Husqvarna 230 ACX User Manual [nl]

husqvarna auTOMOWEr
230 aCX / 220 aC
GEbruiksaanWijzinG
®
8
16
32
40
44
57
62
72
75
76
77
INHOUDSOPGAVE
1. Introductie en veiligheid
1.1 Inleiding
......................................................................................
1.2 Symbolen op Automower
1.3 Symbolen in de gebruiksaanwijzing
1.4 Veiligheidsinstructies
2. Presentatie
2.1 Automower
...............................................................................
®
, wat is wat?
2.2 Werking Automower
2.3 Zoekmethode
2.4 Meerdere Automower
2.5 Eén Automower
3. Installatie
3.1 Voorbereidingen
.........................................................................
®
voor meerdere tuinen
..................................................................................
....................................................................
3.2 Installatie van laadstation
3.3 Opladen van accu
3.4 Installatie van begrenzingskabel
3.5 Aansluiten van begrenzingskabel
3.6 Controle van de installatie
3.7 Aansluiten van Automower
3.8 Installatie van begeleidingskabel
4. Gebruik
......................................................................................
4.1 Opladen van lege accu
4.2 Gebruik van de timer
4.3 Automower
4.4 Automower
4.5 Nieuwe start
4.6 Automower
®
starten
®
stoppen
............................................................................
®
uitzetten
4.7 Afstellen van maaihoogte
5. Controlepaneel
.......................................................................
5.1 Snelcommando’s
5.2 Programma
5.3 Keuze
5.4 Getallen
.............................................................................
........................................................................................
....................................................................................
5.5 Hoofdschakelaar
6. Menufuncties
6.1 Hoofdmenu
6.2 Automower
6.3 Commando’s (1)
6.4 Timer (2)
6.5 Tuin (3)
6.6 Instellingen (4)
..........................................................................
..............................................................................
®
hoofdmenu menuoverzicht
....................................................................
..................................................................................
.....................................................................................
........................................................................
7. Tuinvoorbeelden
8. Onderhoud
8.1 Accu
8.2 Winterstalling
8.3 Service
...............................................................................
..........................................................................................
..........................................................................
......................................................................................
8.4 Na de winterstalling
8.5 Schoonmaken
........................................................................
8.6 Vervangen van messen
8.7 Transport en verplaatsing
9. Opsporen van storingen
9.1 Foutmeldingen
9.2 Foutsymptomen
.......................................................................
.....................................................................
10. Technische gegevens
......................................................
®
..................................................
..................................
.............................................................
.................................................
®
...........................................................
®
voor één tuin
...................................................
.................................................................
..................................................
®
op het laadstation
.......................................................
............................................................
.............................................................
...........................................................
..........................................................
...................................................
...................................................................
...................................................................
...................................................................
..............................................................
......................................................
...................................................
....................................................
.......................................................
.............................
........................
.....................................
....................................
.....................................
11. Informatie met betrekking tot het milieu
12. EU-verklaring
........................................................................
..........
......................
..................
5 5 6 7
10 11 12 15 16
17 17 18 21 21 29 31 31
37 37 38 38 38 39 39
41 42 43 43 44
45 45 46 47 47 49
67 67 68 69 69 69 71
73 73
77
Nederlands - 3
INHOUDSOPGAVE
Husqvarna AB werkt voortdurend aan het verder ontwikkelen van haar producten en behoudt zich dan ook het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen in o.a. vorm, uiterlijk en functie door te voeren. Deze gebruiksaanwijzing betreft versie 2.7x van het besturingsprogramma van de maaier.
4 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1. Introductie en veiligheid
1.1 Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze van een uitstekend kwaliteitsproduct. Om uw Husqvarna Automower optimaal te kunnen benutten is kennis nodig over de werking. Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie over de maaier, hoe u deze installeert en hoe u deze gebruikt.
Ter vereenvoudiging gebruiken we het volgende systeem in de gebruiksaanwijzing:
Tekst, die cursief is geschreven, is een tekst die verschijnt in het display van de maaier of die verwijst naar een ander deel van de gebruiksaanwijzing.
Woorden, die vet zijn geschreven, zijn een van de knoppen op het toetsenbord van de maaier.
Woorden, die cursief in HOOFDLETTERS zijn geschreven, betreffen de positie van de hoofdschakelaar en de verschillende bedrijfsstanden die op de maaier zitten.
BELANGRIJKE INFORMATIE
®
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik uw Automower inhoud begrijpt.
WAARSCHUWING
Automower gevaarlijk zijn.
®
niet voor u de
®
kan bij verkeerd gebruik
Nederlands - 5
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.2 Symbolen op Automower
®
Deze symbolen kunnen op de grasmaaier aanwezig zijn. Bestudeer ze nauwkeurig zodat u weet wat ze betekenen.
