KONICA MINOLTA MAXXUM 70 User Manual [nl]

GEBRUIKSAANWIJZING
NL
2 VOOR CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
VOOR CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
Voor correct en veilig gebruik is het belangrijk dat u onderstaande informatie doorleest en begrijpt, voordat u de camera in gebruik neemt.
Door onjuist gebruik kunnen batterijen heet worden, corrosieve vloei­stoffen lekken of zelfs exploderen, wat tot schade of verwondingen zou kunnen leiden. Neem daarom onderstaande waarschuwingen in acht.
• Gebruik uitsluitende de in deze gebruiksaanwijzing aangegeven batterijen.
• Plaats de batterijen niet verkeerdom (+/- pool aan de verkeerde kant).
• Gebruik geen batterijen die slijtageplekken vertonen of die beschadigd zijn.
• Laat batterijen niet in aanraking komen met vuur, hoge temperaturen, water of vocht.
• Probeer nooit om batterijen kort te sluiten of te demonteren.
• Sla batterijen niet op in de buurt van of in metalen voorwerpen.
• Gebruik geen batterijen van verschillende merken, soort of ouderdom door elkaar.
• Gebruik geen lekkende batterijen. Komt er batterijvloeistof in uw oog, spoel het dan onmiddellijk uit met veel water en neem contact op met een arts. Komt er vloeistof op uw huid of in uw kleding, was die dan zorgvuldig af met water.
• Plak de contacten van batterijen af om kortsluiting te voorkomen wanneer u de batterijen afdankt. Gooi ze niet achteloos weg, maar lever ze in bij uw handelaar of bij de Gemeente.
• Demonteer de camera nooit zelf. U zou een elektrische schok kunnen krijgen wanneer een hoog-voltagecircuit in de camera wordt aan­geraakt. Moet de camera worden gerepareerd, neem dan contact op met de Technische Dienst van Konica Minolta.
WAARSCHUWING
3
• Verwijder onmiddellijk de batterijen en stop met het gebruik van de camera wanneer deze is gevallen of beschadigd, waarbij het interieur zichtbaar is (met name het flitsergedeelte). De flitser heeft een hoog­voltagecircuit dat elektrische schokken en verwondingen kan veroor­zaken. Gebruik van een beschadigd product of een onderdeel kan letsel veroorzaken.
• Houd batterijen en andere kleine onderdelen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik van kinderen. Raadpleeg onmiddellijk een arts wanneer een voorwerp is ingeslikt.
• Berg de camera op buiten het bereik van kinderen. Wees voorzichtig als u de camera gebruikt in de buurt van kinderen.
• Flits nooit iemand recht in de ogen, dat kan schadelijk zijn.
• Maak geen flitsopnamen van bestuurders van voertuigen, dat kan verblinding veroorzaken, wat kan leiden tot ongelukken.
• Kijk niet door de zoeker of het objectief naar de zon of een andere sterke lichtbron. Dit kan oogletsel of blindheid tot gevolg hebben.
• Stel de camera niet bloot aan vocht en gebruik hem niet met natte handen. Wanneer er onverhoopt vocht in de camera komt, verwijder dan onmiddellijk de batterijen en gebruik de camera niet verder. Het gebruik van een vochtige camera kan schade of verwondingen veroorzaken door verhitting of elektrische schokken.
• Gebruik de camera niet in de buurt van ontvlambare stoffen zoals gassen of vloeistoffen als benzine, wasbenzine of verfverdunner. Gebruik geen ontvlambare stoffen zoals alcohol, benzine of verfverdunner om de camera te reinigen. Het gebruik van ontvlambare reinigingsmiddelen kan brand of een explosie veroorzaken.
• Wordt de camera heet of geeft hij een vreemde geur of rook af, stop dan het gebruik. Verwijder onmiddellijk de batterijen en pas op dat u zich hierbij niet brandt. Gebruik van een defect of beschadigd product kan letsel veroorzaken.
• Neem contact op met de Technische Dienst van Konica Minolta wanneer reparatie noodzakelijk is.
WAARSCHUWING
4 VOOR CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
• Richt de camera niet rechtstreeks op de zon. Wanneer het zonlicht op een brandbaar onderdeel valt, kan er brand ontstaan. Plaats de lensdop wanneer de camera niet wordt gebruikt.
