Invacare e-fix User guide [nl]

KLEIN. LEICHT. WENDIG.
Elektrischer Zusatzantrieb
Gebrauchsanweisung e-fix E35 DE
Instructions for Use e-fix E35 EN
Instructions d’utilisation e-fix E35 FR
Manual de instrucciones e-fix E35 ES
Istruzioni per l‘uso e-fix E35 IT
Brugsvejledning e-fix E35 DK
Gebruiksaanwijzing e-fix E35 NL
Instruktionsbok e-fix E35 SE
Service Center (Deutschland)
Montag bis Donnerstag von
8.00 - 18.00 Uhr Freitags von
8.00 - 16.00 Uhr
erreichbar unter
Telefon (0800) 9096-250
(gebührenfrei)
Inhoud
1. Inleiding 2
1.1 Aanwijzing voor gebruik 2
1.2 Belangrijke veiligheidsinstructies – gelieve deze absoluut in acht te nemen 2
1.3 Doelmatig gebruik van de e-fix 2
1.4 Gebruiksinstructies 2
1.5 Verklaring van de symbolen 3
1.6 Toelaatbare gebruiksomstandigheden/plaatsen van inzet 4
1.7 Standaardomvang van de levering 5
1.8 Optioneel toebehoren 5
1.9 De belangrijkste elementen in één oogopslag 5
2. Ingebruikname 6
2.1 Aanbrengen van de wielen 7
2.2 Het systeem inschakelen 8
2.3 Het systeem uitschakelen 8
2.4 De wielen verwijderen 9
2.5 Transport en opslag van de wielen als bagage 9
2.6 Extra aanwijzingen voor het eerste gebruik 10
2.6.1 Rijden met handmatig bediende rolstoelwielen 10
2.6.2 Met de e-fix wielen in de duwmodus rijden 10
2.6.3 Met de e-fix wielen in de motorische modus rijden 11
2.6.4 Actieradius 11
3. Veiligheids- en gevarenaanwijzingen voor het
rijden met de e-fix 12
3.1 Algemene informatie 12
3.2 Instructies voor de rijtraining 12
3.3 Veiligheidsinstructies 13
3.4 Hindernissen 14
3.5 Gevaarlijke plaatsen en gevaarlijke situaties 14
4. Accupack 16
4.1 Indicaties aan het accupack 16
4.2 Erin zetten van de accupack 17
4.3 Het accupack verwijderen 17
4.4 Indicaties aan de oplader 18
4.5 Het accupack laden 18
4.6 Energieterugwinning (recuperatie) 19
4.7 Algemene aanwijzingen voor het laden van het accupack 20
4.8 Veiligheidsinstructies voor de oplader en het laadproces 20
4.9 Veiligheidsinstructies voor het accupack 21
4.10 Opslag van het accupack 21
4.11 Veiligheids- en waarschuwingsaanwijzingen voor
het transport en verzenden van het accupack 21
5. Bedieningsapparaat 22
5.1 Het bedieningsapparaat aanbrengen en verwijderen 22
5.2 Functies aan het bedieningsapparaat 22
5.2.1 Het systeem inschakelen 22
5.2.2 Het systeem uitschakelen 23
5.2.3 Rijden m.b.v. de joystick 23
5.2.4 Omgevingsverlichting 23
5.2.5 Waarschuwingssignaal 24
5.2.6 Beperking van de snelheid 24
5.2.7 Wegrijblokkering 25
5.3 Menu’s van het bedieningsapparaat 26
5.3.1 Menustructuur (overzicht) en bijbehorende knoppen aan het bedieningsapparaat 26
5.3.2 Weergaven in het rijbeeldscherm 27
5.3.3 De menu’s oproepen 27
5.3.4 Menu Rijmodus 28
5.3.5 Menu Weergave 28
5.3.6 Menu Dagkilometers Reset 28
5.3.7 Menu Instelling 29
5.4 De taal van het land instellen bij het eerste
gebruik van de e-fix 30
5.5 Rijparameters 30
6. Waarschuwings- en foutmeldingen 31
7. Opslag, reiniging, onderhoud en afvalverwerking 33
7.1 Opslag 33
7.2 Reiniging 33
7.3 Opnieuw inzetten 33
7.4 Onderhoud 33
7.5 Afvalverwerking 34
8. Wettelijke garantie, garantie van de fabrikant en
aansprakelijkheid 34
8.1 Garantie op gebreken 34
8.2 Houdbaarheidsgarantie 34
8.3 Aansprakelijkheid 34
9. Technische gegevens 35
10. Etiketten 36
11. Mededelingen over de productveiligheid 37
12. In
formatie over overplaatsing 38
13. Belangrijke informatie voor vliegreizen 38
14.
Gebruik van de rolstoel als autostoel 38
14. Belangrijke juridische aanwijzing voor de
gebruikervan dit product 39
Bijlage A - Zwenkarm voor bedieningsapparaat 40 Bijlage B - Intuïtieve begeleiderbesturing 41 Bijlage C - Opti-box 43 Bijlage D - Bedieningsapparaat voor begeleider 43 Bijlage E - Kantelsteunen 44
Deze gebruiksaanwijzing informeert u over de producten
• e-fix E35, tot 120 kg personengewicht, wielmaten: 22” of 24” pechvrij
• e-fix E36, tot 160 kg personengewicht, wielmaten: 24” pechvrij
hierna allebei “e-fix” genoemd.
41.0001.4.99.10 Stand: 2021-02-22
Deze gebruiksaanwijzing is op onze internetsite
www.alber.de beschikbaar voor downloaden.
Als u een versie met grotere letters wilt, gelieve dan contact
op te nemen met het Alber Service Center.
1. Inleiding
!
1.1 Aanwijzing voor gebruik
De e-fix is een hulpaandrijving voor rolstoelen. De e-fix E35/E36 vormt een met de hand aangedreven rolstoel om tot een elektrisch aange­dreven rolstoel. Het apparaat is bedoeld als medisch hulpmiddel om de mobiliteit en flexibiliteit van gehandicapte personen te verbeteren.
1.2 Belangrijke veiligheidsinstructies – gelieve deze absoluut in acht te nemen
De e-fix is een hulpaandrijving voor rolstoelen. Hij mag om veiligheidsredenen alleen bediend worden door personen, die
• geïnstrueerd werden in het gebruik ervan,
• beide handen resp. armen zonder al te grote beperkingen kunnen bewegen en coördineren,
• lichamelijk en geestelijk in staat zijn om de rolstoel met de daaraan aangebrachte e-motion wielen in alle situaties (bijv. openbare weg)
veilig te bedienen en om de rolstoel bij een uitval van de e-fix wielen af te remmen en veilig tot stilstand te brengen.
De instructie in de bediening van het apparaat maakt bij nieuwe apparaten deel uit van de omvang van de levering en gebeurt na het maken van een afspraak, door uw vakhandelaar of een vertegenwoordiger van Alber GmbH. Voor u ontstaan hierdoor geen extra kosten. Indien u zich nog niet zeker voelt in de bediening van de e-fix, gelieve u dan eveneens te wenden tot uw vakhandelaar. In het geval van eventuele technische storingen kunt u zich wenden tot uw specialist of tot het Alber Service Center, telefoon 0800 9096­250 (kosteloos; geldt uitsluitend binnen de Bondsrepubliek Duitsland).
Bij het gebruik van de e-fix moeten de door de fabrikant van uw rolstoel opgegeven waarden (bijvoorbeeld de maximale stijging, de lucht­druk in de stuurwielen e.d.) en diens algemene gebruiksinstructies nauwkeurig in acht worden genomen. De waarden die als grenswaarden zijn opgegeven mogen onder geen beding worden overschreden.
Blijf uit de buurt van plaatsen waar sterke elektrische velden heersen. In zeldzame gevallen kan het gebruik van de e-fix onder bepaalde omstandigheden een storend effect hebben op andere inrichtingen, bij­voorbeeld op diefstalpoorten in warenhuizen. Op roltrappen en loopbanden mag met de e-fix niet worden gereden. Het is evenmin toegestaan om de e-fix te combineren met toebehoren dat door Alber niet werd vrijgegeven. Als in de rolstoel sportieve activiteiten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld het heffen van gewichten, moeten de wielen van de e-fix worden uitgeschakeld.
Vermijd absoluut een ingebruikname van de e-fix, voordat u aangaande het gebruik van het apparaat
2
1.3 Doelmatig gebruik van de e-fix
Rolstoelen met aangebrachte e-fix wielen zijn uitsluitend bedoeld voor het vervoer van personen die slecht ter been zijn. De e-fix mag uitsluitend aan rolstoelen gemonteerd en gebruikt worden die in de Alber-houderdatabank vermeld staan.
1.4 Gebruiksinstructies
Met uitzondering van het door Alber voor het gebruik toegelaten toebehoren mogen er geen andere delen worden aangebouwd. Ook mogen de e-fix en zijn toebehoren technisch niet gewijzigd worden. De bediening van de e-fix moet gebeuren onder de volgende voorwaarden:
• Inachtneming van de opgaven, aanwijzingen en aanbevelingen van deze gebruiksaanwijzing
• De bediening van e-fix gebeurt uitsluitend door een geïnstrueerde persoon.
• Aan de e-fix werden noch door de gebruiker noch door derden technische wijzigingen aangebracht
Als geïnstrueerde persoon geldt wie over de hem of haar opgedragen taken en mogelijke gevaren bij ondeskundig gedrag geïnstrueerd en met de bediening van de e-fix vertrouwd gemaakt werd. In de regel is dit de gebruiker van de rolstoel waaraan de e-fix wielen zijn aange­bracht. De instructie gebeurt door een geautoriseerde vakhandelaar of door een vertegenwoordiger van de firma Ulrich Alber GmbH. Het gebruik van de e-fix door niet-geïnstrueerde resp. niet gekwalificeerde gebruikers is uitdrukkelijk verboden.
De e-fix mag niet worden ingezet voor doeleinden die in strijd zijn met het doelmatig gebruik. Dit geldt met name voor alle soorten transport van lasten zoals bijvoorbeeld het transport van gebruiksvoorwerpen of extra personen. Tot het doelmatig gebruik behoren ook de naleving van de in deze gebruiksaanwijzing voorgeschreven voorschriften over de uitvoering van veiligheidstechnische controles en de inachtneming en naleving van de veiligheids- en gevarenaanwijzingen voor het rijden. De firma Alber GmbH beschouwt de volgende gevallen als misbruik van de e-fix:
• Gebruik in strijd met de aanwijzingen en aanbevelingen van deze gebruiksaanwijzing
• Overschrijding van de in deze gebruiksaanwijzing gedefinieerde technische grenzen
geschoold werd door een geautoriseerde specialist of door een vertegenwoordiger van de firma Alber GmbH!
• Technische wijzigingen aan en in het apparaat
!
i
!
• Aanbouw en gebruik van vreemde, niet door Alber gefabriceerde c.q. voor gebruik aangeboden delen en toebehoren
Voor schadegevallen die als gevolg van
• misbruik van het apparaat
• het gebruik door een persoon die niet inzake de bediening geïnstrueerd werd
• het gebruik in strijd met de aanwijzingen en aanbevelingen van deze gebruiksaanwijzing
• overschrijding van de in deze gebruiksaanwijzing gedefinieerde technische grenzen
resulteren, wijst Ulrich Alber GmbH iedere aansprakelijkheid af.
Maak u vóór de ingebruikname van de e-fix vertrouwd met de veiligheids- en gevarenaanwijzingen in de afzonder­lijke hoofdstukken van deze gebruiksaanwijzing.
1.5 Verklaring van de symbolen
Belangrijke tips en aanwijzingen zijn in deze gebruiksaanwijzing als volgt gekenmerkt:
Attendering op tips en bijzondere informatie.
Waarschuwing voor mogelijke gevaren voor uw veiligheid en gezondheid en informatie over mogelijk verwondingsgevaar. Waarschuwing voor mogelijke technische problemen of schade.
Neem deze aanwijzingen en waarschuwingen beslist in acht, om verwondingen van personen en schade aan het product te vermijden!
Navolgend worden de symbolen toegelicht die op de etiketten (zie hoofdstuk 10) en ten dele in deze gebruiksaanwijzing gebruikt worden.
De e-fix en de bijbehorende off-board oplader voldoen aan de relevante hoofdstukken van de normen EN 12184
voor elektrische rolstoelen en ISO 7176-14 voor rolstoelen, en voldoen aan de Verordening betreffende medische hulpmiddelen van de EU (MDR) 2017/745. De e-fix is een medisch product van klasse I.
Medisch hulpmiddel
Aanwijzingen voor de afvalverwijdering van de e-fix en zijn componenten, zie hoofdstuk 7.4.
Waarschuwing voor magnetische velden en krachten.
Apparaat beschermen tegen vocht.
Vermelding van het temperatuurbereik waarin het apparaat gebruikt kan worden.
Gebruiksaanwijzing in acht nemen!
!
!
!
!
Deze gebruiksaanwijzing bevat onder andere aanwijzingen, informatie en waarschuwingen voor het gebruik van de e-fix, en voor het laden van de accu. Deze moeten voor inbedrijfstelling en voor de eerste keer laden van de e-fix worden gelezen en opgevolgd.
Maximaal personengewicht, waarmee de e-fix belast mag worden e-fix E35: 120 kg / e-fix E36: 160 kg).
Vermelding van de fabricagedatum op het systeemetiket (zie hoofdstuk 10)
Naam en adres van de fabrikant van het apparaat (zie de achterkant van deze gebruiksaanwijzing)
Kenmerking inzake gevaarlijke goederen/stoffen (klasse 9) op de doos van het accupack Zie hiervoor ook hoofdstuk 4.11
1.6 Toelaatbare gebruiksomstandigheden/plaatsen van inzet
• Neem de aanwijzingen voor de toelaatbare gebruiksomstandigheden in de gebruiksaanwijzing van uw rolstoel in acht, waaraan de e-fix
wielen zijn aangebracht.
• Neem naast de informatie over de e-fix absoluut ook de voorschriften van de rolstoelfabrikant in acht (bv. maximaal stijgingspercen-
4
tage, maximaal toelaatbare hindernishoogte, maximaal gewicht van de gebruiker, maximale snelheid enz.). Hierbij gelden steeds de laagste waarden!
• Beperkingen van de toegelaten gebruiksvoorwaarden (bijv. maximaal stijgvermogen, maximaal toegelaten hoogte van hindernissen,
maximaal gewicht van de gebruiker enz.) moeten ook bij gebruik van de e-fix in acht worden genomen!
• De e-fix mag alleen worden gebruikt bij temperaturen tussen -25°C en +50°C. Stel de e-fix daarom niet bloot aan warmtebronnen (bij-
voorbeeld aan intensief zonlicht), omdat oppervlakken daardoor heel warm kunnen worden.
• Vermijd ritten op losse ondergrond (bijv. op los grind, zand, modder, sneeuw, ijs of door diepe waterplassen).
• Volg vooral de veiligheids- en gevarenaanwijzingen vanaf hoofdstuk 3 m.b.t. tot de veiligheid en gevaren op.
Als u de e-fix niet gebruikt, stel hem dan niet bloot aan constant sterk zonlicht. Dit zou namelijk tot gevolg hebben dat de motor heel warm wordt en in extreme gevallen niet het volle vermogen kan afgeven. Ook de delen van kunststof verouderen sneller door intensief zonlicht.
Rij nooit zonder kantelsteunen en verwijder deze uitsluitend om over grotere hindernissen heen te rijden. De rol­stoelgebruiker moet zelf beoordelen of hij hierbij de hulp van een begeleider inroept, omdat hier een verhoogd kantelgevaar bestaat.
Bij ritten zonder per paar aangebrachte kantelsteunen worden de risico's voor ongevallen en letsel groter. Alber GmbH stelt zich niet aansprakelijk voor ongevallen die door niet-aangebrachte kantelsteunen ontstaan.
Het maken van zogenaamde „wheelies“ (van de rolstoel verwijderde kantelsteunen, e-fix-wielen op de grond, voorwie­len (zwenkwielen) van de rolstoel vrij in de lucht hangend) is niet toegestaan. Alber GmbH stelt zich niet aansprake­lijk voor ongevallen die door deze rijwijze ontstaan.
1.7 Standaardomvang van de levering
• Twee e-fix wielen
• Bedieningsapparaat incl. polssteun
• Houder voor bedieningsapparaat
• Accupack
• Accuhouder voor het accupack incl. motorkabels
• Oplader
• Deze gebruiksaanwijzing
• Sleutel voor wegrijblokkering
Aan de rolstoel moeten speciale houders voor het aanbrengen van de e-fix wielen voorhanden zijn. Als dit niet het geval is, gelieve dan rechtstreeks contact op te nemen met uw vakhandelaar of met een van de Alber fabrieksvertegenwoordigingen.
1.8 Optioneel toebehoren
• Intuïtieve begeleiderbesturing
• Zwenkarm voor het bedieningsap-
paraat
• Opti-box
• Schakelaar voor snelheidsstop/
snelheidsbegrenzing
• Kantelsteunen
• Spaakbescherming
• Externe laadbus
• Externe aan-/uitschakelaar
• Beschermbeugel voor het bedieningsapparaat
• Diverse joystick-opzetstukken
• Diverse accupacks
Het wordt aanbevolen om alleen origineel toebehoren van Alber te gebruiken. De e-fix is zo geconcipieerd dat hij uitstekende prestaties levert als hij wordt gebruikt met origineel toebehoren van Alber. Alber is niet aansprakelijk voor schade aan het product resp. voor ongevallen (zoals bijvoorbeeld branden e.d.) die als gevolg van verkeerd functioneren van niet-origineel toebehoren resp. vervangingsonderdelen is ontstaan. De garantie dekt geen reparaties die vereist zijn als gevolg van ver­keerd functioneren van niet-origineel toebehoren. U kunt echter tegen betaling opdracht geven tot dit soort reparaties.
