35
• (6) Vervuiling in het gas zoals bv zand en
laskorrels kunnen het turbinewiel beschadigen. Het gebruik van een zeef of filter
wordt dringend aanbevolen.
• (
7) Drukpulsen moeten tijdens het opstarten voorkomen worden, dit om het turbinewiel te beschermen. Om schade bij het
opstarten te voorkomen, dient de drukverhoging langszaam met niet meer dan 0,3
bar per seconde plaats te vinden.
3.2 Aanbevolen installatie.
Turbinemeters zijn „stromingsmeters“ dit
betekend dat de metrologie beinvloedt
kan worden door verstoringen, veroorzaakt
door de gasstroom.
Een hogere meetnauwkeurigheid kan verkregen worden door de volgende regels te
hanteren:
• Gebruik bij voorkeur bochtstukken met
een grote radius (>5 DN) aan de inlaatzijde van de meter.
• Bij diameter variaties, svp altijd convigerend , divigerende pijpstukken
gebruiken,voorkom het gebruik van verschillende diameters.
• Obstakel, zoals zakuizen, mogen niet uitsteken binnen een afstand van 2 DN in de
aanstroomzijde van de meter.
• Pakkingen moeten moeten op de juiste
wijze (centrisch) worden gemonteerd en
moeten niet uitsteken in de leiding.
3.3 Opstarten
3.3.1 Installatie met een klep aan de in-
laatzijde
Open de klep erg langszaam totdat de meter begint te lopen. Voer langszaam de druk
op in de uitlaatzijde (max. 0,3 bar/sec). Als
de druk aan de uitlaatzijde is gestabiliseerd,
open de klep volledig.
3.3.2 Installatie van kleppen in de
inlaat of uitlaat leiding
Sluit de klep in de uitlaatleiding. Open de
klep in de inlaatleiding langszaam (max.0,3
bar/sec). Als de druk in de meter is gestabiliseerd, open dan langszaam de klep aan
de uitlaatzijde om de druk in de meter te
handhaven en overbelasting te voorkomen.
3.3.3 Installatie met een by-pass.
Sluit alle kleppen. Langszaam de by-pass
openen en wachten tot de uitlaatdruk is gestabiliseerd. Vervolg dan als 3.3.2. Sluit de
by pass.
4 Connectoren
De MZ kan optioneel uitgevoerd worden
met 2 Laag Frequent (LF), Reed contacten
en een anti-fraude schakelaar; met een induktief middel of hoog frequent (HF) pulscontact.
Een Cyble sensor kan ook op het telwerk
aangebracht worden, zie Annex 3.
Opmerkingen voor het gebruik in mogelijk
explosieve omgeving (ATEX):
• Puls contacten mogen alleen aangeslo-
ten worden op intrinsiek veilige systemen,
conform EN 60079-11.
• Als een dun laagje roest vorming mogelijk
is ( zwevend roest in de direkte omgeving
van de meter), moeten alle uitwendige
aluminium delen dienovereenkomstig
worden beschermd ( b.v. met een vernislaag).
• De meter dient geaard te worden
• Voor installatie, demontage of reparatie
van de meter op lokatie, alleen gereedschap gebruiken wat is toegestaan voor
explosieve omgeving.
• De meter mag niet blootgesteld worden
aan : vuur, straling of geluidsgolven.
Voor pulsewaarden en maximale frequenties zie Annex 1.
DUTCH