Micro Motion Model RFT9739 Instructies voor transmitterinstallatie-Quick Reference Guide DUTCH Quick Reference Guide [nl]

Beknopte handleiding
P/N 3002233, Rev. D Februari 2003
Model RFT9739 Instructies voor transmitterinstallatie
In Nederland, tel. 070-413 6607
In België, tel. 02-716 77 11
™ systeem op www.expert2.com.
2
In Amerika, tel. 1-800-522-MASS (1-800-522-6277)
In Canada en Latijns Amerika, tel. (303) 530-8400
In Azië, tel. (65) 6770-8155
Micro Motion
TM
VOORDAT U BEGINT
Wat vindt u in deze handleiding
Deze beknopte handleiding bevat algemene richtlijnen voor installatie van de RFT9739 transmitters van Micro Motion
®
.
Voor verdere informatie over intrinsiek veilige toepassingen verwijzen wij u naar de instructies van Micro Motion voor installatie volgens UL, CSA, SAA of ATEX.
Voor volledige instructies voor configuratie, onderhoud en service van de transmitter, verwijzen wij u naar de gebruiksaanwijzing die met de transmitter is meegeleverd.
Installatie in Europa
De producten van Micro Motion voldoen aan alle van toepassing zijnde Europese richtlijnen indien zij op de juiste wijze, volgens de instructies uit deze beknopte handleiding, zijn geïnstalleerd. In de EG-verklaring van overeenstemming staat vermeld welke richtlijnen van toepassing zijn op een bepaald product
De EG-verklaring van overeenstemming, met alle van toepassing zijnde Europese richtlijnen, alsmede de volledige tekeningen en instructies voor installatie volgens ATEX, zijn verkrijgbaar via Internet op www.micromotion.com/atex of via de klantenservice van uw plaatselijke vestiging.
©2003, Micro Motion, Inc. Alle rechten voorbehouden. Micro Motion is een gedeponeerd handelsmerk van Micro Motion, Inc. De logo's van Micro Motion en Emerson zijn handelsmerken van Emerson Electric Co. Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van hun respectieve eigenaren.
1
WAARSCHUWING
Ondeugdelijke installatie in een explosiegevaarlijke omgeving kan een ontploffing veroorzaken.
Informatie over explosiegevaarlijke toepassingen is te vinden in de instructies van Micro Motion voor installatie volgens UL, CSA, SAA en ATEX. Deze worden mee­geleverd met de transmitter of zijn verkrijgbaar via de Micro Motion-website.
WAARSCHUWING
Gevaarlijke spanning kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Installeer de transmitter en breng alle bedrading aan vóórdat u de voeding inschakelt.
WAARSCHUWING
Ondeugdelijke installatie kan leiden tot meetfouten of storingen in de flowmeter.
Volg alle instructies op om zeker te zijn van een goede werking van de transmitter
Opties voor installatie
De RFT9739 transmitters voor rek- en veldmontage kunnen met een 9­draads Micro Motion-kabel worden aangesloten op een sensor uit de series D, DL, DT, ELITE en F van Micro Motion
2
®
.
STAP 1. Locatiekeuze
Kies een locatie voor de transmitter op basis van de eisen hier beneden omschreven
Eisen aan de omgeving
Installeer transmitters voor rekmontage en transmitters voor veldmontage met LCD-uitlezing op een plaats waar de omgevingstemperatuur ligt tussen 0 en +50°C. Transmitters voor veldmontage zonder LCD-uitlezing moeten worden geïnstalleerd op een plek waar de omgevingstemperatuur binnen de –30 en +55°C blijft.
Voeding
De transmitter moet worden aangesloten op een gelijkspannings- of wisselspanningsvoeding.
Transmitter voor rekmontage
De transmitter voor wisselspanning kan werken met een voeding van 110/115 of 220/230 VAC. De transmitter voor gelijkspanning werkt met een voeding van 12-30 VDC.
Transmitter voor veldmontage
De transmitter voor wisselspanning werkt met een voeding van 85 tot 250 VAC. De transmitter voor gelijkspanning werkt met een voeding van 12-30 VDC.
Lengte flowmeterkabel
De kabel tussen de sensor en de transmitter mag niet langer zijn dan 300 meter.
3
STAP 2. Montage van de transmitter
Transmitter voor rekmontage
De RFT9739 voor rekmontage voldoet aan DIN-norm 41494 inzake 19­inch configuratie voor apparatuur in de regelkamer. De 19-inch cassette past in een 19-inch rek met een Eurokaart van 220 mm diep. De afmetingen van de transmitter worden weergegeven in figuur 1.