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik uw Automower
®
niet voor u de inhoud
begrijpt.
Waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing moeten zorgvuldig worden opgevolgd om de maaier veilig en efficiënt te kunnen gebruiken.
Automower
®
kan alleen starten als de hoofdschakelaar in stand ON staat en de juiste PIN-code is aangegeven. Controle en/of onderhoud moet u uitvoeren met de schakelaar in stand OFF .
Hou handen en voeten uit de buurt van de draaiende messen. Plaats uw handen of voeten nooit vlakbij of onder de carrosserie wanneer Automower
®
werkt.
Probeer nooit op Automower
®
mee te rijden.
Geluidsemissie naar de omgeving. De emissie van de machine wordt aangegeven in het hoofdstuk Technische gegevens en op plaatjes.
Dit product voldoet aan de geldende EU-richtlijnen.
Dit product moet worden ingeleverd bij een geschikt recyclestation.
6 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.3 Symbolen in de gebruiksaanwijzing
Deze symbolen staan in de gebruiksaanwijzing. Bestudeer ze nauwkeurig zodat u weet wat ze betekenen.
Controle en/of onderhoud moet u uitvoeren met de schakelaar in stand OFF .
Gebruik altijd beschermende handschoenen bij alle werkzaamheden aan de onderkant van de maaier.
OFF
Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs geen stromend water, om Automower maken.
Het waarschuwingsveld geeft aan dat het risico van persoonlijk letsel bestaat, vooral als men de gegeven instructies niet opvolgt.
Het informatieveld geeft aan dat het risico van materiaalschade bestaat, vooral als men de gegeven instructies niet opvolgt. Dit veld wordt ook gebruikt wanneer het risico van verkeerd gebruik bestaat.
®
schoon te
WAARSCHUWING
Xxxxxx xxxxx xxxx xxxx xxxxx xxx.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Xxxxxx xxxxx xxxx xxxx xxxxx xxx.
Nederlands - 7
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.4 Veiligheidsinstructies
Gebruik
ON
ON
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en begrijp de inhoud voordat u
Automower
®
gaat
gebruiken.
Het is niet toegestaan de originele uitvoering van
Automower
®
te wijzigen. Alle wijzigingen vinden
plaats op eigen verantwoordelijkheid.
Controleer of op het gras dat moet worden gemaaid geen stenen, takken, gereedschap, speelgoed en andere voorwerpen liggen, die de messen kunnen beschadigen en kunnen leiden tot vastlopen.
Start Automower
Wanneer de hoofdschakelaar in stand
®
volgens de instructies.
staat, moet u ervoor zorgen uw handen en voeten uit de buurt van de draaiende messen te houden. Steek uw handen of voeten nooit onder de maaier.
Til de
Automower
®
nooit op en draag hem niet
wanneer de hoofdschakelaar is ingeschakeld (ON).
Sta niet toe dat iemand die de functie en het gedrag
Automower
van
Gebruik
Automower
®
niet kent de maaier gebruikt.
®
nooit wanneer personen, en
dan vooral kinderen, of huisdieren in de buurt zijn.
Plaats geen voorwerpen op Automower
®
of het
laadstation.
Laat Automower
®
niet werken met een kapotte maaischijf of carrosserie. De machine mag ook niet werken met kapotte messen, bouten, moeren of kabels.
Gebruik
Automower
®
niet als de hoofdschakelaar
niet functioneert.
Zet Automower
wanneer u de maaier niet gebruikt. alleen starten als de hoofdschakelaar in stand
®
altijd met de hoofdschakelaar uit
Automower
®
kan
staat en de juiste PIN-code is aangegeven.
Automower
®
mag niet werken wanneer een sprinkler
wordt gebruikt. Gebruik daarom de timerfunctie, zie
6.4 Timer (2) op bladzijde 47, zodat maaier en
sprinkler niet tegelijkertijd actief zijn.
Husqvarna AB kan niet garanderen dat de
Automower
®
volledig compatibel is met andere typen draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, verzonken elektrische afrasteringen en dergelijke.
8 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
Verplaatsen
Bij transport over langere afstand moet u Automower® verpakken in de emballage waarin hij is geleverd.
Voor veilig verplaatsen van of naar het werkgebied:
1. Druk op de STOP-knop om de maaier te stoppen.
Wanneer het alarm (zie bladzijde 59), voor de beveiliging tegen diefstal geactiveerd is, voer dan het eerste getal van de PIN-code in.
U kiest een viercijferige PIN-code wanneer u de maaier voor de eerste keer start, zie bladzijde 31.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand OFF als u de maaier moet dragen.
3. Draag de maaier aan de handgreep die helemaal achteraan onder de maaier zit. Draag de maaier met de maaischijf van uw lichaam vandaan.
