Hp PAVILION DV6-3015SA, PAVILION DV6-3046SA, PAVILION DV6-3142EA, PAVILION DV6-3025SA, PAVILION DV6-3085EA User Manual [nl]

...
Gebruikershandleiding notebookcomputer
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. ATI is een handelsmerk van Advanced Micro Devices, Inc.
Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende houder en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SD-logo is een handelsmerk van de desbetreffende houder. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze handleiding kunnen geen aanvullende rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Eerste editie, april 2010
Artikelnummer: 599695-331
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op de computer beschikbaar.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen van
de computer niet, om de kans op letsel door hitte of oververhitting van de computer te beperken. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Aan de slag
HP QuickWeb gebruiken (alleen bepaalde modellen) .......................................................................... 2
2 Voorzieningen
Hardware herkennen ............................................................................................................................ 3
Onderdelen ........................................................................................................................................... 4
Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 4
Touchpad ............................................................................................................ 4
Touchpadknoppen .............................................................................................. 5
Lampjes ............................................................................................................... 6
Knoppen en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ................................ 7
Toetsen ............................................................................................................... 8
Onderdelen aan de voorkant ............................................................................................. 10
Onderdelen aan de rechterkant ......................................................................................... 10
Onderdelen aan de linkerkant ............................................................................................ 12
Onderdelen aan de onderkant ........................................................................................... 13
Beeldschermonderdelen .................................................................................................... 14
Antennes voor draadloze communicatie ............................................................................ 15
Aanvullende hardwareonderdelen ..................................................................................... 16
Labels ................................................................................................................................................. 17
3 Draadloze communicatie, lokaal netwerk en modem
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken .......................................................................... 19
Pictogrammen voor draadloze communicatie en netwerkstatus ....................................... 20
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 20
Actietoets voor draadloze communicatie gebruiken .......................................................... 20
HP Wireless Assistant gebruiken ....................................................................................... 21
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................................... 21
WLAN gebruiken ................................................................................................................................ 22
Draadloos netwerk installeren ........................................................................................... 22
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................ 23
Verbinding maken met een draadloos netwerk (WLAN) .................................................... 24
Naar een ander netwerk roamen ....................................................................................... 24
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) .............. 25
v
Bluetooth en Internet Connection Sharing (ICS) ............................................................... 25
Aansluiten op een lokaal netwerk ....................................................................................................... 26
4 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Aanwijsapparaten gebruiken .............................................................................................................. 27
Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen ..................................................................... 27
Touchpad gebruiken .......................................................................................................... 27
Touchpad in- en uitschakelen ........................................................................... 27
Touchpadbewegingen gebruiken ...................................................................... 28
Aanraakscherm gebruiken (alleen bepaalde modellen) .................................................... 29
Aanraakscherm kalibreren ................................................................................ 30
Acties uitvoeren op het aanraakscherm ............................................................ 31
Voorkeuren voor het aanraakscherm instellen .................................................. 32
Externe muis aansluiten .................................................................................................... 32
Actietoetsen gebruiken ....................................................................................................................... 32
Hotkey gebruiken ............................................................................................................................... 34
Touchpad en toetsenbord schoonmaken ........................................................................................... 35
Schuiven ........................................................................................... 28
Knijpen .............................................................................................. 29
Klikken uitvoeren .............................................................................. 31
Snelle veegbewegingen uitvoeren .................................................... 31
Klikinstellingen wijzigen of testen ..................................................... 31
Toewijzingen voor snelle veegbewegingen maken of wijzigen ........ 31
5 Multimedia
Multimediavoorzieningen .................................................................................................................... 36
Multimediasoftware ............................................................................................................................ 40
Audio .................................................................................................................................................. 41
Video .................................................................................................................................................. 42
Webcam ............................................................................................................................................. 45
6 Energiebeheer
Multimediacomponenten herkennen .................................................................................. 37
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 38
Toetsen voor het afspelen van media gebruiken ............................................................... 39
