We zijn verheugd dat u KENWOOD hebt gekozen voor uw
mobiele radiotoepassingen over land. We zijn er zeker van dat
deze gebruiksvriendelijke zendontvanger in betrouwbare
communicatie voorziet waardoor personeel zo efficiënt mogelijk
kan worden ingezet.
KENWOOD-zendontvangers herbergen de nieuwste
technologische ontwikkelingen. Daarom zijn we ervan overtuigd
dat u tevreden zult zijn met de kwaliteit en de mogelijkheden van
dit product.
MODELLENDIEINDEZE HANDLEIDING WORDEN BESCHREVEN
•TK-2140: VHF FM Zendontvanger
•TK-3140: UHF FM Zendontvanger
KENNISGEVINGENVOORDE GEBRUIKER
◆ Regelgeving door de overheid verbiedt het gebruik van
radiozenders zonder vergunning in de gebieden die onder die
regelgeving vallen.
◆ Illegaal gebruik wordt bestraft met een geldboete en/of
gevangenisstraf.
◆ Wend u voor reparaties alleen tot gekwalificeerd
servicepersoneel.
VEILIGHEID: Het is belangrijk dat de gebruiker op de hoogte is
van de risico’s die het gebruik van een zendontvanger met zich
meebrengt.
WAARSCHUWING:
EXPLOSIEVE MENGSELS (GASSEN, STOF, DAMPEN, enz.)
Schakel uw zendontvanger uit wanneer u benzine tankt of wanneer u
bij een benzinetankstation parkeert.
N-i
Page 4
INHOUDSOPGAVE
UITPAKKEN EN CONTROLEREN VAN DE APPARATUUR ............ 1
E FUNCTIE KORT BERICHT ........................................... 26
GELUIDSSIGNALEN VOOR GEBRUIKERSFEEDBACK ............. 27
N-ii
Page 5
UITPAKKEN EN CONTROLEREN VAN DE APPARATUUR
Opmerking: De volgende uitpakaanwijzingen zijn bedoeld voor uw
KENWOOD-dealer, een geautoriseerd KENWOOD-servicepunt of de
fabriek.
Pak de zendontvanger voorzichtig uit. We raden u aan de
artikelen aan de hand van de volgende tabel te identificeren
alvorens u de verpakking weggooit. Als artikelen ontbreken of
tijdens transport zijn beschadigd, dient u onverwijld een klacht in
bij de transporteur.
MEEGELEVERDE ACCESSOIRES
lekitrAremmunleedrednO
E0412-KTXX-5970-09T
ennetnA
3E0413-KTXX-0080-09T
pilcmeiRXX-1070-92J1
rotcennoc
elesrevinuroovejtaalpkedfA
feorhcSXX-8450-80N1
gnizjiwnaaskiurbeGXX-9741-26B1
XX-5260-90B1
dieh
1E0413-KTXX-8970-09T
-leeveoH
Antenne
RiemclipSchroefAfdekplaatje
voor universele
connector
N-1
Page 6
VOORBEREIDING
VOORZORGSMAATREGELENMET BETREKKINGTOTDE BATTERIJ
◆ Laad de batterij niet opnieuw op wanneer deze reeds geheel
opgeladen is. Dat kan de levensduur van de batterij verkorten of
de batterij kan beschadigd raken.
◆ Nadat de batterij is opgeladen dient u deze van de oplader te
ontkoppelen. Als de oplader opnieuw wordt ingeschakeld (op
AAN nadat deze op UIT werd gezet), begint het opladen opnieuw
en raakt de batterij overladen.
◆ Gebruik de zendontvanger niet wanneer de batterij wordt
opgeladen. We raden aan de zendontvanger op UIT te zetten
wanneer deze wordt opgeladen.
◆ Sluit de batterijcontacten niet kort en werp de batterij niet in het
vuur.
◆ Probeer nooit het omhulsel van de batterij te verwijderen.
Informatie met betrekking tot de (optionele) Li-ion-batterij:
De batterij bevat brandbare materialen zoals organische oplosmiddelen.
Door een ruwe behandeling kan de batterij scheuren (wat vlammen of
intense hitte veroorzaakt), slechter functioneren of wordt anderszins
schade aan de batterij toegebracht. Neem de volgende
verbodsbepalingen in acht.
•Demonteer of reconstrueer de batterij niet!
De batterij heeft een veiligheidsvoorziening en een
beveiligingsschakeling om gevaar te voorkomen. Wanneer de
batterij ernstig beschadigd raakt, kan deze hitte of rook
produceren, scheuren of in brand vliegen.
•Sluit de batterij niet kort!
De + en – polen niet met elkaar verbinden met behulp van
metaal (zoals een paperclip of een draadje). De batterij niet
vervoeren of bewaren in houders die metalen voorwerpen
bevatten (zoals draden, halskettingen of haarspelden). Als de
batterij wordt kortgesloten, zal er een zeer sterke stroom vloeien
en kan de batterij hitte of rook produceren, scheuren of in brand
vliegen. Hierdoor raken metalen objecten ook verhit.
