Microsoft®, MS-DOS®, Windows® en Windows NT® zijn gedeponeerde handelsmerken
van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten.
Intel® is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation in de Verenigde Staten.
Hewlett-Packard Company aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten,
drukfouten of weglatingen in deze publicatie. Aan de informatie in deze publicatie kan geen
enkele garantie worden ontleend. De informatie kan zonder voorafgaande kennisgeving
worden gewijzigd. De garanties voor HP producten worden gepubliceerd in de uitdrukkelijke
beperkte-garantieverklaringen bij dergelijke producten. Aan de informatie in dit document
kunnen geen rechten worden ontleend.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
April 2003 (eerste editie)
Artikelnummer 322383-331
Inhoudsopgave
Over deze handleiding
Doelgroep .......................................................................................................................... ix
Belangrijke veiligheidsinformatie ..................................................................................... ix
Symbolen op de apparatuur............................................................................................... ix
Stabiliteit van het rack....................................................................................................... xi
Symbolen in tekst .............................................................................................................. xi
Verwante documenten...................................................................................................... xii
Technische ondersteuning ................................................................................................ xii
Technische ondersteuning.......................................................................................... xii
HP website ................................................................................................................ xiii
Geautoriseerde HP Business of Service Partners...................................................... xiii
Opmerkingen van lezers.................................................................................................. xiii
viii HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Deze handleiding bevat stapsgewijze instructies voor de installatie en kan worden
gebruikt als naslagwerk voor het gebruik van de HP ProLiant ML330 Generation 3
server, voor het oplossen van problemen en bij toekomstige upgrades.
Doelgroep
Deze handleiding is bedoeld voor de persoon die verantwoordelijk is voor de
installatie, het beheer en het oplossen van problemen met servers. HP neemt aan
dat u bent gekwalificeerd in het onderhoud van computerapparatuur en dat u bent
getraind in het herkennen van gevaren in producten met gevaarlijke energieniveaus.
Over deze handleiding
Belangrijke veiligheidsinformatie
Lees voordat u met de installatie begint eerst het document Belangrijke
veiligheidsinformatie dat bij de server hoort.
Symbolen op de apparatuur
De volgende symbolen kunt u aantreffen op gedeelten van de apparatuur die mogelijk
gevaar opleveren:
WAARSCHUWING: Dit symbool in combinatie met een van de volgende
symbolen geeft een mogelijk gevaar aan. Er bestaat kans op lichamelijk letsel
als de voorzorgsmaatregelen niet in acht worden genomen. Raadpleeg de
documentatie voor specifieke informatie.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding ix
Over deze handleiding
Dit symbool geeft de aanwezigheid van gevaarlijke stroomcircuits of de kans
op een elektrische schok aan. Laat alle onderhoud aan een gekwalificeerde
onderhoudstechnicus over.
WAARSCHUWING: Open dit gedeelte niet, om het risico van letsel door
elektrische schokken te beperken. Laat alle onderhoud en upgrades aan een
gekwalificeerde onderhoudstechnicus over.
Dit symbool duidt op het risico van elektrische schokken. De ingesloten
gedeelten kunnen niet door de gebruiker worden onderhouden. Open deze
gedeelten dus nooit!
WAARSCHUWING: Open dit gedeelte niet, om het risico van letsel door
elektrische schokken te beperken.
Elke RJ-45-connector met dit symbool geeft een netwerkaansluiting aan.
WAARSCHUWING: Om het risico van een elektrische schok, brand of schade
aan apparatuur te beperken, mogen geen telefoon- of
telecommunicatieconnectoren in deze aansluiting worden gestoken.
Dit symbool duidt op een heet oppervlak of een heet onderdeel. Aanraking
van dit oppervlak kan letsel veroorzaken.
WAARSCHUWING: Laat het oppervlak afkoelen voordat u het aanraakt,
om het risico van brandwonden te beperken.
Gewicht in kg
Deze symbolen op voedingseenheden of systemen duiden
op meerdere voedingsbronnen.
WAARSCHUWING: Koppel alle netsnoeren los om de voeding van
het systeem geheel uit te schakelen. Zo beperkt u het risico van
letsel als gevolg van elektrische schokken.
Dit symbool geeft aan dat het onderdeel te zwaar is om door één persoon
te worden getild.
WAARSCHUWING: Om het risico van lichamelijk letsel of schade
aan de apparatuur te beperken, moet u zich houden aan de
veiligheidsvoorschriften en de instructies voor het omgaan met de
apparatuur.
x HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Stabiliteit van het rack
WAARSCHUWING: Beperk het risico van persoonlijk letsel en schade aan
de apparatuur door ervoor te zorgen dat:
• De stelvoetjes van het rack op de grond staan;
• Het volle gewicht van het rack op de stelvoetjes rust;
• De stabilisatiesteunen aan het rack zijn bevestigd (bij installatie in een
enkel rack);
• De racks bij een installatie met meerdere racks aan elkaar zijn
vastgemaakt;
• Er maar één onderdeel tegelijk uit het rack is geschoven. Het rack kan
instabiel worden als er meerdere onderdelen tegelijk uitgeschoven zijn.
Symbolen in tekst
In de tekst van deze handleiding komen symbolen voor. Deze symbolen hebben
de volgende betekenis:
WAARSCHUWING: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit
leiden tot persoonlijk letsel of levensgevaar.
VOORZICHTIG: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit leiden
tot beschadiging van de apparatuur of verlies van gegevens.
BELANGRIJK: Na dit kopje vindt u essentiële informatie waarin een bepaald concept wordt
uitgelegd of waarin wordt beschreven hoe u een bepaalde taak uitvoert.
OPMERKING: Na dit kopje vindt u aanvullende informatie waarin belangrijke onderwerpen
in de hoofdtekst worden benadrukt of nader worden toegelicht.
Over deze handleiding
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding xi
Over deze handleiding
Verwante documenten
Raadpleeg de volgende documentatie voor meer informatie over de onderwerpen
die in deze handleiding aan bod komen:
• Poster HP ProLiant ML330 Generation 3 Server Quick Start
• HP Internal Two-Bay Hot-Plug SCSI Drive Cage Installation Instructions
• HP ProLiant ML360 Generation 3 Server Maintenance and Service Guide
• Handleiding Servers - Problemen oplossen
• QuickSpecs
Technische ondersteuning
Als u een probleem heeft met de server waarvoor u in deze handleiding geen
oplossing kunt vinden, kunt u meer informatie vinden en hulp krijgen op de volgende
locaties.
Technische ondersteuning
U kunt op twee manieren technische ondersteuning vragen: rechtstreeks bij HP
of via een geautoriseerde HP Business of Service Partner. Voor directe technische
ondersteuning kunt u contact opnemen met HP in Amsterdam, tel. 020-6068751.
Aanvullende informatie vindt u op de HP website
Amerikaanse HP website voor een lijst met telefoonnummers voor wereldwijde
ondersteuning door HP.
xii HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
www.hp.com. Raadpleeg de
Zorg dat u tijdens het gesprek met de technische ondersteuning het volgende
bij de hand heeft:
• Registratienummer voor technische ondersteuning (indien van toepassing)
• Serienummer van het product
• Modelnaam en nummer van het product
• Eventuele foutberichten
• Uitbreidingskaarten of extra hardware
• Hardware of software van derden
• Type besturingssysteem en versienummer
HP website
De HP website bevat informatie over dit product. Ook kunt u hier de meest recente
stuurprogramma's en flash-ROM-bestanden downloaden. U vindt de HP website
www.hp.com.
op
Over deze handleiding
Geautoriseerde HP Business of Service Partners
U kunt ook technische ondersteuning vragen bij een geautoriseerde HP Business
of Service Partner.
• Als u de naam van een geautoriseerde Compaq Business of Service Partner bij
u in de buurt wilt weten, gaat u als volgt te werk:
• Bel 0182 - 565888.
• Of raadpleeg
www.hp.com voor locaties en telefoonnummers.
Opmerkingen van lezers
HP stelt uw opmerkingen over deze handleiding zeer op prijs. Stuur uw opmerkingen
en suggesties via e-mail naar
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding xiii
ServerDocumentation@hp.com.
Voorzieningen
De HP ProLiant ML330 Generation 3 server biedt uitstekende prestaties, een grote
betrouwbaarheid en een groot gebruikersgemak, en biedt ondersteuning voor twee
Intel Xeon processoren en maximaal 4 GB ECC Registered PC2100 DDR SDRAM
geheugen, alles draaiend op een 533-MHz front-side bus. De server is voorzien van
vier 64-bit, 33-MHz PCI slots voor uitbreidingskaarten.
Industriestandaard randapparatuurvoorzieningen omvatten een Broadcom 5702,
10/100/1000 netwerkadapter, toetsenbord-/muis-/videoconnectoren, dubbele
USB-poorten en seriële interface.
1
Identificatie van onderdelen
SCSI-modellen van deze server worden geleverd met een enkelkanaals Wide Ultra3
SCSI controller in een slot en ATA-modellen worden geleverd met een geïntegreerde
dubbelkanaals ATA/100 controller met ondersteuning voor RAID 0, 1 en 1+0. Het
systeem heeft capaciteit voor:
• Vier 80-GB ATA-vaste schijven voor maximaal 320 GB intern geheugen
• Twee 146,8-GB hot-pluggable SCSI-vaste schijven in de optionele SCSI-
schijfhouder met twee posities en drie 36,4-GB non-hot-pluggable SCSI-vaste
schijven voor een maximale opslagcapaciteit van 402,8 GB interne opslag
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 1-1
Identificatie van onderdelen
De server kan worden bevestigd in HP racks, Compaq racks en de meeste racks
van andere fabrikanten, met behulp van de optionele Rack Enabling Kit. Montage in
Telco racks is mogelijk met behulp van de Rack Enabling Kit en de optionele Telco
Rail Kit.
Zie hoofdstuk 5, "Serverconfiguratie en hulpprogramma's",
voor softwarevoorzieningen.
Onderdelen op het voorpaneel
Tabel 1-1: Onderdelen op het voorpaneel
Item Beschrijving
1 Ejectknop van cd-rom-drive
2 Ejectknop van diskettedrive
3 Aan/standbyknop
BELANGRIJK: De aan/standbyknop schakelt de voeding naar het systeem niet volledig
uit. In de standbystand wordt de voeding naar de meeste elektronische onderdelen en de
schijfeenheden uitgeschakeld, maar blijven bepaalde delen van de voedingseenheden en
bepaalde interne schakelingen actief. Wanneer u alle voeding naar de server wilt uitschakelen,
koppelt u alle netsnoeren los.
1-2 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Lampjes op het voorpaneel
Identificatie van onderdelen
Tabel 1-2: Lampjes op het voorpaneel
Item Beschrijving Betekenis
1 Cd-rom-drive-activiteit
2 Diskettedrive-activiteit
3 Voeding van systeem Groen = Server staat aan.
4 Vaste-schijfactiviteit Groen of groen knipperend = Er is vaste-schijfactiviteit.
Aan = Er is schijfactiviteit.
Uit = Er is geen schijfactiviteit.
Oranje = Server staat in standbystand.
Uit = Server staat uit; netsnoer is losgekoppeld.
Uit = Er is geen vaste-schijfactiviteit.
Zie volgende pagina
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 1-3
Identificatie van onderdelen
Tabel 1-2: Lampjes op het voorpaneel Vervolg
Item Beschrijving Betekenis
5 Verbindings-/
activiteitslampje
netwerkadapter
6 Lampje voor de
conditie van het
interne systeem
Groen = Er bestaat een netwerkverbinding.
Groen knipperend = Er is netwerkactiviteit.
Uit = Er is geen netwerkverbinding.
Groen = Server is ingeschakeld en serverconditie is goed.
Oranje = Serverconditie is niet optimaal; er is sprake van een
pre-failure-waarschuwing.
Rood = Serverconditie is kritiek; onderhoud is vereist.
Uit = Server staat uit; netsnoer is losgekoppeld.
1-4 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Media-onderdelen
Identificatie van onderdelen
Tabel 1-3: Media-onderdelen
Item Beschrijving Locatie Afmetingen
1 IDE cd-rom-drive Schijfpositie 1
2 Beschikbare positie
voor verwisselbare
schijfeenheden
3 Beschikbare positie
voor verwisselbare
schijfeenheden
4 Beschikbare positie voor
verwisselbare
schijfeenheden
5 Diskettedrive Vaste-
6 Vaste-schijfpositie Vaste-
7 Vaste-schijfpositie Vaste-
Schijfpositie 2
Schijfpositie 3
Schijfpositie 4
schijfpositie 1
schijfpositie 2
schijfpositie 3
13,34 × 4,06 cm
(5,25 × 1,60 in)
8,90 × 2,54 cm
(3,5 × 1,0 in)
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 1-5
Identificatie van onderdelen
Onderdelen op achterpaneel
Tabel 1-4: Onderdelen op achterpaneel
Item Beschrijving
1 Voedingsconnector
2 Muisconnector
3 Toetsenbordconnector
4 Seriële poort (A)
5 Videoconnector
6 USB-connectoren
7 RJ-45-connector
8 Parallelle poort
1-6 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Lampjes op het achterpaneel
Identificatie van onderdelen
Tabel 1-5: Lampjes op achterpaneel
Item Beschrijving Betekenis
1 Netwerkactiviteit Groen knipperend = Er is netwerkactiviteit
Uit = Er is geen netwerkactiviteit.
2 Netwerkaansluiting Groen = Er bestaat een netwerkverbinding.
Uit = Er is geen netwerkverbinding.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 1-7
Identificatie van onderdelen
Systeemkaartonderdelen
Tabel 1-6: Onderdelen van de systeemkaart
Item Beschrijving Item Beschrijving
1 Connectoren voor voedingseenheid 12 Remote Insight connector (30-pins)
2 DIMM-slot 4 13 Schakelaar voor systeemconfiguratie
3 DIMM-slot 3 14 Uitbreidingsslot 4
4 DIMM-slot 2 15 Uitbreidingsslot 3
5 DIMM-slot 1 16 Uitbreidingsslot 2
6 Diskettedriveconnector 17 Uitbreidingsslot 1
7 IDE-connector (ATAPI-apparaten) 18 Connector 2 voor processorventilator
10 Systeembatterij 21 Connector 1 voor processorventilator
11 Connector aan/uit-knopeenheid 22 Connector voor systeemventilator
Opmerking: In SCSI-modellen van de server, vult de SCSI-controller uitbreidingsslot 1.