Onderhoud
WAARSCHUWING
Wanneer de maaier op zijn kop wordt gezet, moet de hoofdschakelaar in stand OFF staan.
Bij alle werkzaamheden aan de onderkant van de maaier, zoals schoonmaken en vervangen van messen, moet de hoofdschakelaar altijd in stand OFF staan.
Controleer Automower® iedere week en vervang eventueel beschadigde of versleten onderdelen.
Controleer vooral of de messen en de maaischijf niet zijn beschadigd. Vervang indien nodig alle messen en bouten tegelijkertijd zodat de draaiende delen in balans zijn, zie 8. Onderhoud op bladzijde 67.
ON
OFF
Nederlands - 9
2. PRESENTATIE
2. Presentatie
Dit hoofdstuk bevat informatie die u moet kennen als u van plan bent te gaan installeren.
Een installatie van Husqvarna Automower® bestaat uit vier hoofdcomponenten:
Automower®, een automatische grasmaaier die het gras maait door zich voornamelijk in een onregelmatig patroon te bewegen. De maaier wordt aangedreven door een onderhoudsvrije accu.
®
Laadstation, dat Automower het laadniveau in de accu te laag wordt.
Het laadstation heeft drie functies:
zelf opzoekt, wanneer
Stuursignalen sturen naar de begrenzingskabel.
Signalen uitzenden opdat Automower® het laadstation vindt.
De accu van Automower® opladen.
Transformator, die wordt aangesloten tussen het laadstation en een 230V stopcontact. De transformator wordt op het stopcontact aangesloten via een geïntegreerde netkabel en op het laadstation via een 20 m lange laagspanningskabel. De laagspanningskabel mag niet worden ingekort of verlengd.
Kabel, die in een lus rond het werkgebied voor Automower u langs de randen van het gazon en rond voorwerpen en planten waar de maaier niet tegenaan mag stoten. De kabel wordt ook gebruikt voor mogelijke begeleidingskabels.
De kabel die wordt meegeleverd voor de installatie is 400 m lang (250 m voor 220 AC). Als dat niet voldoende is, kunt u meer kabel kopen en deze met een verbindingsstuk op de bestaande kabel aansluiten.
®
wordt gelegd. De begrenzingskabel legt
10 - Nederlands
2. PRESENTATIE
2.1 Automower® , wat is wat?
3
11
2
4
1
12
18
5
15
7
6
8
9
13
7
10
14
16
17
19
20
21
22
De getallen in de afbeelding komen overeen met:
1. Laadcontacten
2. Klep voor maaihoogteinstellin
3. Vergrendelknop om de klep voor de
maaihoogteinstelling te openen
4. Voorwiel
5. Aandrijfwiel
6. Carrosserie
7. Stopknop
8. Toetsenbord
9. Display
10. Hoofdschakelaar
11. Handgreep
12. Chassisbox met elektronica, accu en motoren
13. Draaischotel
g
23
14. Maaischijf
15. Laadstation
16. Contactpunt
17. Led voor functiecontrole van de begrenzingslus
18. Luskabel voor begrenzingslus en begeleidingskabel
19. Transformator met netkabel
20. Laagspanningskabel
21. Krammen
22. Contacten voor luskabel
23. Schroeven om laadstation vast te zetten
24. Maatstok voor hulp bij installatie van begrenzingskabel
25. Verbindingen voor luskabel
26. Gebruiksaanwijzing
24
25
26
Nederlands - 11
2. PRESENTATIE
2.2 Werking Automower®
Capaciteit
Automower® wordt aangeraden voor gazons tot 3000 m2 (1800 m2 voor 220 AC).
De grootte van het stuk dat wordt gemaaid is vooral afhankelijk van de staat van de messen, het soort gras, het groeitempo en de vochtigheid. Ook de vorm van de tuin is van belang. Wanneer de tuin voornamelijk uit open grasvelden bestaat, kan Automower® meer per uur maaien dan wanneer de tuin uit een aantal kleine grasvelden bestaat, van elkaar gescheiden door veel bomen, borders en passages.
Hoe lang Automower® maait respectievelijk oplaadt, kan variëren en is onder andere afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Tot circa 25 °C maait een helemaal opgeladen Automower® ongeveer 60-90 minuten (40-60 minuten voor 220 AC), afhankelijk van de leeftijd van de accu en de dikte van het gras. Daarna laadt de maaier 45-60 minuten op. Boven de 25 °C dalen zowel de maai- als de oplaadtijd successievelijk.
Maaitechniek
Het maaisysteem voor Automower® is gebaseerd op een efficiënt en energiezuinig principe. In tegenstelling tot normale grasmaaiers, snijdt Automower in plaats van het af te slaan.
