38 Rugleuning
39 Stergreep rugleuning
40 Opname rugleuning
41 Rollen rugleuning
42 Geleidingsrail
43 Geleiding rugleuning
44 Klittebandsluiting voor bekleding rugleun
ing
45 Bekleding rugleuning
46 Rugleuningvorm
47 Klittebandsluiting voor bekleding zitting
48 Bekleding van de zit ting
49 Zittingvorm
50 Houder voor bedieningspaneel
51 Kabelklemmen
52 Vergrendeling bedieningspaneel
53 Bedieningspaneel
54 Opname bedieningspaneel
55 Draaipen van bedieningspaneel
56 Hendel (remactivering)
57 Display bedieningspaneel
58 Aan-/Uit-schakelaar adventure
59 Menubesturing
60 Instelwiel voor snelheidsinstelling
61 Wegrijdblokkering
62 Joystick
63 Aan-/Uit-schakelaar verlichting
64 Claxon
65 Toets Gebruiksmodi
66 Toets Richtingaanwijzer links
67 Toets Richtingaanwijzer rechts
68 Displayaanduiding voor laadtoestand
69 Displayaanduiding voor gebruiksmodus
70 Magneetsleutel
71 Bekkengordel
72 Houder van de bekkengordel
73 Voetsteun
Belangrijke veiligheidsaanwijzing –
let goed op!
!
De adventure mag om veiligheidsredenen alleen gebruikt
worden door personen die:
– geleerd hebben hoe ze met de adventure om moeten gaan
– lichamelijk en geestelijk in staat zijn de adventure in alle
mogelijke situaties veilig te besturen.
De instructies voor het bedienen van de adventure horen
bij de levering en worden gegeven na een af spraak door uw
dealer of een rayonleider van alber.
U hoef t hier niets extra voor te betalen.
Voelt u zich dan nog niet zeker bij de bediening van uw ad-venture, neem dan a.u.b. contact op met het service center in
Duitsland (telefoon 0049-800-9096-250) of neem contact op
met uw dealer.
Let ook op het door ons aangegeven maximale stijgvermogen. Dit mag in geen geval overschreden worden.
De rij- eigenschappen van de adventure kunnen
beïnvloed worden door elektromagnetische velden. Deze
kunnen worden veroorzaakt door mobiele telefoons of andere apparatuur die dergelijke stralen veroorzaakt. Bovendien
kan de adventure zelf storingen van elektromagnetische
velden veroorzaken.
De adventure moet bij inbedrijfstelling van een mobiele telefoon of soortgelijk toestel eerst op veilig terrein worden
uitgeschakeld. Ook moet men vermijden, om in de buurt
van elektrische stoorvelden te rijden.
5
Dit product is geleverd door een milieubewuste fabrikant
die volledig voldoet aan de richtlijnen van de Electrical and
Electronic Equipment (WEEE) Directive 2002/96/CE.
Dit product kan stoffen bevatten die schadelijk zijn voor
het milieu wanneer deze niet volgens de richtlijnen worden
afgevoerd.
Het “container symbool“ geeft aan dat u wordt verzocht het
product te recyclen wanneer mogelijk.
Neem alstublief t uw verant woordelijkheden en recycle dit
product via een erkend reclyclingbedrijf aan het eind van het
gebruiksleven.
Afmetingen adventure
6
68 cm
Totale breedte, rijklaar
Totale lengte en hoogte, rijklaar
98 cm
(2)
93 cm (83,5 cm)*
111 cm
58-60 cm
1) afhankelijk van de hoekinstelling van de beens teun
2) afhankelijk van de ingestelde hoogte van de rugleuning
(1)
Afmetingen onderstel (zonder zitunit)
1) Bovenkant zittingbevestiging
(1)
44 cm
Bagagemassa zit ting van boven gezien (breedte)
29 cm
36 cm
* Tussen haakjes staan de afmetings van de Adventure rolstoel met korte bogie.
Bagagemassa onderstel (zonder wielen, met klapsteunen)
27 cm
7
93 cm (82,5 cm)*
62 cm (60 cm)*
45 cm
* Tussen haakjes staan de afmetings van de Adventure rolstoel met korte bogie.
1 Standaard leveringsomvang / opties
1.1 Toebehoren
8
Het complete accessoirepakket kunt u in het Internet vinden
in: www.adventure-news.de
– Achteruitkijkspiegel
– Bagagedrager
– Bekkengordel
– Bekkenkussen
– Beschermbeugel voor bedieningsapparaat
– Besturing door een begeleider
– Duwhandgrepen
– Externe in-/uit-knop
– Externe laadbus
– Hoofsteun
– Houder voor speciale rugsteun
– Kuitsteun
– Middensturing
– Oplaadadapter voor accu’s
– Pelotten
– Schuimstofbal voor joystick
– Spatbord voor de wielen (voor en achter)
– Steun voor handpalm
– Stokhouder
– T-greep voor joystick
– Therapietafel
– Tilmechanisme voor het nemen van stoepranden
– Veiligheidssysteem voor transport in auto
– Verlichtingsset
– Voetengordel
– Zijtas
– Zithoekverstelling mechanisch
– Zithoogteuitbreiding
– Zwenkarm voor bedieningsapparaat
1.2 Technische gegevens
Version 6 km/uur 10 km/uur 12 km/uur Opmerkingen
Afmeting stuurwiel 75 / 70 – 6 (diameter 26 cm, breedte 7,5 cm) Max. luchtdruk: 3,5
BAR (50 PSI), aanbe volen luchtdruk 2,5
BAR (36 PSI)
Remsysteem foucaultrem met energieterugwinning, elektromagnetische veerkracht
rem (handrem)
Vrije ruimte 17 cm
Draaicirkel 88 cm (64 cm zonder voetsteunen)
Stijgvermogen bij
140 kg laadvermogen
lange bogie 18 % 18 % 18 %
korte bogie 10 % 10 % 10 %
Soort motoren gelijkstroommotoren zonder koolborstels, geïntegreerd in de wielnaaf
Soort drijfwerk tweetraps planeetwieldrijfwerk, onderhoudsvrij
Draaimoment van wiel 50 Nm 40 Nm 40 Nm max. draaimoment
van wiel
Nominaal vermogen
per motor 110 Watt 183 Watt 220 Watt
Piekvermogen per motor 475 Watt 620 Wat t 750 Watt
Werkspanning 24 Volt
Accupacks lood-gel, onderhoudsvrij, beveiligd Mogen per luftvracht
tegen uitlopen, 24 Volt / 44 A volgens DOT en IATA
worden vervoerd
Automatische acculader
Bereik (22 Ah) ca. 20 km Niet mogelijk Niet mogelijk
Bereik (44 Ah) ca. 45 km* ca. 45 km* ca. 45 km*
Maximaal laadvermogen 140 kg
Totaal gewicht
(leeg met standaard zitting)
lange bogie 96,7 kg
korte bogie 96,4 kg
6 ampère laadstroom, met automatische uitschakeling en behoud van lading
9
Maximale hoogte van
de hindernis
lange bogie Zonder hulpmiddel voor het nemen van Het hulpmiddel is te
randen max. 7 cm; met hulpmiddel 12 cm verkrijgen als accessoire
korte bogie maximaal 5 cm De montage van
hulpmiddel voor het
nemen van randen
niet mogelijk
10
Gewicht van de afzonderlijke componenten
Version 6 km/uur 10 km/uur 12 km/uur Opmerkingen
Accupack 14,6 kg
Aandrijfwiel 11,2 kg
Stuurwielen met vork 2,3 kg
Onderstel 26,2 kg
Zitunit 14,3 kg
Acculader 1,1 kg
Toegestaan totaal gewicht 255 kg
Afmetingen
Totale lengte rijklaar (met klapsteunen) 111 cm Afhankelijk van de
hoekinstelling van de
beensteunen
Totale breedte rijklaar 68 cm
Power-Base (zonder zit ting)
lange bogie 93 cm Gemeten klapsteunen
en voorwie len buiten
korte bogie 83,5 cm
Bagagemassa zitunit
(H x B x D) 36 cm x 50 cm x 60 cm Gedemonteerd, ge meten met stan daard
zit ting, ZB 44 cm
Bagagemassa zitunit Zonder voor- en ach
(H x B x D) ter wielen, met
klapsteunen
lange bogie 27 cm x 62 cm x 93 cm
korte bogie 27 cm x 60 cm x 82,5 cm
Gebruikstemperatuur Omgevingstemperatuur (ca. –25 °C / +50 °C)
Fabrieksgarantie 2 jaar op het hele voertuig (behalve op slijtonderdelen),
accu’s 6 maanden
*Het bereik is afhankelijk van het terrein waarop wordt gereden, en de omstandigheden waaronder
wordt gereden. Bij optimale rij-omstandigheden (vlak terrein, net opgeladen accu’s, omgevingstemperatuur van 20 °C, gelijkmatige rijstijl enz.) kunnen de vermelde bereiken gehaald worden.
