Invacare Adventure A10 User guide [nl]

Adventure A10 Gebruiksaanwijzing
NL
Ny! Utgift Ny! Opplag Nieuw! Oplage Ny! Oplag Nueva Edición
Inhoud
2
De belangrijkste elementen in één oogopslag 4 Belangrijke veiligheidsaanwijzing – let goed op 5 Afmetingen adventure 6
1 Standaard leveringsomvang / opties
1.1 Toebenhoren 8
1.2 Technische gegevens 9
1.3 Algemene informatie m.b.t. de gebruikte accu’s 11
2 Afzonderlijke functies op de adventure
2.1 Accu’s wegnemen 12
2.2 Accu’s aanbrengen 13
2.3 Aandrijfwielen wegnemen 14
2.4 Aandrijfwielen aanbrengen 15
2.5 Stuurwielen wegnemen 17
2.6 Stuurwielen aanbrengen 17
2.7 Beensteun wegnemen 18
2.8 Beensteun aanbrengen 19
2.9 Voetsteun omklappen 20
2.10 Bedieningspaneel aansluiten of loskoppelen 20
2.11 Accu opladen 21
2.12 Gloeilamp van de koplamp verwisselen 22
2.13 Gloeilamp van het knipperlicht verwisselen 22
2.14 Gloeilamp van het achterlicht verwisselen 23
2.15 Zekeringen verwisselen bij de accu 24
2.16 Zekeringen verwisselen bij het onderstel 24
2.17 Aanwijzing m.b.t. het koppelelement op het onderstel 25
2.18 Zitunit omklappen of compleet wegnemen (functionele en standaard zitting) 26
2.19 Zitunit plaatsen (functionele en standaard zitting) 27
2.20 Armsteun zwenken of wegnemen
2.20.1 - bij de functionele zitting 28
2.20.2 - bij de standaard zitting 28
2.21 Armsteun aanbrengen
2.21.1 - bij de functionele zitting 29
2.21.2 - bij de standaard zitting 30
2.22 Rugleuning wegnemen
2.22.1 - bij de functionele zitting 30
2.22.2 - bij de standaard zitting 31
2.23 Rugleuning aanbrengen
2.23.1 - bij de functionele zitting 32
2.23.2 - bij de standaard zitting 32
2.24 Rugleuning omklappen (alleen bij de functionele zitting) 33
2.25 Bekleding van de rugleuning ver wijderen (alleen bij de func tionele zit ting) Comfort- en standaardbekleding 33
2.26 Bekleding van de rugleuning aanbrengen (alleen bij de func tionele zit ting) Comfort- en standaardbekleding 34
2.27 Bekleding van de zitting ver wijderen (alleen bij de func tionele zit ting) Comfort- en standaardbekleding 35
2.28 Bekleding van de zitting aanbrengen (alleen bij de func tionele zit ting) Comfort- en standaardbekleding 35
2.29 Bedieningspaneel wegnemen 36
2.30 Bedieningspaneel aanbrengen 37
3 Rijden
3.1 Elektrische modus / duwmodus 38
3.2 Bekkengordel (als optie verkrijgbaar) 39
3.3 In- en uitstappen 40
3.3.1 Functionele zitting 40
3.3.2 Standaard zitting 41
3.4 Instructies voor voetsteun 41
4 Inbedrijfstelling
4.1 Afzonderlijke elementen op het 42 bedieningspaneel (overzicht)
4.2 Aan- / Uit-schakelaar 42
4.3 Display-indicaties bij inschakelen 42
4.4 Menu-instelling 43
4.5 Instelling van de snelheid 43
4.6 Wegrijdblokkering 44
4.6.1 Activeren van de wegrijdblokkering 44
4.6.2 Deactiveren van de wegrijdblokkering 44
4.7 Verlichting 44
4.8 Claxon 44
4.9 Gebruiksmodi 45
4.9.1 Instellingen door de fabriek 45
4.9.2 Keuze van de gewenste rijmodus 46
4.10 Richtingaanwijzers en waarschuwingslichten 47
4.11 Foutmeldingen op het display 47
4.12 Sturen met de joystick 56
5 Aanwijzingen m.b.t. het rijden
5.1 Veiligheid van de bestuurder 60
5.2 De eerste rijpogingen 60
5.3 Aanwijzingen voor het rijden met de adventure 60
5.4 Gevaarlijke plaatsen en gevaarlijke situaties 62
5.5 Bereik 63
5.6 Opslag, transport, verzending 64
5.6.1 Opslag 64
5.6.2 Transport 64
5.6.3 Verzending 64
3
6 Onderhoud en recycling
6.1 Reiniging 65
6.2 Onderhoud 65
6.3 Recycling 65
7 Houdbaarheidsgarantie en aansprakelijkheid
7.1 Houdbaarheidsgarantie 66
7.2 Aansprakelijkheid 66
8 Trefwoordenregister 67
De belangrijkste elementen in één oogopslag
Hierbij a.u.b. de overzichtstekening in de bijlage uitklappen
4
1 Accu-ontgrendeling 2 Accu 3 Afdekkap 4 Contactbehuizing 5 Fixeerstang voor de accu 6 Steunplaat 7 Klaps teun 8 Uitwerper 9 Aandrijfwiel 10 Wielophanging aandrijfwiel 11 Markering wiel 12 Markering wielophanging 13 Vergrendeling s tuurwiel 14 Stuur w iel 15 Wielophanging stuurwiel 16 Vergrendeling van de beensteun 17 Beensteun 18 Opname beensteun 19 Geleiding beensteun 20 Aansluitbus bedieningspaneel 21 Aansluitstekker bedieningspaneel 22 Kap oplaadbus 23 Stekker oplaadapparaat 24 Oplaadbus 25 Accuzekering 26 Beschermklep voor zekeringenvak 27 Beschermklep koppelelement 28 Beveiligingsstang zitting 29 Opname zitting 30 Opnamebalk onderstel 31 Vergrendeling armsteun 32 Armsteun 33 Opname armsteun functionele zitting 34 Stergreep armsteun 35 Opname armsteun standaard zitting 36 Vergrendeling van de rugleuning 37 Steunbalk rugleuning
38 Rugleuning 39 Stergreep rugleuning 40 Opname rugleuning 41 Rollen rugleuning 42 Geleidingsrail 43 Geleiding rugleuning 44 Klittebandsluiting voor bekleding rugleun ing 45 Bekleding rugleuning 46 Rugleuningvorm 47 Klittebandsluiting voor bekleding zitting 48 Bekleding van de zit ting 49 Zittingvorm 50 Houder voor bedieningspaneel 51 Kabelklemmen 52 Vergrendeling bedieningspaneel 53 Bedieningspaneel 54 Opname bedieningspaneel 55 Draaipen van bedieningspaneel 56 Hendel (remactivering) 57 Display bedieningspaneel 58 Aan-/Uit-schakelaar adventure 59 Menubesturing 60 Instelwiel voor snelheidsinstelling 61 Wegrijdblokkering 62 Joystick 63 Aan-/Uit-schakelaar verlichting 64 Claxon 65 Toets Gebruiksmodi 66 Toets Richtingaanwijzer links 67 Toets Richtingaanwijzer rechts 68 Displayaanduiding voor laadtoestand 69 Displayaanduiding voor gebruiksmodus 70 Magneetsleutel 71 Bekkengordel 72 Houder van de bekkengordel 73 Voetsteun
Belangrijke veiligheidsaanwijzing – let goed op!
!
De adventure mag om veiligheidsredenen alleen gebruikt worden door personen die:
– geleerd hebben hoe ze met de adventure om moeten gaan – lichamelijk en geestelijk in staat zijn de adventure in alle
mogelijke situaties veilig te besturen.
De instructies voor het bedienen van de adventure horen bij de levering en worden gegeven na een af spraak door uw dealer of een rayonleider van alber. U hoef t hier niets extra voor te betalen. Voelt u zich dan nog niet zeker bij de bediening van uw ad- venture, neem dan a.u.b. contact op met het service center in Duitsland (telefoon 0049-800-9096-250) of neem contact op met uw dealer.
Let ook op het door ons aangegeven maximale stijgvermo­gen. Dit mag in geen geval overschreden worden.
De rij- eigenschappen van de adventure kunnen beïnvloed worden door elektromagnetische velden. Deze kunnen worden veroorzaakt door mobiele telefoons of ande­re apparatuur die dergelijke stralen veroorzaakt. Bovendien kan de adventure zelf storingen van elektromagnetische velden veroorzaken.
De adventure moet bij inbedrijfstelling van een mobiele te­lefoon of soortgelijk toestel eerst op veilig terrein worden uitgeschakeld. Ook moet men vermijden, om in de buurt van elektrische stoorvelden te rijden.
5
Dit product is geleverd door een milieubewuste fabrikant die volledig voldoet aan de richtlijnen van de Electrical and Electronic Equipment (WEEE) Directive 2002/96/CE. Dit product kan stoffen bevatten die schadelijk zijn voor het milieu wanneer deze niet volgens de richtlijnen worden afgevoerd.
Het “container symbool“ geeft aan dat u wordt verzocht het product te recyclen wanneer mogelijk. Neem alstublief t uw verant woordelijkheden en recycle dit product via een erkend reclyclingbedrijf aan het eind van het gebruiksleven.
Afmetingen adventure
6
68 cm
Totale breedte, rijklaar
Totale lengte en hoogte, rijklaar
98 cm
(2)
93 cm (83,5 cm)*
111 cm
58-60 cm
1) afhankelijk van de hoekinstelling van de beens teun
2) afhankelijk van de ingestelde hoogte van de rugleuning
(1)
Afmetingen onderstel (zonder zitunit)
1) Bovenkant zittingbevestiging
(1)
44 cm
Bagagemassa zit ting van boven gezien (breedte)
29 cm
36 cm
* Tussen haakjes staan de afmetings van de Adventure rol­stoel met korte bogie.
Bagagemassa onderstel (zonder wielen, met klapsteunen)
27 cm
7
93 cm (82,5 cm)*
62 cm (60 cm)*
45 cm
* Tussen haakjes staan de afmetings van de Adventure rol­stoel met korte bogie.
