Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Overzicht van Access Connections
In dit hoofdstuk vindt u de volgende informatie.
v “Kennismaking met Access Connections”
v “Basisweergave en Geavanceerde weergave”
Kennismaking met Access Connections
Access Connections is een softwareprogramma waarmee u uw netwerkverbindingen op meerdere locaties kunt beheren door middel van locatieprofielen.
Een locatieprofiel bevat de netwerkconfiguratiegegevens die nodig zijn om verbinding te maken met het gewenste netwerk, plus locatie-specifieke instellingen zoals
instellingen voor de startpagina van uw browser, de proxyconfiguratie, de status
van de firewall, gemeenschappelijk bestands- en printergebruik en de standaardprinter.
Basisweergave en Geavanceerde weergave
Access Connections kan op twee manieren worden weergegeven.
Basisweergave
U gebruikt deze view om automatisch te zoeken naar een netwerk en er
verbinding mee te maken. Het is niet nodig om vooraf een locatieprofiel te
maken. Na het maken van een verbinding met een netwerk kunt u het netwerk opslaan in een locatieprofiel. Om een eigen locatieprofiel te maken en
uw netwerkverbindingen te beheren, gaat u naar Geavanceerde weergave.
Geavanceerde weergave
Deze weergave gebruikt u om een locatieprofiel te maken en instellingen
op te geven om op afroep een netwerkverbinding tot stand te brengen.
Om van Basisweergave naar Geavanceerde weergave te gaan, klikt u op de knop
Geavanceerd, rechtsboven in het hoofdvenster. Om van Geavanceerde weergave
naar Basisweergave te gaan, klikt u op de knop Basis op dezelfde plaats rechtsboven in het venster.
v U hebt geen locatieprofiel voor een draadloos WAN-verbinding nodig. Bij het
starten van Access Connections maakt het programma automatisch een locatieprofiel.
Ik gebruik meerdere
netwerken.
Ik wil de verbindingsstatus in de gaten
houden.
Ik wil de draadloze
radio uitschakelen.
Verbinding maken met
internet lukt niet.
Ik wil de functie
Access Connections
Administrator Profile
Deployment gebruiken.
Als u uw computer meeneemt naar een andere loca-
tie, kan Access Connections automatisch vaststellen
welke draadloze netwerken en Ethernet-netwerken er
beschikbaar zijn, en vervolgens het locatieprofiel
voor de plaats waar u naar toe gaat activeren.
Zie “Automatisch wisselen van locatie” op pagina 15.
6Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Verbinding maken met internet
In dit hoofdstuk vindt u de volgende informatie.
v “Een verbinding met Internet tot stand brengen vanuit Basisweergave”
– “Verbinding met internet maken via een draadloos LAN” op pagina 8
– “Verbinding met internet maken via een draadloos WAN” op pagina 9
– “Verbinding met internet maken via een WiMAX-netwerk” op pagina 10
– “Verbinding maken via een ander netwerkapparaat” op pagina 11
v “Een verbinding met Internet tot stand brengen vanuit Geavanceerde weergave”
op pagina 12
– “Een locatieprofiel maken” op pagina 12
– “Verbinding maken met internet door een locatieprofiel te selecteren” op
pagina 14
– “Automatisch wisselen van locatie” op pagina 15
v “Verbinding maken met internet via het pictogram Access Connections of de
Fn+F5 Weergave op scherm” op pagina 16
v “De status van de verbinding bekijken” op pagina 18
Een verbinding met Internet tot stand brengen vanuit Basisweergave
Om vanuit Basisweergave verbinding te maken met internet, kunt u de volgende
methoden gebruiken. Welke methode geschikt is, hangt af van het type netwerk.
Draadloos LAN-verbinding
Verbinding met internet maken via een draadloos LAN.
Draadloos WAN-verbinding
Verbinding met internet maken via een draadloos WAN.
WiMAX-netwerk
Verbinding met internet maken via een WiMAX-netwerk.
Verbinding maken via een ander netwerkapparaat
Verbinding met internet maken via bekabeld LAN (Ethernet) of een
inbelverbinding.
Verbinding met internet maken via een draadloos LAN
U kunt als volgt verbinding met internet maken via een draadloos LAN.
1. Klik in het hoofdvenster van Access Connections op de tab Verbinding maken
met internet.
2. Selecteer WiFi. U ziet een scherm waarmee u naar toegangspunten voor het
netwerk kunt zoeken. De resultaten worden op een grafische manier afgebeeld.
3. Klik op Zoeken. Er wordt een zoekopdracht gestart naar toegangspunten die
binnen het bereik van uw draadloos-netwerkadapter liggen. Zodra het zoeken
voltooid is, verandert het opschrift van de knop Zoeken in Opnieuw zoeken.
Als twee of meer toegangspunten met hetzelfde SSID (Service Set ID) samenvallen, worden ze afgebeeld als één toegangspunt. Als u dan op de knop ″v″
links van het pictogram van het toegangspunt klikt, ziet u alle toegangspunten
die schuilgaan achter het pictogram.
4. Dubbelklik op het pictogram van een van de toegangspunten om verbinding
met internet te maken. Als u een beveiligd toegangspunt selecteert, wordt u
gevraagd een netwerksleutel in te voeren.
5. Als u opnieuw wilt zoeken naar toegangspunten, klikt u Opnieuw zoeken.
Opmerking: Op het scherm worden maximaal acht toegangspunten met dezelfde
signaalsterkte afgebeeld. Om een lijst te zien van de gevonden toegangspunten
gaat u naar Geavanceerde weergave door op de knop Geavanceerd te klikken. Klik
daarna op Details rechts onderin. Wilt u terugkeren naar het hoofdvenster, klik
dan op Grafisch.
8Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Verbinding met internet maken via een draadloos WAN
U kunt als volgt verbinding met internet maken via een draadloos WAN.
1. Klik in het hoofdvenster van Access Connections op de tab Verbinding maken
met internet.
2. Klik op Mobiel breedband.
3. Klik op Zoeken om uw serviceprovider op te zoeken.
4. Dubbelklik op het pictogram voor de serviceprovider van wiens diensten u
gebruik maakt.
5. Als de voor de draadloos-WAN-verbinding vereiste SIM-kaart nog niet geactiveerd is, verschijnt er een scherm voor het activeren van de SIM-kaart. Volg de
aanwijzingen op het scherm.
6. Als u opnieuw wilt zoeken naar de serviceprovider, klikt u Opnieuw zoeken.
Verbinding maken met internet9
Verbinding met internet maken via een WiMAX-netwerk
U kunt als volgt verbinding met internet maken via een WiMAX-netwerk.
1. Ga naar het hoofdvenster van Access Connections en klik op de tab Verbinding
maken met internet.
2. Selecteer WiMAX.
3. Klik op Zoeken om uw serviceprovider op te zoeken.
4. Dubbelklik op het pictogram voor de serviceprovider van wiens diensten u
gebruik maakt.
5. Als het activeren nog niet is voltooid, wordt er een venster van de webbrowser
geopend zodra de verbinding tot stand is gebracht. Volg de aanwijzingen op
het browserscherm.
6. Als u opnieuw wilt zoeken naar de serviceprovider, klikt u Opnieuw zoeken.
10Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Verbinding maken via een ander netwerkapparaat
Verbinding met internet maken via een bekabeld LAN.
U kunt als volgt verbinding met internet maken via een bekabeld LAN.
1. Klik in het hoofdvenster van Access Connections op de tab Verbinding maken
met internet.
2. Selecteer Andere verbindingen.
3. Er verschijnt een pictogram voor bekabeld LAN (Ethernet) op het scherm.
4. Klik op het pictogram.
Verbinding met internet maken via een inbelverbinding
U kunt als volgt verbinding met internet maken via een inbelverbinding.
1. Klik in het hoofdvenster van Access Connections op de tab Verbinding maken
met internet.
2. Selecteer Andere verbindingen.
3. Er verschijnt een inbelpictogram op het scherm.
4. Klik op het pictogram.
5. Er wordt een venster geopend waarin u een locatieprofiel kunt maken. Als u
wilt weten hoe u een locatieprofiel kunt maken, kunt u de Help-informatie
voor Access Connections raadplegen.
Verbinding maken met internet11
Een verbinding met Internet tot stand brengen vanuit Geavanceerde
weergave
Om een verbinding met internet te maken vanuit Geavanceerde weergave, maakt u
een locatieprofiel en geeft u de instellingen voor uw netwerken op.
Een locatieprofiel maken
Access Connections kent een wizard die u helpt bij het maken van locatieprofielen.
Een locatieprofiel bevat alle instellingen die nodig zijn om een verbinding met een
bepaald netwerk tot stand te brengen, plus eventueel aanvullende instellingen die
specifiek zijn voor een bepaalde locaties, zoals de standaardprinter, browserinstellingen, etc. Access Connections kan overweg met de volgende typen netwerkverbindingen. Als u wilt weten hoe u een locatieprofiel kunt maken, kunt u de
Help-informatie voor Access Connections raadplegen.
Beste beschikbare netwerk
Kies dit type netwerkverbinding als u een profiel wil maken waarmee op
dezelfde locatie automatisch ofwel een conventioneel (bekabeld) Ethernetnetwerk of een draadloos 802.11-netwerk wordt gekozen. U kunt de
voorkeursvolgorde voor het kiezen van het netwerk en de beveiligingsinstellingen voor het draadloze netwerk configureren. Dit is handig als u
vaak overschakelt tussen een conventionele verbinding; als u bijvoorbeeld
aan uw bureau zit, gebruikt u bekabeld netwerk en u gebruikt een draadloos-LAN-verbinding als u niet aan uw bureau werkt.
Voordat u begint met het maken van een locatieprofiel, vraagt u uw Internet Service Provider (ISP) of netwerkbeheerder om het volgende.
v Netwerknaam (SSID)
v Type beveiliging voor draadloze communicatie
Conventioneel LAN (Ethernet)
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen voor verbinding met een bekabeld LAN (Ethernet).
12Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Draadloos LAN (802.11)
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen voor verbinding met een
draadloos LAN. U kunt de instellingen voor gebruikersverificatie en
versleuteling opgeven.
Voordat u begint met het maken van een locatieprofiel, vraagt u uw Internet Service Provider (ISP) of netwerkbeheerder om het volgende.
v Netwerknaam (SSID)
v Type beveiliging voor draadloze communicatie
Conventioneel breedband (ADSL- of kabelmodem)
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen voor verbinding met een bekabeld netwerk, zoals ADSL, kabelmodems of ISDN. Meestal maakt de computer via een Ethernet-kaart verbinding met het breedbandnetwerk.
Voordat u begint met het maken van een locatieprofiel, vraagt u uw Internet Service Provider (ISP) of netwerkbeheerder om de ADSL-accountgegevens.
Inbellen (modem of mobiele telefoon)
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen voor verbinding via inbellen,
bijvoorbeeld met een standaardmodem over een telefoonlijn.
Voordat u begint met het maken van een locatieprofiel, vraagt u uw Internet Service Provider (ISP) of netwerkbeheerder om een van de volgende
zaken.
v Inbelprogramma
-of-
v Telefoonnummer van een toegangspunt
v Gebruikersnaam en wachtwoord
Draadloos WAN
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen voor verbinding met een
draadloos WAN (wide area network).
WiMAX
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen als u een WiMAX-verbinding
(Worldwide Interoperability for Microwave Access) tot stand wilt brengen.
Verbinding maken met internet13
Verbinding maken met internet door een locatieprofiel te
selecteren
Om een locatieprofiel te selecteren, gaat u naar Geavanceerde weergave. In de
vervolgkeuzelijst Locatie selecteert u het locatieprofiel dat overeenkomt met uw
locatie en klikt u Verbinding maken. Als er geen passend locatieprofiel is, kunt u
er een maken.
14Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Automatisch wisselen van locatie
Als u uw computer meeneemt naar een andere locatie, kan Access Connections
automatisch vaststellen welke draadloze netwerken en Ethernet-netwerken er
beschikbaar zijn, en vervolgens het locatieprofiel voor de plaats waar u naar toe
gaat activeren.
U configureert het automatisch wisselen van locatieprofiel als volgt.
1. Ga naar Geavanceerde weergave en klik op de tab Tools.
2. Kies Wisselen van locatie.
3. Selecteer het aankruisvakje voor Automatisch wisselen van locatie inschake-
len.
4. Klik op OK.
U kunt ook de volgende instellingen opgeven.
Ethernet-verbindingen opnemen in automatisch wisselen en mij vragen om
Ethernet-poorten op te slaan
Om naast draadloze netwerken ook beschikbare bekabelde netwerken op te
nemen, kruist u het vakje voor die optie aan. Als deze optie ingeschakeld
is, zorgt Access Connections er automatisch voor dat de identificatiegegevens, een MAC-adres, worden verkregen voor elke nieuwe Ethernetpoort waarmee u verbinding maakt. U wordt dan gevraagd die poort te
koppelen aan het locatieprofiel van uw keuze. Als u dan in een later stadium weer verbinding maakt met diezelfde Ethernet-poort, activeert
Access Connections het door u geselecteerde profiel.
Om de MAC-adressen van de Ethernet-poorten te bekijken of te wissen die
u aan locatieprofielen hebt gekoppeld, klikt u op Opgeslagen poorten
bewerken.
Voorkeursprofiel voor WLAN
Om op te geven welk locatieprofiel er moet worden gebruikt nadat u de
Verbinding maken met internet15
werking hebt hervat vanuit Standby of de slaapstand, of na roaming, selecteert u het aankruisvakje met de gewenste optie. Selecteer daarna in de
vervolgkeuzelijst het locatieprofiel.
Als er geen andere verbindingen beschikbaar zijn, verbinding maken via draadloos WAN of WiMAX
Als uw computer draadloos WAN-verbindingen ondersteunt of WiMAXverbindingen, selecteert u het aankruisvakje voor deze optie. Selecteer
daarna in de vervolgkeuzelijst het juiste locatieprofiel voor draadloos WAN
of voor een WiMAX-verbinding.
Verbinding maken met internet via het pictogram Access Connections
of de Fn+F5 Weergave op scherm
Pictogram Access Connections in het systeemvak
U kunt als volgt verbinding met internet maken via het pictogram van Access Connections.
1. Klik met de linker muisknop op het pictogram Access Connections
systeemvak.
2. Selecteer het locatieprofiel dat hoort bij de locatie waar u zich bevindt, resp. het
netwerk waarmee u verbinding wilt maken.
in het
16Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Fn+F5 Weergave op scherm
U kunt als volgt verbinding met internet maken via de Fn+F5 Weergave op
scherm.
1. Houd de Fn-toets ingedrukt en druk op F5.
2. Klik op de tab Locatieprofiel.
3. Selecteer het locatieprofiel dat hoort bij de locatie waar u zich bevindt, resp. het
netwerk waarmee u verbinding wilt maken.
Verbinding maken met internet17
De status van de verbinding bekijken
U kunt de status van uw netwerkverbinding in de gaten houden met Access Connections.