1.9 De belangrijkste elementen in één oogopslag
(gelieve hiervoor de overzichtstekening in de kaft open te klappen)
Rolstoel en e-fix wiel Accu en accuhouder
Houder aan de rolstoel 1 Greep 25 e-fix wiel 2 Infotoets 26 Kijkvenster aan het e-fix wiel 3 Capaciteitsweergave 27 Ontgrendeling 4 Storingsindicatie 28 Koppelingsring 5 Bus voor de aansluiting van het bedienings ­Vastzetrem van de rolstoel 6 apparaat, de begeleiderbesturing en de oplader 29 Accuhouder 7 Inbrenghulp aan de accuhouder 30 Accupack 8 Bedieningsapparaat 9 Oplader Bus aan het wiel 10 Oplader 31 Steekas 11 Netstekker oplader 32 Draaimomentstekker 12 Stekker oplader 33 Wieladapter 13 LED-display 34
Bedieningsapparaat Joystick 14 Aan/Uit knop verlichting van naaste omgeving 15 Aan/Uit knop menufunctie 16 Aan/Uit knop waarschuwingssignaal 17 Display 18 Aan/Uit knop voor het hele systeem 19 Wegrijblokkering 20 Verlichting (onder het bedieningsapparaat) 21 Draaischakelaar voor de keuze v.d. snelheid 22 Stekker met aansluitkabel 23 Sleutel wegrijblokkering 24
2. Ingebruikname
!
!
!
i
!
!
De e-fix wielen en het evt. door u meebestelde toebehoren worden door Alber of uw vakhandelaar aan uw rolstoel en gebruiksklaar bij u geleverd. Daarom zitten er aan beide kanten van uw rolstoel nieuwe houders [1] met wieladapters, waarin de beide e-fix wielen worden gezet (zie hoofdstuk 2). De tot op heden door u gebruikte handmatig bediende rolstoelwielen krijgt u eveneens terug om deze evt. verder te kunnen gebruiken. Het e-fix bedieningsapparaat moet reeds door uw vakhandelaar op de taal van het betref­fende land ingesteld zijn. Als dit niet het geval is, wordt u bij de eerste inbedrijfstelling verzocht om de taal van het land in te stellen (zie hoofdstuk 5.4). Met levering van de e-fix wordt u door uw vakhandelaar geïnstrueerd in de bediening van het systeem en het evt. meebestelde toebehoren. U krijgt eveneens deze gebruiksaanwij­zing overhandigd, die naast de technische informatie ook belangrijke instructies voor het rijden bevat.
De montage van de houders [1] aan de rolstoel mag uitsluitend wor­den uitgevoerd door Alber of door Alber geautoriseerde specialisten.
Controleer regelmatig of de houders [1] nog goed aan de rolstoel vastgeschroefd zitten. Als schroefverbindingen los zitten of zelfs helemaal los zijn geraakt, gelieve deze dan weer door de geautori­seerde specialist vast te laten draaien.
De remmen van uw rolstoel zijn op de beide e-fix wielen afgesteld. Als de rolstoel met handmatig bediende wielen gebruikt wordt, moe­ten de remmen door uw vakhandelaar eventueel opnieuw op deze wielen afgesteld worden.
Alber vervaardigt houders in verschillende uitvoeringen, bijvoorbeeld als compleet afzonderlijk deel of bestaande uit aparte delen. Daar­om kunnen grafische voorstellingen in deze gebruiksaanwijzing evt. afwijken van de aan uw rolstoel gemonteerde houder.
6
De e-fix wordt bij een systeemuitval of andere ernstige fouten van het systeem snel stilgezet, omdat dit normatief de veilige toestand is. De rolstoelgebruiker moet lichamelijk en met betrekking tot zijn reactietijd in staat zijn om de hierbij optredende remversnellings­krachten weerstand te bieden. Als deze dit niet kan doen, moeten ritten met de e-fix met aangebrachte riemen worden uitgevoerd.
Controleer regelmatig of de kantelsteunen nog vast in de draagvork [71] van de houder zitten. Controleer of de steunhoek [77] nog vrij kan worden bewogen. Als schroefverbindingen los zitten of zelfs helemaal los zijn geraakt, of als de steunhoek niet meer vrij kan worden bewogen, gelieve deze dan weer door de geautoriseerde spe­cialist te laten verhelpen.
5
!
i
2.1 Aanbrengen van de wielen
De steekassen [11] van de e-fix wielen zijn in technisch opzicht gelijkwaardig aan de tot op heden gebruikte, handmatig bediende rolstoelwielen. In zoverre kunt u de e-fix wielen aan uw rolstoel aanbrengen zoals u reeds gewend bent .
• Zet, indien dit nog niet gebeurd is, het systeem aan het bedieningsapparaat uit (zie
hoofdstuk 5.2.2).
• Controleer of het wiel ingekoppeld is (zie hiervoor ook de afbeelding onderaan links en
de toelichtingen die ernaast staan).
• Druk op de centraal in de wielnaaf gelegen ontgrendeling [4] (tegelijkertijd mag in
geen geval de koppelingsring [5] gedraaid worden) en schuif
- de steekas [11] van het e-fix wiel in de wielopname [13] en daarna
- de bus [10] van het e-fix wiel in de draaimomentstekker [12].
Tijdens het indrukken van de ontgrendeling [4] mag in geen geval de koppelingsring [5] gedraaid worden, omdat dit tot schade aan het wiel kan leiden. Het wiel kan dan niet meer worden weggenomen.
Het e-fix wiel moet ingekoppeld zijn, om het aan de rolstoel aan te brengen.
Controleer of het e-fix wiel zonder op de ontgrendeling [4] te drukken uit de wieladap­ter [13] getrokken kan worden. Als dit het geval is, dan zit het e-fix wiel niet correct in de wieladapter [13] en moet het nog eens opnieuw, zoals hiervoor beschreven, in de wieladapter worden gestoken.
• Breng het tweede e-fix wiel aan de andere kant van de rolstoel aan.
• Controleer de kleurweergave in het kijkvenster [3] van het e-fix wiel. De kleuren groen
resp. rood geven de momenteel ingestelde bedrijfsmodus weer. Betekenis:
- groen: Het wiel is ingekoppeld, de werking met motorondersteuning is geactiveerd.
- rood: Het wiel is uitkoppeld, werking met motorondersteuning is niet mogelijk.
Het wiel moet handmatig bewogen worden.
• Verdere aanwijzingen voor de bedrijfsmodi vindt u in hoofdstuk 6.
• Om de bedrijfsmodus te wijzigen, moet u de koppelingsring [5] ca. 40 graden tot aan
de aanslag om zijn eigen as draaien.
Met deze paar stappen is het aanbrengen van de e-fix aan uw rolstoel afgesloten. Om met een motorondersteunde rit te beginnen moet u aan het e-fix wiel de bedrijfsmodus “Groen” kiezen en vervolgens het systeem inschakelen m.b.v. het bedieningsapparaat (zie hoofdstuk 5.2.1).
Het systeem moet uitgeschakeld worden, voordat de e-fix wielen aan
!
!
!
!
!
i
de rolstoel aangebracht worden.
Zonder op de ontgrendeling [4] te drukken mogen de e-fix wielen niet uit de wieladapter [13] getrokken kunnen worden. Het rijden is alleen toegestaan met correct in de wieladapter [13] vastgeklikte e-fix wielen!
Controleer vóór het begin van elke rit de functionaliteit van de vastzetremmen [6] van uw rolstoel. Deze moeten correct op de e-fix wielen afgesteld en in staat zijn om een ongewild wegrollen van de rolstoel op elk moment te voorkomen.
2.2 Het systeem inschakelen
Nadat de twee e-fix wielen correct aan uw rolstoel aangebracht en ingekoppeld werden, zoals in hoofdstuk 2.1 beschreven, kunt u nu het systeem met het bedieningsapparaat [9] inschakelen (zie hoofdstuk 5.2.1) en met de rit beginnen.
Wanneer u nog niet vertrouwd bent met de e-fix en de rijeigenschap­pen ervan, is het raadzaam om met de draaischakelaar [22] de te bereiken maximum snelheid vooreerst te reduceren (zie hoofdstuk
5.2.6).
Neem tijdens het rijden met de e-fix beslist de veiligheids- en geva­renaanwijzingen in acht die in hoofdstuk 3 vermeld staan.
Bij het eerste gebruik verschijnt bij het inschakelen van het bedie-
8
2.3 Het systeem uitschakelen
Als u uw rit beëindigd hebt en als er voor langere tijd geen verdere rit volgt, moet u de e-fix steeds uitschakelen. Enerzijds bespaart u daardoor energie, anderzijds wordt de e-fix door een toevallige aanraking van de joystick niet ongewild in beweging gezet. Lees meer hierover in hoofdstuk 5.2.2
ningsapparaat het menu Taalkeuze (zie hoofdstuk 5.4), waarin u de door u gewenste taal kunt instellen.
5
!
i
2.4 De wielen verwijderen
In de regel zullen de beide e-fix wielen aan uw rolstoel gemonteerd blijven. Als ze, bij­voorbeeld voor transportdoeleinden, verwijderd moeten worden, gelieve dan als volgt te werk te gaan:
• Zet, indien dit nog niet gebeurd is, het bedieningsapparaat uit (zie hoofdstuk 5.2.2).
• Controleer of het wiel ingekoppeld is (zie hoofdstuk 2.1).
Bij gebruik van Alber-kantelsteunen:
Til uw rolstoel iets omhoog, zoals beschreven in hoofdstuk A van de bijlage van deze gebruiksaanwijzing, en druk de kantelsteunen met uw voet omlaag, in de richting van de grond.
• Als de rolstoel op de kantelsteunen staat:
Druk op de centraal in de wielnaaf gelegen ontgrendeling [4] (tegelijkertijd mag in geen geval de koppelingsring [5] gedraaid worden) en trek het e-fix wiel voorzichtig van de rolstoel.
• Als beide wielen verwijderd zijn, dan kunt u de kantelsteunen weer terugzetten in de
uitgangspositie, zoals beschreven in hoofdstuk A van de bijlage van deze gebruiksaan­wijzing.
• Zonder Alber-kantelsteunen:
Til uw rolstoel op aan zijn schuifgrepen.
• Druk op de centraal in de wielnaaf gelegen ontgrendeling [4] (tegelijkertijd mag in
geen geval de koppelingsring [5] gedraaid worden) en trek het e-fix wiel voorzichtig van de rolstoel.
• Ga vervolgens te werk volgens de richtlijnen van de fabrikant van de door u gebruikte
kantelsteunen.
Tijdens het indrukken van de ontgrendeling [4] mag in geen geval de koppelingsring [5] gedraaid worden, omdat dit tot schade aan het wiel kan leiden. Het wiel kan dan niet meer worden weggenomen.
Het e-fix wiel moet ingekoppeld zijn, om het van de rolstoel te ver­wijderen.
2.5 Transport en opslag van de wielen als bagage
• Voordat de e-fix wielen van de rolstoel verwijderd worden, moet het bedieningsappa-
raat uitgeschakeld worden.
• Let bij het neerzetten of wegleggen van de e-fix wielen vooral op de steekas [11] en
de bus [10] aan de achterkant van het wiel. Beide delen mogen onder geen beding beschadigd worden.
• Voor het transport gelden de richtlijnen van de betreffende rolstoelfabrikant met
betrekking tot de beveiliging van de complete rolstoel resp. de afzonderlijke onderde­len ervan.
• Wij raden aan om de e-fix wielen altijd van de rolstoel af te nemen en afzonderlijk te
transporteren.
• De wielen moeten liggend op hun voorkant (op de grijpbanden) of staand opgeborgen
resp. getransporteerd worden.
• Bij een transport moeten de e-fix wielen in elk geval tegen rondslingeren beschermd
worden, zodat deze bij een remmanoeuvre niet tot een gevaar voor de inzittenden kunnen worden. Voor de beveiliging van de wielen stellen wij vrijblijvend (wij aanvaar­den hiervoor geen aansprakelijkheid) voor om deze bijv. met voldoende stabiele weef­selbanden, zoals voorgesteld in de grafiek, in het voertuig te beveiligen.
• Als er ten aanzien van de beveiliging van rolstoel en wielen in uw land nationale
!
!
!
!
!
voorschriften bestaan, dan hebben deze voorrang en moeten in acht worden genomen.
• Voor ongevallen van welke aard dan ook die plaatsvinden als gevolg van het niet in
acht nemen van deze instructies, en voor de gevolgen daarvan wijzen Alber GmbH en zijn vertegenwoordigers elke aansprakelijkheid van de hand.
• Als u de rolstoel in zijn geheel wilt transporteren, dus zonder de wielen te demonte-
ren, moet de rolstoel volgens de richtlijnen resp. voorschriften van de rolstoelfabri­kant beschermd worden. De tekening hiernaast is slechts een voorbeeld.
Voor het gebruik van de rolstoel als autostoel in combinatie met de e-fix wielen, zie hoofdstuk 14
2.6 Extra aanwijzingen voor het eerste gebruik
2.6.1 Rijden met handmatig bediende rolstoelwielen
In hoofdstuk 2 kon u reeds nalezen, hoe de e-fix wielen aan uw rolstoel aangebracht resp. van uw rolstoel verwijderd worden. U heeft dus de keuze, om naast de elektromoto­risch werkende e-fix wielen ook de conventionele, handmatig te bedienen wielen van uw rolstoel te gebruiken.
De vastzetremmen [6] die aan uw rolstoel aangebracht zijn, zijn op de e-fix wielen afgesteld. Als u uw rolstoel met zijn handmatig te bedienen wielen gebruikt, moeten de vastzetremmen [6] daarom eventueel opnieuw afgesteld worden!
10
De diameter van de steekassen van de e-fix wielen bedraagt 12,7 mm (1/2”). Handmatig bediende rolstoelwielen met een andere steekasdiameter mogen niet worden gebruikt.
2.6.2 Met de e-fix wielen in de duwmodus rijden
De e-fix wielen bieden naast de elektromotorische modus ook de mogelijkheid van een handmatige bediening, bijvoorbeeld voor een duwmodus. Als uw rolstoel uitgerust is met 12 inch wielen, moet de duwmodus door een begeleider uitgevoerd worden. De duwmodus wordt als volgt geactiveerd:
• Schakel het systeem aan het bedieningsapparaat uit (zie hoofdstuk 5.2.2).
• Draai de koppelingsring [5] linksom tot de aanslag; de ontgrendeling [4] mag hierbij
in geen geval ingedrukt worden. In het kijkvenster [3] verschijnt vervolgens een rode markering.
4
• Nu bevindt u zich in de “Duwmodus”, waarin de rolstoel handmatig bediend kan wor-
den.
• Als u per vergissing probeert om de e-fix wielen in de handmatige modus m.b.v. het
bedieningsapparaat te besturen, verschijnt een foutmelding op het display van het bedieningsapparaat (zie hoofdstuk 6).
Tijdens stilstand: Denk eraan dat u de aan de rolstoel aangebrachte en op de e-fix wie­len afgestelde vastzetremmen [6] aantrekt. Daardoor voorkomt u dat de rolstoel ongewild wegrolt.
Tijdens de duwmodus: Het is niet toegestaan om de e-fix wielen in combinatie met bijvoor­beeld een trekapparaat te gebruiken. Maak hiervoor gebruik van de handmatig bediende wielen van uw rolstoel.
i
i
!
!
Het uitkoppelen van de aandrijfwielen van de motor- naar de duwmodus mag om veiligheidsredenen alleen op
!
vlak terrein en staand worden uitgevoerd. Bij het uitkoppelen moet het aandrijfwiel lastvrij zijn. Schakelaar hier­voor de e-fix op het bedieningsapparaat uit. Een bediening van de koppeling onder belasting of tijdens de rit kan de mechaniek binnenin beschadigen en valt daarmee niet onder de garantie. Het uitkoppelen op een helling kan tot gevaarlijke situaties leiden, omdat de e-fix direct of ook later in de vrij­loop komt en daarmee in het ongunstigste geval ongecontroleerd in beweging kan komen, d.w.z. kan draaien en/ of bergafwaarts rollen. Het uitkoppelen op een helling mag alleen in noodsituaties plaatsvinden en alleen als een begeleider aanwezig is die de rolstoel op eigen kracht met de hand en met behulp van de rolstoelvastzetrem­men kan beveiligen.
2.6.3 Met de e-fix wielen in de motorische modus rijden
Voor de elektromotorische modus van de e-fix moeten de wielen ingekoppeld worden.
• Draai de koppelingsring [5] rechtsom tot de aanslag; de ontgrendeling [4] mag hier-
bij in geen geval ingedrukt worden. In het kijkvenster [3] verschijnt vervolgens een groene markering.
• Schakel het systeem in (zie hoofdstuk 5.2.1). De e-fix is nu in de werking met
motorondersteuning weer klaar om te rijden.
Om de actieradius te vergroten wordt bij het bergaf rijden stroom
4
uit de aandrijfwielen terug naar het accupack geleid. Als u met een vol geladen resp. bijna vol geladen accupack bergaf rijdt en het accupack hierbij geen stroom meer kan opnemen, wordt u hierover door een waarschuwing in het display van het bedieningsapparaat geïnformeerd (zie de tabel in hoofdstuk 6). Als er nog steeds stroom terug naar het accupack wordt geleid, wordt de snelheid door het elektronisch systeem automatisch met 60 procent verlaagd. Als het stroomverbruik stijgt (wanneer de rolstoel bijvoorbeeld op vlak terrein of bergop rijdt), kan de e-fix weer op de geselecteerde maximum snelheid worden gebracht. Onmiddellijk na beëindiging van het laadproces kan dit gedrag kort­stondig ook op vlak terrein optreden.
