Makita EA4301F-38C User Manual [ru]

Gebruiksaanwijzing
Originele Gebruiksaanwijzing
EA3500F EA3501F EA4300F EA4301F
Lees voor de eerste in bedrijfname deze gebruiks aan wijzing zorgvuldig door en neem alle veilig heidsvoorschriften in acht!
Gebruiks aan wijzing zorgvuldig bewaren!
Belangrijk:
Hartelijk dank voor uw vertrouwen!
De automatische kettingsmering met een hoeveelheids regelbare oliepomp, een onderhoudsvrije elektronische ontsteking, het gezondheidsbeschermende antitrilsysteem en de ergonomische vormgeving van grepen en bedienings elementen zorgen voor bediencomfort en praktisch onver moeiend werken met de zaag. De verende starthulp maakt een vlotte start zonder grote krachtinspanning mogelijk. Een accumulator onder veerdruk ondersteunt hierbij het startproces. De modellen worden land­speciÞ ek ook met een katalysator uitgerust. De katalysator reduceert het gehalte aan schadelijke stoffen in de uitgestoten uitlaatgassen en voldoet tegelijkertijd aan de Europese richtlijn 2002/88/EG.
De veiligheidsuitrusting van de MAKITA motorzagen is op de nieuwste stand van de techniek en vervult alle nationale en internationale veiligheidsvoorschriften. Zij omvat hand bescherm­ers aan beide grepen, een gasafsperknop, een kettingvang bout, een veiligheidszaag ketting en een kettingrem, die niet alleen met de hand in werking kan worden gesteld, maar die ook d.m.v. zaaggeleidingsterugslag (kickback), automatisch door een vertragingsmechanisme in werking wordt gesteld.
In het apparaat zijn volgende octrooirechten in de praktijk gebracht: DE 10132973, DE 20301182, DE 10202360, DE 202664012860, US 6648161, US 6814192, US 7097164, US 7033149, WO 2001077572. Om uw persoonlijke veiligheid te waarborgen en een optimaal functioneren en optimale beschi­kbaarheid van uw nieuwe motor kettingzaag te garanderen, verzoeken wij u het volgende:
Leest u voor de eerste ingebruikname van de motor­zaag deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en neem beslist alle veiligheidsvoorschriften in acht! Nietinacht­neming kan levensgevaarlijke verwondingen veroorza­ken!
2
Inhoudsopgave bladzijde
Omvang van de levering ....................................................3
Symbolen ............................................................................3
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Algemene voorschriften ..................................................4
Persoonlijke beschermingsuitrusting ..............................4
Brandstoffen / Tanken .....................................................5
Inbedrijfname ..................................................................5
Terugslag (Kickback) ......................................................6
Werkomstandigheden en -technieken .........................6-7
Transport en opslag ........................................................ 8
Onderhoud ......................................................................8
Eerste Hulp .....................................................................8
Technische speciÞ caties ...................................................9
Verpakking .......................................................................... 9
Benaming van de onderdelen .........................................10
INBEDRIJFNAME Alleen voor modellen met bevestigingsmoeren aan de
kettingwielbeschermer
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting .......11-12
Zaagketting spannen .................................................... 12
Controle van de kettingspanning ..................................13
Zaagketting naspannen ................................................13
Alleen voor QuickSet-geleider
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting .......14-15
Zaagketting spannen .................................................... 15
Controle van de kettingspanning ..................................15
Zaagketting naspannen ................................................15
Alleen voor modellen met snelspanner aan de kettingwiel­beschermer
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting .......16-17
Zaagketting spannen .................................................... 17
Controle van de kettingspanning ..................................18
Zaagketting naspannen ................................................18
Kettingrem ....................................................................18
Brandstoffen .............................................................19-20
Tanken .......................................................................... 20
Kettingsmering controleren ........................................... 21
Kettingsmering afstellen ...............................................21
Motor starten ................................................................. 22
Koudstart ......................................................................22
