Index ................................................................................................ 235
vii
viii
1
Printero verzic ht
In de volgende afbeeldingen ziet u een Lexmark™ T620 en T622 standaard-netwerkmodelconfiguratie
en een volledig geconfigureerde printer. Als u opties voor papierv erwerking hebt geïnstalleerd, lijkt uw
printer meer op het volledig geconfigureerde model. Raadpleeg de Installatiehandleiding voor
informatie over andere mogelijke configuraties.
Standaard-netwerkmodelc
onfiguratie
Standaarduitvoerlade
Bedieningspaneel
Volledige configuratie
Uitvoerlader met
vijf laden*
Afwerklade*
Enveloppenlader*
Lade 1
(geïntegreerde
lade)
Universeellader
Lade 2
(optioneel voor
niet-netwerkmodelle
Lade 1
(geïntegreerde
lade)
*Optioneel
Lade voor
dubbelzijdig
Lade 2*
(250 of 500 vel )
Lade 3*
(250 of 500 vel)
Lade 4*
(250 of 500 vel )
Lade 5*
(ladekast voor 2000 vel)
9
2
Bedieningspaneel
Dit gedeelte van de handleiding bevat informatie over het bedieningspaneel, het wijzigen van
printerinstellingen en over de menu's van het bedieningspaneel.
U kunt de meeste printerinstellingen wijzigen in de toepassing waarmee u werkt of in het
printerstuurprogramma. Instellingen die u wijzigt in de toepassing of in het printerstuurprogramma zijn
alleen van toepassing op de afdruktaak die u voorbereidt.
Als u in een toepassing printerinstellingen wijzigt, vervangt u daarmee de wijzigingen die u met het
bedieningspaneel van de printer hebt aangebracht.
Als u een bepaalde instelling niet in een toepassing kunt wijzigen, kunt u hiervoor het
bedieningspaneel van de printer of het bedieningspaneel op afstand van het hulpprogramma
MarkVision™ gebruiken. Printerinstellingen die u met het bedieningspaneel van de printer of in
MarkVision wijzigt, worden automatisch de standaardinstellingen van de gebruiker.
Bedieningspaneel
Op het bedieningspaneel links aan de voorzijde van de printer bevindt zich een LCD-display (liquid
crystal displa y) waarop twee regels tekst van maximaal 16 tekens kunnen worden weergegeven.
Daarnaast bevinden zich op het bedieningspaneel vijf knoppen en een indicatorlampje.
LCD
1
Lampje
Menu
2
Selecteren
5
Start
3
Stop
Return
6
4
Indicatorlampje
Het indicatorlampje geeft informatie over de staat van de printer. Status van het lampje:
•Uit, de printer staat uit;
•Aan, printer staat aan, maar is niet actief;
•Knippert, de printer staat aan en is bezig met een afdruktaak.
10
Bedieningspaneel
Met de vijf knoppen op het bedieningspaneel kunt u menu's openen, door een lijst met waarden
bladeren, printerinstellingen wijzigen en reageren op printerberichten.
Naast de knoppen ziet u de getallen 1 tot en met 6. Hiermee kunt u PIN-codes invoeren voor Afdruk- en wachtstandtaken. Zie Afdruk- en wachtstandtaken voor meer informatie.
Hieronder wordt de functie van elke knop beschreven.
Opmerking: De knoppen reageren op de informatie die wordt weergegeven op de tweede regel
van de display.
Start
Menu
Selecteren
Met de knop
• terugkeren in de werkstand Gereed als de printer offline is (het bericht
Gereed wordt niet weergegeven op de display);
• printermenu's afsluiten en terug te keren naar de werkstand Gereed;
• foutberichten op het bedieningspaneel wissen.
Als u printerinstellingen hebt gewijzigd met de menu's van het
bedieningspaneel, drukt u op Start voordat u een afdruktaak verzendt.
Afdruktaken kunnen alleen worden uitgevoerd als op de printer de melding
Gereed wordt weergege ven.
De beide delen van de knop hebben elk een functie. Druk op
• de printer offline te zetten als het bericht Gereed wordt weergegeven (de
werkstand Gereed opheffen) en naar de menu’s gaan;
• naar het menu Taak gaan als Bezig wordt weergegeven.
• Als de printer offline is, drukt u op
– Druk op
In het geva l va n menu-i tems met num erieke w aarden, bi jv oorbeeld Ex em plaren,
moet u Menu ingedrukt houden om door de waa rden te bladeren. Laat de knop
los zodra het gewenste getal wordt weergegeven.
Druk op
• het menu te selecteren dat wordt weergegeven op de tweede regel van de
display. Afhankelijk van het type menu heeft deze actie een van de volgende
resultaten:
– het menu wordt geopend en het eerste menu-item wordt weergegeven;
– het menu wordt geopend en de standaardinstelling wordt weergegeven;
• het weergegeven menu-item op te slaan als standaardinstelling. Op de
display van de printer wordt kort het bericht Opgeslagen weergegeven.
Vervolgens wordt het menu-item opnieuw weergegeven.
• Bepaalde berichten te wissen van de display op het bedieningspaneel.
Start kunt u:
Menu om:
Menu> om door de men u’s te bladeren.
<Menu om naar het vorige me nu-item te gaan.
Selecteren om:
ReturnMet de knop Return keert u teru g naar het vorige menuniveau of menu-item.
Stop drukt terwijl het bericht Gereed, Bezig of Wachten wordt
Start om terug te keren naar de stand Gereed, Bezig of Wachten.
Stop
Als u op
weergegeven, onderbreekt u tijdelijk alle activiteiten en zet u de printer offline.
Het statusbericht op het bedieningspaneel verandert in Niet gereed.
Druk op
11
Printerinstellingen wijzige n met het bedieningspaneel
Met het bedieningspaneel kunt u menu-items en bijbehorende waarden selecteren om uw afdruktaken
met succes af te drukken. U kunt ook de instellingen en de omgeving van de printer wijzigen. Zie
Printermenu’s voor een uitleg van alle menu-items.
U wijzigt de printerinstellingen door:
•een instelling te selecteren in een lijst met waarden;
•een aan/uit-instelling te wijzigen;
•een numerieke instelling te wijzigen.
U selecteert als volgt een nieuwe waarde als instelling:
1Terwijl het bericht Gereed wordt weergegeven, drukt u op Menu. De menunamen worden
weergegeven.
2Druk nog enkele malen op Menu tot het gewenste menu wordt weergegeven.
3Druk op Selecteren om het menu of het menu-item op de tweede regel van de display te
selecteren.
–Als u een menu selecteert, wordt dit menu geopend en wordt de eerste printerinstelling
van het menu weergegeven.
–Als u een menu-item selecteert, wordt de standaardinstelling voor dit menu-item
weergegeven.
(Naast de huidige standaardinstelling van de gebruiker wordt een sterretje [*]
weergegeven.)
Bij elk menu-item hoort een lijst met waarden. De volgende waarden zijn mogelijk:
–een woord of woordgroep waarmee een instelling wordt beschreven;
–een numerieke waarde die kan worden gewijzigd;
–de instelling Aan of Uit.
4Druk op Menu voor de gewenste w aarde.
5Druk op Selecteren om de waarde op de tweede regel van de display te selecteren. Naast de
waarde wordt een sterretje (*) weergegeven om aan te geven dat dit nu de standaardinstelling
van de gebruiker is. De nieuwe instelling wordt één seconde lang weergegeven en verdwijnt
daarna weer. Het bericht Opgeslagen wordt kort weergegeven, gevolgd door de vorige lijst
met menu-items.
6Druk op Return om terug te gaan naar de vorige menu's. Selecteer de overige menu's
waarvoor u nieuwe standaardinstellingen wilt opgeven. Druk op
printerinstelling is die u wilt wijzigen.
De standaardinstellingen van de gebruiker blijven van kracht totdat u nieuwe instellingen opslaat of de
fabriekswaarden herstelt. De standaardinstellingen die u hebt geselecteerd met het bedieningspaneel
kunt u ook vervangen door instellingen te kiezen in de toepassing waarmee u afdrukt.
Start als dit de laatste
12
Pagina met menu-instellingen afdrukken
Voer de volgende stappen uit om een lijst af te drukken met de huidige standaardinstellingen van de
gebruiker en geïnstalleerde printeropties:
1Controleer of de printer is ingeschakeld en of de werkstand Gereed op de display wordt
weergegeven.
2Druk enkele malen op Menu totdat u het menu Extra ziet en druk dan op Selecteren.
3Druk enkele malen op Menu totdat u het Menu's afdrukken ziet en druk dan op Selecteren.
Het bericht Menu-instellingen worden afgedrukt wordt weergegeven. Dit bericht
verdwijnt wanneer de pagina wordt afgedrukt. De printer keert terug in de werkstand Gereed
zodra het afdrukken van de pagina('s) is voltooid.
Zie Printerbericht voor meer informatie als er een bericht verschijnt.
In het diagram in Printermenu’s ziet u welke menu-items er in de menu’s zitten.
Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit de fabriekswaarde is. Fabriekswaarden kunnen
per land verschillen.
Fabriekswaarden zijn de functie-instellingen die van kracht zijn als u de printer voor de eerste keer
aanzet. Deze instellingen blijven van kracht totdat u ze wijzigt. De fabriekswaarden worden hersteld als
u de waarde Herstellen selecteert voor het menu-item Fabriekswaarden in het menu Extra. Zie Menu
Extra voor meer informatie.
Als u een nieuwe instelling selecteert op het bedieningspaneel, wordt het sterretje verplaatst naar
deze nieuwe instelling om aan te geven dat dit nu de huidige standaardinstelling van de gebruiker is.
Standaardinstellingen van de gebruiker zijn de instellingen die u selecteert voor verschillende
printerfuncties en die u opslaat in het printergeheugen. Nadat ze zijn opgeslagen, blijven deze
instellingen actief totdat nieuwe instellingen worden opgeslagen of de fabriekswaarden worden
hersteld.
Opmerking: Houd er rekening mee dat de instellingen die u selecteert met het
bedieningspaneel kunnen worden vervangen door instellingen die u kiest in de
toepassing waarmee u afdrukt.
Menu's uitgeschakeld
Als uw printer is geconfigureerd als netwerkprinter voor een aantal gebruikers, kan het zijn dat het
bericht Menu’s zijn uitgeschakeld verschijnt wanneer u op
werkstand Gereed staat. Als de menu's zijn uitgeschakeld, kunnen gebruikers niet per ongeluk met het
bedieningspaneel een standaardinstelling wijzigen die is ingesteld door de beheerder van de printer . U
kunt wel afdruk- en wachtstandtakenuitv oeren, berichten wissen en items selecteren in het menu T aak
als u een afdruktaak uitvoert, maar u kunt geen andere printerinstellingen wijzigen. U kunt echter wel
met een printerstuurprogramma standaardinstellingen wijzigen en instellingen selecteren voor
afzonderlijke afdruktaken.
▲
Menu drukt terwijl de printer in de
13
Menu's op bedieningspaneel
3
uitschakelen
Als u wilt voorkomen dat standaardinstellingen worden gewijzigd, schakelt u als volgt de menu's op het
bedieningspaneel uit:
1Zet de printer uit.
Opmerking: Als u de menu's op het bedieningspaneel uitschakelt, hebt u nog wel toegang tot
het menu Taak of de functie Afdruk- en wachtstandtaken.
2Houd Selecteren en Terug ingedrukt terwijl u de printer aanzet.
3Laat de knoppen los zodra Zelftest wordt uitgevoerd versc hijnt.
Het menu Config verschijnt op de eerste regel van de display.
4Druk enkele malen op Menu totdat Panee lmenu's verschijnt. Druk vervolgens op Selecteren.
Op de tweede regel van de display verschijnt Uitschakelen.
5Druk op Selecteren.
Het bericht Menu's vergrendelen wordt kort weergegeven.
6Druk enkele malen op Menu totdat Config afsluiten v erschijnt. Druk vervolgens op Selecteren.
De menu's zijn nu uitgeschakeld. Als u op Menu drukt, verschijnt het bericht Menu's zijn uitgeschakeld.
U schakelt als volgt menu’s in:
1Herhaal stap 1 tot 4 van de vorige pagina.
2Druk op Menu totdat Inschakelen verschijnt.
3Ga door met stap 5 en 6. ▲
14
4
Afdruk- en wachtstandtaken
Wanneer u een afdruktaak naar de printer verzendt, kunt u in het stuurprogramma opgeven dat de
taak in het printergeheugen moet worden opgeslagen, oftewel in de wachtstand moet worden
geplaatst. Wanneer u de afdruktaak daadwerkelijk wilt uitvoeren, geeft u via de menu's van het
bedieningspaneel op welke wachtstandtaak u wilt uitvoeren.
Opmerking: Voor afdruk- en wachtstandtak en moet minimaal 16 MB printergeheugen
beschikbaar zijn. Het is raadzaam om te werken met minimaal 32 MB
printergeheugen en een vaste schijf.
Klik op een onderwerp voor meer informatie.
•Wachtstandtaken
afdrukken en verwijderen
•To egang tot
wachtstandtaken via het
bedieningspaneel
•Opmaakfouten
•Afdruktaken herhalen op
•Afdruktaken controleren
•Afdruktaken reserveren
een later tijd stip
•Vertrouwelijk taken
afdrukken
Wachtstandtaken afdrukken en verwijderen
Nadat wachtstandtaken zijn opgeslagen in het printergeheugen, kunt u via het bedieningspaneel van
de printer opgeven wat u met een of meer van deze taken wilt doen. In het Menu Taak selecteert u
Vertrouwelijk of Taken in wacht (herhaalde, gereserveerde en gecontroleerde afdruktaken). Als u
Vertrouwelijk selecteert, moet u de PIN-code (persoonlijk identificatienummer) invoeren die u in het
stuurprogramma hebt opgegeven toen u de taak verzond. Zie Vertrouwelijke afdruktaak voor meer
informatie.
Zowel voor het menu-item Vertrouwelijk als voor het menu-item Taken in wacht kunt u kiezen uit vijf
opties:
•Alle taken afdr
•Taak afdrukken
•Alle taken verw
•Taak verwijderen
15
•Exemplaren
Toegang tot wachtstandtaken via het bedieningspaneel
1U krijgt als volgt via het bedieningspaneel toegang tot wachtstandtaken:
–Als de printer in de werkstand Bezig staat, drukt u op Menu om het menu Taak weer te
geven.
