LELY HIBISCUS 735 Vario Operator's Manual

HIBISCUS 735 Vario
HANDLEIDING OPERATOR'S MANUAL LIVRET DE MISE EN ROUTE BETRIEBSANLEITUNG
B-HV.015.0300
HIBISCUS 735 Vario
Bhn015-b.chp
HIBISCUS
®
is een geregistreerde merknaam waarvan het uitsluitend gebruiksrecht toekomt aan onder-
nemingen van de LELY-Groep.
©2000. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van LELY INDUSTRIES N.V..
INHOUDSOPGAVE.......................................................................................................pagina
VOORWOORD ...................................................................................................................5
GARANTIEBEPALINGEN .................................................................................................5
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE ..........................................................5
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ...................................................................................6
VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGS- STICKERS OP DE MACHINE...........7
1 INLEIDING.....................................................................................................................8
2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER ..........................................................................8
3 TRANSPORT ................................................................................................................9
4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE...............................................................................10
4.1 Omstellen naar werkstand...............................................................................10
4.2 Instellen werkhoogte ........................................................................................10
5 WERKEN MET DE HIBISCUS
®
..................................................................................11
5.1 Algemene aanwijzingen ...................................................................................11
5.2 Rijsnelheid en aftakastoerental ......................................................................12
6 AFKOPPELEN VAN DE TREKKER...........................................................................12
7 ONDERHOUD..............................................................................................................13
7.1 Onderhoud na gebruik......................................................................................13
7.2 Smering ..............................................................................................................13
7.3 Periodiek onderhoud ........................................................................................15
7.4 Olie/vet verversen .............................................................................................16
7.5 Voor- / achteroverstelling van de rotoren......................................................17
7.6 Bijstellen spoorvolging.....................................................................................17
Bijlage
A TECHNISCHE GEGEVENS .......................................................................................18
3
VOORWOORD
Deze handleiding is bestemd voor degenen die met de machine werken en het dagelijks onderhoud uitvoeren.
Lees de handleiding eerst geheel door voordat u met werk­zaamheden begint.
Instructies waarmee uw veiligheid en/of die van anderen in het geding is worden aangegeven met een gevaren-driehoek met uitroepteken in de kantlijn. Volg deze instructies altijd nauwgezet op.
Instructies die ernstige materiële schade tot gevolg kunnen hebben als deze niet, of niet goed worden opgevolgd, worden aangegeven met een uitroepteken in de kantlijn.
De machine die in deze handleiding wordt beschreven, kan onderdelen bevatten die niet tot de standaard uitrusting behoren, maar als accessoire verkrijgbaar zijn. Dit wordt niet in alle gevallen aangegeven omdat de stan­daard uitvoering per land kan verschillen.
De machines en accessoires kunnen per land zijn aangepast aan de specifieke omstandigheden en zijn onderworpen aan continue ontwikkeling en innovatie. De uitvoering van uw machine kan daardoor afwijken van in deze handleiding getoonde afbeeldingen.
GARANTIEBEPALINGEN
De fabriek stelt voor alle delen die bij normaal gebruik binnen een periode van 12 (twaalf) maanden na aankoop een defect vertonen, gratis vervangende onderdelen ter beschik­king.
De garantie vervalt indien de in deze handleiding vermelde instructies niet, niet geheel of niet juist zijn opgevolgd. De garantie vervalt eveneens zodra door u of door derden
-zonder onze voorkennis en/of onze toestemming- werk­zaamheden aan de machine worden verricht.
TYPE- EN SERIENUMMER VAN UW MACHINE
Het type-/serienummerplaatje bevindt zich voor op de trek­boom.
Vermeld bij correspondentie en bij het bestellen van onder­delen het type- en serienummer van uw machine. Vul hieronder het type- en serienummer van uw machine in.
5
typenummer
serienummer
!
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
- Gebruik de machine uitsluitend voor het doel waarvoor
deze is ontworpen.
