Dit hoofdstuk bevat richtlijnen voor het gebruik van deze handleiding. In deze handleiding worden
de installatieprocedures beschreven voor de volgende transmitters:
•Model 2400S transmitter met analoge uitgangen
•Model 2400S transmitter met PROFIBUS-DP
•Model 2400S transmitter met DeviceNet
1.2Veiligheid
Verspreid over deze handleiding treft u veiligheidsberichten aan ter bescherming van het personeel
en de apparatuur. Lees elk veiligheidsbericht zorgvuldig door voordat u met de volgende stap begint.
™
VoedingBedrading in- en uitgangen – DP en DNBedrading in- en uitgangen – ANVoordat u begint
Onjuiste installatie in een explosiegevaarlijke omgeving kan een explosie veroorzaken. Raadpleeg bij
installatie in een explosiegevaarlijke omgeving de goedkeuringsinstructies van Micro Motion, die zijn
meegeleverd bij het product en tevens te vinden zijn op de website van Micro Motion.
Hoge spanning kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Zorg dat de stroom is uitgeschakeld voordat
u de transmitter installeert.
Volg alle instructies op. Onjuiste installatie kan meetfouten of flowmeterdefecten veroorzaken.
1.3Onderdelen flowmeter
De Model 2400S transmitter is gemonteerd op een Micro Motion-sensor. De transmitter en sensor
vormen samen de Micro Motion-flowmeter.
In afbeelding 1-1 ziet u de Model 2400S transmitter gemonteerd op een sensor.
Installatiehandleiding1
Page 6
Voordat u begint
Deksel transmitterbehuizing
Doorvoeropeningen
Ringklem
Sensorbehuizing
Afbeelding 1-1 Model 2400S transmitter
1.4Overzicht transmitterinstallatie
Het transmitteronderdeel van de Model 2400S wordt integraal met de sensor gemonteerd en geaard
via de sensor. Zie de documentatie van de sensor voor installatie en aarding van de sensor.
In deze handleiding worden tevens aanwijzingen gegeven voor de volgende installatiestappen:
•De transmitter roteren op de sensor (optioneel) – zie hoofdstuk 2
•De gebruikersinterfacemodule roteren op de transmitter (optioneel) – zie hoofdstuk 2
•De voeding van de transmitter bedraden en aarden – zie hoofdstuk 2
•Bedrading in- en uitgangen transmitter:
-Zie hoofdstuk 3 voor de Model 2400S analoge transmitter
-Zie hoofdstuk 4 voor de Model 2400S PROFIBUS-DP en DeviceNet transmitters
1.5Documentatie flowmeter
Tabel 1-1 vermeldt de informatiebronnen voor andere vereiste informatie.
Tabel 1-1Informatiebronnen flowmeter
OnderwerpDocument
Installatie sensorSensordocumentatie meegeleverd met de sensor
Installatie in een explosiegevaarlijke omgevingZie de goedkeuringsdocumentatie die wordt
Configuratie van de transmitter, inbedrijfstelling
en gebruik van de flowmeter en probleemoplossing
voor de flowmeter
meegeleverd met de transmitter of download de
betreffende documentatie van de website van
Micro Motion (www.micromotion.com)
•Micro Motion® Model 2400S transmitters met analoge
uitgangen: Configuratie- en gebruikshandleiding
• Micro Motion® Model 2400S transmitters met
• Micro Motion
PROFIBUS-DP: Configuratie- en gebruikshandleiding
DeviceNet
®
Model 2400S transmitters met
™
: Configuratie- en gebruikshandleiding
2Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 7
Voordat u begint
1.6Klantenservice
Bel voor technische assistentie de afdeling klantenservice van Micro Motion:
•In de VS: tel. 800-522-MASS (800-522-6277) (gratis)
•In Canada en Latijns-Amerika: tel. +1 303-527-5200 (VS)
•In Azië:
-In Japan: tel. 3 5769-6803
-In andere landen: tel. +65 6777-8211 (Singapore)
•In Europa:
-In het Verenigd Koninkrijk: tel. 0870 240 1978 (gratis)
-In andere landen: tel. +31 (0)31 84 95 555 (Nederland)
Klanten buiten de VS kunnen de klantenservice van Micro Motion ook e-mailen via
International.MMISupport@Emerson.com.
VoedingBedrading in- en uitgangen – DP en DNBedrading in- en uitgangen – ANVoordat u begint
Installatiehandleiding3
Page 8
4Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 9
Hoofdstuk 2
Richting en voeding transmitter
2.1Overzicht
In dit hoofdstuk wordt het volgende beschreven:
•De transmitter roteren op de sensor (optioneel)
•De gebruikers-interfacemodule roteren op de transmitter (optioneel)
•Voedingsvereisten en -bedrading
2.2Bescherming tegen vocht
Waak bij het roteren of bedraden van de transmitter voor condensatie en overtollig vocht in de
transmitterbehuizing. Controleer of alle doorvoeropeningen volledig zijn afgedicht na het uitvoeren
van alle installatie- en bedradingsprocedures.
VoedingBedrading in- en uitgangen – DP en DNBedrading in- en uitgangen – ANVoordat u begint
Onjuist verzegelde behuizingen kunnen de elektronica blootstellen aan vocht, wat kan leiden tot
meetfouten of een storing in de flowmeter. Installeer de meter zo dat de doorvoeropeningen niet naar
boven wijzen en installeer druppellussen op de doorvoerbuis of kabel. Inspecteer alle pakkingen en
O-ringen en vet ze in. Sluit alle behuizingsdeksels en openingen van de doorvoerbuis volledig en draai
ze vast.