Hoofdvenster van Access Connections
Nadat Access Connections is gestart, is standaard de tab Verbinding maken met
internet in het hoofdvenster geselecteerd. In het venster dat bij deze tab hoort, ziet
u een grafische weergave van de status van het toegangspunt. Er zijn nog meer
gegevens beschikbaar. Om die te zien plaatst u de muisaanwijzer boven een van de
afbeeldingen.
18Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Pictogrammen op de systeemwerkbalk
Access Connections kent twee pictogrammen op de systeemwerkbalk.
Het pictogram Access Connections geeft de algemene verbindingsstatus aan.
Het Status draadloze verbinding-pictorgram is er voor de gedetailleerde status van
een draadloos-LAN-, draadloos-WAN- of WiMAX-netwerk. Als u op het pictogram
klikt, wordt het venster Status draadloze verbinding geopend.
Fn+F5 Weergave op scherm
De tab Locatieprofiel in de Fn+F5 Weergave op scherm geeft de status voor het
locatieprofiel dat u gebruikt. Om de Fn+F5 Weergave op scherm te openen, klikt u
op Fn+F5.
Verbinding maken met internet19
20Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Problemen oplossen
Als ik een modem gebruik, wordt mijn verbinding verbroken.
Controleer of de instellingen voor uw modem juist zijn. Vraag aan de
netwerkbeheerder wat de juiste instellingen zijn en controleer of de
inbelserver werkt.
Ik krijg via mijn breedbandverbinding geen toegang tot internet.
Controleer eerst of er wel fysiek verbinding met het netwerk is. Controleer
vervolgens in het venster Verbindingsstatus of de netwerkadapter wel
werkt. Om het statusvenster van de verbinding te openen, klikt u op het
pictogram Status draadloze verbinding in het systeemvak.
Het kan nodig zijn om op deze locatie uw proxyserver uit te schakelen.
Bovendien hebt u wellicht instellingen van uw serviceprovider nodig, zoals
het DNS- en het IP-adres.
Ik krijg geen verbinding met mijn draadloze toegangspunt of residential gateway.Doe het volgende:
1. Controleer in het venster Verbindingsstatus of de netwerkadapter wel
2. Controleer of u binnen het zend- en ontvangstbereik van het toegangs-
3. Controleer of de netwerknaam, de instellingen voor versleuteling
4. Controleer of de computernaam of het IP-adres dat u gebruikt, niet
werkt. Om het statusvenster van de verbinding te openen, klikt u op
het pictogram Status draadloze verbinding in het systeemvak.
punt of de residential gateway bent.
(″encryption″) en het stations-ID (of MAC-adres) allemaal correct zijn.
Voor een correcte verbinding kan het nodig zijn uw stations-ID of
MAC-adres te laten registreren bij de netwerkbeheerder.
wordt gebruikt door een andere computer in het netwerk.
Het lukt me niet om te wisselen van locatieprofiel. Ik kan geen nieuw locatieprofiel maken.
Als u niet bent aangemeld met beheerdersmachtiging, kunt u geen breedbandverbinding, draadloze verbinding of andere snelle verbinding maken.
Om te wisselen van locatieprofiel, moet u zijn aangemeld als Beheerder of
in ieder geval beheerdersmachtiging hebben.
Als ik overschakel op een ander locatieprofiel voor draadloze communicatie,
wordt de verbinding na een paar minuten verbroken.
Oplossing: Controleer of de netwerknaam, de instellingen voor versleuteling (″encryption″), het stations-ID (of MAC-adres) en de instellingen van
het draadloze toegangspunt allemaal correct zijn. Het kan nodig zijn het
systeem opnieuw op te starten om de verbinding tot stand te kunnen brengen.
Als ik het systeem opnieuw opstart of de werking hervat, wordt er niet automatisch verbinding gemaakt via een profiel voor draadloze communicatie.
Maak handmatig een verbinding met internet. Zie “Verbinding maken met
internet” op pagina 7.
v U hoeft geen locatieprofiel voor een draadloos WAN-verbinding. Bij het starten
van Access Connections maakt het programma automatisch een locatieprofiel.
Tips voor het werken met een locatieprofiel
Hoeveel locatieprofielen kan ik
maken?
Hoe kan ik ervoor
zorgen dat ik van
locatieprofiel kan
wisselen of een
locatieprofiel kan
bewerken, ongeacht de
aanmeldingsmachtiging van
Windows?
Ik wil de bestaande
netwerkinstellingen
vastleggen en opslaan
in een locatieprofiel.
Ik wil het vaste IPadres configureren.
U kunt zoveel locatieprofielen maken als u wilt. Er is
geen maximum.
Zie “Algemene instellingen voor het netwerk” op
pagina 73.
Als u een locatieprofiel maakt, worden daarvoor
standaard altijd de actieve netwerkinstellingen
gebruikt. Wilt u de huidige instellingen gebruiken,
dan hoeft u geen wijzigingen aan te brengen.
Zie “Extra instellingen voor een locatieprofiel
opgeven” op pagina 62. Als u voor het type netwerkverbinding echter Beste beschikbare netwerk kiest,
is het niet mogelijk om een vast IP-adres op te geven.
Selecteer Bekabeld LAN (Ethernet) of Draadloos
LAN (802.11).
Is het mogelijk om te
zorgen dat een bepaald
programma automatisch wordt gestart
steeds wanneer ik
verbinding maak via
een bepaald locatieprofiel?
Zie “Extra instellingen voor een locatieprofiel
opgeven” op pagina 62.
26Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Hoe kan ik automatisch verbinding met
het netwerk maken als
ik een van de volgende verbindingen
gebruik?
v Een bekabelde ver-
binding op mijn
bureau
v Een draadloze LAN-
verbinding in een
vergaderruimte
v Een draadloze
LAN-verbinding
thuis
1. Maak een locatieprofiel ″Kantoor″ voor zowel het
conventionele als het draadloze LAN en gebruik
daarbij Beste beschikbare netwerk als type
netwerkverbinding.
2. Maak een locatieprofiel ″Thuis″ met alleen een
draadloos-LAN-verbinding.
3. Configureer het automatisch wisselen van locatieprofiel en selecteer het locatieprofiel Kantoor en
het locatieprofiel Thuis. Er wordt nu automatisch
gewisseld van locatieprofiel. Zie “Automatisch
wisselen van locatie” op pagina 15.
Ik kan het locatieprofiel voor Ethernet
niet vinden in de lijst
voor automatisch
wisselen van locatie.
Locatieprofielen voor Ethernet die een vast IP-adres
hebben, komen niet in aanmerking voor de lijst voor
automatisch wisselen van locatie.
Gebruik van Access Connections27
Andere tips
Ik wil de verbindingsstatus in de gaten
houden.
Ik wil de draadloze
radio uitschakelen.
Kan de toetsencombinatie Fn+F5 op
alle ThinkPad-computers worden gebruikt
voor het in- of uitschakelen van de functies
voor draadloze communicatie?
Ik wil Access Connections installeren of
upgraden.
Zie “De status van de verbinding bekijken” op
pagina 18.
U schakelt de draadloze radio op een van de vol-
gende manieren uit.
v Schakelaar voor draadloze radio op uw computer
v Pictogram Status draadloze verbinding in het
systeemvak
v Fn+F5 Weergave op scherm
U kunt de functies voor draadloze communicatie
alleen in- en uitschakelen met deze toetsencombinatie
als de ThinkPad Hotkey Features versie 2.08.2008 of
hoger op uw computer geïnstalleerd zijn. Als dit het
geval is, staat er op de toets F5 een pictogram voor
draadloze communicatie.
Heeft Access Connections een functie
voor installatie op de
achtergrond (″silent
install″)?
Als ik beheerder van
Access Connections
ben, wat voor soort
functies kan ik dan
gebruiken?
Verbinding maken met
internet lukt niet.
Als u achter ″setup.exe″, de installatieopdracht voor
Access Connections, de parameter ″-s -SMS″ typt,
wordt de installatie op de achtergrond gestart. Staat
er in dezelfde directory een profieldistributiebestand
(met de extensie .loa), dan wordt dat automatisch
geïmporteerd.
U kunt een pakket maken waarmee u uw eigen
locatieprofielen over andere computers kunt distribueren. In dat pakket kunt u allerlei instellingen opnemen, hetgeen handig is als u in één en dezelfde
netwerkomgeving veel computers onder uw beheer
hebt. Om beheerder te worden, gaat u naar http://
www-307.ibm.com/pc/support/site.wss/ACONDeploy.html en downloadt en installeert u de vereiste
bestanden op uw computer.
Zie “Problemen oplossen” op pagina 78.
28Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Verbinding maken met internet
In dit hoofdstuk vindt u de volgende informatie.
v “Een verbinding met Internet tot stand brengen vanuit Geavanceerde weergave”
op pagina 30
– “Verbinding met internet maken via een bekabeld of draadloos LAN” op
pagina 32
– “Verbinding met internet maken via een bekabeld LAN.” op pagina 36
– “Verbinding met internet maken via een draadloos LAN” op pagina 38
– “Verbinding met internet maken via bekabeld breedband” op pagina 42
– “Verbinding met internet maken via een inbelverbinding” op pagina 43
– “Verbinding met internet maken via een draadloos WAN” op pagina 45
– “Verbinding met internet maken via een WiMAX-netwerk” op pagina 47
– “Automatisch wisselen van locatie” op pagina 15
– “Verbinding maken met internet via het pictogram Access Connections of de
Fn+F5 Weergave op scherm” op pagina 16
– “De status van de verbinding bekijken” op pagina 18
v “Beveiligingsinstellingen voor een draadloos LAN opgeven” op pagina 54
Een verbinding met Internet tot stand brengen vanuit Geavanceerde
weergave
Access Connections kent een wizard die u helpt bij het maken van locatieprofielen.
Een locatieprofiel bevat alle instellingen die nodig zijn om een verbinding met een
bepaald netwerk tot stand te brengen, plus eventueel aanvullende instellingen die
specifiek zijn voor een bepaalde locaties, zoals de standaardprinter, browserinstellingen, etc.
Beste beschikbare netwerk
Kies dit type netwerkverbinding als u een profiel wil maken waarmee op
dezelfde locatie automatisch ofwel een conventioneel (bekabeld) Ethernetnetwerk of een draadloos 802.11-netwerk wordt gekozen. U kunt de
voorkeursvolgorde voor het kiezen van het netwerk en de beveiligingsinstellingen voor het draadloze netwerk configureren. Dit is handig als u
vaak overschakelt tussen een conventionele verbinding; als u bijvoorbeeld
aan uw bureau zit, gebruikt u bekabeld netwerk en u gebruikt een draadloos-LAN-verbinding als u niet aan uw bureau werkt.
Conventioneel LAN (Ethernet)
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen voor verbinding met een bekabeld LAN (Ethernet).
Draadloos LAN (802.11)
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen voor verbinding met een
draadloos LAN. U kunt de instellingen voor gebruikersverificatie en
versleuteling opgeven.
Voordat u begint met het maken van een locatieprofiel, vraagt u uw Internet Service Provider (ISP) of netwerkbeheerder om het volgende.
v Netwerknaam (SSID)
v Type beveiliging voor draadloze communicatie
Conventioneel breedband (ADSL- of kabelmodem)
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen voor verbinding met een beka-
30Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
beld netwerk, zoals ADSL, kabelmodems of ISDN. Meestal maakt de computer via een Ethernet-kaart verbinding met het breedbandnetwerk.
Voordat u begint met het maken van een locatieprofiel, vraagt u uw Internet Service Provider (ISP) of netwerkbeheerder om de ADSL-accountgegevens.
Inbellen (modem of mobiele telefoon)
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen voor verbinding via inbellen,
bijvoorbeeld met een standaardmodem over een telefoonlijn.
Voordat u begint met het maken van een locatieprofiel, vraagt u uw Internet Service Provider (ISP) of netwerkbeheerder om een van de volgende
zaken.
v Inbelprogramma
-of-
v Telefoonnummer van een toegangspunt
v Gebruikersnaam en wachtwoord
Draadloos WAN
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen voor verbinding met een
draadloos WAN (wide area network).
WiMAX
Selecteer dit type netwerkverbinding alleen als u een WiMAX-verbinding
(Worldwide Interoperability for Microwave Access) tot stand wilt brengen.
Verbinding maken met internet31
Verbinding met internet maken via een bekabeld of draadloos
LAN
U kunt als volgt verbinding met internet maken via een bekabeld of draadloos
LAN op een enkele locatie.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Ga naar de vervolgkeuzelijst Locatie, selecteer het locatieprofiel dat overeen-
komt met uw locatie en klik op Verbinden. Als er geen passend locatieprofiel
is, kunt u er een maken.
3. Klik op de tab Locatieprofiel.
4. Klik op Maken.
5. Geef een naam voor het locatieprofiel op.
32Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
6. Selecteer als type netwerkverbinding Beste beschikbare netwerk. Access Con-
nections gaat dan automatisch na welke adapterkaarten in uw computer dit
type netwerkverbinding ondersteunen en beeldt die af in een tabel. Selecteer
alle adapters die u wilt gebruiken. Als er op deze locatie meer dan één
netwerkadapter is die toegang heeft tot het netwerk, probeert Access Connections eerst om de verbinding tot stand te brengen met behulp van de adapter die bovenaan in de lijst staat. Om de volgorde van de adapters te wijzigen,
selecteert u een adapter en klikt u op Hoger of Lager.
7. Geef de volgende instellingen op:
Selecteer de snelheids- en duplexinstellingen voor Ethernet
Selecteer deze optie als u snelheids- en duplexinstellingen voor Ethernet wilt instellen.
IEEE 802.1x-verificatie voor Ethernet inschakelen
Selecteer deze optie als u IEEE 802.1x-verificatie wilt inschakelen (EAP
[Extensible Authentication Protocol] via het LAN).
a. Klik op Verificatie-eigenschappen.
b. Geef de juiste verificatie-instellingen op. Voor deze instellingen
kunt u terecht bij de netwerkbeheerder.
c. Klik op OK.
Netwerkverbinding verbreken en de draadloze radio’s van dit profiel uitschakelen als ik een ander locatieprofiel activeer
Selecteer deze optie als u wilt voorkomen dat er meerdere verbindingen tegelijk actief zijn. Met deze optie spaart u batterij-energie.
Selecteer Wake-On-Lan-instellingen voor Ethernet
Met deze optie activeert u de functie Wake on LAN
®
. Als deze functie
is geactiveerd, kan de computer van afstand worden aangezet of geactiveerd.
8. Klik op Volgende.
Verbinding maken met internet33
9. Geef voor de netwerknaam de naam op van het draadloze netwerk waarmee
u verbinding probeert te maken. (De netwerknaam staat ook bekend als het
SSID.) Als u wilt zoeken naar draadloze netwerken die binnen het bereik van
de draadloos-netwerkadapter vallen, klikt u op Netwerk zoeken. Er verschijnt
dan een lijst van netwerken, inclusief de namen die door die netwerken worden uitgezonden.