- Geef gevolg aan alle veiligheidsvoorschriften met inbegrip
van de in de handleiding vermelde en op de machine voorkomende instructies.
- Bedien de machine op veilige wijze.
- De machine mag alleen bediend worden door ervaren,
behoedzame en met de machine vertrouwde personen.
- Wees voorzichtig en tref alle voorzorgsmaatregelen op
veiligheidsgebied.
- Verzeker u er van, dat alle veiligheids- en beschermings-
voorzieningen altijd op de bestemde plaats zijn aan­gebracht.
- Blijf buiten het bereik van bewegende delen.
- Verzeker u er van, dat motor, aftakas en draaiende delen
stilstaan alvorens te beginnen met afstelling, reiniging of smering van de machine.
- Zorg ervoor dat tijdens het werk met de machine niemand
in de gevarenzone is en overtuig u ervan dat iedereen ver uit de buurt is. Dit geldt speciaal indien langs een weg of nabij of op sportvelden, etc. gewerkt wordt.
- Gebruik een trekker met een cabine.
- Zuiver de velden van vreemde voorwerpen en stenen.
- Volg voor transport over de openbare weg de daarvoor
geldende wettelijke voorschriften op.
- Gebruik zwaailichten of andere veiligheidstekens, indien
vereist.
- Het is niet toegestaan zich op de machine te bevinden.
- Gebruik uitsluitend originele LELY onderdelen.
- Neem de druk weg van hydraulische systemen voordat
hieraan werkzaamheden worden verricht en/of hydrau­lische slangen worden aan- of afgekoppeld.
- Gebruik beschermende kleding, handschoenen en/of
veiligheidsbril indien vereist.
- Maak de waarschuwingsstickers regelmatig schoon, zodat
ze altijd goed leesbaar zijn.
6
VERKLARING VAN DE WAARSCHUWINGS­STICKERS OP DE MACHINE
• Lees eerst de handleiding voordat u met de machine gaat
werken. Neem alle instructies en veiligheidsvoorschriften in acht.
• Gevaar voor draaiende delen.
Houd afstand van draaiende delen.
• Gevaar voor beknelling door bewegende delen.
Blijf buiten het bewegingsbereik van de delen zolang deze niet zijn geborgd, of op een andere wijze een mogelijke beweging wordt uitgesloten.
• Laat de machine nooit draaien met een aftakastoerental
hoger dan 540 omw/min.
• Gevaar voor draaiende delen!
Lees de gebruiksaanwijzing van de koppelingsas. Werk nooit met een koppelingsas zonder bescherming.
7
1 INLEIDING
De LELY HIBISCUS 735 Vario (fig. 1) is een getrokken dubbele cirkelhark voor middenafvoer. De hark is uitgerust met 2 rotoren met elk 11 tandarmen, elk voorzien van 4 dubbele tanden. De tanden nemen het gewas schoon op en leggen het in het midden af in een luchtige wiers.
De HIBISCUS hark wordt half gedragen in de hefinrichting en wordt aangedreven door de aftakas van de trekker.
Het automatisch-mechanisch gestuurde achterwielstel zorgt ervoor, dat de machine wendbaar is tijdens werk en transport, waarbij de machine het trekkerspoor goed volgt. Er kan zonder problemen in een bocht worden doorgeharkt.
Het uit 4 luchtbandwielen bestaande wielstel van iedere rotor zorgt dat de machine, ook bij oneffenheden in het terrein, uitstekend blijft harken.
2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER
- Monteer de trekboom in een zodanige stand aan de
machine, dat de horizontale afstand van het draaipunt tot de aandrijfas ongeveer gelijk is aan de afstand van de vanghaken van de trekker naar de aftakas (fig. 2).
- Stel de hefarmen van de trekker op gelijke hoogte in.
- Bevestig de hefarmen aan de ophangpennen van de trek-
balk.
- Hef de trekboom iets omhoog zodat de steunpoot net vrij
van de grond staat. Houd de hefinrichting tijdens het werk en transport op deze hoogte ingesteld.
- Zet de steunpoot omhoog.
