Medtronic MRASM001NL Reference Guide

De opstelling kan in twee delen worden opgesplitst: opstelling van de patiënt en opstelling van de arm. De opstelling van de patiënt bepaalt waar elke poort zich in de ruimte ten opzichte van elkaar bevindt. De opstelling van de armen beïnvloedt de manier waarop de armen ten opzichte van elkaar bewegen om de anatomie van het doel te bereiken.
Opstelling patiënt/poort
Dokhoek
Armkanteling
Armen die
Armen die meer op
gelijke hoogte met de patiënt werken, kunnen op halve hoogte geplaatst worden met een
vlakkere kanteling.
Armen die
onder en voor de patiënt werken, worden laag geplaatst met
kanteling naar
boven.
PoortplaatsingPositie van de
patiënt
Armopstelling
Kanteling naar
beneden -30°
De hoogte van de arm wordt bepaald door de kanteling van de arm en de relatieve hoogte van de poort, niet als een specifieke instelling.
Hugo™ RAS-systeem
Pagina 1 van 5
OPSTELLING VARIABELEN
BEKNOPTE HANDLEIDING
Principes voor systeeminstelling
ALGEMENE ARMPOSITIONERING
Voor het bewegingsbereik en de poortpositie van een bepaald instrument is er een overeenkomstig bereik van de bewegingen van de instrumenttrack, gebaseerd op het fulcrumpunt van de arm.
Het werkbereik is de 3D-ruimte die de instrumenten moeten bereiken om een operatie te voltooien. De schacht van het instrument ligt in het verlengde van het spoor van het instrument; zij draaien dus rond hetzelfde fulcrumpunt om de beoogde anatomie te bereiken. Dit gedeelde fulcrumpunt creëert een reeks hoeken en bewegingen die het instrument gebruikt om de operatie te voltooien. Dit bewegingsbereik blijft consistent, ongeacht hoe de rest van de arm is ingesteld, aangezien het wordt gedicteerd door de anatomie en de poortpositie.
Rol- en ineenvouwingsbewegingen van de arm plaatsen het de instrumenttrack waar het heen moet.
De arm gebruikt zowel rollen als ineenvouwen om het volledige bereik van de instrumenttrackbeweging (beschreven in het vorige deel) te bereiken door het instrument rond het fulcrumpunt te draaien in verschillende hoeken ten opzichte van de beoogde anatomie. De twee componenten in de bewegingen van de arm, rollen en ineenvouwen, worden bestuurd via de operatieconsole. De armopstelling bepaalt de grootte van de rol- en klapbewegingen, alsmede het volledige bewegingsbereik van de instrumenttrack.
Rollen
Ineenvouwe
n
Dynamische
beweging
Hugo™ RAS-systeem
Pagina 2 van 5
Proactieve concepten
BEWEGINGSBEREIK INSTRUMENTTRACK
HOE DE INSTRUMENTTRACK BEWEEGT
PRINCIPES VOOR SYSTEEMINSTELLING
Loading...
+ 4 hidden pages