Als er meerdere transmitters in één rek worden geplaatst, is er geforceerde luchtkoeling van 15 Watt per transmitter nodig. Raadpleeg de handleiding die met de transmitter is meegeleverd voor gegevens over de benodigde tussenruimte.
VVOORZICHTIG
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Als de omgevingstemperatuur niet binnen onderstaand maximum wordt gehouden, kan dit leiden tot storingen in de werking en schade aan het product.
Installeer de transmitter in een omgeving met voldoende ventilatie om de omgevingstemperatuur beneden +50 te houden.
0
C
Connectoren CN1 en CN2 zijn verkrijgvaar in twee uitvoeringen:
De standaard rechte uitvoering is geschikt voor krimpstekkerverbinding of soldeeraansluitingen.
De optionele Y-vormige connectoren hebben schroefklemmen die geschikt zijn voor draden tot wel 2,5 mm
2
.
4
Figuur 1. Afmetingen van RFT9739 voor rekmontage
Afmetingen
in mm
140,4
Achterpaneel met DIN 41612
mannelijke Y-vormige
schroefklemmen
Achterpaneel met DIN 41612 mannelijke krimpstekkerverbinding of / soldeerklemmen
141,7
127
28TE
25TE
4x M2,5x11
122,4
128,4
3HE
18,7
66
13TE
Met schroefklemmen
234,6
212,3
4,7
66
13TE
Met krimpstekkerverbinding of / soldeerklemmen
255,6281,9
111,1
5
Transmitter voor veldmontage
Hanteer onderstaande richtlijnen voor installatie van een transmitter voor veldmontage
Gebruik wartels die de doorvoeropeningen hermetisch kunnen afdichten.
Laat indien mogelijk de doorvoeropeningen van de transmitter naar beneden wijzen. Als dat niet mogelijk is, dicht u de doorvoeropening af om te voorkomen dat condensatie of ander vocht in de behuizing komt.
Bij een transmitter met display staat het display alleen in de juiste stand als de doorvoeropeningen naar beneden wijzen.
Raadpleeg figuur 2 en onderstaande richtlijnen als u een transmitter voor veld-montage aan een wand wilt monteren:
Gebruik vier M8-bouten (niet meegeleverd).
Maak de bouten niet vast aan spanten, balken, stijlen etc. die onafhankelijk kunnen bewegen.
Raadpleeg figuur 2 en onderstaande richtlijnen als u een transmitter voor veldmontage op een paal wilt monteren:
De paal moet minstens 300 mm boven een vaste ondergrond uitsteken, en de maximale diameter is 50 mm.
Gebruik voor een paal van 50 mm twee M8 U-beugels en vier M8 moeren (niet meegeleverd) die geschikt zijn voor de toepassing.
6
Figuur 2. Afmetingen van RFT9739 voor veldmontage
Afmetingen
in mm
Minimale vrije ruimte voor verwijdering van deksel
zonder display
292
met display
355
4x Ø
Optioneel
display
232
9
185
71
213
233
115
184
Optioneel display
3/4"-14 NPT
3x
doorvoeropening
5
60
60
39
7
STAP 3. Bedrading van de transmitter naar de sensor
WAARSCHUWING
Als in een explosiegevaarlijke omgeving niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor intrinsieke veiligheid, kan dit leiden tot een explosie.
De sensorbedrading is intrinsiek veilig.
• Houd intrinsiek veilige sensorbedrading gescheiden van de bedrading van de voeding en de uitgang.
• Voor intrinsiek veilige sensorinstallatie hanteert u dit document samen met de instructies van Micro Motion voor installatie volgens UL, CSA, SAA of ATEX.
• Voor installatie in een explosiegevaarlijke omgeving in Europa, raadpleegt u norm EN 60079-14 als er geen landelijke normen van toepassing zijn.
• Bij transmitters voor veldmontage moet u erop letten dat de veiligheidsscheidingswand aangebracht is voordat u de transmitter laat werken. Zie figuur 5.
VVOORZICHTIG
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Een ondeugdelijk aangebrachte kabel of beschermbuis kan leiden tot meetfouten of storingen in de flowmeter.
Houd de kabel uit de buurt van apparatuur die krachtige magnetische velden creëert, zoals transformatoren, motoren en hoogspanningsleidingen.
8
Klemmenblokken kunnen worden losgekoppeld om ze gemakkelijker te kunnen bedraden.
