Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik
de machine niet voor u alles duidelijk heeft begrepen.
Nederlands
Page 2
VERKLARING VAN DE SYMBOLEN
Symbolen op de zaag:
WAARSCHUWING! Motorkettingzagen
kunnen gevaarlijk zijn! Slordig of onjuist
gebruik kan resulteren in ernstig letsel of
overlijden van de gebruiker of anderen.
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door
en begint niet te werken voor u alles
duidelijk heeft begrepen.
Draag altijd:
• Goedgekeurde veiligheidshelm
• Goedgekeurde gehoorbeschermers
• Veiligheidsbril of vizier
Dit product voldoet aan de geldende
CE-richtlijnen.
Geluidsemissie naar de omgeving volgens
de richtlijnen van de Europese
Gemeenschap. De emissie van de machine
wordt aangegeven in het hoofdstuk
Technische gegevens en op plaatjes.
Overige op de machine aangegeven symbolen/
plaatjes verwijzen naar specifieke eisen aan
certificatie op bepaalde markten.
Symbolen in de gebruiksaanwijzing:
Controle en/of onderhoud moet altijd
uitgevoerd worden met uitgeschakelde
motor en met de stopschakelaar in de
STOP-stand.
Gebruik altijd goedgekeurde
veiligheidshandschoenen.
Moet regelmatig schoongemaakt worden.
2 – Nederlands
Controleer met het blote oog.
Gebruik van veiligheidsbril of vizier verplicht.
Page 3
INHOUD
Voor u uw nieuwe kettingzaag
gebruikt
• Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig.
• Controleer de montage en de afstelling van de zaaguitrusting.
Zie blz. 25.
• Tank, start de zaag en controleer de instelling van de
carburateur. Zie blz. 26-29.
• Begin niet te zagen voor de kettingsmeerolie de ketting heeft
bereikt. Zie blz. 14.
BELANGRIJK! Te arm afstellen van de carburateur verhoogt
het risico op motorpech.
Onvoldoende onderhoud van het luchtfilter veroorzaakt
afzettingen op de bougie. Dit kan moeilijkheden bij het starten
veroorzaken.
Een verkeerd afgestelde ketting leidt tot meer slijtage of
beschadigingen van het zaagblad, het kettingwiel en de ketting.
WAARSCHUWING!
!
!
!
De oorspronkelijke vormgeving van de
motorkettingzaag mag in geen enkel geval
gewijzigd worden zonder toestand van de
fabrikant. Men moet altijd originele onderdelen
gebruiken. Niet goedgekeurde wijzigingen en/
of niet-originele onderdelen kunnen tot
ernstige verwondingen of de dood van zowel
gebruiker als omstanders leiden.
Als motorkettingzagen slordig of verkeerd
gebruikt worden, kunnen ze gevaarlijk
gereedschap zijn en tot ernstige, zelfs
levensgevaarlijke verwondingen leiden. Het is
erg belangrijk dat u deze gebruiksaanwijzing
leest en begrijpt.
WAARSCHUWING!
De binnenkant van de geluiddemper met
katalysator bevat chemicaliën die kanker
kunnen veroorzaken. Voorkom contact met
deze elementen in geval van een kapotte
geluiddemper.
Inhoud
Verklaring van de symbolen ..……………... 2
Veiligheidsinstructies
Langdurige inademing van de uitlaatgassen
van de motor, kettingolienevel en stof van
!
Husqvarna AB werkt voortdurend aan het verder ontwikkelen
van haar producten en houdt zich dan ook het recht voor om
zonder aankondiging vooraf wijzigingen in o.a. vorm en uiterlijk
door te voeren.
zaagsel kan een gezondheidsrisico vormen.
Nederlands – 3
Page 4
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
PERSOONLIJKE
VEILIGHEIDSUITRUSTING
Het grootste deel van de ongelukken met
motorkettingzagen gebeurt wanneer de
zaagketting de gebruiker raakt. Bij al het
gebruik van de machine moet goedgekeurde
persoonlijke beschermingsuitrusting gebruikt
worden. Persoonlijke beschermingsuitrusting
elimineert de risico’s niet, maar vermindert het
schadelijk effect in geval van een ongeval.
Vraag uw dealer om raad wanneer u uw
uitrusting koopt.
• HELM
• GEHOORBESCHERMERS
• VEILIGHEIDSBRIL OF
VIZIER
• HANDSCHOENEN MET
ZAAGBESCHERMING
VEILIGHEIDSUITRUSTING VAN DE
MOTORKETTINGZAAG
Hier verklaren wat de veiligheidsdetails van de
motorkettingzaag zijn, welke functie ze hebben en hoe de
controle en het onderhoud moeten uitgevoerd worden om hun
goede werking veilig te stellen. (In het hoofdstuk
ziet u waar deze details zich bevinden op uw motorkettingzaag).
GEBRUIK DE MOTORKETTINGZAAG NOOIT
ALS DE VEILIGHEIDSDETAILS DEFECT ZIJN.
Volg de controle-, onderhouds- en serviceinstructies die in dit hoofdstuk beschreven
worden.
1 Kettingrem
met terugslagbeveiliging
2 Gashendelvergrendeling
“Wat is wat?”
• VEILIGHEIDSBROEK
MET ZAAGBESCHERMING
• LAARZEN MET
ZAAGBESCHERMING,
STALEN NEUS EN
ANTI-SLIP ZOOL
3 Kettingvanger
4 Rechterhandbescherming
5 Trillingdempingssysteem
6Stopschakelaart
Verder moet de kleding goed
aansluiten zonder u in
uw bewegingen te
belemmeren.
•U MOET ALTIJD EEN
EHBO-KIT BIJ U HEBBEN.
4 – Nederlands
7 Knalpot
8 Zaaguitrusting
(zie hoofdstuk
“Zaaguitrusting”
)
Page 5
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
1Kettingrem met terugslagbeveiliging
Uw motorkettingzaag is voorzien van een kettingrem die de
ketting in geval van terugslag onmiddellijk stopt.
Een kettingrem vermindert het risico op ongevallen, maar alleen
u als gebruiker kunt ze voorkomen.
Wees voorzichtig wanneer
u de motorkettingzaag
gebruikt en zorg ervoor dat
de terugsslagrisico-sector
van het zaagblad nooit in
contact komt met een
voorwerp.
1De rem (A) wordt ofwel
manueel (met de
linkerhand) of via het
traagheidsmechanisme
(via een in verhouding tot
de motorkettingzaag vrij
pendelend gewicht. Op de
meeste van onze modellen doet de
terugslagbeveiliging
dienst als tegenwicht voor
de terugslagrichting.)
geactiveerd.
Het activeren vindt plaats
wanneer de
terugslagbeveiliging (B)
naar voren wordt geduwd.
Deze beweging activeert
een met een veer
gespannen mechanisme
dat de remband (C) rond
het
kettingaandrijvingssysteem
van de motor (D)
(“koppelingtrommel”)
spant.
A
B
B
B
C
2De terugslagbeveiliging
werd niet alleen
geconstrueerd om de
kettingrem te activeren.
Een andere belangrijke
functie is dat ze het risico
vermindert dat de
linkerhand de ketting
raakt wanneer men de
greep op het voorste
handvat verliest.
3a Starten
De kettingrem moet
geactiveerd zijn wanneer
u de motorkettingzaag
start.
bGebruik de kettingrem als
parkeerrem wanneer u
zich verplaatst en tijdens
kort “parkeren”! Behalve
het feit dat een
motorkettingzaag met
kettingrem bij terugslag
het risico op ongevallen
vermindert, kan en moet
de kettingrem manueel
geactiveerd worden om
ongevallen te voorkomen
wanneer omstanders of
de omgeving onopzettelijk
in contact kunnen komen
met de ketting.
4De ketting wordt ontkopp-
eld door de
terugslagbeveiliging naar
achter te duwen, naar het
voorste handvat.
D
5Zoals beschreven in
hoofdstuk A, kan een
terugslag bliksemsnel en
erg krachtig zijn.
Meestal is de terugslag
erg licht en wordt de
kettingrem niet altijd
geactiveerd. In die
gevallen is het
belangrijk dat men de
motorkettingzaag stevig
vasthoudt en niet laat
vallen.
Nederlands – 5
Page 6
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
6Hoe de kettingrem geactiveerd wordt, manueel of via het
traagheidsmechanisme, wordt bepaald door de sterkte van
de terugslag en door de positie van de motorkettingzaag in
verhouding tot het voorwerp waarmee de terugslagrisicosector in contact komt.
Bij hevige terugslag en
wanneer de
terugslagrisico-sector van
de motorkettingzaag zich
zo ver mogelijk van de
gebruiker bevindt, wordt
de kettingrem geactiveerd
door het
traagheidsmechanisme
via het tegenwicht van de
kettingrem
(“TRAAGHEID”) in de
terugslagrichting.
Bij minder hevige
terugslag en wanneer de
terugslagrisico-sector van
de motorkettingzaag zich
dichter bij de gebruiker
bevindt, wordt de
kettingrem manueel
geactiveerd met de
linkerhand.
2Gashendelvergrendeling
De gashendelvergrendeling is
geconstrueerd om onvrijwillige
activering van de gashendel
te voorkomen.
Wanneer de vergrendeling (A)
in het handvat wordt gedrukt
(=wanneer men het handvat
vasthoudt) wordt de gashendel ontkoppeld (B).
Wanneer men het handvat
loslaat, gaan zowel de
gashendel als de
gashendelvergrendeling naar
hun respectievelijke
beginposities. Dit gebeurt via
twee van elkaar
onafhankelijke
retourveersystemen.
Deze positie houdt in dat de
gashendel automatisch
vergrendeld wordt op “station-
air draaien”.
A
3Kettingvanger
De kettingvanger is
geconstrueerd om een
losgeraakte of gebarsten
ketting p te vangen.
Dit kan meestal voorkomen
worden door de ketting juist
aan te spannen (zie hoofdstuk
“Monteren”
onderhoud en service van het
zaagblad en de ketting te
zorgen (zie hoofdstuk
mene gebruiksinstructies”
) en voor een goed
“Alge-
).
B
7Met de motorkettingzaag
in de velpositie grijpt de
linkerhand het voorste
handvat zo beet dat
manueel activeren van
kettingrem onmogelijk
wordt.
Bij deze greep, d.w.z.
wanneer de linkerhand zo
geplaatst is dat ze de
beweging van de
terugslagbeveiliging niet
kan beïnvloeden, kan de
kettingrem uitsluitend
geactiveerd worden via
het
traagheidsmechanisme.
Het traagheidsmechanisme biedt een
groot aantal voordelen,
maar er zijn wel bepaalde
voorwaarden van
toepassing (zie punt 6
hierboven).
4Rechterhandbescherming
De rechterhandbescherming
moet er behalve de hand
beschermen wanneer de
ketting losraakt of breekt, ook
voor zorgen dat de takken en
twijgen de grip op het
achterste handvat niet
beïnvloeden.
6 – Nederlands
Page 7
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
5Trillingdempingssysteem
Uw motorkettingzaag is
uitgerust met een
trillingdempingssysteem dat
geconstrueerd is om zo
trillingvrij en comfortabel
mogelijk met de zaag te
kunnen werken.
De trillingen waaraan u wordt
blootgesteld wanneer u een
motorkettingzaag gebruikt,
worden veroorzaakt door het
“ongelijkmatige” contact dat
tijdens het zagen ontstaat
tussen de ketting en de boom.
Zagen in een “harde”
houtsoort (de meeste
loofbomen) veroorzaakt meer
trillingen dan zagen in een
“zachte” houtsoort (de meeste
naaldbomen).
Zagen met een botte of
verkeerde ketting (verkeerd
type of verkeerd geslepen)
verhoogt het trillingniveau.
6Stopschakelaar
De stopschakelaar moet
gebruikt worden om de motor
uit te schakelen.
7Knalpot
De knalpot werd ontworpen om het geluidsniveau zo laag
mogelijk te houden, en om de uitlaatgassen weg te richten van
de gebruiker.
Het trillingdempingssysteem
van de motorkettingzaag
reduceert het overbrengen
van de trillingen van de
motoreenheid/zaaguitrusting
op de handvateenheid van de
motorkettingzaag.