N-2
Page 7
•De batterij niet aansteken of verwarmen!
Als de isolatie smelt, het gasontsnappingsventiel of de
beveiligingsfunctie beschadigd raakt of het elektrolyt wordt
aangestoken, kan de batterij hitte of rook produceren, scheuren
of in brand vliegen.
•De batterij niet gebruiken in de buurt van vuren, ovens of
andere hittebronnen (plaatsen waar het warmer is dan 80°C)!
Als de polymeerafscheiding smelt als gevolg van hoge
temperaturen, kan er interne kortsluiting ontstaan in de
afzonderlijke cellen en kan de batterij hitte of rook produceren,
scheuren of in brand vliegen.
•De batterij niet in water onderdompelen of nat laten worden!
Als de beveiligingsschakeling van de batterij wordt beschadigd,
kan de batterij met een zeer hoge stroomsterkte (of spanning)
worden opgeladen en kan zich een uitzonderlijke chemische
reactie voordoen. De batterij kan hitte of rook produceren,
scheuren of in brand vliegen.
•De batterij niet opladen in de buurt van een vuur of in direct
zonlicht!
Als de beveiligingsschakeling van de batterij wordt beschadigd,
kan de batterij met een zeer hoge stroomsterkte (of spanning)
worden opgeladen en kan zich een uitzonderlijke chemische
reactie voordoen. De batterij kan hitte of rook produceren,
scheuren of in brand vliegen.
•Gebruik alleen de aangegeven oplader en neem de vereisten
voor het opladen in acht!
Als de batterij wordt opgeladen onder niet-gespecificeerde
omstandigheden (temperatuur boven de toegestane waarde,
spanning of stroomsterkte boven de toegestane waarde of met
behulp van een omgevormde oplader), kan de batterij overladen
raken of kan zich een uitzonderlijke chemische reactie voordoen.
De batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in brand
vliegen.
•De batterij niet doorboren, niet op de batterij slaan of erop
staan!
Daardoor kan de batterij breken of vervormd raken, wat
kortsluiting tot gevolg heeft. De batterij kan hitte of rook
produceren, scheuren of in brand vliegen.
N-3
Page 8
•Niet met de batterij slaan of gooien!
Door een schok kan de batterij gaan lekken, hitte of rook
produceren, scheuren en/of in brand vliegen. Als de
beveiligingsschakeling van de batterij wordt beschadigd, kan de
batterij met een zeer hoge stroomsterkte (of spanning) worden
opgeladen en kan zich een uitzonderlijke chemische reactie
voordoen. De batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in
brand vliegen.
•De batterij niet gebruiken als deze op enigerlei wijze is
beschadigd!
De batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in brand
vliegen.
•Niet rechtstreeks op de batterij solderen!
Als de isolatie smelt of het gasventiel of de beveiligingsfunctie
beschadigd raakt, kan de batterij hitte of rook produceren,
scheuren of in brand vliegen.
•De polariteit (en de aansluitingen) van de batterij niet
omdraaien!
Wanneer een batterij omgekeerd wordt opgeladen, kan zich een
uitzonderlijke chemische reactie voordoen. In sommige gevallen
kan er een onverwacht grote stroomsterkte ontstaan bij het
ontladen. De batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in
brand vliegen.
•De batterij niet omgekeerd opladen of aansluiten!
De batterij heeft een positieve en een negatieve pool. Als de
batterij niet makkelijk aan is te sluiten op een oplader of op
apparatuur, gebruik dan geen geweld; controleer de polariteit van
de batterij. Als de batterij omgekeerd op de oplader is
aangesloten, wordt deze omgekeerd opgeladen en kan zich een
uitzonderlijke chemische reactie voordoen. De batterij kan hitte of
rook produceren, scheuren of in brand vliegen.
•Een gescheurde en lekkende batterij niet aanraken!
Als de elektrolytvloeistof uit de batterij in uw ogen komt, spoel uw
ogen dan zo snel mogelijk uit met schoon water, zonder in uw
ogen te wrijven. Ga onmiddellijk naar het ziekenhuis. Als het niet
behandeld wordt, kan dat oogproblemen geven.
N-4
Page 9
•De batterij niet langer dan de aangegeven tijd opladen!
Stop met opladen als de batterij zelfs na de aangegeven
oplaadtijd nog niet helemaal is opgeladen. De batterij kan hitte of
rook produceren, scheuren of in brand vliegen.
•Plaats de batterij niet in een magnetron of hogedrukvat!
De batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in brand
vliegen.
•Houd gescheurde en lekkende batterijen buiten bereik van
vuur!
Als de batterij lekt (of een kwalijke geur verspreidt), verwijder
deze dan meteen uit de buurt van brandhaarden. Elektrolyt dat
uit een batterij lekt kan makkelijk vlam vatten en kan de batterij
doen roken of in brand doen vliegen.
•Geen abnormale batterij gebruiken!
Als de batterij een kwalijke geur verspreidt, verkleurd of vervormd
is of er om een andere reden niet normaal uitziet, haal deze dan
uit de oplader of uit het apparaat en gebruik de batterij niet. De
batterij kan hitte of rook produceren, scheuren of in brand
vliegen.