10. Voor het type verbinding selecteert u een van de volgende opties:
Infrastructuur
Selecteer dit type verbinding als uw computer moet communiceren
met een draadloos toegangspunt.
Ad hoc
Selecteer dit type verbinding als de computer rechtstreeks met een
andere computer moet communiceren, zonder dat er een draadloos
toegangspunt aan te pas komt.
11. Voor de draadloze werkstand kiest u een van de volgende: Auto, 802.11b,
802.11g,of802.11a. Als u Auto selecteert, gebruikt de adapter automatisch een
werkstand die compatibel is met het toegangspunt dat binnen bereik is.
12. Voor de draadloze beveiliging selecteert u een van de volgende opties.
Type beveiligingGegevensversleutelingBeschrijving
Geen (versleuteling
uitgeschakeld)
Gebruik statische
WEP-sleutels
-Selecteer deze optie als u verbinding maakt met een niet-beveiligd
(open) draadloos netwerk, zoals
een openbare hotspot.
Vooraf gedefinieerde alfanumerieke of hexadecimale tekenreeksen (sleutels)
Meestal hoeft u de sleutels slechts
één keer in te voeren. Deze sleutels worden dan automatisch aan
uw draadloze adapter gekoppeld
als de draadloze adapter wordt
geïnstalleerd of als uw computer
wordt gestart.
34Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Type beveiligingGegevensversleutelingBeschrijving
Gebruik Wi-Fi
Protected Access Pre Shared Key
(WPA-PSK)
IEEE 802.1x-verificatie gebruiken
802.1x EAP Cisco
(LEAP) gebruiken
802.1x EAP Cisco
(EAP-FAST)
gebruiken
Windows gebruiken om draadloos
netwerk te configureren
Wired Equivalent Privacy (WEP),
Temporal Key Integrity Protocol
(TKIP) of Advanced Encryption
Standard (AES)
Statische of dynamische WEPsleutels
Dynamische sleutels gelden
slechts voor één sessie en worden
bij elke verificatie gegenereerd.
WEP, TKIP, AES of Cisco Key
Integrity Protocol (CKIP)
WEP, TKIP, AES of CKIPDit is een versie van EAP die
-Selecteer deze optie als u adapters
Op draadloze netwerken waarbij
dit type beveiliging is geïmplementeerd, moeten gebruikers
worden geverifieerd met een
vooraf uitgedeelde sleutel.
Op draadloze netwerken die
beveiligd zijn met dit type beveiliging (IEEE 802.1x EAP) moeten
gebruikers zich identificeren met
een gebruikersnaam en een
wachtwoord (credentials) voordat
ze een verbinding met het netwerk mogen maken.
Dit is een versie van EAP die
alleen beschikbaar is als er in uw
computer een Cisco of Ciscocompatibele draadloos-netwerkadapter is geïnstalleerd.
alleen beschikbaar is als er in uw
computer een Cisco of Ciscocompatibele draadloos-netwerkadapter is geïnstalleerd. Het is een
verbeterde versie van 802.1x EAP
Cisco (LEAP). Deze versie
gebruikt Protected Access
Credentials (PAC) en legitimatiegegevens van gebruikers voor de
beveiliging van het draadloze
netwerk.
wilt configureren die niet rechtstreeks door Access Connections
kunnen worden geconfigureerd.
De instellingen voor het configureren van de beveiliging voor
deze draadloze verbinding worden beheerd door de functie
Wireless Zero Configuration van
Windows.
13. Klik op Eigenschappen en geef de extra instellingen op. Voor deze instellin-
gen kunt u navraag doen bij de netwerkbeheerder. Zie “Beveiligingsinstellingen voor een draadloos LAN opgeven” op pagina 54 voor meer informatie.
14. Om het energiebeheer voor de radio en het toegangspunt van uw voorkeur in
te stellen, klikt u in het gedeelte Geavanceerde Configuratie op Instellingen.
Vraag de netwerkbeheerder naar de juiste instellingen.
15. Klik op Volgende.
16. Breng de gewenste wijzigingen aan in de aanvullende instellingen. Zie “Extra
instellingen voor een locatieprofiel opgeven” op pagina 62 voor meer informatie.
17. Klik op Voltooien.
Verbinding maken met internet35
Verbinding met internet maken via een bekabeld LAN.
Om via een bekabeld LAN verbinding te maken met internet, kunt u de volgende
methoden gebruiken.
v “Netwerken zoeken”
v “Met behulp van een locatieprofiel”
Netwerken zoeken
U kunt als volgt naar netwerken zoek.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Verbinding maken met internet.
3. Selecteer Andere verbindingen.
4. Er verschijnt een pictogram voor bekabeld LAN (Ethernet) op het scherm.
5. Klik op het pictogram.
Met behulp van een locatieprofiel
U kunt als volgt een locatieprofiel gebruiken.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Ga naar de vervolgkeuzelijst Locatie, selecteer het locatieprofiel dat overeen-
komt met uw locatie en klik op Verbinden. Als er geen passend locatieprofiel
is, kunt u er een maken.
3. Klik op de tab Locatieprofiel.
4. Selecteer Maken.
5. Geef een naam voor het locatieprofiel op.
36Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
6. Selecteer als type netwerkverbinding Bekabeld LAN (Ethernet). Access Con-
nections gaat dan automatisch na welke adapterkaarten in uw computer dit
type netwerkverbinding ondersteunen en beeldt die af in een tabel. Selecteer
de adapter die u wilt gebruiken.
Opmerking: Als u meerdere adapters wilt gebruiken, selecteert u Beste
beschikbare netwerk. Zie “Verbinding met internet maken via een bekabeld
of draadloos LAN” op pagina 32 voor meer informatie.
7. Configureer de volgende opties, voor zover nodig.
Selecteer de snelheids- en duplexinstellingen voor Ethernet
Selecteer deze optie als u snelheids- en duplexinstellingen voor Ethernet wilt instellen.
IEEE 802.1x-verificatie voor Ethernet inschakelen
Selecteer deze optie als u IEEE 802.1x-verificatie wilt inschakelen (EAP
[Extensible Authentication Protocol] via het LAN).
a. Klik op Verificatie-eigenschappen.
b. Geef de juiste verificatie-instellingen op. Voor deze instellingen
kunt u terecht bij de netwerkbeheerder.
c. Klik op OK.
Verbinding met netwerk verbreken wanneer een ander locatieprofiel actief
wordt Selecteer deze optie als u wilt dat de verbinding met internet wordt
verbroken als u overschakelt op een ander locatieprofiel.
Selecteer Wake-On-Lan-instellingen voor Ethernet
Met deze optie activeert u de functie Wake on LAN. Als deze functie
is geactiveerd, kan de computer van afstand worden aangezet of geactiveerd.
8. Klik op Volgende.
9. Breng de gewenste wijzigingen aan in de aanvullende instellingen. Zie “Extra
instellingen voor een locatieprofiel opgeven” op pagina 62 voor meer informatie.
10. Klik op Voltooien.
Opmerking: Als u meerdere adapters wilt gebruiken, moet u het locatieprofiel
voor een enkele adapter als volgt aanpassen:
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Locatieprofiel.
3. Selecteer het locatieprofiel dat u wilt wijzigen en kies Bewerken.
4. Klik bij het type netwerkverbinding op Omzetten naar ″Beste beschikbare net-
werk″.
Verbinding maken met internet37
Verbinding met internet maken via een draadloos LAN
Om via een draadloos LAN verbinding te maken met internet, kunt u de volgende
methoden gebruiken.
v “Toegangspunten zoeken”
v “Met behulp van een locatieprofiel” op pagina 39
Toegangspunten zoeken
U kunt als volgt toegangspunten zoeken.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Verbinding maken met internet.
3. Selecteer WiFi. U ziet een scherm waarmee u naar toegangspunten voor het
netwerk kunt zoeken. De resultaten worden op een grafische manier afgebeeld.
4. Klik op Zoeken. Er wordt een zoekopdracht gestart naar toegangspunten die
binnen het bereik van uw draadloos-netwerkadapter liggen. Zodra het zoeken
voltooid is, verandert het opschrift van de knop Zoeken in Opnieuw zoeken.
Als twee of meer toegangspunten met hetzelfde SSID (Service Set ID) samenvallen, worden ze afgebeeld als één toegangspunt. Als u dan op de knop ″v″
links van het pictogram van het toegangspunt klikt, ziet u alle toegangspunten
die schuilgaan achter het pictogram.
Op het scherm worden maximaal acht toegangspunten met dezelfde signaalsterkte afgebeeld. Om een lijst van de gevonden toegangspunten te zien, klikt u
rechtsonder op de knop Details. Wilt u terugkeren naar het hoofdvenster, klik
dan op Grafisch.
5. Dubbelklik op het pictogram van een van de toegangspunten om verbinding
met internet te maken. Als u een beveiligd toegangspunt selecteert, wordt u
gevraagd een netwerksleutel in te voeren.
6. Als u opnieuw wilt zoeken naar toegangspunten, klikt u Opnieuw zoeken.
38Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Met behulp van een locatieprofiel
U kunt als volgt een locatieprofiel gebruiken.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Ga naar de vervolgkeuzelijst Locatie, selecteer het locatieprofiel dat overeen-
komt met uw locatie en klik op Verbinden. Als er geen passend locatieprofiel
is, kunt u er een maken.
3. Klik op de tab Locatieprofiel.
4. Selecteer Maken.
5. Geef een naam voor het locatieprofiel op.
6. Selecteer als type netwerkverbinding Draadloos LAN (802.11). Access Con-
nections gaat dan automatisch na welke adapterkaarten in uw computer dit
type netwerkverbinding ondersteunen en beeldt die af in een tabel.
7. Als u de optie Deze draadloze radio uitschakelen als ik een ander locatie-
profiel activeer selecteert, wordt er voorkomen dat er meerdere verbindingen
tegelijkertijd actief zijn. Op die manier bespaart u batterij-energie.
8. Klik op Volgende.
9. Geef voor de netwerknaam de naam op van het draadloze netwerk waarmee
u verbinding probeert te maken. (De netwerknaam staat ook bekend als het
SSID.) Als u wilt zoeken naar draadloze netwerken die binnen het bereik van
de draadloos-netwerkadapter vallen, klikt u op Netwerk zoeken. Er verschijnt
dan een lijst van netwerken, inclusief de namen die door die netwerken worden uitgezonden.
10. Voor het type verbinding selecteert u een van de volgende opties:
Infrastructuur
Selecteer dit type verbinding als uw computer moet communiceren
met een draadloos toegangspunt.
Verbinding maken met internet39
Ad hoc
Selecteer dit type verbinding als de computer rechtstreeks met een
andere computer moet communiceren, zonder dat er een draadloos
toegangspunt aan te pas komt.
11. Voor de draadloze werkstand kiest u een van de volgende: Auto, 802.11b,
802.11g,of802.11a. Als u Auto selecteert, gebruikt de adapter automatisch een
werkstand die compatibel is met het toegangspunt dat binnen bereik is.
12. Voor de draadloze beveiliging selecteert u een van de volgende opties.
Type beveiligingGegevensversleutelingBeschrijving
Geen (versleuteling
uitgeschakeld)
Gebruik statische
WEP-sleutels
Gebruik Wi-Fi
Protected Access Pre Shared Key
(WPA-PSK)
IEEE 802.1x-verificatie gebruiken
802.1x EAP Cisco
(LEAP) gebruiken
802.1x EAP Cisco
(EAP-FAST)
gebruiken
-Selecteer deze optie als u verbinding maakt met een niet-beveiligd
(open) draadloos netwerk, zoals
een openbare hotspot.
Vooraf gedefinieerde alfanumerieke of hexadecimale tekenreeksen (sleutels)
Wired Equivalent Privacy (WEP),
Temporal Key Integrity Protocol
(TKIP) of Advanced Encryption
Standard (AES)
Statische of dynamische WEPsleutels
Dynamische sleutels gelden
slechts voor één sessie en worden
bij elke verificatie gegenereerd.
WEP, TKIP, AES of Cisco Key
Integrity Protocol (CKIP)
WEP, TKIP, AES of CKIPDit is een versie van EAP die
Meestal hoeft u de sleutels slechts
één keer in te voeren. Deze sleutels worden dan automatisch aan
uw draadloze adapter gekoppeld
als de draadloze adapter wordt
geïnstalleerd of als uw computer
wordt gestart.
Op draadloze netwerken waarbij
dit type beveiliging is geïmplementeerd, moeten gebruikers
worden geverifieerd met een
vooraf uitgedeelde sleutel.
Op draadloze netwerken die
beveiligd zijn met dit type beveiliging (IEEE 802.1x EAP) moeten
gebruikers zich identificeren met
een gebruikersnaam en een
wachtwoord (credentials) voordat
ze een verbinding met het netwerk mogen maken.
Dit is een versie van EAP die
alleen beschikbaar is als er in uw
computer een Cisco of Ciscocompatibele draadloos-netwerkadapter is geïnstalleerd.
alleen beschikbaar is als er in uw
computer een Cisco of Ciscocompatibele draadloos-netwerkadapter is geïnstalleerd. Het is een
verbeterde versie van 802.1x EAP
Cisco (LEAP). Deze versie
gebruikt Protected Access
Credentials (PAC) en legitimatiegegevens van gebruikers voor de
beveiliging van het draadloze
netwerk.
40Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Type beveiligingGegevensversleutelingBeschrijving
Windows gebruiken om draadloos
netwerk te configureren
-Selecteer deze optie als u adapters
wilt configureren die niet rechtstreeks door Access Connections
kunnen worden geconfigureerd.
De instellingen voor het configureren van de beveiliging voor
deze draadloze verbinding worden beheerd door de functie
Wireless Zero Configuration van
Windows.
13. Klik op Eigenschappen en geef de aanvullende instellingen op voor uw type
beveiliging. Voor deze instellingen kunt u navraag doen bij de netwerkbeheerder. Zie “Beveiligingsinstellingen voor een draadloos LAN opgeven” op
pagina 54 voor meer informatie.
14. Om het energiebeheer voor de radio en het toegangspunt van uw voorkeur in
te stellen, klikt u in de geavanceerde configuratie op Instellingen. Vraag de
netwerkbeheerder naar de juiste instellingen.
15. Klik op Volgende.
16. Breng de gewenste wijzigingen aan in de aanvullende instellingen. Zie “Extra
instellingen voor een locatieprofiel opgeven” op pagina 62 voor meer informatie.
17. Klik op Voltooien.
Verbinding maken met internet41
Verbinding met internet maken via bekabeld breedband
U kunt als volgt verbinding met internet maken via bekabeld breedband.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Ga naar de vervolgkeuzelijst Locatie, selecteer het locatieprofiel dat overeen-
komt met uw locatie en klik op Verbinden. Als er geen passend locatieprofiel
is, kunt u er een maken.
3. Klik op de tab Locatieprofiel.
4. Selecteer Maken.
5. Geef een naam voor het locatieprofiel op.
6. Selecteer als type netwerkverbinding Bekabeld breedband (ADSL of kabel-
modem). Access Connections gaat dan automatisch na welke adapterkaarten
in uw computer dit type netwerkverbinding ondersteunen en beeldt die af in
een tabel. Selecteer de adapter die u wilt gebruiken.
