Husqvarna AB werkt voortdurend aan het verder ontwikkelen van haar producten en behoudt zich dan ook
het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen in o.a. vorm, uiterlijk en functie door te voeren.
Deze gebruiksaanwijzing betreft versie 2.7x van het besturingsprogramma van de maaier.
4 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1. Introductie en veiligheid
1.1 Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze van een uitstekend
kwaliteitsproduct. Om uw Husqvarna Automower
optimaal te kunnen benutten is kennis nodig over de
werking. Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke
informatie over de maaier, hoe u deze installeert en
hoe u deze gebruikt.
Ter vereenvoudiging gebruiken we het volgende
systeem in de gebruiksaanwijzing:
•Tekst, die cursief is geschreven, is een tekst die
verschijnt in het display van de maaier of die
verwijst naar een ander deel van de
gebruiksaanwijzing.
•Woorden, die vet zijn geschreven, zijn een van de
knoppen op het toetsenbord van de maaier.
•Woorden, die cursief in HOOFDLETTERS zijn
geschreven, betreffen de positie van de
hoofdschakelaar en de verschillende
bedrijfsstanden die op de maaier zitten.
BELANGRIJKE INFORMATIE
®
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en
gebruik uw Automower
inhoud begrijpt.
WAARSCHUWING
Automower
gevaarlijk zijn.
®
niet voor u de
®
kan bij verkeerd gebruik
Nederlands - 5
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.2 Symbolen op Automower
®
Deze symbolen kunnen op de grasmaaier aanwezig
zijn. Bestudeer ze nauwkeurig zodat u weet wat ze
betekenen.
•Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en
gebruik uw Automower
®
niet voor u de inhoud
begrijpt.
•Waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften in
deze gebruiksaanwijzing moeten zorgvuldig
worden opgevolgd om de maaier veilig en
efficiënt te kunnen gebruiken.
•Automower
®
kan alleen starten als de
hoofdschakelaar in stand ON staat en de juiste
PIN-code is aangegeven. Controle en/of
onderhoud moet u uitvoeren met de schakelaar
in stand OFF .
•Hou handen en voeten uit de buurt van de
draaiende messen. Plaats uw handen of voeten
nooit vlakbij of onder de carrosserie wanneer
Automower
®
werkt.
•Probeer nooit op Automower
®
mee te rijden.
•Geluidsemissie naar de omgeving. De emissie
van de machine wordt aangegeven in het
hoofdstuk Technische gegevens en op plaatjes.
•Dit product voldoet aan de geldende
EU-richtlijnen.
•Dit product moet worden ingeleverd bij een
geschikt recyclestation.
6 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.3 Symbolen in de
gebruiksaanwijzing
Deze symbolen staan in de gebruiksaanwijzing.
Bestudeer ze nauwkeurig zodat u weet wat ze
betekenen.
•Controle en/of onderhoud moet u uitvoeren met
de schakelaar in stand OFF .
•Gebruik altijd beschermende handschoenen bij
alle werkzaamheden aan de onderkant van de
maaier.
OFF
•Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs
geen stromend water, om Automower
maken.
•Het waarschuwingsveld geeft aan dat het risico
van persoonlijk letsel bestaat, vooral als men de
gegeven instructies niet opvolgt.
•Het informatieveld geeft aan dat het risico van
materiaalschade bestaat, vooral als men de
gegeven instructies niet opvolgt. Dit veld wordt
ook gebruikt wanneer het risico van verkeerd
gebruik bestaat.
®
schoon te
WAARSCHUWING
Xxxxxx xxxxx xxxx xxxx xxxxx xxx.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Xxxxxx xxxxx xxxx xxxx xxxxx xxx.
Nederlands - 7
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.4 Veiligheidsinstructies
Gebruik
ON
ON
•Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en
begrijp de inhoud voordat u
Automower
®
gaat
gebruiken.
•Het is niet toegestaan de originele uitvoering van
Automower
®
te wijzigen. Alle wijzigingen vinden
plaats op eigen verantwoordelijkheid.
•Controleer of op het gras dat moet worden gemaaid
geen stenen, takken, gereedschap, speelgoed en
andere voorwerpen liggen, die de messen kunnen
beschadigen en kunnen leiden tot vastlopen.
•Start Automower
Wanneer de hoofdschakelaar in stand
®
volgens de instructies.
staat,
moet u ervoor zorgen uw handen en voeten uit de
buurt van de draaiende messen te houden. Steek
uw handen of voeten nooit onder de maaier.