• Gebruik en bewaar de camera niet in een vochtige of hete omgeving zoals het handschoenenvakje of de kofferbak van de auto. Dit kan schade aan de camera of de batterijen veroorzaken, wat kan resulteren in brandwonden of ander letsel door hitte, brand, explosie of lekkende batterijvloeistoffen.
• Stop het gebruik van de camera wanneer de batterijen lekken.
• Flits niet wanneer de camera rechtstreeks in contact is met mensen of voorwerpen. De flitser geeft een grote hoeveelheid energie af, die brandwonden en -plekken kan veroorzaken.
• Oefen geen druk uit op het datascherm (LCD). Een beschadigd scherm kan verwondingen veroorzaken en de vloeistof van het scherm kan brandwonden tot gevolg hebben. Wanneer de vloeistof van het scherm in aanraking met de huid komt, was dan het gebied goed schoon met water. Komt er vloeistof in de ogen, spoeI dan direct de ogen uit met veel water en raadpleeg een arts.
LET OP
!
Konica Minolta is een handelsnaam van Konica Minolta Holdings, Inc. Dynax en Maxxum zijn handelsnamen van Konica Minolta Camera, Inc.
5
INHOUD
Gefeliciteerd met de aanschaf van deze camera. Neem even rustig de tijd om deze gebruiksaanwijzing te bestuderen, dan zult u meer plezier van uw camera hebben.
Benaming van de onderdelen ......................................................................8
Datascherm (LCD).........................................................................10
Zoeker ..........................................................................................11
Voorbereidingen.........................................................................................12
Bevestigen van de draagriem........................................................12
Bevestigen van het objectief .........................................................13
Afnemen van het objectief.............................................................13
Plaatsen van de batterijen.............................................................14
Indicatie batterijconditie.................................................................15
Inzetten van een film .....................................................................16
Dioptrie-aanpassing.......................................................................17
Datum en tijd instellen - Date-model.............................................18
Batterij vervangen - Date-model....................................................19
Basishandelingen.......................................................................................20
De camera aanzetten ....................................................................20
Vasthouden van de camera...........................................................20
Opnamen maken...........................................................................21
Scherpstelindicaties.......................................................................22
Bijzondere scherpstelsituaties.......................................................22
Scherpstelvergrendeling................................................................23
Flitsfuncties....................................................................................24
Flitsindicaties .................................................................................25
Flitsbereik ......................................................................................25
Onderwerpprogramma’s................................................................26
Film terugspoelen..........................................................................28
Handmatige start film terugspoelen...............................................29
Beknopte cursus fotografie ........................................................................30
Wat is een diafragma? Wat is een LW? ........................................31
Geavanceerde functies ..............................................................................32
Instelwiel........................................................................................32
Volautomatisch programma...........................................................33
Programmabelichting - P...............................................................34
Diafragmavoorkeuze - A................................................................35
Sluitertijdvoorkeuze - S .................................................................36
Wat doet de sluitertijd?..................................................................37
Wat betekent het f-getal? ..............................................................37
Handmatige belichting - M.............................................................38
6 INHOUD
Lichtmeting bij handmatige belichting ...........................................39
Tijdopnamen (B-stand)..................................................................40
Bevestigen van de oculairafsluiter.................................................41
Optionele zoekeraccessoires ........................................................41
Belichtingscorrectie .......................................................................42
Scherptedieptecontrole..................................................................43
AE lock-toets .................................................................................44
Lange-sluitertijdensynchronisatie ..................................................45
AF-toets .........................................................................................46
Handmatig scherpstellen - MF ......................................................48
Functiewiel.....................................................................................49
Geluidssignalen .............................................................................49
Transportstanden...........................................................................50