1-8 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Systeemconfiguratieschakelaar
VOORZICHTIG: Als u het niet-vluchtige RAM (NVRAM) wist, wordt de
systeemconfiguratie verwijderd. Raadpleeg hoofdstuk 5, "Serverconfiguratie en
hulpprogramma's," voor informatie over het configureren van de server.
Tabel 1-7: Standen van systeemconfiguratieschakelaar
Identificatie van onderdelen
Positie Standaar-
dinstelling
1 Uit Gereserveerd —
2 Uit Configuratie
3 Uit Tower/rackconfiguratie Uit = Towerconfiguratie
4 Uit Opstarten vanaf
5 Uit Wachtwoord negeren Uit = Wachtwoordbeveiliging is actief
6 Uit CMOS en NVRAM
7 Uit Gereserveerd —
8 Uit Gereserveerd —
Beschrijving Betekenis
Uit = De configuratie kan worden gewijzigd
vergrendelen
diskette
wissen
Aan = Configuratie is vergrendeld
Aan = Rackconfiguratie
Uit = Server gebruikt de in RBSU
geselecteerde opstartopties
Uit = Gebruiker kan de in RBSU
geselecteerde opstartopties negeren en
opstarten vanaf diskette
Aan = Gebruiker kan wachtwoord negeren
Uit = Geen functie
Aan = Serverconfiguratie wordt gewist bij
inschakelen
Opmerking: Schakelaarposities 1, 7 en 8 zijn gereserveerd voor geautoriseerde Business of
Service Partners.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 1-9
Identificatie van onderdelen
Schakelaar voor systeemidentificatie
De schakelaar voor systeemidentificatie is uitsluitend gereserveerd voor gebruik door
geautoriseerde serviceproviders. Wijzig de aangegeven standaardinstellingen niet.
Jumperinstellingen
Jumperinstellingen van SCSI-apparaten
Geen twee SCSI-apparaten die zijn gekoppeld aan dezelfde SCSI-controller
kunnen dezelfde SCSI-ID hebben. Als een ander SCSI-apparaat is gekoppeld aan
de controller, controleert u de SCSI-ID van het al aanwezige apparaat voordat u
begint met de installatieprocedure voor het aanvullende apparaat. De SCSI-ID wordt
ingesteld met behulp van jumpers op elk apparaat. Voor meer informatie raadpleegt
u de documentatie bij het optionele SCSI-apparaat.
Jumperinstellingen van IDE-apparaten
Wanneer u IDE-apparaten installeert (ATA-vaste schijven, ATAPI cd-rom-drives
of ATAPI-tapedrives), zorgt u ervoor dat de jumper op het apparaat is ingesteld
op Cable Select (CS). Met behulp van deze instelling kan de kabel automatisch
de apparaat-ID toekennen van een IDE-drive die is bevestigd aan de kabel.
Voor informatie over het installeren en bekabelen van IDE-apparaten, raadpleegt
u hoofdstuk 4, "Hardwareopties installeren"
1-10 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Oranje = De systeemventilator vertoont
een storing of is niet geïnstalleerd.
Uit = De systeemventilator functioneert
naar behoren.
of is niet geïnstalleerd.
Uit = Processor 1 werkt.
Oranje = Voedingsconnector is niet
geïnstalleerd.
Uit = Voedingsconnector is geïnstalleerd.
Oranje = De PVM werkt niet.
Uit = De PVM werkt goed.
Zie volgende pagina
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 1-11
Identificatie van onderdelen
Tabel 1-8: Lampjes op de systeemkaart Vervolg
Item Beschrijving Betekenis
5 Storing DIMM 1
6 Storing DIMM 2
7 Storing DIMM 3
8 Storing DIMM 4
9 Fout processor 2 Oranje = Processor 2 vertoont een
10 Oververhitting
systeem
11 Fout
processorventilator 2
12 Netvoeding Groen = De voedingseenheid is
13 Fout
processorventilator 1
Oranje = De DIMM werkt goed.
Uit = De DIMM vertoont een storing.
storing of ontbreekt.
Uit = Processor 2 werkt goed
Oranje = De temperatuurdrempel is
overschreden.
Uit = De temperatuur is normaal.
Oranje = Processorventilator 2 vertoont
een storing of is niet geïnstalleerd.
Uit = Processorventilator 2 werkt goed.
aangesloten op netvoeding.
Uit = Het netsnoer is niet aangesloten op
de voedingseenheid, de connector van
de voedingseenheid is niet aangesloten
op de systeemkaart, of de
voedingseenheid vertoont een storing.
Oranje = Processorventilator 1 vertoont
een storing of is niet geïnstalleerd.
Uit = Processorventilator 1 werkt goed.
1-12 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Onderdelen van de SCSI-controller
De SCSI-controller heeft een enkele SCSI-connector ter ondersteuning van de interne
SCSI-bus.
Identificatie van onderdelen
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 1-13
Identificatie van onderdelen
Onderdelen van de SCSI-kabel
Zorg dat u de onderdelen van de SCSI-kabel kent, voordat u
SCSI-bekabelingsprocedures uitvoert.
De SCSI-kabel ondersteunt maximaal vijf SCSI-apparaten en wordt geleverd met
een terminator aan het uiteinde. Bij SCSI-modellen van de server wordt één kabel
geleverd.
1-14 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Onderdelen van de ATA-kabel
Zorg dat u de onderdelen van de ATA-kabel kent, voordat
u ATA-bekabelingsprocedures uitvoert.
Het type ATA-kabel dat wordt geleverd bij de server ondersteunt maximaal
twee ATA-apparaten. Bij ATA-modellen van de server worden twee ATA-kabels
geleverd.
Identificatie van onderdelen
Tabel 1-9: Onderdelen ATA-kabel
Item Beschrijving
1 Apparaat 0 (primair)
2 Apparaat 1 (secundair)
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 1-15
Server inschakelen
Druk op de aan/standbyknop om de server aan te zetten.
Server uitschakelen
WAARSCHUWING: Koppel het netsnoer los om de voeding van de server
volledig uit te schakelen. Zo beperkt u het risico van persoonlijk letsel,
elektrische schokken of schade aan de apparatuur. De aan/standbyknop
op het voorpaneel schakelt de voeding van het systeem niet volledig uit.
Gedeelten van de voedingseenheid en bepaalde interne schakelingen blijven
ingeschakeld als het netsnoer niet is losgekoppeld.
2
Basishandelingen
U schakelt de server als volgt uit:
1. Maak een backup van de gegevens op de server en leg de configuratiegegevens
vast.
2. Sluit het besturingssysteem op de gebruikelijke manier af.
3. Druk op de aan/standby-knop. Zo zet u de server in de standbystand. Wanneer
de server in de standbystand wordt gezet, verandert het aan/uit-lampje van
knipperend groen in oranje.
4. Nadat het aan/uit-lampje oranje is geworden, koppelt u het netsnoer los.
5. Koppel alle overige externe apparatuur los van de server.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 2-1
Basishandelingen
Voorpaneel verwijderen
VOORZICHTIG: Schakel de server uit, koppel alle kabels los aan de achterkant
van de server en trek het netsnoer uit het (geaarde) stopcontact voordat u het
voorpaneel opent. Zo voorkomt u beschadiging van de apparatuur of verlies van
gegevens.
U verwijdert het voorpaneel als volgt:
1. Schakel de server uit. Zie het gedeelte "Server uitschakelen" in dit hoofdstuk.
2. Trek de vergrendeling van het voorpaneel naar boven, todat deze wordt
ontgrendeld.
3. Draai het voorpaneel naar boven en schuif het weg van het chassis.
Het is mogelijk dat u een klein beetje kracht moet zetten om het voorpaneel
te verwijderen.
Als u het voorpaneel wilt terugplaatsen, voert u de verwijderingsprocedure
in omgekeerde volgorde uit.
BELANGRIJK: Wanneer u het voorpaneel terugplaatst, controleert u of u de bovenste
scharnierpunten in het chassis heeft geplaatst voordat u het voorpaneel naar beneden
in de oorspronkelijke positie draait.
2-2 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Toegangspaneel verwijderen
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne onderdelen afkoelen
voordat u deze aanraakt, om het risico van letsel door hete onderdelen te
beperken.
VOORZICHTIG: Gebruik de server niet gedurende langere tijd zonder het
toegangspaneel. Het gebruik zonder toegangspaneel leidt tot een verkeerde
luchtstroom en een onvoldoende koeling zodat de server beschadigd kan raken
door oververhitting.
OPMERKING: Aan de binnenkant van het toegangspaneel zijn labels bevestigd
met informatie over de systeemkaart van de server.
U verwijdert het toegangspaneel als volgt:
1. Schakel de server uit. Zie het gedeelte "Server uitschakelen" in dit hoofdstuk.
2. Verwijder het voorpaneel. Zie het gedeelte "Voorpaneel verwijderen" in dit
hoofdstuk.
Basishandelingen
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 2-3
Basishandelingen
3. Verwijder het toegangspaneel:
a. Verwijder de schroef uit de linkerkant van het chassis, aan de voorkant.
b. Schuif het toegangspaneel naar voren.
c. Trek aan de bovenkant van het toegangspaneel om het toegangspaneel
te verwijderen uit het chassis.
Als u het toegangspaneel wilt terugplaatsen, voert u de verwijderingsprocedure
in omgekeerde volgorde uit.
2-4 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Optionele installatieservices
U kunt het systeem door HP laten installeren. De installatieservice kan worden
gekocht als Carepack servicepakket of als een speciale service-overeenkomst
die aan uw specifieke vereisten voldoet. U kunt onder andere kiezen uit de
volgende Carepack services:
•
Installatie-services voor hardware
•
Installatieservice voor hardware en besturingssysteem van ProLiant servers
3
Serverinstallatie
•
Installatie- en opstartservices voor de besturingssystemen Microsoft
Windows 2000® en Windows NT®.
•
Installatie-, opstart- en migratieservices voor Novell NetWarebesturingssystemen.
•
Installatie- en opstartservices voor Insight Manager
Deze optionele hardware-installatieservice is beschikbaar in alle landen waar HP
direct of indirect is vertegenwoordigd. Deze services kunnen worden aangevraagd
bij en verleend door een geautoriseerde HP Business of Service Partner. Voor meer
informatie raadpleegt u de HP website (
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 3-1
www.hp.com).
Serverinstallatie
Optimale omgeving voor towermodellen
Wanneer u een towermodel installeert, kiest u een locatie die voldoet aan
de volgende vereisten:
•
Een stabiele, vlakke locatie met een afzonderlijke, goed geaarde stroomgroep,
airconditioning en beveiliging tegen statische elektriciteit.
•
7,6 cm (3,0 inch) ruimte aan alle kanten van het towermodel voor een goede
ventilatie.
•
Een afzonderlijke spanningsgroep voor de server.
VOORZICHTIG: Bescherm de server tegen schommelingen in de spanning
en tijdelijke stroomstoringen door middel van een UPS (Uninterruptible Power
Supply). Dit apparaat beschermt de hardware tegen schade als gevolg van
stroompieken en spanningspieken en houdt de server in werking tijdens een
stroomstoring.
Als u een UPS wilt aanschaffen, neemt u contact op met een HP Business
of Service Partner bij u in de buurt, of raadpleegt u de HP website
www.hp.com/products/ups).
(
Voor gedetailleerde voedings- en temperatuurvereisten raadpleegt u appendix E,
"Serverspecificaties."
Optimale omgeving voor rackmodellen
Als u de server in een rack installeert, kiest u een locatie die voldoet aan de vereisten
die in dit gedeelte worden beschreven.
Ruimte en luchtcirculatie
Als u een locatie voor het rack kiest, is het belangrijk rekening te houden met de
volgende ruimtevereisten, zodat de server voldoende ventilatie heeft en er voldoende
ruimte is om de server te onderhouden.
•
Er moet minimaal 63,5 cm (25 inch) ruimte aan de voorkant van het rack zijn.
•
Er moet minimaal 76,20 cm (30 inch) ruimte aan de achterkant van het rack zijn.
•
Er moet minimaal 121,92 cm (48,0 inch) ruimte zijn tussen de achterkant van het
rack en de achterkant van een ander rack of een andere rij racks.
3-2HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Serverinstallatie
HP servers zuigen koele lucht aan via het voorpaneel en blazen warme lucht uit
via het achterpaneel. Daarom moeten er in het voorpaneel van het rack voldoende
ventilatieopeningen zijn om de lucht naar binnen te laten en moeten er in het
achterpaneel voldoende ventilatieopeningen zijn waardoor de warme lucht het
rack kan verlaten.
WAARSCHUWING: Blokkeer de ventilatieopeningen van het rack niet, om schade
aan de apparatuur door onvoldoende koeling te voorkomen.
Als het rack niet helemaal is opgevuld met servers of rackonderdelen, heeft dit effect
op de luchtcirculatie in het rack en tussen de servers. Sluit alle tussenruimten af met
opvulpanelen, zodat er voldoende luchtcirculatie is.
VOORZICHTIG: Vul verticale lege ruimten in het rack altijd op met opvulpanelen.
Hierdoor wordt een goede luchtcirculatie gewaarborgd. Als het rack wordt gebruikt
zonder opvulpanelen, kan apparatuur beschadigd raken door oververhitting.
De racks uit de 9000 en 10000 Serie van het merk Compaq geven een goede
serverkoeling door de doorstroomperforaties in de voor- en achterpanelen die
64 procent open ruimte voor ventilatie leveren.
VOORZICHTIG: Houd rekening met de volgende aanvullende vereisten als
u een rack van HP of een andere fabrikant gebruikt. Zo zorgt u voor een goede
luchtcirculatie en voorkomt u schade aan de apparatuur.
• Voor- en achterpanelen: Als het 42U-serverrack afsluitende voor- en
achterpanelen heeft, moet er 5350 cm² aan gaatjes (van boven naar beneden
gelijkmatig verdeeld) in worden geboord om voor voldoende luchtcirculatie te
zorgen. Dit komt overeen met de vereiste 64 procent open ruimte voor ventilatie.