De adventure voldoet aan de EG-richtlijn voor medische produc ten 93/42/ EEG, alsook aan 8 9/366/
EEG elektromagnetische verdraagzaamheid.
Veranderingen in techniek en ontwerp i.v.m. de nieuwste ontwikkelingen voorbehouden.
Acculader
Technische aanwijzingen en instructies zijn vermeld in de handleiding bij de acculader.
1.3 Algemene informatie over de gebruikte
accu’s
De accu’s van uw adventure zijn onderhoudsvrij en kunnen
weer worden opgeladen. De levensduur van de accu’s is in
belangrijke mate afhankelijk van de oplaad-/ontlaadcycli.
Door het juiste onderhoud van de accu’s (bijladen) verlengt
u de levensduur ervan. De laadtoestand van de accu wordt
continu gecontroleerd door de ingebouwde elektronica en
deze voorkomt bij juist gebruik volledige ontlading.
– Vermijd een volledige ontlading van de accu. Laad de accu
van de adventure daarom na elke gedeeltelijk ontlading
opnieuw op, dus na ieder gebruik.
– Loodaccu’s ontladen zichzelf. Daarom moet de accu van de
adventure – indien mogelijk – steeds aangesloten zijn op
de alber-acculader. Door de automatische oplaadinrichting, die na het opladen van de accu automatisch overschakelt op het behouden van de lading, is het niet mogelijk om
de accu’s te overladen.
– Blijven loodaccu’s gedurende langere tijd liggen (zonder
ze op te laden), dan treedt er capaciteitsverlies op. Nadat
u de accu echter enkele keren weer heeft opgeladen en
ontladen, staat de volledig capaciteit weer ter beschikking.
– Bij verkeerd gebruik van de accu kan een elektrolyt vloei-
stof uitlopen. Hierdoor kunt u letsel oplopen aan de huid of
kan er beschadiging aan uw kleding ontstaan.
11
– Komen huid of ogen in aanraking met het elektroly t, dan
moet u onmiddellijk spoelen met schoon water en direct
contact opnemen met een arts.
– Accu nooit in aanraking laten komen met vuur of de accu
verbranden. Dit zou tot explosie van de accu kunnen leiden.
– Accu niet kortsluiten. Een kortsluiting veroorzaakt zeer
hoge stromen, die de accu of de adventure zouden kunnen
beschadigen. Wanneer de accu niet meer bruikbaar is,
wordt deze door alber of door een alber-leverancier teruggenomen voor een vakkundige recycling.
De accu’s van uw adventure kunnen in elke positie ontladen en geladen worden. Ze zijn net zo veilig als droge
cellen en mogen per luchtvracht volgens DOT en IATA
worden vervoerd.
12
2 Afzonderlijke functies op de adventure
Uw adventure is een compact opgebouwd voertuig. Af zonderlijke functies en onderhoudsfuncties kunnen met enkele
handelingen en nagenoeg zonder gereedschap worden uitgevoerd.
Enkele van de afgebeelde bedieningselementen kunnen in de
navolgende afbeeldingen afwijken van uw adventure, aangezien deze wordt aangeboden voor zowel links- als rechtshandigen en derhalve de diverse bedieningselementen aan de
58
andere kant kunnen zitten.
2.1 Accu’s wegnemen
De onderstaande aanwijzingen gelden voor gebruik met één
alsook met twee accu’s.
Õ
– Schakel de adventure uit door op de aan/uit-schakelaar
[58] op het bedieningspaneel te drukken (zie hfds t. 4.2).
– Klap de zitting om (zie hfdst. 2.18).
– Duw de ontgrendeling van de accu [1] aan de zijkant naar
beneden.
– Neem de accu’s [2] weg.
1
Õ
2
2.2 Accu’s aanbrengen
De onderstaande aanwijzingen gelden zowel voor het gebruik met één alsook met t wee accu’s.
– Klap de zitting om (zie hoofdstuk 2.18).
– Breng de afdekkap [3] op de contactbehuizingen [4] aan.
Õ
3
4
– Bij rijden met slechts één accu:
plaats de afdekkap [3] op de rechter contactbehuizing [4].
– Plaats de accu in het midden van de adventure
– Bij rijden met 2 accu’s:
Plaats de afdekkap [3] op de middelste contactbehuizing
[4].
13
Õ
Õ
3
4
– Duw de ontgrendeling van de accu [1] aan de zijkant naar
beneden.
– Plaats één accu [2] aan de linkerkant, de andere accu [2]
plaatst u aan de rechterkant van de fixeerstang [5].
– Alternatief (gebruik met slechts één accu):
Plaats de accu [2] in het midden van de fixeerstang [5].
1
– Wanneer u de accu’s op de juiste manier plaatst, vallen
deze automatisch in de contactbehuizingen. Is dit niet het
geval, dan moet u de accu’s op de fixeerstang [5] naar links
resp. rechts verschuiven.
5
2
14
– Trek de ontgrendeling [1] naar boven.
– Schakel de adventure weer in door op de aan/uit-scha
kelaar [58] van het bedieningspaneel te drukken.
!
De afdekkap zorgt ervoor, dat er geen vocht in de betreffende contactbehuizing kan binnendringen. Gebruik de
adventure daarom nooit, voordat u de afdekkap op de
juiste manier heeft aangebracht.
2.3 Aandrijfwielen wegnemen
– Schakel de adventure uit door op de aan/uit-schakelaar
[58] van het bedieningspaneel te drukken.
– Klap de steunplaten [6] op de twee klapsteunen [7] naar
beneden.
– Ga met één voet tegen de steunplaat [6] aan de rechterkant
7
6
staan (voorkomt wegglijden).
– Houd met twee handen het wiel vast en trek de adventure
tegelijkertijd naar achteren en naar boven.
– De rechterkant van het onderstel staat nu op de steunplaat
[6], het wiel staat vrij.
– Herhaal de handeling aan de linkerkant.
– Trek met één hand de uit werper [8] naar achteren en til
tegelijkertijd met de andere hand het wiel aan de velg iets
omhoog. De aandrijf wielen [9] worden nu uit de wielophangingen [10] gedrukt.
– Trek de wielen [9] helemaal uit hun wielophangingen [10]
en leg deze weg.
8
15
Õ
!
Õ
10
9
Leg de wielen nooit op hun steekassen.
De wielen mogen nooit vochtig schoongemaakt worden
als ze eraf zijn gehaald, aangezien via de stekkers vocht in
de elektronica kan komen.
2.4 Aandrijfwielen aanbrengen
– Controleer of de remhendel tegen het onderstel ligt (zie
hoofdstuk 3.1), aangezien de wielen er anders niet opgestoken kunnen worden.
1211
– Zet de adventure, indien dit nog niet is gebeurd, op de
twee steunplaten [6] (zie hoofdstuk 2.3).
– De markering van het wiel [11] moet overeenkomen met de
markering van de wielophanging [12].
16
– Schuif de aandrijfwielen [9] helemaal in de wielophangin -
gen [10] .
– Klap de steunplaten [6] weer in.
– Let op een veilige verankering van de steunplaten [6] in
11
12
6
ingeklapte toestand.
!
!
6
Indien de aandrijfwielen [9] niet helemaal in de wielophangingen [10] zijn verankerd, krijgt u een waarschuwingsmelding op het display van het bedieningspaneel. Bovendien
hoort u een akoestisch waarschuwingssignaal.
Controleer altijd de steekassen en de wielophanging op
het onderstel op vuil, voordat u de wielen erop steekt.
Vuile steekassen kunnen leiden tot vastklemmen van de
steekverbinding.
2.5 Stuurwielen wegnemen
– Zet de wielen in rijrichting.
17
!
13
Õ
– Til de adventure aan die kant op waarvan u het wiel wilt
wegnemen.
– Druk met de andere hand op de vergrendeling [13] die zich
binnen de wielvork bevindt.
– Trek bij ingedrukte vergrendeling [13] het stuur wiel uit de
ophanging.
– Leg het s tuur wiel [14] weg.
– Herhaal de handeling aan de andere kant.
Õ
14
Let er altijd op, dat de steekassen van de wielen niet worden beschadigd bij het wegnemen van de wielen.
2.6 Stuurwielen aanbrengen
– Til de adventure aan die kant op waar u het wiel wilt aan-
15
13
14
brengen.
– Neem het stuurwiel [14] in de andere hand, druk op de ver-
grendeling [13] en plaats de wielas in de ophanging [15].
18
!
– Controleer door meermaals aan het stuur wiel [14] te draai-
en of dit op de juiste manier in de ophanging [15] vastzit en
er niet vanzelf kan uitvallen.
– Herhaal bovens taande handelingen aan de andere kant.
Controleer voordat u de wielen erop steekt altijd of de –
teekassen en de ophanging op het onderstel niet vuil zijn.
Vuile steekassen kunnen leiden tot vastklemmen van de
steekverbinding.