–Als de printer in de werkstand Gereed staat, gaat u verder met stap 2.
2Druk op Menu totdat Taken in wacht of V ertrouwelijk op de display van het bedieningspaneel
wordt weergegeven, afhankelijk van de gewenste soort afdruktaak.
3Druk op Selecteren.
Gebruikersnaam wordt weergegeven op de eerste regel van het bedieningspaneel. Op de
tweede regel verschijnen de namen v an de gebruikers die momenteel zijn gekoppeld aan
afdruk-/wachtstandtaken.
4Druk op Menu totdat u uw gebruikersnaam ziet.
Opmerking: Als u op zoek bent naar een vertrouwelijke afdruktaak, wordt u gevraagd een
PIN-code in te voeren. Zie Vertrouwelijke afdruktaak voor meer informatie.
5Druk op Selecteren.
6Druk op Menu totdat de actie die u wilt uitvoeren, op de tweede regel van de display wordt
–Als u op zoek bent naar een bepaalde afdruktaak, drukt u op Menu om door de lijst met
beschikbare afdruktaken te bladeren. Druk op Selecteren wanneer de gewenste
afdruktaak wordt weergege ven. Naast de naam van de afdruktaak verschijnt een sterretje
(*) om aan te geven dat u die taak hebt gekozen om af te drukken of te verwijderen.
–Als u moet opgeven hoeveel exemplaren u wilt afdrukken, gebruikt u de knop Menu om
het aantal op de display te verhogen of te verlagen. Vervolgens drukt u op Selecteren.
8Druk op Start om de taken die u hebt gemarkeerd, af te drukken of te verwijderen.
Op de display van het bedieningspaneel worden kort berichten weergegeven die aangeven
welke afdruk- en wachtstandtaken worden uitgevoerd.
Opmaakfouten
Als het symbool wordt weergegeven op de display van het bedieningspaneel, betekent dit dat er
opmaakproblemen zijn opgetreden bij een of meer wachtstandtaken. Deze opmaakproblemen zijn
meestal het gevolg van onvoldoende printergeheugen of ongeldige gegevens die ertoe kunnen leiden
dat de taak door de printer wordt gewist.
Wanneer het symbool naast een wachtstandtaak wordt weergegeven, hebt u de volgende
mogelijkheden:
16
•De taak afdrukken. Houd er echter rekening mee dat mogelijk slechts een deel van de taak
wordt afgedrukt.
•De taak verwijderen. U kunt eventueel nog meer printergeheugen vrijmaken door de lijst met
wachtstandtaken te doorlopen en nog meer taken te verwijderen die u naar de printer hebt
gestuurd.
Als er regelmatig opmaakproblemen optreden bij wachtstandtaken, kan dat betekenen dat u meer
printergeheugen nodig hebt.
Herhaalde afdruktaak
Als u een herhaalde afdruktaak naar de printer stuurt, worden alle door u opgegeven exemplaren
afgedrukt en wordt de afdruktaak in het printergeheugen opgeslagen, zodat u later nog meer
exemplaren kunt afdrukken. U kunt exemplaren blijven afdrukken zolang de afdruktaak zich in het
printergeheugen bevindt.
Opmerking: Herhaalde afdruktaken worden automatisch uit het printergeheugen verwijderd op
het moment dat de printer extra geheugen nodig heeft voor de verwerking van
andere afdruktaken.
Gereserveerde afdruktaak
Als u een gereserveerde afdruktaak verzendt, wordt de taak niet onmiddellijk afgedrukt, maar wordt
deze in het geheugen opgeslagen zodat u de taak later kunt afdrukken. De taak wordt bewaard in het
geheugen totdat u de taak verwijdert uit het menu Tak en in wacht. Gereserveerde afdruktaken kunnen
worden verwijderd als de printer extra geheugen nodig heeft voor de verwerking van andere
wachtstandtaken.
Zie Wachtstandtaken afdrukken en verwijderen voor meer informatie.
Gecontroleerde afdruktaak
Als u een gecontroleerde afdruktaak verzendt, wordt één exemplaar afgedrukt en blijven de overige
exemplaren die u in het stuurprogramma hebt opgegeven, in het printergeheugen bewaard. U kunt zo
controleren of dit eerste exemplaar naar wens is, voordat u de overige exemplaren afdrukt.
Raadpleeg Wachtstandtaken afdrukken en verwijderen als u hulp nodig hebt bij het afdrukken van
de overige exemplaren die zijn opgeslagen in het geheugen.
Opmerking: Zodra alle exemplaren zijn afgedrukt, wordt de gecontroleerde afdruktaak uit het
printergeheugen verwijderd.
Vertrouwelijke afdruktaak
Wanneer u een afdruktaak naar de printer stuurt, kunt u via het stuurprogramma een PIN-code
(persoonlijk identificatienummer) invoeren. De PIN-code moet bestaan uit vier cijfers van 1 tot en met
17
6. De afdruktaak wordt vervolgens in het printergeheugen opgeslagen totdat u dezelfde viercijferige
PIN-code invoert via het bedieningspaneel van de printer en opgeeft dat u de taak wilt afdrukken of
verwijderen. Zo weet u zeker dat de afdruktaak niet wordt uitgevoerd voordat u zelf bij de printer bent
gearriveerd om de afgedrukte exemplaren op te halen. Geen enkele andere gebruiker van de printer
kan de taak uitvoeren.
Als u Vertrouwelijk selecteert in het menu Taak en vervolgens uw gebruikersnaam selecteert, wordt de
volgende prompt weergegeven op de display:
Voer PIN in:
=____
Gebruik de knoppen op het bedieningspaneel om de viercijferige PIN-code voor de vertrouwelijke taak
in te voeren. De cijfers (1–6) die u met de knoppen kunt invoeren, worden weergegeven naast de
knopnamen. Tijdens het invoeren van de PIN-code worden op de display sterretjes weergegeven,
zodat niemand de code kan zien.
Voer PIN in
=****
1
Menu
2
Selecteren
5
Start
3
Stop
Return
6
4
Als u een ongeldige PIN-code invoert, wordt het bericht Geen taken . Opnieuw? weergegeven. Druk
Start als u de PIN-code opnieuw wilt invoeren of druk op Stop als u het menu Vertrouwelijk wilt
op
afsluiten.
Wanneer u een geldige PIN-code invoert, hebt u toegang tot alle afdruktaken waaraan de ingevoerde
gebruikersnaam en PIN-code zijn gekoppeld. De afdruktaken die zijn gekoppeld aan de PIN-code die
u hebt ingevoerd, worden weergegeven op de display wanneer u de menu-items Taak afdrukken, Taak
verwijderen en Exemplaren opent. Vervolgens kunt u de taken waaraan de PIN-code is gekoppeld,
afdrukken of verwijderen. Raadpleeg Wachtstandtaken afdrukken en verwijderen voor meer
informatie. Nadat de vertrouwelijke afdruktaak is uitgevoerd, wordt deze automatisch uit het
printergeheugen verwijderd.
▲
18
5
Afdruktaak annuleren
U annuleert als volgt een afdruktaak :
1Druk op Menu. Het menu Taak verschijnt op de eerste regel van de display, op de tweede regel
verschijnt Taak annuler en.
Opmerking: Het menu Taak is het enige menu-item dat beschikbaar is als de printer in de
werkstand Bezig staat.
2Druk op Selecteren.
Op de display wordt kort Taak wor dt gea nnuleerd weergegeven. De printer voltooit de
pagina die op dat moment wordt afgedrukt en stopt vervolgens. De printer keert terug in de
werkstand Gereed.
19
P apierf ormaten Folio en Statement
6
afdrukken
De papierformaten Folio en Statement zijn alleen beschikbaar in het menu Papierformaat als
Formaatdetectie is uitgeschakeld. Schakel Formaatdetectie uit.
1Druk tegelijkertijd op Selecteren en Return terwijl u de printer aanzet.
2Laat de knoppen los z odra op de display het bericht Zelftest wordt uitgevo erd wordt
weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus uit en vervolgens verschijnt het menu Config op de eerste
regel van de display.
3Druk op Menu totdat u Formaatdetectie ziet en druk vervolgens op Selecteren.
Lade (1): Formaatdetectie verschijnt op de tweede regel van de display.
4Druk op Menu om de invoeroptie te selecteren waarin het Folio- of Statement-papier is
geladen en druk vervolgens op
Op de eerste regel van de display wordt de geselecteerde invoeroptie weergegeven en op de
tweede regel wordt de huidige instelling weergegeven.
Selecteren.
5Druk op Menu om de instelling te wijzigen in Uit en druk vervolgens op Selecteren.
OPGESLAGEN wordt kort weergegeven op de display en wordt dan vervangen door het menu
Config op de eerste regel en Formaatdetectie op de tweede regel.
6Druk op Menu totdat u Config afsluiten ziet en druk vervolgens op Selecteren.
7Menuwijzigingen activeren wordt kort weergegeven op de display, gevolgd door Zelftest wordt
uitgevoerd. De printer keert terug in de werkstand Gereed. ▲
20
7
Afdrukmateriaal kiezen
De afdrukkwaliteit en de betrouwbaarheid van de papierinvoer van de printer en de opties zijn deels
afhankelijk van het soort afdrukmateriaal en het formaat ervan. In dit gedeelte van de handleiding vindt
u richtlijnen voor elke soort afdrukmateriaal. Informatie over karton en etiketten vindt u in de Card Stock & Label Guide op de Lexmark weblocatie: www.lexmark.com.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden van een bepaalde papiersoort
aanschaft.
Klik op een onderwerp voor meer informatie:
•Papierkenmerken
•Aanbevolen papiersoorten
•Ongeschikt papier
•Voorbedrukte formulieren en
•Papier kie zen
•Enveloppen kiezen
•Etiketten kiezen
•Karton kiezen
briefhoofdpapier kiezen
•Transparanten kiezen
•Geperforeerd papier kiezen
Papierkenmerken
De volgende papierkenmerken zijn v an invloed op de afdrukkwaliteit en de betrouwbaarheid van de
papierinvoer. Het is verstandig om rekening te houden met deze richtlijnen wanneer u een nieuwe
papiervoorraad evalueert.
Raadpleeg voor meer informatie de Card Stock & Label Guide, beschikbaar op de Lexmark
weblocatie: www.lexmark.com.
Gewicht
Papier met een gewicht van 60 tot 176 g/m 2 (vezels in lengterichting) kan automatisch in de printer
worden ingevoerd. Papier dat lichter is dan 60 g/m
ingevoerd en kan daardoor vastlopen. Het beste resultaat bereikt u met papier van 75 g/m
vezels in de lengterichting. Als u papier wilt gebruiken dat smaller is dan 182 x 257 mm, moet het
gewicht ten minste 90 g/m
2
zijn.
2
is mogelijk niet stijf genoeg om goed te worden
2
met de
21
Krullen
Krullen is de neiging van papier om bij de randen om te buigen. Als papier te veel krult, kan dat
problemen opleveren bij het invoeren. Papier krult meestal nadat het door de printer is gevoerd en
daarbij is blootgesteld aan hoge temperaturen. Wanneer papier nadat het is uitgepakt in een vochtige
omgeving wordt bewaard, kan dat krullen veroorzaken, zelfs als het papier zich in de papierlade
bevindt.
Gladheid
De gladheid van papier is rechtstreeks van invloed op de afdrukkwaliteit. Toner wordt niet goed
gefixeerd op ruw papier, hetgeen leidt tot een slechte afdrukkwaliteit. Te glad papier kan problemen
veroorzaken bij het invoeren. Het papier moet een zachtheid hebben van 100 tot 300 Sheffield; een
zachtheid tussen 100 en 175 Sheffield levert echter de beste afdrukkwaliteit op.
Vochtigheidsgraad
De hoeveelheid vocht in papier is van invloed op de afdrukkwaliteit en bepaalt tevens of het papier
goed door de printer kan worden gevoerd. Laat het papier in de originele verpakking totdat u het
daadwerkelijk gaat gebruiken. Het papier wordt dan niet blootgesteld aan de negatieve invloed van
wisselingen in de luchtvochtigheid.
Vezelrichting
Deze term heeft betrekking op de richting van de vezels in een vel papier. Vezels lopen ofwel in de
lengterichting van het papier of in de breedterichting.
2
Voor papier van 60 tot 176 g/m
dan 176 g/m
universeellader wordt ingevoerd, zijn vezels in de lengterichting het beste. V oor papier dat zwaarder is
dan 135 g/m
2
verdient de breedterichting de voorkeur. Voor papier van 60 tot 135 g/m2 dat via de
2
en dat via de universeellader wordt ingevoerd, verdient de breedterichting de voorkeur.
zijn vezels in de lengterichting het beste. Voor papier dat zwaarder is
Vezelgehalte
Kwalitatief hoogwaardig xerografisch papier bestaat meestal voor 100% uit chemische houtpulp.
Papier met deze samenstelling is zeer stabiel, zodat er minder problemen optreden bij de invoer en de
afdrukkwaliteit beter is . Als papier andere vezels bev at, bijv oorbeeld van katoen, kan dat eerder leiden
tot problemen bij de verwerking.
Aanbevolen papiersoorten
De afdrukkwaliteit is het best en de papierinvoer het betrouwbaarst als u xerografisch papier van 75 g/
2
gebruikt. Papier voor algemeen zakelijk gebruik kan ook een acceptabele afdrukkwaliteit
m
opleveren.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden van een bepaalde papiersoort
aanschaft. Bij de keuze van een papiersoort moet u rekening houden met het gewicht, de vezelgehalte
en de kleur van het papier.
Een laserprinter verwarmt het papier tot een temperatuur van 225°C voor MICR-toepassingen
(Magnetic Ink Character Recognition) en 205°C voor niet-MICR-toepassingen. Gebruik alleen papier
22
dat dergelijke temperaturen kan v erdragen zonder te verkleuren, uit te lopen of ge v aarlijke stoffen af te
geven. Informeer bij de fabrikant of leverancier of het papier dat u hebt gekozen geschikt is voor
gebruik in laserprinters.