De motoreenheid inclusief de
zaaguitrusting is via een
zogenaamd trillingdempend
element opgehangen in de
handvateenheid.
Als men teveel wordt blootgesteld aan
trillingen, kan dit tot bloedvat- en
zenuwbeschadigingen leiden bij personen die
en slechte bloedcirculatie hebben.Consulteer
uw dokter wanneer symptomen heeft die
daarop wijzen. Zulke symptomen zijn: slapen
vingers e.d., geen gevoel, “kriebelend” gevoel,
“speldeprikken”, pijn, geen of weinig kracht,
huidverkleuringen of veranderingen van het
huidoppervlak. Deze symptomen hebben
meestal betrekking op vingers, handen of
polsen.
De uitlaatgassen van de motor zijn heet en
kunnen vonken bevatten die brand kunnen
veroorzaken. Start de zaag daarom nooit
binnenshuis of in de buurt van licht
ontvlambaar materiaal.
In gebieden met een warm en
droog klimaat kan het risico
van branden erg groot zijn.
Het komt voor dat deze
gebieden gereguleerd wordt
met wetgeving, die vereist dat
de knalpot onder andere
uitgerust moet zijn met een
goedgekeurd
vonkenopvangnet.
Voor de knalpot is het erg
belangrijk dat de controle-,
onderhouds- en serviceinstructies gevolgd worden
(zie hoofdstuk
“Controle,
onderhoud en service van de
veiligheidsuitrusting van de
motorkettingzaag”
).
Tijdens het gebruik van de motorkettingzaag
en een tijdje daarna is de knalpot erg warm.
RAAK DE KNALPOT NIET AAN WANNEER HIJ
WARM IS!
Nederlands – 7
Page 8
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Controle, onderhoud en service van
de veiligheidsuitrusting van de
motorkettingzaag
Om service en reparaties aan de
motorkettingzaag uit te voeren, moet u een
SPECIALE OPLEIDING HEBBEN. Dit geldt
vooral voor de veiligheidsuitrusting van de
motorkettingzaag. Als de motorkettingzaag
één van de volgende controles niet goed
doorstaat, moet u ermee naar uw
SERVICEWERKPLAATS gaan. Als u één van
onze produkten koopt, garandeert dit dat de
reparaties en service door een vakman
worden uitgevoerd. Als u uw
motorkettingzaag heeft gekocht bij één van
onze dealers die geen servicewerkplaats
heeft, vraag hem dan waar de dichtstbijzijnde
erkende werkplaats is.
1Kettingrem met terugslagbescherming
1Controle van de remvoeringslijtage
Maak de kettingrem en de
koppelingtrommel vrij van
houten spaanders, hars
en vuil. Vuil en slijtage
hebben een negatieve
invloed op het
remvermogen.
Controleer regelmatig of
de dikte van de
remvoering op de meest
versleten plaats tenminste
0,6 mm bedraagt.
3Controle van het traagheidsmechanisme
Hou de motorkettingzaag
boven een boomstronk of
een ander stabiel
voorwerp. Laat het
voorste handvat los en
laat de motorkettingzaag
door zijn eigen gewicht,
scharnierend rond het
achterste handvat, naar
beneden naar de stronk
toe vallen.
Wanneer de punt van
het zaagblad de stronk
raakt, moet de rem
geactiveerd worden.
4Remvermogen controleren
Plaats de
motorkettingzaag op een
stabiele ondergrond en
start ze. Zorg ervoor dat
de zaagketting niet in
contact kan komen met
de grond of een ander
voorwerp. Zie instructies
onder de kop Starten en
stoppen.
2Terugslagbescherming controleren
A)Controleer of de
terugslagbescherming
geen zichtbare
beschadigingen
vertoont zoals
materiaalbarsten.
B)Duw de
terugslagbescherming
naar voor en terug
naar achter om te
controleren of hij
gemakkelijk loopt en of
hij stabiel verankerd is
bij zijn verbinding in het
koppelingdeksel.
8 – Nederlands
Hou de motorkettingzaag
stevig vast met duimen en
vingers rond de handvatten.
Geef volgas en activeer
de kettingrem door uw
linkerpols naar de
terugslagbeweging te
bewegen. Laat het
voorste handvat niet los.
De ketting moet
onmiddellijk stoppen.
Page 9
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
2Gashendelvergrendeling
1Controleer of de gashen-
del vergrendeld is in de
“STATIONAIRE STAND”
wanneer de
gashendelvergrendeling
in de oorspronkelijke
stand staat.
2Druk de
gashendelvergrendeling
in en controleer of hij
teruggaat naar zijn
oorspronkelijke positie
wanneer u hem loslaat.
3Controleer of de gashen-
del en de
gashendelvergrendeling
vlot lopen en of hun
retourveersystemen
werken.
4Start de motorkettingzaag
en geef vol gas. Laat de
gashendel los en
controleer of de ketting
stopt en stil blijft staan.
Als de ketting roteert
wanneer de gashendel in
de “STATIONAIRE
STAND” stand staat,
moet de “STATIONAIR
DRAAIEN-INSTELLING”
van de carburateur
gecontroleerd worden. Zie
hoofdstuk
“Onderhoud”
.
3Kettingvanger
4Rechterhandbescherming
Controleer of de
RECHTERHANDBESCHERMING geen
zichtbare beschadigingen
vertoont, b.v.
materiaalbarsten.
5Trillingdempingssystem
Controleer regelmatig het
trillingdempingselement
op materiaalbarsten en
vervormingen.
Controleer of het
trillingdempingselement
vast verankerd is tussen
de motoreenheid en de
handvateenheid.
6Stopschakelaar
Start de motor en
controleer of de motor
wordt uitgeschakeld
wanneer de
stopschakelaar naar de
stopstand wordt gevoerd.
Controleer of de
KETTINGVANGER niet
beschadigd is en hij vast
zit in de zaageenheid.
Nederlands – 9
Page 10
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
7Knalpot
Gebruik de
motorkettingzaag nooit
wanneer de knalpot
defect is.
Controleer regelmatig of
de knalpot vastzit in de
motorkettingzaag.
Als de knalpot van uw
motorkettingzaag
uitgerust is met een
vonkenopvangnet, moet
dit regelmatig
schoongemaakt worden.
Een verstopt net leidt tot
oververhitting van de
motor wat tot ernstige
beschadigingen van de
motor leidt. Gebruik de
knalpot nooit wanneer
het vonkenopvangnet
ontbreekt of defect is.
GEBRUIK DE MOTORKETTINGZAAG NOOIT
WANNEER DE VEILIGHEIDSUITRUSTING
DEFECT IS. DE VEILIGHEIDSUITRUSTING
VAN DE MOTORKETTINGZAAG MOET
GECONTROLEERD EN ONDERHOUDEN
WORDEN ZOALS BESCHREVEN IN DIT
HOOFDSTUK. ALS UW MOTORKETTINGZAAG
NIET DOOR ALLE CONTROLES KOMT, MOET
U ERMEE NAAR UW SERVICEWERKPLAATS
VOOR REPARATIE.
ZAAGUITRUSTING
In dit hoofdstuk wordt behandeld hoe u door het juiste
onderhoud en door het juiste type zaaguitrusting te gebruiken:
• Het terugslagrisico van uw motorkettingzagen reduceert.
• Het risico op losraken en barsten van de ketting
vermindert.
• Een maximum zaagprestatievermogen krijgt.
• De levensduur van de zaaguitrusting verlengt.
De 5 basisregels
1Gebruik uitsluitend de
door ons aanbevolen
zaaguitrusting! Zie
hoofdstuk
gegevens”
2Zorg ervoor dat de
tanden van de ketting
goed en juiste geslepen
zijn! Volg onze
instructies en gebruik
de aanbevolen vijlmal.
Een verkeerd geslepen of
beschadigde ketting
verhoogt het risico op
ongevallen.
3Zorg ervoor dat de
tanddiepte juist is! Volg
onze instructies en
gebruikt de aanbevolen
dieptesteller mal. Als de
tanddiepte te groot is,
verhoogt dit het risico op
terugslag.
4Hou de ketting gestrekt!
Als de ketting niet
voldoende gestrekt is,
neemt het risico dat de
ketting losraakt toe en
verhoogt de slijtage van
zaagblad, ketting en
kettingwiel.
“Technische
.
10 – Nederlands
5Zorg ervoor dat de
zaaguitrusting
voldoende gesmeerd is
en onderhoud ze op de
juiste manier! Als de
ketting niet voldoend
gesmeerd wordt, neemt
het risico op barsten toe
en verhoogt de slijtage
van zaagblad, kettingen
kettingwiel.
Page 11
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
1Zaaguitrusting die het risico op
terugslag vermindert
Een verkeerde zaaguitrusting of een verkeerde
zaagblad/kettingcombinatie verhoogt het
risico op terugslag! Gebruik uitsluitend de
zaagblad/kettingcombinaties die aangegeven
zijn in het hoofdstuk “Technische gegevens”.
Terugslag kan alleen voorkomen worden doordat u er als
gebruiker voor zorgt dat de terugslagrisico-sector van het
zaagblad nooit in contact komt met een voorwerp.
Door zaaguitrusting met een “ingebouwde” terugslagreductie te
gebruiken en door de ketting correct te slijpen en te
onderhouden kan het effect van een terugslag gereduceerd kan
worden.
A Zaagblad
Hoe kleiner de neusradius
hoe kleiner de terugslagrisicosector en hoe lager het risico
op terugslag.
B Ketting
Een ketting bestaat uit een aantal verschillende schakels die
leverbaar zijn in standaarduitvoering en in een uitvoering die het
risico op terugslag reduceert.
Geen Standaard Terugslagreductie
Snijschakel
Aandrijfschakel
Zijschakel
C Een aantal uitdrukkingen die de specificaties van
het zaagblad en de ketting aangeven.
Wanneer de zaaguitrusting die bij uw motorkettingzaag werd
geleverd, versleten of beschadigd werd en vervangen moet
worden, mag men uitsluitend door ons aanbevolen
zaagbladtypes respectievelijk kettingtypes gebruiken. Zie
hoofdstuk
voor uw model gelden.
“Technische gegevens”
voor de aanbevelingen die
Zaagblad
• LENGTE ("/cm)
• AANTAL TANDEN IN HET
NEUSWIEL (T). Klein aantal
= kleine neuswielradius =
laag terugslagrisico.
• KETTINGSTEEK (")
Het neuswiel van het
zaagblad en het
kettingaandrijftandwiel van
de motorkettingzaag
moeten aangepast zijn aan
de afstand tussen de
aandrijfschakels.
• AANTAL
AANDRIJFSCHAKELS
(stuks). Elke zaagbladlengte
levert in combinatie met de
kettingsteek en het aantal
tanden van het neuswiel
een bepaald aantal
aandrijfschakels op.
• ZAAGBLADGROEF-
BREEDTE ("/mm). De
breedte van de
zaagbladgroef moet
aangepast zijn aan de
aandrijfschakelbreedte van
de ketting.
• KETTINGOLIE-OPENING
EN OPENING VOOR
KETTINGSTREKKERPEN.
Het zaagblad moet
aangepast zijn aan de
constructie van de
motorkettingzaag.
Door deze schakels op verschillende manieren te combineren
krijgt men verschillende graden van terugslagreductie. Als men
uitsluitend rekening houdt met de terugslagreductiegraad van
de ketting zijn er vier types.
GRAAD. Het enige dat de
terugslagreductiegraad van
een ketting aangeeft is de
typebenaming. Zie
hoofdstuk
gegevens”
typebenaming de kettingen
hebben die goedgekeurd
zijn voor gebruik in uw
motorkettingzaagmodel.
“Technische
voor welke
Nederlands – 11
Page 12
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
2Slijpen en instellen van de tanddiepte van
de ketting
Met een verkeerd geslepen ketting neemt het
risico op terugslag toe!
A Algemeen met betrekking tot het slijpen van de
tanden
• Zaag nooit met een stompe ketting. De ketting is stomp
wanneer u de zaaguitrusting door de boom moet drukken
en dat de houten spaanders erg klein zijn. Met een erg
stompte ketting zijn er zelfs geen houten spaanders. Dan
krijgt men alleen houtpoeder.