2.3De transmitter roteren op de sensor (optioneel)
Voor betere toegang tot de gebruikersinterface of de draadklemmen kan de transmitter worden
geroteerd op de sensor in stappen van 45°, in acht verschillende hoeken.
De transmitter roteren op de sensor:
1. Zie afbeelding 2-1 en schroef de klem los waarmee de transmitter is bevestigd op de doorvoer.
2. Til de transmitter op de doorvoer voorzichtig op tot hij loskomt uit de inkepingen op de
doorvoer. De transmitter kan niet geheel worden verwijderd.
3. Draai de transmitter naar de gewenste stand.
4. Breng de transmitter omlaag door hem in de inkepingen op de doorvoer te schuiven.
5. Breng de klem weer aan en zet de schroef vast.
Installatiehandleiding5
Page 10
Richting en voeding transmitter
Doorvoer
Ringklem
Inkepingen
doorvoer
Afbeelding 2-1 De transmitter roteren op de sensor
Draai de behuizing niet meer dan 360°. Overmatig draaien kan de bedrading beschadigen met
meetfouten of een defecte flowmeter als gevolg.
2.4De gebruikersinterfacemodule roteren op de transmitter (optioneel)
Voor betere toegang kan de gebruikersinterfacemodule (ongeacht of the transmitter een LCD-display
heeft) met maximaal 360° op de transmitter worden gedraaid in stappen van 90°.
Om de gebruikersinterfacemodule te roteren op de transmitter:
1. Schakel de stroom naar de unit uit.
Als het deksel van de transmitterbehuizing wordt verwijderd in een explosiegevaarlijke omgeving terwijl
de transmitter onder spanning staat, kan dat een explosie veroorzaken. Schakel de voeding van de
transmitter uit voordat u het deksel van de behuizing verwijdert in een explosiegevaarlijke omgeving.
2. Zie afbeelding 2-2 en verwijder het deksel van de transmitterbehuizing en de gebruikersinterfacemodule:
a.Draai de vier schroeven van het deksel van de transmitterbehuizing los.
b. Verwijder het deksel van de transmitterbehuizing.
c.Draai de twee schroeven van de gebruikersinterface los.
d. Til de gebruikersinterfacemodule voorzichtig op tot hij los komt van de
gebruikersinterfaceconnector op de transmitter.
3. Achter op de gebruikersinterfacemodule bevinden zich vier connectors voor de gebruikersinterface. Draai de gebruikersinterfacemodule naar de gewenste stand en steek hem in de
gebruikersinterfaceconnector op de transmitter. (Zie afbeelding 2-3 voor een gedetailleerde
weergave van de gebruikersinterfaceconnector op de transmitter.)
4. Draai de schroeven van de gebruikersinterface vast.
5. Plaats het deksel van de transmitterbehuizing terug en draai de schroeven van het deksel vast.
6. Schakel de voeding naar de transmitter zo nodig weer in.
6Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 11
Richting en voeding transmitter
4 × schroeven voor deksel
transmitterbehuizing
(komen niet los)
2 × schroeven voor
gebruikersinterface
(komen niet los)
Deksel
transmitterbehuizing
Gebruikersinterfacemodule
* Transmitter met behuizing van aluminium
afgebeeld. De procedure voor een behuizing
van roestvrij staal is vergelijkbaar.
Afbeelding 2-2 De gebruikersinterfacemodule roteren op de transmitter
VoedingBedrading in- en uitgangen – DP en DNBedrading in- en uitgangen – ANVoordat u begint
2.5Voedingsvereisten
De Model 2400S analoge transmitter en de Model 2400S PROFIBUS-DP transmitter werken
zowel op wissel- als op gelijkspanning. De transmitter herkent automatisch de bronspanning.
De voedingsvereisten zijn:
•Wisselstroomvoeding:
-85–265 V wisselspanning
-50/60 Hz
-standaard 4 watt, maximaal 7 watt
•Gelijkstroomvoeding:
-18–100 V gelijkspanning
-standaard 4 watt, maximaal 7 watt
De Model 2400S DeviceNet transmitter wordt volgens de DeviceNet-specificaties vanaf het
DeviceNet-netwerk gevoed. Het is niet nodig een aparte voedingsbedrading aan te sluiten voor
de Model 2400S DeviceNet-transmitter. Ga direct door naar hoofdstuk 4.
Minimum voedingsspanning = 18 V + (kabelweerstand × kabellengte × 0,5 A)
Minimum voedingsspanning = 18 V + (0,0080 ohm/ft × 350 ft × 0,5 A)
Minimum voedingsspanning = 19,4 V
2.5.1Voedingsvereisten voor gelijkspanning voor Model 2400S analoge en PROFIBUS-DP
transmitters
Als u gelijkspanning gebruikt met een Model 2400S analoge of PROFIBUS-DP transmitter,
gelden de volgende vereisten:
•Bij het opstarten moet de transmittervoeding ten minste 1 A korteduurstroom per
transmitter leveren.
•De lengte van de voedingskabel en de diameter van de aders moet zodanig zijn dat een minimum
van 18 V gelijkspanning wordt geleverd aan de voedingsklemmen, bij een belastingsstroom
van 0,5 A. (Er wordt uitgegaan van een enkele transmitter per kabel. Het is in het algemeen niet
verstandig om meerdere transmitters op één kabel aan te sluiten.) Bepaal de maat van de kabel
aan de hand van Tabel 2-1 en gebruik de onderstaande formule als richtlijn:
Tabel 2-1Nominale weerstand voedingskabel bij 20 °C (68 °F)
KoperdoorsnedeWeerstand
2
2,5 mm
2
1,5 mm
2
1 mm
0,75 mm
0,5 mm
14 AWG0.0050 Ω/ft
16 AWG0.0080 Ω/ft
18 AWG0.0128 Ω/ft
20 AWG0.0204 Ω/ft
(1) Deze waarden zijn inclusief de weerstanden van zowel de hoge als de lage aders in de kabel.