Breng de kabel en de bedrading zodanig aan dat zij voldoen aan de plaatselijke voorschriften.
Er kan een schakelaar worden aangebracht in de voedingsleiding. Een schakelaar is verplicht als de installatie moet voeldoen aan Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG.
Installeer de voedingskabel niet in dezelfde beschermbuis of -goot als de flowmeterkabel of de uitgangsbedrading.
Transmitter voor rekmontage
1. Maak de kabel gereed en houd u daarbij aan alle aanwijzingen in de
instructies in de Handleiding voor voorbereiding en installatie van de 9-aderige Micro Motion flowmeterkabel.
2. Steek de gestripte uiteinden van elk van de draden in de klemmen. Er
mogen geen blanke draden zichtbaar blijven.
Bij de sensor sluit u de bedrading binnenin de aansluitdoos aan.
Raadpleeg de handleiding van de sensor voor verdere informatie.
Bij de transmitter sluit u de draden aan op de klemmen op
connector CN1, zoals afgebeeld in figuur 3.
9
Figuur 3. Aansluitingen achterpaneel RFT9739 voor rekmontage
CN1
Krimpstekkerver-
binding/soldeer-
connector
CN1
Schroef-
connector
Rood B2
Geel B4
Oranje B6
Wit B8
Grijs B10
Z2 Bruin
Z4 Zwart (Aarde)
Z6 Violet Z8 Groen
Z10 Blauw
Transmitter voor veldmontage
VVOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Condens of overmatig vocht dat de transmitter binnendringt, kan schade aan de transmitter veroorzaken en leiden tot meetfouten of storing in de flowmeter.
Rood B2
Geel B4
Oranje B6
Wit B8
Grijs B10
VOORZICHTIG
Z2 Bruin Z4 Zwart (Aarde)
Z6 Violet Z8 Groen Z10 Blauw
• Overtuig u ervan dat pakkingen en O-ringen goed aansluiten.
• Monteer de transmitter niet met de kabeldoorvoeropeningen omhoog.
• Breng afdruipvoorzieningen aan in de leiding of kabel.
• Dicht alle doorvoeropeningen af.
• Draai het transmitterdeksel volledig vast.
10
Om te voldoen aan de ATEX-richtlijn voor installatie in explosiegevaarlijke zones in Europa, moet aan de volgende voorwaarden voor veilig gebruik worden voldaan:
Gebruik 3/4"-NPT kabelwartels met EEx d IIC classificatie en certificatie door een bevoegd testcentrum. De drukvaste kabelwartels van Micro Motion voldoen aan deze eisen.
Ongebruikte doorvoeropeningen moeten worden afgedicht met type PLG-2 pluggen.
Voor installatie in een niet-explosiegevaarlijke zone mogen niet­drukvaste kabelwartels worden gebruikt.
RFT9739 transmitters die voldoen aan de ATEX-richtlijn hebben een beveiligingsklem op de behuizing. Zie figuur 4. De klem biedt extra beveiliging tegen ongewenste toegang tot de voedingsklemmen, en is voorgeschreven in de ATEX-richtlijn.
Figuur 4. Beveiligingsklem voor transmitters met ATEX-goedkeuring
Deksel behuizing
Montage-
schroef
Kapje
Schroefgat
Klem
Lip
11
Onderstuk behuizing
Volg onderstaande stappen voor het bedraden van de transmitter op de sensor.
1. Verwijder het transmitterdeksel door het los te schroeven van het
onderstuk. (Bij transmitters met ATEX-goedkeuring moet de beveiligingsklem worden verwijderd voordat het deksel kan worden geopend.)
2. Ontgrendel het doorzichtig plastic moduledeksel en maak het los van
de veiligheidsscheidingswand.
3. Verwijder de veiligheidsscheidingswand zodat de voedingsklemmen
van de transmitter zichtbaar worden. Zie figuur 5.
4. Maak de kabel gereed en houd u daarbij aan alle aanwijzingen in de
instructies in de Handleiding voor voorbereiding en installatie van de 9-aderige Micro Motion flowmeterkabel.
5. Steek de gestripte uiteinden van elk van de draden in de
klemmenblokken. Er mogen geen blanke draden zichtbaar blijven.
Bij de sensor sluit u de bedrading binnenin de aansluitdoos aan.
Raadpleeg de handleiding van de sensor voor verdere informatie.
Bij de transmitter sluit u de bedrading aan op de intrinsiek veilige
klemmen 0-9 zoals afgebeeld in figuur 5.