2.7 Beensteun wegnemen
Õ
– Druk de vergrendeling [16] naar boven en zwenk tegelijker-
tijd de beensteun [17] circa 90 graden naar boven.
– Trek de beensteun [17] uit de opname [18]
16
18
17
2.8 Beensteun aanbrengen
– Schuif de geleiding [19] van de beensteun in de opname
[18]
– Klap de beensteun [17] naar beneden; de vergrendeling
geschiedt dan automatisch.
19
Õ
19
18
17
20
2.9 Voetsteun omklappen
– Het voorste gedeelte van de beensteun [73] kan, zoals
getoond in de tekening, indien nodig omgeklapt worden.
73
2.10 Bedieningspaneel aansluiten of loskoppelen
De aansluitbus [20] van het bedieningspaneel bevindt zich
naargelang de uitvoering van uw adventure aan de linker of
rechter voorkant onder de zit ting.
– Schuif de stekker [21] van het bedieningspaneel voorzich-
tig in de aansluitbus [20] op de adventure.
– De verbinding met het bedieningspaneel komt automatisch
tot stand.
20
21
!
20
– Wanneer u het bedieningspaneel van de adventure wilt
loskoppelen, hoef t u alleen de stekker [21] van het bedieningspaneel uit de aansluitbus te trekken.
21
De markeringen van de aansluitbussen [20] en van de stekker [21] moeten met elkaar in één lijn liggen.
21
2.11 Accu opladen
De oplaadbus bevindt zich naargelang de uitvoering van uw
adventure aan de linker of rechter voorkant onder de zitting.
!
– Zwenk de kap [22] op de oplaadbus opzij.
– Schuif de stekker [23] van de oplader voorzichtig in de
oplaadbus [24]
– Sluit de oplader aan op een s topcontact.
22
2324
Neem goed nota van de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing bij de acculader.
22
6 V / 24 W
Õ
K16439F1
2.12 Gloeilamp van de koplamp verwisselen
– Schakel de adventure met het bedieningspaneel uit.
– Draai de schroef aan de voorkant van de lamp los en
verwijder deze.
– Vervang de kapotte gloeilamp door een nieuwe.
– Voeg de twee helften van de lamp weer samen en schroef
deze vast.
!
Let erop, dat u tijdens de montage van de lamp geen kabel
inklemt.
2.13 Gloeilamp van het knipperlicht vervangen
– Schakel de adventure met het bedieningspaneel uit.
– Draai de twee schroeven aan de onder- en bovenkant van
het knipperlicht los en ver wijder deze.
– Vervang de defecte gloeilamp door een nieuwe.
– Schroef het knipperlicht weer vast aan de houder.
23
12 V / 18 W
K15608-n9J
!
Õ
Let op, dat u tijdens de montage van het knipperlicht geen
kabels inklemt.
2.14 Gloeilamp van het achterlicht verwisselen
– Schakel de adventure met het bedieningspaneel uit.
– Trek de beide achterlichthelf ten uit elkaar.
– Verwissel de kapotte gloeilamp door een nieuwe.
!
12 V / 5 W
E1 2FW
– Plaats het rode kunststof kapje weer op de kunststof hou-
der
Let erop, dat tijdens de montage van het achterlicht geen
kabels worden ingeklemd.
24
2.15 Zekeringen verwisselen bij de accu
– Schuif de zekering [25], die zich aan de voorkant van de
accubehuizing bevindt, uit de behuizing.
– Neem een nieuwe zekering [25] van hetzelfde type en
plaats deze.
25
!
25
Open nooit de behuizing van de accu’s zelf.
Mocht de zekering binnen korte tijd meermaals kapot
gaan, neem dan a.u.b. contact op met het alber service
center.
2.16 Zekeringen verwisselen bij het onderstel
– Verwijder beide accu’s van het onderstel, indien dit nog
niet is gebeurd (zie hoofdstuk 2.1).
– Open de beschermklep [26] aan de achterkant van het
onderstel met behulp van een schroevendraaier.
– Verwijder de kapotte zekering.
26
– Plaats een nieuwe zekering van hetzelfde t ype.
20A 3A 1A 7,5A
– Sluit de beschermklep [26] weer en draai de schroef stevig
vast.
!
F3 F4 F5 F6
F2
F1
40A
40A
– Plaats de accu’s weer op het onderstel (zie hoofdstuk
„Accu’s aanbrengen“).
Voordat u de zekering ver wisselt, moet u altijd beide
accu’s van het onderstel verwijderen.
Mocht de zekering binnen korte tijd meermaals kapot
gaan, neem dan a.u.b. contact op met het alber service
center.
2.17 Aanwijzingen m.b.t. het koppelelement op
het onderstel
25
!
27
Op het onderstel van de adventure bevindt zich een koppelelement. Uw leverancier van medische hulpmiddelen
kan met behulp van dit koppelelement verschillende extra
elementen, zoals een elek trische zittingverstelling e.d.,
aansluiten. De op het koppelelement aanwezige beschermkap [27] mag niet verwijderd worden, aangezien er anders
schade kan ontstaan aan de daaronder gelegen contacten.
26
2.18 Zitunit omklappen of compleet wegnemen
(functionele en standaard zitting)
– Duw de beveiligingsstang [28] naar boven. Deze bevindt
zich boven de accu’s aan het onderstel.
– Klap de complete zitunit naar voren.
– Mocht u dat willen, dan kan de complete zitunit ook hele-
maal worden weggenomen.
28
!
Wordt de zitunit compleet weggenomen, dan moet u eerst
de aansluitstekker [21] van het bedieningspaneel trekken
(zie ook hoofdstuk 2.10).
2.19 Zitunit aanbrengen
(functionele en standaard zitting)
– Houd de zitunit in een hoek van circa 45 graden boven het
onderstel.
– Schuif de opname [29] op de zitunit in de opnamebalk [30]
op het onderstel.
27
29
30
29
30
– Klap de gehele zitunit naar beneden, waarbij deze dan
automatisch met het onderstel wordt vergrendeld.
– Controleer of de vergrendeling correc t is. De zitunit mag
niet zonder ontgrendeling (zie hoofdstuk 2.19) van het
onderstel loskomen.
– Sluit het bedieningspaneel weer aan (zie hoofdstuk 2.10).
2.20 Armsteun zwenken of wegnemen
28
32
33
31
2.20.1 Functionele zitting
– Trek aan de vergrendeling [31] aan het onderste uiteinde
van de armsteun.
– Klap tegelijkertijd de armsteun [32] naar achteren.
– De armsteun kan (omgeklapt) op de adventure blijven
zitten, maar kan ook helemaal worden weggenomen.
– Wordt de armsteun weer in de uitgangspositie terugge-
klapt, dan klikt deze automatisch in de opname [33] vast.
!
Wordt de armsteun [32] met het bedieningspaneel verwijderd, dan moet u eerst de aansluitstekker [21] van het
bedieningspaneel uittrekken (zie hoofdstuk 2.10)
2.20.2 Standaard zitting
– De armsteun op de standaard zitting kan niet worden ge-
zwenkt, maar alleen volledig worden weggenomen.
– Draai de stergreep [34] op de armsteun [32] los.
– Trek de armsteun [32] uit de opname [35] en leg deze weg.
34
29
35
32
!
Wordt de armsteun [32] met het bedieningspaneel verwijderd, dan moet u eerst de aansluitstekker [21] van het
bedieningspaneel uittrekken (zie hoofdstuk 2.10).
2.21 Armsteun aanbrengen
2.21.1 Functionele zitting
32
33
– Schuif de armsteun [32] in de opname [33].
– Kantel de ingeschoven armsteun [32] naar voren tot deze
32
in de opname [33] vastklikt.
– Sluit eventueel het bedieningspaneel weer aan (zie hoof-
dstuk 2.10).
33
2.21.2 Standaard zitting
30
– Schuif de armsteun [32] in de opname [35].
– Draai de stergreep [34] stevig vast.
– Sluit eventueel het bedieningspaneel weer aan (zie
hoofdstuk 2.10).
35
32
34
2.22 Rugleuning wegnemen
2.22.1 Functionele zitting
– Druk de vergrendeling van de rugleuning [36] met één
hand naar beneden.
– Trek tegelijkertijd met de andere hand aan de steunbalk
[37] de hele rugleuning naar boven.
37
36
– Verwijder de rugleuning [38].
!
31
38
Let er altijd op, dat de geleidingsrollen niet vuil of beschadigd zijn.
2.22.2 Standaard zitting
– Draai de vier stergrepen [39] los en verwijder deze.
– Trek aan de steunbalk [37] de hele rugleuning [38] naar
boven.
!
40
39
37
39
– Verwijder de rugleuning [38] .
– Schroef de stergrepen [39] aan de opname [40] vast, zodat
deze niet kwijt raken.
Let bij het wegnemen van de rugleuning op de posities van
de gaten waarin de stergrepen zijn geschroefd.
Wanneer u de rugleuning weer terugplaatst, moet u erop
letten, dat de stergrepen weer in dezelfde gaten komen te
zitten, anders verandert de positie van de rugleuning.