•Til de
Automower
®
nooit op en draag hem niet
wanneer de hoofdschakelaar is ingeschakeld (ON).
•Sta niet toe dat iemand die de functie en het gedrag
Automower
van
•Gebruik
Automower
®
niet kent de maaier gebruikt.
®
nooit wanneer personen, en
dan vooral kinderen, of huisdieren in de buurt zijn.
•Plaats geen voorwerpen op Automower
®
of het
laadstation.
•Laat Automower
®
niet werken met een kapotte
maaischijf of carrosserie. De machine mag ook niet
werken met kapotte messen, bouten, moeren of
kabels.
•Gebruik
Automower
®
niet als de hoofdschakelaar
niet functioneert.
•Zet Automower
wanneer u de maaier niet gebruikt.
alleen starten als de hoofdschakelaar in stand
®
altijd met de hoofdschakelaar uit
Automower
®
kan
staat en de juiste PIN-code is aangegeven.
•
Automower
®
mag niet werken wanneer een sprinkler
wordt gebruikt. Gebruik daarom de timerfunctie, zie
6.4 Timer (2) op bladzijde 47, zodat maaier en
sprinkler niet tegelijkertijd actief zijn.
•Husqvarna AB kan niet garanderen dat de
Automower
®
volledig compatibel is met andere typen
draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen,
radiozenders, verzonken elektrische afrasteringen en
dergelijke.
8 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
Verplaatsen
Bij transport over langere afstand moet u Automower®
verpakken in de emballage waarin hij is geleverd.
Voor veilig verplaatsen van of naar het werkgebied:
1.Druk op de STOP-knop om de maaier te
stoppen.
Wanneer het alarm (zie bladzijde 59), voor de
beveiliging tegen diefstal geactiveerd is, voer
dan het eerste getal van de PIN-code in.
U kiest een viercijferige PIN-code wanneer
u de maaier voor de eerste keer start, zie
bladzijde 31.
2.Zet de hoofdschakelaar in stand OFF als u de
maaier moet dragen.
3.Draag de maaier aan de handgreep die
helemaal achteraan onder de maaier zit. Draag
de maaier met de maaischijf van uw lichaam
vandaan.
Onderhoud
WAARSCHUWING
Wanneer de maaier op zijn kop wordt
gezet, moet de hoofdschakelaar in
stand OFF staan.
Bij alle werkzaamheden aan de
onderkant van de maaier, zoals
schoonmaken en vervangen van
messen, moet de hoofdschakelaar
altijd in stand OFF staan.
•Controleer Automower® iedere week en vervang
eventueel beschadigde of versleten onderdelen.
Controleer vooral of de messen en de maaischijf
niet zijn beschadigd. Vervang indien nodig alle
messen en bouten tegelijkertijd zodat de
draaiende delen in balans zijn, zie 8. Onderhoud
op bladzijde 67.
ON
OFF
Nederlands - 9
2. PRESENTATIE
2. Presentatie
Dit hoofdstuk bevat informatie die u moet kennen als u
van plan bent te gaan installeren.
Een installatie van Husqvarna Automower® bestaat uit
vier hoofdcomponenten:
Automower®, een automatische grasmaaier die het
gras maait door zich voornamelijk in een
onregelmatig patroon te bewegen. De maaier wordt
aangedreven door een onderhoudsvrije accu.
®
Laadstation, dat Automower
het laadniveau in de accu te laag wordt.
Het laadstation heeft drie functies:
zelf opzoekt, wanneer
•Stuursignalen sturen naar de begrenzingskabel.
•Signalen uitzenden opdat Automower® het
laadstation vindt.
•De accu van Automower® opladen.
Transformator, die wordt aangesloten tussen het
laadstation en een 230V stopcontact. De
transformator wordt op het stopcontact aangesloten
via een geïntegreerde netkabel en op het laadstation
via een 20 m lange laagspanningskabel. De
laagspanningskabel mag niet worden ingekort of
verlengd.
Kabel, die in een lus rond het werkgebied voor
Automower
u langs de randen van het gazon en rond voorwerpen
en planten waar de maaier niet tegenaan mag stoten.
De kabel wordt ook gebruikt voor mogelijke
begeleidingskabels.
De kabel die wordt meegeleverd voor de installatie is
400 m lang (250 m voor 220 AC). Als dat niet
voldoende is, kunt u meer kabel kopen en deze met
een verbindingsstuk op de bestaande kabel aansluiten.