6. Draai de schroeven vast om de draden op hun plaats houden.
12
Figuur 5. Sensor- en uitgangsklemmen van RFT9739 voor
veldmontage
Wit
Violet
Groen
Oranje
Bruin
Grijs
Geel
Rood
Zwart
Blauw
Sensorbedrading
Doorvoeropening
sensorkabel
I.S.
aardklemmen
Veiligheids-
scheidingswand
Doorvoeropening
voedingskabel
STAP 4. Aarding van de transmitter
WAARSCHUWING
Als de sensor in een explosiegevaarlijke omgeving is geïnstalleerd zonder dat er is voldaan aan de voorwaarden voor intrinsieke veiligheid, kan dit leiden tot een explosie.
VF+
Fre q+
Retour
mA1+
mA1–
mA2+
Nul+
Uitgangsbedrading
Doorvoeropening uitgangssignaalkabel
485B
Alarm
Sign aarde
Temperatuur
Buisfrequentie
mA2–
mA vdg uit
485A
mA sign in
• De transmitter moet op de juiste wijze worden geaard. Volg onderstaande instructies op voor het aarden van de transmitter als de sensor in een niet­explosiegevaarlijke zone is geïnstalleerd.
• Voor intrinsiek veilige sensorinstallatie gebruikt u de desbetreffende instructies van Micro Motion voor installatie volgens UL, CSA, SAA of ATEX.
13
Als er geen landelijke normen van kracht zijn, houdt u zich aan onderstaande richtlijnen voor aarding, die gelden voor transmitters voor zowel rek- als veldmontage.
Gebruik voor het aarden koperen draad van 2.5 mm² of dikker.
Houd alle aarddraden zo kort mogelijk, met minder dan 1 ohm impedantie.
Transmitter voor rekmontage
Als de sensor in een explosiegevaarlijke zone is geïnstalleerd, hanteert u de desbetreffende instructies van Micro Motion voor installatie volgens UL, CSA, SAA of ATEX.
Voor installatie buiten Europa, waar geen landelijke normen van kracht zijn, raadpleegt u figuur 6. Houd u bij het aarden aan de algemene richtlijnen op pag. 13 en onderstaande aanwijzingen:
Sluit de intrinsiek veilige aardklemmen rechtstreeks aan op de aardklemmen van de voeding.
Sluit de voedingsaarde rechtstreeks aan op het aardpunt.
Indien er een apart intrinsiek veilig aardingsschema wordt gebruikt met een hoge integriteit, houdt u zich aan de normen van de fabriek in plaats van aan deze norm.
Voor installatie in Europa raadpleegt u figuur 6. Houd u bij het aarden aan de algemene richtlijnen op pag. 13 en onderstaande aanwijzingen:
De door de fabriek aangebrachte aarddraad, die de intrinsiek veilige aarde verbindt met de aardklemmen van de voeding, mag niet worden losgemaakt.
Sluit de voedingsaarde rechtstreeks aan op het aardpunt.
Indien er een apart intrinsiek veilig aardingsschema wordt gebruikt met een hoge integriteit, houdt u zich aan de normen van de fabriek in plaats van aan deze norm.
Om potentiaalvereffening te realiseren en te voldoen aan de ATEX­normen voor installatie in explosiegevaarlijke zones in Europa, moet de aardklem van de voeding binnen de explosiegevaarlijke zone worden aangesloten op de juiste aardklemmen, met gebruikmaking van een potentiaalvereffeningsleiding.
Hanteer hierbij norm EN 60079-14 als richtlijn.
14
Figuur 6. Aarding van RFT9739 voor rekmontage
Aarddraad
Aarde
Transmitter voor veldmontage
Voor installatie in explosiegevaarlijke zones hanteert u de desbetreffende instructies van Micro Motion voor installatie volgens UL, CSA, SAA of ATEX.
Voor installatie buiten Europa, waar geen landelijke normen van kracht zijn, raadpleegt u figuur 7. Houd u bij het aarden aan de algemene richtlijnen op pag. 13 en onderstaande aanwijzingen:
Sluit de intrinsiek veilige aardklemmen rechtstreeks aan op de inwendige aardklem van de behuizing.
Verbind de aarddraad van de voedingsaardklem rechtstreeks met het aardpunt.
Indien er een apart intrinsiek veilig aardingsschema wordt gebruikt met een hoge integriteit, houdt u zich aan de normen van de fabriek in plaats van aan deze norm.