2.23 Rugleuning aanbrengen
32
2.23.1 Functionele zitting
– Schuif de rollen [41] van de rugleuning in de geleidingsrails
[42] .
– Laat de rugleuning [38] helemaal in de geleidingsrails [42]
glijden.
– De rugleuning [38] klikt bij het bereiken van de eindpositie
automatisch vast.
38
41
42
!
2.23.2 Standaard zitting
– Schuif de rugleuning [38] in de opname [40].
– Schroef de rugleuning [38] met de stergrepen [39] aan de
opname [40].
38
40
39
39
Schroef de rugleuning weer in die positie vast waarin deze
voorheen bij het wegnemen ook heeft gezeten (let op de
positie van de gaten).
2.24 Rugleuning omklappen (alleen bij
functionele zitting)
33
38
– Druk de vergrendeling van de rugleuning [36] met één
hand naar beneden.
37
43
42
36
– Trek tegelijkertijd met de andere hand aan de steunbalk
[37] de volledige rugleuning zover naar boven tot de geleiding [43] uit de geleidingsrail [42] steekt.
– Klap de rugleuning [38] om.
– Om de rugleuning [38] weer in de uitgangspositie terug te
brengen, schuift u deze weer in de geleidingsrail [42].
De rugleuning klikt dan automatisch vast.
2.25 Bekleding van de rugleuning verwijderen
(alleen bij functionele zitting) Comfort- en
standaardbekleding
45
– Maak de klittebandsluiting [44] los die aan de bovenkant
van de bekleding van de rugleuning zit.
34
– Verwijder de bekleding van de rugleuning [45].
44
45
2.26 Bekleding van de rugleuning aanbrengen
(alleen bij functionele zitting) Comfort- en
standaardbekleding
45
46
– Schuif de bekleding van de rugleuning [45] op de juiste
manier op de rugleuningvorm [46].
– Druk de bekleding van de rugleuning [45] tegen de rugleu-
ningvorm [46], waarbij deze reeds vastgehouden wordt
door de klittebandsluitingen
– Trek de klittebandsluiting [44], die zich aan de bovenkant
44
van de bekleding bevindt, over de bovenkant van de rugleuningvorm.
– Druk de klittebandsluiting [44] tegen de rugleuningvorm.
2.27 Bekleding van de zitting verwijderen (alleen bij functionele zitting) Comfort- en
standaardbekleding
– Maak de klittebandsluiting [47] los, die zich aan de voors te
onderkant van de bekleding van de zitting bevindt.
35
47
48
– Verwijder de bekleding van de zitting [48].
2.28 Bekleding van de zitting aanbrengen (alleen bij de functionele zitting) Comfort- en standaardbekleding
– Leg de bekleding van de zitting [48] op de juiste manier op
48
49
47
de zittingvorm [49].
– Druk de bekleding van de zitting [48] tegen de zittingvorm
[49], waarbij deze reeds vastgehouden wordt door de klittebandsluitingen.
– Trek de klittebandsluiting [47], die zich aan de voorkant van
de bekleding van de zit ting bevindt, over de voorkant van
de zittingvorm.
– Trek de klittebandsluiting [47] tegen de onderkant van de
zittingvorm.
36
2.29 Bedieningspaneel wegnemen
– Trek eerst, indien dit nog niet is gebeurd, de stekker van
het bedieningspaneel uit de aansluitbus op het onderstel
(zie hoofdstuk 2.10).
– Maak beide klemmen [51] die zich aan de zijkant van de
houder [50] bevinden, los en ver wijder deze.
50
51
51
53
52
54
– De kabel van het bedieningspaneel die zich binnen de hou-
der [50] bevindt, ligt nu vrij.
– Trek de vergrendeling [52] onder het bedieningspaneel [53]
naar achteren.
– Haal het bedieningspaneel [53] uit de opname [54] en leg
dit weg.
2.30 Bedieningspaneel aanbrengen
– Trek de vergrendeling [52] naar achteren.
– Breng de draaipennen [55] op het bedieningspaneel in de
opnamen [54] op de armsteun.
37
55
55
54
52
53
52
51
50
– Schuif de vergrendeling [52] naar voren.
– Het bedieningspaneel [53] moet nu onbeweeglijk verbon-
den zijn met de houder [50].
– Leg de kabel van het bedieningspaneel in de groef aan de
onderkant van de houder [50].
– Schuif de klemmen [51] in hun opnamen in de houder [50].
– Sluit het bedieningspaneel aan op het onderstel (zie
hoofdstuk 2.10).
3 Rijden
3.1 Elektrische modus / duwmodus
38
!
De hendel [56] voor het mechanisch activeren / deactiveren
van de elektromechanische rem bevindt zich naargelang de
uitvoering van uw adventure aan de linker of rechter voorkant van het onderstel.
Wanneer de elektrische aandrijving is uitgeschakeld, kan de
adventure door deactiveren van de rem in de duwmodus
worden geschakeld.
Elektrische aandrijving
– Ligt de hendel [56] tegen het onderstel aan, dan is de elek-
trische aandrijving van de adventure geactiveerd.
De beide aandrijfwielen kunnen via het bedieningspaneel
worden bestuurd.
56
Bij geactiveerde elektrische aandrijving kan de adventure
bij hellingen tot een neiging van maximaal 18 % worden
geparkeerd.
De aandrijfwielen blokkeren vanzelf, zodat aanbrengen van
een extra rem niet noodzakelijk is.
!
!
Duwmodus
– Om de duwmodus van de adventure te activeren, moet
u de adventure uitschakelen en de hendel [56] van het
onderstel wegschuiven.
– In deze positie zijn de remmen gedeactiveerd, zodat de
adventure door een begeleider geduwd kan worden.
5656
In de duwmodus mag de adventure alleen op een vlak terrein worden geparkeerd, aangezien de elektromechanische
rem gedeactiveerd is. De hendel [56] kan in geval van nood
door een lichte druk naar voren ingedruk t worden, zodat
de rem in werking treedt en de adventure onmiddellijk tot
stilstand wordt gebracht.
Wanneer de elektrische aandrijving is ingeschakeld en de
rem is gedeactiveerd (hendel [56] naar achteren getrokken)
klink t er een waarschuwingssignaal. Bovendien knippert
het remsymbool op het display van het bedieningspaneel.
In deze positie wordt de adventure door de elektrische
aandrijving geremd; u kunt dan niet rijden.
3.2 Bekkengordel (als optie verkrijgbaar)
Als optie verkrijgbaar is een bekkengordel [71] van alber, die
ook op een later tijdstip door uw leverancier aan de
adventure kan worden aangebracht.
71
72
Functionele zitting
De houder [72] van de bekkengordel is vast verbonden met
de functionele zitting.
39
72
Standaard zitting
De houder [72] van de bekkengordel wordt met behulp van
de stergrepen [39] aan de rugleuning vastgeschroefd.
Wordt de rugleuning weggenomen (hoofdstuk 2.22.2) en
aansluitend opnieuw aangebracht (hoofdstuk 2.23.2), moet
ook de houder [72] van de bekkengordel weggenomen resp.
opnieuw aangebracht worden.
72
39
3.3 In- en uitstappen
40
3.3.1 Functionele zitting
Instappen in de adventure
– Plaats de adventure zo dicht mogelijk bij uw stoel (vraag of
iemand u kan helpen indien dit nodig mocht zijn).
– Controleer of de adventure is uitgeschakeld.
– Controleer of de adventure in de elektrische modus staat
(zie hoofdstuk 3.1).
31
– Trek aan de vergrendeling [31] aan het onderste uiteinde
van de armsteun.
– Klap tegelijkertijd de armsteun [32] naar achteren (de arm-
steun kan (omgeklapt) op de adventure blijven zitten, maar
kan ook helemaal worden weggenomen).
!
– Ga in de adventure zitten.
– Klap de armsteun [32] weer terug in de uitgangspositie
(deze klik t vanzelf vas t).
Wordt de armsteun [32] met het bedieningspaneel verwijderd, dan moet u eerst de aansluitstekker [21] van het
bedieningspaneel uittrekken (zie hoofdstuk 2.10)
Beschikt u niet over voldoende spierkracht, dan is het verstandig om bij het instappen iemand te vragen die u kan
helpen. Gebruik indien mogelijk een glijplank.
Uitstappen uit de adventure
– Plaats de adventure zo dicht mogelijk bij uw stoel.
– Schakel de adventure uit.
– Zet de adventure in de elektrische modus (zie hoofdstuk
3.1).
– Trek aan de vergrendeling [31] aan het onderste uiteinde
van de armsteun.
– Klap tegelijkertijd de armsteun [32] naar achteren (de arm-
steun kan (omgeklapt) op de adventure blijven zitten, maar
kan ook helemaal worden weggenomen).
– Verlaat de adventure.
– Klap de armsteun [32] weer terug in de uitgangspositie
(deze klik t vanzelf vas t).
41
!