Voorbeeld
2
2
De transmitter wordt gemonteerd op 106 meter (350 ft) van een gelijkspannings-
0,0136 Ω/m
0,0228 Ω/m
0,0340 Ω/m
0,0460 Ω/m
0,0680 Ω/m
(1)
bron. Als u 16 AWG kabel wilt gebruiken, berekent u als volgt de vereiste
spanning van de gelijkspanningsvoeding:
2.6Bedrading van de voeding
NB: Deze procedure is alleen van toepassing voor Model 2400S analoge en PROFIBUS-DP transmitters.
Bedrading naar de voeding:
1. Verwijder het deksel van de transmitterbehuizing en de gebruikersinterfacemodule zoals
beschreven in paragraaf 2.4.
2. Draai de schroef van het waarschuwingsklepje los en zet het waarschuwingsklepje omhoog.
In afbeelding 2-3 ziet u het waarschuwingsklepje in de open stand.
3. Sluit de voedingsdraden aan op aansluitklem 9 en 10 zoals afgebeeld in afbeelding 2-3.
4. Aard de voeding op de interne aardschroef van de transmitter, afgebeeld in afbeelding 2-3.
5. Zet het waarschuwingsklepje omlaag en draai de schroef van het waarschuwingsklepje aan.
8Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 13
Richting en voeding transmitter
+ (L)
– (N)
Interne aardschroef
transmitter
Gebruikersinterfaceconnector
Schroef waarschuwingsklepje
Waarschuwingsklepje
Model 2400S analoge transmitter
+ (L)
– (N)
Interne aardschroef
transmitter
Gebruikersinterfaceconnector
Schroef waarschuwingsklepje
Waarschuwingsklepje
Model 2400S PROFIBUS-DP transmitter
In de voedingsleiding mag een zelf aangeschafte schakelaar worden geïnstalleerd. Om te voldoen
aan de Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG (voor Europese installaties) moet de schakelaar dichtbij
de transmitter worden aangebracht.
Afbeelding 2-3 Voeding van de transmitter bedraden
VoedingBedrading in- en uitgangen – DP en DNBedrading in- en uitgangen – ANVoordat u begint
Installatiehandleiding9
Page 14
10Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 15
Hoofdstuk 3
Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S
analoge transmitters
3.1Overzicht
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de in- en uitgangen worden bedraad voor de Model 2400S
analoge transmitters.
NB: Zie hoofdstuk 4 voor de bedrading van de in- en uitgangen voor de Model 2400S PROFIBUS-DP
en DeviceNet transmitter.
De gebruiker heeft de plicht te controleren of de bewuste installatie voldoet aan de plaatselijk en
landelijk geldende veiligheidsvoorschriften en de elektrische reglementering.
3.2Bescherming tegen vocht
Waak bij het roteren of bedraden van de transmitter voor condensatie en overtollig vocht in de
transmitterbehuizing. Controleer of alle doorvoeropeningen volledig zijn afgedicht na het uitvoeren
van alle installatie- en bedradingsprocedures.
Onjuist verzegelde behuizingen kunnen de elektronica blootstellen aan vocht, wat kan leiden tot
meetfouten of een storing in de flowmeter. Installeer de meter zo dat de doorvoeropeningen niet naar
boven wijzen en installeer druppellussen op de doorvoerbuis of kabel. Inspecteer alle pakkingen en
O-ringen en vet ze in. Sluit alle behuizingsdeksels en openingen van de doorvoerbuis volledig en draai
ze vast.
3.3I/O-opties
In Tabel 3-1 staan de opties voor de twee I/O-kanalen van de transmitter. Zorg dat u de configuratie
kent voordat u de bedrading van kanaal B aanlegt. Zie voor informatie over de configuratie van kanaal
B voor functie en voeding de handleiding met de titel Micro Motion
analoge uitgangen: Configuratie- en gebruikshandleiding.
®
Model 2400S transmitters met
VoedingBedrading in- en uitgangen – DP en DNBedrading in- en uitgangen – ANVoordat u begint
Tabel 3-1Configuratie-opties aansluitklemmen
KanaalAansluitklemmenFunctieVoedingComm
A1 & 2mAIntern
B3 & 4Frequentie
Discrete uitgangIntern of externGeen
Discrete ingangIntern of externGeen
(1) Standaard fabrieksinstelling.
Installatiehandleiding11
(1)
(1)
of extern
(1)
Intern
of externGeen
HART/Bell 202
Page 16
Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S analoge transmitters
3.4De uitgangen bedraden
Hoge spanning kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Vermijd het risico van contact met
gevaarlijke spanning door de stroom uit te schakelen voordat u de transmitteruitgangen bedraadt.
Als een transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving niet correct wordt bedraad of geïnstalleerd,
kan dat een explosie veroorzaken. Zorg dat de transmitter zo wordt bedraad dat hij voldoet aan
de vereisten van de plaatselijke wetgeving. Installeer de transmitter in een omgeving die voldoet
aan het classificatie-etiket op de transmitter.