- Zet de hefarmen van de trekker met stabilisatiekettingen of
-stangen vast, zodat deze geen zijdelingse bewegingen kan maken.
- Controleer of de koppelingsas gemakkelijk in- en uit-
schuift.
- Monteer de koppelingsas aan de trekkeraftakas.
Controleer bij de eerste montage of gebruik van een andere trekker de minimale en maximale overlapping van de ashelften.
(Raadpleeg de bij de koppelingsas behorende instructie.)
- Bevestig de veiligheidsketting van de beschermbuis aan
een vast deel van de trekker.
8
1
2
!
!
- Sluit de dikke hydraulische slang voor de bediening van de
hefcilinders van de rotoren aan op een enkelwerkend hydraulisch ventiel van de trekker, voorzien van een zweefstand. Maximaal toegestane oliedruk: 17,5 MPa (175 bar).
- Sluit de hydraulische slangen voor de bediening van de
schuifcilinder van de breedteverstelling aan op een dubbel­werkend hydraulisch ventiel. Maximaal toegestane oliedruk: 17,5 MPa (175 bar).
- Steek de stekker van de verlichtingskabel in de 7-polige
stekkerdoos op de trekker en controleer de juiste werking van de verlichting.
3 TRANSPORT
De machine kan, als deze in de transportstand is gebracht, met de trekker worden getransporteerd. De transportbreedte bedraagt 3,0 m.
- Breng alle wettelijk voorgeschreven verlichting en waar-
schuwingstekens aan.
- Zorg er bij transport over de openbare weg voor dat de
voorasdruk voldoende is (zonodig frontgewichten aan­brengen) en dat de maximaal toegestane achterasdruk niet wordt overschreden.
- Voor een lagere transporthoogte (3,30 m i.p.v. 3,90 m)
kunnen van iedere rotor de buitenste 6 tandarmen gede­monteerd en in de houder achterop de machine worden geplaatst. Hierna kan de beschermbeugel worden ingeklapt.
- Breng de machine als volgt in de transportstand:
• Zet de machine in de breedtste werkstand door de schuifcilinder helemaal uit te sturen (fig. 3: A).
• Klap de machine op door de hefcilinders van de rotoren te bekrachtigen (B).
• Vergrendel de rotoren tegen neerklappen door de schuif­cilinder helemaal in te trekken (C). Hierbij treedt de vergrendeling van de machine in werking. Tevens leidt dit tot een lage transporthoogte.
• Verzeker u ervan dat de machine vergrendeld is (D).
De machine is nu klaar voor transport.
Houdt er tijdens het transport rekening mee, dat de achter­wielen gestuurd zijn; hierdoor gedraagt de machine zich iets anders dan een normale getrokken machine.
Rij niet met te hoge snelheden door bochten. Door het relatief hoge zwaartepunt bestaat bij hoge rijsnelheden de kans dat de machine omslaat in een bocht.
9
3
C
B
A
D
4 AFSTELLEN VAN DE MACHINE
4.1 Omstellen naar werkstand
Let er op dat niemand zich in de omgeving van de machine bevindt als deze van transport- naar werkstand wordt gebracht.
- Breng de machine als volgt in de werkstand:
• Bekrachtig de hefcilinders van de rotoren, zodat de spanning van de vergrendeling wordt gehaald.
• Ontgrendel de rotoren door de schuifcilinder helemaal uit te sturen (fig. 4: A).
• Klap de rotoren neer door de hefcilinders van de rotoren te laten zakken (B).
• Breng de machine op de gewenste werkbreedte door de schuifcilinder in te trekken (C).
- Indien nodig: bevestig de voor transport afgenomen tand­armen weer aan de rotoren en klap de beschermbeugel in de buitenste stand.
4.2 Instellen werkhoogte
- Stel de rotoren met behulp van de hefinrichting horizontaal of iets schuin voorover.
- Stel de juiste werkhoogte in door middel van de spindel­verstelling (fig. 5). De tanden dienen de grond net te raken. De spindelverstelling laat zich gemakkelijker bedienen wanneer de machine iets wordt geheven.