Wordt de armsteun [32] met het bedieningspaneel verwijderd, dan moet u eerst de aansluitstekker [21] van het
bedieningspaneel uittrekken (zie hoofdstuk 2.10).
Beschikt u niet over voldoende spierkracht, dan is het verstandig om bij het uitstappen iemand te vragen die u kan
helpen. Gebruik indien mogelijk een glijplank.
3.3.2 Standaard zitting
Het in- en uitstappen bij uw adventure vindt in principe
plaats zoals beschreven in hoofdstuk 3.3.1. Bij de standaardzitting kan de armsteun echter niet worden omgeklapt, maar
moet helemaal worden weggenomen. Lees hiervoor a.u.b.
hoofdstuk 2.20.2 en 2.21.2.
3.4 Instructies voor voetsteun
Wanneer de adventure zonder rolstoelgebruiker wordt voortbewogen, dient de voetsteun te worden omgeklapt, daar
anders spatbord en wielen er tegenaan schuren.
4 Inbedrijfstelling
4.1 Afzonderlijke elementen op het bedieningspaneel (overzicht)
42
Alle functies van uw adventure worden centraal via het bedieningspaneel [53] gestuurd, het gaat hierbij om de
volgende bedieningselementen:
57
63
64
65
53
66 67
58
59
60
61
62
– [57] Display
– [58] Aan-/uit-schakelaar
– [59] Menubesturing
– [60] Instelwiel voor de instelling van de maximumsnelheid
– [60] Wegrijdblokkering
– [62] Joystick
– [63] Aan-/ Uit-schakelaar voor de verlichting
– [64] Claxon
– [65] Toets voor activering van de gebruiksmodi
– [66] Toets voor de activering van de richtingaanwijzer (lin-
kerkant)
- [67] Toets voor de activering van de richtingaanwijzer
(rec hterkant)
4.2 Aan-/Uit-schakelaar
Door op de aan-/uit-schakelaar [58] te drukken, wordt uw
adventure in gebruik genomen, resp. uitgeschakeld.
4.3 Display-indicaties bij inschakelen
Bij het inschakelen van de adventure wordt het display [57]
automatisch geactiveerd, de volgende standaardindicaties
zijn daarbij kort na elkaar zichtbaar:
Standaardindicatie 1
Standaardindicatie 2
Tegelijker tijd komt de vraag van het systeem of er eventueel
foutmeldingen zijn. Dit wordt aangegeven door optische en
akoestische meldingen (zie hoofdstuk 4.11).
Is uw adventure klaar voor gebruik, dan schakelt het display
over naar de gebruiksindicatie. Hier kunt u continu de laadtoestand [68] van de accu zien en de gekozen gebruiksmodus
(indoor / outdoor) [69].
De balken van het accusymbool [68] symboliseren de volgende laadtoestand:
– 5 zwarte balken: accucapaciteit > 95 %
– 4 zwarte balken: accucapaciteit > 80 %
– 3 zwarte balken: accucapaciteit > 60 %
– 2 zwarte balken: accucapaciteit > 40 %
– 1 zwarte balk: accucapaciteit > 20 % (u moet nu
dringend de accu opladen)
– geen zwarte balk: De adventure zal na kor te tijd
worden uitgeschakeld, omdat er
geen stroom meer beschikbaar
is. Foutcode 2 verschijnt op het
display.
Gebruiksindicatie Indoor-modus
68
43
69
Gebruiksindicatie Outdoor-modus
68
De achtergrondverlichting van het display gaat 30 seconden
na inschakelen van de adventure uit, de actuele gebruikstoestanden zijn echter nog altijd op het display te zien.
4.4 Menu-instelling
De toets van de menu-instelling is bedoeld voor het aansturen en activeren van eventueel aangesloten elektrische
verstelmogelijkheden van de zit ting. Kan de zitting niet elektrisch worden versteld, dan heeft deze toets geen functie.
4.5 Instelling van de snelheid
Met het instelwiel [60] kunt u traploos de maximumsnelheid instellen, die uw adventure moet bereiken bij volledige
uitsturing van de joystick.
Bij uw eerste rijpogingen met de adventure raden wij u aan
een lage snelheid in te stellen, zodat u het systeem eerst
goed leert kennen.
4.6 Wegrijdblokkering
44
De wegrijdblokkering [61] zorgt ervoor, dat de adventure niet
per ongeluk in gebruik kan worden genomen en misbruik
door onbevoegden wordt vermeden; de wegrijdblokkering
wordt via een magneetsleutel geactiveerd resp. gedeactiveerd.
4.6.1 Activeren van de wegrijdblokkering
– Schakel de adventure in.
– Houd de magneetsleutel [70] bij het symbool [61] op het
bedieningspaneel.
70
61
– De wegrijdblokkering is geactiveerd, de adventure schakelt
automatisch uit.
– Als de adventure opnieuw wordt ingeschakeld, is het
bedieningspaneel niet gereed voor gebruik, op het display
verschijnt een waarschuwing (zie hoofdstuk 4.11).
– Wanneer de wegrijdblokkering is geactiveerd, kan de
adventure alleen nog met de hand worden geduwd.
4.6.2 Deactiveren van de wegrijdblokkering
- Schakel de adventure in.
– Houd de magneetsleutel [70] bij het symbool [61] op het
bedieningspaneel.
70
61
– De wegrijdblokkering is gedeactiveerd, de adventure kan
onmiddellijk via het bedieningspaneel worden gebruikt.
4.7 Verlichting
Het voor- en achterlicht van uw adventure worden met toets
[63] in- resp. uitgeschakeld.
Op het display verschijnt bij geactiveerde verlichting een
symbool.
4.8 Claxon
Wanneer u op de claxon-toets [64] drukt, klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal, dat pas ophoudt wanneer u de
toets loslaat.
4.9 Gebruiksmodi
4.9.1 Instellingen door de fabriek
Uw adventure beschik t over t wee gebruiksmodi - de indoor
en de outdoor modus. Dit zijn twee verschillende (door de
fabrikant voorgeprogrammeerde) parametercombinaties, die
als volgt zijn opgeslagen:
Functie Indoor-modus Outdoor-modus
Maximumsnelheid 60 % van de bereikbare 100 % van de bereikbare
vooruit maximumsnelheid maximumsnelheid
Maximumsnelheid bij 3,0 km/h 3,0 km/ h
achteruit rijden
Acceleratietijd
versie 6 km/h 2,3 seconden 1,8 seconden
versie 10 km/h 5,7 seconden 4,6 seconden
versie 12 km/h 6,3 seconden 5,1 seconden
Remtijd
versie 6 km/h 2,8 seconden 2,3 seconden
versie 10 km/h 6,9 seconden 5,7 seconden
versie 12 km/h 7,6 seconden 6,3 seconden
Zwenksnelheid
versie 6 km/h 31 % van de maximumsnelheid 28 % van de maximumsnelheid
versie 10 km/h 20 % van de maximumsnelheid 28 % van de maximumsnelheid
versie 12 km/h 16 % van de maximumsnelheid 15 % van de maximumsnelheid
Acceleratie/afremming bij het draaien
versie 6 km/h 0,05 seconden 0,09 seconden
versie 10 km/h 0,04 seconden 0,09 seconden
versie 12 km/h 0,04 seconden 0,07 seconden
Claxon actief actief
Invallen van de rem Tijdsvertraging van ca. 30 seconden Tijdsvertraging ca. 30 seconden
Automatische
uitschakeltijd 1 uur 1 uur
Rijsignaal joystick 100 % 100 %
Richtingwisseling joystick Geen wisseling mogelijk Geen wisseling mogelijk
45
Dit betekent:
– Maximumsnelheid vooruit: de maximaal bereikbare maxi-
mumsnelheid bij een volledige uitslag van de joystick.
– Maximumsnelheid achteruit: de maximaal bereikbare ma-
ximumsnelheid bij een volledige uitslag van de joystick .
– Acceleratietijd: de tijd die nodig is om vanuit stilstand te
versnellen of de gereden snelheid in verhouding tot de
voorgeprogrammeerde maximumsnelheid.
– Remtijd: de tijd die nodig is om te remmen van de ma-
ximumsnelheid naar de gewenste rijsnelheid of naar
tilstand.
– Zwenksnelheid: de maximale snelheid waarmee een cirkel
of een bocht wordt gereden.
46
!
– Acceleratie / vertraging: het tijdsbestek voor een versnel-
ling resp. een vertraging tijdens het rijden van een bocht.
– Claxon: activering of deactivering van het akoestisch
geluidssignaal.
– Invallen van de rem: de tijd na het geven van het laatste
rijcommando tot het gebruik van de elektromagnetische
remmen.
– Automatische uitschakeltijd: het tijdsbestek waarin de
adventure gebruiksklaar blijft zonder dat deze (ter bespa-
ring van energie) automatisch uitschakelt.
– Joystick voor het geven van een rijsignaal; de maximaal
noodzakelijke uitslag van de joystick die nodig is voor een
rijcommando.