®
wordt gelegd. De begrenzingskabel legt
10 - Nederlands
2. PRESENTATIE
2.1 Automower® , wat is wat?
3
11
2
4
1
12
18
5
15
7
6
8
9
13
7
10
14
16
17
19
20
21
22
De getallen in de afbeelding komen overeen met:
1.Laadcontacten
2.Klep voor maaihoogteinstellin
3.Vergrendelknop om de klep voor de
maaihoogteinstelling te openen
4.Voorwiel
5.Aandrijfwiel
6.Carrosserie
7.Stopknop
8.Toetsenbord
9.Display
10. Hoofdschakelaar
11. Handgreep
12. Chassisbox met elektronica, accu en motoren
13. Draaischotel
g
23
14. Maaischijf
15. Laadstation
16. Contactpunt
17. Led voor functiecontrole van de begrenzingslus
18. Luskabel voor begrenzingslus en
begeleidingskabel
19. Transformator met netkabel
20. Laagspanningskabel
21. Krammen
22. Contacten voor luskabel
23. Schroeven om laadstation vast te zetten
24. Maatstok voor hulp bij installatie van
begrenzingskabel
25. Verbindingen voor luskabel
26. Gebruiksaanwijzing
24
25
26
Nederlands - 11
2. PRESENTATIE
2.2 Werking Automower®
Capaciteit
Automower® wordt aangeraden voor gazons tot
3000 m2 (1800 m2 voor 220 AC).
De grootte van het stuk dat wordt gemaaid is vooral
afhankelijk van de staat van de messen, het soort gras,
het groeitempo en de vochtigheid. Ook de vorm van de
tuin is van belang. Wanneer de tuin voornamelijk uit
open grasvelden bestaat, kan Automower® meer per
uur maaien dan wanneer de tuin uit een aantal kleine
grasvelden bestaat, van elkaar gescheiden door veel
bomen, borders en passages.
Hoe lang Automower® maait respectievelijk oplaadt,
kan variëren en is onder andere afhankelijk van de
omgevingstemperatuur. Tot circa 25 °C maait een
helemaal opgeladen Automower® ongeveer
60-90 minuten (40-60 minuten voor 220 AC),
afhankelijk van de leeftijd van de accu en de dikte van
het gras. Daarna laadt de maaier 45-60 minuten op.
Boven de 25 °C dalen zowel de maai- als de oplaadtijd
successievelijk.
Maaitechniek
Het maaisysteem voor Automower® is gebaseerd op
een efficiënt en energiezuinig principe. In tegenstelling
tot normale grasmaaiers, snijdt Automower
in plaats van het af te slaan.
Voor de allerbeste maairesultaten raden wij aan om
Automower® voornamelijk bij droog weer het gras te
laten maaien. Automower® kan ook maaien als het
regent, maar nat gras blijft makkelijker op de maaier
vastzitten en het risico dat de maaier op steile
hellingen slipt, is groter. Gebruik Automower
wielborstels (505 13 27-01) om de aandrijfwielen
schoon te houden en zo de tractie te verhogen.
Als er risico van onweer bestaat, dient u de
230V-stekker uit het stopcontact te halen en de
begrenzingslus van het laadstation los te koppelen.
Voor het beste maairesultaat moeten de messen in
goede conditie zijn. Om de messen zo lang mogelijk
scherp te houden, is het belangrijk dat het gazon vrij
is van takken, kleine stenen en andere voorwerpen
die de messen kunnen beschadigen.
®
het gras af
®
12 - Nederlands
2. PRESENTATIE
Werkwijze
Automower® maait het gras automatisch. Hij wisselt
het maaien voortdurend af met opladen.
Het laadstation zendt een signaal uit, dat
Automower® kan registreren op 6 tot 7 meter afstand.
De maaier begint zelf naar het laadstation te zoeken
wanneer de lading van de accu te laag wordt.
Automower® maait niet wanneer hij het laadstation
zoekt.
De maaier begint zelf naar het laadstation te zoeken
wanneer de lading van de accu te laag wordt.
Wanneer Automower® naar het laadstation zoekt, kan
hij rijden volgens een of meerdere van drie
verschillende zoekmethoden: Onregelmatig, Volg
begrenzingslus en Volg begeleidingskabel. Voor
meer informatie over de zoekmethoden, zie 2.3 Zoekmethode op bladzijde 15 en Volg draad in (3-2-2)
op bladzijde 53.
Wanneer de accu helemaal is opgeladen, rijdt de
maaier een stukje achteruit om vervolgens te draaien
en het laadstation te verlaten in een willekeurig
gekozen richting binnen de uitrijsector 90° - 270°.