• Een goed geslepen ketting
“eet” door de boom en geeft
houten spaanders die groot
en lang zijn.
• De zagende delen van een
ketting worden
ZAAGSCHAKELS genoemd
en bestaan uit een
SNIJTAND (A) en een
DIEPTESTELLERNOK (B).
Het verschil in hoogte
tussen deze beid bepaalt de
snijdiepte.
A
B
Het is erg moeilijk om een
ketting juist te slijpen als men
niet over de benodigde
hulpmiddelen beschikt.
Daarom raden we u aan onze
vijlmal te gebruiken. Die
garandeert dat de ketting
geslepen wordt voor een
optimale terugslagreductie en
een maximale zaagcapaciteit.
Als de volgende punten van de slijpinstructies
niet gevolgd worden, verhoogt dit het
terugslagrisico van de ketting aanzienlijk:
• TE GROTE VIJLHOEK
• TE KLEINE SNIJHOEK
• TE KLEINE
VIJLDIAMETER
• Bij het slijpen van de snijtand moet men rekening houden
met 5 verschillende afmetingen.
VIJLHOEK
SNIJHOEK
VIJLPOSITIE
DIAMETER VAN DE
RONDE VIJL
B Slijpen van de snijtand
Om de snijtand te slijpen heeft
men een RONDE VIJL en een
VIJLMAL nodig.
Raadpleeg het hoofdstuk
“Technische gegevens”
betrekking tot de diameter van
de ronde vijl en welke vijlmal
aanbevolen wordt voor de
ketting van uw
motorkettingzaag.
1 Controleer of de ketting
gestrekt is. Als de ketting
niet voldoende gestrekt is,
is ze zijdelings onstabiel
waardoor ze niet juiste kan
geslepen worden.
2 Vijl altijd van de binnenkant
van de snijtand naar buiten
toe. Til de vijl op wanneer u
naar de volgende tand gaat.
Vijl eerst alle tanden aan
één kant, draai daarna de
zaag om en vijl de tanden
van de andere kant.
met
min 4 mm
(0,16")
VIJLDIEPTE
1
5
Raadpleeg het hoofdstuk
gegevens van toepassing zijn bij het slijpen van de ketting van
uw motorkettingzaag.
“Technische gegevens”
voor welke
12 – Nederlands
3 Vijl zo dat alle tanden even
lang zijn.
Wanneer de lengte van de
snijtand slechts 4 mm
bedraagt, is de ketting
versleten en moet ze
vervangen worden.
Page 13
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
C Algemeen betreffende het instellen van de
snijdiepte
• Wanneer men de snijtanden
slijpt, vermindert de
TANDDIEPTE (=snijdiepte).
Om de maximum
zaagcapaciteit te behouden,
moet de dieptestellernok
verlaagd worden tot de
aanbevolen hoogte.
In het hoofdstuk
“Technische gegevens”
staat hoe groot de
tanddiepte moet zijn voor de
ketting van uw
motorkettingzaag.
• Op een snijschakel met
TERUGSLAGREDUCTIE is
de voorkant van de
dieptestellernok afgerond.
Het is erg belangrijk dat die
afronding/afschuining
behouden blijft na het
aanpassen van de
snijdiepte.
• We raden aan dat u onze
dieptestellermal gebruikt die
zowel voor een juiste
snijdiepte als voor een
afschuining van de voorkant
van de dieptestellernok.
D Instellen van de snijdiepte
• Wanneer de snijdiepte wordt ingesteld, moeten de snijtanden
pas geslepen zijn.
We raden aan de snijdiepte bij te stellen na elke derde
kettingslijpbeurt. N.B.! Bij deze aanbeveling wordt ervan
uitgegaan dat de lengte van de snijtanden niet abnormaal
afgevijld werd.
• Om de snijdiepte in te
stellen heeft men een
PLATTE VIJL en een
DIEPTESTELLERMAL
nodig.
• Plaats de mal over de
dieptestellernok.
• Leg de platte vijl op het deel
van de dieptestellernok dat
onder de mal uit komt en vijl
het af.
De snijdiepte is correct als
men geen weerstand voelt
wanneer de vijl over de mal
wordt gehaald.
3Ketting strekken
Een te grote snijdiepte verhoogt het
terugslagrisico van de motorkettingzaag.
Een onvoldoende gestrekte ketting kan
resulteren in het losraken van de ketting wat
tot ernstige en zelfs dodelijke verwondingen
kan leiden.
• Hoe meer u de ketting gebruikt, hoe langer ze wordt. Het is
belangrijk dat men de zaaguitrusting aan deze verandering
aanpast.
• Bij elke tankbeurt moet gecontroleerd worden of de ketting
voldoende gestrekt is.
N.B.! Een nieuwe ketting vereist een inrijperiode gedurende
dewelke men vaker moet controleren of de ketting voldoende
gestrekt is.
• Algemeen geldt dat de
ketting zo hard mogelijk
gestrekt moet worden, maar
niet harder dan dat men ze
manueel rond kan draaien.
Nederlands – 13
Page 14
1Maak de zaagbladmoeren
los die het
koppelingdeksel/
kettingrem vergrendelen.
Gebruik de combisleutel.
Haal de zaagbladmoeren
manueel zo hard mogelijk
aan.
2Til de zaagbladpunt op en
strek de ketting door aan
de kettingstrekschroef te
draaien met behulp van
de combisleutel. Strek de
ketting tot hij niet langer
slap hangt aan de
onderkant van het
zaagblad.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
4Zaaguitrusting smeren
Onvoldoende smeren van de zaaguitrusting
kan een breuk van de ketting veroorzaken wat
tot ernstige en zelfs dodelijke verwondingen
kan leiden.
A Zaagkettingolie
• Een zaagkettingolie moet een goede aanhechting hebben
aan de zaagketting, en tevens goede vloei-eigenschappen
hebben, of het nu een warme zomer of een koude winter is.
• Als fabrikant van motorkettingzagen hebben wij een optimale
zaagkettingolie ontwikkeld die door zijn plantaardige
grondslag bovendien biologisch afbreekbaar is. Wij bevelen
het gebruik van onze olie aan voor zowel een maximale
levensduur van de zaagketting als voor behoud van het
milieu.
• Als onze zaagkettingolie niet verkrijgbaar is, bevelen wij
gewone zaagkettingolie aan.
• In gebieden waar oliën die speciaal bedoeld zijn voor het
smeren van zaagkettingen niet verkrijgbaar zijn, kan
transmissieolie EP 90 worden gebruikt.
3Gebruik de combisleutel
en haal de
zaagbladmoeren aan
terwijl u tegelijkertijd de
zaagbladpunt omhoog
houdt. Controleer of de
ketting gemakkelijk rond
kan gedraaid worden met
de hand en of hij niet naar
beneden hangt aan de
onderkant van het
zaagblad.
De plaats van de kettingstrekschroef kan verschillen van model
tot model. In het hoofdstuk
hij op uw model zit.
“Wat is wat”
wordt aangegeven waar
• Gebruik nooit afvalolie.
Deze is schadelijk voor zowel u zelf, de zaag als het milieu.
B Kettingolie bijvullen
• Al onze
motorkettingzaagmodellen
hebben automatische
kettingsmering. Een aantal
modellen is ook leverbaar
met verstelbare oliestroom.
• De kettingolietank en de
brandstoftank zin zo
gedimensioneerd dat de
motor stopt bij gebrek aan
brandstof voor de kettingolie
op is. Dit betekent dat de
ketting nooit helemaal
zonder smering is.
Deze veiligheidsfunctie
vereist echter wel dat men
de juiste kettingolie gebruikt
(met te dunne en
dunvloeiende olie raakt de
kettingolietank leeg voor de
brandstof op is), dat men
onze aanbevelingen met
betrekking tot de
carburateurinstelling volgt
(met een te “magere”
instelling gaat de brandstof
langer mee dan de
kettingolie) en dat men onze
aanbevelingen met
betrekking tot de
maaiuitrusting volgt (een te
lang zaagblad heeft meer
kettingolie nodig).
Op modellen met
verstelbare oliepomp
moeten de hierboven
genoemde voorwaarden
vervuld worden.
14 – Nederlands
Page 15
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
C Controle van de kettingsmering
• Controleer bij elke tankbeurt
de kettingsmering.
Hou de zaagbladpunt op ca.
20 cm (8") op een vast licht
voorwerp gericht. Na 1
minuut rijden met 3/4 gas
geven, moet er een
duidelijke olierand te zien
zijn op het voorwerp.
Als de kettingsmering niet werkt:
1Controleer of het
kettingoliekanaal van het
zaagblad open is. Maak
schoon indien nodig.
2Controleer of de
zaagbladschroef schoon
is. Maak schoon indien
nodig.
ESmeren van het lager van de koppelingtrommel
• Tussen de uitgaande
aandrijfas en de
koppelingtrommel zit een
naaldlager dat dagelijks
gesmeerd moet worden.
Gebruik een hiervoor
bedoelde smeerspuit en
lagervet van goede
kwaliteit.
FSlijtagecontrole van de zaaguitrusting
Ketting
Controleer dagelijks de
ketting:
• of er zichtbare barsten in
klinken en schakels zijn
• of de ketting stijf is
• of klinken en schakels
abnormaal versleten zijn.
3Controleer of het neuswiel
van het zaagblad soepel
draait en of de
smeeropening van het
neuswiel open is. Maak
schoon en smeer indien
nodig.
Als de kettingsmering niet
werkt na de bovenstaande controles en de
bijbehorende
maatregelen, moet u de
motorkettingzaag naar
uw servicewerkplaats
brengen.
D Neuswiel van het zaagblad smeren
• Het neuswiel van het
zaagblad moet bij elke
tankbeurt gesmeerd
worden. Gebruik een
hiervoor bedoelde
smeerspuit en lagervet van
goede kwaliteit.
We raden aan een nieuwe
motorkettingzaag te
gebruiken om de slijtage
van de ketting die u gebruikt
te controleren.
Wanneer de lengte van de
snijtanden slechts 4 mm
bedraagt, is de ketting
versleten en moet ze
vervangen worden.
min 4 mm
(0,16")
G Kettingaandrijftandwiel
De koppelingtrommel is voorzien van één van de volgende
kettingaandrijftandwielen:
A) SPUR
(vastgesoldeerd)
B) RING (vervangbaar)
Controleer regelmatig
het slijtageniveau van
het kettingaandrijftandwiel. Vervang het
als het abnormaal
versleten is.
Het kettingaandrijftandwiel moet
vervangen worden
telkens men de ketting
vervangt.
A
B
Nederlands – 15
Page 16
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
H Zaagblad
Controleer regelmatig:
• Of er braam zit op de
buitenzijden van het
zaagblad. Vijl weg indien
nodig.
• Of de zaagbladgroef
abnormaal versleten is.
Vervang het zaagblad
indien nodig.
• Als de zaagbladneus
abnormaal of ongelijkmatig
versleten is. Als er een
“holte” ontstaat in waar de
radius van de zaagbladneus
ophoudt, was de ketting niet
voldoende gestrekt.
MAATREGELEN DIE TERUGSLAG
VOORKOMEN
De terugslag kan bliksemsnel, plotseling en
krachtig zijn en kan ertoe leiden dat de zaag,
het zaagblad en de ketting tegen de gebruiker
slaan. Als de ketting in beweging is wanneer
ze de gebruiker raakt, kan dit tot ernstige en
zelfs dodelijke verwondingen leiden. Het is
noodzakelijk om te begrijpen waardoor
terugslag wordt veroorzaakt en hoe terugslag
voorkomen kan worden door voorzichtig en
op de juiste manier te werken.
Wat is terugslag?
Terugslag is de benaming van
een plotselinge reactie waarbij
de zaag en het zaagblad
terugslaan van een voorwerp
dat geraakt werd door de
terugslagrisico-sector van de
zaagbladpunt.
• Voor een zo lang mogelijke
levensduur moet het
zaagblad elke dag
omgedraaid worden.
HET GROOTSTE GEDEELTE VAN
ONGEVALLEN MET MOTORKETTINGZAGEN
GEBEURT WANNEER DE KETTING DE
GEBRUIKER RAAKT.