15
Voor installatie in Europa raadpleegt u figuur 7. Houd u bij het aarden aan de algemene richtlijnen op pag. 13 en onderstaande aanwijzingen:
De door de fabriek aangebrachte aarddraad, die de intrinsiek veilige aarde verbindt met de inwendige aardklemmen in de behuizing, mag niet worden losgemaakt.
Verbind de aarddraad van de voedingsaardklem rechtstreeks met het aardpunt.
Indien er een apart intrinsiek veilig aardingsschema wordt gebruikt met een hoge integriteit, houdt u zich aan de normen van de fabriek in plaats van aan deze norm.
Om potentiaalvereffening te realiseren en te voldoen aan de ATEX­normen voor installatie in explosiegevaarlijke zones in Europa, moet de uitwendige aardklem binnen de explosiegevaarlijke zone worden aangesloten op de juiste aardklemmen, met gebruikmaking van een potentiaalvereffeningsleiding.
Hanteer hierbij norm EN 60079-14 als richtlijn.
Figuur 7. Aarding van RFT9739 voor veldmontage
aardklemmen
I.S.
Inwendige aardklem
behuizing
Externe aardklem
Voedingsaardklem
Aarde
16
STAP 5. Voeding aan de transmitter leveren
Transmitter voor rekmontage
Sluit de voeding als volgt aan:
Sluit de voedingskabel aan op de voedingsklemmen die zijn aangegeven in figuur 8. De transmitter kan werken met een voeding van 110/115 of 220/230 VAC. Raadpleeg het etiket in de bovenhoek van figuur 8.
Sluit de wisselspanningsvoeding aan op connector CN3, of de gelijkspanningsvoeding op CN2, klem D32 en Z32.
Aard de voeding bij de aardschroef (GND) boven CN3.
Elke RFT9739 transmitter voor rekmontage kan werken met een gelijkspanningsvoeding, of er nu wel of niet op het achterpaneel staat dat de transmitter geconfigureerd is voor wisselspanningsvoeding. Om van de geconfigureerde spanning over te schakelen op gelijkspannings-voeding, raadpleegt u de handleiding die met de transmitter is meegeleverd.
Figuur 8. Aansluitingen achterpaneel RFT9739 voor rekmontage
Etiket met
voedings-
spanning
Aarding
AC-
spanning
Klemmen AC-
voedings-
spanning
Klemmen DC-
voedingsspanning
17
Transmitter voor veldmontage
Sluit de voeding als volgt aan:
1. Sluit de kabelwartel of de afgedichte kant van de kabelbuis aan op de
middelste doorvoeropening in de transmitterbehuizing (zie figuur 5). Overtuig u ervan dat de fittingen hermetisch zijn afgedicht.
2. Sluit de voedingskabel aan op de twee klemmen met etiketten, zoals
aangegeven in figuur 9. Als er "L" (leiding) en "N" (nul) op deze etiketten staat, installeert u een voeding van 85 tot 250 VAC. Als er "+" (plus) en "-" (min) op de etiketten staat, installeert u een voeding van 12 tot 30 VDC.
Figuur 9. Voedingsklemmen van RFT9739 voor veldmontage
Aarding
apparatuur
Doorvoeropening
voeding
85-250 VAC voeding L N 12-30 VDC voeding +
Aarding apparatuur
Voedings­klemmen
STAP 6. Bedrading van transmitteruitgangen
Onderstaande richtlijnen gelden voor transmitters voor zowel rek- als veldmontage
Voor de uitgangsbedrading is een afgeschermde kabel met getwiste paren vereist.
Bij 0,3 mm² bedrading is de maximale lengte 150 m, bij 0,1 mm² is dat 15 m.
18
Dit zijn echter slechts schattingen. Voordat u de transmitter in bedrijf neemt, raden wij u aan om een looptest uit te voeren, om te bepalen of de uitgangssignalen goed worden ontvangen door het ontvangende instrument.
Transmitter voor rekmontage
Voor het maken van de uitgangsaansluitingen van de transmitter, hanteert u bovenstaande algemene richtlijnen en sluit u de uitgangsbedrading aan op klemmen CN2, zoals aangegeven in figuur 10 en in tabel 1.