Warmstart ..................................................................... 22
Afzetten van de motor ................................................... 22
Kettingrem controleren .................................................23
Gebruik in de winter .........................................................23
Carburator afstellen .........................................................24
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Zaagketting slijpen ...................................................25-26
Binnenruimte kettingwiel reinigen .................................27
Zaaggeleider reinigen ...................................................27
Nieuwe zaagketting ......................................................28
LuchtÞ lter schoonmaken ............................................... 29
Bougie vervangen ......................................................... 30
Controle van de bougievonk .........................................30
Controleren van de uitlaatschroeven ............................30
Startkabel vervangen / Terughaalveercassette vervangen/
EasyStart-veer vervangen ............................................31
Ventilatorhuis monteren ................................................ 31
LuchtÞ lterruimte/ventilatorruimte reinigen ..................... 32
Cilinderribben reinigen .................................................. 32
BenzineÞ lter vervangen ................................................ 32
Periodieke onderhouds- en reinigingsvoorschriften ...... 33
Werkplaatsservice, reserve-onderdelen en garantie ....34
Storingzoeken ................................................................... 35
Uittreksel uit de reserve-onderdeellijst .....................36-37
Accessoires .............................................................36-37
EU-conformiteitsverklaring .............................................38
Omvang van de levering
4
32
1. Motorkettingzaag
2. Zaaggeleider
3. Zaagketting
4. Beschermkap zaaggeleider
5. Combisleutel
6. Haakse schroevedraaier
7. Schroevedraaier voor het instellen van de carburator
8. Gebruiksaanwijzing (niet afgebeeld)
Symbolen
Op de machine en bij het lezen van de gebruiksaanwijzing treft u de volgende symbolen aan:
5 6 7
Gebruiksaanwijzing lezen en de waarschuwings- en veiligheids­aanwijzingen opvolgen!
Bijzondere attentie!
Verboden!
Veiligheidshelm, ogen- en gehoorbescherming dragen!
Beschermende handschoenen!
Roken verboden!
Geen open vuur!
1
Indien een van de hier afgebeelde onderdelen bij de levering ontbreekt, wendt u zich dan tot uw verkoper!
Attentie, terugslag (Kickback)!
Kettingrem
Brandstofmengsel
Normaal-/winterbedrijf
Carburatorafstelling
Zaagkettingolie
Motor uitzetten!
Motor starten
Combischakelaar Choke/ON/STOP
Veiligheidsstand
Schroef voor het afstellen van het oliedebiet voor de zaagketting
Eerste hulp
Recycling
CE-norm
3
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Beoogd gebruik Motorzagen
De motorzaag mag uitsluitend worden gebruikt voor het zagen van hout in openlucht. Al naargelang de motorzaagklasse geschikt voor volgende toepassingen:
- midden- en professionele klasse: gebruik in dun, middelma-
tig dik en dik hout, vellen, onttakken, inkorten, uitdunnen van bossen.
- hobbyklasse: occassioneel gebruik in dun hout, onderhoud
van fruitbomen, vellen, onttakken, inkorten.
Niet toegestane gebruikers
Personen die niet vertrouwd zijn met de handleiding, kinderen, jon­geren en personen onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen mogen het apparaat niet bedienen.
Algemene voorschriften
- Om een veilig gebruik te garanderen moet degene die het apparaat bedient altijd deze gebruiksaanwijzing te lezen,
om zich met de werking ervan vertrouwd te maken. On vol­doende geïnstrueerde gebruikers kunnen zichzelf en ande ren door ondeskundig gebruik in gevaar brengen.
- De motorkettingzaag alleen uitlenen aan personen met ervaring in het gebruik van een motorkettingzaag. De ge bruiks­aanwijzing dient daarbij overhandigd te worden.
- Nieuwe gebruikers moeten zich door de verkoper laten instru­eren, of een wettelijk erkende opleiding volgen, om vertrouwd teraken met het zagen met een motorkettingzaag.
- Kinderen en jeugdige personen onder 18 jaar mogen de motorkettingzaag niet gebruiken. Voor jeugdigen boven 16 jaar geldt dit verbod niet als zij in het kader van hun opleiding onder toezicht staan van een vakman.
- Het werken met de motorkettingzaag vereist een hoge mate van concentratie.
- Werk alleen in goede lichamelijke conditie. Ook vermoeidheid kan onoplettendheid tot gevolg hebben. Van begin tot eind van werkzaamheden is een zeer goede concentratie vereist. Voer alle werkzaamheden rustig en zorgvuldig uit. De gebruiker is verantwoordelijk ten opzichte van derden.
- Nooit onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen werken.
- Bij het werken in gemakkelijk ontbrandbare begroeiing en bij droogte moet een brandblusser bij de hand zijn.