De e-fix kan tijdens de werking met motorondersteuning niet hand­matig geduwd worden.
De e-fix mag alleen worden gebruikt bij temperaturen tussen -25°C en +50°C. Stel de e-fix daarom niet bloot aan warmtebronnen (bij­voorbeeld aan intensief zonlicht), omdat oppervlakken daardoor heel warm kunnen worden.
Als u de e-fix niet gebruikt, stel hem dan niet bloot aan constant sterk zonlicht. Dit zou namelijk tot gevolg hebben dat de motor heel warm wordt en in extreme gevallen niet het volle vermogen kan afgeven. Ook de delen van kunststof verouderen sneller door inten­sief zonlicht.
2.6.4 Actieradius
Voor elke gebruiker van de e-fix is de vraag naar de actieradius van het systeem het meest interessant. In het algemeen kan gezegd worden dat de actieradius met het stan­daard aangebouwde accupack (6 Ah) bij ca. 16 km ligt, bij een accupack met 7,5 Ah bij ca. 20 km. Dit zijn ideale waarden en hebben betrekking op een effen, bevestigd terrein. Afwijkingen hiervan ontstaan op grond van topografische omstandigheden, de omgevings­temperatuur, de rij-ondergrond, de bandendruk van de voorwielen, de framegeometrie, het gewicht van de rolstoel, het personengewicht en het soort aandrijfwielen.
12
3. Veiligheids- en gevarenaanwijzingen voor het rijden met de e-fix
3.1 Algemene informatie
Overtuig u voor het begin van de rit ervan dat de vastzetremmen [6] van uw rolstoel op de e-fix wielen werden afgesteld en dat zodoende een ongewild wegrollen wordt voorko­men. Als dit niet het geval is, gelieve u dan te wenden tot de door Alber geautoriseerde specialist voor medische hulpmiddelen en laat de remmen daar opnieuw afstellen.
De besturing van de e-fix wielen gebeurt met behulp van de joystick van het bedienings­apparaat (zie hoofdstuk 5.2.3). Als het systeem ingeschakeld is, wordt elke aanraking van de joystick omgezet in een rijcommando. Dit betreft zowel de voorwaartse als de achter­waartse beweging, als het accelereren en afremmen.
Het is daarom raadzaam om na ontvangst van de e-fix eerst een kleine rijtraining uit te voeren. Daarmee kunt u zich grondig vertrouwd maken met de aandrijving en de moge­lijkheden daarvan.
De e-fix wielen kunnen in de uitgeschakelde toestand eventueel ook als wielen met handmatig bediende grijpbanden worden gebruikt (zie hoofdstuk 2.6.2). Er dient bij het wegrijden en remmen alleen rekening te worden gehouden met het extra gewicht van de wielen.
3.2 Instructies voor de rijtraining
• De veiligheid en gezondheid van de rolstoelgebruiker komen op de eerste plaats. Hiervoor is het absoluut noodzakelijk de rijeigenschap-
pen van de e-fix te leren kennen. Uw vakhandelaar of regiohoofd van de firma Alber ondersteunen u hierbij door een kosteloze instru­ering in de bediening van het apparaat.
• Neem de informatie, veiligheids- en gevarenaanwijzingen van uw rolstoelfabrikant in acht. Deze gelden ook bij het rijden met de e-fix.
• Start uw eerste rijpogingen met bijzondere oplettendheid en begin met uw rijtraining op een vlakke ondergrond.
• Voer uw rijtraining uit in omgevingen zonder hindernissen.
• Pas uw snelheid altijd aan de externe omstandigheden aan om bv. zonder gevaar om plotselinge hindernissen heen te kunnen rijden
resp. uw rolstoel stop te kunnen zetten.
• Druk bij het wegrijden nooit helemaal tot aan de aanslag tegen de joystick. Hierbij kan de rolstoel bewegingen uitvoeren die niet door
de rolstoelgebruiker te controleren zijn (ongevallenrisico).
• Beweeg de joystick langzaam en voorzichtig en niet met een plotselinge ruk. Vermijd het om de joystick plotseling en tot aan de aan-
slag te bewegen, vooral bij eventuele gevaarlijke situaties die u wilt ontwijken. Rem de e-fix voorzichtigheidshalve van te voren liever af totdat hij volledig stilstaat.
• Als u de joystick loslaat wordt uw rolstoel zachtjes afgeremd. Als u snel moet remmen (onmiddellijke stilstand), dan drukt u de joystick
even in de tegenovergestelde richting van de rijrichting en laat hem vervolgens los.
• Rem de e-fix uitsluitend af met behulp van de joystickbesturing. Grijp daarbij nooit “ter ondersteuning” in de grijpbanden van de wie-
len.
• Voordat u met de e-fix over dalingen of stijgingen rijdt, moet u de omgang met het apparaat op vlak terrein goed beheersen.
• Rijd altijd met een volledig opgeladen accupack over stijgingen.
• Bij ritten op hellingen van welke aard dan ook is bijzondere voorzichtigheid geboden.
• Als met vol opgeladen accupack en een hoge snelheid op hellingen wordt gereden, dan kan dit als gevolg van overspanning een verla-
ging van de snelheid en een gedwongen uitschakeling van de e-fix tot gevolg hebben. Rij in zulke gevallen daarom met een langzame snelheid op hellingen. Dit valt in het algemeen toch al aan te raden om plotseling opduikende hindernissen op tijd te kunnen ontwijken of de rolstoel te kunnen stoppen.
• Rij nooit dwars t.o.v. stijle hellingen of iets dergelijks. Een eventuele, ongewilde verschuiving van het zwaartepunt zou tot gevolg kun-
nen hebben dat de rolstoel zijwaarts kantelt.
• Als u over schuin aflopende stoepranden e.d. rijdt, zorg er dan voor dat u de rolstoel iets tegenstuurt. Als u over kleinere hindernissen,
zoals stoepranden, heen rijdt zorg er dan voor dat u nooit parallel t.o.v. van de betreffende hindernis rijdt, maar in een rechte hoek erover heen rijdt. Dit betekent dat allebei de wielen tegelijkertijd over de hindernis heen rijden en nooit verplaatst t.o.v. van elkaar. Rij steeds met een lage, aan de hindernis aanpaste snelheid.
• Controleer de rechthoekige uitrichting van de voorwielen t.o.v. de grond en controleer ook de luchtdruk van de banden. Allebei de facto-
ren hebben een invloed op het rij- en remgedrag en op de actieradius van de e-fix.
• Rij nooit zonder kantelsteunen en verwijder deze uitsluitend, als u over grotere hindernissen heen wilt rijden. De rolstoelgebruiker moet
zelf beoordelen of hij hierbij de hulp van een begeleider inroept, omdat hier een verhoogd kantelgevaar bestaat.
• Bij het rijden op openbare wegen dienen de voorschriften van het wegenverkeersreglement in acht te worden genomen. Uw rolstoel
dient van de hierin voorgeschreven extra inrichtingen te worden voorzien.
Voorzichtig bij ritten op hellingen met een vol opgeladen accupack!
!
!
!
!
Bij een vol opgeladen accupack en bij hoge snelheden is een verlaging van de snelheid resp. een zelfuitschake­ling van het systeem mogelijk. Verlaag daarom uw snelheid.
Neem hindernissen (bijv. stoepranden) zoveel mogelijk achteruit rijdend. De maximaal toelaatbare hinder­nishoogte vindt u in de gebruiksaanwijzing van de rolstoel. Opgelet! Bij het nemen van hindernissen terwijl u achteruit rijdt is de volledige functie van de Alber kantelsteu­nen niet gegarandeerd! Rij daarom langzaam en voorzichtig achteruit, tot de wielen van uw e-fix de hindernis raken. Neem nu voorzichtig de hindernis. U moet zelf beoordelen of u eventueel een andere persoon om hulp vraagt.
Voor het geval dat zich een probleem of een foutmelding voordoet, neem dan onmiddellijk contact op met uw vakhandelaar.
Neem de volgende veiligheids- en gevarenaanwijzingen in acht.
3.3 Veiligheidsinstructies
• Het systeem moet aan het bedieningsapparaat uitgeschakeld worden, voordat de e-fix wielen aan de rolstoel aangebracht of ervan ver-
wijderd worden. Het systeem moet ook uitgeschakeld worden, voordat er werkzaamheden aan de rolstoel uitgevoerd worden.
• Om veiligheidsredenen moet u bij het stoppen, met name op stijgingen en dalingen, de handremmen van uw rolstoel aantrekken om een
ongewild wegrollen van de rolstoel te vermijden.
• In het (onwaarschijnlijke) geval van een oververhitting of brand van het accupack mag dit onder geen beding met water of andere
vloeistoffen in aanraking komen. Als enig zinvol blusmiddel raden de accufabrikanten aan om te blussen met zand.
Vóór het begin van de rit letten op het volgende:
• De e-fix mag alleen worden aangebouwd aan rolstoelen die voorzien zijn van grijpbanden die door Alber GmbH hiervoor zijn vrijgege-
ven.
• De montage en wijziging van de houder voor de e-fix mag alleen worden uitgevoerd door Alber GmbH of door een door Alber erkende
vakhandelaar.
• Bij het gebruik van de e-fix moet absoluut rekening worden gehouden met de gebruiksaanwijzing van de rolstoel.
• Het rijden met de rolstoel zonder aangebrachte, paarsgewijze kantelsteunen is niet toegestaan.
• Breng de originele kantelsteunen van de rolstoelfabrikant of de optioneel verkrijgbare Alber kantelsteunen aan uw rolstoel aan.
• Controleer vóór elke rit de toestand van de e-fix wielen. Als de banden hun slijtagegrens bereikt hebben (er kan geen bandenprofiel
meer herkend worden), dan mag de e-fix niet meer gebruikt worden.
• Controleer vóór elke rit de werking van de handremmen van uw rolstoel. Zonder functionerende, op de e-fix wielen afgestemde vastzet-
remmen mogen geen ritten uitgevoerd worden.
• Controleer in regelmatige intervallen de luchtdruk van de e-fix wielen. Informatie over de correcte luchtdruk vindt u op de buitenkant
van de banden en in de tabel in hoofdstuk 9. Gelieve de luchtdruk van de stuurwielen volgens de instructies en voorschriften van de rolstoel-fabrikant te controleren. Een te lage luchtdruk kan het rijgedrag en de actieradius sterk beïnvloeden.
• In beide e-fix wielen moet de luchtdruk steeds hetzelfde zijn.
• In beide voorwielen van de rolstoel moet de luchtdruk steeds hetzelfde zijn.
• Controleer vóór elke rit of de e-fix wielen correct in de wieladapter [13] van de beide houders [1] zitten.
• De e-fix mag niet samen met een rolstoel-trekapparaat, een handbike of andere trekinrichtingen worden gebruikt. Gebruik in zulke
gevallen in plaats van de e-fix wielen de handmatig te bedienen wielen van uw rolstoel.
Let bij een rit met de e-fix op het volgende:
• Voordat u met de e-fix over dalingen of stijgingen rijdt, moet u de omgang met het apparaat op vlak terrein goed beheersen.
• Het door de rolstoelfabrikant opgegeven maximaal toegelaten stijgingspercentage mag niet worden overschreden.
• Rij uiterst voorzichtig naar trappen of afgronden toe.
• Als de e-fix ingeschakeld is, wordt elke aanraking van de joystick omgezet in een rijcommando. Neem bij het stoppen of wachten
voor potentieel gevaarlijke plaatsen (bv. tijdens het wachten bij een verkeerslicht voor voetgangers, op stijgingen en dalingen of bij opritten) uw handen van het bedieningsapparaat en beveilig uw rolstoel m.b.v. zijn vastzetremmen.
• Grijp bij ingeschakelde e-fix nooit in het wiel.
• Steek resp. gooi geen voorwerpen van welke aard dan ook in een uit- of ingeschakeld e-fix wiel.
!
!
!
• Bevestig nooit voorwerpen van welke aard dan ook aan de e-fix wielen! Dit zou beschadigingen tot gevolg kunnen hebben.
• Houd als u op de stoep rijdt voldoende afstand (indien mogelijk ten minste een rolstoelbreedte) tot de stoeprand.
• Vermijd ritten op losse ondergrond (bijv. op los grind, zand, modder, sneeuw, ijs of door diepe waterplassen).
• Laat de e-fix nooit, niet in de in- noch in de uitgeschakelde toestand, zonder toezicht staan.
• De e-fix kan door sterke elektromagnetische velden negatief beïnvloed worden.
• De e-fix kan in zeldzame gevallen een storend effect hebben op andere installaties, bijvoorbeeld op diefstalpoorten in warenhuizen.
• Op roltrappen en loopbanden mag met de e-fix niet worden gereden.
• Verander tijdens een rit met maximumsnelheid de rijrichting nooit met een ruk naar links of rechts, aangezien dit onder bepaalde
omstandigheden het zijdelingse kantelen van de rolstoel tot gevolg kan hebben.
• Verlaag de snelheid bij het nemen van bochten.
• Als u van plan bent om met uw rolstoel op een stijging of daling stil te blijven staan, dan moet de rolstoel dwars ten opzichte van deze
daling of stijging gezet en de vastzetremmen aangetrokken worden.
• Trek na elke rit resp. bij elke stilstand van uw rolstoel de handremmen aan om een ongewild wegrollen te voorkomen!
• Rij nooit dwars ten opzichte van hellingen.
• Grijp tijdens de rit nooit in de spaken van de e-fixwielen of in de voorwielen van uw rolstoel.
• Rem de e-fix voorzichtig en aangepast aan uw snelheid af (dus niet schoksgewijs).
• Ga bij een rit in voertuigen uitsluitend zitten op de daar geïnstalleerde stoelen met de bijhorende persoonlijke veiligheidssystemen.
Gebeurt dit niet, dan bestaat het gevaar dat zowel u als uw mede-inzittenden bij een ongeval gewond kunnen raken.
• Beveilig bij ritten in voertuigen uw rolstoel en de e-fix wielen conform de geldende wettelijke bepalingen en voorschriften.
• Bij het rijden op openbare wegen en voetpaden moeten in de Duitse Bondsrepubliek de voorschriften van het wegenverkeersreglement
en de Duitse regelgeving (StVZO) in acht worden genomen. In andere landen moeten de daar geldende nationale voorschriften in acht worden genomen.
• De e-fix is alleen bedoeld voor het transport van personen met beperkte mobiliteit en mag niet ondoelmatig gebruikt worden, bijv. voor
spelende kinderen of het transport van goederen.
• Het gebruik van de e-fix is niet toegestaan in de buurt van sterke magneetvelden, zoals deze bijvoorbeeld gegenereerd worden door
magneten, transformators, tomografen enz.
• Vermijd ritten met de e-fix bij slechte weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij storm, hagel en ook in hoog struikgewas.
14
Let na de rit met de e-fix op het volgende:
• Schakel de e-fix onmiddellijk uit als u hem niet gebruikt, om te vermijden dat per ongeluk een rijimpuls geactiveerd wordt door contact
met de joystick of dat een zelfontlading van het accupack plaatsvindt.
• Trek bij elke stilstand de vastzetremmen van de rolstoel aan.
• Laad het accupack van uw e-fix indien mogelijk na elke rit weer op.
Rij nooit zonder kantelsteunen en verwijder deze uitsluitend om over grotere hindernissen heen te rijden. De rol­stoelgebruiker moet zelf beoordelen of hij hierbij de hulp van een begeleider inroept, omdat hier een verhoogd kantelgevaar bestaat.
Bij ritten zonder per paar aangebrachte kantelsteunen worden de risico's voor ongevallen en letsel groter. Alber GmbH stelt zich niet aansprakelijk voor ongevallen die door niet-aangebrachte kantelsteunen ontstaan.
Het maken van zogenaamde „wheelies“ (van de rolstoel verwijderde kantelsteunen, e-fix-wielen op de grond, voorwie­len (zwenkwielen) van de rolstoel vrij in de lucht hangend) is niet toegestaan. Alber GmbH stelt zich niet aansprake­lijk voor ongevallen die door deze rijwijze ontstaan.
3.4 Hindernissen
• Neem hindernissen (bijv. stoepranden) zoveel mogelijk al achteruit rijdend.
De maximaal toelaatbare hindernishoogte vindt u in de gebruiksaanwijzing van de rolstoel.
Opgelet! Bij het nemen van hindernissen terwijl u achteruit rijdt is de volledige functie van de Alber kantelsteunen niet gegarandeerd! Rij daarom langzaam en voorzichtig achteruit, tot de e-fix wielen de hindernis raken. Neem nu voorzichtig de hindernis. U moet zelf beoordelen of u eventueel een andere persoon om hulp vraagt.
3.5 Gevaarlijke plaatsen en gevaarlijke situaties
!
!
!
!
!
!
• De rolstoelgebruiker moet zelfstandig en op eigen verantwoordelijkheid beslissen over de trajecten die hij wil rijden en dient hierbij
rekening te houden met zijn rijvaardigheid en lichamelijke vaardigheden.
• Vóór het begin van de rit moet hij de e-fix wielen controleren op afgesleten of beschadigde wielen, en ook de laadtoestand van het
accupack en de goede werking van het waarschuwingssignaal aan het bedieningsapparaat.