Ongeschikt papier
Het gebruik van de volgende papiersoorten in de printer wordt afgeraden:
•chemisch behandelde papiersoorten waarmee kopieën kunnen worden gemaakt zonder
carbonpapier, ook wel "carbonless copy paper" (CCP) of "no carbon required paper" (NCR)
genoemd;
•coated papier (uitwisbaar bankpostpapier);
•meervoudige formulieren en documenten;
•voorbedrukte papiersoorten waarvoor een registrering (nauwkeurige positionering van de
afdruk) van meer dan ±0,23 mm is vereist, zoals OCR-formulieren (optical character
recognition) (in sommige gevallen kunt u de registrering aanpassen met de toepassing
waarmee u afdrukt op deze formulieren);
•voorbedrukt papier dat chemische stoffen bevat die schadelijk zijn voor de printer;
•voorbedrukt papier dat niet voldoende bestand is tegen de temperatuur in het
verhittingsstation;
•papier met ruwe of gekrulde randen;
•synthetisch papier;
•thermisch papier;
•kringlooppapier van minder dan 60 g/m
2
;
•kringlooppapier dat meer dan 25% afvalstoffen bevat en niet voldoet aan de norm DIN 19 309.
Voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier kiezen
Houd u aan de volgende richtlijnen als u voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier selecteert voor
de printer.
•Het beste resultaat bereikt u met papier waarvan de vezels in de lengterichting lopen.
•Gebruik alleen formulieren en briefhoofdpapier die zijn gelithografeerd of gegraveerd.
•Kies papier dat inkt absorbeert, maar waarop inkt niet uitloopt.
•Gebruik geen papier met een ruw of grof gestructureerd oppervlak.
Gebruik papier dat is bedrukt met hittebestendige inkt en dat geschikt is voor xerografische
kopieerapparaten. De inkt moet bestand zijn tegen temperaturen van 225°C zonder te smelten of
gevaarlijke stoffen af te geven. Gebruik inkt die niet wordt aangetast door de hars in de toner.
Inktsoorten op water- of oliebasis voldoen aan deze vereisten. Latex-inkt zou echter problemen
kunnen opleveren. Neem in geval van twijfel contact op met uw papierleverancier.
23
Geperforeerd papier kiezen
Geperforeerd papier kan per fabrikant verschillen in het aantal perforaties, de plaats van de perforaties
en de toegepaste fabricagetechnieken.
Houd u aan de volgende richtlijnen wanneer u geperforeerd papier kiest en gebruikt:
•Probeer geperforeerd papier van verschillende fabrikanten uit voordat u een grote bestelling
plaatst.
•De perforatie moet door de papierfabrikant in het papier zijn gedrukt. Papier waarvan de
perforatie is geboord, is ongeschikt. Geboord perforatiepapier kan bij invoer in de printer aan
elkaar vast blijven zitten en zo een papierstoring veroorzaken.
•Papier met een gedrukte perforatie kan meer papierstof bevatten dan normaal papier. Als u
geperforeerd papier gebruikt, moet u de printer vaker schoonmaken. Bovendien is de kans op
papierstoringen groter dan bij normaal papier.
•De richtlijnen voor papiergewicht zijn voor normaal en geperforeerd papier identiek.
Papier kiezen
Als papier op de juiste wijze wordt geladen, is het risico op vastlopen kleiner en kunt u zonder
problemen afdrukken.
U voorkomt als volgt papierstoringen en een slechte afdrukkwaliteit:
•Gebruik altijd nieuw, onbeschadigd papier.
•V oordat u papier laadt, moet u weten wat de geschiktste afdrukzijde is. Dit staat meestal op de
verpakking vermeld.
•Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
•Gebruik nooit papier van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron. Dit leidt
tot papierstoringen.
•Gebruik geen coated papier.
•Vergeet niet om de instelling voor Papierformaat te wijzigen als u een bron gebruikt die geen
automatische formaatdetectie ondersteunt.
•Verwijder papierladen niet tijdens het uitvoeren van een afdruktaak of wanneer het bericht
Bezig wordt weergegeven op de display van het bedieningspaneel.
•Zorg ervoor dat Papiersoort, Papierstructuur en Papiergewicht goed zijn ingesteld. (Zie
Papiermenu voor gedetailleerde informatie over deze instellingen.)
•Controleer of het papier goed in de papierlade is geplaatst.
24
•Buig het papier een aantal maal uit. Vouw of kreuk het papier niet. Maak op een platte
ondergrond een rechte stapel.
Enveloppen kiezen
U drukt als volgt af op enveloppen:
•U bereikt de beste resultaten als u enveloppen van goede kwaliteit gebruikt die speciaal zijn
ontworpen voor laserprinters.
•Gebruik alleen nieuwe, onbeschadigde enveloppen.
•Plaats nooit enveloppen van een verschillend formaat tegelijk in de enveloppenlader.
•Zorg ervoor dat de plakstrook bedekt is.
•Het is mogelijk dat de hoge temperatuur tijdens het afdrukken in combinatie met een hoge
vochtigheid (meer dan 60%) ertoe leiden dat de enveloppen worden dichtgeplakt.
•Selecteer Env-lader of U-lader als papierbron in het Papiermenu en stel het juiste
envelopformaat in.
De laserprinter verhit tijdens het afdrukken de enveloppen tot 205°C. Gebruik alleen env eloppen die bij
dergelijke temperaturen niet worden dichtgeplakt, omkrullen, kreuken of gevaarlijke stoffen afscheiden.
Raadpleeg de leverancier van de enveloppen als u niet zeker weet of deze geschikt zijn.
Het beste resultaat bereikt u met enveloppen die zijn gemaakt van papier met een gewicht van 75 g/
2
. Het maximumgewicht van enveloppen is zowel voor de universeellader als voor de
m
enveloppenlader 105 g/m
katoengehalte van 100% mogen niet zwaarder zijn dan 90 g/m
U voorkomt papierstoringen door geen enveloppen te gebruiken die:
2
, mits het katoengehalte lager is dan 25%. Enveloppen met een
2
.
•gemakkelijk krullen;
•aan elkaar kleven of beschadigd zijn;
•vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëfwerk bevatten;
•metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
•zijn samengevouwen;
•zijn voorzien van postzegels;
•een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt;
•inkepingen of gebogen hoeken hebben;
•een ruwe, geplooide of gelaagde afwerking hebben.
25
Etiketten kiezen
De printer kan afdrukken op een groot aantal etiketten die speciaal zijn ontworpen voor gebruik met
laserprinters. Deze etiketten worden geleverd in vellen met het formaat Letter of A4.
U drukt als volgt af op etiketten:
•Selecteer in het Papiermenu bij Papiersoort de optie Etiketten. (Zie Papiersoort voor
gedetailleerde informatie over deze instellingen.)
•Plaats nooit etiketten samen met papier of transparanten in dezelfde papierlade. Een
combinatie van verschillende afdrukmaterialen kan tot invoerproblemen leiden.
•Gebruik nooit etikettenvellen waaraan al etiketten ontbreken. Hierdoor kunnen tijdens het
afdrukken etiketten losraken, vastlopen in de printer en de printer en tonercartridge met
lijmresten vervuilen. Dit kan er ook toe leiden dat de garantie op de printer en de
tonercartridge komen te vervallen.
•Gebruik geen etiketten die gevaarlijke stoffen afgeven wanneer ze worden verhit.
Opmerking: Etiketten behoren tot de moeilijkste afdrukmaterialen voor laserprinters. Het
verhittingsstation van de T620 en T622 printer waarmee etiketten worden
afgedrukt moet met een speciale reiniger worden schoongemaakt om
invoerproblemen te voorkomen. Zie Bestelinformatie voor informatie over het
aanschaffen van zo’n speciale verhittingsstationreiniger.
Nadat ongeveer 10.000 vellen met etiketten zijn afgedrukt (of elke keer dat de cartridge wordt
vervangen), moet u de volgende stappen uitvoeren om ervoor te zorgen dat de invoer van vellen goed
blijft verlopen:
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor gedetailleerde informatie over soorten etiketten, hun
eigenschappen en hoe u afdrukt op etiketten. Deze gids is beschikbaar op de Lexmark weblocatie:
www.lexmark.com
Karton kiezen
Karton bestaat uit één laag en heeft een groot aantal eigenschappen. De richting van de papiervezels,
de vochtigheidsgraad, de dikte en de structuur van het karton kunnen allemaal van invloed zijn op de
afdrukkwaliteit. Zie Papierspecificaties voor informatie over de geschiktste combinatie v an gewicht en
vezelrichting voor afdrukmaterialen.
U drukt als volgt af op karton:
•Selecteer in het Papiermenu bij Papiersoort de optie Karton. (Zie Papiersoort voor
gedetailleerde informatie over deze instellingen.)
•Houd er rekening mee dat voorbedrukte gedeelten, perforaties en kreuken de afdrukkwaliteit
negatief kunnen beïnvloeden en problemen kunnen veroorzaken bij de verwerking of de
doorvoer van het afdrukmateriaal.
26
•Gebruik geen karton dat bij verhitting gevaarlijke stoffen afgeeft.
Nadat ongeveer 10.000 pagina's karton zijn afgedrukt (of elke keer dat de cartridge wordt vervangen),
moet u de volgende stappen uitvoeren om ervoor te zorgen dat de invoer betrouwbaar blijft:
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer informatie. Deze gids is beschikbaar op de
weblo catie van Lexmark: www.lexmark.com.
Transparanten kiezen
U kunt rechtstreeks afdrukken op transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. De
afdrukkwaliteit en de duurzaamheid zijn afhankelijk van het soort transparant dat wordt gebruikt. Maak
altijd eerst enkele proefafdrukken op de transparanten die u van plan bent te gaan gebruiken, voordat
u er een grote hoeveelheid van aanschaft.
Stel Papiersoort in op Transparanten om papierstoringen te voorkomen. (Zie Papiersoort voor
gedetailleerde informatie ov er deze instelling.) Tijdens het afdrukken verhit de printer de transparanten
tot 212°C. Raadpleeg de fabrikant of de verkoper van de transparanten als u niet weet of uw
transparanten bestand zijn tegen deze temperatuur. Gebruik alleen transparanten die dergelijke
temperaturen kunnen verdragen zonder dat ze smelten, verkleuren, besmeurd raken of gevaarlijke
stoffen afgeven. Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer informatie. Deze gids is
beschikbaar op de weblocatie van Lexmark: www.lexmark.com.
Transparanten kunnen automatisch worden ingevoerd via de universeellader en alle standaardladen
en optionele laden, behalve via de lade voor 2000 vel. Dit geldt voor alle printermodellen. Zie
Specificaties afdrukmateriaal voor informatie over transparanten en uitvoeropties.
Wees voorzichtig als u met transparanten werkt. Vingerafdrukken op het oppervlak van een
transparant verslechteren de afdrukkwalitei t. ▲
27
8
P apier bewaren
Als u uw papiervoorraad op de juiste wijze bewaart, voorkomt u problemen bij het afdrukken. Houd u
aan volgende richtlijnen:
•U kunt papier het beste bewaren in een omgeving met een temperatuur van rond de 21
een relatieve vochtigheid van 40%.
•Bewaar dozen afdrukmateriaal liever niet op de vloer, maar plaats ze op een pallet of een
plank.
•Als u losse pakken afdrukmateriaal niet in de oorspronkelijke doos bewaart, leg de pakken dan
op een vlakke ondergrond zodat de randen niet omkrullen of kreuken.
•Plaats niets op de pakken papier.
°
C en
28
9
Specificaties afdrukmateriaal
De volgende tabellen bevatten informatie over standaardpapierbronnen, optionele papierbronnen en
uitvoeropties voor het model printer dat u hebt aangeschaft. Daarbij wordt aangegeven welke
papierformaten u kunt selecteren in het menu Papierformaat en welke gewichten worden ondersteund.
Opmerking: Als u een papierformaat gebruikt dat niet in de lijst voorkomt, selecteert u een
groter formaat dat het dichtst in de buurt komt.
Voor informatie over karton en etiketten raadpleegt u de Card Stock & Label Guide op de cd met
stuurprogramma’s.
Papierforma
at
A4210 x 297 mm✓ ✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓Zie de tabel
A5148 x 210 mm
JIS B5182 x 257 mm
Letter215,9 x 279,4 mm✓ ✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓
1
Met deze formaatinstelling wordt de pagina ingedeeld op basis van de afmetingen
215,9 x 355,6 mm, tenzij een ander formaat wordt opgegeven in de toepassing.
2
Dit formaat wordt alleen weergegeven in het menu Papierformaat als optie voor formaatdetectie is
uitgeschakeld. Zie Papierformaten Folio en Statement afdrukken voor meer informatie.
Afmetingen
T622
T620
Ladekast voor 250 vel
250 UAT
Ladekast voor 500 vel
400 UAT
Universeellader
Ladekast voor 2000 vel
Enveloppenlader
Lade voor dubbelzijdig afdrukken
Standaarduitvoerlade
Optionele uitvoerlader
Uitvoerlader met vijf laden
Hoge-capaciteits-
uitvoerlader
Afwerklade uitvoeronders
teuning.
✓ ✓✓✓✓✓✓✓✓✓Zie de tabel
Afwerklade -
✓ ✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓
uitvoeronders
teuning.
29
Afwerklade
Papierforma
at
Afmetingen
T622
T620
Ladekast voor 250 vel
250 UAT
Ladekast voor 500 vel
400 UAT
Universeellader
Ladekast voor 2000 vel
Enveloppenlader
Lade voor dubbelzijdig afdrukken
Standaarduitvoerlade
Optionele uitvoerlader
Uitvoerlader met vijf laden
Hoge-capaciteits-
uitvoerlader
Legal215,9 x 355,6 mm✓ ✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓Zie de tabel
Afwerklade -
Executive184,2 x 266,7 mm
2
Folio
216 x 330 mm✓ ✓✓✓✓✓✓✓✓✓
✓ ✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓
uitvoeronders
teuning.
Afwerklade
Statement
2
139,7 x 215,9 mm✓ ✓✓✓✓✓✓✓ Zie de tabel
Afwerklade uitvoeronders
teuning.
Universal
Universal
(vervolg)
1
139,7 x 210 mm tot
215,9 x 355,6 mm
69,85 x 127 mm tot
229 x 355,6 mm
1
148 x 182 mm tot
215,9 x 355,6 mm
✓ ✓✓✓✓✓✓✓✓✓
✓ ✓✓✓
✓ ✓✓✓✓✓✓✓✓✓✓
Zie de tabel
Afwerklade uitvoeronders
teuning.