7. Als u ADSL-gebruikt, selecteert u Mijn ADSL-instellingen configureren.
8. Klik op Volgende.
9. Als u Mijn ADSL-instellingen configureren hebt geselecteerd, wordt er een
venster met ADSL-instellingen geopend. Selecteer een bestaande telefoonboekvermelding of maak een nieuwe, en klik op Volgende.
10. Breng de gewenste wijzigingen aan in de aanvullende instellingen. Zie “Extra
instellingen voor een locatieprofiel opgeven” op pagina 62 voor meer informatie.
11. Klik op Voltooien.
42Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Verbinding met internet maken via een inbelverbinding
Om via inbellen verbinding te maken met internet, kunt u de volgende methoden
gebruiken.
v “Met behulp van het inbelpictogram”
v “Met behulp van een locatieprofiel”
Met behulp van het inbelpictogram
U kunt het inbelpictogram als volgt gebruiken.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Verbinding maken met internet.
3. Selecteer Andere verbindingen.
4. Er verschijnt een inbelpictogram op het scherm.
5. Klik op het pictogram. Als er geen locatieprofiel voor inbellen (modem of
mobiele telefoon) beschikbaar is, moet u er een maken voordat u de internetverbinding tot stand kunt brengen. Zijn er twee of meer locatieprofielen
beschikbaar, dan ziet u lijst waarin u het gewenste locatieprofiel kunt selecteren.
Met behulp van een locatieprofiel
U kunt als volgt een locatieprofiel gebruiken.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Ga naar de vervolgkeuzelijst Locatie, selecteer het locatieprofiel dat overeen-
komt met uw locatie en klik op Verbinden. Als er geen passend locatieprofiel
is, kunt u er een maken.
3. Klik op de tab Locatieprofiel.
Verbinding maken met internet43
4. Selecteer Maken.
5. Geef een naam voor het locatieprofiel op.
6. Selecteer als type netwerkverbinding Inbellen (modem of mobiele telefoon).
Access Connections gaat dan automatisch na welke adapterkaarten in uw
computer dit type netwerkverbinding ondersteunen en beeldt die af in een
tabel.
7. Klik op Volgende.
8. Bij gebruik van een inbelverbinding hebt u een dialerprogramma nodig. Kies
een van de volgende opties.
Mijn dialerprogramma zoeken
Selecteer deze optie als u een dialerprogramma wilt gebruiken dat
door uw serviceprovider beschikbaar is gesteld. Om het programma in
kwestie te selecteren, kiest u Mijn dialerprogramma selecteren.
Dialer handmatig instellen
Selecteer deze optie als u het dialerprogramma wilt gebruiken dat
deel uitmaakt van Windows. Selecteer een bestaande telefoonboekvermelding of voeg een nieuwe toe.
9. Klik op Volgende.
10. Breng de gewenste wijzigingen aan in de aanvullende instellingen. Zie “Extra
instellingen voor een locatieprofiel opgeven” op pagina 62 voor meer informatie.
11. Klik op Voltooien.
44Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Verbinding met internet maken via een draadloos WAN
Om via een draadloos WAN te maken met internet, kunt u de volgende methoden
gebruiken.
v “De serviceprovider zoeken”
v “Met behulp van een locatieprofiel”
De serviceprovider zoeken
U kunt als volgt uw serviceprovider zoeken.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Verbinding maken met internet.
3. Klik op Mobiel breedband.
4. Klik op Zoeken om uw serviceprovider op te zoeken.
5. Dubbelklik op het pictogram voor de serviceprovider van wiens diensten u
gebruik maakt.
6. Als de voor de draadloos-WAN-verbinding vereiste SIM-kaart nog niet geactiveerd is, verschijnt er een scherm voor het activeren van de SIM-kaart. Volg de
aanwijzingen op het scherm.
7. Als u opnieuw wilt zoeken naar de serviceprovider, klikt u Opnieuw zoeken.
Met behulp van een locatieprofiel
U kunt als volgt een locatieprofiel gebruiken.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
Verbinding maken met internet45
2. Ga naar de vervolgkeuzelijst Locatie, selecteer het locatieprofiel dat overeen-
komt met uw locatie en klik op Verbinden. Als er geen passend locatieprofiel
is, kunt u er een maken.
3. Klik op de tab Locatieprofiel.
4. Selecteer Maken.
5. Geef een naam voor het locatieprofiel op.
6. Selecteer als type netwerkverbinding Draadloos WAN. Access Connections
gaat dan automatisch na welke adapterkaarten in uw computer dit type
netwerkverbinding ondersteunen en beeldt die af in een tabel. Selecteer de
adapter die u wilt gebruiken.
7. Als u de optie Verbinding met netwerk verbreken wanneer een ander
locatieprofiel actief wordt selecteert, wordt er voorkomen dat er meerdere
verbindingen tegelijkertijd actief zijn. Op die manier bespaart u batterij-energie.
8. Klik op Volgende.
9. Om de instellingen van de verbinding op te geven, selecteert u een van de
volgende opties.
Access Connections gebruiken
Als u deze optie selecteert (die beschikbaar is voor geïntegreerde
adapterkaarten), kunt u vervolgens de verbinding kiezen die u tot
stand wilt proberen te brengen en selecteert u daarna de geavanceerde
instellingen voor netwerk en roaming.
Automatisch
Als u deze optie selecteert, kiest Access Connections automatisch het snelste netwerk dat beschikbaar is. Een netwerk zoals
3G zou dan dus de voorkeur krijgen boven een GPRS-netwerk.
Clientprogramma voor draadloos WAN gebruiken
Als u deze optie selecteert, kunt u op uw computer naar het clientprogramma bladeren dat door de serviceprovider is verstrekt. Steeds
als u het profiel activeert, moet u het clientprogramma starten voor
het beheer van de draadloos-WAN-verbinding.
10. Klik op Volgende.
11. Breng de gewenste wijzigingen aan in de aanvullende instellingen. Zie “Extra
instellingen voor een locatieprofiel opgeven” op pagina 62 voor meer informatie.
12. Klik op Voltooien.
Opmerking: Als u de standaardinstelling van de serviceprovider wilt veranderen,
wijzigt u het locatieprofiel als volgt:
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Locatieprofiel.
3. Selecteer het locatieprofiel dat u wilt wijzigen en kies Bewerken.
4. Klik op de tab Instellingen draadloos WAN.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm.
46Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Verbinding met internet maken via een WiMAX-netwerk
Om via een WiMAX-netwerk verbinding te maken met internet, kunt u de volgende methoden gebruiken.
v “De serviceprovider zoeken”
v “Met behulp van een locatieprofiel”
De serviceprovider zoeken
U kunt als volgt uw serviceprovider zoeken.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Verbinding maken met internet.
3. Selecteer WiMAX.
4. Klik op Zoeken om uw serviceprovider op te zoeken.
5. Dubbelklik op het pictogram voor de serviceprovider van wiens diensten u
gebruik maakt.
6. Als het activeren nog niet is voltooid, wordt er een venster van de webbrowser
geopend zodra de verbinding tot stand is gebracht. Volg de aanwijzingen op
het browserscherm.
7.Als u opnieuw wilt zoeken naar de serviceprovider, klikt u Opnieuw zoeken.
Met behulp van een locatieprofiel
U kunt als volgt een locatieprofiel gebruiken.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
Verbinding maken met internet47
2. Ga naar de vervolgkeuzelijst Locatie, selecteer het locatieprofiel dat overeen-
komt met uw locatie en klik op Verbinden. Als er geen passend locatieprofiel
is, kunt u er een maken.
3. Klik op de tab Locatieprofiel.
4. Geef een naam voor het locatieprofiel op.
5. Selecteer als type netwerkverbinding WiMAX.
6. Klik op Volgende.
7. Klik op de knop Netwerk zoeken. Het venster Netwerk Zoeken wordt geo-
pend. Er verschijnt een lijst van beschikbare WiMAX-serviceproviders waarmee u verbinding hebt gemaakt.
8. Als u wilt zoeken naar alle beschikbare WiMAX-serviceproviders in een groot
gebied, klik dan op Breed scannen. Het scannen duurt dan wel langer en kost
meer energie.
9. Selecteer een netwerkprovider en klik op OK. U kunt ook zelf een WiMAX-
serviceprovider opgeven, zonder te scannen.
10. Klik op Volgende.
11. Breng de gewenste wijzigingen aan in de aanvullende instellingen. Zie “Extra
instellingen voor een locatieprofiel opgeven” op pagina 62 voor meer informatie.
12. Klik op Voltooien.
Opmerking: De serviceprovider bewaart de WiMAX-verbindingsinstellingen van
uw computer in een profiel en werkt dat profiel indien nodig bij. Dit proces wordt
″provisioning″ genoemd. U kunt het profiel bekijken vanuit het hoofdvenster van
Access Connections.
Om een profiel te bekijken, gaat u als volgt te werk.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Tools.
3. Klik op WiMAX. Het venster WiMAX wordt geopend.
4. Als u een bepaald profiel wilt wissen, selecteert u de naam van de
serviceprovider en klikt u op de knop Wissen.
5. Als u de in de fabriek opgegeven standaardinstellingen wilt herstellen, klikt u
op de knop Fabrieksinstellingen herstellen.
48Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Automatisch wisselen van locatie
Als u uw computer meeneemt naar een andere locatie, kan Access Connections
automatisch vaststellen welke draadloze netwerken en Ethernet-netwerken er
beschikbaar zijn, en vervolgens het locatieprofiel voor de plaats waar u naar toe
gaat activeren.
U configureert het automatisch wisselen van locatieprofiel als volgt.
1. Ga naar Geavanceerde weergave en klik op de tab Tools.
2. Kies Wisselen van locatie.
3. Selecteer het aankruisvakje voor Automatisch wisselen van locatie inschake-
len.
4. Klik op OK.
U kunt ook de volgende instellingen opgeven.
Ethernet-verbindingen opnemen in automatisch wisselen en mij vragen om
Ethernet-poorten op te slaan
Om naast draadloze netwerken ook beschikbare bekabelde netwerken op te
nemen, kruist u het vakje voor die optie aan. Als deze optie ingeschakeld
is, zorgt Access Connections er automatisch voor dat de identificatiegegevens, een MAC-adres, worden verkregen voor elke nieuwe Ethernetpoort waarmee u verbinding maakt. U wordt dan gevraagd die poort te
koppelen aan het locatieprofiel van uw keuze. Als u dan in een later stadium weer verbinding maakt met diezelfde Ethernet-poort, activeert
Access Connections het door u geselecteerde profiel.
Om de MAC-adressen van de Ethernet-poorten te bekijken of te wissen die
u aan locatieprofielen hebt gekoppeld, klikt u op Opgeslagen poorten
bewerken.
Voorkeursprofiel voor WLAN
Om op te geven welk locatieprofiel er moet worden gebruikt nadat u de
Verbinding maken met internet49
werking hebt hervat vanuit Standby of de slaapstand, of na roaming, selecteert u het aankruisvakje met de gewenste optie. Selecteer daarna in de
vervolgkeuzelijst het locatieprofiel.
Als er geen andere verbindingen beschikbaar zijn, verbinding maken via draadloos WAN of WiMAX
Als uw computer draadloos WAN-verbindingen ondersteunt of WiMAXverbindingen, selecteert u het aankruisvakje voor deze optie. Selecteer
daarna in de vervolgkeuzelijst het juiste locatieprofiel voor draadloos WAN
of voor een WiMAX-verbinding.
Verbinding maken met internet via het pictogram Access Connections of de Fn+F5 Weergave op scherm
Pictogram Access Connections in het systeemvak
U kunt als volgt verbinding met internet maken via het pictogram van Access Connections.
1. Klik met de linker muisknop op het pictogram Access Connections
systeemvak.
2. Selecteer het locatieprofiel dat hoort bij de locatie waar u zich bevindt, resp. het
netwerk waarmee u verbinding wilt maken.
in het
50Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Fn+F5 Weergave op scherm
U kunt als volgt verbinding met internet maken via de Fn+F5 Weergave op
scherm.
1. Houd de Fn-toets ingedrukt en druk op F5.
2. Klik op de tab Locatieprofiel.
3. Selecteer het locatieprofiel dat hoort bij de locatie waar u zich bevindt, resp. het
netwerk waarmee u verbinding wilt maken.
Verbinding maken met internet51
De status van de verbinding bekijken
U kunt de status van uw netwerkverbinding in de gaten houden met Access Connections.
Hoofdvenster van Access Connections
Nadat Access Connections is gestart, is standaard de tab Verbinding maken met
internet in het hoofdvenster geselecteerd. In het venster dat bij deze tab hoort, ziet
u een grafische weergave van de status van het toegangspunt. Er zijn nog meer
gegevens beschikbaar. Om die te zien plaatst u de muisaanwijzer boven een van de
afbeeldingen.
52Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Pictogrammen op de systeemwerkbalk
Access Connections kent twee pictogrammen op de systeemwerkbalk.
Het pictogram Access Connections geeft de algemene verbindingsstatus aan.
Het Status draadloze verbinding-pictorgram is er voor de gedetailleerde status van
een draadloos-LAN-, draadloos-WAN- of WiMAX-netwerk. Als u op het pictogram
klikt, wordt het venster Status draadloze verbinding geopend.
Fn+F5 Weergave op scherm
De tab Locatieprofiel in de Fn+F5 Weergave op scherm geeft de status voor het
locatieprofiel dat u gebruikt. Om de Fn+F5 Weergave op scherm te openen, klikt u
op Fn+F5.
Verbinding maken met internet53
Beveiligingsinstellingen voor een draadloos LAN opgeven
Voordat u de beveiligingsinstellingen gaat opgeven, moet u bij de netwerkbeheerder informeren naar de juiste instellingen.
Statische WEP-sleutels gebruiken
Voor een statische WEP-sleutel kunt u de volgende instellingen opgeven.
Gebruikersverificatie op toegangspunt
Kies een van de volgende opties.
v Open
v Gemeenschappelijk
Gegevensversleuteling
Selecteer de lengte van de WEP-sleutel.
v WEP-64 bits
v WEP-128 bits
Om de feitelijke lengte van de sleutel te bepalen, trekt u de beginvector (24
bits) af van de opgegeven waarde. Dat wil zeggen: voor een 64-bits sleutel
zijn er dus 40 bits (5 alfanumerieke tekens) beschikbaar, voor een 128-bits
sleutel 104 bits (13 alfanumerieke tekens).
WEP-beveiligingssleutels
Selecteer een van de vier sleutels. De geselecteerde sleutel wordt gebruikt
voor het coderen van de feitelijke datatransmissie. U kunt kiezen of u
hexadecimale of alfanumerieke tekens voor de sleutel gebruikt.
Dit profiel gebruiken om tijdens aanmelding bij Windows verbinding te maken
Selecteer dit vakje als u dit locatieprofiel wilt gebruiken voor het maken
van een verbinding over draadloos LAN voordat u zich aanmeldt bij
Windows.