HP MediaSmart of TouchSmart (alleen bepaalde modellen) software gebruiken ............. 40
Andere vooraf geïnstalleerde multimediasoftware gebruiken ............................................ 40
Multimediasoftware vanaf een schijf installeren ................................................................ 40
Externe audioapparatuur aansluiten .................................................................................. 41
Audiofuncties controleren .................................................................................................. 41
Externe monitor of projector aansluiten ............................................................................. 42
HDMI-apparaat aansluiten ................................................................................................. 44
Audio configureren voor HDMI .......................................................................... 44
vi
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 46
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 46
Slaapstand activeren of beëindigen .................................................................. 46
Hibernationstand activeren en beëindigen ........................................................ 47
Accumeter gebruiken ......................................................................................................... 47
Energiebeheerschema's gebruiken ................................................................................... 48
Huidig energiebeheerschema weergeven ......................................................... 48
Ander energiebeheerschema selecteren .......................................................... 48
Energiebeheerschema's aanpassen ................................................................. 48
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand ........................................... 48
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 50
Netvoedingsadapter aansluiten ......................................................................................... 51
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 52
Accu-informatie vinden in Help en ondersteuning ............................................................. 52
Accucontrole gebruiken ..................................................................................................... 52
Acculading weergeven ....................................................................................................... 53
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................................. 53
Accu opladen ..................................................................................................................... 54
Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................................. 54
Omgaan met een lage acculading ..................................................................................... 55
Lage acculading herkennen .............................................................................. 55
Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 55
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 55
Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu
beschikbaar is ................................................................................... 55
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 55
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de
hibernationstand niet kan beëindigen ............................................... 56
Accu kalibreren .................................................................................................................. 56
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 58
Accu opbergen ................................................................................................................... 58
Afvoeren van afgedankte accu's ........................................................................................ 58
Accu vervangen ................................................................................................................. 58
Schakelen tussen grafische modi (alleen bepaalde modellen) .......................................................... 60
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 60
7 Schijfeenheden
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 62
Optischeschijfeenheid ........................................................................................................................ 63
Vaststellen welk type optischeschijfeenheid is geïnstalleerd ............................................. 63
Optische schijven gebruiken .............................................................................................. 63
Optische schijven (cd's, dvd's en bd's) selecteren ............................................................. 64
vii
Cd-r-schijven ..................................................................................................... 64
Cd-rw-schijven .................................................................................................. 64
Dvd±r-schijven .................................................................................................. 64
Dvd±rw-schijven ................................................................................................ 64
LightScribe dvd+r-schijven ................................................................................ 64
Blu-ray Discs (bd) .............................................................................................. 65
Cd, dvd of bd afspelen ....................................................................................................... 65
Automatisch afspelen configureren ................................................................................... 66
Regio-instelling voor dvd's wijzigen ................................................................................... 66
Waarschuwing met betrekking tot auteursrecht ................................................................. 68
Cd of dvd kopiëren ............................................................................................................. 68
Cd of dvd maken (branden) ............................................................................................... 69
Cd, dvd of bd verwijderen .................................................................................................. 70
Externe schijfeenheden gebruiken ..................................................................................................... 71
Prestaties van de vaste schijf verbeteren ........................................................................................... 72
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 72
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 72
HP ProtectSmart Hard Drive Protection gebruiken ............................................................................ 73
Status van HP ProtectSmart Hard Drive Protection vaststellen ........................................ 73
Energiebeheer bij een geparkeerde vaste schijf ................................................................ 73
HP ProtectSmart Hard Drive Protection gebruiken ............................................................ 74
Schijfeenheid in de vasteschijfruimte vervangen ............................................................................... 75
8 Externe apparatuur
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 78
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 78
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 79
eSATA-apparaat gebruiken ................................................................................................................ 79
eSATA-apparaat aansluiten ............................................................................................... 80