Continu-transport (opmerkingen)...................................................51
Zelfontspanner (opmerkingen) ......................................................51
Afstandbediening (opmerkingen)...................................................52
Meervoudige belichting..................................................................53
Belichtingstrapje ............................................................................54
AF-standen ....................................................................................56
Handmatige ISO-instelling.............................................................57
Lichtmeetsysteem..........................................................................58
Rode-ogenreductie ........................................................................59
Draadloos flitsen............................................................................60
Draadloos flitsen (opmerkingen) ...................................................62
Datumprint - Date-model ...............................................................63
Persoonlijke Instellingen (Cust).....................................................64
Cust 1 - AF- / ontspanprioriteit..........................................66
Cust 2 - Film terugspoelen ...............................................66
Cust 3 - Filmaanloopstrook...............................................66
Cust 4 - DX-geheugen......................................................67
Cust 5 - Ontspannen zonder film......................................67
Cust 6 - Scherpstelvergrendeling .....................................67
Cust 7 - Programmabeïnvloeding.....................................68
Cust 8 - AF-toets...............................................................69
Cust 9 - AEL-toets ............................................................70
Cust 10 - AF-hulplicht.......................................................70
Cust 11 - Flitslichtmeting ..................................................71
Cust 12 - Aanduiding actieve AF-veld ..............................72
Cust 13 - Ontspannen zonder objectief............................72
Cust 14 - Ontspannen met geopende achterwand ..........72
Cust 15 - Datumweergave (Date-model)..........................73
Persoonlijke Instellingen terug naar de basisstand.......................73
7
Accessoires (opmerkingen)........................................................................74
Objectieven (opmerkingen) ...........................................................74
Externe flitsers (opmerkingen) ......................................................76
Flitsen met korte sluitertijden (High Speed Sync. / HSS) .............77
Draadloze flitscontroller IR-1N ......................................................77
Problemen & oplossingen ..........................................................................78
Onderhoud en opbergen............................................................................80
Werkomstandigheden....................................................................80
Opbergen.......................................................................................80
Reinigen ........................................................................................81
Vóór belangrijke gebeurtenissen...................................................81
Vragen en Service.........................................................................81
Technische specificaties.............................................................................82
This device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the follow-
ing two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation. Changes or modifications not approved by the party responsible for compliance could void the user's authority to operate the equipment. This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B digital device, pur­suant to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to provide reasonable pro­tection against harmful interference in a residential installation. This equipment gener­ates, uses and can radiate radio frequency energy and, if not installed and used in accordance with the instructions, may cause harmful interference to radio communica­tions. However, there is no guarantee that interference will not occur in a particular installation. If this equipment does cause harmful interference to radio or television reception, which can be determined by turning the equipment off and on, the user is encouraged to try to correct the interference by one or more of the following measures:
• Reorient or relocate the receiving antenna.
• Increase the separation between the equipment and the receiver.
• Connect the equipment to an outlet on a circuit different from that to which the receiv­er is connected.
• Consult the dealer or an experienced radio/TV technician for help.
This Class B digital apparatus complies with Canadian ICES-003.
Dit symbool aan de onderzijde van de camera geeft aan dat deze voldoet aan de eisen van de EU (Europese Unie) betreffende de regulatie van apparatuur die interferentie kan veroorzaken. CE betekent Conformité Européenne (Europese Conformiteit).
8 BENAMING VAN DE ONDERDELEN
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
* Deze camera is een geavanceerd optisch instrument. Zorg ervoor dat de met een * aangeduide onderdelen schoon zijn. Raadpleeg de informatie over onderhoud en opbergen op bladzijde 80.
Ontspanknop (blz. 21)
Functietoets Functiewiel (blz. 49)
Objectiefontgrendeling (blz. 13)
Flitsfunctietoets (blz. 24)
LED voor zelfontspanner / afstandbediening (blz. 51, 52)
Instelwiel
Objectiefcontacten *
Draagriemoog (blz. 12)
Objectiefvatting
Spiegel *
Het deksel van de batterijruimte (blz. 14) en de statiefaansluiting bevinden zich aan de onderzijde van de camera.