Voor Wi-Fi Protected Access - Pre-Shared Shared Key (WPA-PSK) kunt u de volgende instellingen opgeven.
Gebruikersverificatie op toegangspunt
Kies een van de volgende opties.
v WPA-PSK
v WPA2-PSK
Gegevensversleuteling
Met deze optie roept u een lijst op van de versleutelingswerkstanden die
beschikbaar zijn voor de draadloos-netwerkkaart die in uw computer is
geïnstalleerd. Selecteer de gewenste werkstand voor gegevensversleuteling
(″encryption″), zoals WEP, TKIP of AES. De werkstand moet overeenkomen
met de instellingen van het toegangspunt. Vraag de netwerkbeheerder naar
de juiste instellingen.
Pre Shared Key
De sleutel die u hier opgeeft, wordt gebruikt voor het versleutelen van de
feitelijke datatransmissie. Geef dezelfde sleutel op als voor het toegangs-
54Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
punt. U kunt kiezen of u hexadecimale of alfanumerieke tekens gebruikt.
Kiest u voor hexadecimale tekens, zorg dan dat u alle 64 cijfers correct
invoert.
Dit profiel gebruiken om tijdens aanmelding bij Windows verbinding te maken
Selecteer dit vakje als u dit locatieprofiel wilt gebruiken voor het maken
van een verbinding over draadloos LAN voordat u zich aanmeldt bij
Windows.
IEEE 802.1x-verificatie gebruiken
Voor IEEE 802.1x-verificatie kunt u de volgende instellingen opgeven.
Gebruikersverificatie op toegangspunt
Kies een van de volgende opties.
v Open/Gemeenschappelijk
v WPA
v WPA2
Gegevensversleuteling
Selecteer een geschikte waarde voor uw netwerk. Als u WPA kiest voor
verificatie op het toegangspunt, moet de gegevensversleuteling ingesteld
worden op TKIP of AES. Als u WPA2 hebt gekozen, is AES standaard
geselecteerd.
EAP-type
Selecteer een van de volgende typen. Het type EAP-verificatie hangt af van
de verificatieserver.
v TLS
v TTLS
v PEAP
De methoden voor netwerkverificatie configureren
OptieEAP-type
TLSTTLSPEAP
Servercertificaat controleren
Als het servercertificaat moet worden gecontroleerd,
selecteert u dit aankruisvakje. Als het servercertificaat
niet gecontroleerd hoeft te worden, laat u het selectievakje leeg. In dat geval controleert het programma niet
of de server betrouwbaar is en is de verbinding niet
optimaal beveiligd.
Certificaatgever
Geef het certificaat op van een certificaatgever met een
betrouwbare route.
Servernaam
Als de servernaam in een specifiek domein ligt, geef
dan de domeinnaam op in het veld voor de servernaam.
OO O
Verbinding maken met internet55
OptieEAP-type
Verifiëren als computer wanneer computergegevens beschikbaar zijn
Als u een draadloos-netwerkadapter van Lenovo
gebruikt, kunt u voor de gebruikersverificatie gebruik
maken van computercertificering. Selecteer hiertoe dit
vakje. Ga daarna verder met het opgeven van de instellingen, maar geef geen clientcertificaat op. Sla het
geconfigureerde profiel op. De verbinding wordt volledig gebaseerd op de informatie in het computercertificaat. Als u het clientcertificaat opgeeft en u
bovendien dit vakje selecteert, worden zowel het
computercertificaat vals het clientcertificaat geverifieerd. Het is mogelijk om een computercertificaat te
gebruiken om u aan te melden bij het netwerkdomein.
Snelle roaming (CCKM) toestaan
Selecteer dit vakje als u het mogelijk wilt maken dat
uw computer, wanneer deze wordt verplaatst, kan
overschakelen tussen verschillende toegangspunten. Dit
wordt snelle (″fast″) roaming genoemd. U kunt dan
snel roamen tussen verschillende toegangspunten zonder dat het nodig is om opnieuw uw verificatiegegevens op te geven.
TLSTTLSPEAP
OX X
OX O
De gebruikersnaam en het wachtwoord voor netwerkverificatie
configureren
Als het EAP-type ingesteld is op TLS:
Clientcertificaat gebruiken
Om een bepaald certificaat op te geven, klikt u op de knop Selecteren en
selecteert u een certificaat in de lijst. Als u een onjuist certificaat opgeeft, of
een certificaat dat verlopen is, wordt de verbinding niet tot stand gebracht.
Is het geselecteerde certificaat wél geldig, dan wordt de aanmeldingsnaam
die in het certificaat staat, automatisch ingevuld in het veld Gebruikersnaam.
Als het EAP-type is ingesteld op TTLS of PEAP:
Selecteer het protocol voor tunnelverificatie en klik daarna op de knop
Legitimatiegegevens van gebruiker invoeren.
Verificatieprotocol
v Voor TTLS selecteert u een van de volgende zaken:
– MS-CHAP-V2
–PAP
v Voor PEAP selecteert u een van de volgende zaken:
– GTC (Generic Token Card)
– MS-CHAP-V2
Legitimatiegegevens gebruiker
56Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Geef als volgt de gebruikersnaam en het wachtwoord op:
OptieBeschrijvingen
Windows-gebruikersnaam en wachtwoord
gebruiken
Aanwijzing voor tijdelijke naam en wachtwoord
Eenmalig token gebruiken (wachtwoord)
Opgeslagen gebruikersnaam en wachtwoord
gebruiken
Het gebruikers-ID en wachtwoord voor aanmelding bij Windows
worden ook gebruikt voor tunnelverificatie. Deze instelling is
geldig voor het activeren van de functie eenmalig aanmelden
(Single Sign-On, SSO), waarbij EAP wordt geverifieerd met het
gebruikers-ID en wachtwoord van Windows.
Selecteer Maken van draadloze verbinding tijdens aanmeldingbij Windows toestaan (opnieuw starten vereist). Tunnelverificatie
en aanmelding bij de domeinserver worden gelijktijdig uitgevoerd.
Bij ThinkPad-computers die voor aanmelding bij Windows het
gebruik van een vingerafdruklezer ondersteunen, wordt de verificatie voor het draadloze netwerk automatisch uitgevoerd.
Selecteer dit vakje om handmatig verbinding te maken met het
draadloze netwerk. Bij het toepassen van het locatieprofiel wordt
er een bericht afgebeeld waarin wordt gevraagd de gebruikersnaam en het wachtwoord voor tunnelverificatie in te voeren.
Nadat u de gevraagde gegevens hebt ingevoerd, wordt het
verificatieproces gestart.
Om deze optie te gebruiken, selecteert u PEAP voor het EAPtype. Onder GTC-tunnelverificatie wordt de verbinding tot stand
gebracht nadat er een door RSA-beveiliging verstrekt tijdelijk
wachtwoord (een ″token″) voor tunnelverificatie is opgegeven. Bij
het activeren van een locatieprofiel wordt dan steeds een bericht
afgebeeld waarin u wordt gevraagd het nummer en ID van het
token op te geven.
De gebruikersnaam en het wachtwoord voor tunnelverificatie zijn
vooraf ingesteld.
Als het gebruik van het Windows-gebruikersnaam en -wachtwoord voor verificatie bij het draadloze netwerk ingeschakeld is,
wordt de beschikbare combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord tijdens de aanmelding bij Windows gebruikt voor tunnelverificatie en meldt de computer zich aan bij de Windowsdomeinserver.
Selecteer Maken van draadloze verbinding tijdens aanmeldingbij Windows toestaan (opnieuw starten vereist).
Roaming-IDGeef in het veld Roaming-ID het gebruikersaccount op dat is
geregistreerd bij de radiusserver. Dit moet de naam zijn die is
opgegeven in het veld voor de gebruikersnaam van de instelling
Tunnelverificatie.
Verbinding maken met internet57
802.1x - EAP Cisco (LEAP) gebruiken
Voor 802.1x - EAP Cisco (LEAP) kunt u de volgende instellingen configureren.
Gegevensversleuteling
Kies een van de volgende opties.
v WEP
v CKIP
v TKIP
v AES
Instellingen voor gebruikersnaam en wachtwoord
Geef als volgt de gebruikersnaam en het wachtwoord op:
OptiesBeschrijvingen
Tijdelijke gebruikersnaam en wachtwoord gebruiken
Windowsgebruikersnaam en
wachtwoord gebruiken
Het gebruikers-ID en wachtwoord voor aanmelding bij Windows
worden ook gebruikt voor tunnelverificatie. Deze instelling is
geldig voor het activeren van de functie eenmalig aanmelden
(Single Sign-On, SSO), waarbij LEAP wordt geverifieerd met het
gebruikers-ID en wachtwoord van Windows.
Selecteer Maken van draadloze verbinding tijdens aanmeldingbij Windows toestaan (opnieuw starten vereist). Tunnelverificatie en aanmelding bij de domeinserver worden gelijktijdig
uitgevoerd.
Automatisch vragen
naar LEAPgebruikersnaam en
wachtwoord
Handmatig vragen
naar LEAPgebruikersnaam en
wachtwoord
Opgeslagen gebruikersnaam en wachtwoord
gebruiken
Bij ThinkPad-computers die voor aanmelding bij Windows het
gebruik van een vingerafdruklezer ondersteunen, wordt de
verificatie voor het draadloze netwerk automatisch uitgevoerd.
Bij het toepassen van het locatieprofiel wordt er een bericht
afgebeeld waarin wordt gevraagd de gebruikersnaam en het
wachtwoord in te voeren (als deze nog niet zijn ingevoerd).
Nadat u het gebruikers-ID en wachtwoord hebt ingevoerd, start
het verificatieproces. Na het invoeren worden de verificatiegegevens opgeslagen door de computer en verschijnt de prompt
pas weer nadat u de computer opnieuw hebt opgestart. Bij het
opstarten gaan de gegevens namelijk verloren; de volgende keer
dat u zich aanmeldt, moet u ze opnieuw opgeven.
Bij het toepassen van het locatieprofiel wordt er steeds een
bericht afgebeeld waarin wordt gevraagd de gebruikersnaam en
het wachtwoord in te voeren. Nadat u het gebruikers-ID en
wachtwoord hebt ingevoerd, start het verificatieproces.
De gebruikersnaam en het wachtwoord voor LEAP-verificatie
zijn vooraf ingesteld.
Als het gebruik van het Windows-gebruikersnaam en -wachtwoord voor verificatie bij het draadloze netwerk ingeschakeld is,
wordt de beschikbare combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord tijdens de aanmelding bij Windows gebruikt voor LEAPverificatie en meldt de computer zich aan bij de Windowsdomeinserver.
Selecteer Maken van draadloze verbinding tijdens aanmelding
bij Windows toestaan (opnieuw starten vereist).
58Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
OptiesBeschrijvingen
Snelle roaming (CCKM)
toestaan
Selecteer dit vakje als u het mogelijk wilt maken dat uw computer, wanneer deze wordt verplaatst, kan overschakelen tussen
verschillende Cisco toegangspunten. Dit wordt snelle (″fast″)
roaming genoemd. U kunt dan snel roamen tussen verschillende
toegangspunten zonder dat het nodig is om opnieuw uw
verificatiegegevens op te geven.
Om aanvullende instellingen te configureren, klikt u op de knop Aanmeldopties.
Windows-aanmelddomein opnemen bij gebruikersnaam
Selecteer dit vakje als het netwerk meerdere domeinen omvat. In dat geval
worden zowel de gebruikersnaam als de domeinnaam door het toegangspunt gecontroleerd tijdens de LEAP-verificatie.
Geen verbinding maken met netwerk als gebruiker niet is aangemeld
Als u wilt dat de verbinding met het netwerk wordt verbroken zodra de
gebruiker zich afmeldt, selecteert u deze optie. Doet u dat niet, dan blijft
de computer de verbinding onderhouden, ook nadat de gebruiker zich
heeft afgemeld.
Time-outwaarde voor LEAP-verificatie
Als de LEAP-verificatie langer duurt dan gewoonlijk, kunt u deze waarde
verhogen zodat er meer tijd mag verstrijken voordat er een time-out
optreedt. De standaardinstelling is 60 seconden. Bij bepaalde draadloosLAN-adapters kan deze instelling niet worden gewijzigd.
Verbinding maken met internet59
802.1x - EAP Cisco (EAP-FAST) gebruiken
Voor 802.1x - EAP Cisco (EAP-FAST) kunt u de volgende instellingen configureren.
Gegevensversleuteling
Kies een van de volgende opties.
v WEP
v CKIP
v TKIP
v AES
Instellingen voor gebruikersnaam en wachtwoord
Geef als volgt de gebruikersnaam en het wachtwoord op:
OptiesBeschrijvingen
Tijdelijke gebruikersnaam en wachtwoord gebruiken
Windowsgebruikersnaam en
wachtwoord gebruiken
Het gebruikers-ID en wachtwoord voor aanmelding bij Windows
worden ook gebruikt voor tunnelverificatie. Deze instelling is
geldig voor het activeren van de functie eenmalig aanmelden
(Single Sign-On, SSO), waarbij EAP-FAST wordt geverifieerd met
het gebruikers-ID en wachtwoord van Windows.
Selecteer Maken van draadloze verbinding tijdens aanmeldingbij Windows toestaan (opnieuw starten vereist). Tunnelverificatie en aanmelding bij de domeinserver worden gelijktijdig
uitgevoerd.
Automatisch vragen
naar EAP-FASTgebruikersnaam en
wachtwoord
Handmatig vragen
naar EAP-FASTgebruikersnaam en
wachtwoord
Opgeslagen gebruikersnaam en wachtwoord
gebruiken
Bij ThinkPad-computers die voor aanmelding bij Windows het
gebruik van een vingerafdruklezer ondersteunen, wordt de
verificatie voor het draadloze netwerk automatisch uitgevoerd.
Bij het toepassen van het locatieprofiel wordt er een bericht
afgebeeld waarin wordt gevraagd de gebruikersnaam en het
wachtwoord in te voeren (als deze nog niet zijn ingevoerd).
Nadat u het gebruikers-ID en wachtwoord hebt ingevoerd, start
het verificatieproces. Na het invoeren worden de verificatiegegevens opgeslagen door de computer en verschijnt de prompt
pas weer nadat u de computer opnieuw hebt opgestart. Bij het
opstarten gaan de gegevens namelijk verloren; de volgende keer
dat u zich aanmeldt, moet u ze opnieuw opgeven.
Bij het toepassen van het locatieprofiel wordt er steeds een
bericht afgebeeld waarin wordt gevraagd de gebruikersnaam en
het wachtwoord in te voeren. Nadat u het gebruikers-ID en
wachtwoord hebt ingevoerd, start het verificatieproces.
De gebruikersnaam en het wachtwoord voor EAP-FAST-verificatie zijn vooraf ingesteld.
