Konica DIMAGE A200 User Manual [nl]

Konica Minolta Customer Support:
www.konicaminoltasupport.com
Konica Minolta Photo World:
www.konicaminoltaphotoworld.com
Meld u vandaag nog aan bij Konica Minolta Photo World, geheel gratis,
en wees welkom in de fascinerende wereld van Konica Minolta fotografie.
Registreer nu, bespaar 29,99 EUR,
© 2005 Konica Minolta Photo Imaging, Inc. under the Berne Convention
Printed in Germany 9979 2747 57/12984
and the Universal Copyright Convention.
GEBRUIKSAANWIJZING
Gefeliciteerd met uw aanschaf van deze Konica Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze gebruiksaanwijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw camera maximaal zult benutten. Controleer de paklijst voordat u dit product gaat gebruiken. Ontbreekt er iets, neem dan contact op met uw handelaar.
3
VOORDAT U BEGINT
Konica Minolta is een handelsmerk van Konica Minolta Holdings, Inc. DiMAGE is een handelsmerk van Konica Minolta Camera, Inc. Apple, Macintosh en Mac OS en zijn gedeponeerde handelsmer­ken van Apple Computer Inc. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De officiële naam van Windows is Microsoft Windows Operating System. Pentium is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation. Microdrive is een handelsmerk van Hitachi Global Storage Technologies. QuickTime is een handelsmerk dat onder licentie wordt gebruikt. Adobe is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Alle andere handelsmerken en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun res­pectievelijke eigenaren.
DiMAGE digitale camera Lithium-ion batterij NP-800 Lithium-ion batterijlader BC-900 Draadloze afstandsbediening RC-D1 Camerariem NS-DG8000 Zonnekap DLS-3 Lensdop LF-1349 Afdekkapje accessoireschoen
AV-kabel AVC-500 USB-kabel USB-3 Ulead Videostudio CD-ROM DiMAGE Viewer CD-ROM DiMAGE Viewer gebruiksaanwijzing CD-ROM DiMAGE A200 gebruiksaanwijzing Konica Minolta Internationaal Garantiecertificaat
Dit product is ontworpen om te functioneren met accessoires die door Konica Minolta worden ver­vaardigd en gedistribueerd. Gebruik van accessoires of apparatuur die niet van Konica Minolta afkomstig zijn kan leiden tot tegenvallende prestaties of schade aan het product en de accessoires.
Gebruik uitsluitend de batterij die in deze gebruiksaanwijzing wordt aangegeven en wordt gedistri­bueerd door Konica Minolta. Pas vooral op voor namaak-batterijen; gebruik ervan zal schade aan het product veroorzaken en kan tot brand leiden.
5
Algemene gebruikswaarschuwingen
WAARSCHUWING
Verkeerd gebruik van de batterij van de afstandsbediening kan tot zaak schade of persoonlijk letsel
keiden. Neem de volgende waarschuwingen in acht.
• Gebruik uitsluitend het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven batterijtype.
• Plaats de batterij niet met omgekeerde polariteit (+/-).
• Gebruik geen batterij die beschadigd is.
• Stel de batterij niet bloot aan brand, hoge temperatuur, water of vocht.
• Probeer niet de batterij te herladen, kort te sluiten of uit elkaar te halen.
• Bewaar de batterij niet in of bij metalen producten.
• Plak voordat u een batterij afvoert de contacten af om kortsluiting te voorkomen; volg altijd de plaatselijke voorschriften voor het afvoeren van batterijen op.
• Gebruik uitsluitend het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven type camerabatterij.
• Gebruik uitsluitend de opgegeven lader of netvoedingsadapter binnen het voltagebereik dat op het apparaat staat. Gebruik van een verkeerde adapter of een verkeerd voltage kan leiden tot schade of letsel als gevolg van brand of elektrische schokken.
• Gebruik het lichtnetsnoer van de lader alleen in de verkoopregio waarvoor het is bedoeld. Een verkeerd voltage kan leiden tot schade of letsel als gevolg van brand of een elektrische schok.
• Haal camera of lader niet uit elkaar. Wordt een hoogvoltage-circuit binnenin het product aangeraakt, dan kan dat leiden tot elektrische schokken en/of letsel.
• Verwijder direct de batterij of ontkoppel de lichtnetadapter of lader van het lichtnet wanneer de camera is gevallen of stoten/klappen heeft opgelopen waarbij het binnenwerk, en dan met name de flitser, bloot is komen te liggen. De flitser heeft een hoogvoltage-circuit dat elektrische schokken en/of letsel kan veroorzaken. Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel en/of brand.
Neem onderstaande waarschuwingen aangaande het gebruik van digitale camera’s en accessoires goed door.
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
4
Correct en veilig gebruik
NP-800 Lithium-ion batterij
Deze camera werkt met een krachtige lithium-ion batterij. Verkeerd gebruik van de lithium-ion batte­rij kan leiden tot schade of letsel door brand, elektrische schokken of vrijkomende chemicaliën. Neem onderstaande waarschuwingen ter harte voordat u de batterij gebruikt.
GEVAAR
• Veroorzaak geen kortsluiting, neem de batterij niet uit elkaar en beschadig of modificeer hem niet.
• Stel de batterij niet bloot aan brand of hoge temperaturen boven 60°C.
• Stel de batterij niet bloot aan water of vocht. Water kan de veiligheidsvoorzieningen van de batterij doen corroderen of beschadigen, en kan leiden tot oververhitting, ontbranding, breuk of lekkage van de batterij.
• Laat de batterij niet vallen, stel hem niet bloot aan harde slagen. Slagen kunnen de ingebouwde veiligheidsvoorzieningen beschadigen, en kunnen leiden tot oververhitting, ontbranding, breuk of lekkage van de batterij.
• Bewaar de batterij niet in of bij metalen producten.
• Gebruik de batterij niet voor andere producten.
• Gebruik uitsluitend de opgegeven lader. Een ongeschikte lader kan leiden tot schade of letsel door brand of een elektrische schok.
• Gebruik een batterij niet als hij lekt. Komt er batterijvloeistof in uw oog, spoel het oog dan onmiddellijk schoon met een royale hoeveelheid schoon water en neem contact op met een arts. Komt batterijvloeistof in contact met uw huid of kleding, maak de plek dan goed schoon met water.
• Gebruik of laad de batterij alleen bij een omgevingstemperatuur van 0° tot 40°C (32° tot 104°F) en een relatieve luchtvochtigheid van 45% tot 85%. Bewaar de batterij alleen bij omgevings­temperaturen van -20° tot 30°C (-4° tot 86°F) en een relatieve luchtvochtigheid van 45% tot 85%.
WAARSCHUWING
• Plak de contacten van een voor recycling in te leveren lithium-ion batterij af om kortsluiting te vermijden; volg altijd de plaatselijke regels voor de inzameling/verwerking van lege batterijen op.
• Is de batterij na de opgegeven laadtijd niet opgeladen, stop dan het laden en ontkoppel de lader van het stopcontact.
7
LET OP
• Gebruik of bewaar deze producten niet in een warme of vochtige omgeving, zoals het dashboardkastje of de bagageruimte van een auto. Het kan schade aan de camera, de lader en de batterij veroorzaken, en kan leiden tot brandwonden of ander letsel door hitte, brand, explosie of lekkage van batterijvloeistof.
• De temperatuur van camera, lader en batterij stijgt na langer gebruik. Pas op voor aanraking van heet geworden onderdelen.
• Na lange gebruiksperioden kunnen de geheugenkaart en de batterij heet worden. Wees dus voorzichtig wanneer u ze direct na gebruik uit de camera verwijdert. Schakel anders de camera uit en laat hem even afkoelen.
• Laat de flitser niet afgaan terwijl hij in contact is met mensen of objecten. Bij de flitser komt veel energie vrij en ontstaat hitte.
• Druk niet op de LCD-monitor. Een beschadigde monitor kan letsel veroorzaken en de vloeistof uit de monitor is ontvlambaar. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de huid, reinig de plek dan met schoon water. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de ogen, spoel het dan onmiddellijk weg met veel water en neem contact op met een arts.
• Gebruikt u de lichtnetadapter of lader, steek de stekker dan goed in het stopcontact.
• De rand van de zonnekap kan letsel veroorzaken. Pas op dat u niet iemand per ongeluk met de camera raakt wanneer de zonnekap bevestigd is.
• Gebruik geen elektronische transformators of reisadapters in combinatie met het laadapparaat. Gebruik van dit soort apparaten kan leiden tot brand of schade aan het product.
• Gebruik de lichtnetadapter of /lader niet wanneer het snoer beschadigd is.
• Bedek de lichtnetadapter of lader niet. Het kan tot brand leiden.
• Verberg de lichtnetadapter of lader niet. In geval van nood moet hij snel van het lichtnet kunnen worden ontkoppeld.
• Trek de stekker van de lichtnetadapter of lader uit het stopcontact wanneer hij niet wordt gebruikt.