• DRAAG ALTIJD DE PERSOONLIJKE
VEILIGHEIDSUITRUSTING (zie hoofdstuk
Veiligheidsuitrusting van de motorkettingzaag”
“
• VOER GEEN TAKEN UIT MET UW
MOTORKETTINGZAAG WAARVOOR U NIET
GEKWALIFICEERD BENT (zie hoofdstuk
veiligheidsuitrusting”
voorkomen”, “Zaaguitrusting” en “Algemene
gebruiksinstructies”
• ONTWIJK SITUATIES WAAR RISICO OP TERUGSLAG
BESTAAT (zie hoofdstuk
veiligheidsuitrusting”
,
“Maatregelen om terugslag te
).
“Persoonlijke
).
“Persoonlijke
).
De terugslag gebeurt altijd in
de richting van het
zaagbladoppervlak. Meestal
slagen de zaag en het
zaagblad omhoog en naar
achteren naar de gebruiker
toe. Maar dit kan ook in
andere richtingen zijn,
afhankelijk van de positie
waarin de zaag zich bevindt
op het ogenblik dat de
terugslagrisico-sector in
contact komt met een
voorwerp.
Terugslag vindt uitsluitend
plaats wanneer de
terugslagrisico-sector van het
zaagblad in contact komt met
een voorwerp.
• GEBRUIK DE AANBEVOLEN ZAAGUITRUSTING EN
CONTROLEER DE CONDITIE WAARIN ZE ZICH
BEVINDT (Zie hoofdstuk
gebruiksinstructies”
• CONTROLEER DE WERKING VAN DE
VEILIGHEIDSDETAILS VAN DE MOTORKETTINGZAAG
(Zie hoofdstuk
“Algemene veiligheidsinstructies”
“Algemene gebruiksinstructies”
“Algemene
).
en
).
16 – Nederlands
Page 17
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Basisregels
1Door te begrijpen wat terugslag is en hoe het veroorzaakt
wordt, kunt u het verrassingseffect reduceren of elimineren.
Het verrassingseffect verhoogt het ongevalsrisico. De
terugslag is meestal niet zo krachtig, maar kan bliksemsnel
en erg krachtig zijn.
2Hou de zaag altijd stevig
vast met uw rechterhand
op het achterste handvat
en uw linker handvat op
het voorste handvat.
Plaats uw duimen en
vingers rond de handvatten. Iedereen, of men
nu rechts- of linkshandig
is, moet de zaag op deze
manier vastgrijpen.
Want dit is de beste greep
om het terugslageffect te
reduceren en de controle
over de zaag te
behouden. Laat de
handvatten niet los!
3De meeste
terugslagongevallen
gebeuren bij het snoeien.
Zorg ervoor dat u stevig
staat en dat er niets op
de grond ligt waarover u
kunt struikelen of uw
evenwicht kunt verliezen.
Door onoplettendheid kan
de terugslagrisico-sector
van de zaag onopzettelijk
een tak, een boom in de
buurt of een ander
voorwerp raken, en
terugslag veroorzaken.
4Gebruik de zaag nooit
hoger dan
schouderhoogte en
zaagniet met de tip van
het zaagblad. Zaag nooit
wanneer u de zaag
slechts met één hand
vasthoudt!
7Wees extra voorzichtig
wanneer u met de
bovenkant van het
zaagblad zaagt, d.w.z.
wanneer u van de
onderkant van het
zaagvoorwerp zaagt. Dit
wordt zagen met
duwende ketting
genoemd. De ketting duwt
de zaag dan naar achter
naar de gebruiker toe.
Als de gebruiker deze
duwende beweging niet
pareert, bestaat het risico
dat de zaag zo ver naar
achter wordt geduwd dat
de terugslagrisico-sector
van het zaagblad het
enige contact met de
boom vormt, wat tot
terugslag leidt.
Met de onderkant van het
zaagblad zagen, d.w.z.
van de bovenkant van het
zaagvoorwerp naar
beneden, wordt zagen
met trekkende ketting
genoemd.Dan wordt de
zaag naar de bomen
getrokken en de voorkant
van de zaageenheid
vormt dan een natuurlijke
steun tegen de stam. Bij
zagen met trekkende
ketting heeft de gebruiker
meer controle over de
motorkettingzaag en waar
de terugslagrisico-sector
van het zaagblad zich
bevindt.
8Volg de vijl- en onderhoudsinstructies voor het zaagblad en
de ketting. Als men het zaagblad en de ketting vervangt,
mag slechts één van de door ons aanbevolen combinaties
gebruikt worden. Zie hoofdstuk
hoofdstuk
“Technische gegevens”
Een verkeerde zaaguitrusting of een verkeerd
gevijlde ketting, verhoogt het risico op
terugslag! Een verkeerde zaagblad/
kettingcombinatie kan het risico op terugslag
verhogen.
“Zaaguitrusting”
.
en
5Om volledige controle te
hebben over uw
motorkettingzaag is het
noodzakelijk dat u stabiel
staat. Werk nooit terwijl u
op een trap staat, hoog in
een boom of op plaatsen
waar u geen stabiele
ondergrond hebt om op te
staan.
6Zaag met een hoge
kettingsnelheid, d.w.z.
met volle gas.
Nederlands – 17
Page 18
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
1Een motorkettingzaag is uitsluitend bedoeld voor zagen in
bomen. De enige accessoires waarvoor u de motoreenheid
als aandrijfeenheid mag gebruiken zijn de zaagblad/
kettingcombinaties die aanbevolen worden in het hoofdstuk
“Technische gegevens”
2Gebruik de
motorkettingzaag nooit
als u moe bent, alcohol
heeft gedrongen of
medicijnen heeft ingenomen die uw
gezichtsvermogen, uw
beoordelingsvermogen of
uw coördinatievermogen
negatief beïnvloeden.
WAARSCHUWING!
Een motor laten lopen in een afgesloten of
slecht geventileerde ruimte kan dodelijke
ongelukken veroorzaken door verstikking of
koolmonoxidevergiftiging.
3Gebruik altijd de persoonlijke veiligheidsuitrusting.
Raadpleeg het hoofdstuk
4Gebruik nooit een motorkettingzaag die zo gewijzigd werd
dat ze niet langer overeenkomt met de originele uitvoering.
5a Gebruik nooit een
motorkettingzaag die
defect is. Volg de
onderhouds-, controle- en
service-instructies van
deze gebruiksaanwijzing.
Bepaalde onderhouds- en
servicemaatregelen
moeten uitgevoerd worden
door opgeleide en
gekwalificeerde specialisten. Raadpleeg het
hoofdstuk
bVoor ieder gebruik
1Controleer of de
kettingrem goed werkt en
niet beschadigd is. Zie
instructies onder de kop
Controle van kettingrem.
2Controleer of de achterste
rechterhandbescherming
niet beschadigd is.
3Controleer of de gashendelvergrendeling goed werkt en niet
beschadigd is.
4Controleer of de start- en stopschakelaar goed werkt en niet
beschadigd is.
“Onderhoud”.
.
“Persoonlijke veiligheidsuitrusting”
3
4
2
5
6
7
8
1
9
6STARTEN
Langdurige inademing van de uitlaatgassen
van de motor, kettingolienevel en stof van
zaagsel kan een gezondheidsrisico zijn.
Start de motorkettingzaag nooit zonder dat zaagblad,
zaagketting en alle kappen correct gemonteerd zijn.
De kettingrem moet
geactiveerd zijn wanneer u de
motorkettingzaag start. Zie
instructies onder de kop
Starten. Start de
motorkettingzaag nooit in de
lucht. Deze methode is zeer
gevaarlijk omdat het makkelijk
is de controle over de
motorkettingzaag te verliezen.
Zie instructies onder de kop
Starten.
• Start de motorkettingzaag
nooit voor het zaagblad, de
.
ketting en het
koppelingdeksel juist
gemonteerd zijn. (Zie
hoofdstuk
• Start de motorkettingzaag
nooit binnenshuis. Vergeet
niet dat het gevaarlijk is om
de uitlaatgassen van de
motor in te ademen.
• Controleer de omgeving en
vergewis u ervan dat er
geen risico bestaat dat
mensen of dieren in contact
komen met de ketting.
• Plaats de motorkettingzaag
op de grond met uw
rechtervoet in het achterste
handvat. Grijp het voorste
handvat stevig beet met uw
linkerhand. Zorg ervoor dat
de motorkettingzaag stabiel
ligt en dat de ketting niet in
contact komt met de grond
of een andere voorwerp.
Grijp daarna het
starthandvat met uw
rechterhand beet en trek
aan het starterkoord.
Wikkel het startkoord
nooit rond uw hand.
“Monteren”
).
5Controleer of alle handvatten vrij van olie zijn.
6Controleer of het trillingsdempingssysteem goed werkt en
niet beschadigd is.
7Controleer of de geluiddemper goed vast zit en niet
beschadigd is.
8Controleer of alle onderdelen van de motorkettingzaag
vastgedraaid zijn en dat ze niet beschadigd zijn of
ontbreken.
9Controleer of de kettingvanger op zijn plaats zit en niet
beschadigd is.
18 – Nederlands
7 BRANDSTOFVEILIGHEID
(Tanken/Brandstofmengsel/Opbergen)
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst
brandgevaarlijk. Wees voorzichtig bij het
hanteren van brandstof en kettingolie.
Vergeet het brand-, explosie- en
inademingsgevaar niet.
Page 19
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
• Tank nooit wanneer de motor
van de zaag loopt.
• Zorg voor een goede ventilatie
tijdens het tanken en het
mengen van brandstof
(benzine en 2-takt olie).
• Verplaats de motorkettingzaag
tenminste 3 m van de
tankplaats voor u de motor
start.
• Start nooit de
motorkettingzaag:
a)Als u daarop brandstof of
kettingolie heeft gemorst.
Neem alle gemorste
brandstof af en laat de
benzineresten verdampen.
b)Als u brandstof of kettingolie
op uzelf of op uw kleding
gemorst heeft. Trek eerst
schone kleding aan.
c)Als de zaag brandstof lekt.
Controleer “de tankdop” en
“de brandstofleidingen”
regelmatig op lekkage.
• Berg de motorkettingzaag en de brandstof zo dat eventuele
lekkage en dampen niet in contact kunnen komen met vonken
of vlammen. Bijvoorbeeld elektrische machines, elektrische
motoren, stopcontacten/schakelaars, verwarmingsketels e.d.
• De brandstof moet in daarvoor bedoelde en goedgekeurde
tanks worden bewaard.
• Bij opslag van langere duur en transport van de
motorkettingzaag moeten de brandstof- en
zaagkettingolietanks worden geleegd. Vraag bij uw tankstation
of bij de gemeente waar u de afgetapte brandstof en
kettingolie kwijt kan.
8Gebruik uitsluitend de in deze gebruiksaanwijzing aanbevolen
accessoires. Zie de hoofdstukken
gegevens
”.
Min. 3 m
(10 ft)
“Zaaguitrusting”
en
“Technische
1Basisveiligheidsregels
1Controleer de omge-
ving:
•Zodat u zeker weet dat u
de controle over uw zaag
niet kunt verliezen
vanwege omstanders,
dieren of een andere
reden.
•Om te voorkomen dat
omstanders en dieren in
contact komen met de
ketting of geraakt worden
door de vallende boom en
gewond raken.
Volg de hierboven genoemde punten maar gebruik de
motorkettingzaag nooit als u niet de mogelijkheid heeft om
hulp in te roepen in geval van een ongeval.
2Gebruik de motorkettingzaag niet in ongunstige
weersomstandigheden. B.v. bij dichte mist, hevige regen,
harde wind, hevige koude enz. Werken in slechte
weersomstandigheden is vermoeiend en kan tot gevaarlijke
situaties leiden, zo kan de grond glad zijn, kan de wind de
valrichting van de boom beïnvloeden enz.
3Wees extra voorzichtig bij het afzagen van kleine takken en
zaag niet in struiken (=veel kleine takken tegelijkertijd).
Kleine takken kunnen na het afzagen vastraken in de
ketting, in uw gezicht e.d. geslingerd worden en ernstige
verwondingen veroorzaken.