Als het gebruik van het Windows-gebruikersnaam en -wachtwoord voor verificatie bij het draadloze netwerk ingeschakeld is,
wordt de beschikbare combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord tijdens de aanmelding bij Windows gebruikt voor EAPFAST-verificatie en meldt de computer zich aan bij de Windowsdomeinserver.
Selecteer Maken van draadloze verbinding tijdens aanmelding
bij Windows toestaan (opnieuw starten vereist).
60Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
OptiesBeschrijvingen
Snelle roaming (CCKM)
toestaan
Selecteer dit vakje als u het mogelijk wilt maken dat uw computer, wanneer deze wordt verplaatst, kan overschakelen tussen
verschillende Cisco toegangspunten. Dit wordt snelle (″fast″)
roaming genoemd. U kunt dan snel roamen tussen verschillende
toegangspunten zonder dat het nodig is om opnieuw uw
verificatiegegevens op te geven.
Om aanvullende instellingen te configureren, klikt u op de knop Aanmeldopties.
Windows-aanmelddomein opnemen bij gebruikersnaam
Selecteer dit vakje als het netwerk meerdere domeinen omvat. In dat geval
worden zowel de gebruikersnaam als de domeinnaam door het toegangspunt gecontroleerd tijdens de EAP-FAST-verificatie.
Geen verbinding maken met netwerk als gebruiker niet is aangemeld
Als u wilt dat de verbinding met het netwerk wordt verbroken zodra de
gebruiker zich afmeldt, selecteert u deze optie. Doet u dat niet, dan blijft
de computer de verbinding onderhouden, ook nadat de gebruiker zich
heeft afgemeld.
Time-outwaarde voor EAP-FAST-verificatie
Als de EAP-FAST-verificatie langer duurt dan gewoonlijk, kunt u deze
waarde verhogen zodat er meer tijd mag verstrijken voordat er een timeout optreedt. De standaardinstelling is 60 seconden. Bij bepaalde draadloos-LAN-adapters kan deze instelling niet worden gewijzigd.
EAP-FAST-verificatiemethode
EAP-FAST-uitbreidingen (CCX V4) inschakelen
Als u dit aankruisvakje selecteert, worden de functies van CCX V4 van
kracht. U kunt dan geen optie selecteren in de groep ″Instellingen
gebruikersnaam en wachtwoord″, maar wel een optie in de groep ″EAPFAST-verificatiemethode″ en het aankruisvakje Geverifieerde bepaling toe-staan. U kunt kiezen voor de binnen-EAP-methode, die binnen de EAPFAST TLS-tunnel wordt uitgevoerd. PEAP-GTC, PEAP-MSCHAP-V2 en
EAP-TLS kunnen beschikbaar zijn als binnen-EAP-methode.
Protected Access Credentials (PAC)
Opmerking: Om de opties gemarkeerd met een sterretje te selecteren, selecteert u
EAP-FAST-functies (CCX V4) in de groep ″EAP-FAST-verificatiemethode″.
Automatische PAC-bepaling voor dit profiel toestaan
Als u wilt dat de EAP-FAST-verificatie wordt uitgevoerd middels de automatische ontvangst van een PAC-bestand van de Cisco ACS-server, selecteert u dit vakje. Automatische verstrekking van PAC-bestanden is handig
als u voor het aanmelden bij het serverdomein van Windows gebruik wilt
maken van EAP-FAST-verificatie. Om een PAC-bestand te importeren, klikt
u op de knop Importeren.
Geverifieerde provisioning toestaan*
De provisioning wordt uitgevoerd binnen een door een server geverifieerde TLS-tunnel.
PAC AID-groep voor dit profiel*
De beheerder maakt tegelijk met het LOA-distributiepakket de PAC AIDgroepen. Bij de ontvangst van het LOA-distributiepakket worden de PAC
Verbinding maken met internet61
AID-groepen ook geïmporteerd in een EAP-FAST-profiel. U kunt een van
deze groepen voor dit profiel selecteren. Als u geen van de groepen wilt
selecteren, kiest u Geen.
Windows gebruiken om draadloos netwerk te configureren
Opmerkingen: Houd bij het gebruik van deze optie rekening met het volgende:
v Afhankelijk van de draadloos-LAN-adapter die in uw computer is geïnstalleerd,
kan het herstellen van de verbinding met het toegangspunt of de 802.1xgebruikersverificatie langer duren als de computer de normale werking hervat
vanuit de Standby.
v Als u andere locatieprofielen hebt die met Access Connections zijn
geconfigureerd, kan het overschakelen naar een locatieprofiel dat met behulp
van de standaardvoorzieningen van Windows is geconfigureerd, lang duren.
v Als u de Windows-standaardfunctie gebruikt voor het configureren van den
beveiligingsinstellingen, worden bepaalde functies die beschikbaar zijn op de
draadloos-LAN-kaart, zoals het type gebruikersverificatie en het type versleuteling, mogelijk niet goed geactiveerd. In dat geval selecteert u IEEE 802.1x-verifi-catie gebruiken als type beveiliging.
Voor het configureren van netwerkinstellingen opent u het venster Verificatieeigenschappen. Meer informatie vindt u in de online Help van Windows.
Extra instellingen voor een locatieprofiel opgeven
Als u extra instellingen voor een locatieprofiel wilt opgeven, gaat u naar Geavanceerde weergave en klikt u op de tab Locatieprofiel in het hoofdvenster. U kunt de
volgende items configureren.
62Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Opmerking: U kunt ook de items configureren waar in Basisweergave een sterretje* bij staat. Om dit te doen, gaat u naar Basisweergave en klikt u op de tab Locatieprofiel in het hoofdvenster.
Netwerkbeveiliging
Gemeenschappelijk bestands- en printergebruik uitschakelen*
Selecteer deze optie als u niet wilt dat andere computers in hetzelfde Microsoft-netwerk toegang krijgen tot uw bestanden en
printers.
Selecteer deze optie als u niet wilt dat andere computers in het
lokale netwerk uw computer kunnen gebruiken als brug tot uw
internetverbinding en op die manier toegang krijgen tot
netwerkresources.
Windows Firewall inschakelen*
Selecteer deze optie om te voorkomen dat onbevoegden toegang
krijgen tot uw computer.
Programma’s automatisch starten
Selecteer de programma’s die automatisch moeten worden gestart. U kunt
opgeven wanneer het programma moet worden gestart: vóórdat de bij
het profiel behorende netwerkverbinding tot stand is gebracht, of daarna.
Standaardprinter instellen*
Selecteer uw standaardprinter. Al uw afdruktaken worden dan naar die
printer gestuurd, tenzij u uitdrukkelijk een andere printer opgeeft.
Standaardwaarden voor TCP/IP en DNS negeren
Geef aan of de TCP/IP- en DNS-instellingen automatisch moeten worden
opgehaald van een DHCP-netwerkserver, of dat ze lokaal moeten worden
gedefinieerd met statische adressen.
VPN-verbinding inschakelen
Selecteer deze optie als u een VPN (virtual private network) wilt gebruiken
om verbinding te maken met internet. Om een VPN-programma te selecteren, klikt u op Instellingen.
Ik gebruik een door mijn bedrijf geleverd programma
Selecteer deze optie als u een VPN-programma wilt gebruiken dat
door uw bedrijf beschikbaar is gesteld. Om het programma in
kwestie te selecteren, kiest u Mijn VPN-programma selecteren.
Ik gebruik IBM Mobility Client
Selecteer deze optie als u de IBM
Klik vervolgens op Mobility Client-profiel selecteren.
VPN-verbinding handmatig instellen
Selecteer deze optie als u het bij Windows geleverde VPN-programma wilt gebruiken. Selecteer vervolgens een bestaande
telefoonboekvermelding of maak een nieuwe.
Als u wilt dat de verbinding via het VPN-programma automatisch wordt
beëindigd als u overschakelt naar een ander locatieprofiel, selecteert u
VPN-programma automatisch starten wanneer deze locatie actief wordt,
en automatisch sluiten als een andere locatie actief wordt.
®
Mobility Client wilt gebruiken.
Verbinding maken met internet63
Aanmeldingsconfiguratie voor Avaya Softphone instellen
Selecteer deze optie als u de instellingen voor aanmelding bij Avaya
Softphone wilt opgeven. Kies een van de volgende opties voor het voeren
van telefoongesprekken.
Op mijn ThinkPad
Selecteer deze optie om een telefoongesprek te voeren op de
ThinkPad. Kies een optie voor het geluid: ThinkPad-luidsprekers
en microfoon of Traditionele of draadloze headset.
Op mijn Avaya Deskphone
Selecteer deze optie om een telefoongesprek te voeren op de Avaya
Deskphone.
Op een andere telefoon
Selecteer deze optie om een telefoongesprek op een andere telefoon
dan uw Avaya Deskphone te voeren. U geeft hierbij het telefoonnummer op.
Homepage negeren*
Selecteer deze optie om een andere homepage op te geven dan de homepage die op dit moment is geconfigureerd in de instellingen van de
browser. Als u deze instelling kiest, wordt de hier opgegeven homepage
automatisch gestart als u verbinding maakt met dit profiel. Deze instelling
is nuttig als u de startpagina wilt laten afhangen van het gebruikte profiel.
U zou bijvoorbeeld op uw werk een intranetpagina van uw bedrijf kunnen
kiezen, maar op reis een andere internetpagina.
Proxyconfiguratie negeren
Selecteer deze optie als u voor deze locatie proxyservers wilt definiëren.
64Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Een locatieprofiel beheren
U kunt uw locatieprofielen als volgt beheren.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Locatieprofiel.
3. Kies een van de volgende acties:
v Maken: Een nieuw locatieprofiel maken.
v Bewerken: De in het geselecteerde profiel gebruikte instellingen aanpassen.
v Wissen: Het geselecteerde locatieprofiel permanent wissen.
v Importeren: Een locatieprofiel importeren.
v Exporteren: Het geselecteerde locatieprofiel exporteren.
Verbinding maken met internet65
Locatieprofielen importeren en exporteren
Het is mogelijk om locatieprofielen te importeren en te exporteren.
Bestandstypen van locatieprofielen
Een locatieprofiel kan worden opgeslagen in twee typen bestanden:
v Bestand met extensie .loc
v Bestand met extensie .loa
Bestanden van de extensie .loa worden gewoonlijk gemaakt en gebruikt door de
netwerkbeheerder. Om een dergelijk bestand te kunnen maken, moet u de
beheerdersfunctie van Access Connections inschakelen en de distributiefunctie voor
profielen gebruiken. Meer informatie vindt u in de Access Connections Gids vooringebruikname op
http://www-307.ibm.com/pc/support/site.wss/ACON-Deploy.html
Een locatieprofiel importeren
U kunt een locatieprofiel (een bestand met de extensie .loc of .loa) als volgt importeren.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Locatieprofiel.
3. Selecteer Importeren.
4. Het venster Profielen Importeren verschijnt. Selecteer het bestandstype van het
locatieprofiel, dat wil zeggen: ofwel Locatieprofielen (*.loc) ofwel Profieldistributiebestanden (*.loa).
5. Selecteer het bestand dat u wilt importeren en klik op Openen.
6. Klik op OK.
Een locatieprofiel exporteren
U kunt een locatieprofiel als volgt exporteren.
Opmerkingen:
v U kunt een locatieprofiel alleen exporteren naar een bestand met de extensie .loc.
v Als u de standaardfunctie van Windows gebruikt om beveiligingsinstellingen te
configureren voor draadloze verbindingen, worden deze instellingen niet
geëxporteerd.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Locatieprofiel.
3. Selecteer Exporteren.
4. Selecteer een of meer locatieprofielen die u wilt exporteren en klik op OK.
5. Typ de naam voor het bestand dat u wilt maken en klik op Opslaan.
6. Klik op OK.
66Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Kennismaking met draadloos-WAN-verbindingen
In dit hoofdstuk vindt u de volgende informatie.
v “Een draadloos-WAN-verbinding gebruiken vanuit Access Connections”
– “De ingebouwde draadloos-WAN-kaart activeren”
– “Een pincode gebruiken” op pagina 68
– “SMS-berichten verzenden en ontvangen” op pagina 70
– “Naar de website van de serviceprovider gaan” op pagina 71
Een draadloos-WAN-verbinding gebruiken vanuit Access Connections
De ingebouwde draadloos-WAN-kaart activeren
Om een draadloos-WAN-verbinding te starten, moet u eerst de geïntegreerde
draadloos-WAN-kaart in de computer activeren. Dat kan vanuit het hoofdvenster
van Access Connections.
Dit doet u als volgt.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Tools.
3. Selecteer Mobiel breedband.
4. Kies Accountgegevens.
5. Klik op Abonnement en Ondersteuning. Mobile Broadband Connect wordt
gestart.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm. Hoe de activeringsprocedure precies verloopt, hangt af van uw ingebouwde draadloos-WAN-kaart.
Opmerking: Om te zorgen dat de ingebouwde WAN-kaart het goed blijft doen, is
het verstandig om hem van tijd tot tijd te activeren aan de hand van de netwerkgegevens van de serviceprovider.
Om te voorkomen dat anderen zonder uw toestemming gebruikmaken van uw
SIM-kaart, kunt u een pincode instellen. Door de combinatie van uw SIM-kaart en
uw pincode kunt u zich bij uw mobiele netwerk identificeren. Bij aanschaf van de
SIM-kaart wordt er een standaard pincode van vier cijfers bijgeleverd. U kunt de
pincode instellen in het hoofdvenster van Access Connections.
Opmerking: Deze functie is uitsluitend beschikbaar voor ingebouwde draadloosWAN-kaarten.
6. Geef in het invoerveld de pincode op die u van uw serviceprovider hebt ontvangen.
Opmerking: Als u drie keer achter elkaar een onjuiste pincode opgeeft, wordt de
SIM-kaart geblokkeerd. U kunt de SIM-kaart als volgt deblokkeren.
1. Informeer bij uw serviceprovider naar de deblokkeringscode, de zg. PUK-code.
2. Ga naar Geavanceerde weergave.
3. Klik op de tab Tools.
68Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
4. Selecteer Mobiel breedband.
5. Selecteer SIM.
6. Selecteer SIM-kaart deblokkeren. SIM-beveiliging uitschakelen verdwijnt en
SIM-kaart deblokkeren verschijnt.
7. Geef in het invoerveld de PUK-code op die u van uw serviceprovider hebt ontvangen.
8. Geef een nieuwe pincode op, en doe dit nogmaals.
9. Onthoud uw pincode goed.
De pincode wijzigen
U kunt de pincode als volgt wijzigen.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Tools.
3. Selecteer Mobiel breedband.
4. Selecteer SIM.
5. Selecteer Pincode wijzigen.
6. Geef in het invoerveld de huidige pincode op.
7. Geef een nieuwe pincode op, en doe dit nogmaals.
8. Onthoud uw pincode goed.
De pincode opslaan
Als u een pincode hebt ingesteld en vervolgens verbinding probeert te maken met
een draadloos WAN, wordt u gevraagd die pincode op te geven. Als u in het desbetreffende venster de optie Mijn pincode onthouden selecteert, kunt u het draadloos WAN gebruiken zonder elke keer uw pincode te hoeven opgeven.