6
Correct en veilig gebruik
• Houd de batterijen, de geheugenkaart en kleine voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik van kleine kinderen. Neem direct contact op met een arts wanneer er iets is ingeslikt.
• Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Wees voorzichtig in de nabijheid van kinderen; u zou ze met dit product per ongeluk kunnen raken/verwonden.
• Laat de flitser niet van korte afstand in de ogen flitsen. Dat kan tot schade aan het gezichtsvermogen leiden.
• Flits niet in de richting van bestuurders van voertuigen. Verblinding en afleiding kunnen tot ongelukken leiden.
• Gebruik de LCD-monitor niet wanneer u loopt of een voertuig bestuurt. Het kan leiden tot letsel of ongelukken.
• Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving, en pak het niet met natte handen beet. Komt er toch vloeistof in het product terecht, verwijder dan meteen de batterijen of verbreek de netstroomaansluiting, en gebruik het product verder niet meer. Voortgaand gebruik van een product dat aan vloeistof is blootgesteld kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand veroorzaken.
• Gebruik deze producten niet in de nabijheid van ontvlambare gassen of vloeistoffen als benzine, wasbenzine of thinner. Gebruik nooit ontvlambare producten als benzine, wasbenzine of thinner om deze producten schoon te maken. Het gebruik van ontvlambare schoonmaakmiddelen en oplosmiddelen kan tot een explosie of brand leiden.
• Trek nooit aan het snoer wanneer u de netvoedingsadapter of lader van het stopcontact wilt loskoppelen. Trek altijd aan de stekker.
• Beschadig, verdraai, verander, verhit het snoer van de netvoedingsadapter/laadapparaat nooit en plaats er nooit zware objecten op. Een beschadigd snoer kan leiden tot schade of letsel door brand of elektrische schokken.
• Verspreiden de producten een vreemde geur, hitte of rook, stop dan onmiddellijk het gebruik. Verwijder meteen de batterij en let daarbij goed op dat u zich niet brandt; batterijen kunnen door gebruik heet worden. Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel of brand.
• Is reparatie nodig, breng of stuur het product dan naar de Technische dienst van Konica Minolta.
9
Opnamestand - geavanceerde technieken..........................................................................................42
Informatieweergave opnamestand..........................................................................................42
Informatietoets - aanpassingen ..............................................................................................43
Toets scherpstelstand .............................................................................................................44
Scherpstelsignalen ..................................................................................................................44
Handmatige- scherpstelling en Flex Digitale Loep .................................................................45
AF-veld-standen wijzigen........................................................................................................46
Spot-AF-velden .......................................................................................................................47
Flex Scherpstelpunt ................................................................................................................48
Macrostand .............................................................................................................................49
Belichtingsvergrendeling .........................................................................................................50
Belichtingskeuzeknop .............................................................................................................50
Programma-automatiek - P........................................................................................51
Program shift - PA/PS .................................................................................................51
Automatische opnamestand.......................................................................................52
Diafragmavoorkeuze - A.............................................................................................54
Sluitertijdvoorkeuze - S ..............................................................................................55
Sluitertijdenbereik en cameragevoeligheid (ISO)........................................................55
Handinstelling - M ......................................................................................................56
Tijdopnamen............................................................................................................................57
Digitale onderwerpsprogramma’s ...........................................................................................58
Belichtings- en flitscorrectie....................................................................................................59
Witbalans.................................................................................................................................60
Eigen witbalanskalibratie.........................................................................................................62
Gebruik van de functietoets ....................................................................................................64
Cameragevoeligheid - ISO .........................................................................................66
Flitsbereik en cameragevoeligheid .............................................................................67
Externe flitser aansluiten ............................................................................................67
Kleurinstelling .............................................................................................................68
Over Adobe RGB........................................................................................................69
Flitsstanden ................................................................................................................70
Lichtmeetmethoden....................................................................................................72
Filter............................................................................................................................73
Correctie kleurverzadiging..........................................................................................74
Contrastcorrectie........................................................................................................74
Gebruik van de transportstand-toets......................................................................................76
Zelfontspanner............................................................................................................77
Gebruik van de afstandsbediening.............................................................................78
Camera instellen voor afstandsbediening ..................................................................78
Gebruik van de afstandsbediening.............................................................................79
Bracketing...................................................................................................................80
Continu transport........................................................................................................82
8
Inhoud
Voordat u begint.....................................................................................................................................3
Correct en veilig gebruik........................................................................................................................4
Benaming van de onderdelen..............................................................................................................13
Snel aan de slag ..................................................................................................................................16
Riem bevestigen......................................................................................................................16
Lensdop verwijderen ...............................................................................................................16
Zonnekap bevestigen..............................................................................................................17
Batterij laden ...........................................................................................................................18
Batterij plaatsen en vervangen................................................................................................19
Aanduiding batterijconditie .....................................................................................................20
Automatische spaarschakeling ...............................................................................................20
Externe voeding (apart leverbaar) ...........................................................................................21
Geheugenkaart plaatsen en verwisselen ................................................................................22
Inschakelen van de camera ....................................................................................................24
Hanteren van de camera.........................................................................................................24
Dioptrie-instelling ....................................................................................................................25
Verstellen LCD-monitor...........................................................................................................26
Weergavetoets.........................................................................................................................27
Datum en tijd instellen.............................................................................................................28
Menutaal instellen ...................................................................................................................29
Basishandelingen opname...................................................................................................................30
De automatische opnamestand activeren ..............................................................................30
Opnamen maken.....................................................................................................................30
Scherpstelvergrendeling..........................................................................................................32
Automatische versterking monitorbeeld .................................................................................32
Scherpstelsignalen ..................................................................................................................33
Speciale scherpstelsituaties....................................................................................................33
Gebruik van de ingebouwde flitser .........................................................................................34
Flitsbereik - Automatische werking.........................................................................................34
Waarschuwing cameratrilling ..................................................................................................35
Trillingsonderdrukking .............................................................................................................36
Basishandelingen weergave ................................................................................................................37
Enkelvoudige weergave en histogramweergave.....................................................................38
Beeld- en histogramweergave ................................................................................................39
Beelden roteren.......................................................................................................................39
Enkelvoudige beelden wissen.................................................................................................39
Quick View en weergave veranderen......................................................................................40
Vergrote weergave...................................................................................................................41
INHOUD
11
Geavanceerde weergave....................................................................................................................110
Films afspelen .......................................................................................................................110
Filmbeeld vastleggen ............................................................................................................111
Navigeren door het weergavemenu ......................................................................................112
Beeldselectiescherm .............................................................................................................114
Wissen ..................................................................................................................................115
Formatteren ...........................................................................................................................116
Map bekijken .........................................................................................................................116
Vergrendelen..........................................................................................................................117
Films monteren......................................................................................................................118
Diashow.................................................................................................................................120
Instellingen voor vergroting...................................................................................................120
Over DPOF ............................................................................................................................121
DPOF setup ...........................................................................................................................121
Datum printen........................................................................................................................122
Index print .............................................................................................................................122
Printen opheffen....................................................................................................................123
Kopie en E-mail-kopie...........................................................................................................123
Weergave met behulp van de afstandsbediening.................................................................126
Verwisselen van de batterij.......................................................................................127
Weergave op de televisie ......................................................................................................128
Setup-menu ..................................................................................................................................129
Setup-menu openen..............................................................................................................129
Navigeren door het setup-menu ...........................................................................................130
Datum en tijd instellen...........................................................................................................131
LCD-helderheid .....................................................................................................................132
Objectiefaccessoires .............................................................................................................132
Video-output..........................................................................................................................132
Overspeelstand .....................................................................................................................133
Trillingsonderdrukking ...........................................................................................................133
Wisbevestiging ......................................................................................................................133
Taal ..................................................................................................................................134
Hulp toetscombinaties ..........................................................................................................134
Geheugen bestandsnummering............................................................................................136
Mapnaam ..............................................................................................................................136
Map selecteren......................................................................................................................137
Nieuwe map ..........................................................................................................................137
Terugzetten op standaard .....................................................................................................138
Audiosignalen/Scherpstelsignalen ........................................................................................140
Shutter FX..............................................................................................................................141
Volume ..................................................................................................................................141
Automatische spaarschakeling .............................................................................................141
10
Inhoud
Opnamemenu ....................................................................................................................................84
Navigeren door het menu van de opnamestand ....................................................................84
Beeldgrootte en beeldkwaliteit................................................................................................86
Over RAW beeldkwaliteit.........................................................................................................88
Opmerkingen voor beeldgrootte en resolutie .........................................................................89
Spotmeetveld ..........................................................................................................................90
Flitssturing ...............................................................................................................................90
AEL-toets.................................................................................................................................92
Terugzetten opnamestand.......................................................................................................93
Verscherping............................................................................................................................94
Datum in beeld ........................................................................................................................95
Directe weergave.....................................................................................................................96
Full-time AF .............................................................................................................................97
Directe Handmatige Scherpstelling.........................................................................................97
Geheugen - camera-instellingen opslaan ...............................................................................98
Geheugen oproepen................................................................................................................99
Instellen Digitale Onderwerpsprogramma’s ..........................................................................100
Ruisonderdrukking ................................................................................................................100
Monitorversterking ................................................................................................................101
Digitale zoom.........................................................................................................................102
Fotografische basisprincipes .............................................................................................................103
Over belichtings- en flitscorrectie .........................................................................................104
Wat is een LW? .....................................................................................................................105
Lichtbronnen en kleur............................................................................................................105
Filmstand ..................................................................................................................................106
Films opnemen......................................................................................................................106
Navigeren door het filmmenu................................................................................................107
Beeldgrootte en beeldfrequentie...........................................................................................108
Filmstand...............................................................................................................................108
Filmstand terugzetten............................................................................................................109
Opmerkingen over filmopname.............................................................................................109
13
* Deze camera is een geavanceerd optisch instrument. Denk er goed aan de gemarkeerde onderdelen
schoon te houden. Lees ook de informatie over opslag en onderhoud achterin deze gebruiksaanwijzing (blz. 164).