• Deze veiligheidscontroles en de persoonlijke rijvaardigheid zijn met name van belang op de volgende gevaarlijke plaatsen, waar de
gebruiker van de e-fix zelf moet beoordelen of hij er op eigen risico rijdt:
- kademuren, aanlegsteigers, wegen en plekken aan het water, onbeveiligde bruggen en dijken
- smalle weggetjes, hellende wegen (bijv. oprijplanken, opritten), smalle wegen langs een afgrond, bergwegen.
- smalle en/of hellende/schuin aflopende paden langs hoofd- en secundaire wegen of in de buurt van afgronden
- ondergesneeuwde of met bladeren of ijs bedekte wegen of paden
- oprijplanken en hefinrichtingen aan auto’s
Bij het nemen van bochten of tijdens het omdraaien op stijgende of dalende trajecten kan het zwaartepunt ver­schuiven, waardoor het risico toeneemt dat de rolstoel naar de zijkant overhelt en omslaat. Voer deze rijbewegin­gen daarom zeer voorzichtig en alleen bij een lage snelheid uit!
Bij het oversteken van wegen, kruisingen en spoorwegovergangen is extra voorzichtigheid geboden. Steek rails in wegen of aan spoorwegovergangen nooit al parallel daaraan rijdend over, omdat de wielen daarbij eventueel inge­klemd zouden kunnen raken.
Bij het rijden op oprijplanken en hefinrichtingen aan voertuigen is bijzondere oplettendheid geboden. Tijdens het omhoog resp. omlaag gaan van de oprijplank of hefinrichting moet de e-fix met voldoende afstand tot de randen neergezet en uitgeschakeld worden. Tevens moeten de vastzetremmen aan de rolstoel worden aangetrok­ken. Een wegrollen, bijv. door ongewilde rijcommando’s, wordt daardoor verhinderd.
Rijd in geen geval direct langs of tot aan de rand van een oprijplank of hefinrichting, maar houd hiertoe vol­doende afstand aan.
Bij natheid hebben de banden minder grip op de ondergrond; er bestaat een verhoogd slipgevaar. Pas uw rijge­drag dienovereenkomstig aan en rij nooit met afgesleten banden.
Houd er rekening mee, dat de remweg van de e-fix bij rijden op een helling langer kan zijn dan op vlak terrein, afhankelijk van de snelheid en het hellingspercentage. Pas uw snelheid daarom aan deze omstandigheden aan.
4. Accupack
Gelieve voordat u de e-fix in gebruik neemt en ook voordat u met het laadproces begint, de algemene informatie en aanwijzingen en tevens de veiligheidsinstructies en waar­schuwingen in hoofdstuk 4.7 en 4.11 te lezen en in acht te nemen. Nalatigheden bij het inachtnemen van de veiligheidsinstructies en de aanwijzingen kunnen het product beschadigen, of een elektrische schok, brand en/of ernstige verwondingen tot gevolg hebben. Het lithium-ionen accupack bevat chemische substanties die gevaarlijke reacties kunnen veroorzaken, indien de hier genoemde veiligheidsinstructies niet opgevolgd wor­den. Voor schade die ontstaat doordat de algemene aanwijzingen en veiligheidsinstructies niet in acht werden genomen, stelt Alber GmbH zich niet aansprakelijk.
4.1 Indicaties aan het accupack
Het voor het gebruik van de e-fix noodzakelijke accupack is standaard onder de zitting van de rolstoel aangebracht. De ter beschikking staande capaciteit van het accupack wordt weergegeven doordat de witte LEDs [27] gaan branden, zodra het bedieningsap­paraat ingeschakeld werd. Als het bedieningsapparaat uitgeschakeld is, kan de capaciteit door een korte druk op de infotoets [26] weergegeven worden. Betekenis:
5 LED’s branden – het accupack is 100% opgeladen. Vermijd op hellingen ritten met hoge snelheden, aangezien als gevolg van de stroomterugvoer naar de wielen het gevaar van een overspanning in het accupack bestaat en er daardoor een gedwongen uitschakeling van de wielen kan volgen.
16
4 LEDs branden – het accupack is 80% opgeladen.
3 LEDs branden – het accupack is 60% opgeladen.
2 LED’s branden – het accupack is 40% opgeladen. Er wordt dringend aanbevolen om geen al te lange afstanden af te leggen zonder het accupack van tevoren op te laden.
1 LED brandt – het accupack is 20% opgeladen. Laad het accupack op voordat u aan een rit begint. Vanaf een lading van minder dan 20 procent worden alle delen van het rijbeeldscherm in het display van het bedieningsapparaat in het oranje weergegeven, vanaf een lading van minder dan 10 procent in het rood.
Als de rode LED [28] (storingsindicatie) brandt, is er een fout opgetreden. Deze fout wordt in het display van het bedieningsapparaat weergegeven (zie ook hoofdstuk 6).
28
4.2 Erin zetten van het accupack
i
In de regel zal het accupack steeds aan uw rolstoel blijven zitten. Als het echter verwij­derd werd (bijvoorbeeld voor transportdoeleinden), moet u het weer in de aan uw rolstoel bevestigde accuhouder [7] terugplaatsen.
• Steek het accupack [8], zoals in de tekening hiernaast afgebeeld, schuin in de
inbrenghulp [30] die zich links en rechts aan de accuhouder [7] bevindt. Bij een cor­recte plaatsing kan het accupack nu niet meer zijdelings wegglijden.
• Draai het accupack [8] naar achteren, totdat het duidelijk hoorbaar in de accuhouder
[7] vastklikt.
• Controleer of het accupack [8] correct in de accuhouder [7] zit. Het accupack zit cor-
rect in de accuhouder, als het niet meer eruit verwijderd kan worden, zonder de greep [25] te gebruiken.
• Als het accupack [8] correct in de accuhouder [7] zit, moet u de stekker van het
bedieningsapparaat [23] in een van de bussen [29] aan het accupack steken. De ver­grendeling gebeurt automatisch d.m.v. een magneetsluiting.
Na deze paar stappen is uw e-fix nu weer klaar voor gebruik.
Aan de linker- en de rechterkant van het accupack [8] bevindt zich telkens een bus [29]. Beide bussen zijn elektrisch hetzelfde gescha­keld en kunnen gebruikt worden om de stekker van het bedienings­apparaat, van de oplader en van de toebehoren erin te steken.
Let op dat de stekker van de oplader [33] en de bussen [29] aan het accupack schoon zijn en dat zich geen metalen deeltjes eraan bevin­den. Als deze deeltjes toch voorhanden zijn, dan moeten ze met een schone, droge doek verwijderd worden!
4.3 Het accupack verwijderen
Als u het accupack van de accuhouder moet verwijderen, gaat u als volgt te werk.
• Schakel het systeem aan het bedieningsapparaat uit (zie hoofdstuk 5.2.2)
• Trek alle stekkers uit die zich aan het accupack bevinden (bijv. de stekker [23] van het
bedieningsapparaat).
• Trek de greep [25] van het accupack voorzichtig tot aan de aanslag omhoog en trek
het accupack [8] tegelijkertijd uit de accuhouder [7].
• Leg het accupack [8] opzij. Neem hierbij beslist de aanwijzingen voor het opbergen en
transporteren van het accupack in acht die in hoofdstuk 4.10 en 4.11 staan.
• De accuhouder [7] blijft aan de rolstoel bevestigd
4.4 Indicaties aan de oplader
• Als de oplader door de netstekker [32] op een stroomvoerend stopcontact (100 – 240
VAC) aangesloten is, is de LED-weergave [34] groen verlicht.
• Als de netstekker van het stroomnet gescheiden wordt, gaat de LED-indicatie [34] uit.
• De vooruitgang van een laadproces wordt m.b.v. de LED-indicaties aan het accupack
aangegeven (zie het navolgende hoofdstuk).
4.5 Het accupack laden
Om het accupack op te laden kan het aan de rolstoel blijven zitten of verwijderd worden.
• Schakel het systeem aan het bedieningsapparaat uit (zie hoofdstuk 5.2.2).
• Beveilig de rolstoel met behulp van de vastzetremmen tegen ongewild wegrollen.
• Steek de stekker van de oplader [33] in een van de bussen [29] van het accupack.
• Voer het laadproces uit volgens de aanwijzingen in de met de oplader meegeleverde
gebruiksaanwijzing.
• Aan het accupack kunt u de vooruitgang van het laadproces aan de hand van de capa-
citeitsindicatie [27] nagaan. Betekenis:
18
De onderste LED knippert – het accupack is minder dan 20% opgeladen.
Een LED knippert, 1 LED brandt – het accupack is tussen 20% en 40% opgeladen.
Een LED knippert, 2 LEDs branden – het accupack is tussen 40% en 60% opgeladen.
Een LED knippert, 3 LEDs branden – het accupack is tussen 60% en 80% opgeladen.
Een LED knippert, 4 LEDs branden – het accupack is tussen 80% en 100 % opgeladen.
Verder op de volgende pagina
5 LEDs branden – het accupack is 100% opgeladen.
i
!
!
i
Beëindig het laadproces.
Foutmelding tijdens het laadproces
Als er tijdens het laadproces een fout optreedt, gaat de rode LED (28) (storingsindicatie) aan het accupack branden. Controleer
• of de netstekker [32] van de oplader correct op een stroomvoerend stopcontact aange-
sloten is
• of de LED-indicatie [34] aan de oplader groen verlicht is
• of de stekker van de oplader [33] correct met het accupack verbonden is
Mocht het laadproces nog steeds niet verder uitgevoerd worden en de rode LED [28] nog steeds branden, is er een ernstige fout opgetreden. Neem onmiddellijk contact op met uw vakhandelaar.
Tijdens het laadproces kan het bedieningsapparaat niet ingeschakeld worden.
Voor zover het accupack zich voor het opladen aan de rolstoel bevindt, moet vóór het begin van het laadproces het systeem uit­geschakeld en de rolstoel met zijn vastzetremmen tegen ongewild wegrollen beveiligd worden.
ROUTE
3
ACTIERADIUS
12
KM
KM
9:30
25
Als de e-fix langere tijd (meer dan 1 dag) niet gebruikt wordt, is het raadzaam om het accupack niet constant aan de oplader aangesloten te laten. Trek de oplader eerst los van het netstopcontact en daarna van het accupack. Controleer in het algemeen vóór het begin van elke rit de laadtoestand van het accupack. Dit moet vóór het begin van de rit volledig opgeladen zijn.
Laad de accu altijd helemaal op. Alleen in noodgevallen mag u het laden onderbreken.
28.06.14
5
KM/H
SPORT
%
65
4.6 Energieterugwinning (recuperatie)
Tijdens het remmen en vooral tijdens ritten op hellingen vindt er een energieterugwin­ning plaats. Als deze terugwinning langer dan 2 seconden duurt, wordt er in het display van het bedieningsapparaat op pos. [65] het afgebeelde grafische symbool weergegeven.
Als het accupack reeds meer dan 90% opgeladen is, vindt er geen energieterugwinning plaats. Deze wordt automatisch weer ingeschakeld, zodra de accucapaciteit onder de 90% gedaald is.
In extreme gevallen, bijv. bij ritten op hellingen met een volle accu, kan er een vermeer­de energieterugwinning optreden, die als foutcode B10, B11 of B12 in het display van het bedieningsapparaat weergegeven wordt (zie ook de tabel in hoofdstuk 6). Verlaag in zulke gevallen uw snelheid en vermijd, indien mogelijk, ritten op hellingen.
20
4.7 Algemene aanwijzingen voor het laden van het accupack
• Laad het accupack nooit in de directe nabijheid of in de buurt van brandbare vloeistoffen of gassen.
• In het (onwaarschijnlijke) geval van een oververhitting of brand van het accupack mag dit onder geen beding met water of andere
vloeistoffen in aanraking komen. Als enig zinvol blusmiddel raden de accufabrikanten aan om te blussen met zand.
• Voer het laadproces nooit uit in ruimtes waarin vocht op het accupack zou kunnen neerslaan.
• Voer het opladen van de rolstoel uit in een ruimte die minimaal twee keer zo groot is dan de rolstoel, met voldoende ventilatie zodat er
geen gevaar ontstaat door de opbouw van ontvlambaar gas.
• Explosieve gassen kunnen gegenereerd worden tijdens het opladen. Houd de rolstoel en de accu-oplader buiten bereik van ontstekings-
bronnen, zoals vlammen en vonken.
• Laad het accupack nooit op bij temperaturen onder de 0°C of boven de 40°C. Als een poging wordt gedaan om een laadproces buiten
dit temperatuurbereik uit te voeren, wordt het laadproces automatisch stopgezet.
4.8 Veiligheidsinstructies voor de oplader en het laadproces
• Voor het begin van een laadproces moet het systeem uitgeschakeld worden. Als het accupack direct aan de rolstoel opgeladen wordt,
dient de rolstoel m.b.v. zijn vastzetremmen tegen ongewild wegrollen beveiligd te worden!
• Gebruik voor het laden van het accupack uitsluitend de meegeleverde Alber oplader. Het laadproces wordt automatisch beëindigd, zodra
het accupack opgeladen is. Overladen is daardoor uitgesloten.
• Gebruik voor het opladen nooit een andere, niet van Alber afkomstige oplader.
• Laad met de oplader geen andere accu’s op; laad hiermee uitsluitend het accupack van de e-fix op.
• Als de e-fix langere tijd (meer dan 1 dag) niet gebruikt wordt, is het raadzaam om de oplader niet constant aan de e-fix bevestigd te
laten. Trek de oplader eerst los van het netstopcontact en daarna van het accupack.
• Stel de oplader tijdens het laadproces aan geen enkel vocht (water, regenwater, sneeuw) bloot.
• Voorzichtig bij condensatie. Als de oplader van een koude naar een warme ruimte wordt gebracht, dan kan zich condenswater vormen. In
dit geval moet het gebruik van de oplader zo lang worden uitgesteld, tot het condenswater verdampt is. Dit kan enkele uren duren.
• Voer het laadproces nooit uit in ruimtes waarin vocht op de oplader zou kunnen neerslaan .
• Draag de oplader nooit aan de netkabel of de laadleidingen.
• Trek nooit met een ruk aan de netkabel om de oplader te isoleren van het stopcontact.
• Leg de netkabel en de laadkabel zodanig dat niemand erop kan stappen of erover kan struikelen. Stel de beide kabels niet bloot aan
andere schadelijke invloeden of belastingen.
• Gebruik de oplader niet als de netkabel, de laadkabel of de aan de kabels aangebrachte stekkers beschadigd zijn. Beschadigde delen
moeten onmiddellijk door de door Alber geautoriseerde vakhandelaar vervangen worden.
• Gebruik de oplader nooit en haal hem niet uit elkaar als hij een harde slag heeft opgelopen, gevallen is of op een andere manier
beschadigd werd. Breng de beschadigde oplader voor reparatie naar een door Alber geautoriseerde specialist voor medische hulpmidde­len.
• De oplader mag niet door kleine kinderen gebruikt worden.
• De oplader mag alleen worden gebruikt met 100V - 240V netwisselspanning.
• Haal de oplader niet uit elkaar en modificeer hem niet.
• Dek de oplader tijdens het laadproces niet af en leg geen voorwerpen op het apparaat.
• Stel de kabels en de stekkers niet bloot aan druk. Sterke rek of knikken van de kabels, het inklemmen van de kabel tussen een muur en
een kozijn of zware voorwerpen op de kabel of de stekker leggen zouden een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
• De beide polen van de stekker aan de laadkabel nooit met metalen voorwerpen kortsluiten.
• Controleer of de netstekker stevig in het stopcontact zit.
• Raak de netstekker en de stekker van de laadkabel niet met vochtige handen aan.
• Gebruik de stekker van de oplader en/of de netstekker niet als deze nat of vuil zijn. Maak ze vóór het insteken schoon met een droge
doek.
• Gelieve na beëindiging van het laadproces eerst de stekker van de oplader uit het stopcontact te trekken en vervolgens de laadstekker
uit de bus aan het accupack.
• Let op dat er geen vocht in de bussen [29] aan de accu kan binnendringen, nadat de verbinding met de oplader gescheiden werd.
Let er vóór en na het laadproces op dat de stekker van de oplader [33] en de bussen [29] aan het accupack schoon zijn en dat zich geen metalen deeltjes eraan bevinden. Als deze deeltjes toch voorhanden zijn, dan moe­ten ze met een schone, droge doek verwijderd worden!
De stekker van de oplader is magnetisch. Vermijd daarom elk contact van de stekkers met medische implantaten, elektronische opslagmedia, EC-kaarten en dergelijke.
4.9 Veiligheidsinstructies voor het accupack
i
!
• Voordat de e-fix voor het eerst gebruikt wordt, moet het accupack daarvan volledig opgeladen worden.
• De e-fix mag alleen worden gebruikt bij temperaturen tussen -25°C en +50°C.
• Laad het accupack nooit op bij temperaturen onder de 0°C of boven de 40°C. Als een poging wordt gedaan om een laadproces buiten
dit temperatuurbereik uit te voeren, wordt het laadproces automatisch stopgezet.
• Het accupack mag niet aan warmte (bv. radiatoren) noch aan vuur worden blootgesteld. Externe hitte kan een explosie van het accu-
pack tot gevolg hebben.
• In het (onwaarschijnlijke) geval van een oververhitting of brand van het accupack mag dit onder geen beding met water of andere
vloeistoffen in aanraking komen. Als enig zinvol blusmiddel raden de cellenfabrikanten aan om te blussen met zand.
• Uw e-fix verbruikt bij elk gebruik energie. Laad het accupack daarom na elk gebruik volledig op.