De uitgangen bedraden:
1. Verwijder het deksel van de transmitterbehuizing en de gebruikersinterfacemodule.
Zie paragraaf 2.4 voor aanwijzingen.
2. Bedraad de uitgangen volgens het betreffende bedradingsschema:
•Zie paragraaf 3.4.1 voor bedradingsschema’s voor de mA-uitgang.
•Zie paragraaf 3.4.2 voor bedradingsschema’s voor de frequentie-uitgang.
•Zie paragraaf 3.4.3 voor bedradingsschema’s voor discrete uitgangen.
•Zie paragraaf 3.4.4 voor bedradingsschema’s voor discrete ingangen.
3. Plaats de gebruikersinterfacemodule en het deksel van de transmitterbehuizing terug.
NB: Het voedingsgedeelte hoeft niet te worden geopend voor het bedraden van de uitgangen.
Open het voedingsgedeelte alleen als u ook de voeding moet bedraden.
3.4.1Bedrading mA-uitgang
De bedradingsschema’s in dit hoofdstuk zijn voorbeelden van een correcte bedrading voor
de mA-uitgang van de Model 2400S. De volgende opties zijn afgebeeld:
•HART-multidropbedrading, interne of externe voeding – afbeelding 3-6
NB: Als u de transmitter wenst te configureren met een extern temperatuurmeetinstrument of een
drukomvormer, moet de mA-uitgang zo bedraad worden dat HART-communicatie ondersteund wordt.
U kunt hiervoor HART/enkelvoudige analoge bedrading of HART multidropbedrading toepassen.
12Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 17
Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S analoge transmitters
Overmatige stroom veroorzaakt schade aan de transmitter. De ingangsspanning mag niet hoger zijn
dan 30 V gelijkspanning. De stroom door de aansluitklemmen moet lager zijn dan 500 mA.
VoedingBedrading in- en uitgangen – DP en DNBedrading in- en uitgangen – ANVoordat u begint
Afbeelding 3-6 HART-multidropbedrading – Interne of externe voeding
Installatiehandleiding15
Page 20
Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S analoge transmitters
Teller
000042
NB: Zie afbeelding 3-11 voor uitgangsspanning
t.o.v. belastingweerstand.
+
–
De uitgangsspanning is +24 V gelijkspanning
±3% met hoge weerstandsbelasting.
–
+
NB: Zie afbeelding 3-12 voor de aanbevolen
weerstand t.o.v. voedingsspanning.
000042
Te ll e r
Optrekweerstand
3–30 V
gelijkspanning
+
–
3.4.2Bedrading frequentie-uitgang
De bedrading van de frequentie-uitgang varieert met de keuze van interne of externe voeding.
De onderstaande schema’s zijn voorbeelden van een correcte bedrading voor deze configuraties:
Overmatige stroom veroorzaakt schade aan de transmitter. De ingangsspanning mag niet hoger zijn
dan 30 V gelijkspanning. De stroom door de aansluitklemmen moet lager zijn dan 500 mA.
16Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 21
Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S analoge transmitters
Totale belasting
NB: Zie afbeelding 3-11 voor informatie
over uitgangsspanning t.o.v. belasting.
+
–
–
+
Optrekweerstand of
gelijkspanningsrelais
3–30 V
gelijkspanning
Maximale positieve stroom: 500 mA
+
–
NB: Zie afbeelding 3-12 voor de aanbevolen
weerstand t.o.v. voedingsspanning.
3.4.3Bedrading discrete uitgang
De bedrading van de discrete uitgang is afhankelijk van uw keuze van een interne of externe voeding.
De onderstaande schema’s zijn voorbeelden van een correcte bedrading voor deze configuraties:
Overmatige stroom veroorzaakt schade aan de transmitter. De ingangsspanning mag niet hoger zijn
dan 30 V gelijkspanning. De stroom door de aansluitklemmen moet lager zijn dan 500 mA.
Installatiehandleiding17
Page 22
Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S analoge transmitters
Uitgangsspanning hoog (volt)
Belastingsweerstand (ohm)
Nullastuitgang =
24 V gelijkspanning ±3%
WERKINGSGEBIED
Voedingsspanning (volt)
Bereik externe optrekweerstand (ohm)
Aanbevolen
weerstandswaarde
NB: Als er een discrete uitgang wordt gebruikt om een relais aan te sturen, kies dan een externe
optrekweerstand die de stroom begrenst tot minder dan 500 mA.
De bedrading van de discrete ingang is afhankelijk van uw keuze van een interne of externe voeding.
De onderstaande schema’s zijn voorbeelden van een correcte bedrading voor deze configuraties:
•Interne voeding – afbeelding 3-13
•Externe voeding – afbeelding 3-14
Als voor externe voeding is geconfigureerd, kan de voeding worden geleverd door een PLC of een ander
apparaat of door een directe gelijkspanningsvoeding. Zie Tabel 3-2 voor de ingangsspanningsbereiken.
Tabel 3-2Ingangsspanningsbereiken voor externe voeding
Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S
PROFIBUS-DP en DeviceNet transmitters
4.1Overzicht
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de in- en uitgangen worden bedraad voor de Model 2400S
PROFIBUS-DP en DeviceNet transmitters.
NB: Zie hoofdstuk 3 voor het bedraden van de in- en uitgangen voor de Model 2400S analoge
transmitters.
De gebruiker heeft de plicht te controleren of de bewuste installatie voldoet aan de plaatselijk en
landelijk geldende veiligheidsvoorschriften en de elektrische reglementering.