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
De brandpuntsafstanden op de zoomring worden gegeven in kleinbeeld-equivalenten. De bij de camera geleverde DiMAGE Viewer software kan bij opgenomen beelden zowel de wer­kelijke brandpuntsafstand weergeven als de equivalente waarde voor kleinbeeld.
Camera-info
Keuzeschakelaar
Instelwiel
Ontspanknop
Index brandpuntsafstand
Zoomring
Objectief*
Flitser* (blz. 34)
Microfoon
Hoofdschakelaar
Zelfontspannerlamp (blz. 77) Ontvanger afstandsbediening (blz. 78, 126)
Scherpstelring (blz. 45)
Deurtje kaartruimte (blz. 22)
Weergavestand (blz. 37, 110)
Opnamestand (blz. 30, 42)
Filmstand (blz. 106)
12
Inhoud
Overspeelstand ..................................................................................................................................142
Systeemeisen ........................................................................................................................142
Camera op een computer aansluiten....................................................................................143
Verbinding met Windows 98 / 98 second edition.................................................................144
Automatische installatie............................................................................................144
Handmatige installatie ..............................................................................................145
Automatische spaarschakeling (overspeelstand)..................................................................147
QuickTime systeemeisen ......................................................................................................147
VideoStudio systeemeisen ....................................................................................................147
Werken met mappen op de geheugenkaart .........................................................................148
Camera van de computer loskoppelen.................................................................................150
Windows 98 / 98 second edition..............................................................................150
Windows Me, 2000 Professional en XP ...................................................................150
Macintosh .................................................................................................................151
Geheugenkaart verwisselen (overspeelstand).......................................................................152
Driver-software verwijderen - Windows ................................................................................153
PictBridge..............................................................................................................................154
Opmerkingen over printstoringen .........................................................................................155
Navigeren door het PictBridge menu....................................................................................156
Problemen oplossen .........................................................................................................................160
Gebruik van filters .................................................................................................................162
Over de kabel van de lithium-ion batterijlader......................................................................163
Over PC Flash Adapter PCT-100 ..........................................................................................163
Groothoekconverter ACW-100, Teleconverter ACT-100, Close-up lens CL-49-200.........................164
Verzorging en opslag .........................................................................................................................164
Cameraverzorging .................................................................................................................164
Reinigen.................................................................................................................................165
Bewaren ................................................................................................................................165
Bedrijfstemperatuur en -omstandigheden ............................................................................165
Verzorging en gebruik geheugenkaarten...............................................................................166
Batterijen ...............................................................................................................................166
Onderhoud LCD-monitor .....................................................................................................167
Copyright...............................................................................................................................167
Voor belangrijke gebeurtenissen en reizen ...........................................................................167
Vragen en service..................................................................................................................167
Technische gegevens.........................................................................................................................168
Filtervoorbeelden ...............................................................................................................................173
15
Toets scherpstelstand (blz. 44)
Shift-toets
Statiefaansluiting
Accessoireschoentje
Luidspreker
Vergrendeling batterijruimte (blz. 19)
Batterijruimte (blz. 19)
Macro release
(blz. 49)
Draagoog (blz.16)
Deksel aansluitingen
USB-aansluiting, AV-uitgang en voedingsaansluiting bevinden zich achter dit deksel. (blz. 21, 128, 143)
14 Benaming van de onderdelen
Handinst. belichting (blz. 56)
Sluitertijdvoorkeuze (blz. 55)
Diafragmavoorkeuze (blz. 54)
Programma-automatiek (blz. 51)
Autostand (blz. 52)
Geheugen oproepen (blz. 99) Portret onderwerpsprogramma (blz. 58) Sport/actie onderwerpsprogramma (blz. 58) Zonsondergang onderw.progr. (blz. 58) Nachtportret onderwerpsprogramma (blz. 58)
Weergavetoets (blz. 27)
Menutoets
Stuureenheid
Schakelaar digitale zoom (blz. 40, 41, 102)
Quick View/ Wissen-toets (blz. 39)
Toets trillingsonderdrukking (blz. 36)
Elektronische zoeker* (EVF)
LCD-monitor* (blz. 26, 38, 42)
Functietoets (blz. 64)
Instelwiel oogcorrectie (blz. 25)
Toegangslampje
Transportstand-toets (blz. 76)
Belichtingsvergrendeling (blz. 50)
Informatietoets (blz. 40)
Belichtingskeuzeknop
17
Zonnekap plaatsen
Schuif de zonnekap op het objectief en draai hem 90° graden met de klok mee totdat hij vastklikt, en de ronde uitholling tegenover de index voor de brandpuntsafstand zit (2). Bij een juiste plaatsing zit­ten de grote bladen van de zonnekap aan de onder­en bovenzijde. Forceer de zonnekap nooit. Past hij niet, plaats hem dan rustig opnieuw. Voor verwijde­ren draait u de zonnekap 90° tegen de klok in en neemt hem van het objectief af.
De zonnekap kan wanneer de camera niet wordt gebruikt in omgekeerde stand op de camera worden geplaatst.
Houd een van de grote bladen aan de bovenzijde, schuif de zonnekap op het objectief en draai hem 90° met de klok mee tot hij vastklikt.
U kunt de zonnekap plaatsen en verwijderen terwijl de lensdop op het objectief zit. Voor verwijderen draait u de zonnekap 90° tegen de klok in en neemt hem van het objectief af.
De zonnekap verhindert licht dat van buiten beeld komt de voorste lens te bereiken, zodat overstraling wordt voorkomen. Bij sterke lichtbronnen is gebruik van de zonnekap sterk aan te bevelen. Gebruik de zonnekap niet in combinatie met de ingebouwde flitser, anders ontstaat er een schaduw onderin beeld. Om de zonnekap te bevestigen plaatst u de rechthoekige uitholling op de rand van de zonnekap tegenover de index voor de brandpuntsafstand op de bovenzijde van het objectief (1).
2
1
16
Snel aan de slag
SNEL AAN DE SLAG
Dit hoofdstuk behandelt het voorbereiden van de camera. Ook het verwisselen van batterijen en geheugenkaarten worden hier behandeld, alsmede het gebruik van externe voedingsbronnen.
Camerariem bevestigen
Lensdop verwijderen
Druk de klemmetjes van de dop met duim en wijsvinger in en neem de dop van het objectief. Wordt de camera niet gebruikt, plaats dan de lensdop altijd terug.
Bevestig de camerariem aan de camera als afgebeeld. Het uiteinde van de riem dient ook door de gesp te worden gehaald (2).
Doe de riem altijd om, om te voorkomen dat de camera op de grond valt.
2
1
Installeren en verwisselen van de batterij
Open de batterijruimte door de vergrendeling in de de open­stand te zetten.
Plaats de batterij met de contacten naar de camera toe. Plaats de batterij zo dat hij voorbij de batterijgrendel in de batterijruim­te schuift. Duw de batterij in de batterijruimte totdat hij op zijn plaats klikt.
Deze digitale camera maakt gebruik van een NP-800 lithium-ion batterij. Lees voordat u de batterij gaat gebruiken de waarschuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Bij het verwisselen van de batterij dient de camera uit te staan.
Duw om de batterij te verwijderen de batterijgrendel naar de zij­kant van de batterijruimte; de batterij komt nu omhoog.
Sluit de batterijruimte en zet de vergrendeling in de sluitstand.
19
18
Snel aan de slag
Opladen van de batterij
Voordat u de camera kunt gebruiken dient u de lithium-ion batterij op te laden. Lees voordat u de batterij oplaadt de waarschuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Laad de batterij uitslui­tend met de bijgeleverde batterijlader. Het is aan te bevelen de batterij voorafgaand aan elke opna­mesessie op te laden. Kijk op blz. 166 voor informatie over opslag en verzorging van de batterij.
Houd de batterij met de contacten omlaag en naar de lader toe gericht; schuif de batterij in de lader. Schuift de batterij niet geheel in de lader, controleer dan of u hem goed hebt geplaatst.