Voor de allerbeste maairesultaten raden wij aan om Automower® voornamelijk bij droog weer het gras te laten maaien. Automower® kan ook maaien als het regent, maar nat gras blijft makkelijker op de maaier vastzitten en het risico dat de maaier op steile hellingen slipt, is groter. Gebruik Automower wielborstels (505 13 27-01) om de aandrijfwielen schoon te houden en zo de tractie te verhogen.
Als er risico van onweer bestaat, dient u de 230V-stekker uit het stopcontact te halen en de begrenzingslus van het laadstation los te koppelen.
Voor het beste maairesultaat moeten de messen in goede conditie zijn. Om de messen zo lang mogelijk scherp te houden, is het belangrijk dat het gazon vrij is van takken, kleine stenen en andere voorwerpen die de messen kunnen beschadigen.
®
het gras af
®
12 - Nederlands
2. PRESENTATIE
Werkwijze
Automower® maait het gras automatisch. Hij wisselt het maaien voortdurend af met opladen.
Het laadstation zendt een signaal uit, dat Automower® kan registreren op 6 tot 7 meter afstand. De maaier begint zelf naar het laadstation te zoeken wanneer de lading van de accu te laag wordt. Automower® maait niet wanneer hij het laadstation zoekt.
De maaier begint zelf naar het laadstation te zoeken wanneer de lading van de accu te laag wordt. Wanneer Automower® naar het laadstation zoekt, kan hij rijden volgens een of meerdere van drie verschillende zoekmethoden: Onregelmatig, Volg begrenzingslus en Volg begeleidingskabel. Voor meer informatie over de zoekmethoden, zie 2.3 Zoekmethode op bladzijde 15 en Volg draad in (3-2-2) op bladzijde 53.
Wanneer de accu helemaal is opgeladen, rijdt de maaier een stukje achteruit om vervolgens te draaien en het laadstation te verlaten in een willekeurig gekozen richting binnen de uitrijsector 90° - 270°.
Om te zorgen dat Automower® makkelijk alle delen van de tuin kan bereiken, kunt u handmatig instellen hoe de maaier het laadstation moet verlaten, zie 6.5 Tuin (3) op bladzijde 49.
®
Wanneer de carrosserie van Automower
op een obstakel stoot, gaat de maaier achteruit om een nieuwe rijrichting te kiezen.
Twee sensoren, één voor en één achter op Automower® , registreren wanneer de maaier de begrenzingskabel nadert. Automower® passeert de kabel maximaal zo’n 27 centimeter voordat hij omkeert. De passeerafstand is instelbaar, zie Rijdt over draad (3-4-1) op bladzijde 57.
De STOP-knop op de bovenkant van Automower
®
wordt voornamelijk gebruikt om de rijdende maaier te stoppen. Wanneer u de STOP-knop indrukt, wordt een klep geopend, waaronder een controlepaneel zit. De STOP-knop blijft ingedrukt tot de klep weer wordt dichtgedaan. Dit werkt als startvergrendeling.
Nederlands - 13
2. PRESENTATIE
Via het controlepaneel op de bovenkant van Automower® kunt u alle instellingen van de maaier regelen. Op het controlepaneel zit ook de hoofdschakelaar. Open de klep voor het controlepaneel door de STOP-knop in te drukken.
Wanneer de hoofdschakelaar voor de eerste keer op ON wordt gezet, begint een opstartreeks, die bestaat uit; keuze van taal, tijdsformaat, datumformaat en viercijferige PIN-code en instelling van tijd en datum, zie bladzijde 31.
Vervolgens moet u de gekozen PIN-code ingegeven iedere keer dat u de hoofdschakelaar in stand ON zet. Deze anti-diefstalfunctie wordt Tijdslot (4-1-2) genoemd en Automower® is standaard ingesteld met deze functie geactiveerd. De functie betekent ook dat de maaier na het ingestelde aantal dagen stopt met maaien en niet verdergaat voordat de juiste PIN-code wordt ingevoerd. De functie kan naar wens worden gedeactiveerd of gewijzigd. Voor meer informatie over Tijdslot (4-1-2), zie bladzijde 58.
Automower® kan naar ruststand gaan om stroom te sparen. Het display op het controlepaneel is dan helemaal uit.
De ruststand treedt in 25 minuten nadat de STOP-knop is ingedrukt en daarna niet in
®
bedrijfsstand is teruggezet. Automower
wordt dan geactiveerd door de hoofdschakelaar aan en uit te zetten.
Ruststand kan ook intreden wanneer een storing, die tijdens maaien of opladen is opgetreden, niet binnen 25 minuten wordt verholpen. Automower® wordt dan geactiveerd door op de STOP-knop te drukken.
