Model RFT9739
Instructies voor
transmitterinstallatie
Voor technische ondersteuning via Internet kunt u gebruik
maken van het EXPERT
Als u een medewerker van de klantenservice wilt spreken,
kunt u bellen met de dichtstbijzijnde vestiging.
•In Nederland, tel. 070-413 6607
•In België, tel. 02-716 77 11
™ systeem op www.expert2.com.
2
•In Amerika, tel. 1-800-522-MASS (1-800-522-6277)
•In Canada en Latijns Amerika, tel. (303) 530-8400
•In Azië, tel. (65) 6770-8155
Micro Motion
TM
VOORDAT U BEGINT
Wat vindt u in deze handleiding
Deze beknopte handleiding bevat algemene richtlijnen voor installatie
van de RFT9739 transmitters van Micro Motion
®
.
Voor verdere informatie over intrinsiek veilige toepassingen verwijzen
wij u naar de instructies van Micro Motion voor installatie volgens UL,
CSA, SAA of ATEX.
Voor volledige instructies voor configuratie, onderhoud en service van de
transmitter, verwijzen wij u naar de gebruiksaanwijzing die met de
transmitter is meegeleverd.
Installatie in Europa
De producten van Micro Motion voldoen aan alle van toepassing zijnde
Europese richtlijnen indien zij op de juiste wijze, volgens de instructies
uit deze beknopte handleiding, zijn geïnstalleerd. In de EG-verklaring
van overeenstemming staat vermeld welke richtlijnen van toepassing zijn
op een bepaald product
De EG-verklaring van overeenstemming, met alle van toepassing zijnde
Europese richtlijnen, alsmede de volledige tekeningen en instructies voor
installatie volgens ATEX, zijn verkrijgbaar via Internet op
www.micromotion.com/atex of via de klantenservice van uw plaatselijke
vestiging.
Ondeugdelijke installatie in een explosiegevaarlijke
omgeving kan een ontploffing veroorzaken.
Informatie over explosiegevaarlijke toepassingen is te
vinden in de instructies van Micro Motion voor installatie
volgens UL, CSA, SAA en ATEX. Deze worden meegeleverd met de transmitter of zijn verkrijgbaar via de
Micro Motion-website.
WAARSCHUWING
Gevaarlijke spanning kan ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken.
Installeer de transmitter en breng alle bedrading aan
vóórdat u de voeding inschakelt.
WAARSCHUWING
Ondeugdelijke installatie kan leiden tot meetfouten of
storingen in de flowmeter.
Volg alle instructies op om zeker te zijn van een goede
werking van de transmitter
Opties voor installatie
De RFT9739 transmitters voor rek- en veldmontage kunnen met een 9draads Micro Motion-kabel worden aangesloten op een sensor uit de
series D, DL, DT, ELITE en F van Micro Motion
2
®
.
STAP 1.Locatiekeuze
Kies een locatie voor de transmitter op basis van de eisen hier beneden
omschreven
Eisen aan de omgeving
Installeer transmitters voor rekmontage en transmitters voor veldmontage
met LCD-uitlezing op een plaats waar de omgevingstemperatuur ligt
tussen 0 en +50°C. Transmitters voor veldmontage zonder LCD-uitlezing
moeten worden geïnstalleerd op een plek waar de omgevingstemperatuur
binnen de –30 en +55°C blijft.
Voeding
De transmitter moet worden aangesloten op een gelijkspannings- of
wisselspanningsvoeding.
•Transmitter voor rekmontage
De transmitter voor wisselspanning kan werken met een voeding van
110/115 of 220/230 VAC. De transmitter voor gelijkspanning werkt
met een voeding van 12-30 VDC.
•Transmitter voor veldmontage
De transmitter voor wisselspanning werkt met een voeding van 85 tot
250 VAC. De transmitter voor gelijkspanning werkt met een voeding
van 12-30 VDC.
Lengte flowmeterkabel
De kabel tussen de sensor en de transmitter mag niet langer zijn dan 300
meter.
3
STAP 2.Montage van de transmitter
Transmitter voor rekmontage
De RFT9739 voor rekmontage voldoet aan DIN-norm 41494 inzake 19inch configuratie voor apparatuur in de regelkamer. De 19-inch cassette
past in een 19-inch rek met een Eurokaart van 220 mm diep. De
afmetingen van de transmitter worden weergegeven in figuur 1.