Flitser * (blz. 24)
Belichtingscorrectietoets
(blz. 42)
Scherptedieptecontroletoets (blz. 43)
9
Accessoireschoentje
Oogschelp
Scherpstelkeuzetoets (blz. 48)
Starttoets film terugspoelen
(blz. 29)
Achterwandontgrendeling
(blz. 16)
AE lock-toets (blz. 44)
AF-toets (blz. 46)
Zoekeroculair *
Datascherm (LCD)
Keuzewiel / Hoofdschakelaar (blz. 32, 20)
Filmcassettevenster
Draagriemoog (blz. 12)
Schuifje dioptrie-aanpassing (blz. 17)
Schuif de bijgeleverde oogschelp terug over het zoekeroculair
10 BENAMING VAN DE ONDERDELEN
DATASCHERM (LCD)
1. Onderwerpprogramma’s (blz. 26)
4. Handmatige scherpstelling (blz. 48)
2. Belichtingscorrectie (blz. 42)
3. Diafragma
5. Lichtmeetsysteem (blz. 58)
6. Batterijconditie (blz. 15)
7. Draadloze afstandbediening (blz. 50, 52)
8. Beeldenteller
9. Filmtransport
10. Filmcassette
11. Direct handmatig scherpstellen -DMF- (blz. 56)
12. AF-functie (blz. 56)
13. Draadloos flitsen (blz. 60)
14. Rode-ogenreductie (blz. 59)
15. Flitsfunctie (blz. 24)
16. Flitsen met korte sluitertijden (blz. 77)
17. Zelfontspanner (blz. 51)
18. Datumprintfunctie (blz. 63) (Date-model)
19. Enkelbeeld- / Continutransport (blz. 50)
20. Sluitertijd
21. Meervoudige belichting (blz. 53)
22. Belichtingstrapje (blz. 54)
11
ZOEKER
1. Flitsfunctie (blz. 25)
Breed AF-veld
Spotmeetveld (blz. 58)
Spot AF-veld (blz. 46)
Perifere AF­velden (blz. 46)
2. Flitsen met korte sluitertijden (blz. 77)
3. Draadloos flitsen (blz. 60)
4. Handmatige scherpstelling (blz. 48)
5. Belichtingsgeheugen (blz. 44)
6. Scherpstelsignaal (blz. 22)
7. Sluitertijd
8. Belichtingscorrectie (blz. 42)
9. Diafragma
10. Lichtmeetsysteem (blz. 58)
11. Lichtwaardenschaal -EV- (blz. 39, 45) Het spot AF-veld en de perifere AF-velden lichten kort op bij
voltooide scherpstelling, om aan te geven op welk veld de scherpstelling heeft plaatsgevonden.
Voer het uiteinde van de draagriem vanaf de onder­zijde door het draagriemoog van de camera en vervolgens weer door het geleideblokje (1). Bevestig de draagriem zo dat het uiteinde naar de camera is gericht.
Voer het uiteinde van de draagriem door de binnen­zijde van de gesp en trek hem strak (2). Houd wat ruimte in de draagriem ter hoogte van de gesp om hem gemakkelijk door de gesp te kunnen voeren.
Schuif het geleideblokje naar het riemoog om de draagriem stevig te bevestigen (3). Herhaal deze handelingen voor het andere uiteinde van de draagriem
12 VOORBEREIDINGEN
VOORBEREIDINGEN
DE DRAAGRIEM BEVESTIGEN
Voer het uiteinde van de draagriem door het geleideblokje, vanaf de zijde met de nokjes.
123
13
Breng de richtstip van het objectief op één lijn met de index op het camerahuis (1). Plaats het objectief voorzichtig in de vatting en draai het rechtsom tot het vastklikt. Plaats het objectief niet schuin onder een hoek. Als het objectief niet past, controleer dan of het goed is uitgelijnd ten opzichte van de camera. Forceer
Druk de ontgrendelknop helemaal in (1) en draai het objectief linksom tot het niet verder draait. Neem het objectief voorzicht van de camera.
Plaats de doppen op het objectief en het camerahuis of bevestig een ander objectief op de camera.
Bij deze camera kunt u gebruik ma­ken van verwisselbare objectieven. Zie bladzijde 74 voor geschikte objectieven. Raak nooit de binnen­zijde van de camera aan. Dat geldt met name voor de objectiefcontacten en de spiegel. Verwijder de bodydop en de achter­lensdop. De pijlpunt van de achter­lensdop moet hierbij op één lijn staan met de richtstip van het objectief.
BEVESTIGEN VAN EEN OBJECTIEF
EEN OBJECTIEF AFNEMEN
1
1
14 VOORBEREIDINGEN
Schuif de ontgrendeling van de batte­rijruimte in de aangegeven richting en open het klepje. De camera neer­zetten met het klepje open kan tot beschadiging daarvan leiden.
Plaats de batterijen volgens het schema naast het klepje. Let op de juiste positie van de polen (+ en -) van de batterijen.