Om te zorgen dat Automower® makkelijk alle delen
van de tuin kan bereiken, kunt u handmatig instellen
hoe de maaier het laadstation moet verlaten, zie 6.5 Tuin (3) op bladzijde 49.
®
Wanneer de carrosserie van Automower
op een
obstakel stoot, gaat de maaier achteruit om een
nieuwe rijrichting te kiezen.
Twee sensoren, één voor en één achter op
Automower® , registreren wanneer de maaier de
begrenzingskabel nadert. Automower® passeert de
kabel maximaal zo’n 27 centimeter voordat hij
omkeert. De passeerafstand is instelbaar, zie Rijdt over draad (3-4-1) op bladzijde 57.
De STOP-knop op de bovenkant van Automower
®
wordt voornamelijk gebruikt om de rijdende maaier te
stoppen. Wanneer u de STOP-knop indrukt, wordt
een klep geopend, waaronder een controlepaneel zit.
De STOP-knop blijft ingedrukt tot de klep weer wordt
dichtgedaan. Dit werkt als startvergrendeling.
Nederlands - 13
2. PRESENTATIE
Via het controlepaneel op de bovenkant van
Automower® kunt u alle instellingen van de maaier
regelen. Op het controlepaneel zit ook de
hoofdschakelaar. Open de klep voor het
controlepaneel door de STOP-knop in te drukken.
Wanneer de hoofdschakelaar voor de eerste keer op
ON wordt gezet, begint een opstartreeks, die bestaat
uit; keuze van taal, tijdsformaat, datumformaat en
viercijferige PIN-code en instelling van tijd en datum,
zie bladzijde 31.
Vervolgens moet u de gekozen PIN-code ingegeven
iedere keer dat u de hoofdschakelaar in stand ON
zet. Deze anti-diefstalfunctie wordt Tijdslot (4-1-2)
genoemd en Automower® is standaard ingesteld met
deze functie geactiveerd. De functie betekent ook dat
de maaier na het ingestelde aantal dagen stopt met
maaien en niet verdergaat voordat de juiste PIN-code
wordt ingevoerd. De functie kan naar wens worden
gedeactiveerd of gewijzigd. Voor meer informatie over
Tijdslot (4-1-2), zie bladzijde 58.
Automower® kan naar ruststand gaan om stroom te
sparen. Het display op het controlepaneel is dan
helemaal uit.
De ruststand treedt in 25 minuten nadat de
STOP-knop is ingedrukt en daarna niet in
®
bedrijfsstand is teruggezet. Automower
wordt dan
geactiveerd door de hoofdschakelaar aan en uit te
zetten.
Ruststand kan ook intreden wanneer een storing, die
tijdens maaien of opladen is opgetreden, niet binnen
25 minuten wordt verholpen. Automower® wordt dan
geactiveerd door op de STOP-knop te drukken.
Bewegingspatroon
Het bewegingspatroon van de maaier is onregelmatig
en wordt door Automower® zelf bepaald. Een
bewegingspatroon wordt ook nooit herhaald. Dit
maaisysteem zorgt ervoor dat het gazon gelijkmatig
wordt gemaaid, zonder randen van de maaier.
Indien Automower
®
in een stuk komt waar hij
registreert dat het gras hoger is dan voorheen, kan hij
zijn bewegingspatroon wijzigen. Hij kan dan in een
vierkantspatroon maaien om het stuk met hoger gras
systematisch af te werken.
Wanneer Automower® in een vierkantpatroon maait,
spreekt men van systematisch maaien. De maaier
moet meer dan 6 uur in bedrijf zijn voordat
Automower® systematisch kan gaan maaien.
14 - Nederlands
2. PRESENTATIE
2.3 Zoekmethode
Automower® kan worden ingesteld op het zoeken naar
het laadstation of op een of meerdere van de drie
zoekmethoden. Met behulp van de
instelmogelijkheden kunnen de drie zoekmethoden
worden gecombineerd om het zoeken naar het
laadstation te optimaliseren. Welke zoekmethode(n)
nodig zijn, is afhankelijk van de vorm van de tuin.
Zoekmethode 1: Onregelmatig
Automower® rijdt onregelmatig tot hij het laadstation
vindt.
Deze zoekmethode is het meest geschikt voor
installaties met een open grasveld zonder smalle
passages (smaller dan ca. 3 meter).
Het voordeel van deze zoekmethode is dat er geen
risico bestaat van spoorvorming in het gras door de
maaier.
Het nadeel is dat de zoektijden wat lang kunnen
worden.