1 Standaard leveringsomvang / opties
1.1 Toebehoren
8
Het complete accessoirepakket kunt u in het Internet vinden in: www.adventure-news.de
– Achteruitkijkspiegel – Bagagedrager – Bekkengordel – Bekkenkussen – Beschermbeugel voor bedieningsapparaat – Besturing door een begeleider – Duwhandgrepen – Externe in-/uit-knop – Externe laadbus – Hoofsteun – Houder voor speciale rugsteun – Kuitsteun – Middensturing – Oplaadadapter voor accu’s – Pelotten – Schuimstofbal voor joystick – Spatbord voor de wielen (voor en achter) – Steun voor handpalm – Stokhouder – T-greep voor joystick – Therapietafel – Tilmechanisme voor het nemen van stoepranden – Veiligheidssysteem voor transport in auto – Verlichtingsset – Voetengordel – Zijtas – Zithoekverstelling mechanisch – Zithoogteuitbreiding – Zwenkarm voor bedieningsapparaat
1.2 Technische gegevens
Version 6 km/uur 10 km/uur 12 km/uur Opmerkingen
Afmeting stuurwiel 75 / 70 – 6 (diameter 26 cm, breedte 7,5 cm) Max. luchtdruk: 3,5 BAR (50 PSI), aanbe­ volen luchtdruk 2,5 BAR (36 PSI)
Afmeting aandrijf wiel 90 / 70 – 10 (diameter 37 cm, breedte 10 cm)
Maximumsnelheid 6 km/uur 10 km/uur 12 km/uur
Remsysteem foucaultrem met energieterugwinning, elektromagnetische veerkracht rem (handrem)
Vrije ruimte 17 cm
Draaicirkel 88 cm (64 cm zonder voetsteunen)
Stijgvermogen bij 140 kg laadvermogen
lange bogie 18 % 18 % 18 %
korte bogie 10 % 10 % 10 %
Soort motoren gelijkstroommotoren zonder koolborstels, geïntegreerd in de wielnaaf
Soort drijfwerk tweetraps planeetwieldrijfwerk, onderhoudsvrij
Draaimoment van wiel 50 Nm 40 Nm 40 Nm max. draaimoment van wiel
Nominaal vermogen per motor 110 Watt 183 Watt 220 Watt
Piekvermogen per motor 475 Watt 620 Wat t 750 Watt
Werkspanning 24 Volt
Accupacks lood-gel, onderhoudsvrij, beveiligd Mogen per luftvracht tegen uitlopen, 24 Volt / 44 A volgens DOT en IATA worden vervoerd
Automatische acculader
Bereik (22 Ah) ca. 20 km Niet mogelijk Niet mogelijk
Bereik (44 Ah) ca. 45 km* ca. 45 km* ca. 45 km*
Maximaal laadvermogen 140 kg
Totaal gewicht (leeg met standaard zitting) lange bogie 96,7 kg korte bogie 96,4 kg
6 ampère laadstroom, met automatische uitschakeling en behoud van lading
9
Maximale hoogte van de hindernis lange bogie Zonder hulpmiddel voor het nemen van Het hulpmiddel is te randen max. 7 cm; met hulpmiddel 12 cm verkrijgen als accessoire
korte bogie maximaal 5 cm De montage van hulpmiddel voor het nemen van randen niet mogelijk
10
Gewicht van de afzonderlijke componenten
Version 6 km/uur 10 km/uur 12 km/uur Opmerkingen
Accupack 14,6 kg
Aandrijfwiel 11,2 kg
Stuurwielen met vork 2,3 kg
Onderstel 26,2 kg
Zitunit 14,3 kg
Acculader 1,1 kg
Toegestaan totaal gewicht 255 kg
Afmetingen
Totale lengte rijklaar (met klapsteunen) 111 cm Afhankelijk van de hoekinstelling van de beensteunen
Totale breedte rijklaar 68 cm
Power-Base (zonder zit ting) lange bogie 93 cm Gemeten klapsteunen en voorwie len buiten korte bogie 83,5 cm
Bagagemassa zitunit (H x B x D) 36 cm x 50 cm x 60 cm Gedemonteerd, ge­ meten met stan daard zit ting, ZB 44 cm
Bagagemassa zitunit Zonder voor- en ach (H x B x D) ter wielen, met klapsteunen lange bogie 27 cm x 62 cm x 93 cm korte bogie 27 cm x 60 cm x 82,5 cm
Gebruikstemperatuur Omgevingstemperatuur (ca. –25 °C / +50 °C)
Fabrieksgarantie 2 jaar op het hele voertuig (behalve op slijtonderdelen), accu’s 6 maanden
*Het bereik is afhankelijk van het terrein waarop wordt gereden, en de omstandigheden waaronder wordt gereden. Bij optimale rij-omstandigheden (vlak terrein, net opgeladen accu’s, omgevingstem­peratuur van 20 °C, gelijkmatige rijstijl enz.) kunnen de vermelde bereiken gehaald worden.
De adventure voldoet aan de EG-richtlijn voor medische produc ten 93/42/ EEG, alsook aan 8 9/366/ EEG elektromagnetische verdraagzaamheid.
Veranderingen in techniek en ontwerp i.v.m. de nieuwste ontwikkelingen voorbehouden.
Acculader
Technische aanwijzingen en instructies zijn vermeld in de handleiding bij de acculader.
1.3 Algemene informatie over de gebruikte accu’s
De accu’s van uw adventure zijn onderhoudsvrij en kunnen weer worden opgeladen. De levensduur van de accu’s is in belangrijke mate afhankelijk van de oplaad-/ontlaadcycli. Door het juiste onderhoud van de accu’s (bijladen) verlengt u de levensduur ervan. De laadtoestand van de accu wordt continu gecontroleerd door de ingebouwde elektronica en deze voorkomt bij juist gebruik volledige ontlading.
– Vermijd een volledige ontlading van de accu. Laad de accu
van de adventure daarom na elke gedeeltelijk ontlading opnieuw op, dus na ieder gebruik.
– Loodaccu’s ontladen zichzelf. Daarom moet de accu van de
adventure – indien mogelijk – steeds aangesloten zijn op de alber-acculader. Door de automatische oplaadinrich­ting, die na het opladen van de accu automatisch overscha­kelt op het behouden van de lading, is het niet mogelijk om de accu’s te overladen.
– Blijven loodaccu’s gedurende langere tijd liggen (zonder
ze op te laden), dan treedt er capaciteitsverlies op. Nadat u de accu echter enkele keren weer heeft opgeladen en ontladen, staat de volledig capaciteit weer ter beschikking.
– Bij verkeerd gebruik van de accu kan een elektrolyt vloei-
stof uitlopen. Hierdoor kunt u letsel oplopen aan de huid of kan er beschadiging aan uw kleding ontstaan.
11
– Komen huid of ogen in aanraking met het elektroly t, dan
moet u onmiddellijk spoelen met schoon water en direct contact opnemen met een arts.
– Accu nooit in aanraking laten komen met vuur of de accu
verbranden. Dit zou tot explosie van de accu kunnen lei­den.
– Accu niet kortsluiten. Een kortsluiting veroorzaakt zeer
hoge stromen, die de accu of de adventure zouden kunnen beschadigen. Wanneer de accu niet meer bruikbaar is, wordt deze door alber of door een alber-leverancier terug­genomen voor een vakkundige recycling.
De accu’s van uw adventure kunnen in elke positie ont­laden en geladen worden. Ze zijn net zo veilig als droge cellen en mogen per luchtvracht volgens DOT en IATA worden vervoerd.
12
2 Afzonderlijke functies op de adventure
Uw adventure is een compact opgebouwd voertuig. Af zon­derlijke functies en onderhoudsfuncties kunnen met enkele handelingen en nagenoeg zonder gereedschap worden uitge­voerd.
Enkele van de afgebeelde bedieningselementen kunnen in de navolgende afbeeldingen afwijken van uw adventure, aange­zien deze wordt aangeboden voor zowel links- als rechtshan­digen en derhalve de diverse bedieningselementen aan de
58
andere kant kunnen zitten.
2.1 Accu’s wegnemen
De onderstaande aanwijzingen gelden voor gebruik met één alsook met twee accu’s.
Õ
– Schakel de adventure uit door op de aan/uit-schakelaar
[58] op het bedieningspaneel te drukken (zie hfds t. 4.2).
– Klap de zitting om (zie hfdst. 2.18).
– Duw de ontgrendeling van de accu [1] aan de zijkant naar
beneden.
– Neem de accu’s [2] weg.
1
Õ
2
2.2 Accu’s aanbrengen
De onderstaande aanwijzingen gelden zowel voor het gebru­ik met één alsook met t wee accu’s.
– Klap de zitting om (zie hoofdstuk 2.18).
– Breng de afdekkap [3] op de contactbehuizingen [4] aan.
Õ
3
4
Bij rijden met slechts één accu: plaats de afdekkap [3] op de rechter contactbehuizing [4].
– Plaats de accu in het midden van de adventure
– Bij rijden met 2 accu’s:
Plaats de afdekkap [3] op de middelste contactbehuizing
[4].
13
Õ
Õ
3
4
– Duw de ontgrendeling van de accu [1] aan de zijkant naar
beneden.
– Plaats één accu [2] aan de linkerkant, de andere accu [2]
plaatst u aan de rechterkant van de fixeerstang [5].
– Alternatief (gebruik met slechts één accu): Plaats de accu [2] in het midden van de fixeerstang [5].
1
– Wanneer u de accu’s op de juiste manier plaatst, vallen
deze automatisch in de contactbehuizingen. Is dit niet het geval, dan moet u de accu’s op de fixeerstang [5] naar links resp. rechts verschuiven.
5
2
14
– Trek de ontgrendeling [1] naar boven.
– Schakel de adventure weer in door op de aan/uit-scha kelaar [58] van het bedieningspaneel te drukken.
!
De afdekkap zorgt ervoor, dat er geen vocht in de betref­fende contactbehuizing kan binnendringen. Gebruik de adventure daarom nooit, voordat u de afdekkap op de juiste manier heeft aangebracht.
2.3 Aandrijfwielen wegnemen
– Schakel de adventure uit door op de aan/uit-schakelaar
[58] van het bedieningspaneel te drukken.
– Klap de steunplaten [6] op de twee klapsteunen [7] naar
beneden.
– Ga met één voet tegen de steunplaat [6] aan de rechterkant
7
6
staan (voorkomt wegglijden).
– Houd met twee handen het wiel vast en trek de adventure
tegelijkertijd naar achteren en naar boven.
– De rechterkant van het onderstel staat nu op de steunplaat
[6], het wiel staat vrij.
– Herhaal de handeling aan de linkerkant.
– Trek met één hand de uit werper [8] naar achteren en til
tegelijkertijd met de andere hand het wiel aan de velg iets omhoog. De aandrijf wielen [9] worden nu uit de wielo­phangingen [10] gedrukt.