■ Het gebruik van de Li-ion-batterij
• Laad de batterij voor gebruik op.
• Om het ontladen van de batterij zoveel mogelijk te beperken,
dient u de batterij uit het apparaat te halen wanneer dit niet in
gebruik is. Bewaar de batterij op een koele en droge plaats.
•Wanneer u de batterij langere tijd niet gebruikt:
1 Verwijder de batterij uit het apparaat.
2 Ontlaad de batterij, indien mogelijk.
3 Bewaar de batterij op een koele (minder dan 25ºC) en
droge plaats.
N-5
Page 10
■ Eigenschappen van de Li-ion-batterij
• Als de batterij herhaaldelijk wordt opgeladen en ontladen,
vermindert de capaciteit van de batterij.
• Zelfs wanneer de batterij ongebruikt is, gaat de kwaliteit
achteruit.
• Het kost meer tijd om de batterij op te laden op een koelere
plaats.
• De levensduur van de batterij wordt verkort wanneer deze op
warmere plaatsen wordt opgeladen en ontladen. Wanneer de
batterij op een hete plaats wordt bewaard, loopt de kwaliteit
sneller achteruit. Laat de batterij niet achter in een voertuig of
in de buurt van een warmtebron.
•Wanneer de batterij snel leeg raakt, zelfs wanneer deze
helemaal is opgeladen, dient u de batterij te vervangen. Als u
de batterij blijft opladen en ontladen, kan het elektrolyt gaan
lekken.
■ Het opladen van de Li-ion-batterij
Wanneer een KNB-24L-batterij in een zendontvanger wordt
geplaatst, kan de veiligheidspal van de batterij langs de
batterij uitsteken. Wanneer de zendontvanger met de batterij
in de oplader wordt geplaatst, maakt de veiligheidspal
contact met de metalen contacten van de oplader en zal de
LED op de oplader even rood oplichten. Druk de
zendontvanger helemaal in de batterijsleuf zodat de
veiligheidspal geen contact meer maakt met de contacten
van de oplader. Wanneer de batterij eenmaal op zijn plaats
zit, begint het opladen van de batterij.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de KSC-25 voor de
oplaadprocedure.
batterij overeenkomen met de
groeven boven aan de achterzijde
van de zendontvanger en druk de
batterij dan stevig op zijn plaats.
2 Duw de veiligheidspal op zijn
plaats om te verhinderen dat de
batterij wordt verwijderd wanneer
u per ongeluk op de ontgrendeling
drukt.
3 Om de batterij te verwijderen zet u
de veiligheidspal omhoog, drukt u
op de ontgrendeling en neemt u
de batterij uit de zendontvanger.
Opmerkingen:
◆ Om de veiligheidspal van de batterij omhoog te zetten, gebruikt u
een stukje hardplastic of metaal, zoals een schroevendraaier, dat
niet meer dan 6 mm breed en 1 mm dik is. U dient het
gereedschap alleen onder het lipje van de veiligheidspal te
plaatsen, zodat u de ontgrendeling niet beschadigt.
◆ Zorg dat de veiligheidspal stevig vast zit voordat u een batterij
oplaadt die aan de zendontvanger is gekoppeld.
◆ Als u de zendontvanger met een Li-ion of Ni-MH-batterij gebruikt
bij een omgevingstemperatuur van –10°C of lager, kan de
gebruiksduur verkort worden.
N-7
Page 12
INSTALLEREN/ VERWIJDERENVAN ALKALINE-BATTERIJEN
◆ Installeer geen batterijen in een gevaarlijke omgeving waar
vonken een explosie kunnen veroorzaken.
◆ Gooi oude batterijen nooit in het vuur; de batterijen kunnen
exploderen als gevolg van zeer hoge temperaturen.
◆ Sluit de aansluitingen van de batterijhouder niet kort.
◆ Geen oplaadbare batterijen of mangaanbatterijen gebruiken die
in de handel verkrijgbaar zijn.
Opmerkingen:
◆ Verwijder de batterijen uit de batterijhouder als u de zendontvanger
langere tijd niet gebruikt.
◆ Deze batterijhouder is ontworpen voor een zendvermogen van
ongeveer 1 W (de instelling voor laag vermogen op uw
zendontvanger). Als u met een sterker signaal wilt zenden (de
instelling voor hoog vermogen op uw zendontvanger), gebruikt u
de optionele oplaadbare batterij.
1 Om de batterijhouder te openen,
drukt u op de twee lipjes boven
aan de achterzijde van de houder
en neemt u de beide helften van
elkaar.
2 Stop 6 AA (LR 6) alkaline-
batterijen in de houder.
• Controleer of de polariteit
overeenkomt met de
markeringen op de bodem van
de batterijhouder.
3 Houd de lipjes van het deksel
gelijk met de onderkant van de
houder en druk het deksel naar
beneden tot het op z’n plaats valt.