Steek de netkabel in de lader (1). Steek het andere eind van de kabel in een stopcontact. De meegelever­de kabel is geschikt voor de regio waarin de camera werd verkocht. Gebruik de kabel uitsluitend in de regio van aankoop. Meer informatie over de netkabel vindt u op blz.163.
Is de batterij opgeladen, verwijder hem dan uit de lader. Trek de stekker uit het stopcontact.
Het lampje (2) geeft aan dat de batterij wordt opgela­den. De lamp gaat uit wanneer de batterij opgeladen is. De laadtijd bedraagt ongeveer 90 minuten.
2
1
21
Externe voeding (apart geleverd)
De lichtnetadapter AC-11 stelt u in staat de camera via het lichtnet van stroom te voorzien. Bij intensief of langdurig gebruik spaart u daarmee de batterijen. Wanneer de camera op de computer wordt aangesloten is gebruik ook aan te bevelen. De meegeleverde adapter-voedingskabel is afge­stemd op de geldende eisen van de verkoopregio.
Met de externe High-power Battery Pack Kit EBP-100, een portable stroombron, die de gebruiks­duur van de camera aanzienlijk vergroot. De set bevat een krachtige lithium-ion-batterij, een houder en een laadapparaat. Batterij, houder en laadapparaat zijn elk ook los te koop.
Verwijder het deksel van de stroomaansluiting vanaf de rechterzijde (1). Het deksel is aan de body bevestigd om verlies te voorkomen.
Zet wanneer u van stroombron wisselt altijd de camera uit en contro­leer of het toegangslampje niet brandt.
Steek de miniplug van de netstroomadapter of de battery pack in de voedingsaansluiting (2).
Steek de stekker van de lichtnetadapter in het stopcontact.
2
1
Steek de voedingskabel in de lichtnetadapter,
20
Snel aan de slag
Aanduiding batterijconditie
Batterij vol - de batterij is geheel opgeladen. Deze aanduiding is te
zien wanneer de camera aan staat.
Batterij bijna leeg - de batterij is zo goed als leeg. U dient de batterij zo spoedig mogelijk op te laden. Deze waarschuwing verschijnt auto­matisch en blijft in de zoeker/monitor zichtbaar totdat de batterij weer is opgeladen. Om stroom te sparen gaat de monitor uit als de flitser wordt opgeladen. Bereikt de energievoorraad een nog lager niveau terwijl de camera aan staat, dan verschijnt de boodschap ‘Battery exhausted’ vlak voordat de camera wordt buitgeschakeld. Wanneer een waarschu­wing in de display verschijnt dat de batterij zwak is dan is het niet mogelijk om video op te nemen of te bewerken en is UHS continue niet mogelijk.
Batterij raakt leeg - de batterij is gedeeltelijk ontladen. Om stroom te sparen gaat de monitor uit als de flitser wordt opgeladen.
Automatische spaarschakeling
Om de batterij te sparen zal de camera zoeker, monitor en onnodige functies uitschakelen wanneer hij drie minuten niet is gebruikt (automatische spaarschakeling). Om de camera weer te activeren drukt u de ontspanknop half in of drukt u op de hoofdschakelaar. De wachttijd voor de automati­sche spaarschakeling kan in sectie 3 van het setup-menu worden veranderd (blz. 141).
Wordt binnen dertig minuten geen handeling met de camera uitgevoerd, dat schakelt de camera zichzelf uit (automatische spaarschakeling). Druk op de hoofdschakelaar om de camera weer in te schakelen.
Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de batterijconditie. Het monitor­symbool verandert van wit in rood wanneer de batterij bijna leeg is.
23
Open om een kaart te verwijderen het deurtje van de kaartsleuf (1) en maak de uitwerphendel vrij om hem in te kunnen drukken (2).
Druk op de uitwerphendel om de kaart naar buiten te voeren (3). Nu kunt u de kaart uitnemen. Denk eraan dat de kaart door het gebruik heet kan zijn. De uitwerphendel moet binnen de camerabody blijven. Steekt hij uit, duw hem terug in de camera.
Plaats een nieuwe geheugenkaart en sluit het deurtje van de kaartsleuf (4).
Verschijnt de melding “Unable to use card. Format?”, dan dient de kaart via de camera te worden geformatteerd. Selecteer met de links/rechts-toetsen van de stuureenheid “Yes” om de kaart te for­matteren. Met “No” sluit u het venster zonder de kaart te formatteren; verwijder de ongeformatteer­de kaart uit de camera. Formatteren wist alle informatie van de kaart. Afhankelijk van de geheugen­kaart kan het formatteren enkele minuten in beslag nemen. U kunt een geheugenkaart ook formatte­ren in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 116). Wilt u een geheugenkaart gebruiken die eerder in een andere camera werd gebruikt, dan kan het nodig zijn hem eerst te formatteren.
Verschijnt de “Card error” melding, druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om het ven­ster te sluiten; kijk op de Konica Minolta website voor de meest recente compatibiliteitsinformatie:
Noord-Amerika: http://www.konicaminolta.us/ Europa: http://www.konicaminoltasupport.com
2 3 4
Om de camera te kunnen gebruiken moet er een geheugenkaart in zitten. Zit er geen kaart in de camera, dan verschijnt de no-card waarschuwing in de elektronische zoeker en op de LCD-monitor. Type I en II Compact Flash kaar­ten en Microdrives kunnen ook in deze camera worden gebruikt. Kijk voor onderhoud en opslag van opslagmedia op blz. 166.
Open het deurtje van de kaartsleuf in de aangegeven richting.
Schuif de geheugenkaart geheel in de kaartsleuf. Plaats de kaart zo dat de voorzijde naar de voorzijde van de camera is gericht. Duw de kaart altijd recht­standig naar binnen, nooit schuin. Forceer de kaart nooit. Lijkt een kaart niet te passen, controleer dan of hij niet achterstevoren wordt gehouden.
Sluit het deurtje van de kaartsleuf.
22
Snel aan de slag
Geheugenkaarten plaatsen en verwisselen
Zet wanneer u van geheugenkaart wisselt altijd de camera uit en controleer ook of het toegangslampje niet brandt. Anders kan de kaart schade oplopen en kan er beeldinformatie verloren gaan.
Met de CompactFlash Adapter voor SD-geheugenkaarten SD-CF1 kunt u SD (Secure Digital) geheugenkaarten of MultiMedia-kaarten in de camera gebruiken.
Accessoires
1
25
De zoeker heeft een oculair waarvan de sterkte kan worden gevarieerd van
-5 tot +2. Kijk door de zoeker en draai aan het wieltje totdat u het zoeker­beeld scherp ziet.
Dioptrie-instelling
Op 20 februari 1962 maakte John Glenn als eerste Amerikaan een ruimtereis rondom de aarde. Hij had een Minolta Hi-matic camera aan boord van zijn Friendship 7 ruimtecapsule mee­genomen om deze historische gebeurtenis vast te leggen. Tijdens de 4 uur, 55 minuten en 23 seconden durende vlucht maakte hij drie omwentelingen om de aarde met een gemiddelde snelheid van 28.000 km/u.
John Glenn bezocht onze Sakai camerafabriek in Japan op 24 mei 1963, en als herdenkingssymbool plantte hij er een palmboom. De boom staat er nog steeds, op de binnenplaats van de fabriek; hij is nu meer dan acht meter hoog.
De camera wordt tentoongesteld in het Smithsonian Institution's National Air and Space Museum in Washington D.C. Hij is samen met andere artikelen van John Glenns Friendship 7 Mercury-vlucht te vinden in gallery 210, "Apollo to the Moon".
Konica Minolta Historie
24
Snel aan de slag
Pak de camera stevig met de rechterhand vast en ondersteun de camera met uw linker­hand. Houd uw ellebogen in uw zij gedrukt en zet uw voeten op schouderbreedte uit elkaar om stabiel te staan. Kijk op blz. 26 voor de in­stellingen voor de LCD-monitor.
Hanteren van de camera
Inschakelen van de camera
Druk op de hoofdschakelaar om de camera in te scha­kelen. Er klinkt een audiosignaal om aan te geven dat de camera is geactiveerd. Het audiosignaal kan worden uitgeschakeld via het setup-menu (blz. 140).
Schakelt de camera zich onmiddellijk na inschakelen weer uit, dan is de batterij zo goed als leeg. Informatie over het opladen van de batterij vindt u op blz. 18.
Druk op de hoofdschakelaar om de camera uit te scha­kelen.
27
Weergavetoets
U kunt opnamen bekijken met de elektronische zoeker of de LCD-monitor.
Door te drukken op de weergavetoets wisselt u de weergave tussen de elektronische zoeker en de LCD-monitor. Onder heldere lichtomstandigheden is het beeld beter te zien via de zoeker.
Wordt de LCD-monitor dichtgeklapt met het scherm naar de camera toe, dan wordt de elektronische zoeker ingeschakeld.
Gebruikt u de monitor niet, zet hem dan in z’n oorspronkelijke stand om het scherm niet te bescha­digen.