– Trek de wielen [9] helemaal uit hun wielophangingen [10]
en leg deze weg.
8
15
Õ
!
Õ
10
9
Leg de wielen nooit op hun steekassen. De wielen mogen nooit vochtig schoongemaakt worden als ze eraf zijn gehaald, aangezien via de stekkers vocht in de elektronica kan komen.
2.4 Aandrijfwielen aanbrengen
– Controleer of de remhendel tegen het onderstel ligt (zie
hoofdstuk 3.1), aangezien de wielen er anders niet opge­stoken kunnen worden.
12 11
– Zet de adventure, indien dit nog niet is gebeurd, op de
twee steunplaten [6] (zie hoofdstuk 2.3).
– De markering van het wiel [11] moet overeenkomen met de
markering van de wielophanging [12].
16
– Schuif de aandrijfwielen [9] helemaal in de wielophangin -
gen [10] .
– Klap de steunplaten [6] weer in.
– Let op een veilige verankering van de steunplaten [6] in
11
12
6
ingeklapte toestand.
!
!
6
Indien de aandrijfwielen [9] niet helemaal in de wielophan­gingen [10] zijn verankerd, krijgt u een waarschuwingsmel­ding op het display van het bedieningspaneel. Bovendien hoort u een akoestisch waarschuwingssignaal.
Controleer altijd de steekassen en de wielophanging op het onderstel op vuil, voordat u de wielen erop steekt. Vuile steekassen kunnen leiden tot vastklemmen van de steekverbinding.
2.5 Stuurwielen wegnemen
– Zet de wielen in rijrichting.
17
!
13
Õ
– Til de adventure aan die kant op waarvan u het wiel wilt
wegnemen.
– Druk met de andere hand op de vergrendeling [13] die zich
binnen de wielvork bevindt.
– Trek bij ingedrukte vergrendeling [13] het stuur wiel uit de
ophanging.
– Leg het s tuur wiel [14] weg.
– Herhaal de handeling aan de andere kant.
Õ
14
Let er altijd op, dat de steekassen van de wielen niet wor­den beschadigd bij het wegnemen van de wielen.
2.6 Stuurwielen aanbrengen
– Til de adventure aan die kant op waar u het wiel wilt aan-
15
13
14
brengen.
– Neem het stuurwiel [14] in de andere hand, druk op de ver-
grendeling [13] en plaats de wielas in de ophanging [15].
18
!
– Controleer door meermaals aan het stuur wiel [14] te draai-
en of dit op de juiste manier in de ophanging [15] vastzit en er niet vanzelf kan uitvallen.
– Herhaal bovens taande handelingen aan de andere kant.
Controleer voordat u de wielen erop steekt altijd of de – teekassen en de ophanging op het onderstel niet vuil zijn. Vuile steekassen kunnen leiden tot vastklemmen van de steekverbinding.
2.7 Beensteun wegnemen
Õ
– Druk de vergrendeling [16] naar boven en zwenk tegelijker-
tijd de beensteun [17] circa 90 graden naar boven.
– Trek de beensteun [17] uit de opname [18]
16
18
17
2.8 Beensteun aanbrengen
– Schuif de geleiding [19] van de beensteun in de opname
[18]
– Klap de beensteun [17] naar beneden; de vergrendeling
geschiedt dan automatisch.
19
Õ
19
18
17
20
2.9 Voetsteun omklappen
– Het voorste gedeelte van de beensteun [73] kan, zoals
getoond in de tekening, indien nodig omgeklapt worden.
73
2.10 Bedieningspaneel aansluiten of loskoppe­len
De aansluitbus [20] van het bedieningspaneel bevindt zich naargelang de uitvoering van uw adventure aan de linker of rechter voorkant onder de zit ting.
– Schuif de stekker [21] van het bedieningspaneel voorzich-
tig in de aansluitbus [20] op de adventure.
– De verbinding met het bedieningspaneel komt automatisch
tot stand.
20
21
!
20
– Wanneer u het bedieningspaneel van de adventure wilt
loskoppelen, hoef t u alleen de stekker [21] van het bedie­ningspaneel uit de aansluitbus te trekken.
21
De markeringen van de aansluitbussen [20] en van de stek­ker [21] moeten met elkaar in één lijn liggen.
21
2.11 Accu opladen
De oplaadbus bevindt zich naargelang de uitvoering van uw
adventure aan de linker of rechter voorkant onder de zitting.
!
– Zwenk de kap [22] op de oplaadbus opzij.
– Schuif de stekker [23] van de oplader voorzichtig in de
oplaadbus [24]
– Sluit de oplader aan op een s topcontact.
22
23 24
Neem goed nota van de aanwijzingen in de gebruiksaan­wijzing bij de acculader.
22
6 V / 24 W
Õ
K16439F1
2.12 Gloeilamp van de koplamp verwisselen
– Schakel de adventure met het bedieningspaneel uit.
– Draai de schroef aan de voorkant van de lamp los en verwijder deze.
– Vervang de kapotte gloeilamp door een nieuwe.
– Voeg de twee helften van de lamp weer samen en schroef
deze vast.
!
Let erop, dat u tijdens de montage van de lamp geen kabel inklemt.
2.13 Gloeilamp van het knipperlicht vervangen
– Schakel de adventure met het bedieningspaneel uit.
– Draai de twee schroeven aan de onder- en bovenkant van
het knipperlicht los en ver wijder deze.
– Vervang de defecte gloeilamp door een nieuwe.
– Schroef het knipperlicht weer vast aan de houder.
23
12 V / 18 W K15608-n9J
!
Õ
Let op, dat u tijdens de montage van het knipperlicht geen kabels inklemt.
2.14 Gloeilamp van het achterlicht verwisselen
– Schakel de adventure met het bedieningspaneel uit.
– Trek de beide achterlichthelf ten uit elkaar.
– Verwissel de kapotte gloeilamp door een nieuwe.
!
12 V / 5 W E1 2FW
– Plaats het rode kunststof kapje weer op de kunststof hou-
der
Let erop, dat tijdens de montage van het achterlicht geen kabels worden ingeklemd.
24
2.15 Zekeringen verwisselen bij de accu
– Schuif de zekering [25], die zich aan de voorkant van de
accubehuizing bevindt, uit de behuizing.
– Neem een nieuwe zekering [25] van hetzelfde type en
plaats deze.
25
!
25
Open nooit de behuizing van de accu’s zelf. Mocht de zekering binnen korte tijd meermaals kapot gaan, neem dan a.u.b. contact op met het alber service center.
2.16 Zekeringen verwisselen bij het onderstel
– Verwijder beide accu’s van het onderstel, indien dit nog
niet is gebeurd (zie hoofdstuk 2.1).
– Open de beschermklep [26] aan de achterkant van het
onderstel met behulp van een schroevendraaier.
– Verwijder de kapotte zekering.
26
– Plaats een nieuwe zekering van hetzelfde t ype.
20A 3A 1A 7,5A
– Sluit de beschermklep [26] weer en draai de schroef stevig
vast.
!
F3 F4 F5 F6
F2
F1
40A
40A
– Plaats de accu’s weer op het onderstel (zie hoofdstuk
„Accu’s aanbrengen“).
Voordat u de zekering ver wisselt, moet u altijd beide accu’s van het onderstel verwijderen. Mocht de zekering binnen korte tijd meermaals kapot gaan, neem dan a.u.b. contact op met het alber service center.
2.17 Aanwijzingen m.b.t. het koppelelement op het onderstel
25
!
27
Op het onderstel van de adventure bevindt zich een kop­pelelement. Uw leverancier van medische hulpmiddelen kan met behulp van dit koppelelement verschillende extra elementen, zoals een elek trische zittingverstelling e.d., aansluiten. De op het koppelelement aanwezige bescherm­kap [27] mag niet verwijderd worden, aangezien er anders schade kan ontstaan aan de daaronder gelegen contacten.
26
2.18 Zitunit omklappen of compleet wegnemen (functionele en standaard zitting)
– Duw de beveiligingsstang [28] naar boven. Deze bevindt
zich boven de accu’s aan het onderstel.
– Klap de complete zitunit naar voren.
– Mocht u dat willen, dan kan de complete zitunit ook hele-
maal worden weggenomen.
28
!
Wordt de zitunit compleet weggenomen, dan moet u eerst de aansluitstekker [21] van het bedieningspaneel trekken (zie ook hoofdstuk 2.10).
2.19 Zitunit aanbrengen (functionele en standaard zitting)
– Houd de zitunit in een hoek van circa 45 graden boven het
onderstel.
– Schuif de opname [29] op de zitunit in de opnamebalk [30]
op het onderstel.
27
29
30
29
30
– Klap de gehele zitunit naar beneden, waarbij deze dan
automatisch met het onderstel wordt vergrendeld.
– Controleer of de vergrendeling correc t is. De zitunit mag
niet zonder ontgrendeling (zie hoofdstuk 2.19) van het onderstel loskomen.
– Sluit het bedieningspaneel weer aan (zie hoofdstuk 2.10).
2.20 Armsteun zwenken of wegnemen
28
32
33
31
2.20.1 Functionele zitting
– Trek aan de vergrendeling [31] aan het onderste uiteinde
van de armsteun.
– Klap tegelijkertijd de armsteun [32] naar achteren.
– De armsteun kan (omgeklapt) op de adventure blijven
zitten, maar kan ook helemaal worden weggenomen.
– Wordt de armsteun weer in de uitgangspositie terugge-
klapt, dan klikt deze automatisch in de opname [33] vast.
!
Wordt de armsteun [32] met het bedieningspaneel ver­wijderd, dan moet u eerst de aansluitstekker [21] van het bedieningspaneel uittrekken (zie hoofdstuk 2.10)
2.20.2 Standaard zitting
– De armsteun op de standaard zitting kan niet worden ge-
zwenkt, maar alleen volledig worden weggenomen.
– Draai de stergreep [34] op de armsteun [32] los.
– Trek de armsteun [32] uit de opname [35] en leg deze weg.
34
29
35
32
!
Wordt de armsteun [32] met het bedieningspaneel ver­wijderd, dan moet u eerst de aansluitstekker [21] van het bedieningspaneel uittrekken (zie hoofdstuk 2.10).
2.21 Armsteun aanbrengen
2.21.1 Functionele zitting
32
33
– Schuif de armsteun [32] in de opname [33].
– Kantel de ingeschoven armsteun [32] naar voren tot deze
32
in de opname [33] vastklikt.