Als er meerdere transmitters in één rek worden geplaatst, is er
geforceerde luchtkoeling van 15 Watt per transmitter nodig. Raadpleeg de
handleiding die met de transmitter is meegeleverd voor gegevens over de
benodigde tussenruimte.
VVOORZICHTIG
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Als de omgevingstemperatuur niet binnen
onderstaand maximum wordt gehouden, kan dit
leiden tot storingen in de werking en schade aan het
product.
Installeer de transmitter in een omgeving met voldoende
ventilatie om de omgevingstemperatuur beneden +50
te houden.
0
C
Connectoren CN1 en CN2 zijn verkrijgvaar in twee uitvoeringen:
•De standaard rechte uitvoering is geschikt voor
krimpstekkerverbinding of soldeeraansluitingen.
•De optionele Y-vormige connectoren hebben schroefklemmen die
geschikt zijn voor draden tot wel 2,5 mm
2
.
4
Figuur 1.Afmetingen van RFT9739 voor rekmontage
Afmetingen
in mm
140,4
Achterpaneel met DIN 41612
mannelijke Y-vormige
schroefklemmen
Achterpaneel met DIN
41612 mannelijke
krimpstekkerverbinding
of / soldeerklemmen
141,7
127
28TE
25TE
4x M2,5x11
122,4
128,4
3HE
18,7
66
13TE
Met schroefklemmen
234,6
212,3
4,7
66
13TE
Met
krimpstekkerverbinding
of / soldeerklemmen
255,6281,9
111,1
5
Transmitter voor veldmontage
Hanteer onderstaande richtlijnen voor installatie van een transmitter voor
veldmontage
•Gebruik wartels die de doorvoeropeningen hermetisch kunnen
afdichten.
•Laat indien mogelijk de doorvoeropeningen van de transmitter naar
beneden wijzen. Als dat niet mogelijk is, dicht u de doorvoeropening
af om te voorkomen dat condensatie of ander vocht in de behuizing
komt.
•Bij een transmitter met display staat het display alleen in de juiste
stand als de doorvoeropeningen naar beneden wijzen.
Raadpleeg figuur 2 en onderstaande richtlijnen als u een transmitter voor
veld-montage aan een wand wilt monteren:
•Gebruik vier M8-bouten (niet meegeleverd).
•Maak de bouten niet vast aan spanten, balken, stijlen etc. die
onafhankelijk kunnen bewegen.
Raadpleeg figuur 2 en onderstaande richtlijnen als u een transmitter voor
veldmontage op een paal wilt monteren:
•De paal moet minstens 300 mm boven een vaste ondergrond uitsteken,
en de maximale diameter is 50 mm.
•Gebruik voor een paal van 50 mm twee M8 U-beugels en vier M8
moeren (niet meegeleverd) die geschikt zijn voor de toepassing.
6
Figuur 2.Afmetingen van RFT9739 voor veldmontage
Afmetingen
in mm
Minimale vrije ruimte
voor verwijdering van
deksel
zonder display
292
met display
355
4x Ø
Optioneel
display
232
9
185
71
213
233
115
184
Optioneel
display
3/4"-14 NPT
3x
doorvoeropening
5
60
60
39
7
STAP 3.Bedrading van de transmitter naar de sensor
WAARSCHUWING
Als in een explosiegevaarlijke omgeving niet wordt
voldaan aan de voorwaarden voor intrinsieke
veiligheid, kan dit leiden tot een explosie.
De sensorbedrading is intrinsiek veilig.
• Houd intrinsiek veilige sensorbedrading gescheiden
van de bedrading van de voeding en de uitgang.
• Voor intrinsiek veilige sensorinstallatie hanteert u dit
document samen met de instructies van Micro Motion
voor installatie volgens UL, CSA, SAA of ATEX.
• Voor installatie in een explosiegevaarlijke omgeving in
Europa, raadpleegt u norm EN 60079-14 als er geen
landelijke normen van toepassing zijn.
• Bij transmitters voor veldmontage moet u erop letten
dat de veiligheidsscheidingswand aangebracht is
voordat u de transmitter laat werken. Zie figuur 5.
VVOORZICHTIG
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Een ondeugdelijk aangebrachte kabel of
beschermbuis kan leiden tot meetfouten of storingen
in de flowmeter.