Indien met de spindelverstelling niet de benodigde hoogte kan worden verkregen, kunnen de wielen op 4 posities in hoogte worden versteld.
- Stel de juiste werkhoogte in door de wielen op de juiste positie te plaatsen (fig. 5A).
Het eindstuk dient met minimaal 6 cilinderkopschroeven te worden vastgezet teneinde een stevige verbinding te garan­deren.
10
4
5
C
B
A
min. 6!
A
!
5 WERKEN MET DE HIBISCUS
®
Overtuig u ervan dat er zich niemand in de omgeving van de machine bevindt als de koppelingsas wordt inge- schakeld.
Laat tijdens het werk niemand toe binnen een straal van 25 m van de machine.
Stop de trekkermotor voordat u de trekkercabine verlaat.
5.1 Algemene aanwijzingen
- Schakel de aftakas in bij een zo laag mogelijk motor­toerental.
- Verhoog het motortoerental.
- Ga met de machine rijden. Rij nooit met een machine door het gewas als de rotoren stilstaan. Dit kan schade aan tanden en tandarmen tot gevolg hebben.
Voor het keren op de kopakker kunnen de rotoren iets worden geheven, zodat de tanden vrij van de grond komen. Bekrachtig hiertoe de hefcilinder van de rotoren.
De machine kan worden ingezet voor het maken van zwaden (fig. 6) en voor zwadverleggen (fig. 7).
11
6
7
!
5.2 Rijsnelheid en aftakastoerental
Kies een rijsnelheid en aftakastoerental (450-500 omw/min, max. 540 omw/min) waarbij een goede, schone wiers wordt gemaakt.
Bij een te hoog toerental van de rotor kan het voorkomen dat het gewas te laat door de tanden wordt losgelaten, waardoor plukken gewas willekeurig achter de machine worden ge­worpen. Verlaag in dat geval het aftakastoerental.
Verlaag de rijsnelheid wanneer de slipkoppeling door over­belasting in werking treedt.
6 AFKOPPELEN VAN DE TREKKER
De machine kan in zowel de werkstand als de transportstand worden afgekoppeld.
- Zet de steunpoot in de onderste stand.
- Laat de hefinrichting zakken tot de steunpoot op de grond rust.
- Zet de trekkermotor af.
- Neem de koppelingsas los van de trekkeraftakas.
- Leg de koppelingsas op de haak.
- Neem de druk weg van het hydraulisch systeem en ontkoppel de hydraulische slangen. Hang de insteeknippels aan de houder (fig. 8).
- Trek de stekker van de verlichting uit de stekkerdoos van de trekker.
- Ontkoppel de hefarmen van de machine.
12
!
8
7 ONDERHOUD
Een goed onderhoud van de machine is noodzakelijk om deze betrouwbaar en veilig in gebruik te houden.
7.1 Onderhoud na gebruik
- Maak de machine grondig schoon.
- Controleer de tanden en tandarmen op vastzitten en beschadigingen.
- Smeer de machine in met een roestwerend middel. Let daarbij speciaal op de tanden. Gladde, roestvrije tanden bevorderen een goede doorvoer van het gewas.
7.2 Smering
- Smeer de koppelingsas iedere 8 werkuren door bij de smeernippels op de kruisstukjes, de slipkoppeling en de beschermbuizen (fig. 9).
- Vet de profielbuizen van de koppelingsas iedere 8 werk­uren in.
- Smeer iedere 8 werkuren de tandwielen in de tandwielkast boven de rotor (fig. 10: A). Verdraai de rotor daarbij steeds een stukje, zodat het vet goed verdeeld wordt over de tandwielen.
- Smeer de draaipunten (B) van het wielstel iedere 40 werkuren door.
- Smeer de spindel regelmatig in met MOLYKOTE BR2 Plus (C).
13
9
8h
8h
10
8h
40 h
A
B
C
- Smeer de scharnierpunten (A, fig. 11) van de draagarmen van de rotoren iedere 40 werkuren door.