4.2Bescherming tegen vocht
Waak bij het roteren of bedraden van de transmitter voor condensatie en overtollig vocht in de
transmitterbehuizing. Controleer of alle doorvoeropeningen volledig zijn afgedicht na het uitvoeren
van alle installatie- en bedradingsprocedures.
Onjuist verzegelde behuizingen kunnen de elektronica blootstellen aan vocht, wat kan leiden tot
meetfouten of een storing in de flowmeter. Installeer de meter zo, dat de doorvoeropeningen niet naar
boven wijzen en installeer druppellussen op de doorvoerbuis of kabel. Inspecteer alle pakkingen en
O-ringen en vet ze in. Sluit alle behuizingsdeksels en openingen van de doorvoerbuis volledig en draai
ze vast.
4.3Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S PROFIBUS-DP transmitters
De I/O-bedrading voor een 2400S PROFIBUS-DP transmitter aansluiten:
1. Verwijder het gebruikersinterfacedeksel en de gebruikersinterfacemodule. Zie paragraaf 2.4
voor aanwijzingen.
2. Sluit de transmitter aan op het PROFIBUS DP-segment volgens het schema in afbeelding 4-1.
Volg alle plaatselijke veiligheidsvoorschriften.
3. Plaats de gebruikersinterfacemodule en het gebruikersinterfacedeksel terug.
VoedingBedrading in- en uitgangen – DP en DNBedrading in- en uitgangen – ANVoordat u begint
NB: Het voedingsgedeelte hoeft niet te worden geopend voor het bedraden van de uitgangen. Open
het voedingsgedeelte alleen als u ook de voeding moet bedraden.
NB: De PROFIBUS-kabelafscherming moet aan beide uiteinden worden geaard. Aard de kabelafscherming bij de 2400S op een geschikte kabelwartel. Bij gebruik van een optionele PROFIBUS-DP
Eurofast M12-connector wordt de kabelafscherming geaard via de draden van de connector.
Hoge spanning kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Houd de behuizing van de voeding gesloten
terwijl u de transmitteruitgangen bedraadt, of onderbreek de stroom naar de transmitter.
Installatiehandleiding21
Page 26
Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S PROFIBUS-DP en DeviceNet transmitters
Aftakking naar PROFIBUS-DP segment volgens
Installatierichtlijnen voor PROFIBUS-DP/FMS,
verkrijgbaar op www.profibus.org
➯
COM A (groen)COM B (rood)
NB: De Model 2400S
PROFIBUS-DP transmitter
heeft geen aansluitklemmen
voor afsluitbedrading. Er is
geen externe afsluitweerstand
vereist. De transmitter heeft
een inwendige afsluitweerstand.
De gebruikersinterface bevat
een schakelaar om de inwendige
afsluiting te activeren. Zie
paragraaf 4.3.1.
Schakelaar om de inwendige
afsluitimpedantie te activeren
Als een transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving niet correct wordt bedraad of geïnstalleerd,
kan dat een explosie veroorzaken. Zorg dat de transmitter zo wordt bedraad dat hij voldoet aan de
vereisten van de plaatselijke wetgeving. Installeer de transmitter in een omgeving die voldoet aan het
classificatie-etiket op de transmitter.
Afbeelding 4-1 I/O-bedrading Model 2400S PROFIBUS-DP
4.3.1De ingebouwde afsluitweerstand inschakelen
De gebruikersinterfacemodule van de Model 2400S PROFIBUS-DP transmitters bevat een schakelaar
om de inwendige afsluitimpedantie te activeren. Zie afbeelding 4-2.
Afbeelding 4-2 Inwendige afsluitimpedantieschakelaar Model 2400S PROFIBUS-DP
22Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 27
Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S PROFIBUS-DP en DeviceNet transmitters
➯
Bevestig hier een vijfpolige vrouwelijke
Eurofast connector
4.4Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S DeviceNet transmitters
Sluit de transmitter aan op het DeviceNet-segment volgens het schema in afbeelding 4-3. De transmitter
wordt geleverd met een DeviceNet mannelijke, afgedichte microconnector (Eurofast) die vooraf is
geïnstalleerd en bedraad volgens de DeviceNet specificaties.
Volg alle plaatselijke veiligheidsvoorschriften.
Als een transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving niet correct wordt bedraad of geïnstalleerd,
kan dat een explosie veroorzaken. Zorg dat de transmitter zo wordt bedraad dat hij voldoet aan de
vereisten van de plaatselijke wetgeving. Installeer de transmitter in een omgeving die voldoet aan het
classificatie-etiket op de transmitter.
Afbeelding 4-3 Bedrading in- en uitgangen – Model 2400S DeviceNet
VoedingBedrading in- en uitgangen – DP en
Bedrading in-en uitgangen – ANVoordat u begintVoedingBedrading in- en uitgangen – DP en
Bedrading in-en uitgangen – ANVoordat u begintVoedingBedrading in- en uitgangen – DP en
Bedrading in-en uitgangen – ANVoordat u begintVoedingBedrading in- en uitgangen – DP en DNBedrading in- en uitgangen – ANVoordat u begint
DN
DN
DN
Installatiehandleiding23
Page 28
24Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 29
Bijlage A
Afmetingen in
mm
(in.)
115,4
(4.545)
79,7
(3.140)
79,7
(3.140)
119,1
(4.689)
20,3
(0.800)
40,6
(1.600)
110,3
(4.344)
Afmetingen en specificaties
A.1Afmetingen
In afbeelding A-1 ziet u de afmetingen van de Model 2400S transmitter. Raadpleeg het gegevensblad
van de sensor voor de afmetingen van de sensor.