– Sluit eventueel het bedieningspaneel weer aan (zie hoof-
dstuk 2.10).
33
2.21.2 Standaard zitting
30
– Schuif de armsteun [32] in de opname [35].
– Draai de stergreep [34] stevig vast.
– Sluit eventueel het bedieningspaneel weer aan (zie hoofdstuk 2.10).
35
32
34
2.22 Rugleuning wegnemen
2.22.1 Functionele zitting
– Druk de vergrendeling van de rugleuning [36] met één
hand naar beneden.
– Trek tegelijkertijd met de andere hand aan de steunbalk
[37] de hele rugleuning naar boven.
37
36
– Verwijder de rugleuning [38].
!
31
38
Let er altijd op, dat de geleidingsrollen niet vuil of bescha­digd zijn.
2.22.2 Standaard zitting
– Draai de vier stergrepen [39] los en verwijder deze.
– Trek aan de steunbalk [37] de hele rugleuning [38] naar
boven.
!
40
39
37
39
– Verwijder de rugleuning [38] .
– Schroef de stergrepen [39] aan de opname [40] vast, zodat
deze niet kwijt raken.
Let bij het wegnemen van de rugleuning op de posities van de gaten waarin de stergrepen zijn geschroefd. Wanneer u de rugleuning weer terugplaatst, moet u erop letten, dat de stergrepen weer in dezelfde gaten komen te zitten, anders verandert de positie van de rugleuning.
2.23 Rugleuning aanbrengen
32
2.23.1 Functionele zitting
– Schuif de rollen [41] van de rugleuning in de geleidingsrails
[42] .
– Laat de rugleuning [38] helemaal in de geleidingsrails [42]
glijden.
– De rugleuning [38] klikt bij het bereiken van de eindpositie
automatisch vast.
38
41
42
!
2.23.2 Standaard zitting
– Schuif de rugleuning [38] in de opname [40].
– Schroef de rugleuning [38] met de stergrepen [39] aan de
opname [40].
38
40
39
39
Schroef de rugleuning weer in die positie vast waarin deze voorheen bij het wegnemen ook heeft gezeten (let op de positie van de gaten).
2.24 Rugleuning omklappen (alleen bij functionele zitting)
33
38
– Druk de vergrendeling van de rugleuning [36] met één
hand naar beneden.
37
43
42
36
– Trek tegelijkertijd met de andere hand aan de steunbalk
[37] de volledige rugleuning zover naar boven tot de gelei­ding [43] uit de geleidingsrail [42] steekt.
– Klap de rugleuning [38] om.
– Om de rugleuning [38] weer in de uitgangspositie terug te
brengen, schuift u deze weer in de geleidingsrail [42].
De rugleuning klikt dan automatisch vast.
2.25 Bekleding van de rugleuning verwijderen (alleen bij functionele zitting) Comfort- en standaardbekleding
45
– Maak de klittebandsluiting [44] los die aan de bovenkant
van de bekleding van de rugleuning zit.
34
– Verwijder de bekleding van de rugleuning [45].
44
45
2.26 Bekleding van de rugleuning aanbrengen (alleen bij functionele zitting) Comfort- en standaardbekleding
45
46
– Schuif de bekleding van de rugleuning [45] op de juiste
manier op de rugleuningvorm [46].
– Druk de bekleding van de rugleuning [45] tegen de rugleu-
ningvorm [46], waarbij deze reeds vastgehouden wordt door de klittebandsluitingen
– Trek de klittebandsluiting [44], die zich aan de bovenkant
44
van de bekleding bevindt, over de bovenkant van de rug­leuningvorm.
– Druk de klittebandsluiting [44] tegen de rugleuningvorm.
2.27 Bekleding van de zitting verwijderen (alle­en bij functionele zitting) Comfort- en standaardbekleding
– Maak de klittebandsluiting [47] los, die zich aan de voors te
onderkant van de bekleding van de zitting bevindt.
35
47
48
– Verwijder de bekleding van de zitting [48].
2.28 Bekleding van de zitting aanbrengen (alle­en bij de functionele zitting) Comfort- en stand­aardbekleding
– Leg de bekleding van de zitting [48] op de juiste manier op
48
49
47
de zittingvorm [49].
– Druk de bekleding van de zitting [48] tegen de zittingvorm
[49], waarbij deze reeds vastgehouden wordt door de klit­tebandsluitingen.
– Trek de klittebandsluiting [47], die zich aan de voorkant van
de bekleding van de zit ting bevindt, over de voorkant van de zittingvorm.
– Trek de klittebandsluiting [47] tegen de onderkant van de
zittingvorm.
36
2.29 Bedieningspaneel wegnemen
– Trek eerst, indien dit nog niet is gebeurd, de stekker van
het bedieningspaneel uit de aansluitbus op het onderstel (zie hoofdstuk 2.10).
– Maak beide klemmen [51] die zich aan de zijkant van de
houder [50] bevinden, los en ver wijder deze.
50
51
51
53
52
54
– De kabel van het bedieningspaneel die zich binnen de hou-
der [50] bevindt, ligt nu vrij.
– Trek de vergrendeling [52] onder het bedieningspaneel [53]
naar achteren.
– Haal het bedieningspaneel [53] uit de opname [54] en leg
dit weg.
2.30 Bedieningspaneel aanbrengen
– Trek de vergrendeling [52] naar achteren.
– Breng de draaipennen [55] op het bedieningspaneel in de
opnamen [54] op de armsteun.
37
55
55
54
52
53
52
51
50
– Schuif de vergrendeling [52] naar voren.
– Het bedieningspaneel [53] moet nu onbeweeglijk verbon-
den zijn met de houder [50].
– Leg de kabel van het bedieningspaneel in de groef aan de
onderkant van de houder [50].
– Schuif de klemmen [51] in hun opnamen in de houder [50].
– Sluit het bedieningspaneel aan op het onderstel (zie hoofdstuk 2.10).
3 Rijden
3.1 Elektrische modus / duwmodus
38
!
De hendel [56] voor het mechanisch activeren / deactiveren van de elektromechanische rem bevindt zich naargelang de uitvoering van uw adventure aan de linker of rechter voor­kant van het onderstel. Wanneer de elektrische aandrijving is uitgeschakeld, kan de adventure door deactiveren van de rem in de duwmodus worden geschakeld.
Elektrische aandrijving
– Ligt de hendel [56] tegen het onderstel aan, dan is de elek-
trische aandrijving van de adventure geactiveerd.
De beide aandrijfwielen kunnen via het bedieningspaneel
worden bestuurd.
56
Bij geactiveerde elektrische aandrijving kan de adventure bij hellingen tot een neiging van maximaal 18 % worden geparkeerd. De aandrijfwielen blokkeren vanzelf, zodat aanbrengen van een extra rem niet noodzakelijk is.
!
!
Duwmodus
– Om de duwmodus van de adventure te activeren, moet
u de adventure uitschakelen en de hendel [56] van het onderstel wegschuiven.
– In deze positie zijn de remmen gedeactiveerd, zodat de
adventure door een begeleider geduwd kan worden.
5656
In de duwmodus mag de adventure alleen op een vlak ter­rein worden geparkeerd, aangezien de elektromechanische rem gedeactiveerd is. De hendel [56] kan in geval van nood door een lichte druk naar voren ingedruk t worden, zodat de rem in werking treedt en de adventure onmiddellijk tot stilstand wordt gebracht.
Wanneer de elektrische aandrijving is ingeschakeld en de rem is gedeactiveerd (hendel [56] naar achteren getrokken) klink t er een waarschuwingssignaal. Bovendien knippert het remsymbool op het display van het bedieningspaneel. In deze positie wordt de adventure door de elektrische aandrijving geremd; u kunt dan niet rijden.
3.2 Bekkengordel (als optie verkrijgbaar)
Als optie verkrijgbaar is een bekkengordel [71] van alber, die ook op een later tijdstip door uw leverancier aan de adventure kan worden aangebracht.
71
72
Functionele zitting
De houder [72] van de bekkengordel is vast verbonden met de functionele zitting.
39
72
Standaard zitting
De houder [72] van de bekkengordel wordt met behulp van de stergrepen [39] aan de rugleuning vastgeschroefd. Wordt de rugleuning weggenomen (hoofdstuk 2.22.2) en aansluitend opnieuw aangebracht (hoofdstuk 2.23.2), moet ook de houder [72] van de bekkengordel weggenomen resp. opnieuw aangebracht worden.
72
39
3.3 In- en uitstappen
40
3.3.1 Functionele zitting
Instappen in de adventure
– Plaats de adventure zo dicht mogelijk bij uw stoel (vraag of
iemand u kan helpen indien dit nodig mocht zijn).
– Controleer of de adventure is uitgeschakeld.
– Controleer of de adventure in de elektrische modus staat
(zie hoofdstuk 3.1).
31
– Trek aan de vergrendeling [31] aan het onderste uiteinde
van de armsteun.
– Klap tegelijkertijd de armsteun [32] naar achteren (de arm-
steun kan (omgeklapt) op de adventure blijven zitten, maar kan ook helemaal worden weggenomen).
!
– Ga in de adventure zitten.
– Klap de armsteun [32] weer terug in de uitgangspositie
(deze klik t vanzelf vas t).
Wordt de armsteun [32] met het bedieningspaneel ver­wijderd, dan moet u eerst de aansluitstekker [21] van het bedieningspaneel uittrekken (zie hoofdstuk 2.10) Beschikt u niet over voldoende spierkracht, dan is het ver­standig om bij het instappen iemand te vragen die u kan helpen. Gebruik indien mogelijk een glijplank.
Uitstappen uit de adventure
– Plaats de adventure zo dicht mogelijk bij uw stoel.
– Schakel de adventure uit.
– Zet de adventure in de elektrische modus (zie hoofdstuk
3.1).
– Trek aan de vergrendeling [31] aan het onderste uiteinde
van de armsteun.
– Klap tegelijkertijd de armsteun [32] naar achteren (de arm-
steun kan (omgeklapt) op de adventure blijven zitten, maar kan ook helemaal worden weggenomen).
– Verlaat de adventure.
– Klap de armsteun [32] weer terug in de uitgangspositie
(deze klik t vanzelf vas t).
41
!
Wordt de armsteun [32] met het bedieningspaneel ver­wijderd, dan moet u eerst de aansluitstekker [21] van het bedieningspaneel uittrekken (zie hoofdstuk 2.10). Beschikt u niet over voldoende spierkracht, dan is het ver­standig om bij het uitstappen iemand te vragen die u kan helpen. Gebruik indien mogelijk een glijplank.