Zie de tabel
Afwerklade uitvoeronders
teuning.
7 ¾-envelop98,4 x 190,5 mm
✓ ✓✓✓✓✓✓Zie de tabel
Afwerklade -
9-envelop98,4 x 225,4 mm
✓ ✓✓✓✓✓✓
uitvoeronders
teuning.
10-envelop104,8 x 241,3 mm✓ ✓✓✓✓✓✓
1
Met deze formaatinstelling wordt de pagina ingedeeld op basis van de afmetingen
215,9 x 355,6 mm, tenzij een ander formaat wordt opgegeven in de toepassing.
2
Dit formaat wordt alleen weergegeven in het menu Papierformaat als optie voor formaatdetectie is
uitgeschakeld. Zie Papierformaten Folio en Statement afdrukken voor meer informatie.
30
Papierforma
at
Afmetingen
T622
T620
Ladekast voor 250 vel
250 UAT
Ladekast voor 500 vel
400 UAT
Universeellader
Ladekast voor 2000 vel
Enveloppenlader
Lade voor dubbelzijdig afdrukken
Standaarduitvoerlade
Optionele uitvoerlader
Uitvoerlader met vijf laden
Hoge-capaciteits-
uitvoerlader
DL-envelop110 x 220 mm✓ ✓✓✓✓✓✓Zie de tabel
Afwerklade -
C5-envelop162 x 229 mm
✓ ✓✓✓✓✓✓
uitvoeronders
teuning.
B5-envelop176 x 250 mm✓ ✓✓✓✓✓✓
Afwerklade
Andere
envelop
98,4 x 162 mm
1
tot 176 x 250 mm
✓ ✓✓✓✓✓✓
Zie de tabel
Afwerklade uitvoeronders
teuning.
1
Met deze formaatinstelling wordt de pagina ingedeeld op basis van de afmetingen
215,9 x 355,6 mm, tenzij een ander formaat wordt opgegeven in de toepassing.
2
Dit formaat wordt alleen weergegeven in het menu Papierformaat als optie voor formaatdetectie is
uitgeschakeld. Zie Papierformaten Folio en Statement afdrukken voor meer informatie.
Voor het afdrukken van etiketten op de T620 en T622 printers is een speciale reiniger voor het
*
*
*
*
✓✓✓✓✓✓✓ ✓✓
✓✓✓✓✓✓ ✓✓
✓✓✓✓✓ ✓✓
✓✓✓✓✓✓ ✓✓
✓✓✓✓✓✓ ✓✓
✓✓✓✓✓✓ ✓✓
Afwerklade uitvoerondersteu
ning.
verhittingss ta tion vereist waard oor dub belzijdig afdrukk en niet mogelijk is . D e rein ige r wordt gele verd met een
speciale cartridge voor het afdrukken van etiketten. Zie Bestelinformatie voor meer informatie over het
aanschaffen van zo’n speciale verhittin gs sta tio nrei nig er.
Gewicht afdrukmateriaal
AfdrukmateriaalSoort
PapierXerographisch
papier of papier
voor zakelijk
Geïntegreerde lade
en optionele
ladekast voor
500 vel
2
60 tot 176 g/m
vezel
in lengterichting
Universeellader en
optionele
ladekast voor
250 vel
60 tot 135 g/m2
vezel in
lengterichting
Enveloppen-lad
er
Niet aanbevolen.
gebruik
Karton - maximum
(vezel i n
lengterichting)
1
Vezels in de breedterichting genieten de voorkeur voor papier dat zwaarder is dan 176 g/m2.
2
Voor het afdrukken va n etiketten op de printer is een speciale reiniger voor het verhittingsstation vereist,
1
Index Bristol163 g/m
Tag
Cover
163 g/m
176 g/m
2
2
2
120 g/m
120 g/m
135 g/m
2
2
2
Niet aanbevolen.
Niet aanbevolen.
Niet aanbevolen.
waardoor dubbelzijdig afdrukken niet mogelijk is.
3
Als u wilt weten of uw converter voor vinyletiketten voldoet aan de criteria van Lexmark, bezoek dan de
Lexmark weblocatie (www.lexmark.com) en zoek naar "converter list". U kunt ook gebruikmaken van
LEXFAX™, het geautomatiseerde faxsysteem van Lexmark.
4
Enveloppen van 105 g/m2 mogen slechts voor 25% uit katoen bestaan.
5
Alleen enveloppen die zijn ingevoerd vanuit de universeellader.
Afwerklade
32
Gewicht afdrukmateriaal
Geïntegreerde lade
en optionele
ladekast voor
AfdrukmateriaalSoort
Karton - maximum
(vezel i n
breedterichting)
1
Index Bristol199 g/m
Tag
Cover
500 vel
203 g/m
216 g/m
2
2
2
TransparantenLaserprinter138 tot 146 g/m
Etiketten - maximum2Papier180 g/m
Geïntegreerde
formulieren
Dual web-papier
Polyester
3
Vinyl
Drukgevoelig
gebied
180 g/m
220 g/m
300 g/m
140 tot 175 g/m2140 tot 175 g/m
2
2
2
2
Universeellader en
optionele
ladekast voor
250 vel
163 g/m
163 g/m
176 g/m
2
138 tot 146 g/m
163 g/m
163 g/m
220 g/m
260 g/m
Enveloppen-lad
er
2
2
2
2
2
2
2
Niet aanbevolen.
Niet aanbevolen.
Niet aanbevolen.
2
Niet aanbevolen.
Niet aanbevolen.
Niet aanbevolen.
Niet aanbevolen.
Niet aanbevolen.
2
Niet aanbevolen.
(moet het eerst
in de printer
worden
ingevoerd)
Papierbasis
75 tot 135 g/m
2
75 tot 135 g/m
2
Niet aanbevolen.
(vezel in
lengterichting)
4, 5
Enveloppen
Voor 100% katoen is
het maximumgewicht
Sulfiet, houtvrij
of maximaal
100% katoen
Niet aanbevolen.60 tot 105 g/m
2
60 tot 105
4
2
g/m
90 g/m2
1
Vezels in de breedterichting genieten de voorkeur voor papier dat zwaarder is dan 176 g/m2.
2
Voor het afdrukken va n etiketten op de printer is een speciale reiniger voor het verhittingsstation vereist,
waardoor dubbelzijdig afdrukken niet mogelijk is.
3
Als u wilt weten of uw converter voor vinyletiketten voldoet aan de criteria van Lexmark, bezoek dan de
Lexmark weblocatie (www.lexmark.com) en zoek naar "converter list". U kunt ook gebruikmaken van
LEXFAX™, het geautomatiseerde faxsysteem van Lexmark.
4
Enveloppen van 105 g/m2 mogen slechts voor 25% uit katoen bestaan.
5
Alleen enveloppen die zijn ingevoerd vanuit de universeellader.
33
Afdrukmateriaal
Papier
(vezel i n
lengterichti
ng)
Karton –
maximum
(vezel i n
lengterichti
ng)
Karton –
maximum
(vezel i n
breedtericht
ing)
Etiketten maximum
Soort
Xerographisch
papier of papier
voor zakelijk
gebruik
Papier wordt naar de uitvoerlade geleid zonder te worden geniet of uitgelijnd.
▲
35
10
Afdrukmateriaal laden
In dit gedeelte vindt u informatie over het laden van de verschillende invoeropties. Als papier op de
juiste wijze wordt geladen, is het risico op vastlopen kleiner en kunt u zonder problemen afdrukken.
V oordat u papier laadt, moet u weten wat de geschiktste afdrukzijde van dit papier is. Dit staat meestal
op de verpakking vermeld.
Klik hieronder voor informatie over het laden van een bepaalde optie:
•Papierlade vullen
•Universeellader vullen
•Enveloppenlader vullen
•Ladekast voor 2000 vel vull en
36
11
P apierlade vullen
U plaatst als volgt afdrukmateriaal in de standaardladen of optionele laden.
1Verwijder de papierlade.
2Trek het nokje van de breedtegeleider omhoog en schuif de breedtegeleider geheel naar
rechts.
3Druk de hendel van de lengtegeleider in en schuif de lengtegeleider naar de juiste positie voor
het papierformaat dat u wilt laden.
Hendel
lengtegeleider
Lengte
geleider
Hier trekken
Breedtegeleider
Papierformaatindicators
4Plaats het papier in de papierlade, met de aanbevolen afdrukzijde naar beneden voor
enkelzijdig afdrukken en naar bov en voor dubbelzijdig afdrukken. Plaats niet meer papier in de
lade dan de aanduiding voor de maximumstapelhoogte aangeeft.
5Trek het nokje van de breedtegeleider omhoog en schuif de breedtegeleider naar links totdat
deze tegen de rand van de papierstapel rust.
Aanduiding
maximumstapelhoogte
37
6
Draai de knop voor het papierformaat in de positie voor het formaat dat u laadt.
Opmerking: Deze instelling dient alleen als visueel geheugensteuntje en heeft geen effect op
de werking van de printer.
7Plaats de papierlade terug.
Briefhoofdpapier laden
De wijze waarop briefhoofdpapier wordt geladen, is afhankelijk van de invoeropties die op de printer
zijn geïnstalleerd.
Geen afwerklade geïnstalleerd
Voor enkelzijdig afdrukken met briefhoofd, laadt u het afdrukmateriaal met de voorbedrukte zijde naar
beneden (zie afbeelding).
38
Voor dubbelzijdig afdrukken met briefhoofd, laadt u het afdrukmateriaal met de voorbedrukte zijde
naar boven (zie afbeelding).
Opmerking: Met het menu-item Papier laden kunt u enkelzijdig afdrukken op papier met een
briefhoofd (of ander voorbedrukt materiaal) dat speciaal is geladen voor dubbelzijdig afdrukken. Zie Papier laden voor meer informatie.
Wel een afwerklade geïnstalleerd
Voor enkelzijdig afdrukken met briefhoofd, laadt u het afdrukmateriaal met de afdrukzijde naar
beneden (zie afbeelding).
Voor dubbelzijdig afdrukken met briefhoofd, laadt u het afdrukmateriaal met de voorbedrukte zijde
naar boven (zie afbeelding).
Opmerking: Met het menu-item Papier laden kunt u enkelzijdig afdrukken op papier met een
briefhoofd (of ander voorbedrukt materiaal) dat speciaal is geladen voor dubbelzijdig afdrukken. Raadpleeg Papier laden voor meer informatie.
▲
39
12
Universeellader vullen
De universeellader is geschikt voor papier van diverse f ormaten en soorten, zoals transparanten,
briefkaarten, memokaarten en enveloppen. Deze lade is handig als u enkelzijdig wilt afdrukken op
papier met een briefhoofd, gekleurd papier of andere speciale papiersoorten.
Houd rekening met de volgende hoeveelheden, papierafmetingen en aanwijzingen voor gebruik als u
de universeellader laadt.
Capaciteit
De maximumstapelhoogte is 10 mm. De universeellader heeft een capaciteit van ongeveer:
•100 vellen papier van 75 g/m
•10 enveloppen
•75 transparanten
2
Papierafmetingen
De universeellader accepteert papier met de volgende afmetingen:
•breedte—69,85 mm tot 229 mm
•lengte—127 mm tot 355,6 mm
Probleemloos afdrukken
•Laad nooit papier of enveloppen van verschillende formaten tegelijk in de universeellader.
•U bereikt de beste resultaten als u hoogwaardig afdrukmateriaal gebruikt dat speciaal is
ontworpen voor laser printers. Raadpleeg Afdrukmateriaal kiezen voor meer richtlijnen met
betrekking tot papier.
•V oorkom papierstoringen en voeg geen papier toe of verwijder geen papier zolang er zich nog
papier in de universeellader bevindt. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
•Voeg nooit afdrukmateriaal toe aan de universeellader tijdens de uitvoering van een
afdruktaak met de universeellader. Hierdoor kan het materiaal vastlopen.
•Afdrukmateriaal moet met de aanbevolen afdrukzijde naar boven in de universeellader worden
geladen en de bovenkant moet het eerst worden ingev oerd.
40
•Plaats geen voorwerpen op de universeellader. Oefen geen kracht uit op de universeellader.
•V erwijder papierladen nooit tijdens de uitvoering van een afdruktaak met de universeellader of
als het bericht Bezig wordt weergegeven op de display van het bedieningspaneel. Hierdoor
kan het materiaal vastlopen.
Opmerking: De universeellader kan worden gebruikt in combinatie met de optionele
enveloppenlader.
De pictogrammen op de universeellader gev en aan hoe u papier laadt in de universeellader, hoe u een
envelop moet draaien waarop u wilt afdrukken en hoe u briefhoofdpapier moet laden als u enkelzijdig
of dubbelzijdig wilt afdrukken. Als er een afwerklade is geïnstalleerd, is dit van invloed op de wijze
waarop papier met een briefhoofd moet worden geladen voor dubbelzijdig afdrukken. Zie
Briefhoofdpapier laden voor nadere informatie over het laden van briefhoofdpapier.
Enkelzijdig m et
briefhoofd
Opmerking: Met het menu-item Papier laden van het menu Papier kunt u enkelzijdig afdrukken
op briefhoofdpapier (of ander voorbedrukt materiaal) dat speciaal is geladen voor dubbelzijdig afdrukken. Zie Papier laden voor meer informatie.
U vult als volgt de universeellader:
Dubbelzijdig
met briefhoofd
Envelop
1Druk de onderste ontgrendelingshendel in. De klep van de universeellader valt open.
41
2
Kijk waar zich de metalen balk in de uitsparing op de universeellader bevindt. Trek de balk zo
ver uit dat er voldoende plaats is voor het papier dat u gebruikt.
3Schuif de breedtegeleider helemaal naar rechts.
4Bereid het afdrukmateriaal voor.
–Buig het papier enkele malen of waaier de enveloppen uit. Vouw of kreuk het papier niet.
Maak op een platte ondergrond een rechte stapel.
42
–Houd transparanten bij de randen vast en raak de afdrukzijde niet aan. Waaier de stapel
transparanten uit om vastlopen te voorkomen. Zorg dat er geen krassen of
vingerafdrukken op de transparanten komen.
5Bepaal de hoogte van de stapel aan de hand van de stapelhoogtebegrenzing tijdens het
laden.