Deze optie wordt gereset als u een van de volgende handelingen uitvoert:
v Sluit de computer af.
v Start de computer opnieuw op.
v Start de computer opnieuw op nadat u de pincode hebt gewijzigd.
Ook als u deze optie hebt geselecteerd, moet u uw pincode opgeven om de pincode te kunnen uitschakelen of wijzigen.
Kennismaking met draadloos-WAN-verbindingen69
SMS-berichten verzenden en ontvangen
U kunt te allen tijde een SMS-je versturen via de draadloos-WAN-kaart, ook als u
op dat moment een ander netwerkapparaat gebruikt, zoals een bekabeld of draadloos LAN.
Opmerkingen:
v Deze functie is uitsluitend beschikbaar voor ingebouwde draadloos-WAN-kaar-
ten.
v Deze activeringsvoorziening van Access Connections is afhankelijk van de geïn-
tegreerde draadloos-WAN-kaart.
Tekstberichten verzenden
U kunt als volgt een SMS-je verzenden.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Tools.
3. Selecteer Mobiel breedband.
4. Kies SMS-bericht starten. Het SMS-venster wordt geopend.
5. Klik op New.
6. Typ het telefoonnummer van de ontvanger van uw bericht.
7. Klik op Send.
Een ontvangen SMS-je lezen
Als u een SMS-je hebt ontvangen, kunt u dat als volgt lezen.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Tools.
3. Selecteer Mobiel breedband.
4. Kies Text Messaging starten. Het SMS-venster wordt geopend.
5. Selecteer SIM Inbox.
70Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Naar de website van de serviceprovider gaan
Vanuit het hoofdvenster van Access Connections kunt u snel naar de website van
uw serviceprovider voor draadloos WAN gaan.
Dit doet u als volgt.
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Tools.
3. Selecteer Mobiel breedband.
4. Selecteer Link naar serviceprovider. De website van de serviceprovider wordt
geopend.
5. Op de website kunt u het volgende doen:
v Factuurgegevens bekijken.
v Een beroep doen op klantenondersteuning.
v Informatie over updates opzoeken.
Kennismaking met draadloos-WAN-verbindingen71
72Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Access Connections configureren
In dit hoofdstuk vindt u de volgende informatie.
v “Instellingen opgeven”
– “Algemene instellingen voor het netwerk”
– “Algemene instellingen voor berichten” op pagina 75
– “Gebruikersvoorkeuren” op pagina 76
Instellingen opgeven
U kunt algemene instellingen en gebruikersvoorkeuren opgeven. De algemene
instellingen gelden voor alle gebruikers van de computer, de gebruikersvoorkeuren
gelden alleen voor de huidige gebruiker. De volgende opties en voorkeuren kunnen worden opgegeven.
Algemene instellingen voor het netwerk
Algemene instellingen voor het netwerk gelden voor alle gebruikers van deze computer. De volgende algemene instellingen kunnen worden opgegeven.
Windows-gebruikers zonder beheermachtiging toestaan
om locatieprofielen te maken en te activeren
Als u deze optie selecteert, kunnen de gebruikers
altijd locatieprofielen maken en activeren, ongeacht de Windows-machtiging die ze hebben:
beheerder (administrator) of standaard gebruiker.
Opmerking: Alleen iemand die is aangemeld met
beheerdersmachtiging kan deze optie inschakelen.
Zelfs als deze optie geselecteerd is, staat de beveiliging van Windows het standaard niet toe dat
een normale gebruiker TCP/IP-instellingen,
beveiligingsinstellingen voor gemeenschappelijk
gebruik van stations of instellingen van de
firewall opgeeft of wijzigt.
Maken van draadloze verbinding tijdens aanmelding bij Windows toestaan
(opnieuw opstarten vereist)
Selecteer deze optie als u wilt dat de gebruikersnaam en het wachtwoord
zoals gebruikt voor het aanmelden bij Windows, worden gebruikt als
legitimatiegegevens voor het maken van verbinding met een draadloos netwerk. Om een wijziging van deze instelling te activeren, moet u de computer opnieuw opstarten.
Alle draadloze netwerkverbindingen sluiten als de gebruiker zich afmeldt
Selecteer deze optie als u wilt dat de verbinding met alle draadloze netwerken wordt verbroken wanneer u zich afmeldt.
Optie voor ad-hoc-verbindingen in draadloos-LAN profielen uitschakelen
Selecteer deze optie als u ad-hoc-verbindingen onmogelijk wilt maken.
Radio voor draadloos LAN uitschakelen wanneer deze inactief is*
Als u deze optie selecteert, wordt de draadloos LAN-radio uitgezet als er
gedurende drie minuten geen verbinding is geweest.
Selectie van locatieprofielen met Fn+F5 Weergave op scherm-menu mogelijk
maken
Als u deze optie selecteert, verschijnt er, wanneer er op Fn+F5 Weergave
op scherm wordt gedrukt, een lijst met locatieprofielen. Dat menu kunt u
gebruiken om over te schakelen op een ander locatieprofiel en om de
draadloze radio aan en uit te zetten.
Automatisch wissen van ongebruikte profielen inschakelen*
Als u deze optie selecteert, wordt een profiel dat gedurende een aantal
dagen inactief is geweest opgespoord, waarna u het kunt wissen. Het aantal dagen kan liggen tussen 0 en 999. De standaardwaarde is 30.
Een verouderd profiel wissen
1. Als er een verouderd profiel wordt aangetroffen, verschijnt er
een voorgrondbericht in het systeemvak.
2. Klik op dat bericht. Er verschijnt dan een dialoogvenster met
een lijst van verouderde profielen.
3. Selecteer de profielen die u niet meer nodig hebt.
Als u in het venster Dit venster niet meer afbeelden selecteert,
wordt de functie voor het opsporen van verouderde profielen uitgeschakeld en wordt u niet meer geholpen die profielen te wissen.
Om deze functie in te schakelen, gaat u naar de Geavanceerde
weergave, klikt u op de tab Tools en selecteert u Algemene instel-lingen.
Algemene instellingen voor het netwerk opgeven
U kunt als volgt algemene instellingen voor het netwerk opgeven:
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Tools.
3. Selecteer Algemene instellingen.
4. Klik op de tab Netwerk.
5. Breng de gewenste wijzigingen aan en klik op OK.
Opmerking: U kunt ook de items configureren waar in Basisweergave een sterretje
* bij staat. Dit doet u door naar de Basisweergave te gaan en in het hoofdvenster
op de tab Opties te klikken.
74Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Algemene instellingen voor berichten
Algemene instellingen voor berichten gelden voor alle gebruikers van deze computer. De volgende algemene instellingen kunnen worden opgegeven.
Status van ThinkVantage Access Connections afbeelden
in systeemwerkbalk*
Selecteer deze optie als u wilt dat het pictogram
wordt afgebeeld in de systeemwerkbalk. Het
pictogram geeft de status van Access Connections
aan.
Status van draadloze verbinding afbeelden in systeemwerkbalk
Selecteer deze optie als u wilt dat het pictogram
wordt afgebeeld in de systeemwerkbalk. Het
pictogram geeft de status van de draadloze
netwerkverbinding aan.
Voortgangsvenster afbeelden wanneer er een profiel
wordt geactiveerd
Selecteer deze optie als u wilt dat er een
voortgangsindicator wordt afgebeeld terwijl er
een profiel wordt geactiveerd.
Algemene instellingen voor berichten opgeven
U kunt als volgt algemene instellingen voor berichten opgeven:
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Tools.
3. Selecteer Algemene instellingen.
4. Klik op de tab Berichten.
5. Breng de gewenste wijzigingen aan en klik op OK.
Opmerking: U kunt ook de items configureren waar in Basisweergave een sterretje
* bij staat. Dit doet u door naar de Basisweergave te gaan en in het hoofdvenster
op de tab Opties te klikken.
Access Connections configureren75
Gebruikersvoorkeuren
Voorkeuren gelden alleen voor de huidige gebruiker. De volgende voorkeuren kunnen worden opgegeven.
Gebruikersvoorkeuren opgeven
U kunt als volgt de gebruikersvoorkeuren opgeven:
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Tools.
3. Selecteer Gebruikersvoorkeuren.
4. Breng de gewenste wijzigingen aan en klik op OK.
Geluidseffecten inschakelen
Met deze optie kunt u de geluidseffecten, die
Access Connections voortbrengt wanneer de status
van de verbinding verandert, in- of uitschakelen.
Geen ballontips afbeelden voor pictogram van Access
Connections in systeemwerkbalk
Selecteer deze optie als u niet wilt dat er geen
ballonnetje met informatie wordt afgebeeld bij het
pictogram van Access Connections in de systeemwerkbalk.
WiMAX-pagina standaard afbeelden in de hoofdgebruikersinterface
Als u deze optie selecteert, wordt WiMAX op het
tabblad Verbinding maken met internet ingesteld
als het standaard type netwerkverbinding.
76Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Probleemoplossing
In dit hoofdstuk vindt u de volgende informatie.
v “Diagnose”
v “Problemen oplossen” op pagina 78
v “Hulp en ondersteuning aanvragen” op pagina 80
Diagnose
Access Connections biedt gedetailleerde informatie over de verbinding en beschikt
over een reeks diagnosetools waarmee u problemen met netwerkverbindingen kunt
opsporen.
Om de status van de verbinding gedetailleerd te bekijken en om de diagnosetools
te gebruiken, gaat u als volgt te werk:
1. Ga naar Geavanceerde weergave.
2. Klik op de tab Tools.
3. Selecteer Diagnose. Het venster Diagnosetools wordt geopend. Dit venster
heeft de volgende vijf tabs.
Verbindingsstatus
Selecteer deze tab als u wilt nagaan of de computer problemen heeft gehad
bij het tot stand brengen van een verbinding met het netwerk.
Op deze tab vindt u gedetailleerde statusinformatie over de huidige verbinding. Om de verbinding met de proxyserver (indien opgegeven) en met
internet te controleren, klikt u op Verbinding testen.
Als het maken van verbinding mislukt is, wordt de oorzaak van de fout
afgebeeld en wordt aangegeven hoe u het probleem zou kunnen verhelpen.
Als Access Connections vaststelt dat de verbinding gerepareerd kan worden, wordt er een knop Repareren afgebeeld. Klik op Repareren als u wilt
dat Access Connections gaat proberen de verbinding automatisch te herstellen.
Als u de op het scherm afgebeelde informatie wilt opslaan, klikt u op
Opslaan als.
Pingen
U gebruikt het pingtool om te bepalen of de computer gegevens kan verzenden naar, en ontvangen van, een ander apparaat in het netwerk. In het
veld Serveradres typt u het IP-adres of de hostnaam van het apparaat
waarmee u wilt communiceren. Vervolgens klikt u op Starten.
Om de resultaten van de vorige pingtests te verwijderen, klikt u op Leeg-
maken.
Route traceren
Met het tool Route Traceren roept u informatie op over het pad dat wordt
gevolgd bij de communicatie tussen uw computer en het andere apparaat
in het netwerk. Aan de hand hiervan kunt u bepalen welk netwerkapparaat defect is. In het veld Serveradres typt u het IP-adres of de hostnaam van het apparaat waarmee u wilt communiceren. Vervolgens klikt u
op Starten.
Om de resultaten van de vorige routetraceertests te verwijderen, klikt u op
Leegmaken.
IP-configuratie
Met het tool IP-configuratie kunt u de gedetailleerde IP-configuratie bekijken die wordt gebruikt door elk van de netwerkadapters in uw computer.
De netwerkbeheerder kan u helpen vast te stellen of de geconfigureerde
waarden geschikt zijn voor uw netwerk.
Als de netwerkadapter zodanig is geconfigureerd dat deze dynamisch een
IP-configuratie moet ontvangen van een DHCP-server in het netwerk, kunt
u het IP-configuratietool tevens gebruiken om de ″lease″ van die IP-configuratie te vernieuwen of om de ″lease″ juist vrij te geven, zodat de IP-configuratie door een andere computer kan worden gebruikt. Klik op IP ver-nieuwen om de ″lease″ te vernieuwen. Klik op IP vrijgeven om de ″lease″
terug te geven aan de DHCP-server zodat een andere computer de IP-configuratie kan gebruiken.
Eventlogboek
Als hulpmiddel bij de diagnose van problemen met de netwerkverbinding
kunt u een logboek maken met alle netwerkactiviteiten die door Access
Connections worden beheerd. Gebruik deze voorziening alleen als u hiertoe instructies hebt ontvangen van de beheerder. Om deze functie in te
schakelen, klikt u op Logboek inschakelen. Om hem uit te schakelen, klikt
uopLogboek uitschakelen.
Problemen oplossen
Als ik een modem gebruik, wordt mijn verbinding verbroken.
Ik heb op mijn werk verbinding en ik krijg wel toegang tot het intranet, maar
niet tot externe Web.
Ik heb op mijn werk verbinding en ik krijg geen toegang tot het intranet, noch
tot externe Web.
Controleer of de instellingen voor uw modem juist zijn. Vraag aan de
netwerkbeheerder wat de juiste instellingen zijn en controleer of de
inbelserver werkt.
Het kan zijn dat u problemen hebt om door de firewall heen te komen.
Mogelijk moet u proxyinstellingen of andere browserinstellingen opgeven.
Het installeren van een VPN kan eveneens leiden tot problemen bij het
maken van verbinding. Vraag aan de netwerkbeheerder wat het adres van
de proxyserver is en welke andere instellingen u moet opgeven.
Mogelijk zijn de DNS- of IP-instellingen onjuist. Doe het volgende:
1. Controleer eerst of er wel fysiek verbinding met het netwerk is.
2. Controleer in het venster Verbindingsstatus of de netwerkadapter wel
werkt. Om het statusvenster van de verbinding te openen, klikt u op
het pictogram Status draadloze verbinding in het systeemvak.
3. Controleer of de computernaam of het IP-adres dat u gebruikt, niet
wordt gebruikt door een andere computer in het netwerk.
In bepaalde netwerken moet u deze instellingen opvragen bij de beheerder.
In andere netwerken wordt gebruik gemaakt van DHCP, een functie die
automatisch IP-adressen toewijst. Neem voor meer informatie contact op
met de netwerkbeheerder.
Ik krijg via mijn breedbandverbinding geen toegang tot internet.
Controleer eerst of er wel fysiek verbinding met het netwerk is. Controleer
vervolgens in het venster Verbindingsstatus of de netwerkadapter wel
78Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
werkt. Om het statusvenster van de verbinding te openen, klikt u op het
pictogram Status draadloze verbinding in het systeemvak.
Het kan nodig zijn om op deze locatie uw proxyserver uit te schakelen.
Bovendien hebt u wellicht instellingen van uw serviceprovider nodig, zoals
het DNS- en het IP-adres.