- Smeer de scharnierpunten van de hefcilinders (B) iedere 40 werkuren door.
- Smeer de scharnierpunten van de schuifcilinder (C) iedere 40 werkuren door.
- Smeer de kruisstukjes (D) in de kast aan het eind van de draagarmen van de rotoren iedere 40 werkuren door.
- Smeer de draaipunten van de automatische besturing (E) iedere 40 werkuren door.
- Smeer het draaipunt van de trekboom (F) jaarlijks met vet.
14
11
B, 40h
C, 40h
D, 8h
E, 40h
E, 40h
F
A, 40h
7.3 Periodiek onderhoud
Het periodiek onderhoud moet worden uitgevoerd:
• bij aanvang van het seizoen;
• als de machine voor langere tijd buiten gebruik wordt
gesteld;
• tijdens het seizoen als de machine zeer intensief wordt
gebruikt.
- Smeer de machine op alle punten die worden aangegeven in
§7.2 - “Smering”.
- Smeer de drukstiften van de gaffelvergrendeling van de koppelingsas in met vet.
- Controleer of de koppelingsassen gemakkelijk in- en uit­schuifbaar zijn. Een beschadigde koppelingsas kan overmatige slijtage aan de machine en trekker veroorzaken.
- Controleer de bandenspanning (fig. 12).
- Controleer of alle bouten en moeren goed vastzitten. Zet loszittende bouten/moeren vast met een aanhaal­moment als vermeld in onderstaande tabel.
M6 M8 M10 M12 M14 M16 M20 M24
Nm
kgm101.0252.5505.0858.5
135
13.5
215
21.5
410
41.0
710
71.0
- Controleer de machine op beschadigingen en gebreken.
- Controleer regelmatig het oliepeil in de rotorkast. Plaats daarvoor de machine horizontaal. Het olieniveau dient juist tot aan de rand van het gat voor de controleplug te staan. (Bijvullen / verversen: zie § 7.4.)
15
12
300 kPa (3 bar)
190 kPa (1,90 bar)
- Controleer of alle waarschuwingsstickers onbeschadigd op de machine aanwezig zijn (fig. 13).
A
(bestelnummer 9.1170.0408.0) -2x-
B
(bestelnummer 9.1170.0407.6) -2x-
C
(bestelnummer 9.1170.0437.1) -2x-
D
(bestelnummer 16.61.175) -1x-
E
(bestelnummer 9.1170.0125.4) -2x-
7.4 Olie/vet verversen
- Ververs de olie van de tandwielkast (fig. 14) bij een nieuwe machine (of na montage van een nieuwe tandwielkast) de eerste keer na ca. 20 werkuren en daarna iedere 400 werkuren. Klap daarvoor de machine uit. (Inhoud 0,5 liter transmissie-olie; GX85W140)
Ververs de olie van de rotorkast bij een nieuwe machine (of na montage van een nieuwe rotorkast) de eerste keer na ca. 20 werkuren en daarna iedere 400 werkuren of eens per jaar. Ververs de olie vaker als onder zware omstandigheden wordt gewerkt.
- Klap de machine uit.
- Plaats een opvangbak onder de rotorkast.
- Draai de aftapplug uit de rotorkast (fig. 15) en laat de olie in de opvangbak lopen.
- Vul de rotorkast met 6,0 liter olie die voldoet aan de specificatie: GX 85W140. Uitsluitend bijvullen / verversen met olie die aan deze specificatie voldoet. Het olieniveau dient juist tot aan de rand van het gat voor de controleplug te staan.
16
13
A B
C D
E
A
B
C
D
E
14
15
7.5 Voor- / achteroverstelling van de
rotoren
In voorkomende gevallen kan het wenselijk zijn de rotoren iets voor- of achterover te stellen, bijv. als gevolg van verschillen tussen de linker en de rechter rotor. Voer hiertoe de volgende handelingen uit:
- Draai de vergrendelbouten van de stelring los (fig. 16, A).