Stapelhoogtebegrenzing
6Laad slechts één soort afdrukmateriaal in de universeellader.Gebruik nooit meerdere soorten
tegelijk. Klik op een onderwerp voor laadinstructies:
–Papier en transparenten laden
–Enveloppen laden
–Briefhoofdpapier laden
43
Papier en transparenten laden
aLaad papier met de linkerrand van de stapel tegen de stapelhoogtebegrenzing aangedrukt
en met de aanbevolen afdrukzijde naar boven.
bGa door met stap 7.
Enveloppen laden
aLaad enveloppen met de klepzijde omlaag en met de ruimte voor de postzegel en de
klepzijde aan de linkerzijde. De kant van de envelop waar de postzegel moet worden
geplakt, moet als eerste in de universeellader worden ingevoerd.
WAARSCHUWING: Gebruik geen enveloppen met postzegels, klemmetjes, drukkers, vensters,
bedrukte binnenzijde of zelfklevende sluitingen. Het gebruik van deze enveloppen
kan de printer ernstig beschadigen.
Opmerking: Als enveloppen vastlopen tijdens het afdrukken, probeer dan minder enveloppen
te laden.
bGa door met stap 7.
44
Briefhoofdpapier laden
De wijze waarop briefhoofdpapier wordt geladen, is afhankelijk van de opties die op de printer zijn
geïnstalleerd. Klik op het onderwerp waarin de configatie van de printer wordt beschreven.
•Geen lade voor dubbelzijdig afdrukken of afwerklade
aangesloten
•Wel een lade voor dubbelzijdig afdrukken, maar geen
afwerklade aangesloten
•Wel een afwerklade, maar geen lade voor dubbelzijdig
afdrukken aangesloten
•Zowel een lade voor dubbelzij dig afdrukken als een
afwerklade aangesloten
Geen lade voor dubbelzijdig afdru kken of afwerklade aangesloten
a
Als u op briefhoofdpapier enkelzijdig wilt afdrukken, moet u het papier met het briefhoofd
naar boven laden (zie afbeelding).
bGa door met stap 7.
45
Wel een lade voor dubbelzijdig afdrukken, maar geen afwerklade aangesloten
a
Als u op briefhoofdpapier dubbelzijdig wilt afdrukken, moet u het papier met het briefhoofd
naar beneden laden (zie afbeelding).
bGa door met stap 7.
Opmerking: Met het menu-item Papier laden van het menu Papier kunt u enkelzijdig afdrukken
op papier met een briefhoofd (of ander voorbedrukt materiaal) dat speciaal is
geladen voor dubbelzijdig afdrukken. Zie Papier laden voor meer informatie.
Wel een afwerklade, ma ar geen lade voor dubbelzijdig afdrukken aangesloten
a
Als u op briefhoofdpapier enkelzijdig wilt afdrukken, moet u het papier met het briefhoofd
naar boven laden (zie afbeelding).
bGa door met stap 7.
46
Zowel een lade voor dubbelzijdig afdrukken als een afwerklade aangesloten
a
Als u op briefhoofdpapier dubbelzijdig wilt afdrukken, moet u het papier met het briefhoofd
naar beneden laden (zie afbeelding).
bGa door met stap 7.
Opmerking: Met het menu-item Papier laden van het menu Papier kunt u enkelzijdig afdrukken
op papier met een briefhoofd (of ander voorbedrukt materiaal) dat speciaal is
geladen voor dubbelzijdig afdrukken. Zie Papier laden voor meer informatie.
7Schuif het afdrukmateriaal voorzichtig zo ver mogelijk in de universeellader. Als u te veel
kracht uitoefent, kunnen de randen van het afdrukmateriaal omkrullen.
47
8
Schuif de breedtegeleider naar links totdat deze licht tegen het afdrukmateriaal drukt. Let op
dat het afdrukmateriaal niet buigt.
9Selecteer de papierbron, het papierformaat en de papiersoort in de toepassing die u gebruikt,
en selecteer het papierformaat en de papiersoort in het bedieningspaneel van de printer.
aControleer of de waarden Papierformaat en Papiersoort voor de universeellader (Formaat
U-lader en Soort U-lader) correct zijn ingesteld voor het afdrukmateriaal dat u laadt. (Zie
Papierformaat en Papiersoort voor meer informatie over deze instellingen.)
bDruk op Start om terug te keren naar de werkstand Gereed.
Opmerking: De instellingen in de software kunnen de instellingen op het bedieningspaneel
opheffen.
Universeellader sluiten
1Verwijder het afdrukmateriaal uit de universeellader.
2Duw de metalen balk recht naar binnen om de universeellader in te klappen tot de kortste
stand.
48
3
Sluit de klep van de universeellader. ▲
49
13
En veloppenlader vullen
1Zet de enveloppensteun voorzichtig in de juiste stand voor het formaat van de enveloppen die
u wilt laden:
–geheel gesloten (naar binnen geduwd) voor korte enveloppen;
–in de middelste stand uitgetrokken voor enveloppen met een gemiddelde lengte;
–geheel open (volledig uitgetrokken) voor lange enveloppen.
WAARSCHUWING: Plaats geen voorwerpen op de enveloppenlader. Oefen geen overdrev en kracht uit.
2Kantel het envelopgewicht en beweeg het weer terug naar de printer. De envelop blijft nu op
zijn plaats.
50
3
Schuif de enveloppengeleider helemaal naar rechts.
4Buig de stapel enveloppen enkele malen en maak vervolgens op een platte ondergrond een
rechte stapel. Druk op de hoeken zodat deze plat zijn.
Waaier de enveloppen uit. Zo voorkomt u dat de randen van de enveloppen aan elkaar blijven
zitten en zorgt u ervoor dat de enveloppen goed worden ingevoerd.
Opmerking: Als u enveloppen laadt, mag u de maximale stapelhoogte van 64,7 mm niet
overschrijden. U kunt maximaal 85 enveloppen
(75 g/m
2
) in de enveloppenlader laden.
5Laad de stapel enveloppen met de klepzijde omlaag en met de ruimte voor de postzegel en de
klepzijde aan de linkerzijde. De kant van de envelop waar de postzegel moet worden geplakt,
moet als eerste in de enveloppenlader worden ingevoerd. Schuif onderste enveloppen iets
verder in de enveloppenlader dan de bovenste enveloppen van de stapel.
WAARSCHUWING: Gebruik geen enveloppen met postzegels, klemmetjes, drukkers, vensters,
bedrukte binnenzijde of zelfklevende sluitingen. Het gebruik van deze enveloppen
51
kan de printer ernstig beschadigen. Raadpleeg Enveloppen kiezen voor meer
informatie.
Opmerking: Probeer niet meer enveloppen te laden door deze onder het envelopgewicht te
duwen. Hierdoor lopen de enveloppen vast.
6Schuif de enveloppengeleider naar links totdat deze licht tegen de stapel drukt. De
enveloppen mogen niet krullen.
7Laat het envelopgewicht op de stapel zakken.
8Selecteer de papierbron, het papierformaat en de papiersoort in de toepassing die u gebruikt.
52
9
Selecteer het papierformaat en de papiersoort in het bedieningspaneel van de printer:
aControleer of de instelling voor Papierformaat voor de enveloppenlader (Form. env-lader)
correct is voor het enveloppenformaat dat u laadt. (Zie Papierformaat voor nadere
informatie over deze instelling.)
bDruk op Start om terug te keren naar de werkstand Gereed.
Opmerking: De instellingen in de software kunnen de instellingen op het bedieningspaneel
opheffen.
Zie Papierstoringen verhelpen als enveloppen vastzitten.
▲
53
14
Ladekast v oor 2000 vel vullen
Zie voor informatie over het laden van de optionele ladekast voor 2000 vel de
Gebruikershandleiding voor de ladekast voor 2000 vel op de cd met Lexmark T familie publicaties die
bij de printer wordt geleverd.
54
15
Laden koppelen
U kunt de printer zo instellen dat laden automatisch worden gekoppeld wanneer u afdrukmateriaal van
hetzelfde formaat en dezelfde soort gebruikt in meerdere papierbronnen (laden).
Stel dat u bijvoorbeeld twee optionele laden hebt gevuld met hetzelfde formaat afdrukmateriaal en dat
beide laden zijn ingesteld op dezelfde papiersoort. Als de ene lade leegraakt, haalt de printer
automatisch afdrukmateriaal uit de andere lade.
Als u verschillend afdrukmateriaal gebruikt in de laden, moet voor elke bron met een apart
afdrukmateriaal het menu-item Papiersoort zijn ingesteld op een unieke waarde, om de functie voor
automatisch koppelen van laden uit te schakelen. Als de gekoppelde laden niet alle met dezelfde
papiersoort zijn geladen, is het mogelijk dat een afdruktaak op de verkeerde papiersoort wordt
afgedrukt.
55
Tips ter v oorkoming v an
16
papierstoringen
De meeste papierstoringen kunt u vermijden door zorgvuldig het materiaal waarop u afdrukt te kiezen
en dit materiaal op de juiste wijze te laden. Mocht het papier toch vastlopen, voer dan de stappen uit
die in het gedeelte Vastgelopen papier verwijderen worden beschreven. Volg de volgende
aanwijzing op als zich regelmatig papierstoringen voordoen:
•Zie Afdrukmateriaal laden voor meer informatie over het laden van papier. Controleer of de
verstelbare geleiders goed tegen het papier zijn geplaatst.
•Plaats nooit te veel materiaal in de papierladen. Controleer of het papier onder de aanduiding
voor de maximumstapelhoogte blijft. Deze aanduiding bevindt zich aan de binnenzijde van de
papierlade.
•Verwijder de papierlade nooit tijdens de uitvoering van een afdruktaak.
•Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de printer
laadt.
•Waaier stapels etiketten of transparanten uit voordat u ze in papierladen of in de
universeellader plaatst. Als zich papierstoringen voordoen wanneer u de universeellader
gebruikt, probeer dan het afdrukmateriaal handmatig met één vel tegelijk te laden.
•Laad nooit gekreukt, gevouwen, vochtig of kromgetrokken papier.
•Gebruik nooit verschillende papiersoorten -of formaten tegelijk in dezelfde lade.
•Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal. Raadpleeg Aanbevolen papiersoorten.
•Controleer in alle laden of het papier met de aanbevolen afdrukzijde naar beneden is gekeerd
als u enkelzijdig wilt afdrukken.
•Bewaar het afdrukmateriaal in een geschikte omgeving. Raadpleeg Vochtigheidsgraad.
56
17
Toner cartridge vervangen
Bestel een nieuwe tonercartridge wanneer het bericht Toner bijna op voor het eerst wordt
weergegeven op de display, zodat u een nieuwe cartridge hebt als de huidige cartridge niet meer goed
afdrukt. Raadpleeg Bestelinformatie voor informatie over het bestellen van tonercartridges.
Opmerking: Het is niet verstandig om cartridges te gebruiken die niet van Lexmark afkomstig
zijn. Met cartridges van derden is het niet mogelijk om een goede afdrukkwaliteit
en betrouwbare werking van de printer te garanderen. Gebruik dus altijd producten
van Lexmark voor het beste resultaat.
Voer de volgende stappen uit om de cartridge te vervangen. In de documentatie die bij de cartridge
wordt geleverd, vindt u gedetailleerde instructies voor de installatie.
1Zet de printer uit en haal het netsnoer uit het stopcontact.
2Open de voorkleppen en v erwijder de gebruikte tonercartridge.
WAARSCHUWING: Raak nooit de photoconductor-trommel aan de onderkant van de tonercartridge
aan. Gebruik de handgreep op de cartridge, zodat u dit gebied niet hoeft aan te
raken.
3Maak de printer schoon.
4Installeer de nieuwe cartridge en sluit de voorklep.
5Vervang de reiniger van het verhittingsstation als u speciale afdrukmedia zoals etiketten
gebruikt.
6Sluit het netsnoer weer aan op een geaard stopcontact en zet de printer aan.
7De doos met de nieuwe cartridge bevat ook instructies voor het retourneren van de gebruikte
cartr id ge aan Lexmar k voor recycling .
Als u een gebruikte tonercartridge inlevert, draagt u bij aan een wereldwijd
recyclingprogramma, zonder dat het u iets kost.
Opmerking: De garantie op de cartridge v ervalt als de cartridge door onbev oegden wordt
bijgevuld.
▲
57
18
Laadrol vervangen
Als de afgedrukte pagina’s lichte tonervegen vertonen of te donker zijn, moet u een nieuwe laadrolkit
bestellen. Raadpleeg Bestelinformatie voor informatie over het bestellen van een laadrol.
Voer de volgende stappen uit om de laadrol te vervangen. In de documentatie die bij de laadrol wordt
geleverd, vindt u gedetailleerde instructies voor de installatie.
1Zet de printer uit en haal het netsnoer uit het stopcontact.
2Open de voorkleppen en verwijder de cartridge.
3Verwijder de oude laadrol.
4Installeer de nieuwe laadrol.
5Plaats de cartridge terug en sluit de voorkleppen.
6Sluit het netsnoer van de printer aan op een geaard stopcontact.
7Stel de onderhoudsteller opnieuw in.
58
19
Overdrac htsrol verv angen
Als de afdrukken te licht worden en lichte tonervegen vertonen of te donker zijn, moet u een nieuwe
overdrachtrol bestellen. Raadpleeg Bestelinformatie voor informatie over het bestellen van een
overdrachtrol.
Voer de volgende stappen uit om de overdrachtrol te vervangen. In de documentatie die bij de
overdrachtrol wordt geleverd, vindt u gedetailleerde instructies voor de installatie.
1Zet de printer uit en haal het netsnoer uit het stopcontact.
2Open de voorkleppen en verwijder de cartridge.
3Verwijder de oude overdrachtrol.
4Installeer de nieuwe overdrachtrol.
5Plaats de cartridge terug en sluit de voorkleppen.
6Sluit het netsnoer van de printer aan op een geaard stopcontact.
7Stel de onderhoudsteller opnieuw in.
59
20
Verhittingsstation vervangen
Als de afdrukken lichte tonervegen vertonen of te donker zijn, moet u een nieuw verhittingsstation
bestellen. Raadpleeg Bestelinformatie voor informatie over het bestellen van een verhittingsstation.