Met een defecte zaaguitrusting of een
verkeerd geslepen ketting neemt het risico op
ongevallen toe. Met een verkeerde zaagblad/
kettingcombinatie neemt het risico op
ongevallen toe.
ALGEMENE WERKINSTRUCTIES
In dit hoofdstuk nemen we de
basisveiligheidsregels voor het werken met
een motorkettingzaag door. Deze informatie
kan nooit de kennis vervangen die een
vakman via opleidingen en praktische
ervaring heeft verworven. Wanneer u in een
situatie belandt waarin u niet goed weet hoe u
verder te werk moet gaan, moet u een expert
raadplegen. Wend u tot uw dealer, uw
servicewerkplaats of een ervaren
motorkettingzaaggebruiker. Vermijd gebruik
waarvan u vindt dat u niet voldoende
gekwalificeerd bent!
Belangrijk
1Voor u begint te werken, moet u weten wat terugslag is en
hoe dit voorkomen kan worden (zie hoofdstuk
die terugslag voorkomen”
2Voor het gebruik moet u begrijpen wat het verschil is
tussen zagen met de onderkant en zagen met de bovenkant van het zaagblad (zie hoofdstuk
terugslag voorkomen
).
”).
“Maatregelen
“Maatregelen die
4Zorg ervoor dat u veilig
kunt gaan en staan.
Controleer of er
eventuele hindernissen
zijn als u onverwacht snel
moet kunnen wegkomen
(wortels, stenen, takken,
kuilen, grachten enz.).
Wees extra voorzichtig
wanneer u op hellend
terrein werkt.
5Wees extra voorzichtig
wanneer u in takken of
stammen zaagt die
gespannen zijn. Een
gespannen tak of stam
kan voor of tijdens het
zagen terug in zijn
oorspronkelijke stand
springen. Als u op de
verkeerde plaats staat of
de zaagsnede op de
verkeerde plaats
aanbrengt, kan de tak/
stam hierbij u of de
motorkettingzaag raken
zodat u de controle over
de zaag verliest. Dit kan
tot ernstige verwondingen
leiden.
Nederlands – 19
Page 20
6Wanneer u zich verplaatst
moet de ketting vergrendeld
worden met de kettingrem en
moet de motor uitgeschakeld
worden. Draag de
motorkettingzaag met het
zaagblad en de ketting naar
achter gericht. Als het om
een langere verplaatsing
gaat, moet u de
zaagbladbescherming
gebruiken.
7Wanneer de motor loopt,
mag u de motorkettingzaag
alleen neerzetten als u er
een wakend oogje kunt op
houden en de ketting
vergrendeld heeft met de
kettingrem. Als de zaag een
langere tijd “geparkeerd”
wordt, moet de motor
uitgeschakeld worden.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
3De ketting mag tijdens en
na het zagen niet in
contact komen met de
grond of hindernis.
4Bestaat er risico op
terugslag?
5Kan u op deze grond en
in deze omgeving veilig
gaan en staan?
Dat de ketting wordt vastgeklemd of dat het zaagvoorwerp splijt
is te wijten aan twee oorzaken: welke steun het zaagvoorwerp
voor en na het zagen heeft en of het zaagvoorwerp onder
spanning staat.
Het vastklemmen en splijten kunnen in de meeste gevallen
voorkomen worden door het zagen in twee stappen uit te
voeren: vanaf de boven- en de onderkant. Het gaat erom de
“wil” van het zaagvoorwerp om de ketting vast te klemmen of te
splijten, te neutraliseren.
2Basistechniek zagen
Gebruik een motorkettingzaag nooit door
deze met uw ene hand vast te houden. Een
motorkettingzaag is niet veilig onder controle
met een hand; u kunt in u zelf zagen. Houd de
handgrepen altijd stevig met beide handen
beet.
Algemeen
• Geef altijd vol gas bij het zagen!
• Laat na elke zaagsnede de motor stationair draaien
(als de motor langdurig op volle toeren draait zonder dat hij
belast wordt, d.w.z. zonder de weerstand die de motor bij het
zagen via de ketting ondervindt, kan dit tot ernstige
beschadigingen van de motor leiden).
• Met de bovenkant van het zaagblad zagen = met “trekkende”
ketting zagen.
• Met de onderkant van het zaagblad zagen = met “duwende”
ketting zagen.
Zie het hoofdstuk
betrekking tot het hogere terugslagrisico dat zagen met een
“duwende” ketting met zich mee brengt.
“Maatregelen die terugslag voorkomen”
Benamingen
Zagen=Algemene benaming voor zagen door hout
Snoeien =Takken van een gevelde boom afzagen
Splijten=Wanneer het voorwerp dat u door/af wilt zagen
Voor het zagen moet u
rekening houden met vijf
erg belangrijke factoren:
1De zaaguitrusting mag
niet vastgeklemd worden
in de zaagsnede.
2Het zaagvoorwerp mag
niet splijten.
afbreekt voor u de hele zaagsnede aangebracht
heeft.
met
Als de ketting wordt vastgeklemd in de
zaagsnede: SCHAKEL DE MOTOR UIT!
Probeer de motorkettingzaag niet los te
trekken. Als u dit doet kunt u zich verwonden
aan de ketting wanneer de zaag plotseling
loskomt. Gebruik een hefboom om de
motorkettingzaag los te maken.
Hieronder volgt een theoretische beschrijving van hoe de
meeste voorkomende situaties waarmee de gebruiker van een
motorkettingzaag te maken krijgt, gehanteerd moeten worden.
Zagen
1De stam ligt op de grond.
Er bestaat geen risico dat
de ketting wordt
vastgeklemd of dat de
stam splijt. Het risico dat
de ketting na het
doorzagen de grond
raakt, is echter wel groot.
Zaag van boven naar
beneden door de hele
stam. Wees voorzichtig
op het einde van de
zaagsnede zodat u
voorkomt dat de ketting
de grond raakt. Blijf vol
gas geven maar wees
bereid om te reageren
indien dit nodig mocht
zijn.
AAls dit mogelijk is (kan de
stam geroteerd worden?)
zaag de stam dan voor 2/
3 door.
BRoteer de stam zo dat de
resterende 1/3 van
bovenaf kunt zagen.
20 – Nederlands
Page 21
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
2De stam wordt aan één
kant ondersteund. Groot
risico op splijten.
ABegin met van onder naar
boven te zagen (ca. 1/3
van de stamdiameter).
BZaag de stam daarna van
boven naar beneden door
zodat de twee
zaagsneden elkaar
ontmoeten.
3De stam wordt aan beide
kanten ondersteund.
Groot risico dat de ketting
wordt vastgeklemd.
3 Veltechniek
Voor het vellen van een boom is veel techniek
vereist. Een onervaren
motorkettingzaaggebruiker mag geen bomen
vellen met de zaag. VOER NOOIT TAKEN UIT
WAARVOOR U NIET GEKWALIFICEERD
BENT.
A Veiligheidsafstand
De veiligheidsafstand tussen de boom die geveld zal worden en
de dichtstbijzijnde werkplek moet tenminste 2 1/2 boomlengtes
bedragen. Zorg ervoor dat niemand zich voor en tijdens het
vellen in deze “risicozone” bevindt.
B Velrichting
Bij het vellen van bomen is het de bedoeling dat de boom op zo
geveld wordt dat het snoeien en het doorzagen van de gevelde
boom op zo’n “eenvoudig” mogelijk terrein kan gebeuren. Men
moet er veilig kunnen gaan en staan.
ABegin met van onder naar
boven te zagen (ca. 1/3
van de stamdiameter).
BZaag de stam daarna van
boven naar beneden door
zodat de twee
zaagsneden elkaar
ontmoeten.
Snoeien
Bij het snoeien van dikkere
takken moet men dezelfde
principes toepassen als bij het
zagen.
Zaag moeilijke takken stukje
voor stukje af.
In de eerste plaats moet
voorkomen worden dat de
vallende boom vastraakt in
een andere boom. Het is erg
gevaarlijk om zo’n“vastgeraakte” boom op de
grond te krijgen (zie punt 4
van dit hoofdstuk).
Nadat u bepaald heeft in
welke richting u wilt dat de
boom valt, moet u ook
beoordelen wat de natuurlijke
valrichting van de boom is.
Die wordt bepaald door de
1
2
3
volgende factoren:
Helling
Hoe gebogen de boom is
Windrichting
Takkenconcentratie
Eventueel gewicht van de
sneeuw op de boom
Na deze beoordeling kan men gedwongen zijn om de boom in
zijn natuurlijke richting te laten vallen omdat blijkt dat het
onmogelijk of te gevaarlijk is om te proberen de boom in de
gewenste richting te laten vallen.
Een andere belangrijke factor, die geen invloed heeft op de
valrichting, maar wel belangrijk is voor uw persoonlijke
veiligheid, is dat u moet controleren of de boom geen
beschadigde of “dode” takken heeft die af kunnen breken en u
kunnen verwonden.
Op kritieke velmomenten moeten de
gehoorbeschermers direct na het voltooien
van de zaagwerkzaamheden opgeklapt
worden, zodat u geluiden en
waarschuwingssignalen kunt opmerken.
Nederlands – 21
Page 22
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
C Onderste gedeelte van de stam snoeien en
vluchtweg
Snoei de takken van het
onderste gedeelte van stam af
die in de weg zitten. Men kan
het best van onder naar
boven werken en de stam
moet zich altijd tussen u en de
motorkettingzaag bevinden.
Snoei nog hoger dan
schouderhoogte.
Verwijder de vegetatie rond
de boom en controleer of er
eventuele hindernissen
(stenen, takken, kuilen enz.)
zijn zodat u gemakkelijk weg
kunt komen wanneer de boom
begint te vallen.
De vluchtweg moet in een
hoek van circa 135° (schuin
achterwaarts) tegenover de
geplande valrichting liggen.
ZAAGSNEDE
De zaagsnede wordt aangebracht vanaf de andere kant van de
boom en moet volkomen horizontaal liggen. Sta links van de
boom en zaag met trekkende ketting.
Breng de ZAAGSNEDE ca.
3-5 cm boven de horizontale
lijn van de INKEPING aan.
Steek de schorssteun (indien
deze gemonteerd is) achter
het scharnierstuk. Zaag met
volle gas en duw de ketting/
het zaagblad langzaam in de
boom. Let op of de boom niet
in een richting beweegt die
tegenovergesteld is aan de
gekozen valrichting. Breng
zodra de snijdiepte dit toelaat,
een VELWIG of een
BREEKIJZER aan in de
ZAAGSNEDE.
D Vellen
Het vellen gebeurt met drie zaagsneden. Eerst maakt men een
“INKEPING” die bestaat uit een “BOVENSTE INKEPING” en
een “ONDERSTE INKEPING”, en daarna wordt het vellen
beëindigd met een “ZAAGSNEDE”. Door de inkepingen en de
zaagsnede op de juiste plaats aan te brengen, kan men de
valrichting erg nauwkeurig sturen.
INKEPING
Bij het aanbrengen van de
INKEPING begint men met de
BOVENSTE INKEPING. Sta
aan de rechterkant van de
boom en zaag met trekkende
ketting.
Breng daarna de ONDERSTE
INKEPING aan zodat die
eindigt waar de BOVENSTE
INKEPING eindigt.
De inkepingdiepte moet 1/4
van de stamdiameter bedragen en de hoek tussen de
bovenste en de onderste
inkeping tenminste 45°.
De ZAAGSNEDE moet
parallel met de
INKEPINGLIJN beëindigd
worden zodat de afstand
tussen beiden tenminste 1/10
van de stamdiameter
bedraagt.
Het niet doorgezaagde
gedeelte wordt
SCHARNIERSTUK geoemd.
Het SCHARNIERSTUK doet
dienst als scharnier en stuurt
de richting van de vallende
boom.
Als het SCHARNIERSTUK te
klein is of volledig
doorgezaagd is of als de
inkeping of de zaagsnede
verkeerd geplaatst zijn, kan
men alle controle over de
valrichting van de boom
verliezen.
De beide inkepingen
ontmoeten elkaar op de
“INKEPINGLIJN”. De
inkepinglijn moet volkomen
horizontaal liggen en
tegelijkertijd een rechte hoek
(90°) vormen met de gekozen
valrichting.