26
Snel aan de slag
Verstellen LCD-monitor
Wilt u de monitor tegen het camerahuis aange­klapt gebruiken, open hem dan naar links (1), roteer hem 180° naar voren (2), en vouw de monitor tegen de achterzijde van de camera (3).
Open de LCD-monitor van rechts. De monitor kan worden geopend tot 180° naar links (1).
Deze camera is uitgerust met verstelbare LCD-monitor.
De monitor klikt elke 90° in.
Wanneer hij is geopend kan de LCD-monitor 90° omlaag en 180° naar voren (2) worden geroteerd. Forceer de monitor nooit voorbij deze standen, anders raakt het scharnier beschadigd.
Wordt de monitor naar 180° naar voren geroteerd, dan wordt het beeld automatisch omgekeerd, zodat het correct wordt weergegeven. Verschijnt het monitorbeeld op zijn kop, controleer dan of de monitor volledig werd geroteerd.
2
3
1
Video output
English
Date/Time set
Language
LCDbrightness
Transfer mode Data storage
Video output
NTSC
English
Lens acc. None
Date/Time set –
Language
29
Menutaal instellen
Japanese Español
English Chinese
Deutsch Italiano Français Svenska
Language
:sel. :enter
Markeer met behulp van de vierwegtoetsen van de stuureenheid de nieuwe menutaal.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de instelling van de taal vast te leggen.
Gebruikers in bepaalde landen/regio’s dienen ook de menutaal te kiezen.
Gebruik de neer-toets van de stuureenheid om de menu-optie voor de taal (language) te markeren.
Druk op de rechts-toets om de menutaal te markeren.
Houd de shift-toets ingedrukt (1) en druk op de menu-toets (2) om het setup-menu te openen.
Navigeren door het menu is eenvoudig. Met de op/neer-toetsen en links/rechts-toetsen van de stuureenheid verplaatst u de cursor en verandert u de instellingen van het menu. Met de centrale toets van de stuureenheid selecteert u menu-opties en legt u instellingen vast.
LCDbrightness –
Transfer mode Data storage
Video output NTSC Language English
Lens acc. None
Date/Time set –
Druk op de centrale toets van de stuureen­heid om het taalscherm te openen.
2
1
28
Snel aan de slag
Datum en tijd instellen
Nadat u de geheugenkaart en de batterijen voor het eerst hebt geplaatst dient u de klok en de kalender van de camera in te stellen. Wordt een beeldbestand opgeslagen, dan worden datum en tijd van opname samen met het beeld opgeslagen.
Zijn de klok en de kalender niet ingesteld, dan verschijnt er elke keer dat de camera wordt inge­schakeld een melding. Deze melding verschijnt ook wanneer de klok en de kalender zijn terugge­keerd naar de beginstand doordat de camera lange tijd zonder batterij heeft gestaan.
Gebruik de links/rechts-toetsen om het onderdeel te selecteren dat u wilt veranderen.
Druk op de centrale toets om klok- en kalenderinstel­ling vast te leggen. Het setup-menu verschijnt.
Instelscherm datum/tijd
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel in te stellen.
2004 . 10 . 23
13 : 14
Date/Time set
:enter:move
:sel
YYYY/MM/DD
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om “Yes” te selecteren. Met “No” heft u de handeling op.
Druk midden op de stuureenheid om het instel­scherm voor datum en tijd te openen.
Set date/time.
Yes
No
31
Druk de ontspanknop half in (2) om scherpstelling en belich­ting te vergrendelen.
Is de scherpstelling uitgevoerd, dan verschijnt een AF-sensor in het live-beeld om aan te geven waarop werd scherpgesteld. De scherpstelsignalen (blz. 33) in de zoeker/monitor geven aan dat de scherpstelling in orde is. Is het scherpstelsignaal rood, dan kon de camera niet goed scherpstellen. Herhaal voorgaande stappen totdat het signaal wit is. De sluitertijd- en diafragmawaarde veranderen van wit naar zwart wanneer de belichting wordt vergrendeld.
Druk de ontspanknop geheel in (3) om de opname te maken. Het toegangslampje knippert om aan te geven dat de beeldin­formatie naar de geheugenkaart wordt weggeschreven. Verwijder een kaart nooit als er nog informatie wordt overge­schreven.
Sluitertijd en diafragma
Scherpstelsignaal
AF-sensor
2
3
30
Basishandelingen opname
De automatische opnamestand activeren
Zet de belichtingskeuzeknop in de programmastand (P) (1). Controleer of de hoofdschakelaar in de opnamestand staat (2).
Alle camerafuncties werken nu automatisch. Autofocus, automati­sche belichting en de beeldverwerkingssystemen werken samen om u het fotograferen zo makkelijk mogelijk te maken.
De automatische belichtingsstand werkt als de programmastand, behalve dat veel opnamefuncties worden teruggezet als deze stand wordt gekozen; kijk op blz. 52 voor meer informatie.
Opnamen maken
Richt het scherpstelveld op het onderwerp. Gebruik voor onderwerpen buiten het midden de scherpstelvergrendeling (blz. 32).
Let er op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelbereik bevindt: 0,5 m tot oneindig. Gebruik voor onderwerpen dich­terbij dan 0,5 m de macro-instelling (blz.49).
Draai aan de zoomring om de juiste uitsnede in te stellen (1). Het gevolg van een zoomverstelling is meteen zichtbaar in de zoeker (EVF) en de LCD-monitor.
BASISHANDELINGEN OPNAME
2
1
1
Scherpstelkader
Witte scherpstelaanduiding - scherpstelling in orde.
Scherpstelsignalen
Speciale scherpstelsituaties
Onder bepaalde omstandigheden kan het voorkomen dat een goede scherpstelling niet mogelijk is. Kan het AF-systeem niet op een onderwerp scherpstellen, dan wordt het scherpstelsymbool rood. In die situatie kan de scherpstelvergrendeling worden gebruikt om scherp te stellen op een object dat zich op dezelfde afstand van de camera bevindt als het onderwerp.
33
Kan het AF-systeem niet op het onderwerp scherpstellen, dan kan de scherpstelling worden ver­grendeld op een ander onderwerp op gelijke afstand, of er kan handmatig worden scherpgesteld (blz. 45).
Het onderwerp in het scherpstelkader heeft een te laag contrast.
Het onderwerp is te donker.
Twee voorwerpen op verschillende afstan­den tot de camera overlappen elkaar in het scherpstelveld.
Het onderwerp bevindt zich dichtbij een zeer helder onderwerp of gebied.
Rode scherpstelaanduiding - scherpstelling niet mogelijk. Onderwerp is te dicht­bij of een van onderstaande situaties doet zich voor. Fotograferen blijft mogelijk.
Deze digitale camera is uitgerust met een snel en precies autofocus-systeem. De scherpstelsignalen in de rechter benedenhoek van de zoeker/monitor geven de scherpstelstatus aan. Kijk voor meer informatie over scherpstelmethoden op blz. 44.
32
Basishandelingen opname
Scherpstelvergrendeling
Richt het scherpstelveld op het onderwerp. Druk de ont­spanknop half in en houd hem in die stand.
• De scherpstelsignalen zullen aangeven dat de scherpstelling vergrendeld is. Sluitertijd- en diafragma veranderen van wit in zwart om aan te geven dat ook de belichting vergrendeld is.
• Wanneer de scherpstelling is voltooid verschijnt de AF-sensor kort in het live-beeld om het scherpstelpunt aan te geven.
Houd de ontspanknop ingedrukt, ga terug naar de oorspron­kelijke beeldcompositie, en druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
Automatische monitorversterking
Bij zeer weinig licht en wanneer de cameragevoeligheid maximaal is verhoogd zorgt de automati­sche monitorversterking ervoor dat het beeld van de zoeker en de LCD-monitor toch nog goed zichtbaar is. Het live-beeld wordt dan dus helderder. Dit heeft geen gevolgen voor het uiteindelijke beeld. Deze functie kan worden uitgeschakeld in sectie 3 van het opnamemenu (blz. 101).
De scherpstelvergrendeling wordt gebruikt wanneer het onderwerp zich buiten het beeldmidden en buiten het scherpstelveld bevindt. U kunt de scherpstelvergrendeling ook gebruiken voor speciale scherpstelsituaties, waarin de autofocus zijn werk niet goed kan doen.
Wordt er een sluitertijd gebruikt die te lang is om zonder gevaar voor trilling uit de hand te gebrui­ken, dan verschijnt de waarschuwing voor came­ratrilling in het monitor/zoekerbeeld, ongeacht of de trillingsonderdrukking actief is.
Cameratrilling wordt veroorzaakt door kleine handbewegingen en geeft bij langere sluitertijden een onscherp beeld. Dat gebeurt sterker naar­mate er meer is ingezoomd. Als de waarschu­wing verschijnt kan er wel gewoon een foto wor­den gemaakt.
Verschijnt de waarschuwing (na half indrukken van de ontspanknop), zet de camera dan op sta­tief of een stabiele ondergrond, gebruik de flitser, schakel de trillingsonderdrukking in, verhoog de cameragevoeligheid (ISO) (blz. 66), of zoom het objectief uit naar de groothoekstand, en kijk of daarmee de waarschuwing verdwijnt.