Persoonlijke beschermingsuitrusting
- Om bij het zagen verwondingen aan hoofd, ogen, handen of voeten en schade aan het gehoor te vermijden moet de hierna omschreven beschermende uitrusting en be scher­mende kleding gedragen worden.
- De kleding moet doelmatig zijn, d.w.z. goed aansluitend, maar mag niet hinderen. Draag geen sieraden of kleding waarmee u achter takken of struiken kunt blijven haken. Bij lang haar een haarnet dragen.
- Bij alle werkzaamheden in het bos dient een veiligheidshelm (1) te worden gedragen, voor bescherming tegen vallende takken. De veiligheidshelm moet regelmatig op beschadigingen gecontroleerd worden en moet na maximaal 5 jaar vervangen worden. Alleen goedgekeurde helmen gebruiken.
- De gezichtsbeschermer (2) van de helm (alternatief: veilig- heidsbril) beschermt tegen wegspattende zaagspaanders en houtsplinters. Om verwondingen aan de ogen te voorkomen moet bij het werken met de motorkettingzaag altijd oogbescher­ming resp. gezichtsbescherming gedragen worden.
- Om gehoorschade te voorkomen moet geschikte persoonlijke gehoorbescherming gedragen worden. (Oorbeschermers (3), oordopjes, oorwatten etc.) Octaafbandanalyse op aanv­raag.
4
- De bosbouw-veiligheidsjas (4) heeft signaalrode schou-
der passen, is comfortabel in het dragen en gemakkelijk in on der houd.
- De bosbouw-veiligheidsbroek (5) bestaat uit 22 lagen
nylonweefsel en beschermt tegen snijwonden. Het gebruik ervan wordt dringend aanbevolen.
- Werkhandschoenen (6) van een zware kwaliteit leer be-
horen tot de voorgeschreven uitrusting en moeten bij het werken met de motorkettingzaag altijd gedragen worden.
- Bij het werken met de motorkettingzaag moeten veilig heids- schoenen of veiligheidslaarzen (7) met proÞ elzool, stalen neus en beenbeschermers gedragen worden. Veilig heids­schoeisel met een beschermende inleg biedt bescher ming tegen snijverwondingen en zorgen ervoor dat men stabiel staat.
1
2
1
3
2
3
4
7
5
4
6
Brandstoffen / tanken
- Bij het aftanken van de motorkettingzaag moet de motor worden uitgezet.
- Roken en iedere vorm van open vuur zijn niet toegestaan (5).
- Laat de motor afkoelen alvorens te tanken.
- Brandstoffen kunnen oplosmiddelachtige substanties bevatten. Huid- en oogcontact met mineraalolieprodukten vermijden. Draag bij het aftanken handschoenen. Vervang en reinig beschermende kleding regelmatig. Adem de brandstofdampen niet in. Het inademen van motorbrandstofdampen kan lichamelijk letsel veroorzaken.
- Mors geen brandstof of kettingolie. Als er toch brandstof of olie gemorst is moet de motorkettingzaag direct schoongemaakt worden. Zorg dat er geen brandstof op uw kleding terechtkomt. Als dat toch gebeurt kleedt u dan direct om.
- Let erop dat er geen brandstof of kettingolie in de grond weg­loopt (bescherming van het milieu). Leg iets op de grond ter bescherming.
- Tank niet in afgesloten ruimten. Brandstofdampen verzamelen zich op de bodem (explosiegevaar).
- Sluit de tankdoppen van brandstof- en olietank goed.
- Start de motorkettingzaag niet op dezelfde plek als waar u getankt heeft (tenminste 3 meter verwijderd van de tankplaats) (6).
- Brandstof is niet onbeperkt houdbaar. Koop niet meer dan u binnen een redelijke tijd zult gebruiken.
- Vervoer en bewaar brandstof en kettingolie alleen in goedge­keurde en gewaarmerkte jerrycans. Sla brandstof en kettingolie zo op dat kinderen er niet bij kunnen.
Inbedrijfname
- Werk niet alleen, in noodgevallen moet er iemand in de buurt zijn (gehoorafstand).
- Verzeker u ervan dat er zich geen kinderen of andere personen binnen het werkbereik van de motorkettingzaag bevinden. Let ook op dieren (7).
- Controleer voor aanvang van de werkzaamheden of de
motorkettingzaag goed werkt en volgens voorschrift be­drijfs klaar is gemaakt.