Bewegingspatroon
Het bewegingspatroon van de maaier is onregelmatig en wordt door Automower® zelf bepaald. Een bewegingspatroon wordt ook nooit herhaald. Dit maaisysteem zorgt ervoor dat het gazon gelijkmatig wordt gemaaid, zonder randen van de maaier.
Indien Automower
®
in een stuk komt waar hij registreert dat het gras hoger is dan voorheen, kan hij zijn bewegingspatroon wijzigen. Hij kan dan in een vierkantspatroon maaien om het stuk met hoger gras systematisch af te werken.
Wanneer Automower® in een vierkantpatroon maait, spreekt men van systematisch maaien. De maaier moet meer dan 6 uur in bedrijf zijn voordat Automower® systematisch kan gaan maaien.
14 - Nederlands
2. PRESENTATIE
2.3 Zoekmethode
Automower® kan worden ingesteld op het zoeken naar het laadstation of op een of meerdere van de drie zoekmethoden. Met behulp van de instelmogelijkheden kunnen de drie zoekmethoden worden gecombineerd om het zoeken naar het laadstation te optimaliseren. Welke zoekmethode(n) nodig zijn, is afhankelijk van de vorm van de tuin.
Zoekmethode 1: Onregelmatig
Automower® rijdt onregelmatig tot hij het laadstation vindt.
Deze zoekmethode is het meest geschikt voor installaties met een open grasveld zonder smalle passages (smaller dan ca. 3 meter).
Het voordeel van deze zoekmethode is dat er geen risico bestaat van spoorvorming in het gras door de maaier.
Het nadeel is dat de zoektijden wat lang kunnen worden.
Zoekmethode 2: Begrenzingslus volgen
Automower® rijdt onregelmatig tot hij de begrenzingslus vindt. Vervolgens volgt de maaier de begrenzingslus naar het laadstation.
Deze zoekmethode is het meest geschikt voor installaties met een open grasveld, brede passages (breder dan ca. 3 meter) en geen eilanden of slechts een klein eiland.
Het voordeel van deze zoekmethode is dat de zoektijden doorgaans kort zijn.
Een mogelijk nadeel is dat er enige spoorvorming kan ontstaan in het gras door de maaier. Er kunnen ook problemen ontstaan als er kleine passages zijn of veel eilanden, bijvoorbeeld bosjes. Automower circa twee rondjes rond een eiland, wat lang kan duren en tot spoorvorming kan leiden.
®
rijdt
Nederlands - 15
2. PRESENTATIE
Zoekmethode 3: Begeleidingskabel volgen
Automower® rijdt onregelmatig tot hij de begeleidingskabel vindt. Vervolgens volgt de maaier de begeleidingslus naar het laadstation.
De begeleidingskabel is een extra kabel die vanuit het laadstation wordt gelegd, naar een afgelegen deel van het werkterrein of door een smalle passage en wordt vervolgens met de begrenzinglus samengekoppeld. Tot 230 ACX kunnen tot twee begeleidingskabels worden geïnstalleerd. Voor meer informatie, zie 3.8 Installatie van begeleidingskabel op bladzijde 32.
Deze zoekmethode is vooral geschikt voor een installatie met veel of grote eilanden, smalle passages of steile hellingen.
Het voordeel van deze zoekmethode is dat de zoektijden doorgaans kort zijn.
Het nadeel is dat er langs de begeleidingskabel enige spoorvorming door de maaier kan voorkomen in het gras.
2.4 Meerdere Automower® voor één tuin
Wanneer u meer dan één Automower® op hetzelfde gazon installeert, moet iedere maaier een eigen PIN-code hebben. Voor iedere maaier is een complete installatie nodig, inclusief laadstation. De begrenzingslussen voor de verschillende installaties kunnen net naast elkaar worden gelegd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
2.5 Eén Automower® voor meerdere tuinen
Een Automower® kan heel goed voor meer dan één tuin worden gebruikt, waarbij iedere tuin een eigen laadstation en begrenzingslus heeft. De maaier kan dan dezelfde PIN-code voor alle tuinen hebben.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
16 - Nederlands
3. INSTALLATIE
3. Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u Husqvarna Automower® installeert. Voordat u de installatie begint, moet u het voorgaande hoofdstuk lezen 2. Presentatie.
Lees ook dit hele hoofdstuk door voor u de installatie begint. Hoe de installatie is uitgevoerd, beïnvloedt hoed goed Automower® functioneert. Daarom is het belangrijk de installatie zorgvuldig te plannen.
De planning wordt vereenvoudigd, wanneer u een schets maakt van het werkgebied inclusief alle obstakels. Daarmee wordt het makkelijker te zien wat de beste plaats is voor laadstation, begrenzingskabel en eventueel begeleidingskabel. Geef op de schets aan hoe begrenzingskabel en eventueel begeleidingskabel moeten worden getrokken.