22 – Nederlands
Wanneer de zaagsnede en de
inkeping klaar zijn, moet de
boom uit zichzelf beginnen te
vallen of met behulp van de
VELWIG of het BREEKIJZER.
Page 23
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
We raden aan een
zaagbladlengte te gebruiken
die groter is dan de stamdiameter van de boom, zodat
de ZAAGSNEDE en de
INKEPING aangebracht
kunnen worden met een
zogenaamde “EENVOUDIGE
SNEDE” (In
gegevens”
zaagbladlengtes aanbevolen
zijn voor uw
motorkettingzaag).
Er zijn methodes om bomen
te vellen met een stamdiameter die groter is dan de
zaagbladlengte. Bij deze
methodes is het risico dat de
terugslagrisico-sector van het
zaagblad in contact komt met
een voorwerp erg groot.
“Technische
staat welke
WE RADEN ONVOLDOEND
GEKWALIFICEERDE GEBRUIKERS TEN
STERKSTE AF BOMEN TE VELLEN MET EEN
ZAAGBLADLENGTE DIE KLEINER IS DAN DE
STAMDIAMETER.
4Hanteren van een mislukte poging =
erg groot ongevalsrisico
A “Vastgeraakte boom” omlaag halen
De veiligste methode is een takel gebruiken.
A. Gemonteerd op een trekker.B. Draagbaar
B Bomen en takken zagen die onder spanning
staan
Voorbereidingen:
a) Beoordeel in welke richting de bomen/takken gespannen
zijn waar het “BREEKPUNT” (d.w.z. dat punt waar de
boom/tak zou breken als hij nog mee gespannen zou
worden) zich bevindt.
E Snoeien
DE MEESTE TERUGSLAGONGEVALLEN
GEBEUREN TIJDENS HET SNOEIEN! HOU
STEEDS IN HET OOG WAAR DE
TERUGSLAGRISICO-SECTOR VAN HET
ZAAGBLAD ZICH BEVINDT BIJ HET AFZAGEN
VAN GESPANNEN TAKKEN.
Zorg ervoor dat u veilig kunt
gaan en staan! Werk vanaf de
linkerkant van de stam. Werk
zo dicht mogelijk bij de
motorkettingzaag voor een zo
goed mogelijke controle.
Indien mogelijk moet u het
gewicht van de
motorkettingzaag op de stam
laten rusten.
Verplaats u uitsluitend
wanneer de stam zich tussen
u en de motorkettingzaag
bevindt.
FStam van gevelde boom doorzagen
Zie
”Algemene werkinstructies”
“Basistechniek zagen”
.
punt 2, hoofdstuk
b) Beoordeel hoe u de spanning het best kunt wegnemen en
of u dit zelf kunt. In extra gecompliceerde situaties is de
enige veilige methode geen motorkettingzaag te gebruiken
en een takel te gebruiken.
In het algemeen geldt:
a) Sta zo dat u niet het risico
loopt geraakt te worden
door de boom/tak
wanneer de spanning
wordt weggenomen.
b) Maak één of meerdere
sneden op of in de buurt
van het “BREEKPUNT”.
Zaag zo diep en breng
zoveel sneden aan als
nodig is om de spanning
in de boom/tak voldoende
weg te nemen zodat de
boom/tak “afbreekt” bij het
BREEKPUNT.
Zaag nooit door een
gespannen voorwerp!
Nederlands – 23
Page 24
WAT IS WAT?
21
20
19
24
27
Husqvarna 61
XXXX
XXXXXXX
Husqvarna AB
Huskvarna, SWEDEN
1
6
7
5
8
10
4
3
2
12
1
1718
16
15
14
13
9
Wat is wat?
1Cilinderkap
2Voorste handvat
3Terugslagbescherming
4Starter
5Kettingolietank
6Starthendel
7Stelschroeven, carburateur
8Chokehendel
9Achterste handvat
10 Stopschakelaar
11 Brandstoftank
25
23
26
15 Zaagblad
16 Schorssteun
17 Kettingvanger. Vangt de ketting op wanneer ze losraakt of
breekt.
18 Koppelingdeksel met ingebouwde kettingrem
19 Rechterhandbescherming, Beschermt de ketting wanneer
de ketting breekt of losraakt.
20 Gashendel
21 Gashendelvergrendeling. Voorkomt ongewild gas geven.
23 Combisleutel
24 Kettingspannerschroef
25 Gebruiksaanwijzing
12 Knalpot
13 Neuswiel
14 Ketting
24 – Nederlands
26 Zaagbladbescherming
27. Startgasvergrendeling
Page 25
MONTEREN
Monteren van zaagblad en ketting
WAARSCHUWING! Wanneer u aan de ketting
!
Controleer of de kettingrem
ontkoppeld is door de
terugslagbescherming van de
kettingrem naar de voorste
handvatbeugel te duwen.
Verwijder de zaagbladmoeren
en het koppelingdeksel
(kettingrem).
Verwijder de
transportbescherming (A).
werkt, moet u altijd handschoenen dragen.
De ketting is juist
aangespannen wanneer heeft
de correcte spanning wanneer
ze niet langer slap hangt aan
de onderkant van het
zaagblad en toch gemakkelijk
met de hand kan worden
voortbewogen. Hou de tip van
het blad omhoog en haal de
zaagbladmoeren aan met de
combi-sleutel.
Op een nieuwe ketting moet
de kettingspanning vaak
gecontroleerd worden tot de
ketting goed “ingelopen” is.
Controleer regelmatig de
kettingspanning. Correct
aangespannen kettingen
geven goede
bedrijfsprestaties en hebben
een lange levensduur.
A
Monteer het zaagblad over de
zaagbladbouten. Plaats het
zaagblad in de achterste
stand. Plaats de ketting over
het kettingaandrijftandwiel en
in de zaagbladgroef. Begin
aan de bovenkant van het
zaagblad.
Controleer of de randen van
de zaagschakels op de
bovenkant van het zaagblad
naar voren zijn gericht.
Monteer het koppelingdeksel
(kettingrem) en plaats de
kettingafstelpen in de opening
van het zaagblad. Controleer
of de aandrijfschakels van de
ketting op het aandrijftandwiel
passen of de ketting juiste in
de groef van het zaagblad zit.
Haal de zaagbladmoeren aan
met de hand.
Span de ketting door met
behulp van de combinatiesleutel de kettingafstelschroef
naar rechts te schroeven. De
ketting moet aangespannen
worden tot ze niet langer slap
hangt aan de onderkant van
het zaagblad.
Nederlands – 25
Page 26
BRANDSTOFHANTERING
Brandstof
N.B! Uw kettingzaag is uitgerust met een twee-takt motor.
Gebruik steeds met twee-takt motorolie vermengde benzine.
Om zeker te zijn van de juiste mengverhouding, is het erg
belangrijk dat u de oliehoeveelheid steeds nauwkeurig afmeet.
Als u kleine brandstofhoeveelheden mengt, hebben zelfs kleine
afwijkingen van de juiste oliehoeveelheid een grote invloed op
de mengverhouding.
Zorg steeds voor een goede ventilatie bij het
!
Benzine
• Gebruik loodvrije of gelode
benzine van een hoge
kwaliteit.
• Het aanbevolen laagste
octaangehalte is 90.
Als men de motor laat
draaien op benzine met een
lager octaangehalte dan 90
kan dit tot zogenaamd
kloppen leiden. Hierdoor
stijgt de motortemperatuur
wat tot zware
motorbeschadigingen kan
leiden.
• Als men voortdurend met
een hoog toerental werkt
(b.v. snoeien) is het aan te
raden een hoger
octaangehalte te gebruiken.
vullen en hanteren van brandstof.
Mengen
• Meng de benzine en olie
altijd in een schone jerrycan
die goedgekeurd is voor
benzine.
• Begin altijd met de helft van
de benzine die gemengd
moet worden erin te gieten.
Giet er daarna de hele
oliehoeveelheid bij. Meng
(schud) het
brandstofmengsel. Giet er
de resterende hoeveelheid
benzine bij.
• Meng (schud) de
brandstofhoeveelheid goed
voor u de brandstoftank van
de zaag vult.
• Meng niet meer brandstof
dan voor max. 1 maand
nodig is.
• Als u de zaag gedurende
een langere tijd niet
gebruikt, moet u de
brandstoftank leeg maken
en hem schoonmaken.
Twee-takt olie
• Gebruik HUSQVARNA twee-takt olie die speciaal werk
ontwikkeld voor motorkettingzagen, voor een zo goed
mogelijk resultaat. kettingzaag.
Mengverhouding 1:50 (2%).
• Indien er geen HUSQVARNA twee-takt olie verkrijgbaar is,
dient u een andere olie van goede kwaliteit en bedoeld voor
luchtgekoelde motoren, te gebruiken. Neem contact op met
uw dealer als u twijfelt.
Mengverhouding 1:33 (3%) - 1:25 (4%).
• Gebruik nooit twee-takt olie die bedoeld is voor
watergekoelde buitenboordmotoren, zogenaamde
outboardoil.
• Gebruik nooit olie bedoeld voor vier-takt motoren.
Benzine
Lit.
5
10
15
20
2%(1:50)
0,10
0,20
0,30
0,40
Olie
Lit.
3%(1:33)
0,15
0,30
0,45
0,60
4%(1:25)
0,20
0,40
0,60
0,80
Kettingolie
• Het smeren van de ketting
gebeurt automatisch en we
raden aan een speciale olie
(kettingolie) met goede
adhesie.
• In landen waar geen
kettingolie verkrijgbaar is,
kan transmissieolie EP 90
worden gebruikt.
• Gebruik nooit gebruikte olie.
Dit kan de oliepomp, het
zaagblad en de ketting
beschadigen.
• Het is belangrijk het juiste
olietype te gebruiken in
verhouding tot de
luchttemperatuur (juiste
viscositeit).
• Bij temperaturen onder 0°C
worden bepaalde
oliesoorten minder visceus.
Dit kan de pomp
overbelasten en de
komponenten van de pomp
beschadigen.
26 – Nederlands
• Neem contact op met uw
dealer voor het kiezen van
de juist kettingolie.
Page 27
BRANDSTOFHANTERING
Tanken
WAARSCHUWING! Om het risico op brand te
verminderen, moet u de volgende
!
• Rook nooit of plaats nooit warme voorwerpen in de
buurt van de brandstof.
• Tank nooit terwijl de motor draait.
• Open de dop van de tank voorzichtig wanneer u wilt
• Verplaats de zaag altijd een eind van de tankplaats
voor u de motor start.
Maak de dop van de tank en
de directe omgeving goed
schoon.
Maak de brandstof- en
kettingolietanks regelmatig
schoon.
Het brandstoffilter moet
minstens één keer per jaar
vervangen worden.
Verontreinigingen in de tank
kunnen defecten veroorzaken.
Zorg ervoor dat de brandstof
goed gemengd is door de
jerrycan voorzichtig te schudden voor u de tank vult. De
volumes van de kettingolie- en
brandstoftanks zijn goed op
elkaar afgestemd.
Vul daarom de kettingolie- en
de brandstoftank altijd op
hetzelfde tijdstip.
voorzorgsmaatregelen nemen.
Min 3 m
(10ft)
Nederlands – 27
Page 28
STARTEN EN STOPPEN
Starten en stoppen
WAARSCHUWING! Voor het starten moet u
!
• Start de motorkettingzaag nooit zonder dat zaagblad,
ketting en alle kappen gemonteerd zijn. Anders kan de
koppeling losraken en persoonlijk letsel veroorzaken.
• Verwijder de motorkettingzaag steeds van de
tankplaats, voor u de zaag start.
• Plaats de zaag steeds op een stabiele ondergrond.
Zorg ervoor dat u stevig staat en dat de ketting niet in
contact kan komen met een voorwerp.
• Hou onbevoegden uit het werkgebied.
Koude motor
STARTEN:
De kettingrem moet
geactiveerd zijn wanneer u de
motor start. Activeer de rem
door de terugslagbescherming
naar voren te brengen.
ONTSTEKING:
Draai de stopschakelaar naar
links.
CHOKE:
Trek de chokehendel uit.