Figuur 10. Uitgangsklemmen
19
Tabel 1. Toewijzing klemmen voor uitgangsbedrading transmitter
voor rekmontage
CN2 klemnummer Functie
D4, Z2 en Z4 Aarding Z6 DC-voeding naar druk- of
D10 en D12 Uitgang optocoupler Z10 en D26 Tweekanaals (90% D14 en Z14 Aarding signaal
D16 en D14 Scrollen blokkeren Z12 en D26 Tweekanaals (90% D18 en D14 Nullen blokkeren
D20 en D26 Ingang voor nullen op
afstand D22 en Z22 RS-485 I/O Z18 en Z14 Temperatuuruitgang D24 en D26 Frequentie-
/pulsuitgang D28 en Z28 mA-uitgang
secundaire variabele
(SV) D30 en Z30 mA-uitgang primaire
variabele (PV) D32 en Z32 Ingang DC-
voedingsspanning
CN2 klemnummer Functie
verschildruktransmitter
faseverschuiving) frequentie-uitgang, kanaal A
faseverschuiving) frequentie-uitgang, kanaal B
Z16 en Z14 Uitgang buisfrequentie
Z20 mA-ingang van druk- of
verschildruktransmitter
Z24 en D26 Alarmuitgang
Z26 Frequentie-uitgang, DC-
voedingsspanning
Transmitter voor veldmontage
Voor het maken van de uitgangsaansluitingen van de transmitter, hanteert u de algemene richtlijnen op pagina 18en onderstaande aanwijzingen.
Sluit de kabelafscherming aan op de kabelwartel of buisfitting. U
hoeft de afscherming niet helemaal rondom aan te sluiten. De afscherming mag niet binnen de transmitterbehuizing worden aangesloten.
Sluit de kabelwartel of de afgedichte kant van de kabelbuis aan op de
rechter doorvoeropening in de transmitterbehuizing (zie figuur 5). Overtuig u ervan dat de fittingen hermetisch zijn afgedicht.
Sluit de uitgangsbedrading aan op klem P, S en 14 t/m 27, zoals
aangegeven in figuur 5 en in tabel 2.
20
Tabel 2. Toewijzing klemmen voor uitgangsbedrading transmitter
voor veldmontage
Klemnummer Functie
14 Frequentie-uitgang, 15 en 16 Frequentie-/pulsuitgang 17 en 18 mA-uitgang primaire variabele (PV) 19 en 20 mA-uitgang secundaire variabele (SV) 21 en 16 Ingang voor nullen op afstand 22 en 16 Alarmuitgang 23 Aarding signaal 24 en 23 Temperatuuruitgang 25 en 23 26 en 27 RS-485 I/O P DC-voeding naar druk- of verschildruktransmitter S mA-ingang van druk- of verschildruktransmitter
Uitgang buisfrequentie
DC-voedingsspanning
Nadat u de bedrading hebt aangesloten gaat u als volgt te werk:
1. Plaats de veiligheidsscheidingswand terug. Zie figuur 5 op pag. 13.
2. Vergrendel het doorzichtig plastic moduledeksel op de
veiligheidsscheidingswand.
3. Breng het deksel van de transmitterbehuizing weer aan, en draai het
zodanig vast dat de behuizing hermetisch is afgesloten.
STAP 7. Opstarten van de transmitter
Voor opstartprocedures verwijzen wij u naar de handleiding die met de transmitter is meegeleverd.
21
22
©2003, Micro Motion, Inc. Alle rechten voorbehouden P/N 3002233, Rev. D
*20000794*
Bezoek onze Internet pagina: www.micromotion.com
Micro Motion Nederland
Emerson Process Management Fisher-Rosemount BV Patrijsweg 140 2289 EZ Rijswijk T +31 (0) 70 413 6607 F +31 (0) 70 413 6603
www.emersonprocess.nl
Micro Motion Europa
Emerson Process Management Wiltonstraat 30 3905 KW Veenendaal Nederland T +31 (0) 318 495 670 F +31 (0) 318 495 689
MicroMotionInc.USA
Wereldwijd hoofdkantoor
7070 Winchester Circle Boulder, Colorado 80301, VS T (303) 530-8400
(800) 522-6277
F (303) 530-8459
Micro Motion
TM
MicroMotionBelgie
Emerson Process Management nv/sa De Kleetlaan 4 1831 Diegem T +32 (0) 2 716 77 11 F +32 (0) 2 725 83 00 www.emersonprocess.be
MicroMotionAsia
Emerson Process Management 1 Pandan Crescent Singapore 128461 Republiek Singapore T (65) 6777-8211 F (65) 6770-8003
Micro Motion Japan
Emerson Process Management Shinagawa NF Bldg. 5F 1-2-5, Higashi Shinagawa Shinagawa-ku Tokio 140-0002 Japan T (81) 3 5769-6803 F (81) 3 5769-6843
Loading...