• Zijpaneel: De ruimte tussen het geïnstalleerde rackonderdeel en de zijpanelen
van het rack moet minimaal 6,99 cm zijn.
VOORZICHTIG: Als u een rack uit 7000 Serie van het merk Compaq gebruikt, is het
noodzakelijk om het goed ventilerende rackinzetstuk (artikelnummers 327281-B21
(42U) en 157847-B21 (22U)) te installeren, om te zorgen voor voldoende
luchtcirculatie en koeling van de voorkant naar de achterkant.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 3-3
Serverinstallatie
Temperatuur
Voor een blijvend veilige en betrouwbare werking moet het systeem in een goed
geventileerde ruimte worden geplaatst waar de temperatuur kan worden geregeld.
De aanbevolen maximale omgevingstemperatuur (TMRA) voor de meeste
serverproducten is 35°C. Om die reden mag de temperatuur van de ruimte waarin
het rack zich bevindt, niet hoger dan 35°C
VOORZICHTIG: Volg de onderstaande instructies op om het risico van schade aan
de apparatuur bij het installeren van opties van andere fabrikanten tot een minimum
te beperken:
Voeding
zijn.
• Zorg ervoor dat de optionele apparatuur de luchtcirculatie rond de server niet
belemmert en dat de interne racktemperatuur niet boven de maximaal
toegestane waarde uitkomt.
• Zorg ervoor dat de door de fabrikant aanbevolen maximale
omgevingstemperatuur (TMRA) niet wordt overschreden.
De installatie van deze apparatuur moet voldoen aan de regelgeving voor de
installatie van elektrische apparatuur en moet door bevoegde technici worden
uitgevoerd. Deze apparatuur is ontworpen voor installaties die in de Verenigde Staten
vallen onder de National Electric Code (NFPA-70, 1999 Edition) en de bepalingen
ter bescherming van elektronische computerapparatuur en gegevensverwerkende
apparatuur (NFPA-75, 1992). Raadpleeg het productlabel of de
gebruikershandleiding die bij de optie wordt geleverd, voor meer informatie over
het stroomverbruik van de opties.
WAARSCHUWING: Zorg ervoor dat de spanningsgroep die de voeding voor
het rack levert, niet wordt overbelast, om het risico van persoonlijk letsel,
brand en schade aan de apparatuur te beperken. Neem contact op met het
elektriciteitsbedrijf voor informatie over de juiste bedrading en installatie.
VOORZICHTIG: Bescherm de server tegen schommelingen in de spanning en
tijdelijke stroomstoringen door middel van een UPS (Uninterruptible Power Supply).
Dit apparaat beschermt de hardware tegen schade als gevolg van stroompieken en
spanningspieken en houdt het systeem in werking tijdens een stroomstoring.
3-4 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Als u meer dan één server installeert, kan het nodig zijn om extra stroomverdelingsapparatuur te gebruiken, zodat alle apparaten op een veilige manier van voeding
worden voorzien. Neem de volgende richtlijnen in acht:
•
•
•
•
Aarding
De server moet goed worden geaard voor een goede werking en veiligheid. In de
Verenigde Staten moet deze apparatuur worden geïnstalleerd in overeenstemming
met artikel 250 van de National Electric Code (NFPA 70, 1999) en met de
plaatselijke voorschriften. In Canada moet deze apparatuur worden geïnstalleerd
in overeenstemming met de Canadian Electrical Code van de Canadian Standards
Association (CSA C22.1). In alle overige landen moet de apparatuur worden
geïnstalleerd in overeenstemming met plaatselijke of landelijke voorschriften voor
elektrische apparatuur, zoals de International Electrotechnical Commission (IEC)
Code 364, artikel 1 tot en met 7. Alle stroomverdelingselementen in de installatie,
zoals spanningsgroepen, bedrading, aansluitingen, enzovoort, moeten goedgekeurd
en geaard zijn.
Serverinstallatie
Verdeel de serverbelasting gelijkmatig over de beschikbare spanningsgroepen.
Het verbruik van het gehele systeem mag niet hoger zijn dan 80 procent
van de capaciteit van de spanningsgroep.
Gebruik geen stekkerdoos bij deze apparatuur.
De server moet zijn aangesloten op een afzonderlijke spanningsgroep.
Gezien de hoge aardlekstroom bij aansluiting van meerdere servers op dezelfde
voedingsbron, wordt u aangeraden om een stroomverdelingsapparaat (PDU, Power
Distribution Unit) te gebruiken dat is verbonden met de aardlekschakelaar van
het gebouw of dat is voorzien van een niet-afneembaar snoer dat is aangesloten op
een aardlekstekker. NEMA-stekkers en stekkers die voldoen aan de standaard
IEC 60309, zijn geschikt voor dit doel. U wordt aangeraden geen stekkerdozen te
gebruiken bij de server.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 3-5
Serverinstallatie
Server in een rack installeren
De server biedt optionele ondersteuning voor rackoplossingen van HP,
Compaq en andere fabrikanten.
Als u de Rack Enabling Kit wilt aanschaffen, neemt u contact op een
geautoriseerde Business of Service Partner of raadpleegt u de HP website
Via geautoriseerde Business of Service Partners of de HP website
www.hp.com/products/serverstorage) is een keuze aan racks voor de server
(
verkrijgbaar.
Raadpleeg de documentatie bij de Rack Enabling Kit voor aanvullende informatie
en instructies over het installeren van servers in racks.
3-6 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Inhoud van de doos van de server controleren
Haal de server uit de doos en kijk of u alle benodigde onderdelen en documentatie
heeft voor de installatie van de server:
•
Toetsenbord
•
Muis
•
Netsnoer
•
ProLiant Essentials Foundation Pack, dat de documentatie en de software bevat
Naast deze bij de server geleverde onderdelen heeft u mogelijk het volgende nodig:
•
Torx T-10-schroevendraaier
•
Torx T-15-schroevendraaier
•
Kruiskopschroevendraaier (Phillips nr. 2)
•
Hardwareopties
•
Uninterruptible Power Supply (UPS)
Serverinstallatie
•
Ethernet-kabel
•
Monitor
•
Applicatiesoftware
Server installeren
Voordat u begint met de installatie- of configuratieprocedures, doet u een van
de volgende dingen:
•
Als de server is uitgerust met een in de fabriek geïnstalleerd besturingssysteem,
configureert u de server aan de hand van de juiste instructies, om gegevensverlies
te voorkomen. Raadpleeg "Server met een in de fabriek geïnstalleerd
besturingssysteem" in dit hoofdstuk.
•
Als het besturingssysteem niet in de fabriek werd geïnstalleerd, volgt u de juiste
instructies. Zie "Server configureren" in dit hoofdstuk.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 3-7
Serverinstallatie
Server met een in de fabriek geïnstalleerd besturingssysteem
U installeert de server als volgt:
1. Zorg ervoor dat de serverlocatie voldoet aan de omgevingsvereisten.
Zie het gedeelte "Optimale omgeving voor towermodellen" in dit hoofdstuk.
2. Sluit eventuele randapparaten aan op de connectoren op het achterpaneel. Voor
de locatie van de connectoren op het achterpaneel raadpleegt u hoofdstuk 1,
"Identificatie van onderdelen."
WAARSCHUWING: Om het risico van een elektrische schok, brand
of schade aan apparatuur te beperken, mogen geen telefoon- of
telecommunicatieconnectoren in de netwerkaansluiting worden gestoken.
3. Sluit het netsnoer aan op de netvoedingsconnector op het achterpaneel
van de server.
4. Druk op de aan/standby-knop.
5. Volg de instructies op het scherm om de initialisatieprocedure voor het in de
fabriek geïnstalleerde besturingssysteem te voltooien. Nadat de initialisatie
is voltooid, wordt automatisch de Power-On Self-Test (POST) uitgevoerd.
BELANGRIJK: Als u het RAID-niveau wijzigt, is het noodzakelijk dat u het
besturingssysteem opnieuw installeert. Voor meer informatie over het configureren
van arrays, raadpleegt u hoofdstuk 6, "RAID-configuratie en -beheer."
6. Installeer Insight Manager om de server te beheren. Deze software staat op
de Management cd. Raadpleeg het pakket ProLiant Essentials Foundation
Pack dat bij de server wordt geleverd voor de initialisatieprocedures van
de Management cd.
BELANGRIJK: Alleen als u Insight Manager installeert en gebruikt, kunt u profiteren
van de Prefailure-garantie op processoren, vaste schijven en geheugenmodules.
7. Nadat u de serverconfiguratie heeft gecontroleerd, maakt u een backup van
de systeemconfiguratie. Raadpleeg het menu System Configuration Utility
(hulpprogramma Systeemconfiguratie) op de cd met SmartStart voor meer
informatie.
8. Installeer eventuele aanvullende hardware. Raadpleeg de documentatie die wordt
meegeleverd bij de optie of raadpleeg hoofdstuk 4, "Hardwareopties installeren."
9. Installeer applicatiesoftware.
3-8HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Serverinstallatie
Server met een afzonderlijk aangeschaft besturingssysteem
Voor een goede werking van de server moet een besturingssysteem worden gebruikt
dat door de server wordt ondersteund. Voor de meest recente informatie over
ondersteunde besturingssystemen raadpleegt u de HP website (www.hp.com).
Als u het besturingssysteem afzonderlijk heeft aangeschaft, raadt HP aan dat u
het besturingssysteem installeert met behulp van de SmartStart cd. Raadpleeg
het ProLiant Essentials Foundation Pack voor instructies over het gebruik van
SmartStart. De eerste keer dat de server wordt geconfigureerd, maakt SmartStart
automatisch een noodzakelijke partitie op de vaste schijf. Deze partitie kan nergens
anders voor worden gebruikt en is geen gewone systeempartitie.
Het besturingssysteem installeert u voor de eerste keer als volgt:
1. Zorg ervoor dat de serverlocatie voldoet aan de omgevingsvereisten.
Zie het gedeelte "Optimale omgeving voor towermodellen" in dit hoofdstuk.
2. Installeer eventuele hardwareopties. Raadpleeg de documentatie die wordt
meegeleverd bij de optie of raadpleeg hoofdstuk 4, "Hardwareopties installeren"
3. Sluit eventuele randapparaten aan op de connectoren op het achterpaneel. Voor
de locatie van de connectoren op het achterpaneel raadpleegt u hoofdstuk 1,
"Identificatie van onderdelen."
WAARSCHUWING: Om het risico van een elektrische schok, brand
of schade aan apparatuur te beperken, mogen geen telefoon- of
telecommunicatieconnectoren in de netwerkaansluiting worden gestoken.
4. Sluit het netsnoer aan op de netvoedingsconnector op het achterpaneel
van de server.
5. Druk op de aan/standby-knop.
6. Als u op een ATA-model een RAID-array wilt configureren, drukt u
voordat u het besturingssysteem selecteert op de toets F8 tijdens POST.
De standaardconfiguratie is RAID 0.
BELANGRIJK: Om te voorkomen dat op ATA-modellen automatisch RAID 0 wordt
geconfigureerd, is het noodzakelijk dat u een array configureert voorafgaand aan de
installatie van het besturingssysteem. Als u het RAID-niveau wijzigt, is het noodzakelijk
dat u het besturingssysteem opnieuw installeert. Voor meer informatie over het
configureren van arrays, raadpleegt u hoofdstuk 6, "RAID-configuratie en beheer."
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 3-9
Serverinstallatie
7. Als u het type besturingssysteem wilt selecteren en de datum en tijd wilt
instellen, voert u het hulpprogramma ROM-Based Setup (RBSU) uit door
tijdens het opstarten op F9 te drukken als daarvoor een aanwijzing verschijnt.
Raadpleeg hoofdstuk 5 "Serverconfiguratie en hulpprogramma's" voor meer
informatie over RBSU of raadpleeg de HP ROM-Based Setup Utility User Guide.
8. Plaats de cd met SmartStart in de cd-rom-drive en configureer de server:
— Raadpleeg "Server configureren" in dit hoofdstuk
— Raadpleeg hoofdstuk 5, "Serverconfiguratie en hulpprogramma's" of
9. Installeer de besturingssysteemsoftware.
10. Installeer Insight Manager om de server te beheren. Deze software staat op
de Management cd. Raadpleeg het pakket ProLiant Essentials Foundation
Pack dat bij de server wordt geleverd voor de initialisatieprocedures van de
Management cd.
BELANGRIJK: Alleen als u Insight Manager installeert en gebruikt, kunt u profiteren
van de Prefailure-garantie op processoren, vaste schijven en geheugenmodules.
voor configuratieprocedures.
het pakket ProLiant Essentials Foundation Pack dat bij de server wordt
geleverd voor de initialisatieprocedures van de SmartStart cd.
11. Installeer applicatiesoftware.
3-10 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Server configureren
Met het hulpprogramma RBSU voor het instellen van de server kunt u de server
en de serveropties configureren. U start RBSU door tijdens het opstarten op F9
te drukken als daarvoor een aanwijzing verschijnt.
De SmartStart cd, waarop een ROMPaq en bijgewerkte stuurprogramma's staan,
is een hulpmiddel voor de installatie van het besturingssysteem.
U gebruikt de cd met SmartStart als volgt:
1. U vindt de SmartStart cd in het ProLiant Essentials Foundation Pack.
2. Schakel de server in. Raadpleeg "Server inschakelen" in hoofdstuk 2,
"Basishandelingen."
3. Druk op de ejectknop van de cd-rom-drive. Voor de locatie van de knoppen,
raadpleegt u het gedeelte "Onderdelen op het voorpaneel" in hoofdstuk 1,
"Identificatie van onderdelen."
4. Plaats de SmartStart cd met het label naar boven in de cd-rom-drive.
Wanneer het activiteitslampe op de cd-rom-drive groen is, begint de SmartStart
procedure. Raadpleeg de cd met SmartStart voor meer informatie.
Serverinstallatie
Server registreren
Registreer de server door de formulieren in te vullen die bij de server werden
geleverd of raadpleeg de HP website (register.hp.com).
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 3-11
4
Hardwareopties installeren
Als er meer dan één optie wordt geïnstalleerd, leest u de installatie-instructies voor
alle hardwareopties en zoekt u vergelijkbare stappen in de diverse procedures om het
installatieproces vlot te laten verlopen.