Afbeelding A-1 Afmetingen van de transmitterbehuizing – geverfde behuizing van aluminium
Retourneringsbeleid RegisterSpecificaties
Installatiehandleiding25
Page 30
Afmetingen en specificaties
114,8
(5.70)
132,1
(5.20)
114,8
(5.70)
132,1
(5.20)
20,1
(0.793)
40,3
(1.586)
114,7
(4.515)
Opmerking:
Dekselschroeven moeten
worden aangehaald tot
minimaal 1,8 Nm (16 in-lbs)
Afmetingen in
mm
(in.)
Afbeelding A-2 Afmetingen transmitterbehuizing – behuizing van roestvrij staal
26Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 31
Afmetingen en specificaties
1/2-NPT-schroefdraad
AfgeschuindNiet afgeschuind
M20-schroefdraad
A.2Materiële specificaties
BehuizingAluminium gelakt met polyurethaan
Optioneel: 304L roestvrij staal met laklaag van 32 RA
GewichtDe transmitter wordt integraal met de sensor gemonteerd. Zie het productgegevensblad
van de sensor voor het gewicht van de flowmeter.
Montage en bekabelingTransmitters van model 2400S worden integraal met de sensor gemonteerd.
De transmitter kan tot 360° op de sensor worden geroteerd, in stappen van 45°.
Kabelingangen zijn verkrijgbaar met opties 1/2–NPT en M20 (raadpleeg het 2400Sproductgegevensblad voor bestelcodes).
Retourneringsbeleid RegisterSpecificaties
A.3Voeding – Model 2400S analoog en PROFIBUS-DP
Zelfschakelende AC/DC ingang, herkent automatisch de voedingsspanning.
Voldoet aan Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG conform EN 61010-1 (IEC 61010-1) met amendement 2.
Installatie (overspanning) Categorie II, Vervuilingsgraad 2.
Wisselspanning• 85–265 V wisselspanning
• 50/60 Hz
• standaard 4 watt, maximaal 7 watt
Gelijkspanning• 18–100 V gelijkspanning
• standaard 4 watt, maximaal 7 watt
ZekeringIEC 127-1.25 zekering, traag
Installatiehandleiding27
Page 32
Afmetingen en specificaties
A.4Elektrische aansluitingen
Model 2400S analoog
Aansluitingen in- en uitgangenTwee paar bedradingsklemmen voor in-/uitgangen van de transmitter. In de
VoedingsaansluitingenEén stel draadklemmen waarop zowel wissel- als gelijkspanning kan worden
Aansluitingen voor digitale
communicatie (comm)
Model 2400S PROFIBUS-DP
PROFIBUS-DP segmentEén paar bedradingsaansluitklemmen voor aansluiting op het PROFIBUS-DP
VoedingsaansluitingenEén stel draadklemmen waarop zowel wissel- als gelijkspanning kan worden
Aansluitingen voor digitale
communicatie (comm)
Model 2400S DeviceNet
DeviceNet segmentEén vooraf geïnstalleerde mannelijke vijfpolige Eurofast connector voor in- en
Aansluitingen voor digitale
communicatie (comm)
schroefklemmen passen massieve en getwiste aders, van 0,14 tot 2,5 mm
(26 tot 14 AWG).
aangesloten. Een interne aardschroef voor aardbedrading van de voeding.
In de schroefklemmen passen massieve en getwiste aders van 0,14 tot 2,5 mm
(26 tot 14 AWG).
Twee clips voor tijdelijke aansluiting op de servicepoort.
Twee clips voor tijdelijke aansluiting op de HART/Bell 202-aansluitklemmen.
segment. Aansluitingstype:
• In de schroefklemmen passen massieve en getwiste aders van 0,14 tot 2,5 mm
(26 tot 14 AWG).
aangesloten. Een interne aardschroef voor aardbedrading van de voeding.
In de schroefklemmen passen massieve en getwiste aders van 0,14 tot 2,5 mm
(26 tot 14 AWG).
Twee clips voor tijdelijke aansluiting op de servicepoort.
uitgangen en voedingsbedrading.
Twee clips voor tijdelijke aansluiting op de servicepoort.
2
2
2
2
28Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 33
Afmetingen en specificaties
Met displayZonder display
Met displayZonder display
Met displayZonder display
A.5Gebruikersinterface
Model 2400S analoog
Model 2400S PROFIBUS-DP
Retourneringsbeleid RegisterSpecificaties
Model 2400S DeviceNet
Installatiehandleiding29
Page 34
Afmetingen en specificaties
Interfacefuncties
Alle modellen met of zonder display • Geschikt voor installatie in explosiegevaarlijke omgeving.
• De gebruikersinterfacemodule kan 360° roteren op de transmitter, in stappen
van 90°.
• Een statusledje in drie kleuren op de gebruikersinterfacemodule geeft in één
oogopslag de toestand van de flowmeter aan met een constant groen, geel of
rood licht. Een geel knipperlicht geeft aan dat de flowmeter bezig is met een
nulinstelling.
• Twee clips voor servicepoortaansluitingen (hiervoor moet het deksel van de
transmitterbehuizing worden verwijderd).
Model 2400S analoog met of
zonder display
Model 2400S DeviceNet, met of
zonder display
Model 2400S PROFIBUS-DP,
met of zonder display
Alle modellen met display• Afhankelijk van de aangeschafte optie heeft het deksel van de
Alle modellen zonder display• Het deksel van de transmitterbehuizing bestaat geheel uit metaal (geen lens).
• Twee clips voor HART/Bell 202-aansluitingen (hiervoor moet het deksel van
de transmitterbehuizing worden verwijderd).