Houd de kabel uit de buurt van apparatuur die krachtige
magnetische velden creëert, zoals transformatoren,
motoren en hoogspanningsleidingen.
8
•Klemmenblokken kunnen worden losgekoppeld om ze gemakkelijker
te kunnen bedraden.
•Breng de kabel en de bedrading zodanig aan dat zij voldoen aan de
plaatselijke voorschriften.
•Er kan een schakelaar worden aangebracht in de voedingsleiding. Een
schakelaar is verplicht als de installatie moet voeldoen aan
Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG.
•Installeer de voedingskabel niet in dezelfde beschermbuis of -goot als
de flowmeterkabel of de uitgangsbedrading.
Transmitter voor rekmontage
1. Maak de kabel gereed en houd u daarbij aan alle aanwijzingen in de
instructies in de Handleiding voor voorbereiding en installatie van de 9-aderige Micro Motion flowmeterkabel.
2. Steek de gestripte uiteinden van elk van de draden in de klemmen. Er
mogen geen blanke draden zichtbaar blijven.
•Bij de sensor sluit u de bedrading binnenin de aansluitdoos aan.
Raadpleeg de handleiding van de sensor voor verdere informatie.
•Bij de transmitter sluit u de draden aan op de klemmen op
connector CN1, zoals afgebeeld in figuur 3.
9
Figuur 3.Aansluitingen achterpaneel RFT9739 voor rekmontage
CN1
Krimpstekkerver-
binding/soldeer-
connector
CN1
Schroef-
connector
Rood B2
Geel B4
Oranje B6
Wit B8
Grijs B10
Z2 Bruin
Z4 Zwart (Aarde)
Z6 Violet
Z8 Groen
Z10 Blauw
Transmitter voor veldmontage
VVOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Condens of overmatig vocht dat de transmitter
binnendringt, kan schade aan de transmitter
veroorzaken en leiden tot meetfouten of storing in de
flowmeter.
Rood B2
Geel B4
Oranje B6
Wit B8
Grijs B10
VOORZICHTIG
Z2 Bruin
Z4 Zwart (Aarde)
Z6 Violet
Z8 Groen
Z10 Blauw
• Overtuig u ervan dat pakkingen en O-ringen goed
aansluiten.
• Monteer de transmitter niet met de
kabeldoorvoeropeningen omhoog.
• Breng afdruipvoorzieningen aan in de leiding of kabel.
• Dicht alle doorvoeropeningen af.
• Draai het transmitterdeksel volledig vast.
10
Om te voldoen aan de ATEX-richtlijn voor installatie in
explosiegevaarlijke zones in Europa, moet aan de volgende voorwaarden
voor veilig gebruik worden voldaan:
•Gebruik 3/4"-NPT kabelwartels met EEx d IIC classificatie en
certificatie door een bevoegd testcentrum. De drukvaste kabelwartels
van Micro Motion voldoen aan deze eisen.
•Ongebruikte doorvoeropeningen moeten worden afgedicht met type
PLG-2 pluggen.
•Voor installatie in een niet-explosiegevaarlijke zone mogen nietdrukvaste kabelwartels worden gebruikt.
RFT9739 transmitters die voldoen aan de ATEX-richtlijn hebben een
beveiligingsklem op de behuizing. Zie figuur 4. De klem biedt extra
beveiliging tegen ongewenste toegang tot de voedingsklemmen, en is
voorgeschreven in de ATEX-richtlijn.
Figuur 4.Beveiligingsklem voor transmitters met ATEX-goedkeuring
Deksel behuizing
Montage-
schroef
Kapje
Schroefgat
Klem
Lip
11
Onderstuk
behuizing
Volg onderstaande stappen voor het bedraden van de transmitter op de
sensor.
1. Verwijder het transmitterdeksel door het los te schroeven van het
onderstuk. (Bij transmitters met ATEX-goedkeuring moet de
beveiligingsklem worden verwijderd voordat het deksel kan worden
geopend.)
2. Ontgrendel het doorzichtig plastic moduledeksel en maak het los van
de veiligheidsscheidingswand.
3. Verwijder de veiligheidsscheidingswand zodat de voedingsklemmen
van de transmitter zichtbaar worden. Zie figuur 5.