3.3.2 Standaard zitting
Het in- en uitstappen bij uw adventure vindt in principe plaats zoals beschreven in hoofdstuk 3.3.1. Bij de standaard­zitting kan de armsteun echter niet worden omgeklapt, maar moet helemaal worden weggenomen. Lees hiervoor a.u.b. hoofdstuk 2.20.2 en 2.21.2.
3.4 Instructies voor voetsteun
Wanneer de adventure zonder rolstoelgebruiker wordt voort­bewogen, dient de voetsteun te worden omgeklapt, daar
anders spatbord en wielen er tegenaan schuren.
4 Inbedrijfstelling
4.1 Afzonderlijke elementen op het bedienings­paneel (overzicht)
42
Alle functies van uw adventure worden centraal via het be­dieningspaneel [53] gestuurd, het gaat hierbij om de volgende bedieningselementen:
57
63
64
65
53
66 67
58
59
60 61
62
– [57] Display
– [58] Aan-/uit-schakelaar
– [59] Menubesturing
– [60] Instelwiel voor de instelling van de maximumsnelheid
– [60] Wegrijdblokkering
– [62] Joystick
– [63] Aan-/ Uit-schakelaar voor de verlichting
– [64] Claxon
– [65] Toets voor activering van de gebruiksmodi
– [66] Toets voor de activering van de richtingaanwijzer (lin-
kerkant)
- [67] Toets voor de activering van de richtingaanwijzer (rec hterkant)
4.2 Aan-/Uit-schakelaar
Door op de aan-/uit-schakelaar [58] te drukken, wordt uw
adventure in gebruik genomen, resp. uitgeschakeld.
4.3 Display-indicaties bij inschakelen
Bij het inschakelen van de adventure wordt het display [57] automatisch geactiveerd, de volgende standaardindicaties zijn daarbij kort na elkaar zichtbaar:
Standaardindicatie 1
Standaardindicatie 2
Tegelijker tijd komt de vraag van het systeem of er eventueel foutmeldingen zijn. Dit wordt aangegeven door optische en akoestische meldingen (zie hoofdstuk 4.11).
Is uw adventure klaar voor gebruik, dan schakelt het display over naar de gebruiksindicatie. Hier kunt u continu de laadt­oestand [68] van de accu zien en de gekozen gebruiksmodus (indoor / outdoor) [69]. De balken van het accusymbool [68] symboliseren de volgen­de laadtoestand:
– 5 zwarte balken: accucapaciteit > 95 %
– 4 zwarte balken: accucapaciteit > 80 %
– 3 zwarte balken: accucapaciteit > 60 %
– 2 zwarte balken: accucapaciteit > 40 %
– 1 zwarte balk: accucapaciteit > 20 % (u moet nu dringend de accu opladen)
– geen zwarte balk: De adventure zal na kor te tijd
worden uitgeschakeld, omdat er geen stroom meer beschikbaar is. Foutcode 2 verschijnt op het display.
Gebruiksindicatie Indoor-modus
68
43
69
Gebruiksindicatie Outdoor-modus
68
De achtergrondverlichting van het display gaat 30 seconden na inschakelen van de adventure uit, de actuele gebruikstoe­standen zijn echter nog altijd op het display te zien.
4.4 Menu-instelling
De toets van de menu-instelling is bedoeld voor het aan­sturen en activeren van eventueel aangesloten elektrische verstelmogelijkheden van de zit ting. Kan de zitting niet elek­trisch worden versteld, dan heeft deze toets geen functie.
4.5 Instelling van de snelheid
Met het instelwiel [60] kunt u traploos de maximumsnel­heid instellen, die uw adventure moet bereiken bij volledige uitsturing van de joystick. Bij uw eerste rijpogingen met de adventure raden wij u aan een lage snelheid in te stellen, zodat u het systeem eerst goed leert kennen.
4.6 Wegrijdblokkering
44
De wegrijdblokkering [61] zorgt ervoor, dat de adventure niet per ongeluk in gebruik kan worden genomen en misbruik door onbevoegden wordt vermeden; de wegrijdblokkering wordt via een magneetsleutel geactiveerd resp. gedeacti­veerd.
4.6.1 Activeren van de wegrijdblokkering
– Schakel de adventure in.
– Houd de magneetsleutel [70] bij het symbool [61] op het
bedieningspaneel.
70
61
– De wegrijdblokkering is geactiveerd, de adventure schakelt
automatisch uit.
– Als de adventure opnieuw wordt ingeschakeld, is het
bedieningspaneel niet gereed voor gebruik, op het display verschijnt een waarschuwing (zie hoofdstuk 4.11).
– Wanneer de wegrijdblokkering is geactiveerd, kan de adventure alleen nog met de hand worden geduwd.
4.6.2 Deactiveren van de wegrijdblokkering
- Schakel de adventure in.
– Houd de magneetsleutel [70] bij het symbool [61] op het
bedieningspaneel.
70
61
– De wegrijdblokkering is gedeactiveerd, de adventure kan
onmiddellijk via het bedieningspaneel worden gebruikt.
4.7 Verlichting
Het voor- en achterlicht van uw adventure worden met toets [63] in- resp. uitgeschakeld. Op het display verschijnt bij geactiveerde verlichting een symbool.
4.8 Claxon
Wanneer u op de claxon-toets [64] drukt, klinkt een akoes­tisch waarschuwingssignaal, dat pas ophoudt wanneer u de toets loslaat.
4.9 Gebruiksmodi
4.9.1 Instellingen door de fabriek
Uw adventure beschik t over t wee gebruiksmodi - de indoor en de outdoor modus. Dit zijn twee verschillende (door de fabrikant voorgeprogrammeerde) parametercombinaties, die als volgt zijn opgeslagen:
Functie Indoor-modus Outdoor-modus
Maximumsnelheid 60 % van de bereikbare 100 % van de bereikbare vooruit maximumsnelheid maximumsnelheid
Maximumsnelheid bij 3,0 km/h 3,0 km/ h achteruit rijden
Acceleratietijd versie 6 km/h 2,3 seconden 1,8 seconden versie 10 km/h 5,7 seconden 4,6 seconden versie 12 km/h 6,3 seconden 5,1 seconden
Remtijd versie 6 km/h 2,8 seconden 2,3 seconden versie 10 km/h 6,9 seconden 5,7 seconden versie 12 km/h 7,6 seconden 6,3 seconden
Zwenksnelheid versie 6 km/h 31 % van de maximumsnelheid 28 % van de maximumsnelheid versie 10 km/h 20 % van de maximumsnelheid 28 % van de maximumsnelheid versie 12 km/h 16 % van de maximumsnelheid 15 % van de maximumsnelheid
Acceleratie/afremming bij het draaien versie 6 km/h 0,05 seconden 0,09 seconden versie 10 km/h 0,04 seconden 0,09 seconden versie 12 km/h 0,04 seconden 0,07 seconden
Claxon actief actief
Invallen van de rem Tijdsvertraging van ca. 30 seconden Tijdsvertraging ca. 30 seconden
Automatische uitschakeltijd 1 uur 1 uur
Rijsignaal joystick 100 % 100 %
Richtingwisseling joystick Geen wisseling mogelijk Geen wisseling mogelijk
45
Dit betekent:
– Maximumsnelheid vooruit: de maximaal bereikbare maxi-
mumsnelheid bij een volledige uitslag van de joystick.
– Maximumsnelheid achteruit: de maximaal bereikbare ma-
ximumsnelheid bij een volledige uitslag van de joystick .
– Acceleratietijd: de tijd die nodig is om vanuit stilstand te
versnellen of de gereden snelheid in verhouding tot de voorgeprogrammeerde maximumsnelheid.
– Remtijd: de tijd die nodig is om te remmen van de ma-
ximumsnelheid naar de gewenste rijsnelheid of naar tilstand.
– Zwenksnelheid: de maximale snelheid waarmee een cirkel
of een bocht wordt gereden.
46
!
– Acceleratie / vertraging: het tijdsbestek voor een versnel-
ling resp. een vertraging tijdens het rijden van een bocht.
– Claxon: activering of deactivering van het akoestisch geluidssignaal.
– Invallen van de rem: de tijd na het geven van het laatste
rijcommando tot het gebruik van de elektromagnetische remmen.
– Automatische uitschakeltijd: het tijdsbestek waarin de adventure gebruiksklaar blijft zonder dat deze (ter bespa-
ring van energie) automatisch uitschakelt.
– Joystick voor het geven van een rijsignaal; de maximaal
noodzakelijke uitslag van de joystick die nodig is voor een rijcommando.
– Richtingwisseling joystick: verwisselen van de op de joy-
stick geprogrammeerde rijrichtingen.
Alle genoemde parameters kunnen worden aangepast aan de individuele behoefte van de gebruiker. Neem hiervoor a.u.b contact op met de vakhandelaar, die u graag advies geef t en de gewenste instellingen voor u programmeert.
57
65
4.9.2 Keuze van de gewenste rijmodus
De indoor resp. de outdoor modus wordt geactiveerd door drukken op de toets [65], Op het display [57] ziet u dan een optische controlemelding.
Aanduidingen op het display: Indoor modus geactiveerd („Huis“ zichtbaar)
Outdoor modus geactiveerd („Huis“ niet zichtbaar)
4.10 Richtingaanwijzers en waarschuwingsknip-
perlichten
Door op toets [66] te drukken zet u de linker richtingaanwijzer aan, door op toets [67] te drukken zet u de rechter richtinga­anwijzer aan. Door nogmaals op de toets te drukken, schakelt u de richtingaanwijzers weer uit. Worden de t wee toetsen ([66] en [67]) tegelijker tijd inge­drukt, dan activeert u de waarschuwingsknipperlichten. Wan­neer u deze weer wilt uitschakelen, druk t u op één van beide toetsen [66] of [67]. De betreffende activeringen worden op het display aangeduid.