WAARSCHUWING: Laat de schijfeenheden en interne onderdelen afkoelen
voordat u deze aanraakt, om het risico van persoonlijk letsel door hete
onderdelen te beperken.
VOORZICHTIG: Zorg voor een goede aarding van de server voordat u met een
installatieprocedure begint. Zo beperkt u het risico van schade aan elektrische
onderdelen. Een onjuiste aarding kan elektrostatische ontlading veroorzaken.
Voorbereiding
Als u interne hardwareopties wilt installeren, doet u het volgende:
1. Schakel de server uit. Raadpleeg "Server uitschakelen" in hoofdstuk 2,
"Basishandelingen."
2. Verwijder het voorpaneel. Raadpleeg "Voorpaneel verwijderen" in hoofdstuk 2,
"Basishandelingen."
3. Verwijder het toegangspaneel. Raadpleeg "Toegangspaneel verwijderen"
in hoofdstuk 2, "Basishandelingen."
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-1
Hardwareopties installeren
Processor
De server kan zowel met één processor werken, als met twee processoren. Als een
van beide processoren een storing vertoont, start het systeem automatisch op vanaf
de andere processor en verschijnt er een bericht over een processorfout.
Houdt rekening met de volgende vereisten voordat u een processor installeert in
de server:
• Processorvoetje 1 moet altijd gevuld zijn. Als de processor ontbreekt in voetje 1,
probeert het systeem op te starten maar wordt er een foutbericht weergegeven
tijdens de POST.
• Als u processoren met verschillende snelheden installeert, werkt elke processor
met de snelheid van de langzaamste processor.
• Wanneer u een processor vervangt door een processor met een hogere snelheid,
zijn er geen schakelaarwijzigingen nodig op de systeemkaart. De frequentie van
de processoren wordt automatisch ingesteld tijdens de POST.
U installeert een processor als volgt:
1. Voltooi de procedures in het gedeelte "Voorbereiding" in dit hoofdstuk.
2. Controleer of op de server de meest recente ROM-versie is geïnstalleerd.
Als u het ROM wilt bijwerken, bezoekt u de HP website
www.compaq.com/support/files/server/us/).
(
VOORZICHTIG: Als u het ROM niet flasht voordat u processoren installeert,
kan dit fouten in het systeem veroorzaken.
3. Plaats de server op de rechterkant, met de open kant naar boven.
4. Zoek het processorvoetje. Raadpleeg hoofdstuk 1, "Identificatie van onderdelen."
4-2HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Hardwareopties installeren
5. Trek de hendel van het processorvoetje omhoog.
6. U installeert de processor als volgt:
a. Plaats de processor in het voetje.
b. Duw de hendel van het processorvoetje omlaag. Let er hierbij op dat
de geleiders en de uitsparingen op het voetje zijn uitgelijnd met de
overeenkomstige slots en uitsparingen op de processor.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-3
Hardwareopties installeren
7. Lijn het koelelement uit, zodat de kabel voor de processorventilator de connector
voor de processorventilator op de systeemkaart kan bereiken.
8. Installeer het koelelement op de processor.
9. Sluit de klemmen aan beide kanten van het koelelement om het koelelement vast
te zetten.
10. Sluit de processorventilator aan op de connector voor de processorventilator
op de systeemkaart.
11. Plaats het toegangspaneel weer terug. Raadpleeg hoofdstuk 2,
"Basishandelingen."
12. Plaats het voorpaneel weer terug. Raadpleeg hoofdstuk 2, "Basishandelingen."
4-4 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
DIMM's
De server wordt standaard geleverd met één ECC Registered PC2100 DDR SDRAM
DIMM. U kunt extra DIMM's aanschaffen om het geheugen uit te breiden tot
maximaal 4 GB. De server heeft vier DIMM-voetjes, die zich op de systeemkaart
bevinden.
Neem bij het installeren van DIMM's de volgende richtlijnen in acht:
• Geheugenmodules moeten van het type industriestandaard, ECC Registered
• Gebruik ECC SDRAM DIMM's en niet-ECC SDRAM DIMM's niet door elkaar.
• De server ondersteunt 128-MB, 256-MB, 512-MB en 1-GB DIMM's.
• Installeer DIMM's één voor één, in achtereenvolgens DIMM-slots 1 tot en met 4.
Hardwareopties installeren
PC2100 DDR SDRAM DIMM zijn en CAS Latency 2.5 (CL=2.5) ondersteunen.
Als u verschillende typen DIMM's gebruikt, functioneert de server niet goed.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-5
Hardwareopties installeren
U installeert een DIMM als volgt:
1. Voltooi de procedures in het gedeelte "Voorbereiding" in dit hoofdstuk.
2. U installeert de DIMM als volgt:
a. Open de vergrendelingen van het DIMM-slot.
VOORZICHTIG: U kunt een DIMM maar op één manier installeren. Als u
probeert een DIMM op een andere manier te installeren, kan dit leiden tot
beschadiging. Houd de uitsparing op de DIMM recht boven het nokje op het
DIMM-voetje. Druk de DIMM omlaag in het voetje en zorg ervoor dat de DIMM
volledig en juist is geplaatst.
b. Plaats de DIMM in het slot.
c. Sluit de vergrendelingen van het DIMM-slot.
OPMERKING: Het is mogelijk dat de vergrendelingen automatisch dichtgaan
als de DIMM op de juiste wijze wordt geplaatst.
3. Plaats het toegangspaneel weer terug. Raadpleeg hoofdstuk 2,
"Basishandelingen."
4. Plaats het voorpaneel weer terug. Raadpleeg hoofdstuk 2, "Basishandelingen."
4-6 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Schijfeenheden
De server wordt standaard geleverd met vier posities voor verwisselbare
schijfeenheden. In de bovenste 5,25-inch positie bevindt zich een IDE cd-rom-drive.
De andere drie 5,25-inch posities zijn beschikbaar voor verwisselbare schijfeenheden.
U kunt in deze posities drie halfhoge apparaten installeren of één apparaat met een
volledige hoogte plus één halfhoog apparaat.
Installeer met behulp van de procedures in dit gedeelte opslagapparaten die worden
ondersteund door de server.
BELANGRIJK: Wanneer u een onderdeel toevoegt of verwijdert of een beveiligingsvoorziening wijzigt, worden deze wijzigingen pas herkend nadat de server opnieuw is
geconfigureerd. Als de systeemconfiguratie niet juist is, werkt de server niet goed en kunnen
er foutberichten op het scherm worden weergegeven.
Opvulpanelen verwijderen
Wanneer u een ander apparaat dan een vaste schijf in een positie voor verwisselbare
schijfeenheden installeert, is het noodzakelijk dat u het corresponderende
opvulpaneel verwijdert uit het voorpaneel.
Hardwareopties installeren
U verwijdert een opvulpaneel als volgt:
1. Schakel de server uit. Raadpleeg "Server uitschakelen" in hoofdstuk 2,
"Basishandelingen."
2. Verwijder het voorpaneel. Raadpleeg "Voorpaneel verwijderen" in hoofdstuk 2,
"Basishandelingen."
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-7
Hardwareopties installeren
3. Verwijder het opvulpaneel als volgt:
a. Op de achterkant van het voorpaneel drukt u de lipjes aan elk uiteinde
van het opvulpaneel naar elkaar toe.
b. Duw het opvulpaneel door het voorpaneel.
Als u een opvulpaneel wilt installeren, voert u de verwijderingsprocedure
in omgekeerde volgorde uit.
Schijflade van positie voor verwisselbare schijfeenheden
verwijderen
OPMERKING: De schijfladen in de posities voor verwisselbare schijfeenheden kunnen
worden gebruikt om interne 3,5-inch apparaten te installeren. De rails die in de schijfladen zijn
gemonteerd, kunnen worden verwijderd en kunnen worden gebruikt om andere apparaten in
de posities voor verwisselbare schijfeenheden te monteren.
Wanneer u een apparaat in een positie voor verwisselbare schijfeenheden installeert,
is het noodzakelijk eerst de schijflade te verwijderen.
4-8HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Hardwareopties installeren
U verwijdert een schijflade van een positie voor verwisselbare schijfeenheden
als volgt:
1. Voltooi de procedures in het gedeelte "Voorbereiding" in dit hoofdstuk.
2. U verwijdert de schijflade als volgt:
a. Verwijder de schroeven waarmee de schijflade aan elke kant is vastgezet.
b. Schuif de schijflade voorzichtig uit het chassis.
Als u een schijflade wilt installeren, voert u de verwijderingsprocedure
in omgekeerde volgorde uit.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-9
Hardwareopties installeren
Vaste schijven in vaste-schijfposities installeren
U installeert als volgt een 3,5-inch vaste schijf in een vaste-schijfpositie:
1. Voltooi de procedures in het gedeelte "Voorbereiding" in dit hoofdstuk.
2. Koppel de voedingskabels en de gegevenskabels los van de achterkant
van alle apparaten die zich in het vaste-schijfcompartiment bevinden.
3. Verwijder als volgt het vaste-schijfcompartiment:
a. Verwijder de drie transportschroeven.
b. Druk de lipjes aan weerszijden van het vaste-schijfcompartiment in.
c. Trek het vaste-schijfcompartiment uit het chassis.
4-10HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Hardwareopties installeren
4. U configureert het apparaat als volgt:
— Stel voor SCSI-vaste schijven de SCSI-ID in op de schijf. De SCSI-ID van
elk apparaat moet handmatig worden ingesteld op een unieke waarde in het
bereik van 0 tot en met 6 voor elke SCSI-bus. Raadpleeg de documentatie
bij het apparaat voor instructies over het instellen van de SCSI-ID.
— Zorg er bij ATA-vaste schijven voor dat de jumper op het apparaat is
ingesteld op Cable Select (CS), zodat door de kabel de schijfeenheid-ID kan
worden bepaald. Raadpleeg "Plaats het toegangspaneel en het voorpaneel
terug" in dit hoofdstuk voor meer informatie.
OPMERKING: Als u twee schijfeenheden heeft, sluit u er één aan op elk ATA-kanaal.
De prestaties van de array worden verbeterd wanneer op elk kanaal één schijfeenheid is
aangesloten.
5. Verwijder indien van toepassing alle terminatorjumpers van SCSI-apparaten
van andere fabrikanten (SCSI-kabels van HP zijn voorzien van een terminator).
OPMERKING: Het gebruik van een non-LVD (single-ended) SCSI-apparaat iheeft een
nadelige invloed op de SCSI-bus-prestaties van de server. SCSI-apparaten van het type
Wide-Ultra of ouder zijn single-ended.
6. Zoek de schroeven van de vaste schijf aan de voorkant van het chassis.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-11
Hardwareopties installeren
7. U installeert de vaste schijf als volgt:
a. Schuif de vaste schijf in de vaste-schijfpositie.
b. Zet de vaste schijf vast met twee schroeven aan elke kant van het vaste-
schijfcompartiment.
8. Schuif het vaste-schijfcompartiment terug in het chassis en breng de drie
transportschroeven die u in stap 3 heeft verwijderd, opnieuw aan.
9. Sluit de gegevenskabels en de voedingskabels aan op de achterkant van alle
apparaten. Raadpleeg het gedeelte "Vaste schijven bekabelen" in dit hoofdstuk
voor specifieke informatie over bekabelen.
10. Plaats het toegangspaneel en het voorpaneel terug. Raadpleeg hoofdstuk 2,
"Basishandelingen."
4-12HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Hardwareopties installeren
Vaste schijven in posities voor verwisselbare schijfeenheden
installeren
U installeert een vaste schijf als volgt in een schijflade:
1. Voltooi de procedures in het gedeelte "Voorbereiding" in dit hoofdstuk.
2. U configureert het apparaat als volgt:
— Stel voor SCSI-vaste schijven de SCSI-ID in op de schijf. De SCSI-ID van
elk apparaat moet handmatig worden ingesteld op een unieke waarde in het
bereik van 0 tot en met 6 voor elke SCSI-bus. Raadpleeg de documentatie
bij het apparaat voor instructies over het instellen van de SCSI-ID.
— Zorg er bij IDE-vaste schijven (ATAPI of ATA) voor dat de jumper op
het apparaat is ingesteld op Cable Select (CS), zodat door de kabel de
schijfeenheid-ID kan worden bepaald. Raadpleeg "Plaats het
toegangspaneel en het voorpaneel terug" in dit hoofdstuk voor meer
informatie.
3. Zoek de schroeven van de vaste schijf aan de voorkant van het chassis.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-13
Hardwareopties installeren
4. U installeert de vaste schijf als volgt:
a. Plaats de schijfeenheid in de schijflade.
b. Zet de vaste schijf met vier schroeven aan de onderkant van
de schijflade vast.
4-14HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Hardwareopties installeren
5. U installeert de schijflade als volgt:
a. Schuif de schijflade in de positie voor verwisselbare schijfeenheden.
b. Zet de schijflade vast met een schroef aan elke kant.
6. Sluit de gegevenskabels en de voedingskabels aan op de achterkant van alle
apparaten. Raadpleeg "Plaats het toegangspaneel en het voorpaneel terug" in
dit hoofdstuk voor specifieke informatie over bekabelen.
7. Plaats het toegangspaneel en het voorpaneel terug.
Vaste schijven bekabelen
SCSI-bekabeling
Neem bij het toevoegen van SCSI-apparaten aan de server de volgende richtlijnen
in acht:
• Doorgaans kunt u per kanaal maximaal zeven eenheden aansluiten. De server
is voorzien van één geïntegreerd Wide-Ultra3 SCSI-kanaal.
• Verwijder alle terminatorjumpers van SCSI-eenheden van andere fabrikanten.
• De SCSI-ID van elk apparaat moet handmatig worden ingesteld op een unieke
waarde in het bereik van 0 tot en met 6 voor elke SCSI-bus. Raadpleeg de
documentatie bij het apparaat voor instructies over het instellen van de SCSI-ID.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-15
Hardwareopties installeren
U bekabelt als volgt een SCSI-apparaat of vaste schijf:
1. Voltooi de hardware-installatieprocedure.
2. Sluit het uiteinde van de SCSI-kabel aan op een van de volgende connectoren:
— SCSI-connector op de SCSI-controller
— SCSI-connector op een optionele arraycontroller
BELANGRIJK: Voor meer informatie over het bekabelen van arraycontrollers raadpleegt
u de documentatie die bij de optie wordt geleverd.