4. Maak de kabel gereed en houd u daarbij aan alle aanwijzingen in de
instructies in de Handleiding voor voorbereiding en installatie van de 9-aderige Micro Motion flowmeterkabel.
5. Steek de gestripte uiteinden van elk van de draden in de
klemmenblokken. Er mogen geen blanke draden zichtbaar blijven.
•Bij de sensor sluit u de bedrading binnenin de aansluitdoos aan.
Raadpleeg de handleiding van de sensor voor verdere informatie.
•Bij de transmitter sluit u de bedrading aan op de intrinsiek veilige
klemmen 0-9 zoals afgebeeld in figuur 5.
6. Draai de schroeven vast om de draden op hun plaats houden.
12
Figuur 5.Sensor- en uitgangsklemmen van RFT9739 voor
veldmontage
Wit
Violet
Groen
Oranje
Bruin
Grijs
Geel
Rood
Zwart
Blauw
Sensorbedrading
Doorvoeropening
sensorkabel
I.S.
aardklemmen
Veiligheids-
scheidingswand
Doorvoeropening
voedingskabel
STAP 4.Aarding van de transmitter
WAARSCHUWING
Als de sensor in een explosiegevaarlijke omgeving is
geïnstalleerd zonder dat er is voldaan aan de
voorwaarden voor intrinsieke veiligheid, kan dit
leiden tot een explosie.
VF+
Fre q+
Retour
mA1+
mA1–
mA2+
Nul+
Uitgangsbedrading
Doorvoeropening
uitgangssignaalkabel
485B
Alarm
Sign aarde
Temperatuur
Buisfrequentie
mA2–
mA vdg uit
485A
mA sign in
• De transmitter moet op de juiste wijze worden geaard.
Volg onderstaande instructies op voor het aarden van
de transmitter als de sensor in een nietexplosiegevaarlijke zone is geïnstalleerd.
• Voor intrinsiek veilige sensorinstallatie gebruikt u de
desbetreffende instructies van Micro Motion voor
installatie volgens UL, CSA, SAA of ATEX.
13
Als er geen landelijke normen van kracht zijn, houdt u zich aan
onderstaande richtlijnen voor aarding, die gelden voor transmitters voor
zowel rek- als veldmontage.
•Gebruik voor het aarden koperen draad van 2.5 mm² of dikker.
•Houd alle aarddraden zo kort mogelijk, met minder dan 1 ohm
impedantie.
Transmitter voor rekmontage
Als de sensor in een explosiegevaarlijke zone is geïnstalleerd, hanteert u
de desbetreffende instructies van Micro Motion voor installatie volgens
UL, CSA, SAA of ATEX.
Voor installatie buiten Europa, waar geen landelijke normen van kracht
zijn, raadpleegt u figuur 6. Houd u bij het aarden aan de algemene
richtlijnen op pag. 13 en onderstaande aanwijzingen:
•Sluit de intrinsiek veilige aardklemmen rechtstreeks aan op de
aardklemmen van de voeding.
•Sluit de voedingsaarde rechtstreeks aan op het aardpunt.
•Indien er een apart intrinsiek veilig aardingsschema wordt gebruikt
met een hoge integriteit, houdt u zich aan de normen van de fabriek in
plaats van aan deze norm.
Voor installatie in Europa raadpleegt u figuur 6. Houd u bij het aarden aan
de algemene richtlijnen op pag. 13 en onderstaande aanwijzingen:
•De door de fabriek aangebrachte aarddraad, die de intrinsiek veilige
aarde verbindt met de aardklemmen van de voeding, mag niet worden
losgemaakt.
•Sluit de voedingsaarde rechtstreeks aan op het aardpunt.
•Indien er een apart intrinsiek veilig aardingsschema wordt gebruikt
met een hoge integriteit, houdt u zich aan de normen van de fabriek in
plaats van aan deze norm.
•Om potentiaalvereffening te realiseren en te voldoen aan de ATEXnormen voor installatie in explosiegevaarlijke zones in Europa, moet
de aardklem van de voeding binnen de explosiegevaarlijke zone
worden aangesloten op de juiste aardklemmen, met gebruikmaking
van een potentiaalvereffeningsleiding.
•Hanteer hierbij norm EN 60079-14 als richtlijn.