Zoekmethode 2: Begrenzingslus volgen
Automower® rijdt onregelmatig tot hij de
begrenzingslus vindt. Vervolgens volgt de maaier de
begrenzingslus naar het laadstation.
Deze zoekmethode is het meest geschikt voor
installaties met een open grasveld, brede passages
(breder dan ca. 3 meter) en geen eilanden of slechts
een klein eiland.
Het voordeel van deze zoekmethode is dat de
zoektijden doorgaans kort zijn.
Een mogelijk nadeel is dat er enige spoorvorming
kan ontstaan in het gras door de maaier. Er kunnen
ook problemen ontstaan als er kleine passages zijn of
veel eilanden, bijvoorbeeld bosjes. Automower
circa twee rondjes rond een eiland, wat lang kan duren
en tot spoorvorming kan leiden.
®
rijdt
Nederlands - 15
2. PRESENTATIE
Zoekmethode 3: Begeleidingskabel volgen
Automower® rijdt onregelmatig tot hij de
begeleidingskabel vindt. Vervolgens volgt de maaier
de begeleidingslus naar het laadstation.
De begeleidingskabel is een extra kabel die vanuit
het laadstation wordt gelegd, naar een afgelegen deel
van het werkterrein of door een smalle passage en
wordt vervolgens met de begrenzinglus
samengekoppeld. Tot 230 ACX kunnen tot twee
begeleidingskabels worden geïnstalleerd. Voor meer
informatie, zie 3.8 Installatie van begeleidingskabel
op bladzijde 32.
Deze zoekmethode is vooral geschikt voor een
installatie met veel of grote eilanden, smalle
passages of steile hellingen.
Het voordeel van deze zoekmethode is dat de
zoektijden doorgaans kort zijn.
Het nadeel is dat er langs de begeleidingskabel enige
spoorvorming door de maaier kan voorkomen in het
gras.
2.4 Meerdere Automower® voor één
tuin
Wanneer u meer dan één Automower® op hetzelfde
gazon installeert, moet iedere maaier een eigen
PIN-code hebben. Voor iedere maaier is een complete
installatie nodig, inclusief laadstation. De
begrenzingslussen voor de verschillende installaties
kunnen net naast elkaar worden gelegd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
2.5 Eén Automower® voor meerdere
tuinen
Een Automower® kan heel goed voor meer dan één
tuin worden gebruikt, waarbij iedere tuin een eigen
laadstation en begrenzingslus heeft. De maaier kan
dan dezelfde PIN-code voor alle tuinen hebben.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
16 - Nederlands
3. INSTALLATIE
3. Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u Husqvarna Automower®
installeert. Voordat u de installatie begint, moet u het
voorgaande hoofdstuk lezen 2. Presentatie.
Lees ook dit hele hoofdstuk door voor u de installatie
begint. Hoe de installatie is uitgevoerd, beïnvloedt
hoed goed Automower® functioneert. Daarom is het
belangrijk de installatie zorgvuldig te plannen.
De planning wordt vereenvoudigd, wanneer u een
schets maakt van het werkgebied inclusief alle
obstakels. Daarmee wordt het makkelijker te zien wat
de beste plaats is voor laadstation, begrenzingskabel
en eventueel begeleidingskabel. Geef op de schets
aan hoe begrenzingskabel en eventueel
begeleidingskabel moeten worden getrokken.
Voer de installatie uit volgens de volgende
stappen:
3.1 Voorbereidingen.
3.2 Installatie van laadstation.
3.3 Opladen van accu.
3.4 Installatie van begrenzingskabel.
3.5 Aansluiten van begrenzingskabel.
3.6 Controle van de installatie.
3.7 Aansluiten van Automower® op het laadstation.
3.8 Installatie van begeleidingskabel.
®
Om een complete start van Automower
doorvoeren, moet het laadstation geplaatst en
aangesloten zijn, de begrenzingsdraad moet
aangesloten zijn en de maaier moet op het laadstation
zijn aangesloten. Als u de maaier aan de gang wilt
hebben zonder dat de complete lusinstallatie gereed
is, kunt u een tijdelijke korte lus rond de maaier
aansluiten.
te kunnen
3.1 Voorbereidingen
1.Als het gras binnen het geplande werkgebied
langer is dan 10 cm; moet u het met een normale
grasmaaier maaien. Verzamel vervolgens het
gras.
2.Lees alle stappen voor de installatie zorgvuldig
door.