Voer de volgende stappen uit om het verhittingsstation te vervangen. In de documentatie die bij het
verhittingsstation wordt geleverd, vindt u gedetailleerde instructies voor de installatie.
LET OP: Het verhittingsstation is heet! Zet de printer uit en wacht twintig minuten voordat u
het verhittingsstation vervangt.
1Zet de printer uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en wacht twintig minuten.
2Verwijder de bovenklep en alle geïnstalleerde uitvoeropties. Als een lade voor dubbelzijdig
afdrukken in de printer is geïnstalleerd, verwijdert u deze.
3Verwijder de klep van het verhittingsstation.
4Verwijder de reiniger van het v erhittingsstation.
5Open de achterklep en verwijder de redrive-eenheid.
6Verwijder het oude verhittingsstation.
Opmerking: U behaalt de beste resultaten als u gebruikmaakt van Lexmark printer supplies. In
de VS of Canada belt u 1-800-438-2468 voor informatie over geautoriseerde
dealers van Lexmark supplies in uw omgeving. In andere landen neemt u contact
op met de winkel waar u de printer hebt gekocht.
7Installeer het nieuwe verhittingsstation en plaats de redrive-eenheid weer terug.
8Sluit de achterklep en plaats de klep van het verhittingsstation weer terug.
9Als de printer een lade voor dubbelzijdig afdrukken heeft, plaatst u deze weer terug. Plaats
alle uitvoeropties weer terug en plaats de bovenklep van de printer terug.
10Sluit het netsnoer van de printer aan op een geaard stopcontact.
11Stel de onderhoudsteller opnieuw in. ▲
60
21
Nietjeshouder vervangen
Wanneer het bericht Nietjes bijna op of Nietjes op op de display van het bedieningspaneel
wordt weergegeven, voert u de onderstaande stappen uit om een nieuwe nietjeshouder in de
afwerklade te installeren. Raadpleeg de afbeeldingen in de klep van het nietapparaat voor meer
informatie. Raadpleeg Bestelinformatie voor meer informatie over het bestellen van nietjeshouders.
Opmerking: Als Nietjesalarm is ingesteld op Eén keer, stopt de printer met afdrukken en geeft
het bericht Nietjes laden weer. Installeer een ni e uwe nietje sh ou d er en d ruk op
Start om het bericht te wissen en door te gaan met afdrukken. Als Nietjesalarm is
ingesteld op Continu, geeft de printer het bericht Nietjes laden weer en gaat
door met afdrukken.
1Open de klep van het nietapparaat en verwijder de behuizing van de nietjeshouder door aan
het gekleurde nokje te trekken.
Opmerking: Als dit bericht verschijnt, zijn er nog enkele nietjes aanwezig in de nietjeshouder.
V erwijder deze nietjes niet. Laad nieuwe nietjes om de resterende nietjes goed te
kunnen invoeren.
2Verwijder de lege nietjeshouder.
3Installeer de nieuwe nietjeshouder.
4Installeer de nietjeshouderbehuizing opnieuw en sluit de klep van het nietapparaat.
Op de display van het bedieningspaneel verschijnt het bericht Nietapp gestart. Dit gebeurt
automatisch om te controleren of het nietapparaat naar behoren werkt (hierbij wordt geen uitvoer
geproduceerd). ▲
61
22
Onderhoudsteller opnieuw instellen
Nadat u alle items hebt teruggeplaatst in de onderhoudskit, stelt u de onderhoudsteller opnieuw in:
1Druk tegelijkertijd op Selecteren en Return terwijl u de printer aanzet.
2Laat de knoppen los z odra op de display het bericht Zelftest wordt uitgevo erd wordt
weergegeven.
De printer voert de opstartcyclus uit en vervolgens verschijnt het menu Config op de eerste
regel van de display.
3Druk op Menu totdat u de optie voor het opnieuw instellen van de onderhoudsteller ziet en
druk vervolgens op Selecteren.
Op de tweede regel van de display verschijnt Beginwaarden.
4Druk op Selecteren.
Op de display verschijnt een bericht om aan te geven dat de onderhoudsteller opnieuw wordt
ingesteld. Vervolgens wordt het menu Config weergegeven op de eerste regel en de optie voor
het opnieuw instellen van de onderhoudsteller op de tweede regel.
5Druk op Menu totdat u Config afsluiten ziet en druk vervolgens op Selecteren.
Het bericht Menuwijzigingen activere n wordt kort weergegeven op de display, gevolgd
door het bericht Zelftest wordt uitgev oerd. De printer keert terug in de werkstand
Gereed.
62
23
Bestelinformatie
U verkrijgt de beste resultaten als u gebruikmaakt van Lexmark printer supplies. In de Verenigde
Staten of Canada belt u 1-800-438-2468 voor informatie over geautoriseerde dealers van Lexmark
supplies. U kunt ook de Lexmark weblocatie bezoeken op www.lexmark.com. In andere landen
neemt u contact op met de leverancier van de printer.
Onderhoudskit
Het bericht 80 Onderhoud gepland wordt weergegeven nadat er 300.000 pagina’s zijn afgedrukt en
geeft aan dat u bepaalde onderdelen van de printer moet vervangen. Bestel een onderhoudskit
wanneer het bericht 80 Onderhoud gepland voor het eerst wordt weergegeven. De onderhoudskit
bevat alle noodzakelijke onderdelen voor het vervangen van het verhittingsstation, de laadrol en de
overdrachtrol. Zoek in de onderstaande tabel het artikelnummer van de onderhoudskit voor uw printer.
BeschrijvingArtikelnummer
Onderhoudskit voor T622(n)
220 V, 875 W
Onderhoudskit voor T622(n)
115 V, 875 W
Onderhoudskit voor T620(n)
220 V, 875 W
Onderhoudskit voor T620(n)
115 V, 875 W
Raadpleeg Referentiemateriaal StapleSmart, dat met de afwerklade is meegeleverd voor meer
informatie over het onderhoud van de lade.
99A2410
99A2411
11K2407
11K2408
Tonercartridg es
Bestel een nieuwe tonercartridge wanneer het bericht Toner bijna op voor het eerst wordt
weergegeven op de display, zodat u een nieuwe cartridge hebt als de huidige cartridge niet meer goed
afdrukt.
63
Drie Prebate™ tonercartridges en twee cartridges die tegen een normale prijs worden verkocht, zijn
speciaal ontwikkeld voor uw printer:
Prebate tonercartridge
artikelnummer
12A686010.000 pagina's
12A686530.000 pagina's
12A6869 (etikettencartridge; wordt
geleverd met verhittingsstationreiniger
voor etiketten
1
Wordt verkocht tegen een speciale prijs op voorwaarde dat de lege cartridges alleen
aan Lexmark worden geretourneerd. Voor cartridges die tegen een normale prijs
worden verkocht en waarvoor deze voorwaarde niet geldt, bestelt u artikelnummer
12A6760 (10.000 pagina's) of 12A6765 (30.000 pagina's).
2
Het gebruik van verhittingsstationreinigers voor etiketten wordt afgeraden bij
dubbelzijdig afdrukken.
1
2
)
Gemiddeld
rendement
30.000 pagina's
Dekking
(bij benadering)
5%
Verhittingsstationreinigers voor etiketten
V oor etikettoepassingen moet het verhittingsstation met een speciale reiniger worden schoongemaakt
om een betrouwbare invoer te garanderen. Deze reiniger wordt bij de cartridge geleverd als u
artikelnummer 12A6869 bestelt. U kunt dit onderdeel ook afzonderlijk bestellen met artikelnummer
99A0725.
Het gebruik van verhittingsstationreinigers voor etiketten wordt afgeraden bij dubbelzijdig afdrukken.
Laadrol
Bestel artikelnummer 99A1017.
Overdrachtrol
Bestel artikelnummer 99A1015.
Nietjes
Nietjeshouders bevatten 3.000 nietjes. Bestel artikelnummer 11K3188 voor een pakket met drie
nietjeshouders.
64
Verhittingsstation
Bestel een verhittingsstation wanneer het bericht 80 Onderhoud geplan d voor het eerst wordt
weergegeven op de display. Zoek in de onderstaande tabel het artikelnummer van het
verhittingsstation voor uw printer.
BeschrijvingArtikelnummer
V erh itti ng ss tati on voor T622(n)
115 V, 875 W
V erh itti ng ss tati on voor T622(n)
220 V, 875 W
V erh itti ng ss tati on voor T620(n)
115 V, 875 W
V erh itti ng ss tati on voor T620(n)
220 V, 875 W
▲
99A2405
99A2404
99A2402
99A2401
65
24
Supplies bewaren
Bewaar verbruiksartikelen altijd in de originele verpakking tot het moment dat ze moeten worden
geïnstalleerd.
Bewaar supplies nooit onder de v olgende omstandigheden:
•in een omgeving met een temperatuur die hoger is dan 43°C;
•in een omgeving met een sterk wisselende vochtighei dsgraad of temperatu ur;
•direct zonlicht;
•op stoffige plaatsen;
•gedurende langere tijd in een auto;
•in een omgeving waar zich bijtende stoffen bevinden;
•in een omgeving met zilte lucht.
66
25
Niet-reagerende printer controleren
Controleer eerst de volgende zaken wanneer zich een probleem voordoet:
•Het netsnoer is aangesloten op de printer en op een geaard stopcontact.
•De aan/uit-schakelaar van de printer staat aan.
•Het stopcontact is niet uitgeschakeld met behulp van een schakelaar of stroomonderbreker.
•Andere elektrische apparatuur die op het stopcontact wordt aangesloten, werkt.
•Zet de printer uit, wacht ongeveer 10 seconden en zet de printer weer aan. In veel gevallen is
het probleem dan verdwenen.
•De instellingen van het printerstuurprogramma zijn in orde.
Opmerking: Raadpleeg Printerberichten als een foutbericht wordt weergegeven.
67
26
P apierstoringen verhelpen
De meeste papierstoringen kunt u vermijden door zorgvuldig het materiaal waarop u afdrukt te kiezen
en dit materiaal op de juiste wijze te laden. (Zie de suggesties in Tips ter voorkoming van
papierstoringen.) Mocht het papier toch vastlopen, voer dan de stappen uit die in dit gedeelte worden
beschreven.
U kunt een papierstoring alleen verhelpen door de papierbaan volledig vrij te maken. Druk vervolgens
Start om door te gaan met afdrukken. Als Corr. pap. storing is ingesteld op Aan of Auto, wordt de
op
vastgelopen pagina opnieuw afgedrukt. Als u Auto hebt geselecteerd, is het echter niet zeker dat de
pagina opnieuw wordt afgedrukt.
Plaatsen waar papierstoringen kunnen optreden
In het diagram on page 68 ziet u welke baan het papier aflegt door de printer en de opties. Ook wordt
weergegeven op welke plaatsen papierstoringen kunnen optreden. Welke baan het papier aflegt,
hangt af van de geselecteerde papierbron en uitvoerlade.
Opmerking: Als papier
vastloopt in de universeellader,
wordt het bericht
weergegeven. In de
vast
afbeelding wordt het bericht 260
Papier vast
voor een storing in de optionele
envelo ppe nla der. Beide soorten
storingen doen zich o p dezelfde
manier voor.
Opmerking: Het bericht
kan worden weergegeven voor
vast
elk van de papierladen, waaronder de
ladenkast v oor 2000 v el (x geeft aan in
welke lade de papierstoring zich
voordoet). P apier ka n vastlo pen tussen
twee of drie laden, op het hellende vlak
van een lade of tussen een lade, de
lade voor dubbe lzijdig afdrukken en de
geïntegreerde lade van de printer.
250 Papier
201 Paper Jam
weergegeven
200 Paper Jam
260 Paper Jam
250 Paper Jam
230 Paper Jam
24x Paper Jam
24x Papier
Opmerking: Het bericht 27x
Papier vast kan worden
weergegeven voor de optionele
uitvoerlader (weergegeven in
de afbeelding), de uitvoerlader
met vijf laden of de hogecapaciteitsuitvoerlader (x geeft
de uitvoeropt ie aan). Papier kan
in elk van de uitvoeropties op de
weergege ven plaatsen vastlopen.
27x Paper Jam
28x Papier vast
Opmerking: Het bericht
28x Papier vast wordt
alleen weergegeven voor de
afwerklade.
202 Paper Jam
230 Paper Jam
68
Vastgelopen papier verwijderen
Door de kleppen te openen, de papierladen te verwijderen en de opties te verwijderen, krijgt u toegang
tot de plaatsen waar papier is vastgelopen. Als u een universeellader hebt geïnstalleerd, wordt deze
zichtbaar als de onderste voorklep is geopend. In de afbeelding ziet u de locatie van de papierbronnen
en de plaatsen waar papier kan vastlopen.
Uitvoerlader met vijf
laden, achterklep
Optionele uitvoerlader,
achterklep
(Hoge-capaciteitsuitvoerlader
en afwerklade niet
weergegeven)
Bovenste voorklep
Enveloppenlader
Achterklep van
de printer
Optionele lade voor
dubbelzijdig afdrukken,
achterklep
Onderste voorkl ep
(omlaag als u een
enveloppenlader hebt
geïnstalleerd)
Geïntegreerde
lade
Optionele lade voor
dubbelzijdig
afdrukken, voorklep
Optionele papierladen
Opmerking: Alle afbeeldingen in dit
gedeelte tonen d e standaardcon figurati e
van de printer, tenzij het noodzakelijk is
invoer- of uitvoeropties te tonen.
200 en 201 Papier vast
Verwijder cart
Een bericht 200 Papier vast geeft aan dat het papier is vastgelopen in het gebied onder de
tonercartridge. De cartridge moet worden v erwijderd. Een bericht 201 Papier vast geeft aan dat het
papier verder in de printer is vastgelopen.
Opmerking: U kunt een papierstoring alleen verhelpen door de papierbaan volledig vrij te
maken.
1Druk de ontgrendelingshendels in om de bovenste en onderste voorklep van de printer te
openen.
69
LET OP: Het achterste gedeelte in de printer is heet.
2Pak de cartridge vast bij de handgreep en trek deze omhoog naar de bovenste voorklep. Trek
de cartr id ge ver volgens re ch t naar buiten toe.
WAARSCHUWING: Raak nooit de photoconductor-trommel op de onderkant van de tonercartridge
aan. Gebruik de handgreep op de cartridge, zodat u dit gebied niet hoeft aan te
raken.