• De behuizing van het accupack mag niet geopend of uit elkaar gehaald worden. Indien de behuizing onvakkundig geopend of moedwillig
vernield wordt, kan dit gevaar voor ernstige verwondingen betekenen. Bovendien heeft dit tot gevolg dat de aanspraak op garantie komt te vervallen.
• Verbind de bus [29] van het accupack nooit met metalen voorwerpen, resp. let op dat de contacten in geen geval met metalen voorwer-
pen (bijvoorbeeld met metaalspaanders) in aanraking komen.
• Wanneer de bus [29] vuil is, moet deze met een schone, droge doek worden gereinigd.
• Dompel het accupack nooit in water.
• Bij een beschadiging of defect van het accupack moet het gecontroleerd worden. Gelieve dienaangaande contact op te nemen met uw
vakhandelaar en met hem de verdere procedure met betrekking tot retourzending en reparatie te bespreken (zie ook hoofdstuk 4.11).
• Als het accupack defect of beschadigd is, mag de e-fix in geen geval verder gebruikt worden. Neem in verband met een reparatie contact
op met uw vakhandelaar.
• Denk er steeds aan dat het accupack schoon en droog gehouden moeten worden.
4.10 Opslag van het accupack
• De levensduur van een accupack is o.a. afhankelijk van de plaats waar het opgeslagen wordt. Laat het accupack en de e-fix wielen daar-
om niet gedurende een langere tijd op hete plaatsen liggen. Met name de kofferruimtes van personenauto’s die in de zon staan mogen alleen voor transport, maar niet in het algemeen als bewaarplaats gebruikt worden.
• Bewaar het accupack en de e-fix wielen op een koele en droge plaats, waar ze tegen beschadiging en onbevoegde toegang beschermd
zijn.
• Om een optimale levensduur van het accupack te bereiken, moet het bij een temperatuur van 18 °C tot 23 °C, een luchtdruk van 500
tot 1060 hPa en een luchtvochtigheid van 0 tot 80 procent worden opgeslagen. De laadtoestand moet hierbij 50 procent bedragen. Onder deze voorwaarden bedraagt de opslagduur van het accupack een jaar.
• Stel het accupack tijdens de opslag aan geen enkel vocht (water, regenwater, sneeuw enz.) bloot.
• Laad het accupack vóór de opslag op en controleer de laadtoestand elke maand. Laad het accupack na, als de laadtoestand onder de 50
procent daalt.
4.11 Veiligheids- en waarschuwingsaanwijzingen voor het transport en verzenden van het accupack
• In het e-fix accupack worden lithium-ionen-cellen gebruikt. Voor het transport en verzenden van het accupack gelden daarom de dien-
overeenkomstige wettelijke voorschriften die beslist in acht genomen dienen te worden! Een defect accupack mag bijvoorbeeld nooit in een vliegtuig getransporteerd worden, niet als handbagage en evenmin als opgegeven bagage.
• Mocht uw accupack defect zijn, gelieve het dan persoonlijk naar uw vakhandelaar te brengen, omdat ook de verzending via de post of
via andere verzenders voor lithium-ionen accu’s streng gereglementeerd is. Ook hier raden wij aan om vooraf contact met uw vakhande­laar op te nemen.
• Aangezien de transportvoorschriften jaarlijks kunnen veranderen, raden wij u dringend aan om voor het begin van een reis contact op te
nemen met de reisorganisatie of de vlieg- of scheepvaartmaatschappij en zich te informeren over de actueel geldende voorschriften.
Bewaar de verpakkingsdoos van het accupack beslist goed voor het geval u het wilt transporteren.
Bespreek de noodzakelijke maatregelen met uw vakhandelaar vóór het verzenden van het accupack.
5. Bedieningsapparaat
!
i
Met behulp van de knoppen en de joystick kunnen aan het bedieningsapparaat verschillen­de functies en instellingen geactiveerd of gedeactiveerd worden. In zoverre kunnen de in de volgende bedieningsaanwijzingen afgebeelde grafieken van afzonderlijke displayweergaven eventueel afwijken van de daadwerkelijke weergaven van uw bedieningsapparaat. Bij verschillende weergaven in het display wordt ook een signaaltoon gegeven, echter alleen, als deze functie geactiveerd werd (zie hoofdstuk 5.3.7).
5.1 Het bedieningsapparaat aanbrengen en verwijderen
Aan uw rolstoel werd een bevestigingselement [65] aangebracht om het bedieningsap­paraat te monteren.
• Schuif de aan de onderkant van het bedieningsapparaat [9] aangebrachte geleidelijst
[62] in het schuifgedeelte [63].
• Bevestig het bedieningsapparaat [9] in het schuifgedeelte [63] met behulp van de
klemhendel [64].
• Steek de stekker [23] van het bedieningsapparaat in de bus [29] van het accupack. De
vergrendeling gebeurt automatisch d.m.v. een magneetsluiting.
• Het verwijderen van het bedieningssapparaat gebeurt in omgekeerde volgorde.
Let er, voordat u de stekker [23] in de bus [29] aan het accupack steekt op dat beide delen schoon zijn en dat zich geen metalen deeltjes eraan bevinden. Als deze deeltjes toch voorhanden zijn, dan moeten ze met een schone, droge doek verwijderd worden!
22
De stekker [23] van het bedieningsapparaat is magnetisch. Vermijd daarom elk contact van de stekker met medische implantaten, elek­tronische opslagmedia, EC-kaarten en dergelijke.
5.2 Functies aan het bedieningsapparaat
5.2.1 Het systeem inschakelen
Als de beide e-fix wielen, zoals beschreven in hoofdstuk 2.1, correct aan uw rolstoel wer­den aangebracht, dan kunt u het systeem met het bedieningsapparaat [9] inschakelen.
Raak tijdens het inschakelen in geen geval de joystick of bedieningselementen van het bedieningsapparaat aan. Als u dit toch doet, krijgt u een foutmelding.
• Druk even op de Aan-/Uit knop [19]. Het systeem wordt ingeschakeld en in het dis-
play [18] wordt circa 3 seconden lang het Alber e-fix startbeeldscherm weergegeven. Vervolgens verschijnt het hiernaast afgebeelde rijbeeldscherm (betekenis van de sym­bolen zie hoofdstuk 5.3.1). (De afbeelding links kan van de daadwerkelijke weergave op het display van uw bedie­ningsapparaat afwijken, omdat functies in- of uitgeschakeld kunnen worden.)
• Wanneer u nog niet vertrouwd bent met de e-fix en de rijeigenschappen ervan, is het
raadzaam om met de draaischakelaar [22] de te bereiken maximum snelheid vooreerst te reduceren (zie hoofdstuk 5.2.6).
• Met de joystick [14] kunt u nu de beide e-fix wielen in beweging zetten. Lees echter
van tevoren de veiligheids- en gevarenaanwijzingen in hoofdstuk 3 door.
• Wanneer de ingeschakelde wielen niet in beweging gezet worden, dan volgt er na 10
minuten een zelfuitschakeling. Zie hiervoor ook hoofdstuk 5.5.
Indien er na het inschakelen een heel andere weergave in het dis­play verschijnt dan de weergave die hier afgebeeld is, dan is er een fout opgetreden. Hierover vindt u in hoofdstuk 6 een lijst met fout­codes.
Bij het eerste gebruik verschijnt bij het inschakelen van het bedie­ningsapparaat het menu Taalkeuze (zie hoofdstuk 5.4). In dit menu kunt u instellen, in welke taal de afzonderlijke informatie op het display weergegeven moet worden.
5.2.2 Het systeem uitschakelen
!
!
!
Als u uw rit beëindigd hebt en als er voor langere tijd geen verdere rit volgt, moet u de e-fix steeds uitschakelen. Enerzijds bespaart u daardoor energie, anderzijds wordt de e-fix door een toevallige aanraking van de joystick niet ongewild in beweging gezet.
• Druk op de knop [19]. Het bedieningsapparaat wordt uitgeschakeld, de weergave in
het display [18] verdwijnt.
• Trek de vastzetremmen van uw rolstoel aan, om te voorkomen dat hij ongewild
wegrolt.
ROUTE
7
ACTIERADIUS
9
KM
KM
9:30
50
18
5.2.3 Rijden m.b.v. de joystick
Het rijden met de e-fix gebeurt met behulp van de joystick [14], waarmee de rolstoelge­bruiker zowel de snelheid als ook de rijrichting bepaalt.
Zodra de joystick minimaal bewogen wordt, begint de rit al met een lage snelheid. Deze snelheid wordt hoger, naarmate de joystick verder naar de aanslag bewogen wordt, de joystickuitslag dus groter wordt. De vooringestelde maximum snelheid (zie hoofdstuk
5.5) wordt bereikt, als de joystick tot aan de aanslag bewogen wordt, dus de volle uitslag bereikt. Bij het achteruit rijden wordt de snelheid om veiligheidsredenen automatisch met 50 procent verlaagd.
In het display [18] wordt de snelheid op de positie [60] als volgt weergegeven:
• vooringestelde snelheid als groen staafdiagram en kortstondig als groen getal
• actueel gereden snelheid als wit getal
Bij het achteruit rijden wordt 0 km/h als wit getal weergegeven.
28.06.14
Start uw eerste rijpogingen met een lage snelheid, om aan het rijge­drag van de e-fix te wennen.
0
5
,
KM/H
SPORT
%
Pas de snelheid aan de betreffende rijsituatie aan. Verlaag de maxi­mum snelheid, vooral bij moeilijke rijsituaties en in binnenruimtes, om ongelukken te voorkomen.
5.2.4 Omgevingsverlichting
Aan de onderkant van het bedieningsapparaat bevindt zich een omgevingsverlichting [21]. Voorwerpen die zich op tamelijk korte afstand van het bedieningsapparaat bevin­den, kunnen hiermee beperkt verlicht worden. De omgevingsverlichting wordt in- of uit­geschakeld door even op de knop [15] te drukken.
De omgevingsverlichting dient er uitsluitend toe om de omgeving van het bedieningsapparaat minimaal te verlichten. Voor nachtelijke ritten in het openbaar verkeer dienen de nationale voorschriften van het betreffende land in acht genomen en de evt. voorgeschreven verlichtingsinrichtingen aan de rolstoel aangebracht te worden.
5.2.5 Waarschuwingssignaal
!
!
Door op de knop [17] te drukken weerklinkt er een waarschuwingssignaal aan het bedie­ningsapparaat.
5.2.6 Beperking van de snelheid
De minimum snelheid van uw e-fix bedraagt 0,5 km/h en kan trapsgewijs en bij een maximale uitslag van de joystick [14] tot een maximum snelheid van 6 km/h verhoogd worden.
Voor verschillende rijsituaties, bijvoorbeeld in binnenruimtes, kan de te behalen rijsnel­heid ook individueel beperkt worden. Stel hiervoor aan de draaischakelaar [22] die door u gewenste maximum snelheid in; deze wordt vervolgens in het display [18] op de positie [60] als wit getal en als groen staafdiagram weergegeven.
24
De door u vastgelegde snelheid wordt bereikt, zodra de joystick [14] de volle uitslag bereikt, dus helemaal tot aan de aanslag bewogen wordt. Bij het achteruit rijden wordt de snelheid om veiligheidsredenen automatisch met 50 procent verlaagd.
De maximum snelheid kan ingesteld worden als de rolstoel stilstaat, maar ook tijdens een rit. De ingestelde waarde verschijnt dan ca. 3 seconden lang in het display, voordat weer de daadwerkelijk gereden snelheid weergegeven wordt.
Start uw eerste rijpogingen met een lage snelheid, om aan het rijge­drag van de e-fix te wennen.
Pas de snelheid aan de betreffende rijsituatie aan. Verlaag de maxi­mum snelheid, vooral bij moeilijke rijsituaties en in binnenruimtes, om ongelukken te voorkomen.
5.2.7 Wegrijblokkering
!
Uw e-fix is met een wegrijblokkering uitgerust, om onbevoegd gebruik door derden te voorkomen.
Wegrijblokkering activeren
• Plaats de sleutel [24] ca. 2 seconden direct op het sleutelsymbool [20] aan het bedie-
ningsapparaat. Hierdoor wordt de wegrijblokkering geactiveerd en verschijnt in het display de hiernaast afgebeelde melding “Wegrijblokkering actief”.
• De e-fix kan nu niet meer gebruikt worden. De melding “Wegrijblokkering actief” blijft
in het display zichtbaar, totdat de e-fix direct door u zelf uitgeschakeld wordt of door de automatische zelfuitschakeling. De wegrijblokkering blijft hierbij echter steeds geactiveerd!
• Wanneer de e-fix weer ingeschakeld wordt, wordt de nog steeds geactiveerde wegrij-
blokkering in het display weergegeven.
9:30
Wegrijblokkering actief SVP deblokkeren
28.06.14
Wegrijblokkering deactiveren
Plaats de sleutel [24] ca. 2 seconden direct op het sleutelsymbool [20] aan het bedie­ningsapparaat. Hierdoor wordt de wegrijblokkering gedeactiveerd en in het display vervol­gens weer het rijbeeldscherm (zie hoofdstuk 5.3.2).
De wegrijblokkering is geen bescherming tegen diefstal, omdat de aandrijfwielen uitgekoppeld kunnen worden en de rolstoel daarna weggeduwd kan worden.
5.3 Menu’s van het bedieningsapparaat
De parameters van de meeste functies die in het bedieningsapparaat opgeslagen zijn, kunnen door de rolstoelgebruiker individueel aange­past worden. Andere parameters, die o.a. het rijgedrag van de e-fix in belangrijke mate beïnvloeden, kunnen uitsluitend door uw vakhande­laar gewijzigd worden. Hij dient u graag van advies aangaande de beschikbare mogelijkheden.
5.3.1 Menustructuur (overzicht) en bijbehorende knoppen aan het bedieningsapparaat
alber
e-fix
e-fix
Startbeeldscherm
Alber
ROUTE
7
KM
ACTIERADIUS
KM
9
Rijbeeldscherm
Rijmodus Weergave Instelling
(optioneel)
9:30
28.06.14
0
KM/H
SPORT
%
50
R
5
,
RESET
Kilometerteller
26
Beeldschermhelder
heid
helderder –
donkerder
Rijmodus
TOUR
ECO
SPORT
CUSTOM
Opslaan TerugKeuze
Tour
Eco
Sport
Custom
Bluetooth Taalkeuze Datum / kloktijd
Apparaatnaam,
bijvoorbeeld
„e-fix - 1986“
Dagkilometers
Startbeeldscherm
de / gb /fr
Actieradius
Kloktijd
Datum
Jan
Instelling van
datum en kloktijd
De knoppen van het bedieningsapparaat zijn als volgt aan de menu’s en submenu’s toe­gewezen.
Weergave Opslaan
18
Opslaan resp. instellen van een parameter: op knop [15] drukken.
Weergave Keuze
Naar een menu of submenu gaan resp. een parameter activeren: op knop [16] drukken.
Weergave Terug
Een niveau terug gaan (zonder op te slaan!): op knop [17] drukken.
Reset
Dagkilometer-teller
kg
km
mi
Signaaltoon Eenheden Programmering
Aan / Uit
km/kg/C
mi/lb/F
Toegang
alleen voor
vakhandelaren
15
1716
50 51 52 53 54 55
56 57 58 59
60
9:30
ROUTE
28.06.14
5.3.2 Weergaven in het rijbeeldscherm
Zodra het bedieningsapparaat ingeschakeld wordt, verschijnt (mits het geactiveerd is) eerst het Alber startbeeldscherm en na ca. 3 seconden dan het hiernaast afgebeelde rijbeeldscherm. De grafiek toont alle symbolen die op het display van het bedieningsap­paraat afgebeeld kunnen worden.
7
ACTIERADIUS
9
KM
KM
50
0
5
,
KM/H
SPORT
%
De symbolen [54], [57], [58] en [60] worden permanent weergegeven, alle andere sym­bolen kunnen door de rolstoelgebruiker zelf ingesteld worden (voor details zie de navol­gende hoofdstukken).
Een uitzondering vormt het symbool [59]. Hier zijn de rijmodi TOUR, ECO, SPORT en CUSTOM opgeslagen (voor de eigenschappen daarvan zie hoofdstuk 5.3.4). Met uitzonde­ring van de rijmodus TOUR worden alle modi in het display weergegeven. Betekenis:
[50] = Bluetooth-module in het bedieningsapparaat. Er kan een verbinding worden
gemaakt (zie hoofdstuk 5.3.7).
[51] = Het symbool verschijnt automatisch, zodra de omgevingsverlichting (zie hoofdstuk
5.2.4) met de knop [15] ingeschakeld wordt. [52] = Weergave van het aantal kilometers dat na de start resp. na de laatste RESET gere-
den werd. [53] = Actuele kloktijd (hiervoor is een voorinstelling vereist - zie hoofdstuk 5.3.7). [54] = Visuele weergave van de capaciteit van het accupack. [55] = Actuele datum (hiervoor is een voorinstelling vereist - zie hoofdstuk 5.3.7). [56] = Route die onder ideale omstandigheden en met de weergegeven restcapaciteit van
het accupack nog afgelegd kan worden. [57] = Weergave van de capaciteit van het accupack in procent. [58] = Balkweergave “Systeem is rijklaar”. [59] = Vooringestelde rijmodus. [60] = Vooringestelde maximum snelheid (weergave als getal en als ringvormig
staafdiagram) zie hoofdstuk 5.2.6.
De meeste weergaven in het rijbeeldscherm worden in het wit en op een zwarte achter­grond afgebeeld. De weergaven [54], [59] en [60] verschijnen in het groen.