4.11 Foutmeldingen op het display
Voordat u met de adventure gaat rijden, moet u eerst contro­leren of deze goed func tioneert. Controleer of alle onderdelen goed vergrendeld zijn, of de stuur wielen goed lopen en of de adventure op vlakke stukken goed remt. Ook moeten de accu’s volledig zijn opgeladen. Eventuele fouten die zich bij uw adventure kunnen voordoen, worden gemeld op het display van het bedieningspaneel. De volgende meldingen kunnen voorkomen:
Eventuele fouten die zich bij uw adventure kunnen voordoen, worden gemeld op het display van het bedieningspaneel. De volgende meldingen kunnen voorkomen:
Melding display (letters knipperen)
Bedieningspaneel­symbool knippert
Uitroepteken brandt
Code 0
Beschrijving fout
Hardwarefout bedieningspaneel
Verhelpen
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
47
Bedieningspaneel­symbool knippert
Uitroepteken knippert
Code 1
Bedieningspaneel­symbool knippert
Uitroepteken brandt
Code 2
EEPROM fout of verkeerd gecodeerd
Fout accuspanningsbereik
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
1. Accu defect; controleren bij 2 accu’s door afzonderlijk bevestigen in de middelste postie; bij defec te ac cu: zekeringen aan de accu controleren/vervangen of gehele accu vervangen!
2. Accu geheel geladen; overspanningsfout bij bergafwaar ts rijden; oplossing: ca. 0, 5 km bergopwaarts rijden!
3. Accu leeg opladen
48
Symbo ol van d e aandrijving knippert
Uitroepteken brandt
Code 3
Ongelijke aandrijvingscoderingen
Aan beide zijden aangedreven wielen met identieke snelheidswaarden bevestigen
Symbool van d e aandrijving knippert
Uitroepteken brandt
Letter »L« knippert
Code L4
Symbool van d e aandrijving knippert
Uitroepteken brandt
Letter »R« knippert
Code R4
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »S« knippert
Code S4
Geen communicatie met aandrijving “links”
Geen communicatie met aandrijving “recht s”
Geen communicatie met interface
Wielen verwisselen.
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center, indien de foutcode nog st eed s word t aangegeven
Wielen verwisselen.
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center, indien de foutcode nog st eed s word t aangegeven
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Interface- symbool knippert
Uitroepteken knippert
Letter »P« knippert
Code P4
Bedieningspaneel­symbol knippert
Uitroepteken brandt
Code 5
Geen communicatie met hardware-module
Joystick-fout bedieningspaneel
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Accusymbool knippert
Uitroepteken knippert
Code 6
Accu verkeerd geplaatst, resp. verkeerd herkend (L6 = ac cupa ck link s, R6 = accupack rechts)
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center, indien de foutcode nog st eed s word t aangegeven
1. Bij het r ijden m et 1
accupack: accu niet in de
middelste positie geplaatst!
2. Bij he t rijde n met 2
accupacks:
– een accuset defect
– accuzeke ring (40A) def ect
– accuherkenning in
interface defect
Snelle foutdiagnose door
plaat sen van de acc u’s (na
elkaa r) in de mid delste
positie!
49
Bedieningspaneel-symbol knippert
Interface-symbol knippert
Uitroepteken brandt
Code 7
Bedieningspaneel-symbol knippert
Aandrijvingssymbol knippert
Uitroepteken brandt
Code 8
Bedieningspaneel­symbool knippert
Uitroepteken brandt
Code 9
Geen communicatie met speciale aansturing
Aandrijvingsunit niet compatibel met bedieningspaneel
CPU-fout bedieningspaneel
Na het opnieuw inschakelen d.m.v. het bedieningspaneel is het rijden via bedieningspaneel mogelijk! Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center, indien de foutcode nog st eed s word t aangegeven
Aangedreven wielen bevestigen, die toelaatbaar zijn i.v.m. de maximum snelheid.
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Bedieningspaneel­symbool knippert
Uitroepteken brandt
Code 10
Bedieningspaneel­symbool knippert
Uitroepteken brandt
Code 11
RAM-fout bedieningspaneel
ROM-rekenfout bedieningspaneel
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
50
Aandrijvingssymbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »L« knippert
Code L0
Hardware-/systeemfout aandrijring “links“
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Aandrijvingssymbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »R« knippert
Code R0
Aandrijvingssymbool knippert
Temperatuur- symbool brandt
Uitroepteken brandt
Letter »L« knippert
Code L1
Aandrijvingssymbool knippert
Temperatuur-symbool brandt
Uitroepteken brandt
Letter »R« knippert
Code R1
Hardware-/systeemfout aandrijring “rechts“
Overbelastingsuit­schakeling aandrijving “links”
Overbelastingsuit­schakeling aandrijving “recht s”
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Uitschakeling door hoge temperatuur na kort e overbela stin g! Na in-/ uitschakelen is het s yste em we er bedrijfsklaar
Uitschakeling door hoge temperatuur na kort e overbela stin g! Na in-/ uitschakelen is het s yste em we er bedrijfsklaar
Aandrijvingssymbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »L« knippert
Code L2
Aandrijvingssymbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »R« knippert
Code R2
Storing accuspanningsbereik aandrijving “links”
Storing accuspanningsbereik aandrijving “rechts”
Wielen verwisselen.
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center, indien de foutcode nog st eed s word t aangegeven
Wielen verwisselen.
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center, indien de foutcode nog st eed s word t aangegeven
Aandrijvingssymbool knippert
Temperatuur-symbool brandt
Uitroepteken brandt
Letter »L« knippert
Code L3
Uitschakeling bedrijfstemperatuur aandrijving “links”
Uitschakeling na verhoogde temperatuur door oververhitting aandrijving! Syst eem la ten a fkoe len! (benodigde tijd om af te koelen is afhankelijk van omgevings­temperatuur!)
51
Aandrijvingssymbool knippert
Temperatuur-symbool brandt
Uitroepteken brandt
Letter »R« knippert
Code R3
Temperatuur-symbool knippert
Uitroepteken knippert
Indicatie accucapaciteit brandt
Code L
Temperatuur-symbool knippert
Uitroepteken knippert
Indicatie accucapaciteit brandt
Code R
Uitschakeling bedrijfstemperatuur aandrijving “rechts”
Waarschuwing bedrijfstemperatuur aandrijving “links”
Waarschuwing bedrijfstemperatuur aandrijving “rechts”
Uitschakeling na verhoogde temperatuur door oververhitting aandrijving! Syst eem la ten a fkoe len! (benodigde tijd om af te koelen is afhankelijk van omgevings­temperatuur!)
Waarschuwing voor oververhit ting van de aandrijvingen! Belasting verminderen, anders korte systeemstilstand met fout L3/R3!
Waarschuwing voor oververhit ting van de aandrijvingen! Belasting verminderen, anders korte systeemstilstand met fout L3/R3!
Aandrijvingssymbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »L« knippert
Code L5
Aandrijvingssymbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »R« knippert
Code R5
Fout wielcodering/ elektronica aandrijving “links”
Fout wielcodering/ elektronica aandrijving “recht s”
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
52
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »S« knippert
Code S0
Hardwarefout interfac e
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »S« knippert
Code S1
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »S« knippert
Code S2
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »S« knippert
Code S3
CPU-fout interface
RAM-fout interface
ROM-rekenfout interface
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Interface- symbool knippert
Uitroepte ken knippert
Letter »S« knippert
Code S5
Interface- symbool knippert
Uitroepte ken knippert
Letter »S« knippert
Code S6
Knipperlicht »links« defect
Knipperlicht »rechts« defect
Knipperlicht defect, lampje vervangen Indie n de fou t hier door niet kan word en opge los t: Neem contact op met uw leverancier of met het alber service center
Knipperlicht defect, lampje vervangen Indie n de fou t hier door niet kan word en opgelost: neem contact op met u w vakh andel of het alber Service-center
Complete zitunit* knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »P« knippert
Code P0
Hardwarefout randapparatuurmodule (verschillende aandrijvingen en/of relaisaansturing)
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
53
Complete zitunit* knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Code P1
Complete zitunit* knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Code P2
Complete zitunit* knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Code P3
CPU-fout randapparatuurmodule
RAM-fout randapparatuurmodule
ROM-rekenfout randapparatuurmodule
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Complete zitunit* knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »P« knippert
Code P5
Complete zitunit* knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken knippert
Letter »P« knippert
Code P6
Fout positiemelding potentiometer (uitsluitend bij aandrijvingen met antwoord)
Toetsenfunctie knipperlicht »links« en/ of »rec hts« m eer maal s toegewezen
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
54
Complete zitunit* knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken knippert
Letter »P« knippert
Code P7
Toetsenfunctie »Snelheid verminderen« en/of » Snelheid verhogen« meermaals toegewezen
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Complete zitunit* knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken knippert
Letter »P« knippert
Code P8
Complete zitunit* knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken knippert
Letter »P« knippert
Code P9
Bedieningspaneel­symbool knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »E« knippert
Code E0
Geen tegenfunctie bij de to ets enfu nct ie knipperlicht »links« resp . »rech ts«
Geen tegenfunctie bij de to ets enfu nct ie »Snelheid verminderen« resp. »Snelheid verhogen«
Hardwarefout speciale besturing
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Bedieningspaneel­symbool knippert
Interface-symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »E« knippert
Code E1
Bedieningspaneel­symbool knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »E« knippert
Code E2
CPU-fout speciale besturing
RAM-fout speciale besturing
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Bedieningspaneel­symbool knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »E« knippert
Code E3
ROM-rekenfout speciale besturing
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
55
Bedieningspaneel­symbool knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »E« knippert
Code E4
Bedieningspaneel­symbool knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken brandt
Letter »E« knippert
Code E5
Bedieningspaneel­symbool knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken knippert
Letter »E« knippert
Code E6
Joystick-fout speciale besturing
Intern gedefinieerde fout speciale bes turing
Intern gedefinieerde waarschuwing 1 speciale besturing
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Bedieningspaneel­symbool knippert
Interface- symbool knippert
Uitroepteken knippert
Letter »E« knippert
Code E7
Letter »E« knippert
Uitroepteken knippert
Code E
Intern gedefinieerde waarschuwing 2 speciale besturing
Speciale besturing functioneert niet
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
Neem contact op met uw vak hand el of he t alber Service-center
56
Remsymbool knippert
Indicatie accucapaciteit brandt
Uitroepteken brandt
Complete rolstoel knippert
Uitroepteken brandt
Remmen links en recht handmatig ontlucht (L= allee n rem lin ks, R= alleen rem rechts)
Wegrijblokkering actief
Remgreep in rijstand
plaatsen!
Indie n tevens d e letters L
of R worden weergegeven,
hangt de bedieningspen
in de wie luitha nging of d e
aandr ijvin g vast .
1. Wiele n verwijder en,
bedieningspen en kabel
in de wieluithanging
controleren
2. Wiel en van lin ks naar
rechts verwisselen (toont
welke bedieningspen
event ueel in d e aandrijvin g
vastzit)
Met magneetsleutel aan het sleutelsymbool van het bedieningspaneel deactiveren!