- Verdraai de stelring B, door de excentrische as wordt de rotor iets versteld.
- Borg de stelring weer door de vergrendelbouten A te mon­teren.
Voor een groter effect kan ook de stelring aan de andere kant van de draagbalk worden versteld.
7.6 Bijstellen spoorvolging
Door het gebruik van de machine kunnen afwijkingen ontstaan aan het spoorvolgend systeem van de machine. Deze afwijkingen kunnen als volgt bijgesteld worden:
- Verwijder de spanstift A (fig. 17) uit pen B.
- Draai de borgmoer C los.
- Schuif het kogelscharnier D van de pen B.
- Verdraai het kogelscharnier D enkele slagen om de afwij­king bij te stellen.
- Borg het kogelscharnier D met de borgmoer C.
- Schuif het kogelscharnier D weer op pen B.
- Sla spanstift A weer in pen B.
17
16
17
A
B
C
D
A
B
A TECHNISCHE GEGEVENS
Alle gegevens zijn vrijblijvend en kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
18
HIBISCUS
®
735 Vario
Werkbreedte 6,50 - 7,50 m Transportbreedte 2,70 m Transporthoogte 3,30 - 3,90 m Transportlengte 6,00 m Rotordiameter 3,20 m Aantal tanden 2 x 44 dubbele tanden Aantal tandarmen 2 x 11 Aftakastoerental 350 - 475 omw/min, max. 540 omw/min Rijsnelheid max. 12,5 km/u Aankoppeling categorie II Hydraulische aansluitingen 1 dubbelwerkend ventiel
1 enkelwerkend ventiel met zweefstand
maximum werkdruk 17,5 Mpa (175 bar) Beveiliging K 32 B-slipkoppeling per rotor Olie tandwielkasten
rotorkasten
Inhoud 2 x 0,5 liter Inhoud 2 x 6,0 liter
GX 85W140 Verversen iedere 400 werkuren eerste verversing na ca. 20 uur
Bandenmaat loopwielen
tandemstel rotoren
10,0/75 - 15,3
16/6,5 - 8
Benodigd vermogen 38 kW
(52pk)
Bijlage A
OPERATOR’S MANUAL
HIBISCUS 735 Vario
Bhe015-b.chp
HIBISCUS
®
is a registered trademark. The right of exclusive use belongs to the companies of the Lely
organisation.
©2000. All rights reserved. Nothing of this publication may be reproduced and/or published by printing, photocopying, microfilm or any other way without the prior written permission of LELY INDUSTRIES N.V..
TABLE OF CONTENTS .................................................................................................page
PREFACE ..........................................................................................................................23
WARRANTY CONDITIONS.............................................................................................23
TYPE- AND SERIAL NUMBER OF YOUR MACHINE .................................................23
SAFETY INSTRUCTIONS...............................................................................................24
EXPLANATION OF SAFETY DECALS ON THE MACHINE........................................25
1 INTRODUCTION .........................................................................................................26
2 MOUNTING BEHIND THE TRACTOR......................................................................26
3 TRANSPORT ...............................................................................................................27
4 MACHINE ADJUSTMENTS........................................................................................28
4.1 Conversion to the working position................................................................28
4.2 Working height adjustment ..............................................................................28
5 OPERATING THE HIBISCUS
®
...................................................................................29
5.1 General directions.............................................................................................29
5.2 Forward speed and PTO speed ......................................................................30
6 DISMOUNTING FROM THE TRACTO R...................................................................30
7 MAINTENANCE ...........................................................................................................31
7.1 Maintenance after operations..........................................................................31
7.2 Lubrication .........................................................................................................31
7.3 Intermittent maintenance.................................................................................33
7.4 Change of oil/grease ........................................................................................34
7.5 Forward / backward inclination of the rotors.................................................35
7.6 Adjustment of track following..........................................................................35
Supplement:
A TECHNICAL DETAILS................................................................................................36
21
Loading...
+ 52 hidden pages