Wanneer het accupack een restcapaciteit van 20 procent bereikt, worden de weergaven [54], [59] en [60] in het oranje weergegeven, vanaf 10 procent restcapaciteit in het rood. In beide gevallen verschijnt de balkweergave [58] in de volle breedte van het beeldscherm, bovendien wordt in het symbool [56] de reikwijdte niet meer weergegeven. Deze manier van symbolische weergave moet u erop attenderen dat u het accupack zo snel mogelijk weer op moet laden.
5.3.3 De menu’s oproepen
• Om naar de verschillende menu’s te gaan, moet u in het rijbeeldscherm op de knop
Menufunctie [16] drukken. Als dit gebeurd is, verschijnen in het display [18] na elkaar de menu’s Rijmodus, Weergave, Instelling, Kilometerteller, Reset.
• Beweeg de joystick [14] naar links resp. naar rechts om het gewenste menu op te
roepen.
• Druk op de knop Menufunctie [16] zodra het door u gewenste menu in het midden van
het display [18] verschijnt. Hierdoor gaat u naar het submenu voor het instellen van de verschillende parameters (zie het volgende hoofdstuk).
9:30
Rijmodus
Keuze
28.06.14
Terug
5.3.4 Menu Rijmodus
• Kies het menu Rijmodus en druk op de knop Menufunctie [16] om naar het
bijbehorende submenu te gaan.
• In het submenu wordt het beeldscherm Rijmodus weergegeven, waarin de parameters
TOUR, ECO, SPORT en (voor zover geactiveerd) CUSTOM vermeld worden.
• Beweeg de joystick [14] naar voren resp. naar achteren, waardoor de parameters onder
een zwarte balk geschoven worden.
• De parameter die zich momenteel onder de balk bevindt, wordt geactiveerd door ofwel
de joystick [14] naar links of rechts te bewegen of door op de knop [16] te drukken. Als de parameter geactiveerd is, verschijnt voor deze parameter een vierkant voorzien van een vinkje.
• Zodra de gewenste parameter geactiveerd werd, moet hij nu opgeslagen worden. Druk
hiervoor op de knop [15] van het bedieningsapparaat.
• Kies verdere menu’s of druk nog een keer op de knop [17] om naar het rijbeeldscherm
terug te keren.
28
Rijmodus
TOUR
ECO
SPORT
Opslaan
Keuze
9:30
Weergave
Keuze Terug
Terug
28.06.14
Eigenschappen van de rijmodi
TOUR: standaard instellingen (worden in het rijbeeldscherm op positie [59] niet
weergegeven). ECO: gereduceerde acceleratie- en vertragingswaarden. SPORT: dynamische afstemming van de acceleratie en van het draaigedrag.
Gelieve aangaande een wijziging van de eigenschappen contact op te nemen met uw vakhandelaar.
5.3.5 Menu Weergave
• Kies het menu Weergave en druk op de knop Menufunctie [16] om naar het bijbeho-
rende submenu te gaan.
• In het submenu zullen de parameters Dagkilometers, Reikweidte, Kloktijd, Datum en
Startbeeldscherm verschijnen.
• Beweeg de joystick [14] naar voren resp. naar achteren, waardoor de parameters onder
een zwarte balk geschoven worden.
• De parameter die zich momenteel onder de balk bevindt, wordt geactiveerd door ofwel
de joystick [14] naar links of rechts te bewegen of door op de knop [16] te drukken. Als de parameter geactiveerd is, verschijnt voor deze parameter een vierkant met een vinkje.
• Alle parameters kunnen geactiveerd of gedeactiveerd worden.
• Als één of meerdere parameters geactiveerd werden, moeten deze opgeslagen worden.
Druk hiervoor op de knop [15] van het bedieningsapparaat.
• Kies verdere menu’s of druk nog een keer op de knop [17] om naar het rijbeeldscherm
terug te keren.
9:30
RESET
km-teller
Keuze Terug
28.06.14
5.3.6 Menu Dagkilometers Reset
• Kies het menu Dagkilometers Reset en druk op de knop Menufunctie [16] om naar het
bijbehorende submenu te gaan.
• In het submenu verschijnt het beeldscherm Dagkilometers Reset, waarin het aantal
gereden kilometers weergegeven wordt.
• Druk op de knop [15] van het bedieningsapparaat, om de dagkilometerteller op “Nul”
terug te zetten, of op de knop [17] om zonder Reset van de dagkilometerteller weer naar het menu Rijmodus terug te keren.
• Kies verdere menu’s of druk nog een keer op de knop [17] om naar het rijbeeldscherm
terug te keren.
9:30
28.06.14
Instelling
Keuze Terug
5.3.7 Menu Instelling
Kies het menu Instelling en druk op de knop Menufunctie [16]. Daardoor gaat u naar een submenu met de punten Beeldschermhelderheid, Bluetooth, Taalkeuze, Datum/kloktijd, Signaaltoon, Eenheden en Programmering. Elk van deze punten is aan een verder submenu toegewezen, waarin u de navolgend beschreven instellingen kunt uitvoeren. Zoals reeds in de vorige hoofdstukken beschreven, kunnen parameters met de joystick geselecteerd en geactiveerd of gedeactiveerd worden. Ook de navigatie en het opslaan gebeurt, zoals reeds bekend is, met behulp van de knoppen [15] (Opslaan), [16] (Wisseling naar een submenu) en [17] (een niveau terug zonder op te slaan).
Submenu Beeldschermhelderheid
Door de joystick [14] naar links of rechts te duwen kunt u de helderheid van de beeld­schermafbeeldingen verlagen of verhogen.
Submenu Bluetooth
Bekijken van de apparaatnaam en het MAC-adres (Bluetooth Chip). Voorbeeld: e-fix - 1986
Submenu Taalkeuze
Door de joystick [14] naar links of rechts te duwen kunt u de taal instellen, die voor de weergaven in het display gebruikt moet worden.
Submenu Datum / kloktijd
Door de joystick [14] naar links of rechts te duwen kunt u door de afzonderlijke parame­ters navigeren. Door de joystick [14] naar voren of achteren te duwen worden parameters verhoogd of verlaagd. Er kan steeds slechts die parameter worden bewerkt, die in het display in het grijs weer­gegeven wordt.
Submenu Signaaltoon
Door de joystick [14] naar links of rechts te duwen kunt u de signaaltonen van het bedie­ningsapparaat in- of uitschakelen.
Submenu Eenheden
Door de joystick [14] naar links of rechts te duwen kunt u de afzonderlijke informatie in het metrische maatsysteem of in het Brits-Amerikaans maatsysteem laten weergeven.
Submenu Programmering
Dit submenu is uitsluitend beschikbaar voor uw vakhandelaar, om verschillende parame­ters die de rijeigenschappen van de e-fix betreffen, te kunnen wijzigen of aanpassen.
5.4 De taal van het land instellen bij het eerste gebruik van de e-fix
i
i
Bij het eerste gebruik van de e-fix moet de door u gewenste taal ingesteld worden. Deze stap wordt in de regel door uw vakhandelaar uitgevoerd, voordat hij de e-fix aan u uitle­vert. Mocht dit niet het geval zijn, gelieve dan als volgt te werk te gaan:
• Schakel het bedieningsapparaat uit door op de Aan/Uit knop [19] te drukken. In het
display [18] verschijnt gedurende ca. 3 seconden eerst het Alber e-fix startbeeld­scherm, daarna het hiernaast afgebeelde menu Taalkeuze (met de weergave “Duits”).
• Door de joystick [14] naar links of rechts te bewegen worden in het keuzeveld [61]
van het display de beschikbare taalvarianten weergegeven.
• Wanneer de door u gewenste taal weergegeven wordt, moet u aan het bedieningsappa-
raat op de knop [15] drukken. Hierdoor wordt de gekozen taal permanent opgeslagen. Daarna keert u automatisch terug naar het Rijmenu.
• Door op de knop [17] te drukken kunt u de taalkeuze overslaan. Bij de volgende start
van het systeem verschijnt de taalkeuze dan echter opnieuw.
• U kunt de taalkeuze steeds weer wijzigen, zie hiervoor hoofdstuk 5.3.7.
Indien er bij het eerste gebruik van de e-fix geen taal opgeslagen werd, wordt de taalkeuze bij de volgende inschakeling van het bedie­ningsapparaat opnieuw weergegeven.
Mocht u problemen met het instellen van de taal hebben, gelieve dan contact op te nemen met uw vakhandelaar.
30
5.5 Rijparameters
In de software van het bedieningsapparaat zijn verschillende rijparameters opgeslagen, die door uw vakhandelaar aan uw individuele behoeften en wensen aangepast kunnen worden. Als de rijeigenschappen aan uw individuele behoeften aangepast worden, verschijnt in het menu Rijmodus (zie hoofdstuk 5.3.4) en in het rijbeeldscherm de melding CUSTOM. Andere rijmodi kunnen nu niet meer gekozen worden.
9:30
28.06.14
CODE
M52
Wielen ontkoppeld
Beide aandrijvingen inkoppelen
Weergave Fout Maatregel
B10 Energieterugwinning niet mogelijk, omdat de stroom in
het accupack te hoog is
B11 Energieterugwinning te hoog, snelheid wordt verlaagd • Rijd voorzichtig verder en vermijd ritten op hellingen.
B12 Energieterugwinning hoog • Verlaag uw snelheid en vermijd ritten op hellingen.
B13 Ontlaadstroom te hoog • Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
B14 Ontlaadstroom te hoog, snelheid wordt verlaagd • Rijd voorzichtig verder en vermijd ritten op hellingen.
B15 Ontlaadstroom hoog • Verlaag uw snelheid en vermijd ritten op hellingen.
B16 tot B18
B19 tot B21
B22 Accutemperatuur te laag. Snelheid wordt verlaagd • Rijd voorzichtig verder en vermijd ritten op hellingen.
B23 Accutemperatuur laag • Verlaag uw snelheid en vermijd ritten op hellingen.
B24 Accutemperatuur te laag • Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
B25 Accutemperatuur te laag, snelheid wordt verlaagd • Rijd voorzichtig verder en vermijd ritten op hellingen.
B26 Accutemperatuur laag • Verlaag uw snelheid en vermijd ritten op hellingen.
B27 Energieterugwinning niet mogelijk, omdat de accutem-
B28 Accutemperatuur te hoog. Snelheid wordt verlaagd. • Rijd voorzichtig verder en vermijd ritten op hellingen.
B29 Accutemperatuur hoog • Verlaag uw snelheid en vermijd ritten op hellingen.
B30 Accutemperatuur te hoog • Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
B31 Accutemperatuur te hoog. Snelheid wordt verlaagd • Rijd voorzichtig verder en vermijd ritten op hellingen.
B32 Accutemperatuur hoog • Verlaag uw snelheid en vermijd ritten op hellingen.
B33 tot B39
Spanning in het accupack te laag • Laad het accupack op.
Spanning in het accupack bij energieterugwinning te hoog
peratuur te hoog is
Controle elektronica accupack mislukt • Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
6. Waarschuwings- en foutmeldingen
Als zich een technische storing voordoet, worden in het display van het bedieningsap­paraat aan de linkerkant een grafische afbeelding van de storing weergegeven en aan de rechterkant een foutcode (in het hiernaast afgebeelde voorbeeld de code M52). Net als op andere gebieden ook kunt u de gemelde storing al verhelpen door het bedie­ningsapparaat uit te schakelen en daarna weer in te schakelen. In de navolgende tabel zijn de foutcodes vermeld waarvan de oorzaak meestal al met wei­nig moeite verholpen kan worden. Mocht de vermelde maatregel niet het gewenste effect hebben en de foutcode nog steeds weergegeven worden, gelieve dan contact op te nemen met uw vakhandelaar. Mocht er in het display van het bedieningsapparaat een fout weergegeven worden die niet in de navolgende tabel staat, gelieve dan ook contact op te nemen met uw vakhandelaar.
• Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
• Zet de rit indien mogelijk bergop voort.
• Rijd voorzichtig verder.
• Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
• Rijd voorzichtig verder.
• Rijd voorzichtig verder.
• Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
• Rijd voorzichtig verder.
• Rijd voorzichtig verder.
• Eventueel is het accupack defect.
C28 Joystick was bij het inschakelen tot aan de aanslag
bewogen
• Joystick bij het inschakelen niet aanraken!
Weergave Fout Maatregel
I04 Communicatiefout van de begeleiderbesturing • Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
I05 Knop van de begeleiderbesturing bij het inschakelen
ingedrukt
I08, I09
Wegrijbeveiliging van de begeleiderbesturing werd geac­tiveerd
• Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
• Begeleiderbesturing loslaten.
• Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
32
M10, M11
M12, M13
M14 M15
M16 tot M19
M20 tot M51
M52 Aandrijving rechts uitgekoppeld • Koppel het rechter wiel in.
M53 Aandrijving links uitgekoppeld • Koppel het linker wiel in.
M54 Aandrijving rechts en links uitgekoppeld • Koppel beide wielen in.
M55, M56
O10 tot O16
Controle elektronica aandrijving mislukt • Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
• Verwissel de beide wielen van de linker- naar de rechter- kant, resp. van de rechter- naar de linkerkant.
Fout in spanningsbereik aandrijving • Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
• Verwissel de beide wielen van de linker- naar de rechter- kant, resp. van de rechter- naar de linkerkant.
• Als de fout van M13 naar M12 wisselt: verwissel de wielen opnieuw.
Fout in temperatuurbereik aandrijving • Verlaag uw snelheid.
• Laat de aandrijvingen afkoelen.
• Verwissel de beide wielen van de linker- naar de rechter- kant, resp. van de rechter- naar de linkerkant.
Overbelastingsfout aandrijving • De belasting is voor de aandrijving te hoog. Vermijd een
overbelasting.
Controle elektronica aandrijving mislukt • Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
• Verwissel de beide wielen van de linker- naar de rechter- kant, resp. van de rechter- naar de linkerkant.
Temperatuur in de aandrijving hoog • Verlaag uw snelheid.
• Laat de aandrijvingen afkoelen.
Fout Opti-Box • Neem concact op met uw leverancier
S10, S11
S12 Geen communicatie met het accupack mogelijk • Schakel het systeem uit, trek de stekker van het bedie-
S13 Geen communicatie in het systeem mogelijk • Controleer alle steekverbindingen.
S15 De communicatie werd tijdens de rit onderbroken • Controleer alle steekverbindingen
S16 Fout communicatiefout Opti-Box • Neem concact op met uw leverancier
S17 Fout communicatiefout extern • Neem concact op met uw leverancier
Geen communicatie met het wiel mogelijk • Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
• Verwissel de beide wielen van de linker- naar de rechter- kant, resp. van de rechter- naar de linkerkant.
• Als de fout van S10 naar S11 wisselt: verwissel de wielen opnieuw.
ningsapparaat uit het accupack en verwijder het accupac­kuit de interface.
• Plaats daarna het accupack weer terug in de interface en sluit het bedieningsapparaat aan.
• Zet het systeem uit en vervolgens weer aan.
Alleen bij bedieningsapparaten met Bluetooth (art. nr. 1591936):
Het bluetooth-symbool verschijnt rood op het e-fix dis­play en wordt ook na meerdere herstarts niet grijs.
• Neem concact op met uw leverancier
Als in het display een foutcode verschijnt die niet in de tabel staat, schakel de e-fix dan nogmaals uit en vervol-
i
!
gens weer in. Mocht een fout daardoor niet verholpen kunnen worden, gelieve dan contact op te nemen met uw vakhandelaar. Afhankelijk van het soort fout moet de betreffende component eventueel ter reparatie naar Alber worden opgestuurd.
7. Opslag, reiniging, onderhouden afvalverwerking
7.1 Opslag
Als de rolstoel en dus de e-fix gedurende langere tijd worden opgeslagen (bijv. enkele maanden), dan moeten de volgende maatregelen worden genomen:
• Sla de rolstoel op volgens de richtlijnen van de fabrikant van de rolstoel.
• Dek de onderdelen van de e-fix af met folie om ze vrij van vocht te houden.
• Sla de rolstoel en alle onderdelen van de-fix op in een droge ruimte. Let erop dat er geen vocht in de rolstoel of in de onderdelen van de e-fix kan binnendringen of erop kan neerslaan.
• Let erop dat de rolstoel en de e-fix niet langdurig worden blootgesteld aan zonneschijn (bijv. door het raam).
• Zorg ervoor dat onbevoegden, in het bijzonder kinderen, niet zonder toezicht in deze ruimte kunnen komen.
• Volg de instructies voor opslag van het accupack in hoofdstuk 4.10
• Voordat de rolstoel en de onderdelen van de e-fix weer in gebruik worden genomen, moeten ze worden gereinigd. Vooral op de stekker [33] van de oplader, op de stekker [23] het bedieningsapparaat en vooral in de bussen [29] van het accupack mogen geen metalen deeltjes aanwezig zijn.
• Controleer of er een veiligheidstechnische controle (zie hoofdstuk 7.4) moet plaatsvinden voordat het geheel weer in gebruik wordt genomen, en geef hiertoe zo nodig opdracht.
7.2 Reiniging
Binnendringend water kan de aandrijving onherstelbaar beschadigen. Reinig de afzonderlijke componenten van de e-fix daarom nooit met stromend water of met een hogedrukreiniger.
Let er altijd op dat er geen vloeistoffen of vocht in de wielnaaf terechtkomen! Ga daarom bij het reinigen van de e-fix heel voorzichtig te werk. Neem vooral de volgende aanwijzingen in acht:
• Bij alle reinigingsprocessen op het wieloppervlak mogen hoogstens licht met water bevochtigde doeken worden gebruikt.
• Voor het reinigen van de componenten mogen geen schuurmiddelen of agressieve schoonmaakmiddelen worden gebruikt.