N-8
Page 13
HET INSTALLERENVANDE ANTENNE
Schroef de antenne in de connector
boven op de zendontvanger door de
antenne onderaan vast te houden en
met de klok mee vast te draaien.
HET INSTALLERENVANDE RIEMCLIP
Opmerking: Wanneer de riemclip voor het eerst wordt geïnstalleerd,
dient u de batterij van de achterzijde van de zendontvanger te
verwijderen.
1 Verwijder de twee schroeven aan
de achterzijde van de
zendontvanger en verwijder dan
het zwarte, plastic dekplaatje.
2 Plaats de riemclip in de uitsparing
aan de achterzijde van de
zendontvanger.
3 Bevestig de riemclip met behulp
van de twee schroeven.
Opmerking: Gooi het zwarte, plastic
dekplaatje niet weg! Als u de riemclip
verwijdert, plaatst u het dekplaatje weer
terug in de uitsparing aan de achterzijde
van de zendontvanger. Ofwel het
dekplaatje of de riemclip moet zijn
aangebracht, anders blijft de batterij
wellicht niet goed op zijn plaats.
N-9
Page 14
HET INSTALLERENVANHET DEKPLAATJEOVERDE UNIVERSELE CONNECTOR
Als u geen gebruik maakt van de
optionele KMC-25 luidspreker/
microfoon, brengt u het dekplaatje
aan over de universele connector met
behulp van de meegeleverde schroef
van 4 x 6 mm.
1 Steek de geleider van de luidspreker/ microfoon in de
uitsparing van de universele connector.
2 Zet de connector vast met behulp van de bijgeleverde
schroef.
N-10
Page 15
EEN EERSTE KENNISMAKING
16
8
9
10
MicrofoonLuidspreker
qq
q Antenneaansluiting
qq
32
4
57
11
12
13
14
15
Sluit de antenne hier aan.
ww
w Codeerkeuzeknop
ww
Draai deze codeerkeuzeknop om de programmafunctie te
activeren: Kanaal omhoog/ omlaag (standaard) of Groep
omhoog/ omlaag. Neem voor meer informatie contact op met
de dealer.
ee
e Aan/uit-schakelaar/ Volume-regeling
ee
Draai met de klok mee om de zendontvanger AAN (ON) te
zetten. Draai om het volume te regelen. Draai helemaal tegen
de klok in om de zendontvanger UIT (OFF) te zetten.
N-11
Page 16
rr
r LED-indicatie
rr
Deze LED licht rood op tijdens het zenden en groen tijdens
het ontvangen van een signaal. Tijdens Melding selectieve
oproep knippert de LED oranje. Indien dit door uw dealer is
geprogrammeerd, knippert de LED rood tijdens het zenden
wanneer de batterij bijna leeg is. Dan moet de batterij worden
vervangen of opgeladen.
Opmerking: Wanneer de zendontvanger wordt gebruikt met een
Li-ion-batterij, kan de indicatietijd voor een lege batterij veel
korter zijn dan bij andere batterijen. De zendontvanger kan
plotseling UIT worden geschakeld, nadat de LED is begonnen te
knipperen.
tt
t Hulptoets (oranje)
tt
Indrukken om de hulpfunctie te activeren {pagina 15}. Deze
toets heeft geen standaardinstelling.
yy
y Veiligheidspal batterij
yy
Duw deze pal naar beneden om te voorkomen dat de
ontgrendeling van de batterij per ongeluk wordt ingedrukt. Zie
“I
BATTERIJOFDE HOUDERVOOR ALKALINE-BATTERIJEN” op pagina 7.
uu
u Ontgrendeling van batterij
uu
Druk op deze ontgrendeling om de batterij te ontgrendelen.
NSTALLEREN/ VERWIJDERENVAN DE (OPTIONELE) OPLAADBARE
Zie “I
BATTERIJOFDE HOUDERVOOR ALKALINE-BATTERIJEN” op pagina 7.
ii
i PTT-knop (push-to-talk)
ii
Druk deze knop in en spreek dan in de microfoon om een
station op te roepen.
oo
o Kant 1-toets
oo
Indrukken om de hulpfunctie te activeren {pagina 15}. De
standaardinstelling van deze toets is Afluisteren.
N-12
Page 17
!0!0
!0 Kant 2-toets
!0!0
Indrukken om de hulpfunctie te activeren {pagina 15}. De
standaardinstelling van deze toets is Oproep 1voor het
5-toons model. Het DTMF/2-toons/DMS-model heeft geen
standaardinstelling.
!1!1
!1 S-toets
!1!1
Indrukken om de hulpfunctie te activeren {pagina 15}. De
standaardinstelling van deze toets is Invoer selectieveoproep voor het 5-toons model. Het DTMF/2-toons/DMSmodel heeft geen standaardinstelling.
!2!2
!2 A-toets
!2!2
Indrukken om de hulpfunctie te activeren {pagina 15}. De
standaardinstelling van deze toets is Invoer ontvangen voor
het
5-toons model. Het DTMF/2-toons/DMS-model heeft geen
standaardinstelling.