eSATA-apparaat verwijderen ............................................................................................. 81
9 Externe mediakaarten
Digitale kaarten gebruiken .................................................................................................................. 82
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 82
Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 83
10 Geheugenmodules
11 Beveiliging
Computer beveiligen .......................................................................................................................... 89
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 90
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 90
Wachtwoorden instellen in het setupprogramma ............................................................... 91
viii
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 94
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 94
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 95
Optionele beveiligingskabel bevestigen ............................................................................................. 95
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) .................................................................. 96
Locatie van de vingerafdruklezer ....................................................................................... 96
Vingerafdrukken vastleggen .............................................................................................. 97
Uw vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ....................... 98
12 Problemen oplossen
Kan geen verbinding maken met een WLAN ..................................................................................... 99
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk ................................................................. 100
Netwerkpictogram wordt niet weergegeven ..................................................................................... 100
Actuele netwerkbeveiligingscodes zijn niet beschikbaar .................................................................. 100
WLAN-verbinding is zeer zwak ........................................................................................................ 101
Kan geen verbinding maken met de draadloze router ..................................................................... 101
De lade van de optischeschijfeenheid gaat niet open bij het verwijderen van een cd, dvd of bd ... . 102
De computer herkent de cd-, dvd- of bd-drive niet ........................................................................... 102
Cd, dvd of bd wordt niet afgespeeld ................................................................................................. 103
Cd, dvd of bd wordt niet automatisch afgespeeld ............................................................................ 104
Een dvd-of bd-film stopt, slaat stukken over of wordt niet naar behoren afgespeeld ....................... 104
Een dvd- of bd-film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ..................................................... 105
Het branden van een cd of dvd begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ................. 105
Een dvd of bd die wordt afgespeeld in Windows Media Player, geeft geen geluid of beeld ............ 105
Een apparaatstuurprogramma moet opnieuw worden geïnstalleerd ................................................ 106
Recentste apparaatstuurprogramma's van HP verkrijgen ............................................... 106
Recentste apparaatstuurprogramma's voor Windows verkrijgen .................................... 107
Beheerderswachtwoord .................................................................................... 91
Beheerderswachtwoord beheren ...................................................... 92
Beheerderswachtwoord opgeven ..................................................... 92
Opstartwachtwoord ........................................................................................... 92
Opstartwachtwoord beheren ............................................................ 93
Opstartwachtwoord opgeven ............................................................ 93
13 Instellingen van QuickWeb wijzigen
QuickWeb in- en uitschakelen .......................................................................................................... 108
Bijlage A Setupprogramma (BIOS)
Setupprogramma starten .................................................................................................................. 109
Setupprogramma gebruiken ............................................................................................................. 109
Taal van het setupprogramma wijzigen ........................................................................... 109
Navigeren en selecteren in het setupprogramma ............................................................ 110
Systeeminformatie weergeven ........................................................................................ 110
ix
Standaardinstellingen herstellen in het setupprogramma ................................................ 111
Setupprogramma afsluiten ............................................................................................... 112
Menu's van het setupprogramma ..................................................................................................... 112
Menu Main (Hoofdmenu) ................................................................................................. 112
Menu Security (Beveiliging) ............................................................................................. 112
Menu System Configuration (Systeemconfiguratie) ........................................................ 112
Menu Diagnostics (Diagnostische gegevens) .................................................................. 113
Bijlage B Software-updates
BIOS-update uitvoeren ..................................................................................................................... 115
BIOS-versie vaststellen ................................................................................................... 115
BIOS-update downloaden ................................................................................................ 115
Update van programma's en stuurprogramma's uitvoeren .............................................................. 116
Bijlage C Back-up en herstel
Herstelschijven maken ..................................................................................................................... 119
Back-up maken van gegevens ......................................................................................................... 120
Back-up en Herstellen van Windows gebruiken .............................................................. 121
Systeemherstelpunten gebruiken .................................................................................... 121
Herstelactie uitvoeren ....................................................................................................................... 122
Herstelactie uitvoeren vanaf de herstelschijven .............................................................. 122
Herstellen vanaf de speciale herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) ......................... 122
Wanneer maakt u herstelpunten ..................................................................... 121
Systeemherstelpunt maken ............................................................................. 121
Herstellen op basis van een bepaalde datum en tijd ...................................... 122
Index ................................................................................................................................................................. 124
x