Let vooral op of de kettingrem werkt, of de zaaggeleider juist
gemonteerd is, of de zaagketting volgens voorschrift geslepen en gespannen is, of de kettingwielbeschermer vastzit, de gashendel soepel beweegt, de sperknop werkt, of de handgrepen droog en schoon zijn, en of Start/Stop schakelaar het doet.
- De motorkettingzaag pas nadat deze volledig in elkaar gezet is in bedrijf nemen. De motorkettingzaag mag uitsluitend geheel gemonteerd gebruikt worden!
- Voor het starten moet de bediener van de zaag goed stabiel staan.
- Start de motorkettingzaag uitsluitend volgens de gebruiks­aanwijzing (8). Andere startmethoden zijn niet toegestaan.
- Bij het starten van de motorkettingzaag moet de machine goed gesteund en stevig vastgehouden worden. De ketting en de zaaggeleider mogen nergens tegenaan komen.
- Houd tijdens het werken met de motorkettingzaag deze met beide handen vast, met de rechterhand op de achterste handgreep en de linker hand op de beugelgreep. De handgrepen met de duimen eromheen vasthouden.
- ATTENTIE: Bij het loslaten van de gashendel loopt de ketting nog enige tijd door (vrijloopeffect).
- Let er voortdurend op dat u stevig staat.
- De motorkettingzaag moet zodanig gehanteerd worden dat er geen uitlaatgassen ingeademd kunnen worden. Werk niet in gesloten ruimten (vergiftigingsgevaar).
- Zet de motorkettingzaag direct af bij merkbaar veranderd
machine gedrag.
- Zet de motorzaag af voor het controleren van de ketting­spanning, het naspannen, het verwisselen van de ketting en het opheffen van storingen (9).
- Als de zaag met stenen, spijkers of andere harde voorwerpen in aanraking is gekomen moet de motor direct afgezet worden en moet de zaaginrichting geïnspecteerd worden.
- Tijdens werkonderbrekingen en voor het verlaten moet de motor­zaag uitgeschakeld worden (9) en zo geparkeerd, dat niemand in gevaar kan geraken.
ATTENTIE: Leg de warme motorkettingzaag niet
- ATTENTIE: Na het uitzetten van de motorkettingzaag kan er olie van de ketting en zaaggeleider in de grond weglopen (bo dem­verontreiniging)! Leg iets onder de zaag als bescherming.
in droog gras of op brandbare voorwerpen. De uitlaat geeft een aanzienlijke hitte af (brandge­vaar).
5
3 meter
6
7
8
N
O
P
TO
S
Onderhoud Werkonderbreking
Tanken Transport
Zaagketting slijpen Uitbedrijfname
9
ON
STOP
5
Terugslag (Kickback)
- Bij het werken met de motorkettingzaag kan gevaarlijke terugslag optreden.
- Deze terugslag ontstaat als het bovenste kwadrant van de zaaggeleider per ongeluk tegen hout of andere vaste voor­werpen aankomt (10).
- Daarbij wordt de motorzaag ongecontroleerd en met grote kracht in de richting van de bedieningspersoon geslingerd, resp. versneld (gevaar voor letsel!)
Om terugslag te voorkomen moet op het volgende gelet
worden:
- Insteekwerk (direkt met het het uiteinde van de zaaggeleider in het hout aanzetten) mag uitsluitend door speciaal geschoold personeel worden uitgevoerd!
- De punt van de zaaggeleider moet altijd in het oog gehouden worden. Pas op bij het voortzetten van reeds begonnen zaags­neden.
- Begin met lopende zaagketting aan de zaagsnede!
- De zaagketting moet altijd correct geslepen worden. Let daarbij vooral op de juiste hoogte van de dieptebegrenzing.
- Zaag nooit meerdere takken tegelijkertijd door! Let er bij het ver­wijderen van takken op dat geen andere tak geraakt wordt.
- Let bij het afkorten op in de buurt liggende stammen.
Werkomstandigheden en -technieken
- Werk alleen bij goed zicht en goede verlichting. Let in het bi­jzonder op gladheid, nattigheid, ijs en sneeuw (uitglijgevaar). Verhoogd gevaar voor uitglijden bestaat op vers ontbast hout (schors).
- Werk nooit op een onstabiele ondergrond. Let op obstakels op de werkplek, struikelgevaar. Let er voortdurend op dat u stevig staat.