Deze camera gebruikt twee stuks 3 Volt CR2 lithiumbatterijen. Raadpleeg bladzijde 2 van deze gebruiksaanwijzing voor veilig en juist gebruik van batterijen alvorens deze te plaatsen. Wanneer u de batterijen vervangt, let er dan op dat de camera uit staat.
PLAATSEN VAN DE BATTERIJEN
Wanneer de camera wordt aangezet, knippert de datum in het LCD, totdat de tijd en de datum zijn ingesteld. Raadpleeg bladzijde 18 om tijd en datum in te stellen.
Datum en tijd worden gevoed door de camerabatterijen. Wanneer de batterijen worden verwijderd, worden tijd en datum op hun beginwaarden gezet en is de datumprintfunctie uitgeschakeld. Raadpleeg bladzijde 19
om de tijd en datum vast te houden bij het verwisselen van de batterijen.
Date-model
Duw het klepje dicht totdat het vastklikt.
15
INDICATIE BATTERIJCONDITIE
Indicatie batterij vol - er is vol­doende vermogen voor alle camerafuncties.
Batterijspanning laag - het symbool knippert. Alle camerafuncties werken nog, maar de batterijen moeten spoedig worden vervangen. Het opladen van de flitser duurt vrij lang.
Batterijspanning te laag - symbool knippert en er verschijnen geen andere indicaties op het LCD. Er is onvoldoende vermogen om de camera te laten werken. De sluiter blokkeert. Vervang onmiddellijk de batterijen.
Het kan een enkele keer voorkomen dat de indicatie ´batterijspanning laag´ ten onrechte oplicht, ook wanneer er voldoende vermogen beschikbaar is voor een juiste werking van de camera. Zet in dat geval de camera een paar keer uit en weer aan om dit te laten verdwijnen.
De camera heeft een indicator die de batterijconditie aangeeft. Wanneer de camera aan staat, verschijnt de indicatie op het LCD. Wanneer het LCD niets aangeeft, zijn de batterijen moge­lijk uitgeput of verkeerd geplaatst.
Schuif de ontgrendeling van de ach­terwand omlaag om de camera te openen.
Raak het sluitergordijn noch met uw vingers, noch met de film aan. De sluiter is een kwetsbaar precisie­mechaniek.
Het inzetten en uitnemen van een film moet altijd bij getemperd licht plaatsvinden om sluier te voorkomen. De camera stelt automatisch de juiste filmgevoeligheid (ISO) in bij gebruik van DX-gecodeerde film. Bij gebruik van niet-gecodeerde film kiest de camera de gevoeligheid van de vorige film. Raadpleeg bladzijde 57 om de gevoeligheid handmatig in te stellen.
INZETTEN VAN EEN FILM
Houd de filmcassette vast en leg de film volkomen vlak in het filmkanaal.
Plaats de filmcassette in de daarvoor bestemde ruimte. Leg de film tussen de filmgeleiders en trek de aanloopstrook tot bij het merkteken (1). Wanneer de film te ver uit de cassette steekt, tot voorbij het merkteken, spoel hem dan handmatig een stukje terug.
VOORBEREIDINGEN16
1
17
Sluit de achterwand. De camera spoelt de film automatisch door naar de eerste opname. Zorg er bij het sluiten voor dat de draagriem niet bekneld raakt.
Wanneer de film op de juiste wijze is ingezet, verschijnt het getal 1 in de beeldenteller. De filmgevoeligheid (ISO-waarde) wordt gedurende 5 seconden in het LCD getoond.
Wanneer de film niet op de juiste wijze is ingezet, knippert het getal 0 in de beeldenteller. Plaats de film opnieuw.
Gebruik geen Polaroid Direct-klaar-film; er kunnen transportproblemen optreden. Infraroodfilm kan niet in deze camera worden gebruikt. De filmsensor van de beel­denteller zal sluier veroorzaken. Er kunnen maximaal 40 opnamen worden gemaakt. Bij gebruik van 72-opnamenfilm,
spoelt de camera de film automatisch terug na de 40e opname.
Camera-notities
DIOPTRIE-AANPASSING
Het zoekeroculair heeft een dioptrie-aanpassing. Hij kan worden ingesteld tussen –2.0 en +1.0 D.
Schuif de oogschelp voorzichtig aan bei­de zijden tegelijk omhoog in de geleide­rails aan weerszijden van het oculair.