Leg de tonercartridge opzij.
Opmerking: Laat de cartridge niet te lang in het licht liggen.
3Duw de ontgrendelingshendel van de papiertransportrol voorzichtig naar de achterkant van de
printer.
4Trek het papier omhoog en naar u toe.
Opmerking: De toner op het papier kan vlekken op uw huid of kleding maken.
Stop met trekken als het papier niet meteen in beweging komt wanneer u trekt. In dit geval
moet u het papier via de achterklep verwijderen. Raadpleeg Tussen de enveloppenlader en
de printer voor meer informatie.
5Plaats de cartridge terug.
6Sluit de bovenste en onderste voorklep.
70
202 Papier vast
Open achterklep
Papierstoringen waarvoor het bericht 202 Papier vast verschijnt, moeten worden opgelost door de
achterklep van de printer te openen.
Opmerking: U kunt een papierstoring alleen verhelpen door de papierbaan volledig vrij te
maken.
Klik op de plaats waar het papier is vastgelopen voor instructies over het verhelpen van de
papierstoring.
•Papier heeft standaarduit voerlade nog niet bereikt
•Afdrukmateriaal bevindt zich gedeeltelijk in standaarduitvoerlade
Papier heeft standaarduitvoerlade nog niet bereikt
1Open de achterklep.
2Kijk welk gedeelte van het papier zichtbaar is en bepaal aan de hand daarvan hoe u het papier
het beste kunt verwijderen.
–Als het middelste deel van het papier zichtbaar is, pakt u het papier aan beide zijden vast
en trekt u het voorzichtig recht naar buiten.
–Als het papier zich nog ter hoogte van het verhittingsstation bevindt, opent u de bovenste
voorklep om het papier te verwijderen.
71
–Als het uiteinde van het papier zichtbaar is, trekt u het papier recht naar buiten.
Stop met trekken als het papier niet meteen in beweging komt wanneer u trekt. Verwijder de
tonercartridge en trek het papier vervolgens uit de printer.
3Sluit de achterklep.
Afdrukmateriaal bevindt zich gedeeltelijk in standaarduitvoerlade
Trek het papier recht naar buiten.
72
Stop met trekken als het papier niet meteen in beweging komt wanneer u trekt. Open de bovenste
voorklep en trek het vastgelopen papier naar buiten.
230 Papier vast
Ctrl dubbelz
Papierstoringen waarvoor het bericht 230 Papi er vast verschijnt, moeten worden opgelost door de
voorklep van de lade voor dubbelzijdig afdrukken te openen.
Opmerking: U kunt een papierstoring alleen verhelpen door de papierbaan volledig vrij te
maken.
1Open de achterklep van de lade voor dubbelzijdig afdrukken.
2Kijk onder de achterklep van de lade voor dubbelzijdig afdrukken of u de rand van het papier
ziet, zodat u kunt vaststellen hoe het papier is vastgelopen.
–Als een kort stuk papier zichtbaar is naast de binnenzijde van de lade voor dubbelzijdig
afdrukken, pakt u dit vast en trekt u het naar buiten. Raadpleeg step 6 als u het papier niet
kunt vastpakken.
–Als slechts een kort stuk papier zichtbaar is aan de achterzijde van de printer, kunt u hier
beter niet aan trekken. U kunt het papier dan waarschijnlijk gemakkelijker verwijderen in
de printer zelf. Raadpleeg 200 en 201 Papier vast Verwijder cart voor instructies.
–Als het papier grotendeels zichtbaar is, gaat u door met de volgende stappen.
73
3
Trek het papier omhoog en naar u toe als het zich in deze positie bevindt.
4Trek het papier naar beneden en naar buiten als het zich in deze positie bevindt.
5Sluit de achterklep van de lade voor dubbelzijdig afdrukken. Zorg dat de klep op zijn plaats
klikt.
6Zoek de uitsparingen aan beide zijden van de voorklep van de lade voor dubbelzijdig
afdrukken.
74
7
Trek de voorklep van de lade voor dubbelzijdig afdrukken voorzichtig recht naar buiten.
8Als de rand van het papier zichtbaar is, trekt u het papier recht naar boven en naar buiten.
Als het papier niet zichtbaar is, gaat u verder met step 9. Anders sluit u de voorklep van de
lade voor dubbelzijdig afdrukken.
9Schuif de geïntegreerde lade naar buiten.
10Verwijder vellen papier die in de voorklep van de lade voor dubbelzijdig afdrukken liggen.
11Schuif de voorklep weer terug, tegen de lade voor dubbelzijdig afdrukken aan. Zorg dat de
klep op zijn plaats klikt.
12Schuif de geïntegreerde lade terug in de printer.
75
24x Papier vast
Ctrl lade x
Het bericht 24x Papier vast wordt weergegeven voor papierstoringen op vier plaatsen (de x staat
voor het ladenummer van de lade waar de storing is opgetreden).
Opmerking: U kunt een papierstoring alleen verhelpen door de papierbaan volledig vrij te
maken.
Klik op de plaats waar het papier is vastgelopen voor instructies over het verhelpen van de
papierstoring.
•Op het hellende vlak van een lade of tussen twee laden
•Tussen drie laden
(Dit kan gebeuren als u papier van het formaat Legal in de laden gebruikt of als u een
optionele ladekast voor 250 vel en tevens andere optionele laden hebt geïnstalleerd.)
•Tussen een lade, de lade voor dubbelzijdig afdrukken en de geïntegreerde lade
•Tussen de enveloppenla der en de printer
•In de ladekast voor 2000 vel
Op het hellende vlak van een lade of tussen twee laden
1Trek de papierlade half uit het ladehuis.
2Kijk hoe het papier is vastgelopen en bepaal aan de hand daarvan hoe u het papier het beste
kunt verwijderen:
–Als het papier op het hellende vlak aan de voorzijde van de lade ligt, trekt u het papier
recht naar buiten.
76
–Als het papier zich in het doorvoergebied tussen twee laden bevindt, trekt u het papier
recht naar boven en naar buiten.
–Als u de uiteinden van het afdrukmateriaal niet ziet, raadpleegt u Tussen drie laden om
de papierstoring te verhelpen.
3Schuif de papierlade terug in het ladehuis.
Tussen drie laden
Een dergelijke papierstoring kan zich voordoen als u Legal-papier in de laden gebruikt of als u een
optionele ladekast voor 250 v el en tevens andere optionele laden hebt geïnstalleerd.
1Trek de papierlade uit het ladehuis. Als slechts een kort stuk van het papier zichtbaar is, kunt u
het papier beter niet naar beneden trekken.
2Schuif de papierlade voorzichtig terug in het ladehuis.
3Trek de papierlade uit het ladehuis dat zich boven de lade bevindt die u zojuist hebt gesloten.
77
4
Trek het papier naar boven of naar beneden. Als het in de ene richting niet gemakkelijk gaat,
probeert u de andere richting.
5Schuif de papierlade terug in het ladehuis.
Opmerking: Bij dit soort papierstoringen is het mogelijk dat het papier ook onder de cartridge
is vastgelopen. Verwijder de cartridge en eventueel vastgelopen papier en plaats
de cartridge weer terug.
Tussen een lade, de lade voor dubbelzijdig afdrukken en de geïntegreerde lade
Trek de papierlade uit het ladehuis. Als slechts een kort stuk van het papier zichtbaar is, kunt u
1
het papier beter niet naar beneden trekken.
78
2
Trek de voorklep langzaam recht van de lade voor dubbelzijdig afdrukken vandaan.
3Trek de geïntegreerde lade uit de printer.
Als u de rand van het papier in de geïntegreerde lade ziet:
a Trek het papier naar beneden en naar buiten.
bSchuif de lade volledig in de printer.
cSchuif de voorklep weer terug, tegen de lade voor dubbelzijdig afdrukken aan. Zorg dat de
klep op zijn plaats klikt.
Als u de rand van het papier niet in de geïntegreerde lade ziet:
aDuw de lade terug in de printer.
bOpen de bovenste en onderste voorklep van de printer.
79
cVerwijder de cartridge.
WAARSCHUWING: Raak nooit de photoconductor-trommel op de onderkant van de tonercartridge
aan. Gebruik de handgreep op de cartridge, zodat u de onderkant niet hoeft aan te
raken.
U moet nu de voorrand van het papier kunnen zien.
Opmerking: De toner op het papier kan vlekken op uw huid of kleding maken.
dDuw de ontgrendelingshendel van de papiertransportrol voorzichtig naar de achterkant
van de printer.
eTrek het papier eruit.
80
fPlaats de cartridge terug.
Lijn de geleiders v an de cartridge uit met de sleuven op de cartridgehouder. Bepaal de
juiste positie met behulp van de gekleurde pijlen aan de binnenzijde van de printer. Laat
de cartridge voorzichtig naar beneden zakken totdat deze vastklikt.
gSluit de bovenste en onderste voorklep van de printer.
hSchuif de papierlade volledig in de printer.
In de ladekast voor 2000 vel
1Open de laadklep.
2Druk op de liftknop.
3Verwijder het vastgelopen papier. Verwijder het papier volledig uit de papierbaan van de lade
en de printer.
Liftknop
4Zorg ervoor dat de stapel papier netjes is uitgelijnd om te voorkomen dat het papier opnieuw
vastloopt.
5Sluit de klep.
6Wacht een paar seconden tot de lift boven is.
7Druk vervolgens op Start om door te gaan met afdrukken.
81
250 Papier vast
Ctrl U-lader
Trek het vastgelopen afdrukmateriaal langzaam recht uit de universeellader.
Opmerking: U kunt een papierstoring alleen verhelpen door de papierbaan volledig vrij te
maken.
260 Papier vast
Ctrl env-lader
Enveloppen kunnen op twee plaatsen vastlopen.
Opmerking: U kunt een papierstoring alleen verhelpen door de papierbaan volledig vrij te
maken.
Klik op de plaats waar het papier is vastgelopen voor instructies over het verhelpen van de
papierstoring.
•Tijdens de invoer van de enveloppen in de enveloppenlader
•Tussen de enveloppenla der en de printer
Tijdens de invoer van de enveloppen in de enveloppenlader
Bij de invoer van enveloppen in de enveloppenlader, wordt telkens de onderste envelop ingevoerd. De
onderste envelop is in dit geval dus vastgelopen.
1Til het envelopgewicht op.
2Kantel het envelopgewicht terug naar de printer.
3Verwijder de stapel enveloppen uit de enveloppenlader.
82
4
Trek de vastgelopen envelop recht naar u toe.
5Plaats de stapel enveloppen opnieuw in de enveloppenlader.
6Pas de positie van de enveloppengeleider aan.
7Laat het envelopgewicht op de stapel zakken.
Opmerking: Als de enveloppen blijven vastlopen, herhaalt u deze stappen en voert u één
envelop in tussen stap 4 en 5. Misschien wordt het probleem hierdoor verholpen.
Tussen de enveloppenlader en de printer
1Til het envelopgewicht op.
2Kantel het envelopgewicht terug naar de printer.
3Verwijder de stapel enveloppen uit de enveloppenlader.
4Plaats de enveloppensteun in de gesloten stand.
5Open de bovenste voorklep van de printer.
83
6
Trek de enveloppenlader een klein beetje omhoog en vervolgens recht uit de printer. Leg de
lader ergens neer.
7Trek de envelop recht uit de printer.
Opmerking: Het is mogelijk dat u de cartridge moet v erwijderen om de envelop eruit te kunnen
trekken. Zie het gedeelte over het terugplaatsen van de cartridge voor
instructies.
8Plaats de enveloppenlader terug. Zorg dat deze op zijn plaats klikt.
9Sluit de bovenste voorklep van de printer.
10Plaats de stapel enveloppen opnieuw in de enveloppenlader.
11Pas de positie van de enveloppengeleider aan.
12Laat het envelopgewicht op de stapel zakken.
27x Papier vast
Ctrl uitv-lade x
Het bericht 27x Papier vast wordt weergegeven voor papierstoringen op twee plaatsen (de x staat
voor het nummer van de lade waar de storing is opgetreden).
Opmerking: U kunt een papierstoring alleen verhelpen door de papierbaan volledig vrij te
maken.
84
In uitvoeropties (optionele uitv oerlader, hoge-capaciteitsuitvoerlader of uitvoerlader met vijf laden) kan
papier op de volgende plaatsen vastlopen:
•In een optionele uitvoerlade
•Tussen uitvoeropties
In een optionele uitvoerlade
Papier loopt vast als het wordt uitgevoerd naar een optionele uitvoerlade en:
•Een groot gedeelte van het papier is zichtbaar
•Een klein gedeelte van het papier is zichtbaar
Een groot gedeelte van het papier is zichtbaar
1Trek het papier recht naar buiten. Stop met trekken als het papier niet meteen in beweging
komt wanneer u trekt. Ga door met de volgende stap.
85
2
Duw de achterklepvergrendelingen van de uitvoeropties naar het midden toe. Laat de
achterklep open vallen.
Opmerking: Open beide achterkleppen als het papier is vastgelopen in een
hoge-capaciteitsuitvoerlader.
Binnenkant van de lade voor dubbelzijdig afdrukken
3Maak het papier los als het vastzit in de papiertransportrollen en trek het papier vervolgens
recht naar buiten.
4Sluit bij alle uitvoeropties de achterklep.
Een klein gedeelte van het papier is zichtbaar
Probeer het papier uit de voorkant van de lade te trekken. Ga als volgt te werk als dit niet lukt:
1Duw de achterklepvergrendelingen van de uitvoeropties naar het midden toe. Laat de
achterklep open vallen.
86
2
Herhaal dit voor de uitvoeroptie die is geïnstalleerd boven de optie waarin het papier is
vastgelopen.
Opmerking: Open beide achterkleppen als het papier is vastgelopen in een
hoge-capaciteitsuitvoerlader.
3Trek het papier recht uit de uitvoeroptie.
4Sluit bij alle uitvoeropties de achterklep. Controleer of alle vergrendelingen zijn gesloten.
Tussen uitvoeropties
1
Duw de achterklepvergrendelingen van de uitvoeropties naar het midden toe. Laat de
achterklep open vallen.
87
2
Herhaal dit voor de uitvoeroptie die is geïnstalleerd boven de optie waarin het papier is
vastgelopen.