!3!3
tt
!3
tB-toets
!3!3
tt
Indrukken om de hulpfunctie te activeren {pagina 15}. Deze
toets heeft geen standaardinstelling.
!4!4
ss
!4 C
s-toets
!4!4
ss
Indrukken om de hulpfunctie te activeren {pagina 15}. Deze
toets heeft geen standaardinstelling.
!5!5
!5 Universele connector
!5!5
Sluit de (optionele KMC-25) luidspreker/ microfoon hierop
aan. Anders laat u het afdekplaatje op zijn plaats.
De toetsen w, t en o tot !4 {pagina’s 11 t/m 13} kunnen worden
geprogrammeerd met de hulpfuncties die in de volgende tabel
worden vermeld. De toetsen kunnen alleen met functies worden
geprogrammeerd, afhankelijk van het aangeschafte model. Neem
voor meer informatie over deze functies contact op met uw dealer.
eitcnuF
/snoot-2/FMTD
ledom-SMD
nezeikhcsitamotuAaJaJ
1peorpOeeNaJ
2peorpOeeNaJ
3peorpOeeNaJ
4peorpOeeNaJ
5peorpOeeNaJ
6peorpOeeNaJ
gaalmolaanaKaJaJ
1
dnepolroodgaalmolaanaK
aJaJ
maanlaanaKaJaJ
goohmolaanaKaJaJ
1
dnepolroodgoohmolaanaK
2
3
peorpodooN
gaalmo/goohmolaanaK
aJaJ
aJaJ
aJaJ
emulovtsaVaJaJ
gaalmopeorGaJaJ
1
dnepolroodgaalmopeorG
aJaJ
goohmopeorGaJaJ
1
dnepolroodgoohmopeorG
2
gaalmo/goohmopeorG
aJaJ
aJaJ
laanaksiuhTaJaJ
gnilednergrevletuelSaJaJ
gnithcilreVaJaJ
N-15
ledomsnoot-5
Page 20
eitcnuF
/snoot-2/FMTD
ledom-SMD
negomrevgaaLaJaJ
neretsiulfAaJaJ
neretsiulfagidnotstroKaJaJ
neeGaJaJ
nooterabreetceleSaJaJ
jirthcaWaJaJ
droowthcawoidaRaJaJ
negnavtnoreovnIeeNaJ
nennacSaJaJ
negeoveot/nessiwnennacSaJaJ
peorpoeveitcelesreovnIeeNaJ
peorpoeveitcelestsjiLaJaJ
+peorpoeveitceleS
reovnisutatS
eeNaJ
tsjilsutatS+peorpoeveitceleSaJaJ
nelessiWaJaJ
)zH0571(nooteleknEaJaJ
)zH5312(nooteleknEaJaJ
gnikkurdrednosiuruaeviNaJaJ
gnikkurdrednosiuregidnotstroKaJaJ
TIUgnikkurdrednosiuRaJaJ
reovnisutatSeeNaJ
tsjilsutatSeeNaJ
netarpdnoRaJaJ
1
Houd de juiste toets langer dan 1 seconde ingedrukt om toegang tot
deze functies te krijgen.
2
Deze functies kunnen alleen worden geprogrammeerd op toets w, de
codeerkeuzeknop.
3
Deze functie kan alleen worden geprogrammeerd op toets t, de
Hulptoets (oranje) en op de programmeerbare functietoets van de
optionele KMC-25 luidspreker/ microfoon.
N-16
ledomsnoot-5
Page 21
BASISPRINCIPES VAN DE BEDIENING
AANEN UIT ZETTEN
Draai de Aan/uit-schakelaar/ Volume-regeling met de klok mee
om de zendontvanger AAN te zetten.
• Als de functie Radiowachtwoord is geprogrammeerd,
verschijnt “LOCK 1” op de display wanneer de zendontvanger
wordt ingeschakeld (AAN). Om de zendontvanger te
ontgrendelen, voert u het wachtwoord in en drukt u op de
toets Kant 2. Als u een verkeerd wachtwoord invoert, klinkt er
een fouttoon en blijft de zendontvanger vergrendeld. Het
wachtwoord kan maximaal 6 cijfers bevatten.
Draai de Aan/uit-schakelaar/ Volume-regeling tegen de klok in
om de zendontvanger UIT te zetten.
HET VOLUME REGELEN
Draai de Aan/uit-schakelaar/ Volume-regeling om het volume te
regelen. Met de klok mee draaien verhoogt het volume en tegen
de klok in draaien verlaagt het volume.
EEN GROEP/ KANAAL SELECTEREN
Selecteer de gewenste groep en het gewenste kanaal met
behulp van de encoder (codeerkeuzeknop) en de toetsen die
geprogrammeerd zijn met Groep omhoog/ omlaag of Kanaalomhoog/ omlaag.
N-17
Page 22
EEN OPROEP DOEN
1 Selecteer de gewenste groep en het gewenste kanaal.
2 Druk op de toets Afluisteren om te controleren of het kanaal
vrij is.
•U moet de toets gebruiken die is geprogrammeerd met
Afluisteren of Kortstondig afluisteren.