• De reiniging van de componenten mag in geen geval met stromend water uitgevoerd worden, zoals bv. met een waterslang of zelfs met
een hogedrukreiniger. Hierdoor kan water binnendringen en de elektronica onherstelbaar beschadigen.
De firma Alber GmbH kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade of gevolgschade die door binnengedrongen water is veroorzaakt. Bovendien vallen dergelijke gevallen niet onder de garantie.
7.3 Opnieuw inzetten
Als de e-fix u door uw zorgverzekeraar ter beschikking werd gesteld en u hem niet meer nodig heeft, stel dan uw zorgverzekeraar, een ver­tegenwoordiger van de firma Alber of uw specialist voor medische producten hiervan op de hoogte. Uw e-fix kan dan op een eenvoudige en rendabele manier opnieuw worden ingezet. Voordat de e-fix weer wordt ingezet, dient hij aan een veiligheidstechnische controle onderworpen te worden. De houders waarmee de e-fix wielen aan de rolstoel worden bevestigd, kunnen door de erkende vakhandelaar of door een vertegenwoordiger van de firma Alber gemak­kelijk en snel van de niet meer benodigde rolstoel worden verwijderd en aan een nieuwe rolstoel worden bevestigd. In aanvulling tot de uit hoofdstuk 7.1 af te leiden reinigingsinstructies moet vóór een nieuwe inzet een desinfectie van de grijpbanden en van alle van buiten toegankelijke kunststof delen van de e-fix componenten worden uitgevoerd. Gebruik hiervoor een voor wisdesinfectie geschikt reinigingsmiddel volgens de instructies van de betreffende fabrikant.
7.4 Onderhoud
De wetgever heeft in de Verordening betreffende de installatie, de werking en het gebruik van medische hulpmiddelen (Duitse verordening MPBetreibV) § 7 het onderhoud van medische hulpmiddelen vastgelegd. Volgens deze regeling zijn maatregelen voor de instandhouding, met name inspecties en onderhoud, noodzakelijk om een veilig en correct gebruik van de medische hulpmiddelen permanent te waarborgen. Voor het onderhoud van dit product is, op basis van de marktobservatie onder normale bedrijfsomstandigheden, een interval van 2 jaar zin­vol gebleken. Deze richtwaarde van 2 jaar kan variëren, afhankelijk van de specifieke gebruiksintensiteit van het product en het gedrag van de gebrui­kers. De beoordeling van de gebruiksintensiteit en het gebruikersgedrag is de taak van de exploitant.
Wij adviseren om in elk geval de vergoeding van de kosten voor onderhoudswerkzaamheden aan onze producten van tevoren met de verant­woordelijke instanties resp. zorgverzekeraars te bespreken, met name ook met het oog op eventueel bestaande contracten.
7.5 Afvalverwerking
Dit apparaat, het accupack ervan en de toebehoren zijn producten met een lange levensduur. Er kunnen echter stoffen in verwerkt zijn die schadelijk zouden kunnen blijken voor het milieu, indien ze worden ver­werkt op plaatsen (bijv. vuilstortplaatsen), die volgens de huidige, in het betreffende land geldende wetgeving niet daarvoor voorzien zijn. Het symbool van de “doorgestreepte vuilnisbak” (conform WEEE verordening 2002/96/EG) bevindt zich op dit product om u te herinneren aan de verplichting tot recyclage. Gelieve u daarom milieubewust op te stellen en breng dit product aan het einde van zijn gebruiksduur naar uw regionale
recyclagepunt. Gelieve te informeren naar de in uw land geldende wetgeving met betrekking tot de verwerking, aangezien de WEEE verordening voor dit product niet van toepassing is in alle Europese landen. Als alternatief wordt de e-fix ook door de firma Alber of de Alber vakhandelaren teruggenomen voor de vakkundige en milieuvriendelijke afvalverwerking.
8. Wettelijke garantie, garantie van de fabrikant en aansprakelijkheid
8.1 Garantie op gebreken
Alber garandeert dat de e-fix op het moment van overhandiging vrij van gebreken is. Deze rechten op garantie verjaren 24 maanden na de levering van de e-fix.
34
8.2 Houdbaarheidsgarantie
De firma Alber geeft een houdbaarheidsgarantie van 24 maanden op de e-fix. Niet onder de houdbaarheidsgarantie vallen
• apparaten waarvan de serienummers gewijzigd, onleesbaar gemaakt of verwijderd zijn.
• aan slijtage onderhevige delen zoals bv. banden, bedieningselementen en de spaken.
• gebreken door natuurlijke slijtage, gebreken door verkeerde behandeling, met name gebreken die zijn ontstaan door niet-inachtneming
van deze gebruiksaanwijzing, ongevallen, beschadiging door nalatigheid, inwerking van vuur of water, overmacht en andere oorzaken, waarop de firma Alber geen invloed heeft.
• door dagelijks gebruik vereiste onderhoudswerkzaamheden (bv. vervanging van de banden)
• Controle van het apparaat zonder dat daarbij een defect werd vastgesteld.
8.3 Aansprakelijkheid
De firma Ulrich Alber GmbH is als fabrikant van de e-fix niet verantwoordelijk voor de veiligheid ervan, als:
• de e-fix ondeskundig bediend wordt
• de e-fix niet om de 2 jaar wordt onderhouden door een geautoriseerde vakhandelaar of door Ulrich Alber GmbH
• de e-fix in strijd met de instructies van deze gebruiksaanleiding in gebruik wordt genomen
• de e-fix wordt gebruikt met onvoldoende geladen accu
• reparaties of andere werkzaamheden aan de e-fix worden uitgevoerd door personen die daartoe niet geautoriseerd zijn
• onderdelen van andere fabrikanten aangebouwd of met de e-fix gecombineerd worden
• delen van de e-fix gedemonteerd worden
9. Technische gegevens
e-fix E35 e-fix E36
Wiel
Actieradius (*) tot 16 km volgens ISO 7176 - 4 tot 20 km volgens ISO 7176 - 4
Nominale stijging: 120 kg: tot 11,3° (20%) 120 kg: tot 11,3° (20%)
160 kg: tot 8,5° (15%)
Snelheid 0,5 - 6 km/h 0,5 - 6 km/h
De grenswaarden van de rolstoelfabrikant en de landspecifieke wetgeving voor het wegverkeer dienen in acht genomen te worden!
Nom. vermogen motor 2 x 110 W 2 x 150 W
Bedrijfsspanning 36 V 36 V
Bedrijfstemperatuur -25°C tot +50°C -25°C tot +50°C
Personengewicht max. 120 kg max. 160 kg
Toegelaten totaal gewicht max. 170 kg max. 210 kg
Accupack
Accutype lithium-ionen cellen, beveiligd tegen uitlopen en onderhoudsvrij
Nominale bedrijfsspanning 36 V 36 V
Laadtemperatuur 0°C tot 40°C 0°C tot 40°C
Beschermingsklasse IPx4 IPx4
Nominale capaciteit C5
6,0 Ah (standaard) / 7,5 Ah (optioneel) 7,5 Ah (standaard) / 6,0 Ah (optioneel)
van de accu
Gewicht van de afzonderlijke delen
Wiel 7,9 kg 7,8 kg
Accupack 2,1 kg 2,1 kg
Bedieningsapparaat 0,6 kg 0,6 kg
Accuhouder 0,8 kg 0,8 kg
Totaal gewicht 19,3 kg 19,1 kg
Banden van de wielen e-fix E35
Aanduiding Uitvoering en type Afmeting (inch) Luchtdruk in bar en kPa
Schwalbe Downtown
Banden van de wielen e-fix E36
HS 342, Active Line, zwart/grijs,
draad 22 x 1 3/8 resp.
24 x 1 3/8
pechvrij
Aanduiding Uitvoering en type Afmeting (inch) Luchtdruk in bar en kPa
Schwalbe Marathon Plus
(*) De actieradius varieert al naar gelang het terrein waarover wordt gereden en de heersende rijomstandigheden. Bij optimale rijomstan­digheden (vlak terrein, recent opgeladen accupack, omgevingstemperatuur van 20°C, gelijkmatig rijden e.d.) kan de opgegeven actieradius gehaald worden. Bij lage temperaturen kan het bereik van de e-fix lager zijn dan de gegevens in de bovenstaande tabel.
HS 440, Evolution Line, zwart/grijs,
draad
24 x 1 3/8
min. 6,0 / max. 10,0 bar min. 600 / max. 1000 kPa
Wat de geschatte levensduur van dit product aangaat, gaan wij uit van een gemiddelde duur van 5 jaar, voor zoverre het product conform het doelmatig gebruik ingezet wordt en alle onderhouds- en servicevoorschriften opgevolgd worden. Deze levensduur kan overschreden wor­den, als het product zorgvuldig behandeld, onderhouden, gereinigd en gebruikt wordt en zich na de verdere ontwikkeling van de wetenschap en de techniek geen technische grenzen voordoen. De levensduur kan door extreem gebruik en door onvakkundig gebruik echter ook duidelijk korter worden. De normatief vereiste vastlegging van de levensduur betekent geen extra garantie.
Oplader
De technische informatie en verdere aanwijzingen voor het laadproces vindt u in de gebruiksaanwijzing die met de oplader meegeleverd wordt.
Overige Alle onderdelen van de e-fix zijn corrosiebestendig
Blokdiagram
De
e-fix en de bijbehorende off-board oplader voldoen aan de relevante hoofdstukken van de normen EN 12184 voor elektrische rolstoelen en ISO 7176-14 voor rolstoelen, en voldoen aan de Verordening betref­fende medische hulpmiddelen van de EU (MDR) 2017/745. De e-fix is een medisch product van klasse I.
Wijzigingen in techniek en design op grond van voortdurende verdere ontwikkelingen voorbehouden.
36
10. Etiketten
Op de e-fix componenten bevinden zich etiketten die verschillende informatie over het product bevatten. Indien een apparaat defect is, kunnen afzonderlijke componenten in het kader van de Alber-ruilbeurs via uw vakhandelaar vervangen worden. Hiervoor heeft uw vakhan­delaar enkele gegevens nodig die op de etiketten staan.
Systeemetiket aan de interface
Het systeemetiket informeert over de wezenlijke technische gege­vens van de e-fix en maakt, indien noodzakelijk, een traceerbaar­heid van het systeem mogelijk. Geef a.u.b. het systeemnummer aan, als u in het kader van de Alber-ruilbeurs een apparaat ver­vangen wilt. Het systeemetiket bevindt zich aan de voorkant van de interface.
Systeemetiket e-fix E35
Systeemetiket e-fix E36
Etiket “Waarschuwing”
Beachten Sie die Hinweise zum Laden und zum Transport in der Gebrauchsanweisung.
For charging and transportation, read operating instructions.
Alber GmbH Vor dem Weißen Stein 21 72461 Albstadt, Germany Phone: +49 7432 2006-0 Fax: +49 7432 2006-299
Typ: Lithium-Ionen Akku-Pack 10INMCR19/66-3
Type: Lithium-Ion battery-pack 10INMCR19/66-3
Auslaufsicher / Nonspillable battery Nennspannung: 36 V
Rated voltage: 36 V
Nennkapazität: 6,0 Ah
Rated capacity: 6,0 Ah
Nennenergie: 216 Wh
Rated energy: 216 Wh
Betriebstemperatur: -25 °C … +50 °C
Operating temperature: -13°F … 122°F
Ladetemperatur: 0°C … +40 °C
Charging temperature: 32 °F … 104°F
Kurzschluss vermeide
n / Avoid short circuit
Nur Original-Ladegerät gemäß Gebrauchsanweisung verwenden. / Use only the original battery charger
provided with the unit, according to the operating instructions.
Bitte vergessen Sie nicht, die Akku-Packs nach jedem Gebrauch nachzuladen, um deren volle Leistungsfähigkeit zu erhalten.
Please make sure that the battery packs are recharged after each partial discharge i.e. after each use, to maintain their full capacity.
Het etiket moet u herinneren aan de periode van de volgende onderhoudsbeurt. Het bevindt zich aan de achterkant van het e-fix wiel.
Componentenetiket
Het etiket is op de e-fix wielen, op het bedieningsapparaat, aan de achterkant van de accuhouder, het accupack en van de oplader aangebracht. Geef a.u.b. het componentennummer (nummer in het midden van het etiket, in de gra­fiek hiernaast met een pijl gemarkeerd) aan, als u in het kader van de Alber-ruilbeurs een component vervangen wilt.
Opschrift accupack
Aan de achterkant van het accupack is de in de grafiek hiernaast afgebeelde informatie ingegrifd of in de vorm van een sticker aangebracht.
11. Mededelingen over de productveiligheid
Alle onderdelen van de e-fix zijn onderworpen aan vele functietests en uitvoerige contro­les. Mocht er toch sprake zijn van onvoorziene verminderde werking van de-fix, dan kunt u op de volgende websites de betreffende veiligheidsinformatie voor klanten raadplegen:
• Website van de firma Alber (fabrikant van de e-fix)
Als er correcties moeten worden doorgevoerd, informeert Alber de gezondheidsspecialist die vervolgens contact met u zal opnemen.
12. Informatie over overplaatsing
• Schakel het systeem uit (zie hoofdstuk 5.2.2).
• Trek voor het overplaatsen in of uit de rolstoel eerst de handrem [6] aan, zodat de
rolstoel niet onbedoeld kan wegrollen.
• Bij het overplaatsen: Neem de aanwijzingen van de gebruiksaanwijzing van de rolstoel
in acht, of steun bij het overplaatsen op de grote band [2].
13. Belangrijke informatie voor vliegreizen De e-fix one, en met name de ingebouwde lithium-ionen-accu, voldoet wat de technische constructie betreft aan de relevante normen, richtlijnen en wetten. Hij voldoet aan de vereisten van de International Air Transport Association (IATA) voor transport in vliegtuigen. Dit bevestigen wij elk jaar met ons transportcertificaat, dat op basis van de nieuwe uitgaven van de IATA-voorschriften voor gevaarlijke stoffen (Dangerous Goods Regulations), die meestal pas medio december verschijnen, wordt opgesteld. Het actuele certificaat kan op de website van Alber (https://www.alber.de/de/hilfe-service/alber-service/reisen-mit-alber-produkten/) worden gedownload. Wij sturen het u op aanvraag ook graag toe.
Neem in elk geval bij de planning van een reis van tevoren contact op met uw reisagent of met de vliegmaatschappijen om na te gaan of de e-fix one op alle vluchten die u hebt geboekt mag worden meegenomen. Uiteindelijk is het de piloot die beslist of de e-fix one mee aan boord mag, of het transport ervan wordt geweigerd. Op deze beslissing hebben noch Alber GmbH, nog uw specialist enige invloed.
38
Neem bij reizen ook de geldende bepalingen voor het transport van lithium-ionenaccu’s in de landen die u bezoekt in acht.
14. Gebruik van de rolstoel als autostoel
De e-fix is een hulpaandrijving die aan een groot aantal verschillende rolstoelmodellen kan worden gemonteerd. De e-fix is met een reeks verschillende rolstoeltypes geslaagd voor crashtests voor meename in een voertuig (bus, bestelwagen, enz.) con­form ISO 7176-19. Deze tests toonden aan dat de e-fix bij een ongeval geen gevaar veroorzaakt voor de inzittenden van het voertuig in de test.
In deze exemplarische tests kon ook worden aangetoond dat de e-fix, in combinatie met als dusdanig geteste belangrijke veiligheidsvoor­zieningen zoals hoofdsteunen en een geschikt gordelsysteem, eveneens geen gevaar veroorzaakt voor de rolstoelgebruiker in de test.
Voor meename in een voertuig moet de e-fix worden gecombineerd met een rolstoel die voldoet aan de vereisten van ISO 7176-19, om als autostoel te functioneren. Een rolstoel die voldoet aan de vereisten van ISO 7176-19 is uitgerust met als dusdanig gemarkeerde ogen, zogenoemde krachtknoopadapters, die in elk geval moeten worden gebruikt in combinatie met gepaste houdersystemen voor de beveiliging van de rolstoel. In geval van twijfel moet hierover contact worden opgenomen met de dealer of fabrikant van de rolstoel.
Omwille van de vele beschreven beïnvloedende factoren en randvoorwaarden, wordt de beslissing om tijdens het rijden in een rolstoel met aangebrachte e-fix te zitten steeds genomen door de rolstoelgebruiker in overleg met de bestuurder van het voertuig. In geval van twijfel moet bovendien de dealer en/of fabrikant worden geraadpleegd. Als twijfel blijft bestaan, bevelen wij aan dat de rolstoelgebruiker plaatsneemt in de autostoel.
Het te sterk spannen/vastsjorren van het systeem in het voertuig en de som van de hierbij optredende krachten, met name bij dynamisch rijden in bochten, en de gewichtskracht van de persoon die tijdens de rit in de rolstoel zit, kan na verloop van tijd schade veroorzaken aan de Alber hulpaandrijving, met name aan de steekas. Dit type schade wordt niet gedekt door de wettelijke garantie of garantie.
Als de rolstoel met aangebrachte e-fix als autostoel wordt gebruikt, moet het accupack worden verwijderd en op een veilige plaats worden opgeborgen.