!
In de kolom “Melding display“ wordt de complete zitunit vermeld. Deze bestaat uit de rugleuning, de zitting en de beensteun. Deze 3 symbolen dienen bij eventueel optredende fouten met de codering “P“ alle drie te knipperen.
4.12 Sturen met de joystick
De joystick van uw adventure kunt u qua func tie het beste vergelijken met een fictieve combinatie van stuur, versnelling en gaspedaal van een personenauto. Dit wil zeggen, dat alle stuurcommando‘s door de adventure-bestuurder via de joy­stick naar de beide aandrijfwielen worden overgebracht. Hier zult u in het begin misschien een beetje aan moeten wennen bij het rijden met de adventure en het is dan ook verstandig om de eerste keer uitsluitend met de laagste snelheid en liefst op vlak terrein te rijden.
Rijgedrag (gezien vanuit de bestuurder)
Stilstand
De adventure rijdt recht vooruit
De adventure maakt bij het vooruit rijden een bocht naar rechts. De draaicirkel is afhankelijk van de uitsturing van de joystick.
57
De adventure draait op de plaats naar rechts
De adventure maakt bij het achteruit rijden een bocht naar links. De draaicirkel is afhankelijk van de uitsturing van de joystick.
58
De adventure rijdt recht achteruit
De adventure maakt bij het achteruit rijden een bocht naar rechts. De draaicirkel is afhankelijk van de uitsturing van de joystick.
De adventure draait op de plaats naar links
De adventure maakt bij het vooruit rijden een bocht naar links. De draaicirkel is afhankelijk van de uitsturing van de joystick.
De middenpositie van de joystick heef t geen functie, d.w.z. de wielen staan stil en worden tegelijkertijd door de inge­bouwde remmen geblokkeerd. Toch is het niet verstandig om de adventure te parkeren op hellingen met een neiging van meer dan 18 %.
De joystick functioneert net als het gaspedaal van een auto. Tussen de uitgangspositie (stilstand) en volledige uitsturing (maximumsnelheid) kan de snelheid individueel worden bepaald.
59
!
Neem a.u.b. bij de eerste ritten goed nota van de aan­wijzingen in de volgende hoofdstukken.
5 Aanwijzingen m.b.t. het rijden
5.1 Veiligheid van de bestuurder
60
De veiligheid en het welbevinden van de bestuurder staan voorop. Het is daarom absoluut noodzakelijk, om eerst de rijeigenschappen van de adventure te leren kennen.
Uw leverancier of de rayonleider van alber helpen u hierbij tijdens de gratis introductie bij levering.
5.2 De eerste rijpogingen
Het is verstandig om de eerste ritten te maken op terrein waar u voldoende plaats heeft, aangezien de onervaren bestuurder mogelijkerwijs nog in aanvaring zal komen met meubels of andere aanwezige voorwerpen. Oefen daarom buiten, b.v. op een lange oprit, een parkeerplaats of een ander terrein waar genoeg plaats is.
Start de adventure met de laagst mogelijke snelheid (instel­ling zie hoofdstuk 4.5) en probeer u zo zijn rijgedrag eigen te maken.
Stel voor uzelf enkele kleine opdrachten op en oefen deze in een zelfontworpen trainingsprogramma consequent.
Succes met rijden kan niet worden afgedwongen, maar na enige oefening komt het succes vanzelf.
De bestuurderstraining levert reeds na korte tijd succes op. Uw stuurbewegingen met de joystick worden zekerder. Uw rijgedrag nauwkeuriger.
Verhoog de snelheid geleidelijk. Als u binnen rijdt, raden wij u aan altijd een geringe snelheid te gebruiken.
5.3 Aanwijzingen voor het rijden met de
adventure
Wanneer u begint te rijden, moet u de joystick nooit door­drukken tot de aanslag. Vooral wanneer de maximums­nelheid is ingesteld, kan dit leiden tot voor de bestuurder oncontroleerbare bewegingen van het voertuig (kans op ongevallen).
Beweeg de joys tick rustig en niet schoksgewijs.
Probeer geen oncontroleerbare rukken te geven aan de joy­stick, vooral niet bij gevaarlijke situaties die u wilt omzeilen. U kunt dan beter de adventure uit voorzorg tot stilstand brengen.
Wanneer u de joystick van uw adventure loslaat, remt deze vanzelf af. Is het noodzakelijk dat u snel remt (onmiddellijke stilstand), dan druk t u de joystick gedurende korte tijd in tegengestelde rijrichting en laat deze dan met een ruk los.
Rij nooit parallel aan steile berghellingen of andere steile hellingen. Een eventueel abusievelijke verschuiving van het zwaar tepunt zou een zijwaarts kantelen van de adventure tot gevolg kunnen hebben.
Stuur bij het rijden langs steile stoepranden e.d. iets tegen.
Steek kleine hindernissen zoals stoepranden nooit parallel over, maar in een rechte hoek met de betref fende hindernis. Dat wil zeggen, dat beide wielen de hindernis tegelijkertijd oversteken en niet na elkaar. Gebruik een geringe snelheid, pas deze aan de hindernis aan.
Controleer regelmatig de luchtdruk van de banden. Dit beïnvloedt het rijgedrag en het bereik van de adventure.
Wanneer u grotere hindernissen moet oversteken, moet een begeleider u ondersteunen, omdat de mogelijkheid van kantelen bestaat.
Wanneer u op de openbare weg rijdt, moet u zich aan de geldende verkeersregels houden. Uw adventure is voorzien van alle technische inrichtingen die voorgeschreven zijn.
Vervang versleten of beschadigde banden zo snel mogelijk. Uw leverancier voor medische hulpmiddelen of één van de alber-filialen staan altijd voor u klaar.
Gaan zit ten in of opstaan uit een rolstoel vraagt veel van uw lichaamskracht. Laat u eventueel ondersteunen door een begeleider.
Voordat u uit de adventure opstaat, moet u deze uitschake ­len. U vermijdt zo, dat deze ongewild begint te rijden door een onverhoeds contact met het bedieningspaneel. Ook moet u erop let ten dat de vas tzetremmen geactiveerd zijn (zie hoofdstuk 3.1 „Omschakelen elektrische modus / duw­modus“), zodat de rolstoel niet onverhoeds begint te rollen.
61
Let op uw onderarmen, wanneer u in smalle ruimtes rijdt. Bij smalle doorgangen zou u zich kunnen bezeren.
Pas uw snelheid aan, wanneer u bochten maakt. Maak geen te korte bochten bij rijden met maximumsnelheid, vooral op steil terrein. Hier zou de adventure kunnen kantelen.
Rij liever niet op gladde oppervlakken resp. wegen. De kans op ongevallen is dan groter.
Om kneuzingen te vermijden, kunt u bij de bediening van verstelinrichting (grepen, beensteun e.d.) beter niet in het zwenkbereik van deze onderdelen grijpen.
Let er bij het meenemen van voorwerpen op, dat deze niet in het functiebereik van de adventure komen. Hang daarom tassen die u bij zich hebt, niet aan de zijdelen van de adventure (deze zouden per ongeluk tussen de wielen kunnen komen), of aan de joystickbesturing (gevaar voor ongewenst accelereren/remmen).
Pas het tempo aan uw krachten aan. Plotseling remmen of snel rijden in de bochten vragen veel van een bestuurder, met name van zijn af zetkracht.
Rij liever niet alleen of in buurten waar weinig mensen zijn, zodat in geval van een storing of een medisch noodgeval altijd mensen in de buur t zijn die hulp kunnen bieden.
In de duwmodus door een begeleidende persoon (gedeacti­veerde elektromagnetische rem en uitgeschakeld voertuig) heeft u niet de beschikking over een handrem. In deze gebruiksmodus mag de adventure alleen op vlakke terreinen geparkeerd worden.
62
Activeer de elek trische modus (hendel [56] tegen het on­derstel leggen, zie hoofdstuk 3.1) zonder de adventure in te schakelen. In de zo geac tiveerde elektrische gebruiksmodus wordt per ongeluk wegrollen door de stroomloze, zelfrem­mende aandrijfwielen voorkomen.
Vraag in bijzondere rijsituaties, b.v. wanneer u een helling op moet, of een berg af, bij hindernissen of slecht wegdek een persoon om u te begeleiden en u te ondersteunen.
Zorg ervoor dat uw adventure nooit met betrekking tot het toegestane totale gewicht resp. het laadvermogen overbelast raakt.
Rem bij hellingen altijd rustig en niet met rukken. Kans op ongelukken in dit soor t situaties is nu eenmaal groter.
Bij hellingen moet u niet achteruit rijden. Er bestaat dan de mogelijkheid dat u over de kop gaat, met name wanneer u plotseling afremt.
Bedek de signalerings- en verlichtingsinstallatie nooit met kleren, tassen e.d.
Bij bestelling van de adventure wordt de vering afgestemd op het door u aangegeven lichaamsgewicht. Bij grotere gewichtstoeneming of –vermindering dient de vering aan het onderstel door uw vakhandelaar opnieuw te worden afgesteld. Als dit niet gebeurt, bestaat er bij grotere gewichtstoene­ming gevaar voor beschadigingen van het onderstel; bij grotere gewichtsvermindering wordt uw persoonlijk rijcom­fort slechter.
5.4 Gevaarlijke plaatsen en gevaarlijke situaties
Naargelang rijkennis en lichamelijke mogelijkheden beslist de adventure – bestuurder zelf, of een bepaald terrein door hem kan worden bereden. Voordat hij begint te rijden moet de bestuurder controleren, of de banden van de adventure niet versleten of beschadigd zijn. Ook dient de laadtoestand van de accu’s en de correcte werking van de signaleringsinstallatie te worden nagekeken.
Deze veiligsheidscontroles en de persoonlijke rijkennis zijn in het bijzonder van groot belang bij de volgende gevaarlijke plaatsen en situaties, waar de adventure – bestuurder zelf de beslissing neemt, of hij dit terrein berijdt:
– kademuren, landingsplaatsen of aanlegsteigers, wegen en
plekken aan het water, onbeveiligde bruggen en dijken;
– smalle wegen, hellingen zoals b.v. laadperrons en opritten,
smalle wegen bij een afgrond, bergwegen;
– smalle en/of steile wegen aan drukke hoofdwegen of in de
buurt van afgronden;
– met bladeren en sneeuw of ijs bedekte wegen;
– laadperrons en hefinrichtingen bij voertuigen.