14
Figuur 6.Aarding van RFT9739 voor rekmontage
Aarddraad
Aarde
Transmitter voor veldmontage
Voor installatie in explosiegevaarlijke zones hanteert u de desbetreffende
instructies van Micro Motion voor installatie volgens UL, CSA, SAA of
ATEX.
Voor installatie buiten Europa, waar geen landelijke normen van kracht
zijn, raadpleegt u figuur 7. Houd u bij het aarden aan de algemene
richtlijnen op pag. 13 en onderstaande aanwijzingen:
•Sluit de intrinsiek veilige aardklemmen rechtstreeks aan op de
inwendige aardklem van de behuizing.
•Verbind de aarddraad van de voedingsaardklem rechtstreeks met het
aardpunt.
•Indien er een apart intrinsiek veilig aardingsschema wordt gebruikt
met een hoge integriteit, houdt u zich aan de normen van de fabriek in
plaats van aan deze norm.
15
Voor installatie in Europa raadpleegt u figuur 7. Houd u bij het aarden aan
de algemene richtlijnen op pag. 13 en onderstaande aanwijzingen:
•De door de fabriek aangebrachte aarddraad, die de intrinsiek veilige
aarde verbindt met de inwendige aardklemmen in de behuizing, mag
niet worden losgemaakt.
•Verbind de aarddraad van de voedingsaardklem rechtstreeks met het
aardpunt.
•Indien er een apart intrinsiek veilig aardingsschema wordt gebruikt
met een hoge integriteit, houdt u zich aan de normen van de fabriek in
plaats van aan deze norm.
•Om potentiaalvereffening te realiseren en te voldoen aan de ATEXnormen voor installatie in explosiegevaarlijke zones in Europa, moet
de uitwendige aardklem binnen de explosiegevaarlijke zone worden
aangesloten op de juiste aardklemmen, met gebruikmaking van een
potentiaalvereffeningsleiding.
•Hanteer hierbij norm EN 60079-14 als richtlijn.
Figuur 7.Aarding van RFT9739 voor veldmontage
aardklemmen
I.S.
Inwendige aardklem
behuizing
Externe aardklem
Voedingsaardklem
Aarde
16
STAP 5.Voeding aan de transmitter leveren
Transmitter voor rekmontage
Sluit de voeding als volgt aan:
Sluit de voedingskabel aan op de voedingsklemmen die zijn aangegeven
in figuur 8. De transmitter kan werken met een voeding van 110/115 of
220/230 VAC. Raadpleeg het etiket in de bovenhoek van figuur 8.
•Sluit de wisselspanningsvoeding aan op connector CN3, of de
gelijkspanningsvoeding op CN2, klem D32 en Z32.
•Aard de voeding bij de aardschroef (GND) boven CN3.
Elke RFT9739 transmitter voor rekmontage kan werken met een
gelijkspanningsvoeding, of er nu wel of niet op het achterpaneel staat dat
de transmitter geconfigureerd is voor wisselspanningsvoeding. Om van de
geconfigureerde spanning over te schakelen op gelijkspannings-voeding,
raadpleegt u de handleiding die met de transmitter is meegeleverd.
Figuur 8.Aansluitingen achterpaneel RFT9739 voor rekmontage
Etiket met
voedings-
spanning
Aarding
AC-
spanning
Klemmen AC-
voedings-
spanning
Klemmen DC-
voedingsspanning
17
Transmitter voor veldmontage
Sluit de voeding als volgt aan:
1. Sluit de kabelwartel of de afgedichte kant van de kabelbuis aan op de
middelste doorvoeropening in de transmitterbehuizing (zie figuur 5).
Overtuig u ervan dat de fittingen hermetisch zijn afgedicht.
2. Sluit de voedingskabel aan op de twee klemmen met etiketten, zoals
aangegeven in figuur 9. Als er "L" (leiding) en "N" (nul) op deze
etiketten staat, installeert u een voeding van 85 tot 250 VAC. Als er "+"
(plus) en "-" (min) op de etiketten staat, installeert u een voeding van
12 tot 30 VDC.
Figuur 9.Voedingsklemmen van RFT9739 voor veldmontage
Aarding
apparatuur
Doorvoeropening
voeding
85-250 VAC voedingLN
12-30 VDC voeding+–
Aarding
apparatuur
Voedingsklemmen
STAP 6.Bedrading van transmitteruitgangen
Onderstaande richtlijnen gelden voor transmitters voor zowel rek- als
veldmontage
•Voor de uitgangsbedrading is een afgeschermde kabel met getwiste
paren vereist.