15. Belangrijke juridische aanwijzing voor de gebruikervan dit product
Voorvallen die zich wegens storingen van het product voordoen en ernstig lichamelijk letsel veroorzaken, moeten worden gemeld aan de fabrikant en aan de verantwoordelijke overheidsinstantie in de EU-lidstaat waar de gebruiker zich bevindt. In de Bondsrepubliek Duitsland zijn dit
• de firma Alber GmbH (adres zie achterzijde van deze gebruiksaanwijzing)
• het Bundesinstitut für Arzneimittel und Medizinprodukte (BfArM),
Kurt-Georg-Kiesinger-Allee 3 53175 Bonn www.bfarm.de
In de EU-lidstaten informeert u
• uw vertegenwoordiger van Alber GmbH (adres zie achterzijde van deze gebruiksaanwijzing)
• de overheidsinstantie die in uw land verantwoordelijk is voor voorvallen met medische hulpmiddelen
Een overzicht van de verantwoordelijke instanties vindt u online op http://ec.europa.eu/growth/sectors/medical-devices/contacts/
Bijlage A - Zwenkarm voor bedieningsapparaat
!
i
Om het gemakkelijker te maken om dicht naar een tafelrand toe te rijden, wordt de opti­oneel verkrijgbare zwenkarm aanbevolen. Hierdoor kan het bedieningsapparaat van zijn oorspronkelijke positie uit weggezwenkt worden.
• Druk op het kapje [74] en draai het bedieningsapparaat [9] compleet opzij.
• Om het bedieningsapparaat [9] terug te zetten, draait u het weer terug naar zijn
uitgangspositie; het kapje [74] gaat hierbij omhoog en vergrendelt het zwenkmecha­nisme zelfstandig.
• Door rechtsom verdraaien van het klemwiel [64] wordt de klemming van het bedie-
ningsapparaat in het schuifgedeelte [63] losgemaakt. Het bedieningsapparaat kan hierdoor binnen het schuifgedeelte [63] indien nodig nog iets in lengterichting wor­den verschoven.
• Na instellen van de voor u optimale positie moet u het bedieningsapparaat door draai-
en van het klemwiel [64] linksom in het schuifgedeelte [63] fixeren.
• Als u de zwenkarm [75] samen met het bedieningsapparaat [9] compleet wilt verwij-
deren, kunt u hem uit het bevestigingselement [65] halen. Trek echter van tevoren de stekker [23] van het bedieningsapparaat los van de accu (zie hoofdstuk 4.2).
Het bedieningsapparaat van de zwenkarm verwijderen
• Trek de stekker [23] van het bedieningsapparaat los van de accu (zie hoofdstuk 4.2).
• Draai het klemwiel [64] rechtsom en schuif het bedieningsapparaat [9] uit het schuif-
gedeelte [63].
40
Het bedieningsapparaat op de zwenkarm aanbrengen
• Schuif het bedieningsapparaat [9] in het schuifgedeelte [63] en fixeer het door draai-
en van het klemwiel [64] linksom.
• Verbind de stekker [23] van het bedieningsapparaat weer met de accu (zie hoofdstuk
5.1)
Let er, voordat u de stekker [23] in de bus [29] aan het accupack steekt op dat beide delen schoon zijn en dat zich geen metalen deeltjes eraan bevinden. Als deze deeltjes toch voorhanden zijn, dan moeten ze met een schone, droge doek verwijderd worden!
De stekker [23] van het bedieningsapparaat is magnetisch. Vermijd daarom elk contact van de stekker met medische implantaten, elek­tronische opslagmedia, EC-kaarten en dergelijke.
Er moet op worden gelet dat het bedieningsapparaat vast met het klemwiel [64] in het schuifgedeelte [63] wordt gefixeerd. Als een bedieningsapparaat in ingeschakelde toestand op de bodem valt, kan dit leiden tot een onbedoelde onjuiste besturing van het systeem en eventueel tot een ongeval.
Het aanbrengen
mogelijk. Nadere informatie krijgt u bij uw vakhandelaar.
van de zwenkarm is bij vrijwel alle rolstoelmodellen
9:30
i
i
Bijlage B - Intuïtieve begeleiderbesturing
De intuïtieve begeleiderbesturing (hierna begeleiderbesturing genoemd) neemt de hele besturing van de e-fix over en mag uitsluitend door een persoon worden gebruikt die de rolstoelgebruiker begeleidt. De rolstoelgebruiker mag de begeleiderbesturing in geen geval zelf bedienen. De montage van de afzonderlijke componenten gebeurt door Alber of door een erkende vakhandelaar.
1. Aansluiting van de begeleiderbesturing
• Schakel het bedieningsapparaat van de rolstoelgebruiker uit (zie hoofdstuk 5.2.2).
• Verbind de stekker [3] van de intuïtieve begeleiderbesturing met de bus van de adap-
terkabel [2].
• Voor zover dit nog niet gebeurd is: Steek de stekker [1] van de adapterkabel in een
van de bussen [29] van het accupack.
• De begeleiderbesturing is nu met de e-fix verbonden.
2. Inbedrijfstelling van de begeleiderbesturing
• Schakel de e-fix in en wacht tot het startbeeldscherm verschijnt.
Let op dat u tijdens het inschakelen in geen geval de begeleiderbesturing, de joy­stick van het bedieningsapparaat of de afzonderlijke bedieningselementen daarvan aanraakt. Als u dit toch doet, krijgt u een foutmelding.
• Druk op de knop [4] aan de begeleiderbesturing. Daardoor wordt het systeem
ingeschakeld en verschijnen de volgende bedrijfsmeldingen:
- In het display van het bedieningsapparaat van de rolstoelgebruiker: Tekst “Begeleiderbesturing actief” met symbool van de begeleiderbesturing (zie grafiek).
- In het display [5] van het bedieningsapparaat van de begeleiderbesturing: Batterijsymbool (weergave van de accu-capaciteit), rechts daarvan de actueel ingestelde rijrichting (pijlsymbool) - zie de grafieken links onderaan.
• De begeleiderbesturing is nu actief, het bedieningsapparaat is inactief. De rolstoel kan
zodoende alleen nog maar door een begeleider bewogen worden.
28.06.14
BEGELEIDER­BESTURING ACTIEF
3. Rijden met de begeleiderbesturing
• Leg de door u gewenste rijrichting vast door de schakelaar [7] naar voren (vooruit
rijden) of naar achteren (achteruit rijden) te drukken. De gekozen rijrichting wordt in het display door een pijlsymbool weergegeven.
• Stel met behulp van het instelwieltje [6] de door u gewenste, maximale eindsnelheid
in. Deze wordt bij het instellen kortstondig procentueel weergegeven onder het bat­terijsymbool.
• Trek de rijhendel [8] aan - de rit begint.
De maximaal te bereiken eindsnelheid kan in de software van de e-fix opgeslagen worden. Neem dienaangaande contact op met uw vakhandelaar.
4. Uitschakeling van de begeleiderbesturing
Druk op de knop [4] aan de begeleiderbesturing om deze uit te schakelen. Als het bedieningsapparaat hierbij nog ingeschakeld is, neemt dit onmiddellijk de bestu­ring van de e-fix over. De complete uitschakeling van de e-fix moet m.b.v. het bedie­ningsapparaat uitgevoerd worden (zie hoofdstuk 5.2.2).
Wanneer de e-fix m.b.v. het bedieningsapparaat uitgeschakeld wordt, zolang de begeleiderbesturing nog actief is, wordt de begeleiderbe­sturing onmiddellijk geactiveerd, zodra het bedieningsapparaat de volgende keer ingeschakeld wordt.
5. Informatie over het gebruik
!
De rijhendel [8] is vergelijkbaar met het gaspedaal van een personenwagen. In zijn uitgangsstand staat de e-fix stil. Het rijden begint zodra de rijhendel [8] aange­trokken wordt, waarbij de snelheid hoger wordt naarmate de rijhendel verder aangetrok­ken wordt. De maximaal te bereiken snelheid wordt vooraf door het instelwieltje [5] ingesteld en bedraagt bij het vooruit rijden maximaal 6 km/h, bij het achteruit rijden maximaal 4,2 km/h. Mocht u deze snelheden te hoog vinden, kan uw vakhandelaar de te bereiken maximum snelheid in de software van de e-fix opnieuw programmeren.
De elektronica die zich in de handgreep bevindt, registreert de bewegingen die van de hand van de bediener uitgaan. Een lichte druk van de hendel naar links of naar rechts wordt in een rijcommando voor de e-fix wielen omgezet, zodat bochten genomen kunnen worden, zonder veel kracht te hoeven zetten.
Het is niet toegestaan om de rolstoel m.b.v. de begeleiderbesturing zonder de extra greep (als toebehoren verkrijgbaar) ietsjes te kantelen of ietsjes op te tillen. De informatie van de rolstoelfabrikant aangaande het kantelen of optillen van de rolstoel dienen in acht te worden genomen.
6. Informatie over de paniekschakeling
Als in gevaarlijke situaties een onmiddellijke stilstand van de e-fix vereist is, trek de rijhendel [8] dan krachtig verder aan dan de regulier voelbare aanslag. Hierdoor wordt een gedwongen uitschakeling van de e-fix uitgevoerd; bovendien klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal. Nadat de rijhendel [8] losgelaten werd, kan de rit met de e-fix onmiddellijk weer voortge­zet worden.
42
7. De begeleiderbesturing van de rolstoel verwijderen
• Schakel de e-fix m.b.v. zijn bedieningsapparaat uit (zie hoofdstuk 5.2.2).
• Trek de stekker [3] van de begeleiderbesturing uit de bus van de adapterkabel [2].
• Draai de bevestigingshendel [9] los (meerdere slagen draaien!) en trek de begeleider-
besturing uit de houder aan de rolstoel.
Waarschuwing Een lichte zijwaartse druk op de greep van de intuïtieve begelei­derbesturing is voldoende om de rolstoel zijwaarts te bewegen. Ook is een lichte aanraking van de rijhendel voldoende om hem te acti­veren. Schakel de begeleiderbesturing daarom steeds uit, als deze niet nodig is. Daardoor voorkomt u een ongewilde beweging van de rolstoel. Hang geen voorwerpen zoals bijvoorbeeld tassen, zakken of iets anders aan de begeleiderbesturing, niet als de rolstoel rijdt en even­min als hij stilstaat. Zulke voorwerpen kunnen een activering van de rijhendel of van de sensoren veroorzaken en daardoor een ongewilde beweging van de rolstoel tot gevolg hebben.
Let er, voordat u de stekker [3] in de bus [2] steekt op dat beide delen schoon zijn en dat zich geen metalen deeltjes eraan bevin­den. Als deze deeltjes toch voorhanden zijn, dan moeten ze met een schone, droge doek verwijderd worden!
De stekker [3] van de begeleiderbesturing is magnetisch. Vermijd daarom elk contact van de stekker met medische implantaten, elek­tronische opslagmedia, EC-kaarten en dergelijke.
Bijlage C - Opti-box [1] Aansluiting voor snelheidsstop/snelheidsbegrenzing schakelaar
Een snelheidsstop/snelheidsbegrenzing schakelaar biedt de mogelijkheid om de snelheid afhankelijk van de stand van de schakelaar te regelen. Bij rolstoelen met sta-op en liftfunctie kan de snelheid van deze twee posities bijvoorbeeld verlaagd of het rijden geblokkeerd worden. Als de snelheidsstop/snelheidsbegrenzing schakelaar voor het eerst gebruikt wordt, wordt de snelheid tot 50% van de maximum snelheid verlaagd. Als de schakelaar gesloten is, rijdt de e-fix verder met maximale snelheid. Een wijziging van de verlaagde snelheid kan door uw vakhandelaar uitgevoerd worden.
[2] Aansluiting voor een externe Aan-/Uit-schakelaar
Biedt een mogelijkheid om de e-fix m.b.v. een externe knop in- of uit te schakelen.
[3] Stekker voor de aansluiting van externe besturingen Deze dient voor de communicatie van de e-fix met externe besturingen.
Bijlage D - Bedieningsapparaat voor begeleider
De e-fix kan zowel door de rolstoelgebruiker zelf als ook door een begeleider bediend worden. Hiervoor is enkel de montage van het bedieningsapparaat aan een aan de rolstoel aangebrachte houder noodzakelijk die niet bij de standaard leveringsomvang inbegrepen is, maar altijd naderhand door uw vakhandelaar aangebracht kan worden. Als de e-fix door een begeleider bestuurd moet worden, gelieve dan als volgt te werk te gaan:
• Schakel de e-fix uit.
• Verwijder het bedieningsapparaat (zie hoofdstuk 5.1).
• Schuif de bevestigingshoek [80] in de aan de greep van de rolstoel aangebrachte
bevestiging [81].
• Bevestig de bevestigingshoek [80] met de klemhendel [82] in de bevestiging [81].
• Schuif het schuifgedeelte [63] in de bevestigingsopening [83].
• Schuif het bedieningsapparaat [9] in het schuifgedeelte [63] en bevestig het met de
klemhendel [64].
• Sluit het bedieningsapparaat [9] op de accu aan (zie hoofdstuk 5.1).
• Als het bedieningsapparaat weer direct door de rolstoelgebruiker zelf gebruikt moet
worden, demonteer het dan in de omgekeerde volgorde.
Let er, voordat u de stekker [23] in de bus [29] aan het accupack steekt op dat beide delen schoon zijn en dat zich geen metalen deeltjes eraan bevinden. Als deze deeltjes toch voorhanden zijn, dan moeten ze met een schone, droge doek verwijderd worden!
De stekker [23] van het bedieningsapparaat is magnetisch. Vermijd daarom elk contact van de stekker met medische implantaten, elek­tronische opslagmedia, EC-kaarten en dergelijke.
71
70
Bijlage E - Kantelsteunen
Aangezien uw rolstoel eventueel reeds met kantelsteunen uitgerust is, worden Alber kantelsteunen uitsluitend als toebehoren aangeboden. Bij inzet van de originele kantel­steunen van de rolstoel gelden de aanwijzingen en veiligheidsinstructies van de fabrikant voor het gebruik. Bij inzet van Alber kantelsteunen zijn aan uw rolstoel twee extra houders aangebracht, waarin de kantelsteunen geleid worden. Er gelden de volgende aanwijzingen en veilig­heidsinstructies.
De Alber-kantelsteunen aanbrengen en verwijderen
• Schakel de e-fix wielen vóór het aanbrengen van de kantelsteunen uit.
• Neem de borgpen [70] uit de draagvork van de houder [71] door met de duim op de
pen te drukken en hem tegelijkertijd met wijs- en middelvinger eruit te trekken.
44
71
73
70
• Schuif het klemstuk van de kantelsteun [72] in de draagvork van de houder [16].
• Vergrendel de draagvork van de houder [71] met de borgpen [70]. Druk hiervoor met
uw duim op de pen en schuif hem dan volledig tot aan de aanslag in de houder.
72
• Controleer of de borgpen [70] stevig in de draagvork van de houder [71] vastzit. Hij
mag niet meer verwijderd kunnen worden, zonder op de ontgrendeling te drukken.
• Breng de tweede kantelsteun aan.
70
Het verwijderen van de kantelsteunen gebeurt in omgekeerde volgorde.
Gebruik van de Alber-kantelsteunen
• Druk, zoals voorgesteld in de grafiek, met de voet tegen een kantelsteun.
• Trek tegelijkertijd de rolstoel aan zijn grepen iets naar boven en naar achter, tot de
rolstoel opgetild werd en de kantelsteunen arrêteren in een vaste positie.
73
• U kunt nu een wiel aanbrengen of eraf nemen. Als e-fix wielen aangebracht of verwij-
derd worden, moeten deze van tevoren eerst uitgeschakeld worden.
• Herhaal het proces met de tweede kantelsteun aan de andere kant van de rolstoel.
• Als de wielen zijn aangebracht kunt u de kantelsteunen weer terugzetten in de uit-
gangspositie. Schuif hiervoor de rolstoel naar voor en tegelijkertijd de bevestigings­stang [73] met de voet terug.
Belangrijke gebruiks- en veiligheidsinstructies
!
!
73
72
!
Het is niet toegestaan om de rolstoel op te bokken als de rolstoelge­bruiker nog in de rolstoel zit!
Kantelsteunen zijn geen wielen voor verplaatsing! Beweeg de rolstoel niet in opgebokte toestand!
46
71
76
77
Voorzichtig bij het verstellen resp. omklappen van de kantelsteunen, met name bij instelling of activering met de hand. Door de noodza­kelijke hoge veerkracht bestaat tussen bevestigingsstang [73] en het klemstuk [72] knelgevaar.
Belangrijke aanwijzingen
Alle wijzigingen en montagewerkzaamheden aan de kantelsteun, bijvoorbeeld het instellen van de afstand tot de bodem, mogen allen door een geschoolde, sanitaire monteur of een lokale verantwoorde­lijke van de Alber worden uitgevoerd.
De borgschroef voor het insteekdeel (zie [76] in nevenstaande gra­fiek) moet met 5 Nm worden aangedraaid. Geef deze montagetaak in opdracht bij uw specialist.
De maximale belasting voor per paar aangebrachte kantelsteunen bedraagt 210 kg. Gebruik van slechts een aangebrachte kantelsteun is niet toegestaan.
Controleer regelmatig of de kantelsteunen nog vast in de draagvork [71] van de houder zitten. Controleer of de steunhoek [77] nog vrij kan worden bewogen. Als schroefverbindingen los zitten of zelfs helemaal los zijn geraakt, of als de steunhoek niet meer vrij kan worden bewogen, gelieve deze dan weer door de geautoriseerde spe­cialist te laten verhelpen.
Ihre Alber-Vertretung / Your Alber representative / Votre représentation Alber / Vostra rappresentanza Alber / Su representación Alber / Din Alber representant / Din Alber-agenturene / Uw distributeur Alber / Deres Alber-repræsentation
©
Alber GmbH, Albstadt
Alber GmbH
Vor dem Weißen Stein  72461 Albstadt-Tailfingen Telefon +49 (0)7432 2006-0 Telefax +49 (0)7432 2006-299 info@alber.de www.alber.de
www.alber.de
Loading...