Voer de installatie uit volgens de volgende stappen:
3.1 Voorbereidingen.
3.2 Installatie van laadstation.
3.3 Opladen van accu.
3.4 Installatie van begrenzingskabel.
3.5 Aansluiten van begrenzingskabel.
3.6 Controle van de installatie.
3.7 Aansluiten van Automower® op het laadstation.
3.8 Installatie van begeleidingskabel.
®
Om een complete start van Automower doorvoeren, moet het laadstation geplaatst en aangesloten zijn, de begrenzingsdraad moet aangesloten zijn en de maaier moet op het laadstation zijn aangesloten. Als u de maaier aan de gang wilt hebben zonder dat de complete lusinstallatie gereed is, kunt u een tijdelijke korte lus rond de maaier aansluiten.
te kunnen
3.1 Voorbereidingen
1. Als het gras binnen het geplande werkgebied langer is dan 10 cm; moet u het met een normale grasmaaier maaien. Verzamel vervolgens het gras.
2. Lees alle stappen voor de installatie zorgvuldig door.
3. Controleer of alle onderdelen voor de installatie aanwezig zijn:
De getallen tussen haakjes verwijzen naar de gedetailleerde afbeeldingen 2.1 Automower® , wat is wat? op bladzijde 11.
• Gebruiksaanwijzing (26)
• Automower®
• Laadstation (15)
• Luskabel voor begrenzingslus en
begeleidingskabel (18)
Nederlands - 17
3. INSTALLATIE
• Transformator (19)
• Laagspanningskabel (20)
• Krammen (21)
• Contacten voor luskabel (22)
• Schroeven voor het laadstation (23)
• Maatstok (24)
• Verbindingen voor luskabel (25)
Voor de installatie heeft u ook nodig: Hamer om de krammen makkelijker in de grond te krijgen, een combinatietang, en een rechte spa, indien de begrenzingskabel moet worden ingegraven.
3.2 Installatie van laadstation
Beste plaats voor laadstation
Voor voorbeelden van een goede plaats van het laadstation, zie 7. Tuinvoorbeelden op bladzijde 62.
Indien u een begeleidingskabel moet installeren, lees dan 3.8 Installatie van begeleidingskabel, zie bladzijde 32, voor u de plaats van het laadstation kiest.
Het laadstation moet worden geplaatst met veel vrije ruimte aan de voorzijde (ten minste 3 meter). Het moet ook centraal in het werkgebied worden geplaatst, zodat Automower® het laadstation makkelijker zal kunnen vinden en snel alle gebieden in het werkterrein kan bereiken.
Het is een voordeel als het laadstation in de schaduw kan worden geplaatst. De accu wordt ontzien als deze wordt opgeladen in een zo laag mogelijke omgevingstemperatuur.
Het laadstation moet op relatief horizontale grond worden geplaatst. Het verschil in de hoogte tussen voor- en achterkant van het laadstation mag ten hoogste 5 cm zijn.
Het laadstation mag niet zo worden geplaatst dat de plaat doorbuigt.
18 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Denk aan de nabijheid van een stopcontact wanneer u de plaats kiest. Het laadstation moet via een laagspanningskabel en transformator worden aangesloten op een 230 V stopcontact.
De meegeleverde laagspanningskabel is 20 meter lang.
Tip! Het is mogelijk dat u de laagspanningskabel het
werkgebied laat kruisen. Die dient dan vastgekramd of ingegraven te worden. In sommige gevallen is er een betere plaats voor het laadstation dan vlakbij een huismuur of bij het dichtstbijzijnde stopcontact.
BELANGRIJKE INFORMATIE De laagspanningskabel mag onder geen
enkele voorwaarde worden ingekort of verlengd.
De transformator moet zo worden geplaatst dat er voldoende luchtverversing is en geen direct zonlicht. Het is ook goed wanneer de transformator onder dak
kan worden geplaatst.
BELANGRIJKE INFORMATIE De netkabel van de transformator mag niet
worden vervangen. Mocht de netkabel beschadigd zijn, moet u de transformator afdanken en door een nieuwe vervangen.
Wij raden aan een aardlekschakelaar te gebruiken wanneer u de transformator op het stopcontact aansluit.
Plaats het laadstation niet in hoeken of afgelegen stukken van het werkgebied.
Een plaats in een smalle passage (smaller dan ca. 3 meter) moet vermeden worden.
Nederlands - 19
3. INSTALLATIE
Plaats het laadstation niet zo dat de maaier meer dan 3 meter achter het laadstation kan komen (bijvoorbeeld op een smalle punt). De maaier zal het laadstation dan niet vinden.
