NL12 NL13
Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsvoorschriften
Monteren en afstellen
n Controleer voordat u de rolstoel gebruikt of de
onderdelen van de rolstoel, zoals de zijkanten
voorzien van armleggers en de beensteunen,
goed zijn gemonteerd en bijvoorbeeld de zitting
en rugleuning goed vastzitten.
n Zorg ervoor dat de duwhandvatten, de armleg-
gers, de zijkussens, de onderbeenlengte en eventueel de hoofdsteun op de juiste hoogte zijn
ingesteld. De beensteunen dienen zich minimaal
op 5 cm van de vloer te bevinden.
n Controleer de maatvoering en stel deze voor de
zitdiepte en de zitbreedte, eventueel met behulp
van respectievelijk het rugframe en de armleggers, optimaal af.
Zitten in de rolstoel
Let op dat de vingers van de inzittende niet bekneld
raken tussen het frame en de wielen of tussen de spaken van de wielen. In de volgende gevallen dienen de
inzittende of de begeleider hiervoor waakzaam te zijn:
n Wanneer de rolstoel ver naar achteren is gekan-
teld.
n Wanneer de inzittende scheef in de stoel hangt.
n Wanneer de inzittende zijn/haar armen over de
arm legger slap omlaag heeft hangen.
n Wanneer er een combinatie is van bovenstaande
gevallen.
Rijden met de rolstoel
(zie ook pag. 24, 25 en 26 voor meer informatie)
n Let op: bij het rijden op een helling zal het zwaar-
tepunt wijzigen en kan de rolstoel makkelijker
achterover kantelen.
n Wees voorzichtig met uw handen tijdens het
hoepelen, wanneer links en rechts van de rolstoel
weinig ruimte is.
n Begeleiders mogen de rolstoel nooit ongeremd
op een helling achterlaten.
n Neem obstakels hoger dan 10 cm nooit alleen.
Alleen geoefende rijders, die over voldoende
kracht beschikken, zijn over het algemeen in staat
obstakels tot 10 cm te nemen.
n Zet de rolstoel op de rem voordat u uitstapt of een
transfer maakt.
n Gebruik de rem alleen om de stilstaande wielen te
blokkeren. De rem is ongeschikt om de rolstoel af
te remmen.
Transport van de rolstoel
(zie ook pag. 27 voor meer informatie)
n Bevestig de stoel in een taxibus met een vierpunts
vastzetsysteem.
n Gebruik tevens een driepunts veiligheidsgordel
voor het vervoer van de rolstoel met inzittende.
Let op: de zithoudingsgordel is ongeschikt als
veiligheidsgordel.
n Bij het vervoer van de rolstoel met inzittende
dient de rolstoel te beschikken over een Matrixx
hoofdsteun.
Hellingen en andere obstakels
(zie ook pag. 25 voor meer informatie)
De kans op kantelen van de rolstoel is op een helling
groter dan op een vlakke ondergrond.
n Ga altijd achteruit een stoep af, zodat de rolstoel
niet voorover kan hellen en voorkom dat de
gebruiker uit de stoel valt.
n Rijd zelf nooit met de rolstoel van een trap af.
n Rijd nooit een helling op met een hellingshoek
van meer dan 5 graden.
n Roep hulp in van derden wanneer u er niet zeker
van bent dat u het hoogste punt zelfstandig haalt.
n Leun of duw uw lichaam in de richting van het
hoogste punt. Het zwaartepunt van de rolstoel
komt dan gunstiger te liggen, waardoor de kans
op achterover kantelen kleiner wordt.
8