• HART-beveiligingsschakelaar (hiervoor moet het deksel van de transmitterbehuizing worden verwijderd).
• Drie draaischakelaars voor de selectie van netwerkadres en baudsnelheid
(netwerkadres en baudsnelheid kunnen ook softwarematig worden geselecteerd).
• Module- en netwerk-LED’s om de DeviceNet-status aan te geven.
• Drie draaischakelaars voor de selectie van het netwerkadres (het netwerkadres
kan ook softwarematig worden geselecteerd).
• DIP-schakelaar voor het activeren van de ingebouwde afsluitweerstand.
• Adres- en netwerk-LED’s die de PROFIBUS-DP-status aangeven.
transmitterbehuizing een lens van glas of kunststof.
• Gebruikersinterfacemodule inclusief LCD-paneel. Op regel 1 van de LCD wordt
de procesvariabele weergegeven; op regel 2 de meetwaarde-aanduiding.
• Het bijwerkinterval van het display kan door de gebruiker worden geconfigureerd:
1–10 seconden in stappen van 1 seconde.
• De achtergrondverlichting van het display kan worden bijgesteld of uitgeschakeld.
• De gebruiker heeft toegang tot de transmittermenu’s via optische schakelaars
die worden bediend via de lens. Indicatie-LED’s laten zien wanneer een van de
“knoppen” is ingedrukt.
• De infraroodpoort biedt toegang tot de servicepoort met een instrument met
infraroodpoort (bijv. een PDA met Pocket ProLink) zonder dat het deksel van de
transmitterbehuizing hoeft te worden verwijderd.
• Voor toegang tot de gebruikersinterface moet het deksel van de transmitterbehuizing worden verwijderd.
• Met behulp van de nulinstelknop kan een lokale nulinstelling van de flowmeter
worden uitgevoerd (hiervoor moet het deksel van de transmitterbehuizing worden
verwijderd).
• Geen infraroodinstrument.
30Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 35
Afmetingen en specificaties
A.6In- en uitgangssignalen
Model 2400S analoog
Kanaal AEén actieve of passieve uitgang van 4–20 mA
• Niet intrinsiek veilig
• Tot ±50 V gelijkspanning geïsoleerd van alle andere uitgangen en van aarde
• Maximale belastinglimiet: 820 ohm
• Melding van massaflow, volumeflow, dichtheid, temperatuur of aandrijvingsversterking
• De verhouding tussen uitgang en proces is lineair van 3,8 tot 20,5 mA, conform
NAMUR NE43 (juni 1994)
Kanaal B (configureerbaar)Eén actieve of passieve frequentie-/pulsuitgang
• Niet intrinsiek veilig
• Melding van massaflow of volumeflow, op basis waarvan de flowsnelheid of de totale
flow kan worden berekend
• Schaalbaar tot 10 000 Hz
• Voeding:
- Intern (actief): +24 V gelijkspanning ±3% met een interne optrekweerstand van
2,2 kOhm
- Extern (passief): +30 V gelijkspanning maximaal, standaard +24 V gelijkspanning
• De verhouding tussen uitgang en flowsnelheid is lineair tot 12 500 Hz
Eén actieve of passieve discrete uitgang
• Niet intrinsiek veilig
• Kan vijf discrete events melden: flow-schakelaar, flow vooruit/achteruit, kalibratie in
uitvoering, of storing
• Voeding:
- Intern (actief): +24 V gelijkspanning ±3% met een interne optrekweerstand van
2,2 kOhm
- Extern (passief): +30 V gelijkspanning maximaal, standaard +24 V gelijkspanning
• Maximaal positief stroomvermogen: 500 mA
Eén actieve of passieve discrete ingang
• Niet intrinsiek veilig
• Voeding:
- Intern (actief): +24 V gelijkspanning, 10 mA maximale stroom van de bron
- Extern (passief): +3 tot 30 V gelijkspanning maximaal
• Resetten van alle totaalwaarden, resetten van massatotaal, resetten van volumetotaal,
start/stop totalisators of start nulinstelling sensor
Model 2400S PROFIBUS-DPDigitaal tweewegs PROFIBUS-DP-signaal.
Gecertificeerd door PNO.
Model 2400S DeviceNetDigitaal tweewegs DeviceNet-signaal.
Gecertificeerd door ODVA.
Retourneringsbeleid RegisterSpecificaties
Installatiehandleiding31
Page 36
Afmetingen en specificaties
A.7Digitale communicatie
Alle versies
ServicepoortEén servicepoort voor tijdelijke aansluitingen (hiervoor moet het deksel van
DraadloosAls de transmitter een display heeft, is toegang tot de servicepoort mogelijk met
Model 2400S analoog
HART/Bell 202Het HART-signaal wordt over de primaire milliampère-uitgang heen gelegd en
Model 2400S PROFIBUS-DP
PROFIBUS-DPDigitaal tweewegs communicatieprotocol
Model 2400S DeviceNet
DeviceNetDigitaal tweewegs communicatieprotocol
de transmitterbehuizing worden verwijderd)
Maakt gebruik van een RS-485-Modbus-signaal, 38,4 kilobaud, één stopbit,
geen pariteit
Adres: 111 (niet configureerbaar)
een instrument met infraroodpoort (bijvoorbeeld een PDA met Pocket ProLink)
zonder dat het deksel van de transmitterbehuizing hoeft te worden verwijderd.
is beschikbaar voor interface met een hostsysteem:
• Frequentie: 1,2 en 2,2 kHz
• Amplitude: tot 1,0 mA
• 1200 baud, één stopbit, oneven pariteit
• Adres: 0 (standaard), configureerbaar
• Weerstand van 250 tot 600 Ω vereist
• Herkent de baudsnelheid van het netwerk automatisch
• Adres instelbaar met drie draaischakelaars, of softwarematig in te stellen
• Adres en baudsnelheid instelbaar met drie draaischakelaars (twee voor selectie
adres, een voor selectie baudsnelheid), of softwarematig in te stellen
A.8Host-interface
®
Model 2400S analoogProLink
apparatuurconfiguratie.
