 0800 75 345
www.emersonprocess.be
Emerson Process Management
Micro Motion Azië 1 Pandan Crescent Singapore 128461 Republiek Singapore T +65 6777–8211 F +65 6770–8003
Emerson Process Management
Micro Motion Japan 1–2–5, Higashi Shinagawa Shinagawa-ku Tokyo 140–0002 Japan T +81 3 5769–6803 F +81 3 5769–6844
©
2012 Micro Motion, Inc. Alle rechten voorbehouden.
Het Emerson-logo is een handelsmerk en een servicemerk van Emerson Electric Co. De merken Micro Motion, ELITE, ProLink, MVD en MVD Direct Connect zijn merken van een bedrijf uit de Emerson Process Management-bedrijvengroep. Alle andere merken zijn eigendom van de respectieve eigenaren.
Loading...