Ik krijg geen verbinding met mijn draadloze toegangspunt of residential gateway.Controleer:
1. Controleer in het venster Verbindingsstatus of de netwerkadapter wel
werkt. Om het statusvenster van de verbinding te openen, klikt u op
het pictogram Status draadloze verbinding in het systeemvak.
2. Controleer of u binnen het zend- en ontvangstbereik van het toegangspunt of de residential gateway bent.
3. Controleer of de netwerknaam, de instellingen voor versleuteling
(″encryption″) en het stations-ID (of MAC-adres) allemaal correct zijn.
Voor een correcte verbinding kan het nodig zijn uw stations-ID of
MAC-adres te laten registreren bij de netwerkbeheerder.
4. Controleer of de computernaam of het IP-adres dat u gebruikt, niet
wordt gebruikt door een andere computer in het netwerk.
Het lukt me niet om te wisselen van locatieprofiel. Ik kan geen nieuw locatieprofiel maken.
Als u niet bent aangemeld met beheerdersmachtiging, kunt u geen breedbandverbinding, draadloze verbinding of andere snelle verbinding maken.
Om te wisselen van locatieprofiel, moet u zijn aangemeld als Beheerder of
in ieder geval beheerdersmachtiging hebben.
Als ik overschakel op een ander locatieprofiel wordt mijn dialer niet gestart of
krijg ik een foutbericht van de dialer.
Controleer of uw dialerprogramma (of een ander dialerprogramma) niet al
actief is. Controleer ook of er wel een dialer voor het locatieprofiel geselecteerd is.
Als ik overschakel op een ander locatieprofiel wordt mijn VPN-programma niet
gestart of krijg ik een foutbericht van de VPN.
Controleer of het VPN-programma (of een ander VPN-programma) niet al
actief is. Controleer ook of er wel een VPN-programma voor het locatieprofiel geselecteerd is. Uw VPN-programma wordt niet automatisch
gestopt.
Als ik overschakel op een ander locatieprofiel wordt het programma dat ik
gebruik om te wisselen van draadloos netwerk niet gestart of krijg ik een foutbericht van het programma.
Controleer of het programma voor draadloze communicatie niet al actief is.
Controleer ook of er wel een programma voor draadloze communicatie
geselecteerd is voor het locatieprofiel.
Als ik overschakel op een nieuw locatieprofiel, worden mijn instellingen van
Internet Explorer niet geactiveerd.
Als de browser open is, sluit hem dan af en open hem weer om de instellingen te activeren.
Als ik overschakel op een ander locatieprofiel voor draadloze communicatie,
wordt de verbinding na een paar minuten verbroken.
Oplossing: Controleer of de netwerknaam, de instellingen voor versleuteling (″encryption″), het stations-ID (of MAC-adres) en de instellingen van
Probleemoplossing79
het draadloze toegangspunt allemaal correct zijn. Het kan nodig zijn het
systeem opnieuw op te starten om de verbinding tot stand te kunnen brengen.
Als ik Internet Explorer start nadat ik ben overgeschakeld op een locatieprofiel
voor Ethernet of draadloze communicatie, verschijnt er een voorgrondbericht
voor inbelverbinding.
Controleer in Internet Explorer of de optie Nooit een verbinding kiezen
geselecteerd is. Dit doet u als volgt.
1. Start Internet Explorer.
2. Selecteer Extra > Internetopties.
3. Klik op de tab Verbinding.
Als ik overschakel van een gebruikers-ID met beheerdersmachtiging naar een
ID met gebruikersmachtiging, of andersom, beeldt Access Connections het
vorige locatieprofiel af, dat ongeldig werd toen ik van ID wisselde.
Als u zich aanmeldt met gebruikersmachtiging, is het niet mogelijk om een
locatieprofiel te gebruiken dat is gemaakt door een gebruiker met
beheerdersmachtiging. Om een dergelijk profiel te kunnen gebruiken, moet
u zich aanmelden met beheerdersmachtiging en de optie Windows-gebrui-
kers zonder beheerdersmachtiging toestaan locatieprofielen te maken en
te activeren in de algemene netwerkinstellingen ingeschakeld zijn. Zie
“Algemene instellingen voor het netwerk” op pagina 73.
Als ik het systeem opnieuw opstart of de werking hervat, wordt er niet automatisch verbinding gemaakt via een profiel voor draadloze communicatie.
Maak handmatig verbinding met internet. Zie “Verbinding maken met
internet” op pagina 29.
Het CPU-gebruik van Access Connections is hoog.
Sluit het hoofdvenster van Access Connections en gebruik het pictogram
van Access Connections in de taakbalk. in the task tray.
In het venster voor het invoeren van de PIN wordt de optie Mijn PIN onthouden niet afgebeeld.
Verwijder Access Connections en installeer het opnieuw.
In een berichtvenster wordt de optie Dit bericht niet meer afbeelden niet afgebeeld.
Verwijder Access Connections en installeer het opnieuw.
Als ik met Access Connections overschakel naar een locatieprofiel voor een
draadloos WAN, verschijnt er een foutbericht “De huidige draadloos WANverbinding wordt beheerd via een ander clientprogramma. Sluit dat clientprogramma en probeer he opnieuw. ”
Controleer of er geen ander programma voor draadloos WAN actief is. U
kunt niet een ander programma tegelijkertijd met Access Connections
gebruiken.
Hulp en ondersteuning aanvragen
Als u hulp, service of technische assistentie nodig hebt, of als u gewoon meer wilt
weten over producten van Lenovo®, dan staan u legio informatiebronnen van
Lenovo ter beschikking. In dit gedeelte leest u waar u meer informatie kunt krijgen
over Lenovo en Lenovo-producten, wat u moet doen als er zich problemen voordoen met uw computer en wie u moet bellen wanneer u hulp nodig hebt.
80Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Voordat u belt
Ga, voordat u belt, na of u de volgende stappen hebt ondernomen om te proberen
het probleem zelf op te lossen:
v Controleer of alle kabels en snoeren goed zijn aangesloten.
v Controleer of de computer aan staat.
v Probeer eventuele suggesties voor het oplossen van problemen in de documenta-
tie van de computer.
v Gebruik de diagnoseprogramma’s die bij de computer zijn geleverd. Zie
“Probleemoplossing” op pagina 77 voor meer informatie.
v Ga naar de Support-website en kijk of u daar technische informatie, hints, tips
en nieuwe stuurprogramma’s kunt vinden. U kunt daar ook terecht om informatie aan te vragen.
http://www.lenovo.com/think/support
v Als uw computer is uitgerust met een schakelaar voor de draadloze radio, con-
troleer dan of die in de stand Aan staat.
Veel problemen kunt u zonder hulp van buitenaf zelf oplossen aan de hand van de
procedures voor probleemoplossing in de online Help of in de publicaties die bij
uw computer of uw software zijn geleverd. In de documentatie bij de computer
vindt u tevens een beschrijving van diagnosetests die u kunt uitvoeren. Bij de
meeste PC’s, besturingssystemen en programma’s wordt wel informatie voor het
oplossen van problemen geleverd, of uitleg van foutberichten en foutcodes. Vermoedt u dat er sprake is van een probleem met de software, raadpleeg dan de
documentatie van het besturingssysteem of het programma in kwestie.
De documentatie gebruiken
Informatie over uw Lenovo-systeem en over de eventueel vooraf geïnstalleerde
software vindt u in de documentatie die bij het systeem wordt geleverd. Het gaat
daarbij om gedrukte boeken, elektronische boeken, readme-bestanden en Help-bestanden. Zie de informatie over probleemoplossing in uw systeemdocumentatie
voor instructies met betrekking tot de diagnoseprogramma’s. Uit de informatie
voor probleemoplossing of de berichten van de diagnoseprogramma’s kan blijken
dat u aanvullende of bijgewerkte stuurprogramma’s of andere software nodig hebt.
Er zijn Lenovo-pagina’s op internet beschikbaar waarop u de nieuwste technische
informatie kunt vinden en stuurprogramma’s en updates kunt downloaden. Voor
toegang tot deze pagina’s gaat u naar de website en volgt u de instructies:
http://www.lenovo.com/think/support
Hulp en informatie van internet halen
De website van Lenovo bevat up-to-date informatie over Lenovo-producten, -services en -ondersteuning. Ga naar http://www.lenovo.com/think/support
Probleemoplossing81
82Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Bijlage A. Opdrachtregelinterface
Access Connections kan met behulp van opdrachten op de opdrachtregel wisselen
tussen locatieprofielen, en locatieprofielen im- en exporteren. De volgende
opdrachten kunt u interactief gebruiken vanuit een opdrachtvenster, maar u kunt
ze ook verwerken in batchbestanden die door anderen kunnen worden gebruikt.
Om deze opdrachten te kunnen gebruiken, hoeft Access Connections niet actief te
zijn.
Een locatieprofiel activeren.
<pad> \qctray.exe/set <naam locatieprofiel>
De verbinding van een locatieprofiel verbreken.
<pad> \qctray.exe/reset <naam locatieprofiel>
Een locatieprofiel wissen.
<pad> \qctray.exe/del <naam locatieprofiel>
Een locatieprofiel importeren (alleen geldig voor bestanden met de extensie
.loc).<pad> \qctray.exe/imp <naam locatieprofiel>
Een locatieprofiel exporteren (alleen geldig voor bestanden met de extensie .loc).
84Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Bijlage B. Windows gebruikersaccount
Hoe Access Connections werkt, is voor een deel afhankelijk van uw aanmeldingsbevoegdheid bij Windows.
Een overzicht van deze verschillen vindt u in de onderstaande tabel:
MogelijkheidBeheerderHoofdgebruikerNiet-beheerder
Optreden als beheerder van Access Connections.
De configuratie
wijzigen
1
Locatieprofielen
maken, wijzigen en
2
wissen.
De configuratie van
Automatisch Wisselen van Locatieprofiel
wijzigen.
Met behulp van
diagnosetools een
IP-adres vernieuwen
of vrijgeven.
Locatieprofielen
exporteren.
Zoeken naar een
draadloos netwerk en
er verbinding mee
maken.
Van het ene locatieprofiel overschakelen
op het andere.
JaNeeNee
JaJaGedeeltelijk Ja
JaJaJa
JaJaNee
JaJaNee
JaJaNee
JaJaJa
JaJaJa
3
3
3
1
: Het is niet mogelijk om de instellingen te wijzigen die zijn geïmporteerd vanuit
distributiepakketen en waarop beperkingen van toepassing.
2
: Het is niet mogelijk om de instellingen te wijzigen die zijn geïmporteerd vanuit
distributiepakketen en waarop beperkingen van toepassing. Locatieprofielen voor
inbellen kunnen echter door alle gebruikers worden gemaakt, gewijzigd en gewist.
3
: Hiervoor moet de optie Windows-gebruikers zonder beheerdersmachtiging toe-staan locatieprofielen te maken en te activeren in de algemene netwerkinstellingen ingeschakeld zijn. Zie “Algemene instellingen voor het netwerk” op
pagina 73.
86Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker
Kennisgevingen
Verwijzing in deze publicatie naar producten (apparatuur en programmatuur) of
diensten van Lenovo houdt niet in dat Lenovo deze ook zal uitbrengen in alle landen waar Lenovo werkzaam is. Neem contact op met uw Lenovo-vertegenwoordiger voor informatie over de producten en services die momenteel op uw locatie
beschikbaar zijn. Verwijzing naar producten, programma’s of diensten van Lenovo
houdt niet in dat uitsluitend Lenovo-producten, -programma’s of -diensten kunnen
worden gebruikt. Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in
plaats daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen
inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van Lenovo.
De gebruiker is verantwoordelijk voor de samenwerking van producten of diensten
met producten of diensten van anderen.
Mogelijk heeft Lenovo octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde
in deze publicatie genoemde producten. De levering van dit document geeft u
geen recht op een licentie voor deze octrooien. Vragen over licenties kunt u richten
aan:
LENOVO LEVERT DEZE PUBLICATIE OP “AS IS”-BASIS, ZONDER ENIGE
GARANTIE, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN,
MAAR NIET BEPERKT TOT, DE GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN HET
GEEN INBREUK MAKEN OP RECHTEN VAN DERDEN, VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. Onder
sommige jurisdicties is het uitsluiten van stilzwijgende garanties niet toegestaan,
zodat bovenstaande uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is.
Lenovo (United States), Inc.
1009 Think Place - Building One
Morrisville, NC 27560
U.S.A.
Attention: Lenovo Director of Licensing
In deze publicatie kunnen technische onjuistheden en/of typfouten voorkomen.
Periodiek worden wijzigingen aangebracht aan de informatie in deze publicatie.
Deze wijzigingen worden opgenomen in nieuwe uitgaven van deze publicatie.
Lenovo kan de producten en/of programma’s die in deze publicatie worden
beschreven zonder aankondiging wijzigen.
De producten die in dit document worden beschreven, zijn niet bedoeld voor
gebruik bij implantaties of andere levensondersteunende toepassingen waarbij storingen kunnen leiden tot letsel of overlijden. De informatie in dit document heeft
geen invloed op Lenovo-productspecificaties of -garanties en wijzigt die niet. Niets
in dit document zal worden opgevat als een uitdrukkelijke of stilzwijgende licentie
of vrijwaring onder de intellectuele-eigendomsrechten van Lenovo of derden. Alle
informatie in dit document is afkomstig van specifieke omgevingen en wordt hier
uitsluitend ter illustratie afgebeeld. In andere gebruiksomgevingen kan het resultaat anders zijn.
Lenovo behoudt zich het recht voor om door u verstrekte informatie te gebruiken
of te distribueren op iedere manier die zij relevant acht, zonder dat dit enige verplichting voor Lenovo jegens u schept.
Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan Lenovo-websites zijn uitsluitend
opgenomen voor de volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor deze websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit
van het materiaal voor dit Lenovo-product. Gebruik van dergelijke websites is
geheel voor eigen risico.
Alle snelheids- en prestatiegegevens in dit document zijn verkregen in een gecontroleerde omgeving. De resultaten dat in andere gebruiksomgevingen wordt verkregen, kunnen hiervan derhalve afwijken. Bepaalde metingen zijn mogelijkerwijs
uitgevoerd op systemen die nog in ontwikkeling waren en er wordt geen garantie
gegeven dat deze metingen op algemeen verkrijgbare machines gelijk zouden zijn.
Bovendien zijn bepaalde meetresultaten verkregen door middel van extrapolatie.
Werkelijke resultaten kunnen afwijken. Gebruikers van dit document dienen de
toepasselijke gegevens voor hun specifieke omgeving te controleren.
De volgende termen zijn handelsmerken van Lenovo in de Verenigde Staten en/of
andere landen:
Access Connections
Lenovo
ThinkVantage
®
®
IBM (gebruikt onder licentie) en Wake on LAN zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Windows en Windows XP zijn handelsmerken van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere landen.
Intel is een handelsmerk van Intel Corporation of haar dochterondernemingen in
de Verenigde Staten en/of andere landen.
Andere namen van ondernemingen, producten en diensten kunnen handelsmerken
zijn van derden.
88Access Connections 5.2 voor Windows XP: Handboek voor de gebruiker