Kijk in de zoeker en schuif de dioptrie­aanpassing heen en weer totdat het AF­veld het scherpst zichtbaar is. Schuif de oogschelp weer op zijn plaats.
Schuifje dioptrie-aanpassing
18 VOORBEREIDINGEN
DATUM EN TIJD INSTELLEN - DATE-MODEL
Zet het functiewiel in de stand ‘SEL’. De datum verschijnt in het LCD. De datumweergave is jaar, maand, dag. Om een andere volgorde te kiezen, raadpleegt u bladzijde 64.
Datum en tijd moeten worden ingesteld om de datumprintfunctie te kunnen gebruiken. De datum knippert in het LCD wanneer de camera wordt aangezet, zonder dat datum en tijd zijn ingesteld of wanneer de informatie verloren is gegaan als gevolg van uitgeputte batterijen.
1
Draai aan het instelwiel (1) om het datum- en tijdregister te kiezen; het gekozen register knippert.
2
3
Druk op de functietoets (2) en houd hem ingedrukt. Draai nu aan het instelwiel (3) om de instelling te ver­anderen. De camera gebruikt een 24-uurssysteem, dus 2 uur ‘s mid­dags is 14 uur. De datum loopt automatisch van 2003 tot 2039.
Ga door totdat datum en tijd correct zijn ingesteld. Zet het functie­wiel op elke willekeurige stand, behalve ‘DATE’, ‘SEL’ of ‘CUST’, om de normale LCD-weergave te zien. Raadpleeg bladzijde 63 om de datumprintfunctie te gebruiken.
datum tijd
19
Zet de camera aan en weer uit met het instelwiel. De camera slaat de huidige datum en tijd op in een geheugenregister, telkens wanneer de camera wordt aan- en uitgezet.
Vervang de batterijen zoals beschreven op bladzijde 14. Zet de camera aan. Wanneer de normale LCD-weergave verschijnt, staan datum en tijd nog op de juiste waarde.
BATTERIJEN VERVANGEN - DATE-MODEL
Knippert de datum in het LCD wanneer de camera wordt aangezet, dan zijn de datum en de tijd niet opgeslagen en moeten ze opnieuw worden ingesteld, zoals beschreven op de vorige bladzijde.
Wanneer de batterijen zijn verwijderd, stopt de ingebouwde klok. De volgende handeling zorgt ervoor dat de huidige tijd en datum worden opgeslagen in het geheugen tijdens het vervangen van de batterijen.
20 BASISHANDELINGEN
BASISHANDELINGEN
In dit hoofdstuk worden de elementaire functies van de camera behandeld. Zorg dat u eerst goed bekend bent met de camera­werking, voordat u verder gaat.
Neem de camera stevig in uw rechter hand en ondersteun het objectief met de linker. Druk uw ellebogen in uw zijde en plaats uw voeten schouder­breed uit elkaar om de camera zo stabiel mogelijk te houden. Doe de draagriem om uw nek of pols om te voorkomen dat u de camera per ongeluk laat vallen.
DE CAMERA VASTHOUDEN
Het gebruik van een statief wordt aanbevolen voor het fotograferen in ongunstige lichtomstandigheden of bij het gebruik van een teleobjectief. Heeft u geen statief bij de hand, leun dan tegen een muur of plaats uw ellebogen op een stevige ondergrond om de camera stabiel te houden.
DE CAMERA AANZETTEN
1
Draai het keuzewiel (1) naar de gewenste opna­mestand om de camera aan te zetten. Dit hoofdstuk gaat er van uit dat u de volautoma­tische programmabelichting hebt gekozen - de letter P in een rechthoek. Met de volautomatische programmabelichting maakt u eenvoudig opna­men. Voor meer uitleg over deze en andere functies, raadpleegt u bladzijde 32.
21
OPNAMEN MAKEN
1
2
Zorg ervoor dat het onderwerp zich binnen het brede AF-veld bevindt. Bij gebruik van een zoomobjectief draait u aan de zoomring om het onderwerp uit te kaderen.