HART DD-bestand ondersteunt alle functionaliteit.
Model 2400S PROFIBUS-DPProLink II v2.5 of later van Micro Motion ondersteunt volledige apparatuurconfiguratie.
• GSD-bestand dat voldoet aan de PROFIBUS-DP specificaties:
• DD-bestand dat voldoet aan de Profibus-EDDL specificaties:
Model 2400S DeviceNetProLink II v2.5 of later van Micro Motion ondersteunt volledige apparatuurconfiguratie.
• EDS-bestand dat voldoet aan de DeviceNet specificaties:
II v2.5 of later van Micro Motion ondersteunt volledige
- Biedt masterfuncties van klasse 1 voor Profibus
- Voor lezen en beheer van alle procesgegevens
- Biedt masterfuncties van klasse 2 voor Profibus
- Maakt configuratie van het instrument mogelijk
- Ondersteunt Siemens Simatic PDM
- Maakt configuratie van het instrument mogelijk
32Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 37
Afmetingen en specificaties
A.9Omgevingslimieten
Limieten omgevingstemperatuurBedrijf en opslag: –40 tot +60 °C (–40 tot +140 °F)
Onder –20 °C (–4 °F) neemt de reactietijd van de LCD af en kan de LCD moeilijk af
te lezen zijn. Boven 55 °C (131 °F) kan het LCD-paneel enigszins donker verkleuren.
Conform ATEX mag de omgevingstemperatuur maximaal 55 °C (131 °F) zijn.
Vochtigheidslimieten5 tot 95% relatieve vochtigheid, niet-condenserend bij 60 °C (140 °F)
VibratielimietenVoldoet aan IEC 68.2.6, duurzaamheidsproef, 5 tot 2000 Hz, 50 testcycli bij 1,0 g
A.10Omgevingseffecten
Alle modellen
EMI-effectenVoldoet aan richtlijn elektromagnetische compatibiliteit 2004/108/EG conform
EN 61326 industrieel
Voldoet aan NAMUR NE21 Versie: 10.02.2004
Alleen Model 2400S analoog
Effect omgevingstemperatuurOp mA-uitgang: ±0,005% van de meetbreedte per °C
Retourneringsbeleid RegisterSpecificaties
A.11Classificaties voor explosiegevaarlijke omgevingen
Alle modellen
(1)
C-US
CSA
AT E X
(2)
Analoog of PROFIBUS-DPII 3G EEx n A C II T5
DeviceNetII 3G Ex nA II T5
(1) CSA is een Canadese keuringsinstantie die goedkeuringen afgeeft die zowel in de Verenigde Staten als in Canada worden
geaccepteerd.
(2) ATEX is een Europese richtlijn.
Klasse I divisie 2 groep A, B, C, D
Klasse II divisie 2 groep F en G
II 3D IP66/IP67 T70 °C
II 3D IP66/IP67 T70 °C
Installatiehandleiding33
Page 38
34Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 39
Bijlage B
Retourneringsbeleid
Bij het retourneren van apparatuur moeten de Micro Motion procedures worden aangehouden.
Deze procedures garanderen dat aan de eisen van de transportsector wordt voldaan en helpen een
veilige werkomgeving te creëren voor medewerkers van Micro Motion. Als de Micro Motion
procedures niet in acht worden genomen, wordt de aflevering van uw apparatuur geweigerd.
Informatie over procedures en formulieren voor retournering zijn beschikbaar via onze website
voor klantondersteuning op www.micromotion.com of telefonisch bij de klantenservice van
Micro Motion.
B.1Nieuwe en ongebruikte apparatuur
Alleen apparatuur die niet is verwijderd uit de oorspronkelijke transportverpakking wordt beschouwd
als nieuw en ongebruikt. Voor nieuwe en ongebruikte apparatuur is een ingevuld Return Materials
Authorization formulier (toestemming tot retourneren van materiaal) nodig.
Retourneringsbeleid RegisterSpecificaties
B.2Gebruikte apparatuur
Alle apparatuur die niet geldt als nieuw en ongebruikt wordt beschouwd als zijnde gebruikt.
Dergelijke apparatuur moet volkomen worden ontsmet en gereinigd voor de retournering.
Bij gebruikte apparatuur moeten een ingevuld Return Materials Authorization formulier en een
Decontamination Statement (verklaring van ontsmetting) worden ingesloten voor alle procesvloeistoffen die met de apparatuur in aanraking zijn geweest. Als er geen Decontamination Statement
kan worden ingevuld (bijv. voor met levensmiddelen gelijkgestelde vloeistoffen) moet er
een verklaring worden bijgesloten waarin ontsmetting officieel wordt bevestigd en alle stoffen
worden gedocumenteerd die met de apparatuur in aanraking zijn geweest.
Installatiehandleiding35
Page 40
36Micro Motion® Model 2400S transmitters
Page 41
Register
A
Afmetingen
B
Bedrading
analoog
bescherming tegen vocht
DeviceNet
discrete ingang
discrete uitgang