1 Aan de slag

Het hoofdbesturingssysteem van de computer is Microsoft® Windows®. Uw computer kan ook zijn uitgerust met HP QuickWeb (alleen bepaalde modellen).
Het besturingssysteem Microsoft Windows geeft het bureaublad weer op het beeldscherm en
bestuurt de hardware, randapparatuur en software van uw computer.
Als uw computer is uitgerust met QuickWeb, kunt u snel door internet bladeren, digitale foto's
bekijken, naar muziek luisteren of contact onderhouden (via e-mail, expresberichten of Skype), zonder dat u het hoofdbesturingssysteem hoeft op te starten.
OPMERKING: Als u QuickWeb wilt uitschakelen of opnieuw wilt inschakelen, raadpleegt u het
hoofdstuk "Instellingen van QuickWeb wijzigen". Voor meer informatie over QuickWeb raadpleegt u de helpfunctie van de QuickWeb-software. U opent deze functie door op het pictogram Help in het systeemvak te klikken.
1

HP QuickWeb gebruiken (alleen bepaalde modellen)

U start QuickWeb als volgt:
1. Zet de computer aan. Het scherm Startpagina van HP QuickWeb verschijnt.
2. Klik op een pictogram op het scherm Startpagina om een programma te starten.
Ga als volgt te werk om QuickWeb te starten vanuit Microsoft Windows:
Klik op Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Opnieuw opstarten. De
computer start opnieuw op en het scherm HP QuickWeb Home verschijnt.
OPMERKING: Voor meer informatie over HP QuickWeb raadpleegt u de helpfunctie van QuickWeb.
2 Hoofdstuk 1 Aan de slag

2 Voorzieningen

Hardware herkennen

U geeft als volgt een overzicht weer van de hardware die op de computer is geïnstalleerd:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2. Klik bij Systeem op Apparaatbeheer.
Met Apparaatbeheer kunt u hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen.
OPMERKING: Windows® bevat de functie Gebruikersaccountbeheer, die de beveiliging van de
computer verbetert. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van applicaties, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows­instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Hardware herkennen 3