35
Waarschuwing cameratrilling
Waarschuwing cameratrilling
34
Basishandelingen opname
Gebruik van de ingebouwde flitser
Flitsbereik - automatische werking
Om de flitser te activeren klapt u hem aan de twee greepjes aan weerszijden omhoog. Controleer of de flitser volledig is uitgeklapt voordat u hem gebruikt. De flitser moet altijd handmatig worden in­en uitgeklapt. Als hij is uitgeklapt wordt de flitser altijd ontstoken, ongeacht de hoeveelheid omgevingslicht. De volgende flitsinforma­tie verschijnt linksboven in het zoeker/monitorbeeld om de flitssta­tus aan te duiden.
De camera regelt de flitsdosering automatisch. Voor een goede belichting is het nodig dat het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevindt. Door de constructie van het optische systeem zijn de bereiken in de groothoek- en telestand verschillend.
Groothoekstand
Telestand
0,5 m ~ 3,8 m
0,5 m ~ 3,0 m
De witte flitsaanduiding verschijnt wanneer de flitser gereed is om te flitsen.
De rode flitsaanduiding verschijnt wanneer de flitser zich oplaadt.
Na het maken van de foto verschijnt kort de aanduiding OK indien het onderwerp vol­doende flitslicht heeft ontvangen.
Bij weinig licht of binnenshuis kunt u flitslicht gebruiken om het onderwerp te verlichten; daarmee voorkomt u ook trillingsonscherpte als gevolg van een te lange sluitertijd. U kunt de flitser ook voor invulflits gebruiken om te donkere beeldpartijen op te helderen. Verwijder altijd de zonnekap wan­neer u de ingebouwde flitser gebruikt; anders geeft de zonnekap schaduw onderin het beeld.
37
Wilt u de opnamen in de weer­gavestand bekijken, zet dan de keuzeschakelaar in de weergave­stand.
Wilt u beelden bekijken terwijl de opnamestand of de filmstand actief is, druk dan op de Quick View/Wissen-knop.
U kunt beelden bekijken in de Quick View (snelweergave) of de weergave-stand. Hier worden de basisfuncties van beide standen besproken. De weergavestand heeft extra menu-functies, zie blz.
112.
BASISHANDELINGEN WEERGAVE
Het systeem van trillingsonderdrukking vermin­dert het effect van cameratrilling. De trillings­onderdrukking wordt geactiveerd wanneer de sluitertijd onder een bepaalde waarde komt, die afhankelijk is van de zoomstand van het objec­tief. De effectiviteit van de trillingsonderdrukking is afhankelijk van de gebruikte sluitertijd en de sterkte van de trilling. Het systeem werkt moge­lijk niet bij bewegende onderwerpen of wanneer de camera wordt ‘meegetrokken’ (pan-bewe­ging).
Wanneer het systeem actief is verschijnt de aanduiding van de trillingsonderdrukking. De trillingsonderdrukking kan met een druk op de knop van de trillingsonderdrukking worden in­en uitgeschakeld (1).
36
Basishandelingen opname
De trillingsonderdrukking is niet effectief wanneer de camera op statief staat; schakel de trillings­onderdrukking uit om stroom te sparen.
Wordt de camera oververhit door lang gebruik en/of een te hoge omgevingstemperatuur, dan wordt de aanduiding van de tillingsonderdrukking rood en wordt het trillingsonderdrukkingssysteem auto­matisch uitgeschakeld. Laat de camera afkoelen voordat u de trillingsonderdrukking gebruikt.
Neem het onderwerp in beeld als is beschreven bij de basishandelingen en druk de ontspan­knop half in. Controleer in het zoeker/monitor­beeld of het beeld wordt gestabiliseerd en druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
Aanduiding trillingsonderdrukking
1
Trillingsonderdrukking
Wilt u vanuit Quick View terug naar de opnamestand, druk dan op de menu-toets.
Beelden en histogram bekijken
Druk op de QuickView/Wissen-toets om het weer­gegeven bestand te wissen. Er verschijnt een bevestigingsscherm.
U kunt het vertoonde beeld wissen. Een eenmaal gewist beeld kan niet worden teruggeroepen.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het commando op het bevestigingsscherm uit te laten voeren. De camera gaat terug naar de weer­gavestand.
Enkele beelden wissen
Gebruik de links/rechts-toetsen om “Yes” te mar­keren. “No” stopt de bewerking.
Bevestigingsscherm
Werkt u met Quick View of de weergavestand, gebruik dan de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om door de beelden op de geheugenkaart te scrollen.
Wilt u het histogram van een foto bekijken, druk dan op de op­toets. Druk op de neer-toets om terug te gaan naar enkelvoudi­ge weergave.
Delete this frame?
Yes
No
Beelden roteren
Druk op de neer-toets van de stuureen­heid om het weergegeven beelden 90° naar links, 90° naar rechts, of horizontaal te draaien.
39
Vergrotingsfactor (blz. 41)Gebruiksstand
Waarde belichtingscorrectie
(blz. 59)
Enkelvoudige weergave en histogramweergave
Sluitertijd
Diafragma
Witbalansinstelling (blz. 60)
38
Basishandelingen weergave
Histogram
Beeldkwaliteit (blz. 86)
Batterijconditie (blz. 20) Mapnummer - nummer beeldbestand
Beeldgrootte (blz. 86)
Opnamdatum
Opnametijdstip
Vergrendeling (blz. 117)
Printaanduiding (blz. 121)
E-mail-kopie (blz. 123)
Opnamenummer/ totaal aantal opnamen
Naam beeldbestand (blz. 149)
Gevoeligheidsinstelling (blz. 66)
Mapnaam (blz. 136)
Het donkere deel van het histogram toont de verdeling van de helderheden van het opgenomen beeld, van zwart (links) tot wit (rechts). Elk van de 256 verticale lij­nen geeft het relatieve aandeel weer van een bepaald helderheidsniveau binnen het beeld. U kunt het histogram gebruiken om belichting en contrast te evalueren; het histogram geeft geen kleurinformatie. Beeldpartijen die de uiterste grens voor schaduwen of hoge lichten bereiken zullen in het verkleinde beeldje knipperen.
41
Vergrote weergave
In enkelbeeldweergave kunt u een foto ver­groten tot 10x, voor een gedetailleerde beoordeling. Voor de beginvergroting kunt u kiezen uit 2x, 4x en 10x in sectie 2 van het weergavemenu (blz. 120). RAW beelden kunnen niet worden vergroot.
Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om door het beeld te scrollen. Houd de shift-toets links op de camera ingedrukt en druk op de vierwegtoetsen om sneller te scrollen. De locatie-aanduiding geeft aan welk deel van het beeld u bekijkt.
Druk op de menutoets of verlaag de vergrotingsfactor voor­bij 1,1x als u de vergrote weergave wilt verlaten. Druk op de informatietoets (i+) om aanduidingen te verbergen of op te roepen.
Druk op de rechterzijde (+) van de schakelaar van de digitale zoom (1) om het beeld te vergroten. De vergrotingsfactor wordt in het zoeker/monitorbeeld weergegeven. Wilt u minder sterk vergroten, druk dan op de linkerzijde (-) van de schakelaar van de digitale zoom; u kunt de vergroting verlagen tot 1,1 x. Door de shift-toets op de linker zijde van de camera ingedrukt te houden terwijl u op de schakelaar voor digitale zoom drukt, verandert de vergrotings­factor met grotere stappen.
Door draaien aan het instelwiel kunt u de beeldbestanden door­lopen. Heeft het volgende beeld dezelfde stand (liggend/staand) en grootte, dan wordt het met dezelfde vergroting weergegeven.
Scroll-pijl
Locatie-aanduiding
1
Indexweergave
40
Basishandelingen weergave
Met de informatietoets in het midden van de weergaveschakelaar regelt u welke informatie wordt vertoond. Elke keer dat er op de knop wordt gedrukt wisselt de weergave tussen volledige weerga­ve en alleen beeld.
Volledige weergave
Bij indexweergave verplaatst u het gele selectiekader met de vierwegtoetsen van de stuureenheid naar het volgende beeld­je. Wanneer een beeld wordt omkaderd verschijnen de opna­medatum, de aanduiding voor e-mail-kopie, de vergrende­lings- en printstatus en het opnamenummer onderaan het scherm. Het gemarkeerde beeld kan met de QuickView/Wissen-toets worden gewist (blz. 39). Wordt op een van de zijden van de schakelaar van de digitale zoom gedrukt, dan verschijnt het gemarkeerde beeld in enkelbeeldweergave.
Door te draaien aan het instelwiel gaat u naar de volgende 9 beeldjes.
Quick view en weergave veranderen
Indexweergave
Wilt u de opnamen in een index van 9 beelden zien, druk dan op de linkerzijde van de schakelaar van de digitale zoom.