!
Hellingen met een hellingpercentage van maximaal 18 % kunnen zonder hulp van een begeleidende persoon met de adventure worden bereden. De voorwaarden hiervoor zijn: een goed profiel van de banden, correcte luchtdruk in de wielen, een goede ondergrond en een belasting van maximaal 140 kg. Hellingen met een hellingpercentage van meer dan 18 % mogen alleen met de hulp van een begleidende persoon met de adventure worden bereden, waarbij eveneens vooropgesteld wordt, dat het profiel van de banden, de luchtdruk in de wielen, de toestand van de ondergrond correct is en de belasting maximaal 140 kg bedraagt. U moet ook iemand vragen om u te begeleiden
– wanneer u over stoepranden met meer dan 15 % stijging
wilt rijden
– bij het oversteken van hindernissen op hellingen
omdat hier de mogelijkheid van kantelen bestaat.
Bij het oversteken van drukke hoofdwegen, kruispunten en spoorwegovergangen dient u voorzichtig te rijden. Steek rails in straten of aan spoorwegovergangen nooit parallel over, daar de wielen eventueel ingeklemd kunnen raken. Vraag – indien mogelijk – een persoon om u te begeleiden. Hij kan u over de straat of over de spoorwegovergang brengen voor het geval dat de adventure plotseling stil blijft staan (omdat b.v. de accu’s leeg zijn).
63
Bij het oprijden van laadperrons bij voertuigen dient u zeer voorzichtig te werk te gaan. Tijdens het heffen of neerlaten moet de adventure uitgeschakeld en de duw­modus gedeactiveerd zijn. Daardoor wordt vermeden, dat de adventure b.v. door ongecontroleerde rijcommando’s wegrolt. Vraag eventueel iemand u te begeleiden.
Wanneer het wegdek nat is, neemt de grip van de banden op de ondergrond af; er bestaat dan groot gevaar voor slippen. Pas in dit geval uw rijgedrag aan.
5.5 Bereik
Voor elke gebruiker van de adventure is de vraag naar het bereik van het systeem van groot belang.
In het algemeen kan men zeggen, dat het bereik bij het ge­bruik met beide accu’s ca. 45 km zal bedragen, bij het gebruik met slechts één accu ca. 20 km.
Dit zijn ideale waarden en hebben betrekking op vlak, geas­falteerd terrein. Afwijkingen van deze waarden kunnen zich voordoen op grond van topografische omstandigheden, om­gevingstemperatuur, de ondergrond waarop u rijdt, de druk van de banden en het gewicht van de bestuurder.
5.6 Opslag, transport, verzending
64
5.6.1 Opslag
Mocht uw adventure langere tijd niet worden gebruikt, dan moet u de adventure en met name de accu’s in een droge omgeving, bij voorkeur bij kamer temperatuur (+15 °C tot 25 °C) opslaan.
Bij uitsluitende opslag zonder inbedrijfs telling moeten de accu’s om de 2 maanden worden aangesloten op de bijgele ­verde alber automatische acculader en volledig worden op­geladen. U bent er dan zeker van, dat de adventure dan ook nog goed functioneert na een langere periode van opslag.
De accu’s zijn droge cellen en wanneer deze op de juiste ma­nier worden gebruikt, zullen deze niet uitlopen. Ze behoeven ook geen onderhoud, met uitzondering van het volledig opla­den om de 2 maanden zoals hierboven beschreven. U kunt de accu’s het beste rechtop bewaren (zoals in inbouwpositie op de adventure). Verdere aanwijzingen met betrekking tot de accu’s vindt u in hoofdstuk 1.3.
5.6.2 Transport
Uw adventure kan, zoals te zien in de voorgaande hoof­dstukken, in verschillende modules gedemonteerd worden. Hiervoor hebt u geen speciaal gereedschap nodig.
Om het onderstel te transporteren, kan men dit aan de opnamebalk [30] optillen en op de wielen van de klapsteunen [7] trekken of duwen.
30
7
5.6.3 Verzending
Zou u uw adventure willen verzenden, dan moet u deze in dezelfde modules demonteren als hierboven genoemd. De afmetingen en bagagemassa vindt u op de omslag van deze gebruiksaanwijzing.
6 Onderhoud en recycling
6.1 Reiniging
– Alle bekledingen van de adventure kunnen nat gereinigd
worden.
– Kunststof onderdelen kunnen gereinigd worden met in de
handel gebruikelijke, niet agressieve reinigingsmiddelen.
– Onderstel en wielen kunnen in gemonteerde toestand met
behulp van een tuinslang worden gereinigd.
– Gedemonteerde wielen mogen alleen met een licht vochti-
ge doek (niet nat) worden gereinigd.
– De steekassen van de aandrijf- en stuurwielen moeten altijd schoon zijn. U mag deze uitsluitend met een droge
doek reinigen.
– Er mogen geen stoom- of hogedrukreinigers gebruikt wor-
den.
– Gebruik uitsluitend in water verdunde, huishoudelijke
schoonmaakmiddelen – in geen geval wasbenzine of iets dergelijks.
6.2 Onderhoud
Uw adventure is bij normaal gebruik een apparaat dat maar weinig onderhoud behoeft. Het is wel belangrijk om regel­matig te (laten) controleren of alle onderdelen nog goed vast zitten.
65
Uit veiligheidsoverwegingen moet om de 2 jaar een onder­houdsbeurt uitgevoerd worden. Dit moet ook gebeuren, wanneer er geen zichtbare schade is of er geen storingen zijn bij het functioneren. Voor onderhoudswerkzaamheden kunt u contact opnemen met uw leverancier of de rayonleider van
alber.
6.3 Recycling
Uw adventure is een product met een lange levensduur. Na afloop hiervan wordt de adventure door alber of door een rayonleider van alber teruggenomen en gerecycled.
7 Houdbaarheidsgarantie en aansprakelijkheid
7.1 Houdbaarheidsgarantie
66
De houdbaarheidsgarantie voor de adventure bedraagt 24 maanden (voor accu’s 12 maanden) en begint op de dag van aflevering van de adventure aan de koper.
Niet onder de houdbaarheidsgarantie vallen:
– onderdelen die aan slijtage onderhevig zijn
– onderhoudswerkzaamheden die noodzakelijk zijn door
dagelijks gebruik
– gebreken door natuurlijke slijtage, verkeerd gebruik, met
name veronachtzaming van de gebruiksaanwijzing
– ongevallen, beschadigingen door foutief gebruik, schade
door vuur en water, overmacht en andere oorzaken die buiten de invloedsfeer van alber liggen
– controle van het apparaat zonder dat een defect werd aan-
getroffen
– apparaten waarvan het serienummer gewijzigd, onlees -
baar gemaakt of ver wijderd is.
Normaal gesproken gelden de Algemene Voorwaarden van Ulrich Alber GmbH.
7.2 Aansprakelijkheid
Ulrich Alber GmbH is als fabrikant van de adventure niet verantwoordelijk voor de veiligheid ervan, wanneer:
– de adventure niet op de juiste manier wordt gebruikt
– de adventure niet om de 2 jaar een onderhoudsbeurt krijgt
bij een erkende dealer of bij Ulrich Alber GmbH
– de adventure niet overeenkomstig de aanwijzingen in deze
gebruiksaanwijzing in gebruik werd genomen
– reparaties of andere werkzaamheden door personen wer-
den uitgevoerd, die daartoe niet gemachtigd zijn
- vreemde onderdelen gemonteerd of met de adventure verbonden worden
– delen van de adventure gedemonteerd of omgebouwd
worden.
8 Trefwoordenregister
A
Aan-/Uit-schakelaar 42 Aandrijfwielen aanbrengen 15 Aandrijfwielen wegnemen 14 Aansprakelijkheid 66 Aanwijzingen m.b.t. rijden 60 Accu opladen 21 Accu’s aanbrengen 13 Accu’s wegnemen 12 Accu’s, algemene informatie 11 Acculader 10 Achterlicht, Gloeilamp ver wisselen 23 Afmedingen adventure 6, 10 Afzonderlijke functies 12 Armsteun aanbrengen 29 Armsteun zwenken of wegnemen 28
B
Bagagemassa 6, 7 Bedieningspaneel aanbrengen 37 Bedieningspaneel aansluiten of loskoppelen 20 Bedieningspaneel wegnemen 36 Bedieningspaneel, afzonderlijke elementen 42 Beensteun aanbrengen 19 Beensteun wegnemen 18 Bekkengordel 39 Bekleding van de rugleuning aanbrengen 34 Bekleding van de rugleuning verwijderen 33 Bekleding van de zitting aanbrengen 35 Bekleding van de zitting ver wijderen 35 Bereik 63
67
C
Claxon 44
D
Display foutmeldingen 47 Display-indicaties bij inschakelen 42 Duwmodus 38
E
Eerste rijpogingen 60 Elektrische modus 38
G
Gebruijksmodi 45 Gevaarlijke plaatsen 62 Gewicht van de afzonderlijke componenten 9
H
Houdbarheidsgarantie 66
I
In- en uitstappen 40 Inbedrijfstelling 42 Indoor modus 46 Instellingen door de fabriek 45
J
Joystick, sturen 56
68
K
Knipperlicht, Gloeilamp vervangen 22 Koplamp, Gloeilamp verwisselen 22 Koppelelement onderstel 25
L
Leveringsomvang 8
M
Menu-instelling 43
O
Onderhoud 65 Opslag 64 Outdoor modus 46
R
Recycling 65 Reiniging 65 Richtingsaanwijzers 47 Rijden 38 Rijmodus 46 Rugleuning aanbrengen 32 Rugleuning omklappen 33 Rugleuning wegnemen 30
S
Snelheid instelling 43 Stuurwielen aanbrengen 17 Stuurwielen wegnemen 17
T
Technische gegevens 9 Toebehoren 8 Transport 64
V
Veiligheid van de bestuurder 56 Veiligheidsanwijzing 5 Verlic hting 44 Verzending 64 Voetsteun omklappen 20
W
Waarschuwingsknipperlichten 47 Wegrijdblokkering 44
Z
Zekeringen verwisselen 24 Zitunit aanbrengen 27 Zitunit omklappen 26
adventure A10 Gebruiksklasse: B
Ulrich Alber GmbH Vor dem Weißen Stein 21 72461 Albstadt
Telefon 07432 2006 -0 Telefax 07432 2006-299 www.alber.de
50.0003.4.99.03
Loading...