- Zaag nooit boven schouderhoogte (11).
- Zaag nooit staande op een ladder (11).
- Klim nooit met de motorkettingzaag in een boom om werkzaam­heden uit te voeren.
- Niet te ver voorovergebogen werken!
- Beweeg de motorkettingzaag zodanig dat zich geen lichaam s­delen in het verlengde van het zwenkbereik van de zaagketting bevinden (12).
- Gebruik de motorkettingzaag uitsluitend voor het zagen van hout.
- Houd de lopende zaagketting vrij van de grond.
- Gebruik motorkettingzagen nooit voor het wegtillen en verwij­deren van stukken hout en andere voorwerpen.
- Ontdoe het bereik van de zaagsnede van vreemde voorwerpen zoals zand, stenen, spijkers etc. Vreemde voorwerpen bescha­digen de zaag en kunnen gevaarlijke terugslag (kickback) tot gevolg hebben.
- Gebruik bij het zagen van sprokkelhout en dunne stammen een stabiele bok (indien mogelijk een zaagbok, 13). Het hout mag niet met de voet of door een tweede persoon worden vastgehouden.
- Rondhout moet tegen verdraaien tijdens het zagen worden geborgd.
- Bij afkorten moet de getande beugel (13, Z) tegen het te
zagen hout worden gezet.
- Voor het afkorten moet de getande beugel tegen het te zagen hout gezet worden en pas daarna met lopende zaagketting het hout gezaagd worden. De zaag wordt daarbij door middel van de achterste handgreep omhoog getrokken en met de beugelhandgreep geleid. De getande beugel dient daarbij als draaipunt. Het volgen gebeurt met een lichte druk op de beu­gelgreep. De zaag hierbij iets terugtrekken. Getande beugel lager aanzetten en opnieuw de achterste handgreep omhoog trekken.
- Steek- en langssneden mogen alleen door speciaal ge- schoold personeel uitgevoerd worden (verhoogd gevaar voor terugslag).
- Langssneden (14) in een zo klein mogelijke hoek aanzetten. Hier moet bijzonder voorzichtig te werk worden gegaan, daar de getande beugel niet kan grijpen.
- Trek de zaag alleen met lopende zaagketting uit het hout.
- Zijn er meerdere zaagsneden nodig dan moet de gashendel tussendoor losgelaten worden.
6
10
11
12
13
14
- Pas op bij het zagen van versplinterd hout. Er kunnen afgezaagde houtsplinters meegetrokken worden (gevaar voor letsel).
- Bij het zagen met de bovenzijde van de zaaggeleider kan de motorkettingzaag in de richting van de bedieningspersoon ge­stoten worden als de zaagketting klem komt te zitten. Daarom moet zoveel mogelijk met de onderzijde van de zaaggeleider gezaagd worden, daar in dat geval de zaag altijd van het lichaam weg in de richting van het hout getrokken zal worden (15).
- Hout onder spanning (16) moet altijd eerst aan de drukzijde (A) ingezaagd worden. Pas daarna kan de scheidingssnede op de trekzijde (B) gemaakt worden. Zo wordt het ingeklemd reken van de zaaggeleider voorkomen.
ATTENTIE: Velwerkzaamheden en verwijderen van takken,
alsmede het werken aan omgewaaide bomen mogen alleen uitgevoerd worden door geschoold personeel! Gevaar voor letsel!
- Steun bij het verwijderen van takken de motorkettingzaag altijd zo dicht mogelijk op de stam. Hierbij mag niet met de voorzijde van de zaaggeleider gezaagd worden (terugslaggevaar).
- Let vooral goed op bij onder spanning staande takken. Zaag vrijhangende takken niet van onder af door.
- Ga nooit op een stam staan terwijl u takken verwijdert.
- Met het vellen van bomen mag pas worden begonnen nadat
men zich ervan heeft verzekerd dat:
a) alleen personen die bij het vellen betrokken zijn zich op de
werkplek bevinden.
b) ongehinderd uitwijken mogelijk is voor iedereen die betrokken
is bij het vellen (de uitwijkruimte dient schuin naar achteren te lopen onder een hoek van ongeveer 45û).
c) de voet van de stam vrij is van alle vreemde voorwerpen,
struikgewas en takken. Zorg voor een stabiele werkpositie (struikelgevaar).
d) de dichtsbijgelegen werkplek tenminste twee en een halve
boomlengte verwijderd is (17). Vergewist u zich er vóór het vellen van dat er zich geen personen of voorwerpen binnen een afstand van 2 1/2 maal de boomlengte (17) bevinden.