3.Controleer of alle onderdelen voor de installatie
aanwezig zijn:
De getallen tussen haakjes verwijzen naar de
gedetailleerde afbeeldingen 2.1 Automower® , wat is wat? op bladzijde 11.
• Gebruiksaanwijzing (26)
• Automower®
• Laadstation (15)
• Luskabel voor begrenzingslus en
begeleidingskabel (18)
Nederlands - 17
3. INSTALLATIE
• Transformator (19)
• Laagspanningskabel (20)
• Krammen (21)
• Contacten voor luskabel (22)
• Schroeven voor het laadstation (23)
• Maatstok (24)
• Verbindingen voor luskabel (25)
Voor de installatie heeft u ook nodig: Hamer om de
krammen makkelijker in de grond te krijgen, een
combinatietang, en een rechte spa, indien de
begrenzingskabel moet worden ingegraven.
3.2 Installatie van laadstation
Beste plaats voor laadstation
Voor voorbeelden van een goede plaats van het
laadstation, zie 7. Tuinvoorbeelden op bladzijde 62.
Indien u een begeleidingskabel moet installeren, lees
dan 3.8 Installatie van begeleidingskabel, zie
bladzijde 32, voor u de plaats van het laadstation kiest.
Het laadstation moet worden geplaatst met veel vrije
ruimte aan de voorzijde (ten minste 3 meter). Het
moet ook centraal in het werkgebied worden
geplaatst, zodat Automower® het laadstation
makkelijker zal kunnen vinden en snel alle gebieden
in het werkterrein kan bereiken.
Het is een voordeel als het laadstation in de schaduw
kan worden geplaatst. De accu wordt ontzien als
deze wordt opgeladen in een zo laag mogelijke
omgevingstemperatuur.
Het laadstation moet op relatief horizontale grond
worden geplaatst. Het verschil in de hoogte tussen
voor- en achterkant van het laadstation mag ten
hoogste 5 cm zijn.
Het laadstation mag niet zo worden geplaatst dat de
plaat doorbuigt.
18 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Denk aan de nabijheid van een stopcontact wanneer
u de plaats kiest. Het laadstation moet via een
laagspanningskabel en transformator worden
aangesloten op een 230 V stopcontact.
De meegeleverde laagspanningskabel is 20 meter
lang.
Tip! Het is mogelijk dat u de laagspanningskabel het
werkgebied laat kruisen. Die dient dan vastgekramd
of ingegraven te worden. In sommige gevallen is er
een betere plaats voor het laadstation dan vlakbij een
huismuur of bij het dichtstbijzijnde stopcontact.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De laagspanningskabel mag onder geen
enkele voorwaarde worden ingekort of
verlengd.
De transformator moet zo worden geplaatst dat er
voldoende luchtverversing is en geen direct zonlicht.
Het is ook goed wanneer de transformator onder dak
kan worden geplaatst.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De netkabel van de transformator mag niet
worden vervangen. Mocht de netkabel
beschadigd zijn, moet u de transformator
afdanken en door een nieuwe vervangen.
Wij raden aan een aardlekschakelaar te gebruiken
wanneer u de transformator op het stopcontact
aansluit.
Plaats het laadstation niet in hoeken of afgelegen
stukken van het werkgebied.
Een plaats in een smalle passage (smaller dan
ca. 3 meter) moet vermeden worden.
Nederlands - 19
3. INSTALLATIE
Plaats het laadstation niet zo dat de maaier meer dan
3 meter achter het laadstation kan komen
(bijvoorbeeld op een smalle punt). De maaier zal het
laadstation dan niet vinden.
Installatie en aansluiten van laadstation
1.Plaats het laadstation op een geschikte plaats.
2.Bevestig het laadstation aan de grond met
behulp van de bijgeleverde schroeven.
3.Draai de schroeven zodanig aan dat ze helemaal
verzonken zijn.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het is niet toegestaan nieuwe gaten in de
plaat te maken. Alleen de bestaande gaten
mogen worden gebruikt om de plaat op de
grond te bevestigen.
4.Sluit de laagspanningskabel aan op het
laadstation.
Gebruik alleen originele kabels en transformator.
5.Sluit de laagspanningskabel aan op de
transformator.
Het kan lastig zijn de contacten aan te sluiten,
omdat ze tegen vocht zijn afgedicht.
6.Sluit de netkabel van de transformator aan op
een 230V stopcontact. Gebruik, volgens de
aanbevelingen, een aardlekschakelaar.
20 - Nederlands
3. INSTALLATIE
BELANGRIJKE INFORMATIE
Trap of loop nooit op de plaat van het
laadstation.