• Als het kanaal is bezet, wacht u tot het weer vrij is.
3 Houd de knop PTT ingedrukt en spreek in de microfoon. Laat
de knop PTT weer los om te ontvangen.
•Voor de beste geluidskwaliteit op het ontvangende station,
houdt u de microfoon op een afstand van ongeveer 3 – 4 cm
van uw mond.
EEN OPROEP ONTVANGEN
1 Selecteer de gewenste groep en het gewenste kanaal. (Als
de functie Scannen is geprogrammeerd, kunt u deze
desgewenst AAN of UIT zetten.)
2 Wanneer u de stem van een oproeper hoort, stelt u het
volume desgewenst bij.
TIME-OUT-TIJDKLOK (TOT)
Het oogmerk van de Time-out-tijdklok is te verhinderen dat een
oproeper een kanaal voor langere tijd bezet houdt.
Als u onafgebroken blijft zenden gedurende een periode die
langer is dan de ingestelde tijd, stopt de zendontvanger met
zenden en klinkt er een waarschuwingssignaal. Laat de toets
PTT los zodat het signaal stopt.
Uw dealer kan de TOT-periode instellen van 30 seconden tot
5 minuten. De standaardinstelling is 60 seconden.
N-18
Page 23
SCANNEN
Als de functie Scannen is geprogrammeerd, kunnen groepen en
kanalen worden gescand door op de toets te drukken die als
Scannen is geprogrammeerd. Scannen kan worden gebruikt als
Enkelvoudig scannen of als Meervoudig scannen. Enkelvoudig
scannen luistert alleen de kanalen van een enkele groep af.
Meervoudig scannen luistert alle kanalen van elke groep af.
Wanneer de toets Scannen is ingedrukt, verschijnen de SCNindicator en “-SCAN-” of het omgekeerde groep/ kanaalnummer
op de display en begint het scannen.
Wanneer een oproep wordt ontvangen, stopt het scannen en
verschijnen de groeps- en kanaalcijfers. Druk op de knop PTT en
spreek in de microfoon om de oproep te beantwoorden.
Wanneer de toets PTT wordt losgelaten en er geen signaal meer
wordt ontvangen, zal de zendontvanger het scannen na een
instelbare tijdsperiode hervatten.
Wanneer de weergegeven groep niet is uitgesloten van de
scanvolgorde, verschijnt de toevoegingsindicator (▼) op de
display.
VOORRANGSSCANNEN
Het voorrangskanaal moet geprogrammeerd zijn wil Voorrangsscannen kunnen functioneren.
De zendontvanger zal automatisch overgaan op het voorrangskanaal wanneer daar een signaal op wordt ontvangen, zelfs al
wordt er een signaal ontvangen op een gewoon kanaal.
De indicator
voorrangskanaal is.
verschijnt wanneer het weergegeven kanaal het
N-19
Page 24
SCANNEN UITSLUITEN
Als een programmeerbare hulptoets geprogrammeerd is met
Scannen wissen/toevoegen, kan ieder kanaal handmatig van
de scanvolgorde worden uitgesloten. De toevoegingsindicator
(▼) wordt niet meer op de display weergegeven wanneer het
geselecteerde kanaal is uitgesloten.
SCANTERUGVAL
U kunt een terugvalkanaal selecteren met behulp van de toetsen
Kanaal (of de codeerkeuzeknop).
Er zijn zes soorten scanterugvallen beschikbaar die door uw
dealer kunnen worden geprogrammeerd:
•Laatst opgeroepen: Het laatst ontvangen kanaal wordt
toegewezen als het nieuwe terugvalkanaal.
•Laatst gebruikt: Het laatst beantwoorde kanaal wordt
toegewezen als het nieuwe terugvalkanaal.
•Geselecteerd: Het laatst geselecteerde kanaal wordt
toegewezen als het nieuwe terugvalkanaal.
•Geselecteerd + Talkback (Terugpraten): Als het kanaal
gewijzigd is tijdens het scannen, wordt het nieuw
geselecteerde kanaal toegewezen als het nieuwe revertkanaal. De zendontvanger “praat terug” op het huidige
ontvangstkanaal.
•Voorrang: Als uw dealer een voorrangskanaal heeft
geprogrammeerd, is dat kanaal het terugvalkanaal.
•Geselecteerd + Talkback (Terugpraten): Als uw dealer een
voorrangskanaal heeft geprogrammeerd, is dat kanaal het
terugvalkanaal. De zendontvanger “praat terug” op het
huidige ontvangstkanaal.
N-20
Page 25
SIGNALERING
DTMF-SIGNALERING
Uw dealer kan een groep programmeren met een DTMFsignaleringscode. Wanneer u een oproep ontvangt met een code
die overeenkomt met de uwe, zal de signaleringsindicator
knipperen en klinkt er een toon. De ruisonderdrukking start en u
hoort de oproep.
De ruisonderdrukking stopt wanneer u een oproep ontvangt met
een code die overeenkomt met uw resetcode voor signalering.