- Beoordeling van de boom:
Overhangrichting - losse of dorre takken - hoogte van de boom
- natuurlijke overhang - is de boom rot ?
- Let op de windrichting en windsnelheid. Bij zware windstoten mogen er geen bomen geveld worden.
- Inzagen van de worteluitlopers:
Bij de grootste worteluitloper beginnen. Als eerste de zaagsne-
de in verticale richting en daarna de zaagsnede in horizontale richting aanbrengen.
- Valkerf (18, A) aanbrengen:
De valkerf geeft de boom de juiste valrichting en stuurt deze.
De valkerf wordt haaks op de valrichting aangebracht met een diepte van 1/3 - 1/5 van de stamdoorsnede. De zaagsnede indien mogelijk dicht boven de grond aanbrengen.
- Eventuele correcties van de valkerf moeten over de gehele breedte van de boom aangebracht worden.
- De valzaagsnede (19, B) wordt boven de valkerfholte (D) aangebracht. De valzaagsnede moet loodrecht op de stam aangebracht worden. Voor de val-kerf moet ongeveer 1/10 van de stamdoorsnede blijven staan als breukvlak.
- Het breukvlak (C) werkt als scharnier. Dit mag in geen geval doorgezaagd worden, daar dit het ongecontroleerd vallen van de boom kan veroorzaken. Breng tijdig spieën aan!
- De valzaagsnede mag alleen gezekerd worden met kunststof of aluminium spieën. Het gebruik van ijzeren spieën is verboden, daar een aanraking ernstige beschadigingen of zaagkettingbreuk tot gevolg kan hebben.
- Bij het vellen van bomen altijd terzijde van de vallende boom gaan staan.
- Bij het terugkeren naar de valzaagsnede oppassen voor vallende takken.
- Bij het werken op hellingen moet de bedieningspersoon boven of terzijde van de te bewerken stam, respectievelijk liggende boom staan.
- Pas op voor aanrollende boomstammen.
15
B
A
2 1/2
B
o
45
o
45
7
16
17
18
19
= Velbereik
Transport en opslag
- Bij het veranderen van werkplek tijdens het werken moet de motorkettingzaag afgezet of de kettingrem ingeschakeld worden om onbedoeld starten en aan ­lopen van de zaag ketting te voorkomen.
- Vervoer of draag de motorkettingzaag nooit met lopende zaagketting.
De warmgelopen motorzaag niet afdekken (bijv. met zeil,
deken, tijdschriften …).
De motorzaag laten afkoelen, alvorens ze in een transport-
koffer of voertuig te laden. Bij motorzagen met katalysator zijn langere afkoeltijden nodig!
- Bij vervoer over langere afstanden moet in ieder geval de meegeleverde beschermkap voor de zaaggeleider aan gebracht worden.
- Draag de motorkettingzaag altijd aan de beugelgreep, waarbij de zaaggeleider naar achter wijst (20). Zorg ervoor dat u niet met de uitlaat in aanraking komt (gevaar voor brandwonden!).
- Tijdens vervoer in personenwagens moet de machine zo geplaatst worden dat er geen brandstof of kettingolie kan uitlekken.
- De motorkettingzaag moet veilig in een droge ruimte opgeslagen worden. De motorkettingzaag mag niet buiten bewaard worden. Berg de motorkettingzaag ontoegankelijk voor kinderen op.
- Bij opslag gedurende langere tijd en bij het verzenden van de motorkettingzaag moeten olietank en brandstoftank volledig geleegd zijn.
Onderhoud
- Bij alle onderhoudswerkzaamheden moet de motor­kettingzaag uitgezet (21), en de bougiedop losgetrokken worden!
- Vóór het begin van de werkzaamheden moet altijd eerst gecontroleerd worden of de motorkettingzaag goed werkt, en speciaal de kettingrem. Let er vooral op of de zaagketting volgens voorschrift geslepen en gespannen is (22).
- De motorkettingzaag moet met zo weinig mogelijk lawaai en uitlaatgassen gebruikt worden. Let goed op een correcte afstelling van de carburator.
- Reinig de motorkettingzaag regelmatig.
- Controleer regelmatig of de tankdoppen goed sluiten.