•Bij 0,3 mm² bedrading is de maximale lengte 150 m, bij 0,1 mm² is
dat 15 m.
18
Dit zijn echter slechts schattingen. Voordat u de transmitter in bedrijf
neemt, raden wij u aan om een looptest uit te voeren, om te bepalen of de
uitgangssignalen goed worden ontvangen door het ontvangende
instrument.
Transmitter voor rekmontage
Voor het maken van de uitgangsaansluitingen van de transmitter, hanteert
u bovenstaande algemene richtlijnen en sluit u de uitgangsbedrading aan
op klemmen CN2, zoals aangegeven in figuur 10 en in tabel 1.
Figuur 10. Uitgangsklemmen
19
Tabel 1.Toewijzing klemmen voor uitgangsbedrading transmitter
voor rekmontage
CN2
klemnummerFunctie
D4, Z2 en Z4AardingZ6DC-voeding naar druk- of
D10 en D12Uitgang optocouplerZ10 en D26Tweekanaals (90%
D14 en Z14Aarding signaal
D16 en D14Scrollen blokkerenZ12 en D26Tweekanaals (90%
D18 en D14Nullen blokkeren
D20 en D26Ingang voor nullen op
afstand
D22 en Z22RS-485 I/OZ18 en Z14Temperatuuruitgang
D24 en D26Frequentie-
/pulsuitgang
D28 en Z28mA-uitgang
secundaire variabele
(SV)
D30 en Z30mA-uitgang primaire
variabele (PV)
D32 en Z32Ingang DC-
voedingsspanning
CN2
klemnummerFunctie
verschildruktransmitter
faseverschuiving)
frequentie-uitgang, kanaal
A
faseverschuiving)
frequentie-uitgang, kanaal
B
Z16 en Z14Uitgang buisfrequentie
Z20mA-ingang van druk- of
verschildruktransmitter
Z24 en D26Alarmuitgang
Z26Frequentie-uitgang, DC-
voedingsspanning
Transmitter voor veldmontage
Voor het maken van de uitgangsaansluitingen van de transmitter, hanteert
u de algemene richtlijnen op pagina 18en onderstaande aanwijzingen.
•Sluit de kabelafscherming aan op de kabelwartel of buisfitting. U
hoeft de afscherming niet helemaal rondom aan te sluiten. De
afscherming mag niet binnen de transmitterbehuizing worden
aangesloten.
•Sluit de kabelwartel of de afgedichte kant van de kabelbuis aan op de
rechter doorvoeropening in de transmitterbehuizing (zie figuur 5).
Overtuig u ervan dat de fittingen hermetisch zijn afgedicht.
•Sluit de uitgangsbedrading aan op klem P, S en 14 t/m 27, zoals
aangegeven in figuur 5 en in tabel 2.
20
Tabel 2.Toewijzing klemmen voor uitgangsbedrading transmitter
voor veldmontage
KlemnummerFunctie
14Frequentie-uitgang,
15 en 16Frequentie-/pulsuitgang
17 en 18mA-uitgang primaire variabele (PV)
19 en 20mA-uitgang secundaire variabele (SV)
21 en 16Ingang voor nullen op afstand
22 en 16Alarmuitgang
23 Aarding signaal
24 en 23Temperatuuruitgang
25 en 23
26 en 27RS-485 I/O
PDC-voeding naar druk- of verschildruktransmitter
SmA-ingang van druk- of verschildruktransmitter
Uitgang buisfrequentie
DC-voedingsspanning
Nadat u de bedrading hebt aangesloten gaat u als volgt te werk:
1. Plaats de veiligheidsscheidingswand terug. Zie figuur 5 op pag. 13.
2. Vergrendel het doorzichtig plastic moduledeksel op de
veiligheidsscheidingswand.
3. Breng het deksel van de transmitterbehuizing weer aan, en draai het
zodanig vast dat de behuizing hermetisch is afgesloten.
STAP 7.Opstarten van de transmitter
Voor opstartprocedures verwijzen wij u naar de handleiding die met de
transmitter is meegeleverd.