Wanneer een oproep wordt gedaan op een groep die
geprogrammeerd is met een DTMF-signaleringscode, zal de
signaleringsindicator oplichten en de ruisonderdrukking starten.
2-TOONSSIGNALERING
2-toonssignalering wordt geactiveerd of gedeactiveerd door uw
dealer.
2-toonssignalering start de ruisonderdrukking alleen wanneer de
zendontvanger twee tonen ontvangt die overeenkomen met de
tonen die in de zendontvanger zijn ingesteld. Wanneer de
ruisonderdrukking start, kunt u de oproeper horen zonder dat u
verder iets hoeft te doen.
Nadat een correct 2-toonssignaal is ontvangen en de
ruisonderdrukking is gestart, wordt de verbinding geannuleerd
door op de toets te drukken die is geprogrammeerd als
Afluisteren.
Als uw dealer Antwoorden op 2-toonssignalering heeft
geprogrammeerd, stuurt uw zendontvanger automatisch een
bevestigingssignaal naar het station dat u met het juiste
2-toonssignaal heeft opgeroepen. Antwoorden werkt niet
wanneer u door middel van een groepsoproep wordt
opgeroepen.
Als uw dealer Melden oproep voor 2-toonssignalering heeft
geprogrammeerd, zal uw zendontvanger een pieptoon laten
horen wanneer het juiste 2-toonssignaal wordt ontvangen.
N-21
Page 26
5-TOONSSIGNALERING
5-toonssignalering wordt geactiveerd of gedeactiveerd door uw
dealer.
5-toonssignalering start de ruisonderdrukking alleen wanneer de
zendontvanger vijf tonen ontvangt die overeenkomen met de
tonen die in de zendontvanger zijn ingesteld. Wanneer de
ruisonderdrukking start, kunt u de oproeper horen zonder dat u
verder iets hoeft te doen.
Nadat een correct 5-toonssignaal is ontvangen en de
ruisonderdrukking is gestart, wordt de verbinding geannuleerd
door op de toets te drukken die is geprogrammeerd als
Afluisteren.
Als uw dealer Antwoorden op 5-toonssignalering heeft
geprogrammeerd, stuurt uw zendontvanger automatisch een
bevestigingssignaal naar het station dat u met het juiste
5-toonssignaal heeft opgeroepen. Antwoorden werkt niet
wanneer u door middel van een groepsoproep wordt
opgeroepen.
Als uw dealer Melden oproep voor 5-toonssignalering heeft
geprogrammeerd, zal uw zendontvanger een pieptoon laten
horen wanneer het juiste 5-toonssignaal wordt ontvangen.
N-22
Page 27
DMS: ALFANUMERIEKE 2-RICHTINGSSEMAFOONFUNCTIE
DMS (digitaal berichtensysteem) is een alfanumerieke
2-richtingssemafoonfunctie en is een protocol dat eigendom is
van KENWOOD Corporation. DMS maakt verschillende
semafoonfuncties mogelijk op uw zendontvanger. Sommige
daarvan zijn afhankelijk van programmering door de dealer.
TOETSFUNCTIES
Modus normale werking
Druk op
een
toets
2
Druk op Wachtrij of
ontvang een nieuw
bericht
Wachtrij-modus
Druk op
een
toets
2
Druk op Lijst
selectieve
oproep,
Selectieve
oproep +
Statuslijst of
ontvang een
selcall
Selectieve
oproep-modus
Druk op
Kant 2
1
Statusmodus
• Druk op Lijst selectieve oproep, Selectieve oproep +Statuslijst of Wachtrij om de modus van de zendontvanger te
wijzigen zoals het diagram hierboven laat zien.
• Druk op de toets PTT om een oproep te doen.
1
Afhankelijk van hoe uw dealer de zendontvanger heeft
geprogrammeerd, kan Selectieve oproep worden overgeslagen of kan
de zendontvanger de Selectieve oproep-modus automatisch verlaten
(zoals de onderbroken pijl laat zien). Wanneer de Selectieve oproepmodus actief wordt nadat u een Selective oproep hebt ontvangen, zal
de zendontvanger de Statusmodus niet activeren.
2
Afhankelijk van hoe uw dealer de zendontvanger heeft
geprogrammeerd, kan de zendontvanger deze modi automatisch
verlaten, in plaats van door op een toets te drukken.
N-23
Page 28
SELECTIEVE OPROEP
Een Selectieve oproep is een spraakoproep aan een bepaald
station of aan een groep van stations.
■ Zenden
1 Selecteer de gewenste groep en het gewenste kanaal.
2 Druk op de toets die is geprogrammeerd als Lijst
selectieve oproep om de Selectieve oproep-modus te
activeren.
3 Gebruik de codeerkeuzeknop om de ID te selecteren van
het station dat u wilt oproepen.
4 Druk op de knop PTT en begin uw gesprek.
■ Ontvangen
Er klinkt een waarschuwingssignaal, de zendontvanger
activeert automatisch de Selectieve oproep-modus en de ID
van het oproepende station verschijnt wanneer er een
Selectieve oproep wordt ontvangen.