Neem de veiligheidsvoorschriften van de Arbeidsins pektie
enverzekeringsmattschappijen in acht.
Breng in geen geval veranderingen in der constructie van
de motorkettingzaag aan. U brengt daarmee uw veilig heid in gevaar.
Onderhouds- en montagewerkzaamheden mogen alleen uit-
gevoerd worden voorzover deze in deze gebruiksaanwij zing beschreven zijn. Alle overige werkzaamheden moeten door de MAKITA service uitgevoerd worden.
Gebruik uitsluitend MAKITA reserve-onderdelen en geauto-
riseerde accessoires.
Bij gebruik van niet-originele MAKITA reserve onderdelen, niet-
geautoriseerde accessoires of zaaggeleider/ketting combinaties en -lengten is er een verhoogd ongevalsrisico. Bij ongelukken of schade als gevolg van niet-geautoriseerde zaagmechanieken of accessoires vervalt iedere aansprake lijkheid.
20
21
22
SERVICE
23
Eerste Hulp (E.H.B.O.)
Voor eventuele ongevallen dient altijd een verbanddoos op de
werkplek aanwezig te zijn. Vul gebruikt materiaal direct weer aan.
Als u om hulp vraagt, geeft u dan de volgende informa-
tie:
- Waar gebeurde het
- Wat gebeurde er
- Hoeveel gewonden
- Aard van de verwondingen
- Noem uw naam!
8
Aanwijzing:
Bij personen met circulatiestoornissen kunnen vaak optredende vibraties tot beschadiging van do bloedvaten of van het zenuwstelsel leiden. Door vibraties aan vingers, handen of polsen kunnen de volgende symptomen optreden: inslapen van lichaamsdelen, prikkelen, pijn steken, verandering van de huidkleur of van de huid. Bij het waarnemen van zulke
symptomen moet u een dokter opzoeken.
Technische speciÞ caties
Cilinderinhoud cm
EA3500F, 3501F EA4300F, 4301F
3
34,7 42,4 Boring mm 38 42 Slag mm 30,6 30,6 Maximaal vermogen bij toerental kW / 1/min 1,7 / 9.500 2,2 / 9.500 Maximale koppel bij toerental Nm / 1/min 2,1 / 6.500 2,6 / 6.500 Stationair toerental / max. motor toerental met zaaggeleider / ketting 1/min 2.800 / 13.500 2.800 / 13.500 Koppel toerental 1/min 5.100 5.100 Geluidsdruk (op de werkplek) L Geluidsniveau L Trillingen a
vlgs. ISO 22868
WA, eq
vlgs. ISO 22867
hv, eq
vlgs. ISO 22868
pA, eq
1) 3)
dB(A) 110 / KWA = 2,5 110 / KWA = 2,5
1) 3)
- Beugelgreep m/s
- Achterste handgreep m/s
1) 3)
dB(A) 100,8 / KpA = 2,5 100,8 / KpA = 2,5
2
2
4,3 / K = 2 3,6 / K = 2
3,6 / K = 2 3,2 / K = 2 Carburateur Type membraancarburateur Ontsteking Type electronisch Bougie Type NGK CMR7A-5 of bougie Type -­Elektrodenafstand mm 0,5 Brandstofverbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 kg/h 0,79 0,96 SpeciÞ ek verbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 g/kWh 526 480 Inhoud brandstoftank l 0,48 Inhoud olietank I 0,28 Mengverhouding (brandstof : 2-taktolie)
- bij gebruik van MAKITA olie 50 : 1
- bij gebruik van Aspen Alkylat (2-taktbrandstof) 50 : 1 (2%)
- bij gebruik van andere olie 50 : 1 (kwaliteitsklasse JASO FC of ISO EGD) Kettingrem
inwerkingstelling met de hand of door terugslag (kickback)
Kettingsnelheid (Bij max. vermogen) m/s 18,1 18,3 Kettingwielverdeling inch 3/8 3/8 .325 Aantal tanden Z 6 6 7 Kettingtype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst Verdeling / Schakeldikte inch / (mm) 3/8 / 0,050 (1,3) 3/8, .325 / 0,050 (1,3) Zaaggeleider snijlengte cm 35, 40 33, 35, 38, 40, 45 Zaagggeleidertype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst
2)
Gewicht motorzaag (lege tank, zonder blad, ketting en toebeh.) kg 4,8 / 4,9
1)
Opgaves houden in gelijke delen rekening met de bedrijfstoestanden stationair, volle belasting en maximum toerental.