Druk de ontspanknop half in om het AF- en het lichtmeetsysteem te activeren (1). Het scherpstelsignaal in de zoeker (blz. 22) licht op ter bevestiging dat de scherpstelling is voltooid en het spot AF-veld of een van de perifere AF-velden licht kort op om aan te geven waarop is scherpgesteld. Wanneer het scherpstelsignaal knippert, probeert u opnieuw scherp te stellen door de hierboven beschreven handelingen te herhalen.
Wanneer de flitser nodig is voor een juist belichte opname, klapt hij automatisch uit en het flitssignaal verschijnt in de zoeker (blz. 25). Onder ongunstige lichtomstan­digheden werkt de flitser als AF-hulplicht (blz. 70).
De sluitertijd en het diafragma die worden gebruikt voor de opname, worden verschijnen in de zoeker en op het LCD.
Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (2). Druk de ont­spanknop rustig in om onscherpe opnamen door cameratrillingen te voorkomen.
Diafragma
Sluitertijd
Scherpstelsignaal
Flitssignaal
22 BASISHANDELINGEN
SCHERPSTELSIGNALEN
SPECIALE SCHERPSTELSITUATIES
Brandt - scherpstelling voltooid.
Het scherpstelsignaal in de zoeker geeft informatie over de werking van het AF-systeem. Het scherpstellen kan bij ongunstige lichtomstandigheden of bij het gebruik van macro- en teleobjectieven wat meer tijd vergen.
Wanneer de camera niet kan scherpstellen, is het onderwerp te dichtbij of er is sprake van een speciale scherpstelsituatie (zie onder). Maak gebruik van de scherpstelvergrendeling (blz. 23) of stel handmatig scherp (blz. 48). AF- of ontspanprioriteit kan worden ingesteld met Persoonlijke Instelling 1 (blz. 64).
Brandt - scherpstelling in orde (Continu-AF - blz. 56).
Bezig met scherpstellen (Continu-AF). Ontspanknop blokkeert.
Knippert - scherpstellen niet mogelijk. Ontspanknop blokkeert.
In de volgende omstandigheden kan de camera moeite hebben met scherpstellen. Gebruik de scherpstelvergendeling of stel handmatig scherp.
1. Het onderwerp in het AF-veld is extreem helder of heeft een zeer laag contrast.
2. Twee onderwerpen op een verschillende afstand overlappen el­kaar binnen het AF-veld.
3. Het onderwerp bevindt dicht bij een zeer helder voorwerp of opper­vlak.
4. Het onderwerp is opgebouwd uit afwisselend heldere en donkere lijnen en beslaat het volledige AF-veld.
1234
23
SCHERPSTELVERGRENDELING
Richt het brede AF-veld op het onder­werp en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te vergrendelen (1).
De scherpstelling is vergrendeld zodra het signaal in de zoeker oplicht. Knippert het signaal, dan kon de camera de juiste scherpstelling niet vinden. Herhaal de procedure.
Met de scherpstelling wordt ook de belichting vergrendeld. Druk nogmaals op de ontspanknop om de vergren­deling te annuleren.
Houd de ontspanknop half ingedrukt en kader het onderwerp opnieuw uit.
Druk de ontspanknop helemaal in (2) om de opname te maken.
Scherpstelvergrendeling is handig wanneer het onderwerp zich buiten het AF­veld bevindt. Scherpstelvergrendeling is tevens bruikbaar wanneer er sprake is van bijzondere scherpstelsituaties (blz. 22). De camera stelt hierbij scherp op een voorwerp dat zich op dezelfde afstand bevindt als het feitelijke onderwerp.
1
Scherpstelsignaal
2
24 BASISHANDELINGEN
FLITSFUNCTIES
De ingebouwde flitser heeft een uitlichtingshoek die groot genoeg is om te gebruiken met objectieven van 28 mm of een langere brandpuntsafstand. Bij gebruik van een kortere brandpuntsafstand treedt afdonkering van de hoeken op. Verwijder de zonnekap om slag­schaduwen te voorkomen, zie blz. 75. De ontspan­knop blokkeert wanneer de flitser aan het opladen is. Klap de flitser omlaag wanneer hij niet wordt gebruikt.
Automatisch flitsen - de flitser klapt automatisch uit wanneer dat nodig is. Alleen beschikbaar bij volautomatische programmabelichting, programmabelichting en onderwerpprogramma’s.