BELANGRIJK: HP raadt aan om non-LVD (single-ended) tapedrives of SCSI-apparaten
aan te sluiten op een afzonderlijke SCSI-kabel, om te vermijden dat de prestaties van
Ultra2 of Ultra 3-apparaten afnemen. Voor het aansluiten van single-ended schijven
(schijven die niet van het type Ultra2, Ultra 3 of hoger zijn) moet een afzonderlijke
SCSI-uitbreidingskaart worden geïnstalleerd.
OPMERKING: De SCSI-controller werkt alleen in uitbreidingsslot 1.
4-16 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
3. Sluit de volgende beschikbare SCSI-kabelconnector aan op de vaste schijf
of het SCSI-apparaat.
4. Sluit de volgende beschikbare voedingskabelconnector aan op de vaste schijf
of het SCSI-apparaat.
ATA-bekabeling
Hardwareopties installeren
Neem bij het toevoegen van ATA-vaste schijven aan de server de volgende
richtlijnen in acht:
• Per kanaal kunt u maximaal twee vaste schijven aansluiten. De server is voorzien
van twee geïntegreerde ATA/100 RAID-kanalen.
• Jumpers op ATA-apparaten moeten worden ingesteld op Cable Select (CS),
zodat de kabel bepaalt welk apparaat het primaire apparaat is en welk het
secundaire.
• Sluit ATA vaste schijven alleen aan op de kanalen van de geïntegreerde
ATA/100 RAID controller. Sluit geen andere randapparatuur aan op de kanalen
van de geïntegreerde ATA/100 RAID controller.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-17
Hardwareopties installeren
U bekabelt een ATA vaste schijf als volgt:
1. Voltooi de hardware-installatieprocedure.
2. Sluit het uiteinde van de ATA-kabel aan op de systeemkaart:
3. Sluit de volgende beschikbare ATA-kabelconnector aan op de vaste schijf.
Houd de volgende bekabelingsvolgorde aan:
Tabel 4-1: ATA-bekabelingsvolgorde
Aansluitvolgorde
1
2
3
4
Opmerking: Voor locaties van schijfposities raadpleegt u hoofdstuk 1,
"Identificatie van onderdelen."
4-18 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Systeemkaartconnector
ATA/100 RAID
primaire
controller
ATA/100 RAID
secundaire
controller
ATA/100 RAID
primaire
controller
ATA/100 RAID
secundaire
controller
Kabelconnector
Apparaat 0
Apparaat 0 Schijfpositie 3
Apparaat 1
Apparaat 1 Schijfpositie 4
Locatie van
schijfeenheid
Vasteschijfpositie 2
Vasteschijfpositie 3
4. Sluit de volgende beschikbare voedingskabelconnector aan op de vaste schijf.
Voor meer informatie over het aansluiten van ATA-kabels raadpleegt u het gedeelte
"Tips voor het aansluiten van schijfeenheden" in hoofdstuk 6, "RAID-configuratie
en -beheer."
Tapedrive of andere verwisselbare schijfeenheid
U installeert een tapedrive als volgt:
1. Voltooi de procedures in het gedeelte "Voorbereiding" in dit hoofdstuk.
2. U configureert het apparaat als volgt:
— Stel voor SCSI-vaste schijven de SCSI-ID in op de schijf. De SCSI-ID van
elk apparaat moet handmatig worden ingesteld op een unieke waarde in het
bereik van 0 tot en met 6 voor elke SCSI-bus. Raadpleeg de documentatie
bij het apparaat voor instructies over het instellen van de SCSI-ID.
— Zorg er bij IDE-vaste schijven (ATAPI of ATA) voor dat de jumper
op het apparaat is ingesteld op Cable Select (CS), zodat door de kabel
de schijfeenheid-ID kan worden bepaald. Raadpleeg "Plaats het
toegangspaneel en het voorpaneel terug" in dit hoofdstuk voor meer
informatie.
Hardwareopties installeren
3. Verwijder de schijflade. Zie "Schijflade van positie voor verwisselbare
schijfeenheden verwijderen" in dit gedeelte.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-19
Hardwareopties installeren
4. Verwijder als volgt de rails uit de schijflade:
a. Verwijder de geleiderschroeven met behulp van Torx T-15-gereedschap.
b. Verwijder de rails uit een opvuleenheid van een positie voor verwisselbare
schijfeenheden.
5. Installeer de rails op de tapedrive.
4-20HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Hardwareopties installeren
6. Schuif de tapedrive in de positie voor verwisselbare schijfeenheden.
7. Sluit het uiteinde van de bestaande ATA-kabel aan op de IDE (ATAPI)-
connector op de systeemkaart. Voor de locatie van de IDE-connector raadpleegt
u hoofdstuk 1, "Identificatie van onderdelen."
8. Sluit de kabelconnector met de aanduiding Device 1 aan op de tapedrive.
9. Sluit de kabelconnector met de aanduiding Device 0 aan op de cd-rom-drive.
10. Sluit de volgende beschikbare voedingskabelconnector aan op de vaste schijf.
11. Plaats het toegangspaneel en het voorpaneel terug. Raadpleeg hoofdstuk 2,
"Basishandelingen."
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-21
Hardwareopties installeren
Hot-pluggable SCSI-schijfhouder met twee posities installeren
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over de hot-pluggable SCSI-schijfhouder met
twee posities raadpleegt u de HP Internal Two-Bay Hot-Plug SCSI Drive Cage Installation
Instructions.
U installeert de hot-pluggable SCSI-schijfhouder met twee posities als volgt:
1. Voltooi de procedures in het gedeelte "Voorbereiding" in dit hoofdstuk.
2. Verwijder als volgt het paneel dat bij levering is bevestigd aan de schijfhouder:
a. Draai de twee schroeven los met behulp van Torx T-10-gereedschap.
b. Verwijder de schroeven uit het paneel.
c. Verwijder het paneel uit de schijfhouder.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat de identificatienummers van de eenheden (0 en 1)
zichtbaar zijn aan de rechterkant van het voorpaneel van de schijfhouder. Voor
identificatiedoeleinden is het nummer 2 zichtbaar aan de achterkant van het paneel
dat wordt geleverd bij de uitbreidingsset.
3. Voer de handelingen in stap 1 in omgekeerde volgorde uit om het kleinere paneel
uit de uitbreidingsset te installeren op de schijfhouder.
BELANGRIJK: De schijfhouder kan alleen in de bovenste twee posities worden
geïnstalleerd.
4-22HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Hardwareopties installeren
4. U verwijdert als volgt de opvuleenheden uit de posities 2 en 3 voor verwisselbare
schijfeenheden:
a. Verwijder de schroeven uit de opvuleenheden.
b. Verwijder de opvuleenheden uit de posities.
5. U verwijdert als volgt de cd-rom-drive uit positie 1 voor verwisselbare
schijfeenheden:
a. Druk de vergrendelingen op de cd-rom-drive in.
b. Verwijder de cd-rom-drive uit de positie voor verwisselbare schijfeenheden.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-23
Hardwareopties installeren
6. Installeer de cd-rom-drive in positie 3 voor verwisselbare schijfeenheden.
VOORZICHTIG: Schuif de cd-rom-drive voorzichtig in de positie. Als de cd-romdrive met te veel kracht in de positie wordt geschoven, kan de systeemkaart
beschadigd raken.
BELANGRIJK: Gebruik altijd de schroeven die worden geleverd bij de uitbreidingsset
voor de hot-pluggable SCSI-schijfhouder met twee posities, als u de rails op de
schijfhouder wilt installeren.
BELANGRIJK: Installeer de rechterrail aan de linkerkant van de schijfhouder,
en de linkerrail aan de rechterkant van de schijfhouder.
4-24HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Hardwareopties installeren
7. U installeert de rails als volgt:
a. Steek twee geleiderschroeven door de onderste montagegaten in elke rails
en plaats de rails aan weerszijden van de schijfhouder.
b. Draai de schroeven aan.
BELANGRIJK: Gebruik altijd de SCSI-kabel die wordt geleverd bij de uitbreidingsset
voor de schijfhouder. Andere verkrijgbare SCSI-kabels bieden mogelijk geen
ondersteuning voor Ultra3 SCSI.
8. Sluit de SCSI-kabel die wordt geleverd bij de optionele schijfeenheid aan
op de SCSI-connector aan de achterkant van de schijfhouder.
9. Leid de SCSI-kabel door de positie voor verwisselbare schijfeenheden.
10. Zoek de voedingskabel in de server en sluit deze aan op de voedingsconnector
aan de achterkant van de schijfhouder.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-25
Hardwareopties installeren
11. U installeert de schijfhouder als volgt:
a. Schuif de schijfhouder in de positie voor verwisselbare schijfeenheden totdat
de schijfhouder vastklikt.
b. Schroef de uiteinden van de rails aan beide kanten in het chassis.
12. Sluit het andere uiteinde van de SCSI-kabel aan op de SCSI-connector
op de SCSI-controller of optionele arraycontroller.
Voor aanvullende informatie raadpleegt u de HP Internal Two-Bay Hot-Plug SCSI Drive Cage Installation Instructions.
4-26 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Uitbreidingskaarten
U installeert als volgt een uitbreidingskaart:
1. Voltooi de procedures in het gedeelte "Voorbereiding" in dit hoofdstuk.
2. Druk het afdekplaatje van het uitbreidingsslot vanaf de binnenzijde van het
chassis naar buiten.
3. Doe een van de volgende dingen, afhankelijk van de lengte van de
uitbreidingskaart:
— Als het een kaart van volledige lengte betreft, gaat u naar stap 4.
— Als het een kaart van halve lengte betreft, gaat u naar stap 5.
4. U ontgrendelt als volgt de uitbreidingskaartenklem:
a. Draai de schroef los.
b. Draai de klem naar achteren in de richting van de voorkant van het chassis.
Hardwareopties installeren
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 4-27
Hardwareopties installeren
5. U installeert de uitbreidingskaart als volgt:
a. Plaats de uitbreidingskaart in het slot.
b. Bevestig de kaart met een schroef.
6. Sluit eventuele kabels aan op de uitbreidingskaart.
7. Voor een uitbreidingskaart van volledige lengte installeert u de
uitbreidingskaartenklem. Voer de handelingen in stap 4 in omgekeerde
volgorde uit.
8. Plaats het toegangspaneel en het voorpaneel terug. Raadpleeg hoofdstuk 2,
"Basishandelingen."
Als u een uitbreidingskaart wilt verwijderen, voert u de installatieprocedure
in omgekeerde volgorde uit.
4-28 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
ROM-Based Setup Utility
Met het hulpprogramma RBSU (ROM-Based Setup Utility) kunt u een scala aan
configuratieactiviteiten uitvoeren, waaronder:
• Serverapparaten en geïnstalleerde opties configureren
• Serverinformatie bekijken
• Besturingssysteem selecteren
• Primaire opstartcontroller selecteren
5
Andere functies van RBSU worden beschreven in het gedeelte "RBSU gebruiken",
in dit hoofdstuk.
Raadpleeg de HP ROM Based Setup Utility User Guide in het ProLiant Essentials
Foundation Pack voor meer informatie over RBSU.
Navigeren in RBSU
Als u in RBSU opties wilt selecteren, gebruikt u de volgende toetsen:
• Start RBSU door tijdens het opstarten van de server op F9 te drukken.
• Maak gebruik van de pijltoetsen om door het menusysteem te navigeren.
• Met Enter maakt u selecties.
• Met Esc maakt u een selectie ongedaan.
• Met F10 slaat u selecties en wijzigingen op.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 5-1
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
RBSU gebruiken
OPMERKING: De meeste voorzieningen in RBSU zijn voor het instellen van de server
niet nodig. De opties in dit hulpprogramma zijn bedoeld als hulpmiddel voor specifieke
configuratiehandelingen op de server.
RBSU bestaat uit een aantal menu's die bestemd zijn voor de configuratie
van specifieke onderdelen van de server. De belangrijkste menu's zijn:
• System Options (Systeemopties)
• PCI Devices (PCI-apparaten)
• Standard Boot Order (IPL) (Standaard opstartvolgorde (IPL))
• Boot Controller Order (Volgorde opstartcontrollers)
• Date and Time (Datum en tijd)
• Automatic Server Recovery (ASR)
• Server Passwords (Serverwachtwoorden)
• Server Asset Text (Serverinventaristekst)
• Advanced Options (Geavanceerde opties)
• BIOS Serial Console
• Utility Language (Taal hulpprogramma)
5-2 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
System Options (Systeemopties)
Met het menu System Options (Systeemopties) configureert u het BIOS (Basic
Input/Output System) van de server en stelt u het besturingssysteem in Het menu
System Options geeft toegang tot opties voor de configuratie van het
besturingssysteem, de externe poorten en de besturing van de diskettedrive.
Hieronder vindt u een overzicht en een beschrijving van de opties in dit menu:
• OS Selection (Besturingssysteem selecteren): Hiermee selecteert u het primaire
besturingssysteem voor de server. De standaardinstellingen voor de server
worden automatisch ingesteld op basis van het geselecteerde besturingssysteem.
• Serial Number (Serienummer): Hiermee wijzigt u het serienummer, hoewel HP
niet aanraadt om dit nummer te wijzigen.
• Embedded COM Port X (Geïntegreerde COM-poort X): Hiermee stelt u de
configuratie in van de interne seriële poort A of B. Tot de configuratieopties
behoren het adres en IRQ (Interrupt Request). Met deze optie kan tevens de poort
worden uitgeschakeld.
schakelt u de diskettedrive in of uit. Wanneer deze optie is uitgeschakeld, zijn
Diskette Write Control (Diskettedrive-schrijfbeveiliging), Diskette Boot
Control (Disketteopstartbeveiliging) en IPL Boot Order
(IPL opstartvolgorde) irrelevant.
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
• Embedded NIC Port 1 PXE Support (PXE-ondersteuning geïntegreerde
netwerkadapterpoort 1): Hiermee schakelt u ondersteuning van Pre-boot
Execution Environment (PXE) in voor netwerkadapterpoort 1. Met de optie
Embedded NIC PortPXE Support kan de server worden opgestart naar het
netwerk en kan een koppeling tot stand worden gebracht met een PXE-server met
opstart-images. Wanneer de netwerkadapterpoort is ingeschakeld, wordt deze
weergegeven in de lijst Initial Program Loader (IPL).