3.3 Opladen van accu
Automower® wordt met een lege accu geleverd.
Zodra het laadstation is aangesloten, kunt u de
maaier opladen.
1.Zet de hoofdschakelaar in stand OFF.
2.Plaats Automower® in het laadstation om de
accu op te laden in de tijd dat u de
begrenzingskabel legt.
Omdat de accu leeg is, duurt het ongeveer 1 1/2
tot 2 1/2 uur voordat deze helemaal is
opgeladen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
U kunt Automower
de installatie helemaal gereed is.
®
niet gebruiken voordat
3.4 Installatie van begrenzingskabel
De begrenzingskabel kan op een van de volgende
manieren worden geïnstalleerd:
•De kabel met krammen op de grond te
bevestigen.
Het is beter de begrenzingskabel met krammen
vast te zetten, als u tijdens de eerste weken bedrijf
de begrenzingslus wilt kunnen bijstellen.
•De kabel ingraven.
Het is beter om de kabel in te graven als u het
gazon wilt kunnen verticuteren of beluchten.
Indien nodig kunt u beide manieren combineren, zodat
een deel van de begrenzingslus wordt vastgekramd en
de rest wordt ingegraven.
Nederlands - 21
3. INSTALLATIE
Beste plaats voor de begrenzingskabel
De begrenzingskabel moet zo worden gelegd dat ze:
•Vormt een lus rond het werkgebied voor
Automower® . Alleen originele begrenzingskabel
mag worden gebruikt. Deze is vertind en heeft een
hoogwaardige isolatie om tegen de vochtigheid
van de aarde bestand te zijn.
•Een maximale afstand van 35 meter van
Automower® aanhoudt in het hele werkgebied.
•Het liefst niet langer dan 500 meter wordt. Voor
installaties waarvoor een langere
begrenzingskabel tot 800 meter nodig is, wordt het
gebruik van een signaalversterker (522 42 58-01)
aanbevolen. Deze is verkrijgbaar als accessoire.
•Afhankelijk van waar het werkgebied aan grenst
moet de begrenzingskabel op verschillende
afstanden van hindernissen worden gelegd. De
onderstaande afbeelding laat zien hoe de
begrenzingskabel rond het werkgebied en rond
hindernissen moet worden getrokken.
22 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Afbakeningen van het werkgebied
Als een hoog obstakel, bijv. een wand of een muur,
aan het werkgebied grenst, moet u de
begrenzingskabel 35 cm van het obstakel leggen.
Dan zal Automower® niet op het obstakel botsen en
zal de slijtage aan de carrosserie afnemen.
Als het werkgebied aan een kleine greppel grenst,
bijv. een border, of aan een kleine verhoging zoals
bijv. een lage steen (3 tot 5 cm), moet u de
begrenzingskabel 30 cm binnen in het werkgebied
leggen. Dit voorkomt dat de wielen in de greppel of
op de stenen rijden.
35 cm
Indien het werkgebied aan een pad of iets dergelijks
grenst dat op hetzelfde niveau ligt als het gazon, is
®
het mogelijk om Automower
een stukje op het pad te
laten rijden. U moet de begrenzingskabel dan 10 cm
van de rand van het pad leggen.
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door
een vlak tegelpad, dat gelijk met het gazon ligt, is het
mogelijk om Automower
®
over het pad te laten rijden.
De begrenzingskabel kan prima onder de tegels
worden gelegd. Het is ook mogelijk de
begrenzingskabel in de voegen tussen de tegels te
leggen.
N.B.! Automower
®
mag niet over een grindpad rijden
of soortgelijk materiaal dat de messen kan
beschadigen.
10
30cm
cm
BELANGRIJKE INFORMATIE
Als het werkgebied aan een waterpartij,
helling of afgrond grenst, moet behalve de
begrenzingskabel ook een hek of iets
dergelijks worden geplaatst. De hoogte moet
in dat geval minimaal 15 cm zijn. Dit zorgt
ervoor dat de Automower® nooit buiten het
werkgebied terecht kan komen.
Nederlands - 23
3. INSTALLATIE
Wanneer Automower® naar het laadstation zoekt of de
lus volgt volgens de functie Volg draad (3-2) (zie
bladzijde 51), rijdt hij op een bepaalde afstand langs de
begeleidingskabel. De functie Max afstand tot draad (3-2-3) bepaalt op welke afstand van de
begrenzingskabel de maaier moet rijden. We raden
aan een zo groot mogelijke waarde voor Max. afst. tot
draad aan te geven. Een hoge waarde voor Max. afst.
tot draad vermindert het risico van spoorvorming. Voor
meer informatie over Max afstand tot draad (3-2-3), zie
bladzijde 54.