Opmerking: Als het papier is vastgelopen in een hoge-capaciteitsuitvoerlader , moet u mogelijk
beide achterkleppen van deze lader openen.
3Trek het papier recht uit de uitvoeroptie.
4Sluit bij alle uitvoeropties de achterklep. Controleer of alle vergrendelingen zijn gesloten.
28x Papier vast
Storingen in de optionele afwerklade kunnen leiden tot een bericht in de reeks 28x Pa pier v ast,
waarbij de x staat voor het gebied waar de storing zich heeft voorgedaan. De tweede regel van het
bedieningspaneel geeft aan waar de storing zich heeft voorgedaan.
Voorbeelden van berichten in de reeks 28x Papier vast zijn:
•280 Papier vast Ctrl afw erklade
•281 Papier vast Ctrl afw erklade
Opmerking: Zie Nietjesstoringen verhelpen voor informatie over berichten in de reeks 28x
Storing nietjes .
88
280 Papier vast
Ctrl afwerklade
1
Duw de achterklepvergrendelingen van de afwerklade naar het midden toe. Laat de
achterklep open vallen.
2Trek het papier recht uit de afwerklade.
3Sluit de achterklep. Controleer of de vergrendelingen zijn gesloten.
89
281 Papier vast
Ctrl afwerklade
1
Kantel de klep op de uitvoerlade van de afwerklade omhoog tot deze in verticale stand is
vergrendeld.
2Verwijder de stapel papier.
3Sluit de klep op de uitvoerlade van de afwerklade.▲
90
27
Nietjesstoringen verhelpen
Storingen in de optionele afwerklade kunnen leiden tot een bericht in de reeks 28x St oring
nietjes, waarbij de x staat voor het gebied waar de storing zich heeft voorgedaan. De tweede regel
van het bedieningspaneel geeft aan waar de storing zich heeft voorgedaan.
Voorbeelden van berichten in de reeks 28x Storing nietjes zijn:
•282 Storing nietjes Niet app contr
•283 Storing nietjes Niet app contr
Opmerking: Zie Papierstoringen verhelpen voor informatie over berichten in de reeks 28x
Storing nietjes .
282 Storing nietjes
Nietapp contr
1Kantel de klep op de uitvoerlade van de afwerklade omhoog tot deze in verticale stand is
vergrendeld.
91
2
Verwijder de stapel papier.
3Ga door met stap 1 op pagina 92.
283 Storing nietjes
Nietapp contr
1Open de klep van het nietapparaat door op de ontgrendelinghendel te drukken.
92
2
V erwijder de nietjeshouder uit het nietapparaat door stevig aan het gekleurde nokje te trekken.
nietapparaat
nietjeshouder
3Draai de nietjeshouder zoals wordt aangegeven in de afbeelding in stap 4.
4Til de nietbescherming aan het metalen nokje omhoog en verwijder het blok nietjes.
Gooi het hele blok nietjes weg.
nietbeschermer
5Controleer de nietbescherming aan de binnenkant en verwijder losse nietjes die mogelijk zijn
achtergebleven.
6Controleer de bodem van de nietjeshouder om te zien of er geen nietjes vastzitten in de
invoermond.
93
7
Druk de nietbescherming omlaag tot deze vastklikt.
8Druk de nietjeshouder stevig in het nietapparaat tot de houder vastklikt.
9Sluit de klep van het nietapparaat.
Op de display van het bedieningspaneel verschijnt het bericht Nietapp gestart. Dit gebeurt
automatisch om te controleren of het nietapparaat goed werkt.
10Sluit de klep op de uitvoerlade van de afwerklade. ▲
94
28
W eer gavepr ob lemen oplossen
Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als de voorgestelde oplossing het probleem niet
verhelpt.
ProbleemActie
Op de display van het
bedieningspaneel worden
alleen ruitjes of helemaal
niets weergegeven.
Menu-instellingen die op het
bedieningspaneel zijn
gewijzigd, hebben geen
prioriteit.
• Zet de printer uit, wacht ongeveer 10 seconden en zet de printer weer aan.
• Het bericht Zelftest wordt uitgevoerd verschijnt op het
bedieningspaneel. Nadat de test is voltooid, wordt Gereed weergegeven.
Zet de printer uit en neem co ntact op me t de afdeli ng Technische ondersteuni ng
van Lexmark als de berichten niet verschijnen.
Instellingen in de toepassing, het printerstuurprogramma of de
printerhulpprogramma's hebben een hogere prioriteit dan die welke op het
bedieningspaneel zijn gedaan.
• Wijzig de instellingen met de toepassing, het printerstuurprogramma of de
printerhulpprogramma's in plaats van op het bedieningspaneel.
• Schakel de instellingen in de toepassing, het printerstuurprogramma of de
printerhulpprogramma's uit zodat u instellingen kunt wijzigen op het
bedieningspaneel.
95
29
Printerprob lemen oplossen
Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als de voorgestelde oplossing het probleem niet
verhelpt.
ProbleemActie
Taak is niet afgedrukt of de
verkeerde tekens zijn afgedrukt.
Taak is niet afgedrukt of de
verkeerde tekens zijn afgedrukt
(vervolg).
Controleer of Gereed wordt w ee rgeg even op het be di eni ngs paneel voorda t u
een taak naar de printer verzendt. Druk op Start om terug te keren naar de
werkstand Gereed.
Zorg dat er afdrukmateriaal is gel aden in de printer . D ruk op Start om terug te
keren naar de werkstand Gereed.
Controleer of de printer de juiste printertaal gebruikt.
Controleer of u het juiste printerstuurprogramma gebruikt.
Controleer of de parallelle, Ethernet-, seriële of USB-kabel goed is
aangesloten aan de achterkant van de printer. Controleer of de juiste kabel
wordt gebruikt. Gebruik een IEEE 1284-compatibele parallelle kabel.
Geadviseerd worden de Lexmark-producten met artikelnummer 1329605 (3
meter) en 1427498 (6 meter). Controleer of een null modemkabel wordt
gebruikt als u serieel RS-232 gebruikt.
Probeer een rechtstreekse verbinding als de printer is verbonden via een
schakelapparaat.
Controleer of het juiste papierformaat is ingesteld via het bedieningspaneel,
het printerstuurprogramma of de softwaretoepassing.
Controleer of PCL SmartSwitch en PS SmartSwitch zijn ingesteld op Aan.
Als een afdrukspooler wordt gebruikt, controleer dan of deze niet is blijven
steken.
Raadpleeg Problemen bij afdrukken via netwerk als u afdrukt via een
netwerk of een Macintosh-computer.
Controleer de printerinterface in het Instellingenmenu.
Bepaal welke hostinterface wordt gebruikt. Druk een pagina met
menu-instellingen af om te controleren of de interface-instellingen juist zijn.
Zie Pagina met men u-instellingen afdrukken.
Als u een seriële interface gebruikt:
• Controleer of DSR honoreren is ingesteld op Uit.
• Controleer de instellingen voor protocol, baud, pariteit en databits. De
instellingen in de printer en in de hostcomputer moeten overeenkomen.
De printer is aangesloten o p de
USB-poort, maar drukt niet af.
Controleer of Windows 98, Windows 2000, Windows Me of een ander
USB-compatibel besturingssysteem wordt gebruikt dat wordt ondersteund
door Lexmark.
96
ProbleemActie
Het afdrukmateriaal wordt
verkeerd ingevoerd of er
worden meerd ere vellen
ingevoerd.
Het afdrukmateriaal wordt
verkeerd ingevoerd of er
worden meerd ere vellen
ingevoerd (vervolg).
Controleer of het afdrukmateriaal dat u gebruikt, voldoet aan de specificaties
voor de printer. Zie Specificaties afdrukmateriaal voo r meer informatie.
Buig het afdrukmateriaal voordat u het in een van de papierbronnen laadt.
Controleer of het afdrukmateriaal op de juiste wijze is geladen.
Zorg dat de breedte- en lengtegeleiders voor het papier in de papierbronnen
juist zijn afgesteld.
Laad niet te veel afdrukmateriaal in de papierbronnen.
Oefen geen kr a cht uit bi j het laden van afdrukmate ria al in de uni verseellader.
Anders kan het afdrukmateriaal scheef trekken of omkrullen.
Verwijder gekruld afdrukmateriaal uit de papierbronnen.
Let op de aanbevolen afdrukzijde van het afdrukmateriaal wanneer u het
laadt. Zie Afdrukmateriaal laden voor meer informatie.
Laad minder afdrukmateriaal in de papierbronnen.
Draai het afdrukmateriaal om of leg de andere korte zijd e aan de v oorkant om
te kijken of het materiaal dan beter word t ingevoerd.
Gebruik geen verschillende soorten afdrukmateriaal tegelijk.
Gebruik geen afdrukmateriaal uit verschillende pakken door elkaar.
Verwijder de onderste en bovenste vellen van een pak voordat u het
afdrukmateriaal laadt.
Laad alleen lege papierbronnen.
Enveloppen worden verkeerd
ingevoerd of er worden
meerdere env e lop pen
ingevoerd.
Pagina's eindigen op
onverwachte plaatsen.
Taken worden afgedrukt vanuit
de verkeerde papierbron of op
verkeerd afdrukmateriaal.
Het papier wordt niet netjes in
de uitvoerlade gestapeld.
De prin ter drukt niet
dubbelzijdig af.
▲
V erw i jde r de s tap el envelopp en ui t de envelopp en lader. Laa d één envelo p en
leid deze door de printer. Laad vervolgens de stapel enveloppen opnieuw in
de enveloppenlader.
Controleer de instell ing voo r Afdruktimeout in het Instellin genmenu. V erhoog
de instelling.
Controleer de instelling voor Papiersoort in het Papiermenu op het
bedieningspaneel van de printer en in het printerstuurprogramma.
• Draai de stapel afdrukmateriaal in de lade of in de universeellader om.
• Zorg ervoor dat u een papierformaat gebruikt dat compatibel is met de
uitvoeropties. Zie Specificaties afdrukmateriaal.
• Controleer of Dubbel z afdr is geselectee rd in zow el het menu Afw erking als
in het printerstuurprogramma.
• Controleer of er voldoende printergeheugen is geïnstalleerd.
97
Prob lemen met afdrukkwaliteit
30
oplossen
Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als de voorgestelde oplossing het probleem niet
verhelpt.
ProbleemActie
De afdruk is te licht. • De toner is mogelijk bijna op. Om de resterende toner te kunnen gebruiken,
Toner geeft af of laat los van
de pagina.
Er komt toner op de
achterzijde van de pagina.
verwijdert u de cartridge door de hendels met beide handen vast te pakken.
Zorg dat de pijlen op de ca rtridge naar beneden wijz en en sc hud de cartridge
heen en weer. Plaats de cartridge terug en druk vervolgens op Start.
• Wijzig de instelling voor Tonerintensiteit in het Kwaliteitmenu.
• Als u afdrukt op een ongelijkmatig oppervlak, wijzig dan de instellingen voor
Papiergewicht en Papierstructuur in het Papiermenu. Raadpleeg
Papiersoort.
• Controleer of het juiste afdrukmateriaal wordt gebruikt.
• Als u afdrukt op een ongelijkmatig oppervlak, wijzig dan de instellingen voor
Papiergewicht en Papierstructuur in het Papiermenu. Raadpleeg
Papiersoort.
• Controleer of het afdrukmateriaal voldoet aan de printerspecificaties. Zie
Specificaties afdrukmateriaal voor meer informatie.
• Neem contact op met de afde ling Technische onde rsteuning v an Lex mark als
het probleem aanhoudt.
Er zit toner op de overdrachtsrol. U kunt dit voorkomen door geen papier te
laden dat kleiner is dan het paginaformaat van de taak die moet worden
afgedrukt.
Open en sluit de bovenste voorklep van de printer om de opstartcyclus van de
printer uit te voeren en de overdrachtrol te reinigen.
98
ProbleemActie
Op de pagina verschijnen
lichte tonervegen of de
pagina is donker.
De pagina is geheel wit.• Controleer of u het verpakkingsmateriaal van de cartridge hebt verwijderd.
Er verschijnen verticale
strepen op de pagina.
• Controleer of de cartridge goed is geïnstalleerd.
• Vervang de cartridge. Zie Tonercartridge vervangen voor meer informatie.
• Vervang de laadrol als het probleem aanhoudt. Zie Laadrol vervangen voor
meer informatie.
• Controleer of de cartridge goed is geïnstalleerd.
• De toner is mogelijk bijna op. Om de resterende toner te kunnen gebruiken,
verwijdert u de cartridge door de hendels met beide handen vast te pakken.
Zorg dat de pijlen op de ca rtridge naar beneden wijz en en sc hud de cartridge
heen en weer. Plaats de cartridge terug en druk vervolgens op Start.
• De toner is mogelijk bijna op. Om de resterende toner te kunnen gebruiken,
verwijdert u de cartridge door de hendels met beide handen vast te pakken.
Zorg dat de pijlen op de ca rtridge naar beneden wijz en en sc hud de cartridge
heen en weer. Plaats de cartridge terug en druk vervolgens op Start.
• Als u voorbedrukte formulieren gebruikt, controleert u of de inkt bestand is
tegen temperaturen van 212°C.
De afdruk is te donker.Wijzig de instelling voor Tonerintensiteit in het Kwaliteitmenu.
Opmerking: Macintosh-gebruikers moe ten er op let ten dat het aan tal regels per
inch (lpi) niet te hoog is ingesteld in de toepassing.
99
ProbleemActie
Tekens hebben rafelige of
ongelijkmatige randen.
De pagina of een gedeelte
van de pagina is zwart.
De taak wordt afgedrukt,
maar de bovenmarge en
zijmarges zijn onjuis t.
• Wijzig de instelling voor Resolutie in het Kwaliteitmenu in 600 dpi of 1200
dpi.
• Stel PQET in het Kwaliteitmenu in op Aan.
• Als u werkt met laadbare le ttertypen, control eer dan of de le ttertypen worden
ondersteund door de printer, de hostcomputer en de toepassing.
• Controleer of de cartridge goed is geïnstalleerd.
• Als de laadrol is vervangen, controleer dan of deze goed is geïnstalleerd.
• Controleer of de instelling voor Papierformaat in het Papiermenu goed is.
• Controleer of de marges in de toepassing correct zijn ingesteld.
▲
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.