STARTGAS:
1. Druk de vergrendeling voor
het onvrijwillig gas geven
naar beneden (A).
2. Geef met de gashendel (B)
vol gas.
3. Druk de
startgasvergrendeling naar
achteren (C).
rekening houden met de volgende punten:
C
B
A
Starten
Grijp het voorste handvat beet
met uw linkerhand. Plaats uw
rechtervoet op het onderste
van het achterste handvat en
druk de zaag op de grond.
Grijp de starthendel beet, en
trek met uw rechterhand
langzaam aan het
starterkoord tot men
weerstand voelt (starthaken
grijpen in) en trek daarna een
paar keer snel en kort.
Wikkel het startkoord nooit
rond uw hand.
Omdat de kettingrem nog
steeds geactiveerd is moet
het toerental van de motor zo
snel mogelijk terug naar
nullast, wat u bereikt door de
gasvergrendeling snel uit te
schakelen. Daardoor
voorkomt u onnodige slijtage
van koppeling,
koppelingstrommel en
remband.
Druk de chokehendel
onmiddellijk in wanneer de
motor ontsteekt, en herhaal
de startpogingen tot de motor
start.
Wanneer de motor start, geef
snel vol gas en het startgas
wordt automatisch
uitgeschakeld.
N.B.! Trek het starterkoord
niet volledig uit en laat de
starthendel niet zomaar los
wanneer het volledig
uitgetrokken is. Dit kan tot
beschadigingen van de
motorkettingzaag leiden.
Warme motor
Volg dezelfde procedure als
voor de koude motor, maar
zonder de chokehendel uit te
trekken.
Reset de kettingrem door de
terugslagbescherming terug te
brengen naar de
handvatbeugel. De
motorkettingzaag is dan klaar
voor gebruik.
Stoppen
Stop de motor door de
ontsteking af te zetten. (Draai
de stopschakelaar naar
rechts.)
28 – Nederlands
Page 29
ONDERHOUD
Carburateur
WAARSCHUWING! De zaag nooit starten als het
!
Werking
Via de gasklepbediening stuurt de carburateur het toerental van de
motor. In de carburateur worden brandstof en lucht vermengd. Dit
mengsel kan worden afgesteld. Om het maximum vermogen van
de zaag te kunnen benutten, moet de afstelling correct zijn.
Afstellen van de carburateur houdt in dat de motor wordt
aangepast aan plaatselijke omstandigheden, b.v. klimaat, hoogte,
benzine en type 2-taktolie.
De carburateur heeft drie
afstelposities:
L = Lage toeren-naald
H = Hoge toeren-naald
T = Stelschroef voor
Met de L- en de H-naalden wordt de gewenste
brandstofhoeveelheid afgesteld in functie van de luchtstroom die
de opening van de gasklepbediening toelaat.
Door de schroeven met de klok mee te draaien wordt het lucht/
brandstofmengsel armer (minder brandstof) en door ze tegen de
klok in te draaien, wordt het lucht/brandstofmengsel rijker (meer
brandstof). Een armer mengsel geeft een hoger toerental en een
rijker mengsel een lager toerental.
De T-schroef regelt de positie van de gasklepbediening bij stationair draaien. Als de T-schroef met de klok mee wordt gedraaid, krijgt
men een hoger stationair toerental en als ze tegen de klok in wordt
gedraaid, een lager stationair toerental.
Basisafstelling en inrijden
Tijdens de testritten in de fabriek wordt de basisafstelling van de
carburateur uitgevoerd. De basisafstelling bedraagt
respectievelijk H=1 toeren en L=1 toeren.
Opdat de onderdelen van de motor een goede
basissmeerbeurt zouden krijgen (inrijden) moet de carburateur
gedurende de eerste 3-4 uur dat u de zaag gebruikt, afgesteld
worden voor een iets rijker brandstofmengsel. Stel hiervoor
het vollasttoerental 600-700 omw./min. af dan het aanbevolen
max. vollasttoerental.
Als u het vollasttoerental niet kunt controleren met een toerenteller,
mag de H-naald niet op een armer mengsel worden afgesteld dan
de basisafstelling aangeeft.
Het aanbevolen vollasttoerental mag niet meer overschreden
worden. N.B.! Als de ketting roteert bij stationair toerental moet de
T-schroef tegen de klok in gedraaid worden tot de ketting stopt.
Fijnafstelling
Wanneer de zaag “ingereden” is, moet de fijnafstelling van de
carburateur uitgevoerd worden. Ze moet uitgevoerd worden dooreen gekwalificeerd deskundig persoon. Eerst wordt de L-naald,
dan de T-schroef voor het stationair toerental en tenslotte de Hnaald afgesteld.
De volgende toerentalaanbevelingen zijn van toepassing:
Een nieuwe fijnafstelling kan nodig zijn wanneer de
motorkettingzaag na het vervangen van brandstofsoort zich anders
gedraagt met betrekking tot starten, acceleratie, max. toerental enz.
Voorwaarden
Voor met het afstellen wordt begonnen, moet het luchtfilter schoon
zijn en het cilinderdeksel gemonteerd zijn. Als de carburateur
afgesteld wordt wanneer het luchtfilter vuil is, krijgt men een te arm
brandstofmengsel wanneer het luchtfilter wordt schoongemaakt. Dit
kan tot ernstige beschadigingen van de motor leiden.
zaagblad, de ketting en het koppelingdeksel
(kettingrem) niet gemonteerd zijn. Anders kan de
koppeling loskomen en ernstige verwondingen
veroorzaken.
stationair draaien
Max. vollasttoerentalStationair toerental
Draai de L- en de N-naalden voorzichtig (met de klok mee) naar de
bodem. Draai daarna de naalden 1 toer (tegen de klok in). De
carburateur heeft nu instelling H=1 en L=1.
Start de zaag volgens de startinstructie en laat ze ca. 10 min.
warmdraaien.
OPGELET! Als de ketting draait bij stationair toerental, moet
de T-schroef tegen de klok in gedraaid worden tot de ketting
stopt.
Plaats de zaag op een plat oppervlak zodat het zaagblad weg van
u wijst en zodat het zaagblad en de ketting niet in contact komen
met het oppervlak of met een ander voorwerp.
Laag toerental-naald L
Zoek het hoogste stationair
toerental door de lage toerentalnaald langzaam met de klok
mee of tegen de klok in te
draaien. Wanneer u het
hoogste toerental gevonden
heeft, moet u de L-naald 1/4toer tegen de klok in draaien.
OPGELET! Als de ketting draait
bij stationair toerental, moet de
T-schroef tegen de klok in
gedraaid worden tot de ketting
stopt.
L
+ 1/4
Fijnafstelling van schroef T
Het stationair toerental wordt afgesteld met de schroef T.
Als afstelling nodig is, moet u terwijl de motor draait, de schroef
met de klok mee draaien tot de ketting begint te roteren. Draai
daarna de schroef tegen de klok in tot de ketting stilstaat. Het
stationair toerental is correct afgesteld wanneer de motor in alle
posities gelijkmatig draait en dit met een goede marge tot het
toerental waarbij de ketting begint te draaien.
WAARSCHUWING! Als het stationair toerental
!
niet zo kan worden afgesteld dat de ketting
stilstaat, dient u uw dealer te raadplegen.
Gebruik de zaag nooit voor ze correct is
afgesteld of gerepareerd.
Hoge toeren-naald H
De hoge toeren-naald H
beïnvloedt het vermogen en het
toerental van de zaag. Een te arm
afgestelde hoge toeren-naald (Hnaald te ver naar beneden
geschroefd) leidt tot te hoge
toerentallen waardoor de motor
beschadigd wordt. Laat de zaag
gedurende ca. 10 sec. op volle
gas draaien. Draai daarna de Hnaald 1/4 toer tegen de klok in.
Laat de zaag opnieuw gedurende
ca. 10 sec. op volle gas draaien
en luister naar het verschil in
vollasttoerental.
Herhaal deze procedure nadat u de H-naald nog eens een 1/4 toer
tegen de klok in heeft gedraaid.
U heeft de zaag nu laten draaien op H±0, H=+1/4, en H = +1/2 van
de basisafstelling. Bij vol gas geven klonk de motor bij elke
afstelling anders. De H-naald is correct afgesteld wanneer de zaag
een ietsje “lalt”. Als de zaag “fluit”, is de afstelling te arm. Als de
geluiddemper veel rook ontwikkelt en de zaag erg “lalt” is de
afstelling te rijk. Draai de H-naald met de klok mee tot de afstelling
juist klinkt.
OPGELET! Voor een optimale afstelling moet u beroep doen op
een vakman die over een toerenteller beschikt. Het aanbevolen
max. vollasttoerental mag niet overschreden worden.
H
Correct afgestelde carburateur
Een correct afgestelde carburateur houdt in dat de zaag
accelereert zonder enige aarzeling en dat de zaag een ietsje “lalt”
bij vol gas geven. Verder mag de ketting niet roteren bij stationair
draaien. Een te arm afgestelde L-naald kan tot startmoeilijkheden
en slecht accelereren leiden. Een te arm afgestelde H-naald leidt
tot een lager vermogen van de zaag, een slechte acceleratie en/of
motorbeschadiging. Een te rijke afstelling van L- en de H-naald
leidt tot acceleratieproblemen of een te laag werktoerental.
Nederlands – 29
Page 30
ONDERHOUD
Starter
!
• De in het starterhuis gemonteerde terugspringveer is
opgespannen en kan eruit springen als men niet
voorzichtig tewerk gaat en kan dan persoonlijke
verwondingen veroorzaken.
• Wees altijd voorzichtig bij het vervangen van de veer of
het starterkoord. Draag altijd een veiligheidsbril.
Een gebroken of versleten starterkoord
vervangen
• Draai de schroeven los
waarmee de starter op het
krukashuis. bevestigd is, en
verwijder de starter.
• Trek het starterkoord ca. 30
uit en til ze op tot de
inkeping in de periferie van
de schijf. Nulstel de
terugspringveer door de
schijf langzaam achteruit te
draaien.
• Maak de schroef in het
midden van de schijf los en
verwijder de schijf.
WAARSCHUWING!
De terugspringveer spannen
• Plaats het starterkoord in de
inkeping van de schijf en
draai de schijf twee toeren
naar rechts.
N.B.! Controleer of de schijf,
wanneer het starterkoord
volledig uitgetrokken is,
tenminste een halve toer
gedraaid kan worden.
Een gebroken terugspringveer vervangen
• Til de schijf op. (Zie,
gebroken of versleten
starterkoord vervangen”
Vergeet niet dat de
terugspringveer gespannen
is in het starterhuis.
• Demonteer de
terugspringveer door met
het starterhuis, met de
binnenkant naar onder
gericht, lichtjes tegen de
werkbank te slaan. Als de
veer bij het monteren
uitsteekt, moet u de veer
opnieuw monteren van
buiten naar binnen toe.
”Een
).
Bevestig een nieuw
starterkoord in de schijf en
maak ze vast.
Wikkel het starterkoord
circa 3 keer rond de schijf.
Monteer de schijf tegen de
terugspringveer zodat het
uiteinde van de
terugspringveer in de schijf
haakt. Monteer de schroef
in het midden van de schijf.
Leid het starterkoord door
de opening in het
starterhuis en de
starthendel en maak daarna
een stevige knoop in het
starterkoord.
• Smeer de veer in met
dunne olie.
Monteer de schijf en span
de veer op.
Starter monteren
• Monteer de starter door
eerst het starterkoord
volledig uit te trekken en
daarna de starter op het
krukashuis te plaatsen. Laat
het starterkoord langzaam
los zodat de starthaken in
het wiel grijpen.
• Monteer de schroeven die
de starter op zijn plaats
houden en haal ze aan.
30 – Nederlands
Page 31
ONDERHOUD
Luchtfilter
Het luchtfilter dient regelmatig te worden schoongemaakt (stof
en vuil verwijderen) om de volgende problemen te vermijden:
• Storingen van de
carburateur
• Moeilijkheden bij het starten
• Vermogensverlies
• Onnodige slijtage van de
motoronderdelen
• Abnormaal hoog
brandstofverbruik
Maak het filter dagelijks of
vaker schoon wanneer u in
een stoffige atmosfeer werkt.