Installatie en aansluiten van laadstation
1. Plaats het laadstation op een geschikte plaats.
2. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp van de bijgeleverde schroeven.
3. Draai de schroeven zodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn.
BELANGRIJKE INFORMATIE Het is niet toegestaan nieuwe gaten in de
plaat te maken. Alleen de bestaande gaten mogen worden gebruikt om de plaat op de grond te bevestigen.
4. Sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation.
Gebruik alleen originele kabels en transformator.
5. Sluit de laagspanningskabel aan op de transformator.
Het kan lastig zijn de contacten aan te sluiten, omdat ze tegen vocht zijn afgedicht.
6. Sluit de netkabel van de transformator aan op een 230V stopcontact. Gebruik, volgens de aanbevelingen, een aardlekschakelaar.
20 - Nederlands
3. INSTALLATIE
BELANGRIJKE INFORMATIE Trap of loop nooit op de plaat van het
laadstation.
3.3 Opladen van accu
Automower® wordt met een lege accu geleverd. Zodra het laadstation is aangesloten, kunt u de maaier opladen.
1. Zet de hoofdschakelaar in stand OFF.
2. Plaats Automower® in het laadstation om de accu op te laden in de tijd dat u de begrenzingskabel legt.
Omdat de accu leeg is, duurt het ongeveer 1 1/2 tot 2 1/2 uur voordat deze helemaal is opgeladen.
BELANGRIJKE INFORMATIE U kunt Automower
de installatie helemaal gereed is.
®
niet gebruiken voordat
3.4 Installatie van begrenzingskabel
De begrenzingskabel kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd:
De kabel met krammen op de grond te bevestigen.
Het is beter de begrenzingskabel met krammen vast te zetten, als u tijdens de eerste weken bedrijf de begrenzingslus wilt kunnen bijstellen.
De kabel ingraven. Het is beter om de kabel in te graven als u het
gazon wilt kunnen verticuteren of beluchten.
Indien nodig kunt u beide manieren combineren, zodat een deel van de begrenzingslus wordt vastgekramd en de rest wordt ingegraven.
Nederlands - 21
3. INSTALLATIE
Beste plaats voor de begrenzingskabel
De begrenzingskabel moet zo worden gelegd dat ze:
Vormt een lus rond het werkgebied voor Automower® . Alleen originele begrenzingskabel mag worden gebruikt. Deze is vertind en heeft een hoogwaardige isolatie om tegen de vochtigheid van de aarde bestand te zijn.
Een maximale afstand van 35 meter van Automower® aanhoudt in het hele werkgebied.
Het liefst niet langer dan 500 meter wordt. Voor installaties waarvoor een langere begrenzingskabel tot 800 meter nodig is, wordt het gebruik van een signaalversterker (522 42 58-01) aanbevolen. Deze is verkrijgbaar als accessoire.
Afhankelijk van waar het werkgebied aan grenst moet de begrenzingskabel op verschillende afstanden van hindernissen worden gelegd. De onderstaande afbeelding laat zien hoe de begrenzingskabel rond het werkgebied en rond hindernissen moet worden getrokken.
22 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Afbakeningen van het werkgebied
Als een hoog obstakel, bijv. een wand of een muur, aan het werkgebied grenst, moet u de begrenzingskabel 35 cm van het obstakel leggen. Dan zal Automower® niet op het obstakel botsen en zal de slijtage aan de carrosserie afnemen.
Als het werkgebied aan een kleine greppel grenst, bijv. een border, of aan een kleine verhoging zoals bijv. een lage steen (3 tot 5 cm), moet u de begrenzingskabel 30 cm binnen in het werkgebied leggen. Dit voorkomt dat de wielen in de greppel of op de stenen rijden.
35 cm
Indien het werkgebied aan een pad of iets dergelijks grenst dat op hetzelfde niveau ligt als het gazon, is
®
het mogelijk om Automower
een stukje op het pad te laten rijden. U moet de begrenzingskabel dan 10 cm van de rand van het pad leggen.
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door een vlak tegelpad, dat gelijk met het gazon ligt, is het mogelijk om Automower
®
over het pad te laten rijden. De begrenzingskabel kan prima onder de tegels worden gelegd. Het is ook mogelijk de begrenzingskabel in de voegen tussen de tegels te leggen.
N.B.! Automower
®
mag niet over een grindpad rijden of soortgelijk materiaal dat de messen kan beschadigen.
10
30cm
cm
BELANGRIJKE INFORMATIE Als het werkgebied aan een waterpartij,
helling of afgrond grenst, moet behalve de begrenzingskabel ook een hek of iets dergelijks worden geplaatst. De hoogte moet in dat geval minimaal 15 cm zijn. Dit zorgt ervoor dat de Automower® nooit buiten het werkgebied terecht kan komen.