– Richtingwisseling joystick: verwisselen van de op de joy-
stick geprogrammeerde rijrichtingen.
Alle genoemde parameters kunnen worden aangepast aan
de individuele behoefte van de gebruiker. Neem hiervoor
a.u.b contact op met de vakhandelaar, die u graag advies
geef t en de gewenste instellingen voor u programmeert.
57
65
4.9.2 Keuze van de gewenste rijmodus
De indoor resp. de outdoor modus wordt geactiveerd door
drukken op de toets [65], Op het display [57] ziet u dan een
optische controlemelding.
Aanduidingen op het display:
Indoor modus geactiveerd („Huis“ zichtbaar)
Outdoor modus geactiveerd („Huis“ niet zichtbaar)
4.10 Richtingaanwijzers en waarschuwingsknip-
perlichten
Door op toets [66] te drukken zet u de linker richtingaanwijzer
aan, door op toets [67] te drukken zet u de rechter richtingaanwijzer aan. Door nogmaals op de toets te drukken, schakelt
u de richtingaanwijzers weer uit.
Worden de t wee toetsen ([66] en [67]) tegelijker tijd ingedrukt, dan activeert u de waarschuwingsknipperlichten. Wanneer u deze weer wilt uitschakelen, druk t u op één van beide
toetsen [66] of [67]. De betreffende activeringen worden op
het display aangeduid.
4.11 Foutmeldingen op het display
Voordat u met de adventure gaat rijden, moet u eerst controleren of deze goed func tioneert.
Controleer of alle onderdelen goed vergrendeld zijn, of de
stuur wielen goed lopen en of de adventure op vlakke stukken
goed remt. Ook moeten de accu’s volledig zijn opgeladen.
Eventuele fouten die zich bij uw adventure kunnen voordoen,
worden gemeld op het display van het bedieningspaneel. De
volgende meldingen kunnen voorkomen:
Eventuele fouten die zich bij uw adventure kunnen voordoen,
worden gemeld op het display van het bedieningspaneel. De
volgende meldingen kunnen voorkomen:
Melding display
(letters knipperen)
Bedieningspaneelsymbool knippert
Uitroepteken brandt
Code 0
Beschrijving fout
Hardwarefout
bedieningspaneel
Verhelpen
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
47
Bedieningspaneelsymbool knippert
Uitroepteken knippert
Code 1
Bedieningspaneelsymbool knippert
Uitroepteken brandt
Code 2
EEPROM fout of
verkeerd gecodeerd
Fout
accuspanningsbereik
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
1. Accu defect;
controleren bij 2 accu’s
door afzonderlijk
bevestigen in de
middelste postie;
bij defec te ac cu:
zekeringen aan de accu
controleren/vervangen
of gehele accu
vervangen!
2. Accu geheel geladen;
overspanningsfout bij
bergafwaar ts rijden;
oplossing: ca. 0, 5 km
bergopwaarts rijden!
3. Accu leeg opladen
48
Symbo ol van d e
aandrijving knippert
Uitroepteken brandt
Code 3
Ongelijke
aandrijvingscoderingen
Aan beide zijden
aangedreven wielen
met identieke
snelheidswaarden
bevestigen
Symbool van d e
aandrijving knippert
Uitroepteken brandt
Letter »L« knippert
Code L4
Symbool van d e
aandrijving knippert
Uitroepteken brandt
Letter »R« knippert
Code R4
Interface- symbool
knippert
Uitroepteken brandt
Letter »S« knippert
Code S4
Geen communicatie
met aandrijving “links”
Geen communicatie
met aandrijving
“recht s”
Geen communicatie
met interface
Wielen verwisselen.
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center,
indien de foutcode
nog st eed s word t
aangegeven
Wielen verwisselen.
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center,
indien de foutcode
nog st eed s word t
aangegeven
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Interface- symbool
knippert
Uitroepteken knippert
Letter »P« knippert
Code P4
Bedieningspaneelsymbol knippert
Uitroepteken brandt
Code 5
Geen communicatie
met hardware-module
Joystick-fout
bedieningspaneel
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Accusymbool knippert
Uitroepteken knippert
Code 6
Accu verkeerd
geplaatst, resp.
verkeerd herkend
(L6 = ac cupa ck link s, R6
= accupack rechts)
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center,
indien de foutcode
nog st eed s word t
aangegeven
1. Bij het r ijden m et 1
accupack: accu niet in de
middelste positie geplaatst!
2. Bij he t rijde n met 2
accupacks:
– een accuset defect
– accuzeke ring (40A) def ect
– accuherkenning in
interface defect
Snelle foutdiagnose door
plaat sen van de acc u’s (na
elkaa r) in de mid delste
positie!
49
Bedieningspaneel-symbol
knippert
Interface-symbol knippert
Uitroepteken brandt
Code 7
Bedieningspaneel-symbol
knippert
Aandrijvingssymbol
knippert
Uitroepteken brandt
Code 8
Bedieningspaneelsymbool knippert
Uitroepteken brandt
Code 9
Geen communicatie
met speciale aansturing
Aandrijvingsunit
niet compatibel met
bedieningspaneel
CPU-fout
bedieningspaneel
Na het opnieuw
inschakelen d.m.v.
het bedieningspaneel
is het rijden via
bedieningspaneel
mogelijk!
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center,
indien de foutcode
nog st eed s word t
aangegeven
Aangedreven wielen
bevestigen, die
toelaatbaar zijn i.v.m.
de maximum snelheid.
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Bedieningspaneelsymbool knippert
Uitroepteken brandt
Code 10
Bedieningspaneelsymbool knippert
Uitroepteken brandt
Code 11
RAM-fout
bedieningspaneel
ROM-rekenfout
bedieningspaneel
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
50
Aandrijvingssymbool
knippert
Uitroepteken brandt
Letter »L« knippert
Code L0
Hardware-/systeemfout
aandrijring “links“
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Uitschakeling na
verhoogde temperatuur
door oververhitting
aandrijving!
Syst eem la ten a fkoe len!
(benodigde tijd om af
te koelen is afhankelijk
van omgevingstemperatuur!)
Uitschakeling na
verhoogde temperatuur
door oververhitting
aandrijving!
Syst eem la ten a fkoe len!
(benodigde tijd om af
te koelen is afhankelijk
van omgevingstemperatuur!)
Waarschuwing voor
oververhit ting van de
aandrijvingen!
Belasting verminderen,
anders korte
systeemstilstand met
fout L3/R3!
Waarschuwing voor
oververhit ting van de
aandrijvingen!
Belasting verminderen,
anders korte
systeemstilstand met
fout L3/R3!
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
52
Interface- symbool
knippert
Uitroepteken brandt
Letter »S« knippert
Code S0
Hardwarefout interfac e
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Interface- symbool
knippert
Uitroepteken brandt
Letter »S« knippert
Code S1
Interface- symbool
knippert
Uitroepteken brandt
Letter »S« knippert
Code S2
Interface- symbool
knippert
Uitroepteken brandt
Letter »S« knippert
Code S3
CPU-fout interface
RAM-fout interface
ROM-rekenfout
interface
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Interface- symbool
knippert
Uitroepte ken
knippert
Letter »S« knippert
Code S5
Interface- symbool
knippert
Uitroepte ken
knippert
Letter »S« knippert
Code S6
Knipperlicht »links«
defect
Knipperlicht »rechts«
defect
Knipperlicht defect,
lampje vervangen
Indie n de fou t hier door
niet kan word en
opge los t:
Neem contact op met
uw leverancier of met
het alber service center
Knipperlicht defect,
lampje vervangen
Indie n de fou t hier door
niet kan word en
opgelost: neem contact
op met u w vakh andel of
het alber Service-center
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
Neem contact op met
uw vak hand el of he t
alber Service-center
56
Remsymbool
knippert
Indicatie accucapaciteit
brandt
Uitroepteken brandt
Complete rolstoel knippert
Uitroepteken brandt
Remmen links en recht
handmatig ontlucht
(L= allee n rem lin ks, R=
alleen rem rechts)
Wegrijblokkering actief
Remgreep in rijstand
plaatsen!
Indie n tevens d e letters L
of R worden weergegeven,
hangt de bedieningspen
in de wie luitha nging of d e
aandr ijvin g vast .
1. Wiele n verwijder en,
bedieningspen en kabel
in de wieluithanging
controleren
2. Wiel en van lin ks naar
rechts verwisselen (toont
welke bedieningspen
event ueel in d e aandrijvin g
vastzit)
Met magneetsleutel aan
het sleutelsymbool van
het bedieningspaneel
deactiveren!
!
In de kolom “Melding display“ wordt de complete zitunit
vermeld.
Deze bestaat uit de rugleuning, de zitting en de beensteun.
Deze 3 symbolen dienen bij eventueel optredende fouten met
de codering “P“ alle drie te knipperen.