• Demonteer het luchtfilter
door het cilinderdeksel te
verwijderen en schroef het
filter eraf. Bij het weer in
elkaar zetten dient u te
controleren dat het filter
dicht tegen de filterhouder
ligt. Reinig het filter door
schudden of afborstelen.
• Voor grondiger reinigen
kunt u water en zeep
gebruiken.
Na een lange
gebruiksperiode kan het
filter niet meer worden
gereinigd. Daarom moet het
luchtfilter regelmatig
vervangen worden.
Een beschadigd luchtfilter
moet altijd vervangen
worden.
61
268
• Wanneer de motorkettingzaag te weinig vermogen heeft,
moeilijk start of onregelmatig onbelast draait, dient u
altijd eerst de bougie te controleren voor u andere
maatregelen neemt. Maak de bougie schoon als ze verstopt
is en controleer of de afstand tussen de elektroden 0,5 mm
bedraagt. De bougie moet na een maand gebruik, of eerder
indien nodig, vervangen worden.
BELANGRIJK! Gebruik steeds het correcte bougietype.
Andere types kunnen de zuiger/cilinder beschadigen.
Knalpot
De knalpot werd ontworpen
om het geluid van de machine
te reduceren, en om de
uitlaatgassen van de
gebruiker weg te richten. De
uitlaatgassen zijn zeer heet en
bevatten vonken die droge en
ontvlambare materialen in
brand kunnen steken.
Bepaalde knalpotten zijn
voorzien van een speciaal
vonkenopvangnet.
Indien uw motorkettingzaag uitgerust is met zo’n knalpot, moet
u het net minstens één keer per week schoonmaken, bij
voorkeur met een stalen borstel.
N.B:! Een beschadigd net mag nooit worden teruggeplaatst. Bij
verstopping van het net zal de zaagmotor oververhitten
waardoor de zuiger en cilinder kunnen worden beschadigd.
Gebruik de motorkettingzaag nooit als de knalpot in slechte
staat is.
Bougie
De volgende factoren zijn van
invloed op de conditie van
de bougie:
• Een incorrecte afstelling van
de carburateur
• Een incorrect
brandstofmengsel (te veel
olie in het mengsel)
• Een vuil luchtfilter
Deze factoren veroorzaken
afzettingen op de
elektroden van de bougie,
wat tot motordefecten en
startmoeilijkheden kan
leiden.
0,5 mm
Oliepomp instellen
De oliepomp is instelbaar voor
vier verschillende
oliecapaciteiten.
De capaciteit kan ingesteld
worden nadat de ketting, het
zaagblad, het
koppelingdeksel, de centrifugale koppeling en
koppelingtrommel
gedemonteerd werden. Met
behulp van een
schroevedraaier wordt de
gewenste oliecapaciteit
ingesteld door de stelschroef
in de gewenste richting te
draaien. De verhoging op de
schroef moet naar de
gewenste instelling wijzen. Op
de afbeelding ziet u de
instelling voor capaciteit 2.
Aanbevolen instelling:
Zaagblad 13" en 15"Positie 2
Zaagblad 18" en langer Positie 3-4
N.B.! Bij het instellen moet de motor uitgeschakeld worden!
Nederlands – 31
Page 32
ONDERHOUD
Naaldlager smeren
De koppelingtrommel is
voorzien van één van de
volgende
kettingaandrijftandwielen:
• Spur-aandrijftandwiel (A)
(kettingaandrijftandwiel
vastgesoldeerd op de
trommel).
• Ring-aandrijftandwiel (B)
(vervangbaar).
Beide types hebben een
naaldlager bij de uitgaande
as die regelmatig gesmeerd
moeten worden (1 keer per
week).
N.B.! Gebruik lagervet van
goede kwaliteit.
B
A
Gebruik in de winter
In de winter kunnen poedersneeuw en kou bedrijfsproblemen
veroorzaken zoals:
• Een te lage motortemperatuur of
• IJsvorming op luchtfilter en bevriezing in de carburateur.
Men dient daarom vaak speciale maatregelen te treffen, zoals:
• De luchtinlaat van de starter verminderen en zo de
werktemperatuur van de motor verhogen.
• De inlaatlucht naar de carburateur verwarmen door de
speciale afsluiting tussen de cilinder- en de carburateurruimte
te demonteren.
Het cilinderdeksel is voorbereid om aangepast te kunnen
worden voor gebruik bij koude. Men kan een opening in het
deksel maken die gedurende de warmere periode van het jaar
afgesloten wordt met een plug.
(Ref.nr. 503 40 59-01)
Temperaturen van 0°C of lager
Maak een opening in het
deksel of demonteer de rubber
plug zodat de voorverwarmde
lucht van de cilinder in de
carburateurruimte kan komen
en voorkomt dat b.v. het
luchtfilter bevriest.
Koelsysteem
Om de werktemperatuur zo laag mogelijk te houden, is de zaag
uitgerust met een koelsysteem.
Het koelsysteem bestaat uit:
1. Luchtinlaat in de
starter.
2. Luchtgeleidingsrail
3. Ventilatorschoepen op
het vliegwiel.
4. Koelflenzen op de
cilinder.
5. Cilinderkap (leidt de
koellucht naar de
cilinder).
Maak het koelsysteem één keer per week schoon met een
borstel. Dit moet vaker gebeuren wanneer u in moeilijke
omstandigheden werkt. Een vuil of verstopt koelsysteem
leidt tot oververhitting van de zaag waardoor de cilinder en
zuiger beschadigd kunnen worden.
5
4
3
2
1
Temperaturen van -5°C of lager
Voor werken bij lage temperaturen of in poedersneeuw, is er
een speciaal deksel
verkrijgbaar dat op het
starterhuis wordt gemonteerd.
Hierdoor wordt de koude
luchtstroom gereduceerd en
voorkomt men dat er grote
hoeveelheden sneeuw in de
zaag worden gezogen.
(Ref.nr. 503 53 53-71)
N.B:! Indien een speciale
winterset is gemonteerd of er
maatregelen getroffen zijn om
de motortemperatuur te
verhogen, moet de afstelling
weer worden aangepast als de
zaag onder normale
omstandigheden wordt
gebruikt. Anders is er risico op
oververhitting, waardoor de
motor ernstig beschadigd kan
worden.
BELANGRIJK! Al het overige onderhoud dat niet in dit
handboek wordt genoemd moet uitgevoerd worden door een
erkende werkplaats (dealer).
32 – Nederlands
Page 33
ONDERHOUD
0,5 mm
4
3
8
5
1
2
6
7
Hieronder worden algemene onderhoudsvoorschriften
opgesomd. Neem contact op met uw dealer indien u meer
informatie behoeft.
Dagelijks onderhoud
1. Controleer of de
onderdelen van de
gashendel veilig werken.
(Gashendelvergrendeling,
gashendel en
startgasvergrendeling.)
2. Maak de kettingrem
schoon en controleer de
remfunctie. Controleer de
kettingvanger op
beschadigingen en
vervang indien nodig.
3. Maak het luchtfilter
schoon of vervang het
indien nodig.
4. Het zaagblad moet voor
evenwichtig afslijten
dagelijks worden
omgekeerd. Controleer of
de smeeropening niet
verstopt is. Maak de groef
schoon. Als het zaagblad
uitgerust is met een
poelie, moet die
schoongemaakt worden.
5. Controleer of van de
ketting en het zaagblad
voldoende olie krijgen.
1
2
3
4
5
6
Wekelijks onderhoud
1. Controleer of de trillingdempingelementen niet
beschadigd zijn.
2. Smeer het lager van de
koppelingtrommel.
3. Verwijder eventuele
braam op de zijkanten
van het zaagblad met een
vijl.
4. Maak de bougie schoon.
Controleer of de afstand
tussen de elektroden 0,5
mm bedraagt.
5. Controleer de ventilatorschoepen op het
vliegwiel. Controleer de
starter en de
terugspringveer.
6. Maak de koelflenzen op
de cilinder schoon.
7. Maak het
vonkenopvangnet van de
knalpot schoon of
vervang het.
6. Maak de
carburateurruimte
schoon.
6. Slijp de ketting en
controleer de conditie en
de spanning. Controleer
het kettingwiel op
abnormale slijtage.
Vervang indien nodig.
7. Maak de luchtinlaat van
de starter schoon.
Controleer de starter en
het starterkoord.
8. Controleer of de moeren
en schroeven aangehaald
zijn
9. Controleer of de
stopschakelaar werkt.
7
8
9
Maandelijks onderhoud
1. Controleer de remvoering
van de kettingrem op
slijtage.
2. Controleer het centrum
van de koppeling, de
koppelingtrommel en de
koppelingveer op slijtage.
3. Maak de buitenkant van
de carburateur schoon.
4. Controleer het
brandstoffilter en de
brandstofslangen en
vervang indien nodig.
5. Maak de buitenkant van
de brandstoftank schoon.
6. Maak de binnenkant van
de olietank schoon.
5
1
2
3
4
6
7
7. Controleer alle kabels en
aansluitingen.
Nederlands – 33
Page 34
TECHNISCHE GEGEVENS
Motor
Cilinderinhoud, cm
Cilinderdiameter, mm
Slag, mm
Stationair toerental, omw./min.
Aanbevolen maximum
toerental, omw./min.
Vermogen, kW/U/min
Steek, "
Dikte van de aandrijfschakel,
mm
Aantal tanden van het
aandrijftandwiel
Opm.1: Emissie van geluid naar de omgeving gemeten als
geluidsvermogen (L
Opm. 2: Equivalent geluidsdrukniveau, volgens ISO 7182,
wordt berekend als de tijdsgewogen energiesom van de
geluidsdrukniveaus in verschillende werkomstandigheden,
met de volgende tijdsindeling: 1/3 nullast, 1/3 maximum
belasting, 1/3 maximum toerental.
Opm. 3: Het equivalent trillingniveau, volgens ISO 7505,
wordt berekend als de tijdsgewogen energiesom van de
trillingniveaus in verschillende werkomstandigheden, met de
volgende tijdsverdeling: 1/3 nullast, 1/3 maximum belasting,
1/3 maximum toerental.
EG-verklaring van overeenstemming (Alleen geldig voor Europa)
Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, tel: +46-36-146500, verklaart hierbij dat de Husqvarna motorkettingzagen
61 en 268 met een serienummer uit 2002 en verder (het jaar met daaropvolgend een serienummer wordt duidelijk aangegeven
op het productplaatje), in overeenstemming zijn met de voorschriften in de RICHTLIJN VAN DE RAAD:
- van 22 juni 1998 ”betreffende machines” 98/37/EG, bijlage IIA.
- van 3 mei 1989 ”betreffende elektromagnetische compatibiliteit” 89/336/EEC, en thans geldende aanvullingen.
- van 8 mei 2000 ”betreffende geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis” 2000/14/EG.
Voor informatie betreffende lawaaiemissies, zie hoofdstuk Technische gegevens.
De volgende normen zijn van toepassing: EN292-2, CISPR 12:1997, EN608.
Aangemelde instantie: 0363, Deutsche Prüfstelle fur Land- und Forsttechnik, Weißensteinstraße 70/72, DE-34131 Kassel,
Duitsland, heeft een EG-typecontrole uitgevoerd volgens artikel 8, punt 2c, van de machinerichtlijn (98/37/EG). De certificaten
van de EG-typecontrole volgens bijlage VI hebben nummer: K-EG 222 – 61, K-EG 221 – 268.
Verder heeft SMP, Svensk Maskinprovning AB, Fyrisborgsgatan 3, SE-754 50 Uppsala, Zweden, een verklaring afgegeven
van overeenstemming met bijlage V van de richtlijn van de raad van 8 mei 2000 ”betreffende geluidsemissie door materieel
voor gebruik buitenshuis” 2000/14/EG. De certificaten hebben nummer: 01/161/008 – 61, 01/161/009 – 268.
De geleverde motorkettingzaag komt overeen met het exemplaar dat een EG-typecontrole heeft ondergaan.
Huskvarna, 3 januari 2002
Bo Andréasson, Hoofd Ontwikkeling
Nederlands – 35
Page 36
114 00 63-36
´+H&A¶6S¨
2002W02
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.