Druk op de knop PTT en spreek in de microfoon om de
oproep te beantwoorden.
■ Identificatiecodes
Een ID-code is een combinatie van een 3-cijferig groepsnummer en een 4-cijferig ID-nummer. Iedere zendontvanger
moet een eigen groeps- en ID-nummer hebben.
• Selecteer een groepsnummer of “ALL” groepen en een
groeps-ID-nummer om een groepsoproep te doen.
• Selecteer een groepsnummer en een individueel ID-nummer
om een individuele oproep te doen.
• Selecteer een groepsnummer en “ALL” ID om een
groepsoproep te doen.
• Selecteer “ALL” groepen en “ALL” ID om een oproep te doen
aan alle eenheden (Broadcast-oproep).
• Selecteer “ALL” groepen en een ID-nummer om een oproep
te doen aan de geselecteerde ID in alle groepen (Supervisoroproep).
Opmerking: Het ID-bereik kan beperkt zijn als gevolg van
programmering.
N-24
Page 29
STATUSBERICHT
U kunt 2-cijferige statusberichten (10 – 79) zenden en ontvangen
die in uw groep een betekenis krijgen toegekend. Berichten
kunnen maximaal 16 alfanumerieke tekens bevatten.
In het geheugen van uw zendontvanger kunnen maximaal 15
ontvangen berichten worden opgeslagen. Deze opgeslagen
berichten kunnen na ontvangst opnieuw worden bekeken. Als
het geheugen vol is, wordt het oudste bericht gewist wanneer er
een nieuw bericht wordt ontvangen. Het postpictogram (
op wanneer er een bericht in het geheugen wordt opgeslagen.
Opmerking: Alle opgeslagen berichten worden gewist wanneer de
zendontvanger wordt uitgeschakeld (UIT).
■ Zenden
1 Selecteer de gewenste groep en het gewenste kanaal.
2 Druk op de toets die is geprogrammeerd als Selectieve
oproep + Statuslijst om de Selectieve oproep-modus te
activeren.
3 Gebruik de codeerkeuzeknop om de ID te selecteren van
het station dat u wilt oproepen.
4 Druk op de toets Kant 2 om de Statusmodus te activeren.
5 Gebruik de codeerkeuzeknop om de status te selecteren
die u wilt verzenden.
6 Druk op de knop PTT om een Statusoproep te doen.
• “COMPLETE” wordt weergegeven wanneer de oproep is
verzonden.
) licht
■ Ontvangen
Het postpictogram ( ) knippert en er verschijnt een ID van
de oproeper of een tekstbericht wanneer er een
Statusoproep wordt ontvangen.
• De display geeft afwisselend de ID van de oproeper en het
bericht weer.
N-25
Page 30
Druk op een toets of wacht totdat de voorgeprogrammeerde
timer verloopt en u naar de modus Normale werking
terugkeert.
■
De berichten in het wachtrij-geheugen bekijken
1 Druk op de toets die is geprogrammeerd als Wachtrij om
de wachtrij-modus te activeren.
• Afhankelijk van hoe uw dealer de zendontvanger heeft
ingesteld, wordt ofwel het laatst ontvangen bericht of het
eerst ontvangen bericht samen met het berichtnummer
weergegeven.
2 Gebruik de codeerkeuzeknop om het bericht te
selecteren dat u wilt bekijken (als er meer dan een bericht
in het geheugen is opgeslagen).
3 Druk op de C
de ID van de oproeper en het kanaal waarop het bericht
is ontvangen. Druk op de
schakelen tussen de numerieke display en de berichtendisplay.
4 Om het bericht te wissen, houdt u de C
dan 1 seconde ingedrukt.
■
Automatische Statusrespons
Als u een statusnummer voorselecteert en de zendontvanger
in Statusmodus laat staan, zal de zendontvanger automatisch
met dat statusnummer antwoorden wanneer er een verzoek
van het basisstation wordt ontvangen. (De functie verzoek van
het basisstation is optioneel.)
ss
s-toets om te wisselen tussen het bericht,
ss
tt
tB-toets om heen en weer te
tt
ss
s-toets langer
ss
DE FUNCTIE KORT BERICHT
Korte ontvangen berichten (maximaal 48 tekens) worden op
dezelfde manier weergegeven als Statusberichten {pagina 25}.
“Q” (wachtrij) en het berichtnummer worden samen met het
bericht weergegeven.
N-26
Page 31
GELUIDSSIGNALEN VOOR GEBRUIKERSFEEDBACK
De zendontvanger laat verscheidene geluidssignalen horen om
de status van de zendontvanger aan te geven. Neem contact op
met uw dealer voor meer informatie over deze geluidssignalen:
•Melding
•Meldingstoon voor decodering van DMS-signalering
•Groepsoproep
•Individuele oproep
•Fout bij toetsinvoer
•Indrukken van toets [A]
•Indrukken van toets [B]
•Indrukken van toets [C]
•Apparaat AAN (ON)
•Voor-waarschuwing
•Programmeerbaar waarschuwingssignaal
•Door zoeken
•Waarschuwing
N-27
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.