4.12 Sturen met de joystick
De joystick van uw adventure kunt u qua func tie het beste
vergelijken met een fictieve combinatie van stuur, versnelling
en gaspedaal van een personenauto. Dit wil zeggen, dat alle
stuurcommando‘s door de adventure-bestuurder via de joystick naar de beide aandrijfwielen worden overgebracht. Hier
zult u in het begin misschien een beetje aan moeten wennen
bij het rijden met de adventure en het is dan ook verstandig
om de eerste keer uitsluitend met de laagste snelheid en
liefst op vlak terrein te rijden.
Rijgedrag (gezien vanuit de bestuurder)
Stilstand
De adventure rijdt recht vooruit
De adventure maakt bij het vooruit rijden een bocht naar
rechts. De draaicirkel is afhankelijk van de uitsturing van de
joystick.
57
De adventure draait op de plaats naar rechts
De adventure maakt bij het achteruit rijden een bocht naar
links. De draaicirkel is afhankelijk van de uitsturing van de
joystick.
58
De adventure rijdt recht achteruit
De adventure maakt bij het achteruit rijden een bocht naar
rechts. De draaicirkel is afhankelijk van de uitsturing van de
joystick.
De adventure draait op de plaats naar links
De adventure maakt bij het vooruit rijden een bocht naar
links. De draaicirkel is afhankelijk van de uitsturing van de
joystick.
De middenpositie van de joystick heef t geen functie, d.w.z.
de wielen staan stil en worden tegelijkertijd door de ingebouwde remmen geblokkeerd. Toch is het niet verstandig om
de adventure te parkeren op hellingen met een neiging van
meer dan 18 %.
De joystick functioneert net als het gaspedaal van een auto.
Tussen de uitgangspositie (stilstand) en volledige uitsturing
(maximumsnelheid) kan de snelheid individueel worden
bepaald.
59
!
Neem a.u.b. bij de eerste ritten goed nota van de aanwijzingen in de volgende hoofdstukken.
5 Aanwijzingen m.b.t. het rijden
5.1 Veiligheid van de bestuurder
60
De veiligheid en het welbevinden van de bestuurder staan
voorop. Het is daarom absoluut noodzakelijk, om eerst de
rijeigenschappen van de adventure te leren kennen.
Uw leverancier of de rayonleider van alber helpen u hierbij
tijdens de gratis introductie bij levering.
5.2 De eerste rijpogingen
Het is verstandig om de eerste ritten te maken op terrein
waar u voldoende plaats heeft, aangezien de onervaren
bestuurder mogelijkerwijs nog in aanvaring zal komen met
meubels of andere aanwezige voorwerpen. Oefen daarom
buiten, b.v. op een lange oprit, een parkeerplaats of een
ander terrein waar genoeg plaats is.
Start de adventure met de laagst mogelijke snelheid (instelling zie hoofdstuk 4.5) en probeer u zo zijn rijgedrag eigen te
maken.
Stel voor uzelf enkele kleine opdrachten op en oefen deze in
een zelfontworpen trainingsprogramma consequent.
Succes met rijden kan niet worden afgedwongen, maar na
enige oefening komt het succes vanzelf.
De bestuurderstraining levert reeds na korte tijd succes op.
Uw stuurbewegingen met de joystick worden zekerder. Uw
rijgedrag nauwkeuriger.
Verhoog de snelheid geleidelijk. Als u binnen rijdt, raden wij
u aan altijd een geringe snelheid te gebruiken.
5.3 Aanwijzingen voor het rijden met de
adventure
Wanneer u begint te rijden, moet u de joystick nooit doordrukken tot de aanslag. Vooral wanneer de maximumsnelheid is ingesteld, kan dit leiden tot voor de bestuurder
oncontroleerbare bewegingen van het voertuig (kans op
ongevallen).
Beweeg de joys tick rustig en niet schoksgewijs.
Probeer geen oncontroleerbare rukken te geven aan de joystick, vooral niet bij gevaarlijke situaties die u wilt omzeilen.
U kunt dan beter de adventure uit voorzorg tot stilstand
brengen.
Wanneer u de joystick van uw adventure loslaat, remt deze
vanzelf af. Is het noodzakelijk dat u snel remt (onmiddellijke
stilstand), dan druk t u de joystick gedurende korte tijd in
tegengestelde rijrichting en laat deze dan met een ruk los.
Rij nooit parallel aan steile berghellingen of andere steile
hellingen. Een eventueel abusievelijke verschuiving van het
zwaar tepunt zou een zijwaarts kantelen van de adventure tot
gevolg kunnen hebben.
Stuur bij het rijden langs steile stoepranden e.d. iets tegen.
Steek kleine hindernissen zoals stoepranden nooit parallel
over, maar in een rechte hoek met de betref fende hindernis.
Dat wil zeggen, dat beide wielen de hindernis tegelijkertijd
oversteken en niet na elkaar. Gebruik een geringe snelheid,
pas deze aan de hindernis aan.
Controleer regelmatig de luchtdruk van de banden. Dit
beïnvloedt het rijgedrag en het bereik van de adventure.
Wanneer u grotere hindernissen moet oversteken, moet
een begeleider u ondersteunen, omdat de mogelijkheid van
kantelen bestaat.
Wanneer u op de openbare weg rijdt, moet u zich aan de
geldende verkeersregels houden. Uw adventure is voorzien
van alle technische inrichtingen die voorgeschreven zijn.
Vervang versleten of beschadigde banden zo snel mogelijk.
Uw leverancier voor medische hulpmiddelen of één van de
alber-filialen staan altijd voor u klaar.
Gaan zit ten in of opstaan uit een rolstoel vraagt veel van uw
lichaamskracht. Laat u eventueel ondersteunen door een
begeleider.
Voordat u uit de adventure opstaat, moet u deze uitschake len. U vermijdt zo, dat deze ongewild begint te rijden door
een onverhoeds contact met het bedieningspaneel. Ook
moet u erop let ten dat de vas tzetremmen geactiveerd zijn
(zie hoofdstuk 3.1 „Omschakelen elektrische modus / duwmodus“), zodat de rolstoel niet onverhoeds begint te rollen.
61
Let op uw onderarmen, wanneer u in smalle ruimtes rijdt. Bij
smalle doorgangen zou u zich kunnen bezeren.
Pas uw snelheid aan, wanneer u bochten maakt. Maak geen
te korte bochten bij rijden met maximumsnelheid, vooral op
steil terrein. Hier zou de adventure kunnen kantelen.
Rij liever niet op gladde oppervlakken resp. wegen. De kans
op ongevallen is dan groter.
Om kneuzingen te vermijden, kunt u bij de bediening van
verstelinrichting (grepen, beensteun e.d.) beter niet in het
zwenkbereik van deze onderdelen grijpen.
Let er bij het meenemen van voorwerpen op, dat deze niet
in het functiebereik van de adventure komen. Hang daarom
tassen die u bij zich hebt, niet aan de zijdelen van de
adventure (deze zouden per ongeluk tussen de wielen
kunnen komen), of aan de joystickbesturing (gevaar voor
ongewenst accelereren/remmen).
Pas het tempo aan uw krachten aan. Plotseling remmen of
snel rijden in de bochten vragen veel van een bestuurder,
met name van zijn af zetkracht.
Rij liever niet alleen of in buurten waar weinig mensen zijn,
zodat in geval van een storing of een medisch noodgeval
altijd mensen in de buur t zijn die hulp kunnen bieden.
In de duwmodus door een begeleidende persoon (gedeactiveerde elektromagnetische rem en uitgeschakeld
voertuig) heeft u niet de beschikking over een handrem. In
deze gebruiksmodus mag de adventure alleen op vlakke
terreinen geparkeerd worden.
62
Activeer de elek trische modus (hendel [56] tegen het onderstel leggen, zie hoofdstuk 3.1) zonder de adventure in te
schakelen. In de zo geac tiveerde elektrische gebruiksmodus
wordt per ongeluk wegrollen door de stroomloze, zelfremmende aandrijfwielen voorkomen.
Vraag in bijzondere rijsituaties, b.v. wanneer u een helling op
moet, of een berg af, bij hindernissen of slecht wegdek een
persoon om u te begeleiden en u te ondersteunen.
Zorg ervoor dat uw adventure nooit met betrekking tot het
toegestane totale gewicht resp. het laadvermogen overbelast
raakt.
Rem bij hellingen altijd rustig en niet met rukken. Kans op
ongelukken in dit soor t situaties is nu eenmaal groter.
Bij hellingen moet u niet achteruit rijden. Er bestaat dan de
mogelijkheid dat u over de kop gaat, met name wanneer u
plotseling afremt.
Bedek de signalerings- en verlichtingsinstallatie nooit met
kleren, tassen e.d.
Bij bestelling van de adventure wordt de vering afgestemd
op het door u aangegeven lichaamsgewicht.
Bij grotere gewichtstoeneming of –vermindering dient de
vering aan het onderstel door uw vakhandelaar opnieuw te
worden afgesteld.