Alleen beeld
43
Met de informatietoets regelt u welke informatie in het live-beeld verschijnt. Elke keer dat u de toets indrukt treedt de volgende weergave van de cyclus in werking: standaard weergave, real-time histogram, alleen scherpstelveld, en alleen live­beeld.
Het real-time histogram geeft globaal een indruk van de verdeling van de helderheidsniveaus in het live-beeld. Het histogram geeft geen juiste voorstelling wanneer het monitor-beeld wordt versterkt (blz. 32, 101), of wanneer de ingebouwde flitser of een compatible externe flitser (blz. 91) wordt gebruikt. Het histogram van een opgenomen beeld kan soms afwijken van het real-time histogram.
Informatietoets
Standaardweergave Alleen scherpstelkader Alleen live-beeldReal-time histogram
Schaal
Raster
Wilt u een lijnenraster of een schaalverdeling in het beeld, houd dan de shift-toets ingedrukt (1) en druk op de informatietoets om de volgende cyclus te door­lopen: lijnenraster, schaal­verdeling, uit.
1
42
Geavanceerde opnametechniek
GEAVANCEERDE OPNAMETECHNIEK
In dit hoofdstuk vindt u gedetailleerde informatie over de opnamefuncties en werking van de came­ra. Lees de gedeelten die aansluiten op uw interesse en behoefte.
8. Correctie kleurverzadiging (blz. 74)
Monitorweergave - Opnamestand
2. Flitsstand (blz. 70)
5. Flitscorrectie (blz. 59)
7. Verscherping (blz. 94)
9. Contrastcorrectie (blz. 74)
16.Belichtingscorrectie (blz. 59)
11.Witbalans (blz. 60)
10.Cameragevoeligheid (ISO) (blz. 66)
13.Belichtingsstand (blz. 50)
12.Lichtmeetmethode (blz. 72)
14.Sluitertijd
22.Scherpstelstand (blz. 44)
23.Trillingsonderdrukking (blz. 36)
24.Waarschuwing cameratrilling (blz. 35)
17.Macrostand (blz. 49)
21.Transportstand (blz. 76)
18.Scherpstelsignaal (blz. 33)
20.Opnameteller (blz. 87)
28.Vergroting (blz. 102)
27.Beeldgrootte (blz. 86)
26.Beeldkwaliteit (blz. 86)
25.Batterijconditie (blz. 20)
4. Gebruiksstand
3. Flitssignaal (blz. 34)
B. Spotmeetveld (blz. 72)
D. AF-sensor (rood) (blz. 31) E. Spot-AF-veld (wit) (blz. 47)
C. Flex Scherpstelpunt (blz. 48)
1. Objectief-accessoire (blz. 132)
6. Filter (blz. 73)
15.Diafragma
19.Datum in beeld (blz. 95)
29.Kleurinstelling (blz. 68)
A. Scherpstelkader
Locatie-aanduiding
45
Globale positie van de CCD in de camera
Handmatige scherpstelling en de Flex Digitale Loep
De stand voor handmatige scherpstelling kiest u met de toets voor de scherpstelstand (blz. 44). Controleer de scherpstelling altijd via het zoeker/monitorbeeld. De globale afstand tussen de CCD en het onderwerp verschijnt naast de opna­meteller.
De Flex Digitale Loep is een scherpstelhulpmiddel voor handmati­ge scherpstelling. Het live-beeld binnen het vergrotingsgebied wordt automatisch vergroot, zodat u bij het draaien aan de scherp­stelring de scherpstelling kunt beoordelen.
Afstand tot onderwerp
Draai aan de scherpstelring om scherp te stellen. Het beeld binnen het vergrotingsveld is vergroot. De locatie-aanduiding geeft aan welk deel van het beeld u vergroot ziet. Drukt u de ontspanknop half in, of wordt er enige tijd niet scherpgesteld, dan verschijnt het totaal beeld weer.
Bij de handmatige scherpstelling kunt u het vergrotingsveld of het vergrote beeld verplaatsen. Druk op de centrale toets van de stuureenheid en gebruik vervolgens de vierwegtoetsen om het veld te verplaatsen. Het vergrotingsveld wordt blauw. Het vergrote beeldveld kan worden gescrolld met de vierwegtoetsen.
Door de shift-toets links op de camera en de centrale toets van de stuureenheid in te drukken centreert u het veld.
44
Geavanceerde opnametechniek
Toets scherpstelstand
Single-shot AF - autofocus-stand voor algemene toepassingen. De werking is beschreven
bij de basistechnieken opname.
Handmatige scherpstelling - Om zelf de afstand in te stellen, zie de volgende bladzijde.
Continu AF - voor het fotograferen van zich verplaatsende onderwerpen. Wordt de ont-
spanknop half ingedrukt, dan wordt het autofocussysteem geactiveerd en blijft het scherp­stellen totdat de foto is gemaakt. Gebruikt u continu AF in combinatie met het brede scherpstelveld (blz. 46), dan verschijnen de AF-sensors die aangeven waarop wordt scherp­gesteld niet in beeld. Het scherpstellen op zich snel verplaatsende onderwerpen kan in deze stand mogelijk niet goed verlopen. Gebruik dan handmatige scherpstelling, stel in op een bepaalde afstand en druk de ontspanknop in vlak voor het moment dat het onderwerp dat punt bereikt; er is een kleine vertraging tussen het moment dat de ontspanknop wordt ingedrukt en het moment dat de sluiter open gaat om de foto te maken.
Enkelvoudige AF - scherpstelling uitgevoerd en vergrendeld.
Continu AF - scherpstelling is uitgevoerd.
Rode scherpstelaanduiding - onderwerp is te dichtbij, of er doet zich iets voor
dat een goede scherpstelling verhindert. Er kan wel een foto worden gemaakt.
Enkelvoudige AF (Autofocus), continu AF en handmatige scherpstelling worden ingesteld met de toets voor de scherpstelstand. Druk op de toets om de gewenste scherpstelstand te kiezen.
De aanduidingen voor continu AF en handma­tige scherpstelling verschijnen in de rechter benedenhoek van het zoeker/monitorbeeld.
Scherpstelsignalen
47
Spot-AF-velden
U kunt een van de elf Spot-AF-velden selecteren. Spot-AF-velden kunnen niet worden gebruikt in combinatie met digitale zoom of filmopnamen.
Is de stand voor Spot-AF-veld geselecteerd, dan ver­schijnen er elf Spot-AF-velden. Het actieve AF-veld is blauw. Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid (1) om een nieuw veld te kiezen.
Door op de centrale toets van de stuureenheid te drukken terwijl u de shift-toets ingedrukt houdt selecteert u direct het centrale Spot-AF-veld.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het veld te selecteren; de overige tien velden verdwijnen. De stuureenheid kan pas voor andere handelingen worden gebruikt als er een scherpstelveld is geselecteerd.
U kunt de handeling ook voltooien door de ontspanknop half in te drukken; het Spot AF-veld wordt een kort moment rood om de scherpstelling te bevestigen.
Is er eenmaal een scherpstelveld geselecteerd, dan blijft het ook na de opname actief. Met de stuureenheid kunt u een ander veld kiezen.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid en selecteer het Spot-AF-veld met het instelwiel, zoals beschreven op de voorgaande bladzijde.
46
Geavanceerde opnametechniek
Voor de AF-veld-stand kunt u kiezen tussen het Breed scherpstel­veld, Spot-AF-veld en Flex Scherpstelpunt. De AF-veld-standen kunnen niet worden gewijzigd wanneer u de digitale zoom gebruikt.
AF-veld-standen wijzigen
Druk op de centrale toets van de stuureenheid, het actieve scherpstelveld wordt blauw.
Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om het Spot-AF-veld te selecteren of het Flex Scherpstelpunt naar een bepaalde positie te sturen. Druk midden op de stuureenheid of druk de ontspanknop half in om het AF-veld in te stellen; het geselecteerde AF-veld wordt wit. Kijk voor nadere instructies op de volgende bladzijden.
Draai aan het instelwiel om de AF-veld-stand te kiezen.
Breed scherpstelveld - voor algemeen gebruik. Het gebruik wordt beschreven bij de basistechniek voor de opname (blz. 30).
Spot-AF-velden- elf selecteerbare scherpstelvelden (blz. 47).
Flex Scherpstelpunt - met een kruis aangegeven scherpstelpunt dat overal in het beeld kan worden geplaatst (blz. 48).
49
De macrostand is bestemd voor dichtbijopnamen van kleine onderwerpen. In de macrostand kan de ingebouwde flitser niet worden gebruikt. Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
Breng een van de pijlen op de zoomring in lijn met de index naast de macroschakelaar en schuif de schakelaar naar voren. Het objectief moet naar de tele- of groothoekstand worden gezoomd om de macrostand inschakelbaar te maken. De zoom­ring wordt vergrendeld in de groothoekstand. In de telestand kan de zoomring iets worden versteld om fijnaanpassingen in beeld­grootte te maken.