Nederlands - 23
3. INSTALLATIE
Wanneer Automower® naar het laadstation zoekt of de lus volgt volgens de functie Volg draad (3-2) (zie bladzijde 51), rijdt hij op een bepaalde afstand langs de begeleidingskabel. De functie Max afstand tot draad (3-2-3) bepaalt op welke afstand van de begrenzingskabel de maaier moet rijden. We raden aan een zo groot mogelijke waarde voor Max. afst. tot
draad aan te geven. Een hoge waarde voor Max. afst. tot draad vermindert het risico van spoorvorming. Voor
meer informatie over Max afstand tot draad (3-2-3), zie bladzijde 54. In uitzonderingsgevallen kan Automower® zo worden ingesteld dat hij de begrenzingskabel precies volgt, dat wil zeggen met de halve maaier binnen en de andere helft buiten de lus. Dan moet de begrenzingskabel een afstand aanhouden van circa 40 cm naar alle buitenranden van het werkgebied en naar de randen van een passage.
Afbakeningen in het werkgebied
Gebruik de begrenzingskabel om de gebieden in het werkgebied af te bakenen door eilanden te creëren rond niet stootvaste hindernissen, bijvoorbeeld borders, struiken en fonteinen. Leg de kabel naar het gebied, trek hem rond het gebied dat moet worden afgebakend en vervolgens weer terug in het zelfde spoor. Indien u krammen gebruikt, moet u de kabel op de terugweg onder dezelfde kram leggen. Wanneer de begrenzingskabel naar en van het eiland dicht bij elkaar ligt, kan de maaier over de kabel rijden.
Obstakels die tegen een stootje kunnen, bijv. bomen en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet afgegrensd te worden met de begrenzingskabel. Automower draait wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
Voor het meest behoedzame en stille gebruik is het echter te prefereren alle vaste voorwerpen in en rond het werkgebied af te grenzen.
Obstakels die licht hellen, bijvoorbeeld stenen of grote bomen met verhoogde wortels, moeten worden afgebakend of verwijderd. Automower
®
kan anders op zulke obstakels glijden, met als gevolg dat de messen beschadigd raken.
24 - Nederlands
®
3. INSTALLATIE
Bijgebieden
Indien het werkgebied uit twee stukken bestaat die met een passage zijn verbonden, waarbij de afstand tussen de begrenzingslussen kleiner dan 60 cm wordt, raden we aan een bijgebied te creëren. Leg de begrenzingskabel dan rond het bijgebied zodat dit een eiland vormt buiten het hoofdgebied.
Automower® moet handmatig worden verplaatst tussen hoofd- en bijgebied. Gebruik bedrijfsstand MAN wanneer Automower® een bijgebied moet maaien.
Bijgebied
In plaats van een eiland te creëren met de bestaande begrenzingslus kan ook heel goed een generator voor een bijgebied worden gebruikt. Generatoren voor bijgebieden zijn te koop als accessoire. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Passages tijdens maaien
Lange en smalle passages en gebieden, smaller dan 1,5 - 2 meter, moeten worden vermeden. Wanneer Automower® maait bestaat het risico dat hij te lang in de passage of het gebied rondrijdt. Het gras kan er dan platgereden uitzien.
Passages bij zoeken naar het laadstation
De afstand tussen de begrenzingskabels in een passage moet ten minste 3 meter zijn, wil
®
Automower
de begrenzingslus door de passage kunnen volgen zonder dat u de basisinstelling van de maaier hoeft te wijzigen. Als de afstand kleiner dan 3 meter is, zijn er twee alternatieven om Automower® door de passage te laten rijden.
1. Een begeleidingskabel installeren.
Als de afstand tussen de begrenzingskabels in een smalle doorgang kleiner is dan 3 meter, raden we aan een begeleidingskabel door de passage te installeren. Voor meer informatie over begeleidingskabel, zie 3.8 Installatie van begeleidingskabel op bladzijde 32.
Hoofbijgebied
Bijgebied
Hoofbijgebied
Ten minste 3 m
Meestal is installatie van een begeleidingskabel de beste oplossing voor smalle doorgangen.
De smalste doorgang waar Automower® , met behulp van een begeleidingskabel, doorheen kan rijden is 60 cm tussen de begrenzingskabels.
2. Wijzig de instelling voor Max. afst. tot draad
(3-2-3). Indien de afstand tussen de begrenzingskabel in
een smalle doorgang meer dan 2 meter is, is het mogelijk voor Automower® om door de doorgang te rijden, als een lage waarde wordt aangegeven voor de functie Max afstand tot draad (3-2-3) (zie bladzijde 54). Een lage waarde betekent echter een groot risico van spoorvorming langs de hele begrenzingslus.
Nederlands - 25
Loading...
+ 54 hidden pages