• Met Diskette Write Control (Diskettedrive-schrijfbeveiliging) kunt u de
schrijfbeveiliging van de diskettedrive instellen. De opties zijn Lezen en
schrijven of Alleen lezen".
• Diskette Boot Control (Disketteopstartbeveiliging): Hiermee kunt u de server
laten opstarten vanaf de verwisselbare schijfeenheid.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 5-3
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
• Embedded LPT Port(Geïntegreerde LPT-poort): Hiermee kunt u de
geïntegreerde LPT-poort inschakelen met de aangegeven broninstellingen of kunt
u de optie uitschakelen.
• NumLock Power-On State (NumLock-status bij opstarten): Hiermee kunt u
instellen of NumLock bij het opstarten moet zijn ingeschakeld of uitgeschakeld.
PCI Devices (PCI-apparaten)
Met de optie PCI Devices (PCI-apparaten) kunt u de configuratie weergeven en
aanpassen van de PCI-eenheden die in de server zijn geïnstalleerd. Voor iedere slot
wordt informatie weergegeven en kunt u de bijbehorende IRQ's wijzigen. Een
interrupt kan gemeenschappelijk worden gebruikt door meerdere PCI-eenheden.
Standard Boot Order (IPL) (Standaard opstartvolgorde (IPL))
Met de optie Standard Boot Order (IPL) (Standaard opstartvolgorde)
configureert u het IPL (Initial Program Loader)-apparaat. Met deze optie bepaalt
u de volgorde waarin de server naar een opstarteenheid zoekt.
Boot Controller Order (Volgorde opstartcontrollers)
De optie Boot Controller Order (Volgorde opstartcontrollers) wordt gebruikt om
de volgorde van de opstartcontrollers weer te geven en in te stellen.
Date and Time (Datum en tijd)
Met de optie Date and Time(Datum en tijd) kunt u de serverdatum en servertijd
instellen.
5-4HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Automatic Server Recovery (Automatisch serverherstel)
Via het menu Automatic Server Recovery kunt u de ASR-functies (Automatic
Server Recovery) configureren. Dit menu kan de volgende opties bevatten:
• Met de optie ASR Status (ASR-status) schakelt u ASR in of uit. Wanneer
deze optie is ingesteld op Disabled (Uitgeschakeld) functioneren de ASRvoorzieningen niet.
• ASR Timeout: Hiermee stelt u een time-outlimiet in voor het opnieuw opstarten
van een server die niet reageert. Wanneer de server gedurende een bepaalde tijd
niet heeft gereageerd, wordt deze automatisch opnieuw opgestart.
• Thermal Shutdown: Hiermee schakelt u een functie in die de server automatisch
uitschakelt als deze een gevaarlijke temperatuur bereikt.
Server Passwords (Serverwachtwoorden)
Via het menu Server Passwords kunt u wachtwoorden voor de server configureren.
De beschikbare opties zijn als volgt:
• Set Admin Password (Beheerderswachtwoord instellen): Hiermee stelt u een
wachtwoord in om de toegang tot de beheersfuncties van de server te beveiligen.
Als dit wachtwoord is ingesteld, zijn de beheersfuncties van de server alleen
toegankelijk als het juiste wachtwoord wordt ingevoerd.
• Set Power-On Password (Opstartwachtwoord): Hiermee stelt u een
wachtwoord in waarmee u toegang tot de server verkrijgt tijdens het opstarten.
Als dit wachtwoord is ingesteld, kan de server niet worden opgestart zonder het
juiste wachtwoord in te voeren.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 5-5
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
• Network Server Mode (Netwerkservermodus): Met deze beveiligingsfunctie
kunt u een onbeheerde server beveiligen, zodat deze ook na een
stroomonderbreking actief kan blijven. Als u deze optie instelt op Disabled,
werkt de server normaal. Als u deze optie instelt op Enabled worden de
volgende acties uitgevoerd:
— Het lokale toetsenbord werkt alleen als het opstartwachtwoord wordt
ingevoerd.
— Wanneer zich geen diskette in de diskettedrive bevindt, wordt het
opstartwachtwoord overgeslagen, zodat de server kan worden opgestart.
— Bevindt zich wel een diskette in de diskettedrive, dan wordt de server niet
opgestart tenzij het opstartwachtwoord lokaal wordt ingevoerd.
OPMERKING: De Network Server Mode kan pas worden uitgeschakeld nadat via
het menu Set Power-On Password een opstartwachtwoord is ingesteld.
• QuickLock: Hiermee schakelt u de functie QuickLock in of uit. Als u deze optie
instelt op Enabled (Ingeschakeld), wordt het toetsenbord vergrendeld als u de
toetsencombinatie Ctrl+Alt+L indrukt. Het toetsenbord blijft vergrendeld totdat
u het wachtwoord typt.
OPMERKING: Als u het wachtwoord uitschakelt via RBSU door tijdens het opstarten op
F9 te drukken, blijft de instelling van QuickLock actief tot de volgende keer dat u de server
opstart.
5-6 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Server Asset Text (Tekst serverinformatie)
Via het menu Server Asset Text (Tekst serverinformatie) kunt u de serverspecifieke
tekst aanpassen met de volgende opties:
• Set Server Information Text (Tekst voor servergegevens opgeven): Hiermee
specificeert u referentiegegevens voor de server, zoals Server Name, Server Asset Tag, Server Primary OS en Other Text.
• Set Administrator Information Text (Tekst voor beheerdersgegevens
opgeven): Hiermee specificeert u referentiegegevens voor de beheerder van de
server, zoals Admin Name Text, Admin Phone Number Text, Admin Pager
Number Text en Other Text.
• Set Service Contact Text (Tekst voor contactpersoon voor service): Hiermee
specificeert u de referentiegegevens van de contactpersoon voor service van de
server, zoals Service Name Text, Service Phone Number Text, Service Pager Number Text en Other Text.
• Serial Number (Serienummer): Hiermee wijzigt u het serienummer van het
chassis.
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Menu Advanced Options (Geavanceerde opties)
Via het menu Advanced Options (Geavanceerde opties) kunt u geavanceerde
opties van het systeem instellen. In dit menu vindt u de volgende opties:
• MPS Table Mode (MPS tabelmodus) wordt automatisch ingesteld op basis van
het geselecteerde besturingssysteem en wordt gebruikt voor interrupt-routering.
Standaard is deze optie ingesteld op Auto Set Table (Tabel automatisch instellen).
• POST Speed Up (POST versnellen) versnelt POST door de uitgebreide
opstartgeheugentest uit te schakelen. Standaard is deze optie ingesteld op
Enabled (Ingeschakeld).
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 5-7
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
• Met de optie POST F1 Prompt configureert u de server zodanig dat het,
wanneer er een fout optreedt tijdens de opstartprocedure, noodzakelijk is dat u op
F1 drukt om verder te gaan (optie Enabled(Ingeschakeld)); of zodanig dat het
systeem 10 seconden pauzeert voordat de procedure wordt voortgezet (optie
Delayed (Uitgesteld)). De optie F1 Prompt kan ook worden uitgeschakeld
(Disabled). Standaard is deze optie ingesteld op Delayed (Uitgesteld).
• Redundant ROM Selection (Redundant ROM selecteren): Hiermee schakelt u
tussen het huidige ROM en het backup-ROM van de server.
• Erase Non-volatile Memory (Niet-vluchtig geheugen wissen): Hiermee stelt u
het niet-vluchtige geheugen van de server in op de oorspronkelijke
fabrieksinstelling.
• Met behulp van Erase NVRAM/Boot Space Disk (NVRAM/opstartschijf
wissen) kunt u de configuratie-instellen op de fabrieksstandaards en de
opstartschijf wissen, inclusief het besturingssysteem.
• Set CPU Corrected (Processor gecorrigeerd na fout): Hiermee stelt u in dat
voor de processor waarin een fout is opgetreden, moet worden aangegeven dat
deze is gecorrigeerd of vervangen.
• Met behulp van Wake-On LAN wordt de WOL-voorziening ingeschakeld of
uitgeschakeld voor alle netwerkadapters in de server. Standaard is deze optie
ingesteld op Enabled (Ingeschakeld).
• Met behulp van NMI Debug Button wordt foutopsporingsfunctionaliteit
ingeschakeld wanneer het systeem vastgelopen software heeft ontdekt. Standaard
is deze optie ingesteld op Enabled (Ingeschakeld).
• Met behulp van Custom POST Message (Aangepast POST-bericht) kunt u een
bericht invoeren dat kan worden bekeken tijdens POST.
• Met behulp van Processor Hyper-Threading kan Intel Hyper-Threading-
technologie worden ingeschakeld of uitgeschakeld. Processor Hyper-Threading
houdt in dat een processor wordt opgedeeld in twee logische processoren
waardoor gelijktijdig meerdere taken kunnen worden uitgevoerd, met behulp van
gemeenschappelijke hardware-resources van een enkele processor. Standaard is
deze optie ingesteld op Enabled (Ingeschakeld).
5-8 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Menu BIOS Serial Console
Met behulp van de optie BIOS Serial Console kunt u de seriële poort zo
configureren dat op afstand POST foutberichten kunnen worden bekeken en RBSU
kan worden uitgevoerd via een seriële verbinding met de COM-poort van de server.
Voor de server die u op afstand configureert zijn geen toetsenbord en muis vereist.
Voor meer informatie over BIOS Serial Console, en een kopie van de BIOS Serial Console User Guide, raadpleegt u de HP FTP site
Met de optie Utility Language kunt u de taal van RBSU instellen.
Auto-configuratieproces
Het auto-configuratieproces wordt automatisch uitgevoerd wanneer u de server voor
de eerste keer opstart. Tijdens de opstartprocedure die wordt uitgevoerd, configureert
het systeem-ROM automatisch het hele systeem, zonder dat enige interventie is
vereist. Tijdens dit proces configureert het hulpprogramma Option ROM
Configuration for Arrays (ORCA) de array in de meeste gevallen automatisch
volgens een standaardinstelling die is gebaseerd op het aantal schijven dat is
aangesloten op de server.
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Tabel 5-1: Auto-configuratieproces
Geïnstalleerde
schijven
1 1 RAID 0
2 2 RAID 1
3, 4, 5 of 6 3, 4, 5 of 6 RAID 5
Meer dan 6 0 Geen
Opmerking: Als de opstartschijf niet leeg is of als er in het verleden
gegevens naar zijn weggeschreven, wordt de array niet automatisch door
ORCA geconfigureerd. Het is noodzakelijk dat u ORCA uitvoert om de arrayinstellingen te configureren.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 5-9
Gebruikte schijven RAID-niveau
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
U kunt standaardinstellingen van ORCA veranderen en het auto-configuratieproces
negeren door op F8 te drukken als daarvoor een aanwijzing verschijnt.
Standaard configureert het auto-configuratieproces het systeem voor het
besturingssysteem Microsoft Windows 2000 en de Engelse taal. Als u
standaardinstellingen in het auto-configuratieproces wilt wijzigen, zoals de
instellingen voor de taal, het besturingssysteem en de primaire opstartcontroller,
voert u RBSU uit door op F9 te drukken als daarvoor een aanwijzing verschijnt.
Nadat u de juiste instellingen heeft geselecteerd, sluit u RBSU af en laat u de server
automatisch opnieuw opstarten.
Voor meer informatie raadpleegt u de HP ROM-Based Setup Utility Guide op
de documentatie-cd of de white paper op de HP FTP site (
Nadat het auto-configuratieproces is voltooid, of nadat de server opnieuw wordt
opgestart na het afsluiten van RBSU, wordt de POST-procedure uitgevoerd, waarna
het scherm met opstartopties verschijnt. Dit scherm is gedurende enkele seconden
zichtbaar, waarna het systeem probeert op te starten vanaf een diskette, cd of vaste
schijf. Gedurende deze tijd kunt u met behulp van het menu op het scherm een
besturingssysteem installeren of wijzigingen in de serverconfiguratie aanbrengen
met behulp van RBSU.
ftp://ftp.compaq.com
).
Raadpleeg de HP ROM-Based Setup Utility Guide op de documentatie-cd voor meer
informatie.
Ondersteuning van redundant ROM
Met de server kunt u dankzij de ondersteuning van redundant ROM het ROM veilig
upgraden of configureren. De server heeft 2 MB ROM, dat functioneert als twee
afzonderlijke ROM-modules van 1 MB. Bij de standaardimplementatie wordt in het
ene gedeelte van het ROM de huidige versie van het ROM-programma opgeslagen,
terwijl het andere gedeelte van het ROM de backupversie bevat.
5-10 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Veiligheids- en beveiligingsvoordelen
Wanneer u het systeem-ROM flasht, wordt het reserve-ROM overschreven en wordt
het huidige ROM als backup opgeslagen, waardoor u eenvoudig kunt overschakelen
op de bestaande ROM-versie als het nieuwe ROM om wat voor reden dan ook
beschadigd raakt. Deze voorziening beschermt de vorige ROM-versie zelfs als er
een stroomstoring optreedt tijdens het flashen van het ROM.
Instellingen voor redundant ROM
Met ROMPaq hulpprogramma's kunt u een ROM-image als backup maken voordat
u de configuratie bijwerkt of wanneer u opgeslagen ROM-gegevens wilt herstellen.
Toegang tot redundant ROM via RBSU
U verkrijgt als volgt toegang tot het redundant ROM met behulp van RBSU:
1. Start RBSU door tijdens het opstarten van de server op F9 te drukken.
2. Selecteer de optie Redundant ROM Selection (Redundant ROM selecteren) in
het menu Advanced Options (Geavanceerde opties) van RBSU.
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
3. Selecteer een van de ROM-banken als het systeem-ROM.
4. Druk op Enter.
5. Druk op Esc om het huidige menu te verlaten of druk op F10 om RBSU af te
sluiten.