Het macrosymbool verschijnt rechtsonder in de zoeker/monitor. Let er op dat het onderwerp zich binnen het macrobereik bevindt:
Macro-stand
Groothoekstand
Telestand
0,3 ~ 0,6 m
0,25 - 0,6 m
Aanduiding macrostand
Globale positie van de CCD in de camera
Vanwege de zeer sterke vergroting is uit de hand maken van macro-opnamen erg moeilijk. Gebruik liever een statief.
Gebruik het Flex Scherpstelpunt om te markeren op welk punt moet worden scherpgesteld. Bij macrofotografie is de scherpte­diepte zeer klein, waarbij gebruik van de scherpstelvergrendeling bij onderwerpen buiten het beeldmidden kleine foutjes kan veroor­zaken die bij sterke vergroting worden overdreven.
Opnametips
48
Geavanceerde opnametechniek
Flex Scherpstelpunt
Het Flex Scherpstelpunt (Flex Focus Point - FFP) is bijzonder handig voor onderwerpen buiten het beeldcentrum. Het kan naar elk gewenst punt in beeld worden verplaatst. Het kan niet worden gebruikt in combinatie met digitale zoom of filmopnamen.
Is de stand FFP geselecteerd, dan verschijnt het scherpstelpunt als een blauw kruis. Beweeg dit Flex Scherpstelpunt met behulp van de vierweg­toetsen van de stuureenheid naar de gewenste positie in beeld. De verplaatsing van het scherp­stelpunt gaat sneller als u bij het gebruik van de vierwegtoetsen de shift-toets indrukt.
Druk op de centrale toets van de stuureen­heid om de positie vast te leggen: het Flex Scherpstelpunt wordt wit.
Met half in drukken van de ontspanknop kunt u de handeling ook voltooien; het Flex Scherpstelpunt wordt even rood om de scherpstelling te bevestigen.
Druk midden op de stuureenheid om het Flex Scherpstelpunt naar een andere positie te verplaatsen.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid en selecteer Flex Scherpstelpunt (FFP) met het instelwiel, zoals beschreven op blz. 46.
Door op de centrale toets van de stuureenheid te drukken terwijl u de shift-toets ingedrukt houdt, laat u het scherpstelpunt direct naar het beeld­centrum terugkeren.
51
Programma-automatiek - P
Kies de programmastand met de belichtingskeuzeknop (blz. 50). De programma-automatiek ge­bruikt informatie over helderheid en brandpuntsafstand van het objectief om de belichtingsinstelling te berekenen. Dit geeft de fotograaf de vrijheid om te fotograferen zonder zich te bekommeren om de juiste belichting. De sluitertijd- en diafragmawaarden verschijnen in zoeker/monitor en op data­scherm. Ligt het helderheidsniveau buiten het belichtingsbereik van de camera, dan worden sluiter­tijd en diafragma in het zoeker/monitorbeeld in rood weergegeven.
De Program-shift functie maakt het mogelijk de sluitertijd/diafragmacombinatie die de camera heeft gekozen te veranderen. De ingebouwde flitser kan niet in combinatie met program shift worden gebruikt. De camera geeft prioriteit aan de flitsbelichting; is de flitser uitgeklapt, dan wordt een eventuele program shift opgeheven.
Zoals aangegeven in de basistechniek opname (blz. 30), drukt u de ontspanknop half in totdat de waarden voor sluitertijd en diafragma verschijnen.
Program shift - PS/PA
Elke sluitertijd/diafragmacombinatie geeft dezelfde hoeveelheid licht. De waarden worden gewijzigd per 0,3 LW of 1/3 stop. Verandert het licht, dan blijft de door de fotograaf veranderde waard gehandhaafd, terwijl de andere waarde wordt aan­gepast om een juiste belichting te handhaven.
Draai aan het instelwiel om de sluitertijd te veran­deren (Ps). Draai aan het instelwiel terwijl u op de shift-toets drukt om het diafragma te veranderen (P
A).
50
Geavanceerde opnametechniek
Belichtingsvergrendeling (AE-lock)
Belichtingskeuzeknop
Met de belichtingskeuzeknop kunt u zowel de traditionele belichtingsstan­den kiezen als onderwerpsprogramma's die erop gericht zijn de camera­instelling af te stemmen op speciale opname-omstandigheden. Camera­instellingen die in de camera zijn opgeslagen kunnen met deze knop worden opgeroepen. Zet simpelweg het wiel in de gewenste stand.
Handmatige belichtingsregeling (blz. 56) Sluitertijdvoorkeuze (blz. 55) Diafragmavoorkeuze (blz. 54) Programma-automatiek (blz. 51) Automatische opnamestand (blz. 52) Geheugen oproepen (blz. 99) Portret onderwerpsprogramma (blz. 58) Sport/actie onderwerpsprogramma (blz. 58) Zonsondergang onderwerpsprogramma (blz. 58) Nachtportret onderwerpsprogramma (blz. 58)
Aanduiding belichtingsstand
De knop voor de belichtingsvergrendeling (AE lock, AEL) ver­grendelt het automatische belichtingssysteem op een bepaalde waarde. Zo kunt u bijvoorbeeld de belichting meten op een grijskaart of op een referentie-object buiten het beeld en de gemeten waarde vergrendelen en voor de opname gebruiken. Bij de belichtingsvergrendeling wordt in de P- en A-stand de functie voor flitsen met lange sluitertij­den geactiveerd (blz. 71). De werking van de AEL-knop kan worden aangepast in sectie 1 van het opnamemenu (blz.
92).
Houd de AEL-knop ingedrukt om de belichting vergrendeld te houden; de aanduidingen voor sluitertijd en diafragma in het zoeker/monitorbeeld worden zwart. Loslaten van de knop heft de vergrendeling op. Neem het onderwerp in beeld en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te vergrendelen.
53
Datum in beeld (Date imprinting) Uit blz. 95
blz. 97Full-time AF Uit
blz. 101Monitorversterking (Monitor ampl.) Auto blz. 101Monitorverst. (Handm. bel. regeling) Prioriteit voor belichting (exposure)
blz. 100
blz. 102
blz. 97
Ruisonderdrukking (Noise reduction) On
Directe handmatige scherpstelling (DMF) Uit
Digitale zoom Interpoleren (Interpolate)
Directe weergave (Instant playback) Uit blz. 96
Innovatie en creativiteit zijn altijd de drijvende krach­ten geweest achter onze producten. De Electro-zoom X was zuiver een oefening in camera-design. Hij werd gepresenteerd tijdens de Photokina van 1966, in Keulen. De Electro-zoom X was een elektronisch gestuur­de,reflexcamera met diafragmavoorkeuze, uitgerust met een ingebouwd 30 - 120 mm f/3,5 zoomobjec­tief. Hij maakte 20 opnamen van 12 x 17 mm op een rol 16 mm film. De ontspanknop en batterijruimte zijn ondergebracht in de handgreep. Er zijn slechts enkele prototypen gebouwd, waardoor dit een van onze meest zeldzame camera’s is.
Konica Minolta Historie
AF-veld-stand (Focus-area mode) Breed scherpstelkader (Wide) blz. 46
Scherpstelstand (Focus mode) Enkelvoudige AF (Single-shot AF) blz. 44
Trillingsonderdrukking (Anti-shake) Aan blz. 36
52
Geavanceerde opnametechniek
Automatische opnamestand
De automatisch opnamestand kiest u met de belichtingskeuzeknop. De automatische opnamestand is gelijk aan de programmastand (blz. 51), behalve dat de automatische belichtingsstand wordt teruggezet wanneer bij ingeschakelde camera de belichtingskeuzeknop op of van de auto-stand wordt gezet. Camera uitzetten zet de stand niet terug. De volgende functies worden teruggezet:
Beeldgrootte (Image size) 3264 x 2448
blz. 90Spotmeting (Spot AE area) Centrale spot (Center spot)
blz. 86
Beeldkwaliteit (Image quality) Fijn (Fine)
AEL-toets AE hold
Flitssturing (Flash control) Auto
blz. 94Verscherping (Sharpness) Normaal (Normal)
blz. 86
blz. 90
blz. 92
Flitsdosering bij Manual (Flash output) 1/4 blz. 90
Flitscorrectie (Flash compensation) 0.0
Cameragevoeligheid (Cam. sensitivity) Auto
blz. 59
Raster/schaal in zoeker (Focus. screen) Uit blz. 43
blz. 66
Contrastcorrectie (Contrast comp.) 0 blz. 74
Kleurverzadiging (Col.-saturation comp.) 0 blz. 74
Flitsstand (Flash mode) Invulflits (Fill flash) blz. 70
blz. 68Kleurinstelling (Color mode) Natural (sRGB)
Belichtingscorrectie (Exp. compensation) 0.0
Transportstand (Drive mode) Enkelbeeld (Single-frame advance)
Witbalans (White balance) Auto
Lichtmeetmethode (Metering mode) Meerveldsmeting (Multi-segment)
blz. 43
blz. 59
blz. 76
blz. 60
blz. 72
Filter 0 blz. 73
Weergaveformaat (Display format) Standaard
Loading...
+ 60 hidden pages