In uitzonderingsgevallen kan Automower® zo worden
ingesteld dat hij de begrenzingskabel precies volgt,
dat wil zeggen met de halve maaier binnen en de
andere helft buiten de lus. Dan moet de
begrenzingskabel een afstand aanhouden van circa
40 cm naar alle buitenranden van het werkgebied en
naar de randen van een passage.
Afbakeningen in het werkgebied
Gebruik de begrenzingskabel om de gebieden in het
werkgebied af te bakenen door eilanden te creëren
rond niet stootvaste hindernissen, bijvoorbeeld
borders, struiken en fonteinen. Leg de kabel naar het
gebied, trek hem rond het gebied dat moet worden
afgebakend en vervolgens weer terug in het zelfde
spoor. Indien u krammen gebruikt, moet u de kabel
op de terugweg onder dezelfde kram leggen.
Wanneer de begrenzingskabel naar en van het eiland
dicht bij elkaar ligt, kan de maaier over de kabel
rijden.
Obstakels die tegen een stootje kunnen, bijv. bomen
en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet afgegrensd
te worden met de begrenzingskabel. Automower
draait wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
Voor het meest behoedzame en stille gebruik is het
echter te prefereren alle vaste voorwerpen in en rond
het werkgebied af te grenzen.
Obstakels die licht hellen, bijvoorbeeld stenen of
grote bomen met verhoogde wortels, moeten worden
afgebakend of verwijderd. Automower
®
kan anders op
zulke obstakels glijden, met als gevolg dat de messen
beschadigd raken.
24 - Nederlands
®
3. INSTALLATIE
Bijgebieden
Indien het werkgebied uit twee stukken bestaat die
met een passage zijn verbonden, waarbij de afstand
tussen de begrenzingslussen kleiner dan 60 cm
wordt, raden we aan een bijgebied te creëren. Leg de
begrenzingskabel dan rond het bijgebied zodat dit
een eiland vormt buiten het hoofdgebied.
Automower® moet handmatig worden verplaatst
tussen hoofd- en bijgebied. Gebruik bedrijfsstand
MAN wanneer Automower® een bijgebied moet
maaien.
Bijgebied
In plaats van een eiland te creëren met de bestaande
begrenzingslus kan ook heel goed een generator
voor een bijgebied worden gebruikt. Generatoren
voor bijgebieden zijn te koop als accessoire. Neem
contact op met uw dealer voor meer informatie.
Passages tijdens maaien
Lange en smalle passages en gebieden, smaller dan
1,5 - 2 meter, moeten worden vermeden. Wanneer
Automower® maait bestaat het risico dat hij te lang in
de passage of het gebied rondrijdt. Het gras kan er
dan platgereden uitzien.
Passages bij zoeken naar het laadstation
De afstand tussen de begrenzingskabels in een
passage moet ten minste 3 meter zijn, wil
®
Automower
de begrenzingslus door de passage
kunnen volgen zonder dat u de basisinstelling van de
maaier hoeft te wijzigen. Als de afstand kleiner dan
3 meter is, zijn er twee alternatieven om Automower®
door de passage te laten rijden.
1.Een begeleidingskabel installeren.
Als de afstand tussen de begrenzingskabels in
een smalle doorgang kleiner is dan 3 meter,
raden we aan een begeleidingskabel door de
passage te installeren. Voor meer informatie
over begeleidingskabel, zie 3.8 Installatie van begeleidingskabel op bladzijde 32.
Hoofbijgebied
Bijgebied
Hoofbijgebied
Ten minste 3 m
Meestal is installatie van een begeleidingskabel
de beste oplossing voor smalle doorgangen.
De smalste doorgang waar Automower® , met
behulp van een begeleidingskabel, doorheen kan
rijden is 60 cm tussen de begrenzingskabels.
2.Wijzig de instelling voor Max. afst. tot draad
(3-2-3).
Indien de afstand tussen de begrenzingskabel in
een smalle doorgang meer dan 2 meter is, is het
mogelijk voor Automower® om door de doorgang
te rijden, als een lage waarde wordt aangegeven
voor de functie Max afstand tot draad (3-2-3) (zie
bladzijde 54). Een lage waarde betekent echter
een groot risico van spoorvorming langs de hele
begrenzingslus.
Nederlands - 25
Loading...
+ 54 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.