6. Start de server opnieuw.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 5-11
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Handmatige toegang
U krijgt als volgt handmatig toegang tot het redundante ROM:
1. Schakel de server uit. Raadpleeg hoofdstuk 2, "Basishandelingen".
2. Verwijder het voorpaneel. Raadpleeg hoofdstuk 2, "Basishandelingen".
3. Verwijder het toegangspaneel. Raadpleeg hoofdstuk 2, "Basishandelingen".
4. Zet positie 1, 5 en 6 van de systeemconfiguratieschakelaar in
de stand ON (AAN).
Voor de locatie van de systeemconfiguratieschakelaar raadpleegt u hoofdstuk 1,
"Identificatie van onderdelen."
5. Schakel de server in. Raadpleeg hoofdstuk 2, "Basishandelingen".
Het ROM zal een geluidssignaal laten horen en stoppen wanneer de
ROM-images zijn gewisseld.
6. Schakel de server uit en zet alle systeemconfiguratieschakelaarposities terug
in de standaardpositie OFF (UIT).
7. Schakel de server in.
Als zowel de huidige versie als de vorige versie van het ROM zijn beschadigd,
raadpleegt u het gedeelte "Calamiteitenherstel via ROMPaq" in appendix D,
"Serverproblemen oplossen."
Wanneer de server opstart, wordt automatisch gecontroleerd of de huidige ROMbank beschadigd is. Wanneer een beschadiging van het ROM wordt geconstateerd,
wordt de server opgestart met het backup-ROM en wordt u via POST gewaarschuwd
dat het ROM-segment is beschadigd.
5-12 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
ROMPaq
Door het ROM te flashen kunt u de firmware (BIOS) bijwerken met ROMpaq
hulpprogramma's voor systeem-ROM of optie-ROM. Voor het upgraden van het
BIOS plaatst u een ROMPaq diskette in de diskettedrive en start u het systeem op.
Het systeem wordt nu gecontroleerd door het ROMPaq hulpprogramma, waarna u
kunt kiezen uit de beschikbare ROM-versies, indien er meerdere versies zijn. Deze
procedure geldt voor zowel het systeem-ROM als voor het optie-ROM.
Voor meer informatie over het hulpprogramma ROMPaq, raadpleegt u de HP website
www.hp.com/servers/manage).
(
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
WAARSCHUWING: Schakel de stroom tijdens het uitvoeren van een firmwareupgrade niet uit. Een stroomstoring tijdens de upgrade kan de firmware beschadigen
waardoor de server niet meer kan opstarten.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 5-13
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Online ROM Flash Component Utility
Met het hulpprogramma Online ROM Flash Component kunnen systeembeheerders
op een efficiënte manier systeem- of controller-ROM-images upgraden voor een
groot scala van servers en arraycontrollers. Dit hulpprogramma heeft de volgende
voorzieningen:
• Het hulpprogramma kan offline en online worden gebruikt.
• Het ondersteunt Microsoft Windows NT, Windows 2000, Windows Server 2003,
Novell Netware en Linux-besturingssystemen.
BELANGRIJK: Dit hulpprogramma ondersteunt besturingssystemen die mogelijk niet worden
ondersteund door de server. Voor besturingssystemen die worden ondersteund door de server
raadpleegt u de HP FTP site
(ftp://ftp.compaq.com/pub/products/servers/os-support-matrix-310.pdf).
• Het hulpprogramma is geïntegreerd met andere hulpprogramma's voor softwareonderhoud en, installatie en met hulpprogramma's van besturingssystemen.
• Het zorgt voor een automatische controle van afhankelijkheden van hardware,
firmware en besturingssysteem en zorgt ervoor dat alleen die ROM-upgrades
worden geïnstalleerd die op de doelserver nodig zijn.
Als u het hulpprogramma wilt downloaden, of meer informatie wilt, raadpleegt
u de HP website (
files/server/us/webdoc/rom/RemoteROMUser-001.pdf
5-14 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
www.compaq.com/support/
).
USB-ondersteuning
HP biedt zowel standaard USB-ondersteuning als legacy USB-ondersteuning.
Standaard USB-ondersteuning wordt door het besturingssysteem geboden via
de betreffende USB-stuurprogramma's. Legacy USB-ondersteuning is een HP
voorziening waardoor USB-apparaten al voordat het besturingssysteem is geladen,
kunnen worden gebruikt. Deze voorziening is standaard ingeschakeld in het
systeem-ROM. HP hardware ondersteunt USB-versie 1.1.
Legacy USB-ondersteuning biedt USB-functionaliteit in omgevingen waarin
USB-ondersteuning normaal niet beschikbaar is. Het gaat hierbij in het bijzonder om:
• POST
• RBSU
• Diagnoseprogramma's
• DOS
• Omgevingen die van oorsprong geen USB-ondersteuning bieden
Voor informatie over USB-ondersteuning op ProLiant servers, raadpleegt u de HP
website (
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 5-15
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
SmartStart software
De SmartStart cd wordt gebruikt om de serversoftware te laden en daarmee te zorgen
voor een goed geïntegreerde server, maximale betrouwbaarheid en betere
ondersteuningsmogelijkheden. Op de cd met SmartStart staan diagnoseprogramma's
en ROMPaq-hulpprogramma's.
Met behulp van SmartStart software kunt u:
• geselecteerde besturingssystemen installeren met behulp van product-cd's;
• de meest recente stuurprogramma's installeren;
• standaardscripts voor de serverconfiguratie maken en kopiëren met behulp
van de Scripting Toolkit en het hulpprogramma Configuration Replication;
• serverhardware testen met behulp van het nieuwe hulpprogramma Enterprise
Diagnostics LX32.
• het meest recente systeem- of optie-ROM bijwerken met behulp van het
hulpprogramma ROM Update;
• rechtstreeks vanaf de cd softwarestuurprogramma's installeren; Voor systemen
die een verbinding met het Internet hebben, biedt het menu Autorun van
SmartStart toegang tot de volledige lijst met ProLiant systeemsoftware op
de website.
U installeert de SmartStart software als volgt:
1. Druk op F9 om RBSU uit te voeren en het primaire besturingssysteem
te configureren.
2. Pak de SmartStart cd uit het ProLiant Essentials Foundation Pack.
3. Nadat u de server heeft opgestart, drukt u op de ejectknop van de cd-rom-drive.
4. Plaats de SmartStart cd met het label naar boven in de cd-rom-drive. Houd de
cd bij de rand vast en raak het oppervlak niet aan.
5. Als het lampje groen wordt, wordt de SmartStart-procedure gestart.
Raadpleeg de meegeleverde documentatie bij SmartStart voor instructies voor
de installatie van het besturingssysteem, het maken van diskettes met bijgewerkte
stuurprogramma's en het uitvoeren van upgradeprogramma's.
Voor meer informatie over SmartStart software raadpleegt u de HP website
www.hp.com/servers/smartstart).
(
5-16 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Menu Autorun van SmartStart
Met behulp van het menu Autorun van SmartStart heeft u rechtstreeks vanuit de
besturingssysteemomgeving toegang tot de meest recente systeemsoftware, door
eenvoudig de SmartStart cd in een geconfigureerd systeem te plaatsen. Met behulp
van het menu Autorun kunt u:
• de meest recente ProLiant Support Packs installeren;
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
• softwarediskettes voor geselecteerde software maken.
SmartStart Scripting Toolkit
De SmartStart Scripting Toolkit is een set Microsoft MS-DOS®-hulpprogramma's
waarmee u servers kunt configureren en inzetten in een aangepaste, voorspelbare
omgeving zonder toezicht. Met deze hulpprogramma's is het mogelijk om op grote
schaal en met minimale interventie servers en arrays door middel van scripts te
repliceren en de configuratie van een bronserver naar doelsystemen te kopiëren.
Als u meer informatie wilt en als u de SmartStart Scripting Toolkit wilt downloaden,
raadpleegt u de HP website (
www.hp.com/servers/sstoolkit).
Hulpprogramma Enterprise Diagnostics LX32
Met het hulpprogramma Enterprise Diagnostics LX32 kunt u informatie over de
hardware van de server weergeven en het systeem testen om te controleren of het
systeem goed werkt. Voor informatie over het gebruik van het hulpprogramma
Enterprise Diagnostics LX32 raadpleegt u de SmartStart cd of raadpleegt u de HP
website (
Voor meer informatie raadpleegt u de Management cd in het ProLiant Essentials
Foundation Pack.
www.hp.com/servers/manage).
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 5-17
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Stuurprogramma's
De server omvat nieuwe hardware. Het is mogelijk dat niet alle installatiemedia voor
de verschillende besturingssystemen voor deze nieuwe hardware stuurprogramma's
bevatten. Als u een door SmartStart ondersteund besturingssysteem installeert,
installeert u met behulp van de SmartStart software en de voorziening Assisted Path
daarvan het besturingssysteem en de meest recente stuurprogramma-ondersteuning.
Als u geen gebruik maakt van de SmartStart cd voor het installeren van een
besturingssysteem, zijn stuurprogramma's voor sommige onderdelen van de nieuwe
hardware vereist. Deze stuurprogramma's, evenals andere optiestuurprogramma's,
ROM-images en value-add software kunt u downloaden vanaf de HP website
www.hp.com/support).
(
Option ROM Configuration for Arrays
Voordat u een besturingssysteem installeert, kunt u met behulp van het
hulpprogramma Option ROM Configuration for Arrays (ORCA) de eerste logische
schijfeenheid maken, RAID-niveaus toewijzen en een online reserveschijf
configureren.
Het hulpprogramma biedt ondersteuning voor de volgende functies:
• een of meer logische schijfeenheden configureren, waarbij gebruik wordt
gemaakt van fysieke schijfeenheden op een of meer SCSI-bussen;
• de huidige logische-schijfconfiguratie bekijken;
• een logische-schijfconfiguratie wissen;
Als u ORCA niet gebruikt, gaat dit hulpprogramma automatisch uit van de
standaardconfiguratie.
Raadpleeg de HP ROM-Based Setup Utility User Guide op de documentatie-cd voor
meer informatie over de configuratie van arraycontrollers.
5-18 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Management Agents
De server is uitgerust met de meest recente Management Agents en biedt een
eenvoudige onderhoudbaarheid van de server met behulp van Insight Manager 7
software en SNMP-beheerplatforms van andere fabrikanten. Management Agents
controleren de belangrijkste subsystemen, die worden gebruikt om gegevens over
het functioneren, de configuratie en de prestaties beschikbaar te maken voor de
agentsoftware. De agents reageren op die gegevens door waarschuwingen te geven in
het geval van storingen. De agents verstrekken tevens bijgewerkte beheerinformatie
aan de beheersystemen, zoals statistische gegevens over de prestaties van
netwerkinterfaces of subsystemen.
Voor aanvullende informatie raadpleegt u de Management cd in het ProLiant
Essentials Foundation Pack of raadpleegt u de HP website
www.hp.com/servers/manage).
(
Insight Manager 7
Insight Manager 7 is een op het web gebaseerde toepassing met behulp waarvan
systeembeheerders met een webbrowser normale administratieve taken kunnen
uitvoeren vanaf elke externe locatie. Insight Manager 7 biedt mogelijkheden voor
apparaatbeheer met behulp waarvan beheergegevens van HP apparaten en apparaten
van andere fabrikanten kunnen worden geconsolideerd en geïntegreerd.
BELANGRIJK: U moet Compaq Insight Manager 7 installeren en gebruiken om te kunnen
profiteren van de Prefailure-garantie op processoren, vaste schijven en geheugenmodules.
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Voor aanvullende informatie raadpleegt u de Management cd in het ProLiant
Essentials Foundation Pack.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 5-19
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Automatic Server Recovery-2
Automatic Server Recovery-2 (ASR-2) is een voorziening die ervoor zorgt dat het
systeem opnieuw wordt opgestart bij een ernstige fout van het besturingssysteem,
zoals een blauw scherm, een ABEND (abnormaal einde) of een andere kritieke fout.
Een failsafe-timer van het systeem, de ASR-2-timer, wordt gestart wanneer het
stuurprogramma System Management, ook wel het stuurprogramma Health
genoemd, wordt geladen. Wanneer het besturingssysteem goed functioneert,
wordt de timer periodiek opnieuw ingesteld. Wanneer er echter een fout in het
besturingssysteem optreedt, loopt de timer af en wordt de server opnieuw opgestart.
ASR-2 zorgt voor een grotere beschikbaarheid van de server, doordat de server
binnen een gespecificeerde hoeveelheid tijd nadat het systeem is vastlopen of
afgesloten, automatisch weer wordt opgestart. Tegelijkertijd wordt vanaf de console
van Insight Manager 7 naar een opgegeven semafoonnummer het bericht verzonden
dat het systeem opnieuw is gestart. U kunt ASR-2 uitschakelen via de console van
Insight Manager 7 of met behulp van RBSU.
Hulpprogramma Survey
Het hulpprogramma Survey verzamelt essentiële informatie over de hardware
en software van servers waarop de besturingssystemen Microsoft Windows NT,
Novell NetWare, SCO OpenServer of SCO UnixWare draaien.
BELANGRIJK: Dit hulpprogramma ondersteunt besturingssystemen die mogelijk niet worden
ondersteund door de server. Voor besturingssystemen die worden ondersteund door de server
raadpleegt u de HP ftp-site
(ftp://ftp.compaq.com/pub/products/servers/os-support-matrix-310.pdf).
Als er een significante wijziging plaatsvindt tussen de tijdstippen voor het
verzamelen van de gegevens, markeert het hulpprogramma Survey Utility de eerdere
informatie en worden de Survey tekstbestanden overschreven, zodat deze laatste
wijzigingen in de configuratie weerspiegelen.
Als u het hulpprogramma Survey wilt installeren, raadpleegt u de Management
cd in het HP ProLiant Essentials Foundation Pack of raadpleegt u de HP website
www.hp.com/servers/manage).
(
5-20 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Integrated Management Log
Integrated Management Log (IML) is een logboek waarin honderden gebeurtenissen
worden vastgelegd en opgeslagen in een eenvoudig te bekijken vorm. Elke
gebeurtenis wordt opgeslagen met een tijdaanduiding die tot op de minuut
nauwkeurig is.
U kunt een gebeurtenis in het Integrated Management Log op verschillende
manieren bekijken:
• Vanuit Insight Manager 7
• Vanuit het hulpprogramma Survey
• Vanuit de IML-viewer van het besturingssysteem:
— Voor NetWare: IML Viewer
— Voor Windows: Event Viewer of IML Viewer
— Voor Linux: IML Viewer Application
• Vanuit het hulpprogramma Enterprise Diagnostics LX32
Serverconfiguratie en hulpprogramma's
Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding Servers - Problemen oplossen op
de documentatie-cd, of de Management cd in het HP ProLiant Essentials Foundation
Pack.