Invulflitsen - de flitser flitst bij elke opname, ongeacht het aanwezige licht. Invulflitsen wordt gebruikt om zware schaduwen die bij fel direct zon- of kunstlicht voorkomen op te helderen.
Flitser uit - de flitser gaat niet af. Wordt toegepast wanneer flitsen niet is toegestaan, wanneer het gebruik van het natuurlijk aanwezige licht gewenst is om de opnamen te maken of wanneer het onderwerp te ver weg is om door de flitser te worden uitgelicht.
Bij gebruik van automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze, met diafragmavoorkeuze of handmatige belichting, staat de flitser uit. Om invulflitsen toe te passen drukt u op de flitsfunctietoets om de flitser te laten opklappen. Voor informatie over het gebruik van een externe flitser, raadpleegt u bladzijde 76.
1
2
Druk de flitsfunctietoets (1) in om de ge­wenste flitsfunctie te kiezen bij volauto­matische programmabelichting, pro­grammabelichting of onderwerppro­gramma’s, en houd hem ingedrukt. Draai aan het instelwiel (2) tot de gewenste functie in het LCD verschijnt.
ISO 400
25
Het flitssignaal in de zoeker geeft de status van de flitser aan.
Wanneer het signaal na de opname niet knippert, bevindt het onderwerp zich mogelijk buiten het bereik van de flitser (zie tabel).
FLITSSIGNALEN
ISO 100
f/4,0 f/5,6
1,0 ~ 4,0 m 1,0 ~ 2,8 m
1,0 ~ 9,0 m 1,0 ~ 8,0 m 1,0 ~ 5,6 m
Het bereik van de ingebouwde flitser is afhankelijk van de filmgevoe­ligheid en het gebruikte diafragma. Het onderwerp dient zich voor een juiste belichting binnen de in de tabel aangeven afstanden te bevinden.
f/3,5 1,0 ~ 4,5 m
FLITSBEREIK
Diafragma
Signaal brandt - flitser is opgeladen en klaar voor gebruik. Signaal knippert - flits was toereikend voor een juiste belichting.
Bij volautomatische programma­belichting, programmabelichting en onderwerpprogramma’s kan desgewenst invulflitsen worden toegepast. Druk hierbij op de flitstoets en houd hem ingedrukt terwijl u de ontspanknop indrukt om de opname te maken. De flit-
ser klapt hierbij automatisch uit.
Camera-notities
1,0 ~ 11,0 mf/2,8 1,0 ~ 5,6 m
26 BASISHANDELINGEN
ONDERWERPPROGRAMMA’S
Onderwerpprogramma’s kiezen automatisch de ide­ale camera-instellingen voor specifieke onderwer­pen of omstandigheden. Er zijn 5 verschillende on­derwerpprogramma’s beschikbaar.
Draai het functiewiel (1) naar de stand onderwerp­programma’s.
Gebruik het instelwiel (2) om het gewenste programma te kiezen; het actieve program­ma wordt in het LCD met een symbool aangegeven.
2
1
Portret - ideaal voor een scherpe opname van een persoon te­gen een onscherpe achtergrond. Een portretfoto ziet er het best uit op de tele-instelling van het objectief. Door de lange brand­puntsafstand worden de grootteverhoudingen niet overdreven weergegeven en door de geringe scherptediepte komt het on­derwerp mooi los van de achtergrond. Gebruik invulflitsen (blz.
24) bij direct zonlicht of tegenlicht om schaduwen op te helderen.
Landschap - ideaal om scherpe landschapopnamen te maken waarbij de sluitertijd kort genoeg is om onscherpte door cameratrillingen te voorkomen. De beste resultaten verkrijgt u met de groothoekinstelling van het zoomobjectief of met een speciaal groothoekobjectief. Zorg voor wat vulling in de voorgrond om meer diepte in de opname te suggereren.
Maakt u een portretopname van iemand in een landschap, gebruik dan invulflitsen (blz. 24) bij sterk direct zonlicht of tegenlicht om de schaduwpartijen op te helderen. Raadpleeg de tabel op bladzijde 25 voor het bereik van de flitser. Het flitslicht heeft geen invloed op het landschap zelf. Het is aan te bevelen een statief te gebruiken.
Niet alle camerafuncties zijn beschikbaar bij het gebruik van de onderwerpprogramma’s.
Loading...
+ 58 hidden pages