Als dit niet gebeurt, bestaat er bij grotere gewichtstoeneming gevaar voor beschadigingen van het onderstel; bij
grotere gewichtsvermindering wordt uw persoonlijk rijcomfort slechter.
5.4 Gevaarlijke plaatsen en gevaarlijke situaties
Naargelang rijkennis en lichamelijke mogelijkheden beslist
de adventure – bestuurder zelf, of een bepaald terrein door
hem kan worden bereden.
Voordat hij begint te rijden moet de bestuurder controleren,
of de banden van de adventure niet versleten of beschadigd
zijn. Ook dient de laadtoestand van de accu’s en de correcte
werking van de signaleringsinstallatie te worden nagekeken.
Deze veiligsheidscontroles en de persoonlijke rijkennis zijn
in het bijzonder van groot belang bij de volgende gevaarlijke
plaatsen en situaties, waar de adventure – bestuurder zelf de
beslissing neemt, of hij dit terrein berijdt:
– kademuren, landingsplaatsen of aanlegsteigers, wegen en
plekken aan het water, onbeveiligde bruggen en dijken;
– smalle wegen, hellingen zoals b.v. laadperrons en opritten,
smalle wegen bij een afgrond, bergwegen;
– smalle en/of steile wegen aan drukke hoofdwegen of in de
buurt van afgronden;
– met bladeren en sneeuw of ijs bedekte wegen;
– laadperrons en hefinrichtingen bij voertuigen.
!
Hellingen met een hellingpercentage van maximaal 18 %
kunnen zonder hulp van een begeleidende persoon met
de adventure worden bereden. De voorwaarden hiervoor
zijn: een goed profiel van de banden, correcte luchtdruk
in de wielen, een goede ondergrond en een belasting van
maximaal 140 kg.
Hellingen met een hellingpercentage van meer dan 18 %
mogen alleen met de hulp van een begleidende persoon
met de adventure worden bereden, waarbij eveneens
vooropgesteld wordt, dat het profiel van de banden, de
luchtdruk in de wielen, de toestand van de ondergrond
correct is en de belasting maximaal 140 kg bedraagt.
U moet ook iemand vragen om u te begeleiden
– wanneer u over stoepranden met meer dan 15 % stijging
wilt rijden
– bij het oversteken van hindernissen op hellingen
omdat hier de mogelijkheid van kantelen bestaat.
Bij het oversteken van drukke hoofdwegen, kruispunten en
spoorwegovergangen dient u voorzichtig te rijden. Steek
rails in straten of aan spoorwegovergangen nooit parallel
over, daar de wielen eventueel ingeklemd kunnen raken.
Vraag – indien mogelijk – een persoon om u te begeleiden.
Hij kan u over de straat of over de spoorwegovergang
brengen voor het geval dat de adventure plotseling stil
blijft staan (omdat b.v. de accu’s leeg zijn).
63
Bij het oprijden van laadperrons bij voertuigen dient u
zeer voorzichtig te werk te gaan. Tijdens het heffen of
neerlaten moet de adventure uitgeschakeld en de duwmodus gedeactiveerd zijn. Daardoor wordt vermeden, dat
de adventure b.v. door ongecontroleerde rijcommando’s
wegrolt. Vraag eventueel iemand u te begeleiden.
Wanneer het wegdek nat is, neemt de grip van de banden
op de ondergrond af; er bestaat dan groot gevaar voor
slippen. Pas in dit geval uw rijgedrag aan.
5.5 Bereik
Voor elke gebruiker van de adventure is de vraag naar het
bereik van het systeem van groot belang.
In het algemeen kan men zeggen, dat het bereik bij het gebruik met beide accu’s ca. 45 km zal bedragen, bij het gebruik
met slechts één accu ca. 20 km.
Dit zijn ideale waarden en hebben betrekking op vlak, geasfalteerd terrein. Afwijkingen van deze waarden kunnen zich
voordoen op grond van topografische omstandigheden, omgevingstemperatuur, de ondergrond waarop u rijdt, de druk
van de banden en het gewicht van de bestuurder.
5.6 Opslag, transport, verzending
64
5.6.1 Opslag
Mocht uw adventure langere tijd niet worden gebruikt, dan
moet u de adventure en met name de accu’s in een droge
omgeving, bij voorkeur bij kamer temperatuur (+15 °C tot
25 °C) opslaan.
Bij uitsluitende opslag zonder inbedrijfs telling moeten de
accu’s om de 2 maanden worden aangesloten op de bijgele verde alber automatische acculader en volledig worden opgeladen. U bent er dan zeker van, dat de adventure dan ook
nog goed functioneert na een langere periode van opslag.
De accu’s zijn droge cellen en wanneer deze op de juiste manier worden gebruikt, zullen deze niet uitlopen. Ze behoeven
ook geen onderhoud, met uitzondering van het volledig opladen om de 2 maanden zoals hierboven beschreven. U kunt de
accu’s het beste rechtop bewaren (zoals in inbouwpositie op
de adventure).
Verdere aanwijzingen met betrekking tot de accu’s vindt u in
hoofdstuk 1.3.
5.6.2 Transport
Uw adventure kan, zoals te zien in de voorgaande hoofdstukken, in verschillende modules gedemonteerd worden.
Hiervoor hebt u geen speciaal gereedschap nodig.
Om het onderstel te transporteren, kan men dit aan de
opnamebalk [30] optillen en op de wielen van de klapsteunen
[7] trekken of duwen.
30
7
5.6.3 Verzending
Zou u uw adventure willen verzenden, dan moet u deze in
dezelfde modules demonteren als hierboven genoemd. De
afmetingen en bagagemassa vindt u op de omslag van deze
gebruiksaanwijzing.
6 Onderhoud en recycling
6.1 Reiniging
– Alle bekledingen van de adventure kunnen nat gereinigd
worden.
– Kunststof onderdelen kunnen gereinigd worden met in de
handel gebruikelijke, niet agressieve reinigingsmiddelen.
– Onderstel en wielen kunnen in gemonteerde toestand met
behulp van een tuinslang worden gereinigd.
– Gedemonteerde wielen mogen alleen met een licht vochti-
ge doek (niet nat) worden gereinigd.
– De steekassen van de aandrijf- en stuurwielen moeten
altijd schoon zijn. U mag deze uitsluitend met een droge
doek reinigen.
– Er mogen geen stoom- of hogedrukreinigers gebruikt wor-
den.
– Gebruik uitsluitend in water verdunde, huishoudelijke
schoonmaakmiddelen – in geen geval wasbenzine of iets
dergelijks.
6.2 Onderhoud
Uw adventure is bij normaal gebruik een apparaat dat maar
weinig onderhoud behoeft. Het is wel belangrijk om regelmatig te (laten) controleren of alle onderdelen nog goed vast
zitten.
65
Uit veiligheidsoverwegingen moet om de 2 jaar een onderhoudsbeurt uitgevoerd worden. Dit moet ook gebeuren,
wanneer er geen zichtbare schade is of er geen storingen zijn
bij het functioneren. Voor onderhoudswerkzaamheden kunt
u contact opnemen met uw leverancier of de rayonleider van
alber.
6.3 Recycling
Uw adventure is een product met een lange levensduur. Na
afloop hiervan wordt de adventure door alber of door een
rayonleider van alber teruggenomen en gerecycled.
7 Houdbaarheidsgarantie en aansprakelijkheid
7.1 Houdbaarheidsgarantie
66
De houdbaarheidsgarantie voor de adventure bedraagt 24
maanden (voor accu’s 12 maanden) en begint op de dag van
aflevering van de adventure aan de koper.
Niet onder de houdbaarheidsgarantie vallen:
– onderdelen die aan slijtage onderhevig zijn
– onderhoudswerkzaamheden die noodzakelijk zijn door
dagelijks gebruik
– gebreken door natuurlijke slijtage, verkeerd gebruik, met
name veronachtzaming van de gebruiksaanwijzing
– ongevallen, beschadigingen door foutief gebruik, schade
door vuur en water, overmacht en andere oorzaken die
buiten de invloedsfeer van alber liggen
– controle van het apparaat zonder dat een defect werd aan-
getroffen
– apparaten waarvan het serienummer gewijzigd, onlees -
baar gemaakt of ver wijderd is.
Normaal gesproken gelden de Algemene Voorwaarden van
Ulrich Alber GmbH.
7.2 Aansprakelijkheid
Ulrich Alber GmbH is als fabrikant van de adventure niet
verantwoordelijk voor de veiligheid ervan, wanneer:
– de adventure niet op de juiste manier wordt gebruikt
– de adventure niet om de 2 jaar een onderhoudsbeurt krijgt
bij een erkende dealer of bij Ulrich Alber GmbH
– de adventure niet overeenkomstig de aanwijzingen in deze
gebruiksaanwijzing in gebruik werd genomen
– reparaties of andere werkzaamheden door personen wer-
den uitgevoerd, die daartoe niet gemachtigd zijn
- vreemde onderdelen gemonteerd of met de adventure
verbonden worden
– delen van de adventure gedemonteerd of omgebouwd