Power-On Self-Test
POST (Power-On Self Test) is een serie diagnostische tests van de firmware en
assemblages, om te controleren of de server goed functioneert. Dit hulpprogramma
wordt automatisch uitgevoerd wanneer de server wordt ingeschakeld.
Raadpleeg appendix D, "Serverproblemen oplossen", voor de normale
opstartvolgorde en de diagnose van problemen die tijdens POST (Power-On SelfTest) worden aangetroffen.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 5-21
Inleiding tot RAID
Overzicht
Redundant Array of Independent Drives (RAID) is een array van meerdere
onafhankelijke vaste schijven waartoe gelijktijdig toegang kan worden verkregen,
zodat de I/O-prestaties (Input/Output) worden verbeterd. De hostcomputer beschouwt
de RAID-array als één opslageenheid of als meerdere logische eenheden. Wanneer
een schijfeenheid een storing vertoont, kunnen RAID 1 en RAID 1+0 arrays
gegevensverlies voorkomen door ontbrekende gegevens te reconstrueren vanaf
de overgebleven gegevensschijven.
6
RAID-configuratie en-beheer
RAID-terminologie
BELANGRIJK: Alleen de RAID-niveaus 0, 1 en 1+0 worden ondersteund door
het hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration.
RAID 0 (stripe)
RAID 0 is een RAID-niveau waarop gegevens worden opgesplitst in kleinere
blokken, waarbij naar elke schijf in het array één gegevensblok wordt geschreven.
De gegevens vormen een band of laag (striping) verdeeld over de verschillende
schijfeenheden. RAID 0 biedt geen gegevensredundantie maar geeft de beste
prestaties van alle RAID-niveaus.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 6-1
RAID-configuratie en-beheer
RAID 1 (spiegelen)
RAID 1 is een RAID-niveau waarbij alle gegevens van een schijf naar een andere
schijf worden gekopieerd (spiegelen). RAID 1 biedt volledige gegevensredundantie.
Dit betekent echter wel een verdubbeling van de vereiste opslagcapaciteit.
Voor RAID 1 zijn ten minste twee vaste schijven nodig.
RAID 1+0
RAID 1+0 (ook bekend als RAID 10) is een RAID-niveau waarop zowel striping
als spiegelen mogelijk is. Bij RAID 1+0 worden de gegevens van een schijf op een
andere schijf gespiegeld en worden deze gegevens vervolgens met striping naar een
tweede set schijven geschreven. Het is noodzakelijk dat u beschikt over vier vaste
schijven ter ondersteuning van RAID 1+0 op de server.
RAID 5
RAID 5 wordt niet ondersteund door de ProLiant ML330 Generation 3 server of het
hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration. Dit RAID-niveau verspreidt
gegevens en pariteitsgegevens over verschillende schijven. Hiervoor zijn ten minste
drie vaste schijven nodig.
Reserve
Met de optie Spare van dit hulpprogramma kunt u een extra, niet-gebruikte schijf
reserveren voor gebruik bij een schijfstoring. De reserveschijf wordt niet gebruikt
tijdens de normale werking van het systeem, en biedt geen aanvullende
opslagcapaciteit. Een vooraf geconfigureerde reserve-vaste schijf wordt alleen
geactiveerd in het geval van een RAID 1-storing.
BELANGRIJK: De reserve-optie is alleen van toepassing in RAID 1 voor de server. Als er
geen reserve-vaste schijf beschikbaar is, is het noodzakelijk om de defecte schijf te vervangen
door een nieuwe schijf, zodat de gegevens op de defecte schijf opnieuw kunnen worden
opgebouwd. De schijfcapaciteit van de vervangende schijf moet groter zijn dan of gelijk zijn
aan de capaciteit van de defecte schijf die wordt vervangen.
6-2HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
RAID-configuratie en-beheer
Hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration
Het RAID-configuratiehulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration is een
standaardvoorziening van ATA-modellen van de server. In dit gedeelte worden de
functies van dit hulpprogramma gedetailleerd beschreven en wordt aangegeven hoe
u toegang kunt verkrijgen tot de opties van dit hulpprogramma en hoe u deze kunt
wijzigen.
Functies van het RAID-configuratieprogramma
Het hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration heeft onder meer
de volgende functies:
• Geoptimaliseerde schijftoegang
• RAID-ondersteuning voordat het besturingssysteem is geladen
• Automatische detectie en configuratie (RAID 0 is standaard)
• Ondersteuning voor PIO-modi 0-4, MDMA-modi 0-2 en Ultra-DMA modi 0-5
(0-5 voor ATA/100)
• Ondersteuning voor de RAID-niveaus 0, 1 en 1+0
• Meerdere schijven opnieuw opbouwen
• Speciale behandeling van de reserveschijf en het opnieuw opbouwen
van schijven
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 6-3
RAID-configuratie en-beheer
Gebruik van het RAID-configuratieprogramma
Nadat u alle vaste schijven heeft geïnstalleerd en aangesloten, drukt u tijdens het
opstarten op F8 om het hulpprogramma Integrated ATA RAID Configuration te
starten en het instelscherm te bekijken.
BELANGRIJK: Als u Setup (F8) van het RAID-configuratieprogramma niet uitvoert, worden
de schijven door het optie-ROM automatisch geconfigureerd op afzonderlijke RAID 0 arrays.
Het instelscherm bestaat uit drie menuvensters:
• Array Information (Arrayconfiguraties)
• Physical Drive Information (Fysieke schijfeenheden)
• Help
Array Information
BELANGRIJK: U kunt geen schijfeenheden toevoegen of verwijderen uit een array die reeds
is geconfigureerd, zonder dat de gegevens op de reeds geconfigureerde array verloren gaan.
In het venster Array Information (Arrayconfiguraties) van het instelscherm worden
alle geconfigureerde drivearrays weergegeven. In dit venster kunt u configuraties
maken of kunt u bestaande configuraties verwijderen of bewerken. Navigeer met de
toetsen pijl-omhoog en pijl-omlaag naar de eigenschap die u wilt bewerken en druk
op de toets Enter. U kunt in dit venster aanvullende arrays maken. Voor meer
informatie raadpleegt u de HP ProLiant ML330 Generation 3 Server Maintenance and Service Guide.
OPMERKING: Als u aanvullende arrays wilt toevoegen, volgt u de stappen op het scherm
nadat een arrayconfiguratie is geselecteerd. Raadpleeg het gedeelte "Help" voor meer
informatie over arrays.
Physical Drive Information
In het venster Physical Drive Information (Fysieke schijfeenheden) worden alle
fysieke schijfeenheden weergegeven die op de ATA/100 controller-kanalen zijn
aangesloten, en de bijbehorende eigenschappen. Navigeer door dit venster met
pijl-omhoog of pijl-omlaag. U kunt in dit venster geen gegevens bewerken.
6-4 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Help
RAID-configuratie en-beheer
BELANGRIJK: Wanneer u het RAID-configuratiehulpprogramma uitvoert, ziet u mogelijk
RAID 0+1 weergegeven in plaats van RAID 1+0. RAID 0+1 en RAID 1+0 worden in dit
hulpprogramma als synoniemen gebruikt.
In het venster Help worden tips bij de beschikbare opties weergegeven en een lijst
met toetsen waarmee u bepaalde taken kunt uitvoeren, zoals de volgende:
• Switch Windows (Tab) (Schakelen tussen vensters): Hiermee schakelt u tussen
het venster Array Information en het venster Physical Drive Information.
maakt en configureert u automatisch een gespiegeld array op basis van de
beschikbare geïnstalleerde fysieke schijfeenheden. Het array moet ten minste
twee vrije vaste schijven bevatten.
• Auto Configure RAID 1+0 (F3) (Automatisch RAID 1+0 configureren):
Hiermee maakt en configureert u automatisch een RAID 1+0 array op basis van
de beschikbare geïnstalleerde fysieke schijfeenheden. Het array moet vier vaste
schijven bevatten.
BELANGRIJK: Als de optie Auto Configure wordt uitgevoerd voor RAID 0, RAID 1,
en RAID 1+0 arrays, gaan alle eerder opgegeven instellingen verloren.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 6-5
RAID-configuratie en-beheer
• Create Array (F4) (Array maken): Hiermee stelt u een drivearray samen.
Wanneer u deze optie selecteert, wordt een standaard arraysjabloon gemaakt.
U bewerkt de arrayeigenschappen om het te maken array te voltooien. Gebruik
de pijltoetsen om een eigenschapveld te selecteren en druk vervolgens op Enter
om de eigenschap te bewerken. Array's hebben de volgende eigenschappen:
— Array Type (Arraytype): Hiermee selecteert u het gewenste RAID-niveau,
zoals RAID 0, RAID 1, RAID 1+0 of Spare. De standaardinstelling van
de optie Array Type is RAID 0.
— Drive(s) (Schijfeenheden): Hiermee selecteert u de schijfeenheden voor
het array. Deze optie verwijst naar het schijfeenheidnummer dat wordt
weergegeven in het venster Physical Drives Information, niet naar het
aantal schijfeenheden in het array. Ga met de pijltoetsen naar de gewenste
schijfeenheden en druk vervolgens op de spatiebalk om deze te selecteren
of de selectie op te heffen. Druk op Enter als u de selectie heeft voltooid.
Deze optie heeft geen standaardinstelling.
— Stripe Size (Stripegrootte): Hiermee wijzigt u de omvang van de stripes.
Dit veld is alleen van toepassing op RAID 0 en RAID 1+0 arrays.
De standaard stripegrootte is 64 KB.
BELANGRIJK: RAID-configuraties ondersteunen geen stripegrootte die kleiner
is dan 32 KB.
U kunt de stripegrootte niet wijzigen voor een array dat al is geconfigureerd.
— Drive Size (Schijfgrootte): Hier wordt de omvang van het array
weergegeven. Deze waarde kan niet worden gewijzigd. Als het arraytype
RAID 0 is, is de waarde van dit veld gelijk aan het totaal van alle
geselecteerde schijfeenheden. Als het arraytype RAID 1 is, is de waarde
van dit veld gelijk aan de schijfgrootte van de kleinste van de twee
schijfeenheden die samen het array vormen.
— Build Array (Array opbouwen): Hiermee kunt u het array opnieuw
opbouwen met behulp van een reserveschijfeenheid. Als u de optie Build
Array start, wordt u gevraagd om de doelschijfeenheid te selecteren.
Vervolgens begint het opnieuw opbouwen. Deze optie is alleen van
toepassing op RAID 1 en RAID 1+0 arrays.
— Initialize Array (Array initialiseren): Hiermee wist u de configuratie-
informatie van schijfeenheden die zijn verbonden met de Integrated ATA
RAID-controller.
6-6HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
RAID-configuratie en-beheer
• Delete Array (F5) (Array verwijderen): Hiermee kunt u een huidig,
geconfigureerd array verwijderen.
• Restore Old Configuration (F6) (Oude configuratie herstellen): Hiermee
herstelt u de configuratie zoals deze was voordat u het hulpprogramma startte.
• Edit Options (F7) (Opties bewerken): Hiermee bewerkt u de statusvakken van
de fysieke schijfeenheden. Deze vakken bevinden zich in de rechterbovenhoek
van het venster Physical Drive Information. De volgende opties zijn
beschikbaar:
— WC-OFF: Hiermee schakelt u de write-cache in of uit.
VOORZICHTIG: Als u de write-cache inschakelt, kunnen er bij een
stroomstoring gegevens verloren gaan of beschadigd raken.
— DMA-ON: schakelt DMA-overdracht (direct memory access) in of uit,
waarbij gegevens rechtstreeks vanuit het geheugen naar de vaste schijf
worden overgedragen zonder tussenkomst van de microprocessor.
Met F7 kunt u deze opties in- of uitschakelen. Druk op F7, verplaats de cursor
naar het gewenste vak en druk vervolgens op de spatiebalk om de optie te
selecteren. Als u een optie inschakelt, verandert de kleur van het bijbehorende
statusvak van rood in groen.
• Save and Exit (F10) (Opslaan en afsluiten): Hiermee slaat u de configuratie
op en sluit u het hulpprogramma af.
Als u de configuratie en de wijzigingen die u heeft doorgevoerd niet wilt opslaan,
drukt u op Esc. Geef in de weergegeven berichtvensters waarin u om bevestiging
wordt gevraagd de dienovereenkomstige reactie.
HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding 6-7
RAID-configuratie en-beheer
Hulpprogramma Integrated ATA RAID Management
Het RAID-beheerhulpprogramma Integrated ATA RAID Management is een
standaardvoorziening van ATA-modellen van de server. In dit gedeelte worden de
functies van dit hulpprogramma gedetailleerd beschreven en wordt aangegeven hoe
u toegang kunt verkrijgen tot de opties van dit hulpprogramma en hoe u deze kunt
wijzigen.
Functies van Integrated ATA Management Utility
Het hulpprogramma Integrated ATA Management heeft onder meer de volgende
functies:
• Visuele weergave van de arraystatus met behulp van het pictogram Applicaties
(alleen bij Microsoft-besturingssystemen)
• Vastleggen van de arraystatus in een logbestand (Linux, Netware en Microsoft)
• Weergeven van de arraystatus op de console (Netware)
• Automatisch opnieuw opbouwen van vooraf geconfigureerde online
reserveschijven na een RAID 1-storing (Linux, Netware en Microsoft)
Gebruik van het RAID-beheerprogramma
Zodra het RAID-beheerhulpprogramma Integrated ATA RAID Management is
geïnstalleerd en draait, is er geen tussenkomt van de gebruiker vereist voor het
gebruik van dit programma. Het hulpprogramma wordt automatisch uitgevoerd
bij het opstarten.
Als het om een of andere reden (zoals een update naar een nieuwe versie)
noodzakelijk is dat u het hulpprogramma afsluit, volgt u de
besturingssysteemspecifieke instructies in dit gedeelte:
6-8 HP ProLiant ML330 Generation 3 server - Setup- en installatiehandleiding
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.