2)
Modellen met katalysator (EA3500F, EA4300F).
3)
Onzekerheid (K=).
4,8 / 4,9
2)
Verpakking
Uw MAKITA motorzaag is ter bescherming tegen transport schades in een karton verpakt. Karton is een grondstof en is als zodanig geschikt voor hergebruik, of kan in de grondstofkringloop (oudpapier verwerking) terug-
gebracht worden.
9
Benaming van de onderdelen
4
2
1
3
5
6
7
8
9
1112
101314
27
26 25
Typeplaatje (14) Bij bestellen van eserveonderdelen opgeven!
Makita Corporation, Anjo, Aichi, Japan
Made in Germany
EA4301F
2011 123456
000.000.000 Typ 195
Serienummer Bouwjaar
1 Handgreep
2 Afdekkap 3 Kapvergrendeling 4 Beugelgreep 5 Handbeschermer
(tevens inertieschakelaar voor de kettingrem) 6 Uitlaatdemper 7 Getande beugel (klauwgreep) 8 Instelschroef voor kettingspanner 9 Bevestigingsmoeren 10 Kettingvanger 11 Kettingwielbeschermer
12 Afstelschroef voor oliepomp (onderzijde) 13 Brandstofpomp (primer)
22
20212324
14 Typeplaatje 15 Startergreep 16 Combischakelaar (choke / ON / STOP) 17 Brandstofpomp (primer) 18 Gashendel 19 Veiligheids-sperknop 20 Achterste handbeschermer
21 Tankdop brandstoftank 22 Afstelschroef voor de carburator 23 Ventilatorhuis met startinrichting
24 Tankdop olietank 25 Zaagketting (snijwerktuig) 26 Zaaggeleider 27 Kettingwielbeschermer/snelspanner
1615
181719
10
INBEDRIJFNAME
Alleen voor modellen met bevesti­gingsmoeren aan de kettingwielbe-
ATTENTIE:
Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf trekken (zie Bougie ver vangen) en beschermende handschoenen dragen!
ATTENTIE:
De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig te zijn samengebouwd en controle!
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting
Gebruik de bijgeleverde combisleutel voor de hierna ge ­noemde werkzaamheden.
Plaats de motorkettingzaag op een stabiele ondergrond en voer de volgende stappen uit voor de montage van de zaagketting en de zaaggeleider uit:
Ontkoppel de kettingrem door aan de beschermingshendel (1) te trekken, in de richting van de pijl.
Bevestigingsmoeren (2) eraf draaien. Verwijder de kettingwielbeschermer (3).
schermer
1
2
3
De instelschroef voor de kettingspanner (4) naar links draaien (tegen de klok in), tot de tap (5) van de kettingspanner onder de bout (6) staat.
Het zaagblad (7) monteren. Erop letten dat de tap (5) van de kettingspanner in het gat van het zaagblad steekt.
6 5 4
5 7
11
De zaagketting (9) op kettingwiel (8) leggen.
LET OP!
De zaagketting niet tussen het kettingwiel en het blad steken.
De zaagketting bovenaan ca. tot de helft in de geleidegroef (10) van het zaagblad leggen.
ATTENTIE:
De snijkanten van de zaagketting moeten aan de geleiderbo-
8
9
venkant in de richting van de pijl wijzen!
10
9 11
3
2
12
Voer de zaagketting (9) om de omlegschijf (11) van de zaag­geleider, en trek daarbij de zaagketting licht in de richting van de pijl.
De kettingwielbeschermer (3) weer aanbrengen.
LET OP! De zaagketting moet daarbij over de kettingvanger
(12) worden getild.
De bevestigingsmoeren (2) eerst handvast aandraaien.
Zaagketting spannen
De instelschroef (4) naar rechts draaien (met de klok mee), tot
2
de zaagketting in de geleidegroef aan de onderkant van het blad grijpt (zie cirkeltje).
Het zaagblad licht optillen en de instelschroef (4) naar rechts draaien (met de klok mee), tot de zaagketting weer tegen de onderkant van het blad ligt (zie cirkeltje).
Het voorste einde van de zaaggeleider verder omhoog tillen en de bevestigingsmoeren (2) met de combisleutel vast aandraaien.
4
12
Loading...
+ 28 hidden pages