Onderdelen

Onderdelen aan de bovenkant

Touchpad
Onderdeel Functie
Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor" genoemd) verplaatsen
en onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
U kunt de voorkeuren voor aanwijsapparaten als volgt weergeven of wijzigen:
1. Selecteer Start > Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het apparaat dat de computer vertegenwoordigt.
3. Selecteer Muisinstellingen.
4 Hoofdstuk 2 Voorzieningen
Touchpadknoppen
Item Beschrijving Functie
1 Touchpad uit-indicator Om het touchpad in en uit te schakelen, tikt u twee
keer snel achtereen op de touchpad uit-indicator.
2 Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op
een externe muis.
3 Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop
op een externe muis.
U kunt de voorkeuren voor aanwijsapparaten als volgt weergeven of wijzigen:
1. Selecteer Start > Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het apparaat dat de computer vertegenwoordigt.
3. Selecteer Muisinstellingen.
Onderdelen 5
Lampjes
Item Beschrijving Functie
1 Touchpad uit-indicator
2 Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
3 Aan/uit-lampje OPMERKING: De computer heeft twee aan/uit-lampjes. Het
4 Lampje Geluid uit Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
5 Lampje voor draadloze communicatie
6 Lampje van de vingerafdruklezer (alleen
bepaalde modellen)
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
andere aan/uit-lampje bevindt zich aan de rechterkant van de computer.
Aan: de computer staat aan.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand.
Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een WLAN-apparaat en/of een Bluetooth®-apparaat, is gedetecteerd.
Oranje: er zijn geen apparaten voor draadloze communicatie
gedetecteerd.
Wit: de vingerafdruk is gelezen.
Oranje: de vingerafdruk is niet gelezen.
6 Hoofdstuk 2 Voorzieningen
Knoppen en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
Item Beschrijving Functie
1 Aan/uit-knop Met de aan/uit-knop kunt u de volgende acties uitvoeren:
de computer aanzetten;
de slaapstand activeren;
de slaapstand beëindigen;
de hibernationstand beëindigen.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van Windows geen effect hebben, houdt u de aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer voor meer informatie over de instellingen voor energiebeheer.
2 Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows aanmelden,
in plaats van met een wachtwoord.
Raadpleeg Help en ondersteuning voor informatie over het wijzigen van de fabrieksinstellingen.
Onderdelen 7
Toetsen
Item Beschrijving Functie
1 esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
2 Toets E-mail Hiermee opent u een nieuw e-mailbericht in het standaard e-
mailprogramma.
3 Toets Media-applicatie Hiermee wordt de applicatie MediaSmart gestart (of op bepaalde
modellen met een aanraakscherm de applicatie TouchSmart).
4 Toets Webbrowser Hiermee opent u de standaardwebbrowser.
5 Toets Afdrukken Hiermee verzendt u het actieve document naar de
6 Toets Rekenmachine Hiermee start u het bureau-accessoire Rekenmachine.
7 fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de esc-toets om
8 Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
9 Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemacties uit.
10 Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer
standaardprinter.
systeeminformatie weer te geven.
OPMERKING: Als het toetsenbord een toets voor
achtergrondverlichting heeft (alleen bepaalde modellen), drukt u op de fn-toets in combinatie met de rechter shift-toets om de pauzefunctie te activeren.
staat.
11 QuickLock-toets Hiermee activeert u QuickLock.
12 Toets voor achtergrondverlichting (alleen
bepaalde modellen)
8 Hoofdstuk 2 Voorzieningen
Hiermee schakelt u de achtergrondverlichting van het toetsenbord in of uit.
Item Beschrijving Functie
OPMERKING: Toetsenborden zonder de
achtergrondverlichtingstoets hebben op deze plaats de standaardfunctie Pause. Om de pauzefunctie te activeren op toetsenborden met de achtergrondverlichtingstoets, houdt u de fn- toets ingedrukt en drukt u op de rechter shift-toets.
Onderdelen 9

Onderdelen aan de voorkant

Beschrijving Functie
Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.

Onderdelen aan de rechterkant

Item Beschrijving Functie
1 USB-poorten (2) Hierop kunt u optionele USB-apparaten aansluiten.
2 Optischeschijfeenheid Leest optische schijven en schrijft op sommige modellen naar
optische schijven.
3 Lampje van de optischeschijfeenheid Knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen van de
optischeschijfeenheid.
4 Aan/uit-lampje OPMERKING: De computer heeft twee aan/uit-lampjes. Het
andere aan/uit-lampje bevindt zich aan de linkerbovenkant van de computer.
Aan: de computer staat aan.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand.
5 Lampje van de vaste schijf
6 Lampje van de netvoedingsadapter
Wit: de vaste schijf is actief.
Oranje: de vaste schijf is geparkeerd.
Wit: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron
en de accu is volledig opgeladen.
Oranje: de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu wordt opgeladen.
Uit: de computer is niet aangesloten op een externe
voedingsbron.
7 Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
8 Bevestigingspunt voor een beveiligingskabel Hiermee sluit u een optionele beveiligingskabel aan. Van de
10 Hoofdstuk 2 Voorzieningen
beveiligingskabel moet op de eerste plaats een
Item Beschrijving Functie
ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Onderdelen 11

Onderdelen aan de linkerkant

Item Beschrijving Functie
1 Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch
om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.
2 Externemonitorpoort Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector aansluiten.
3 RJ-45-netwerkconnector Hierop kunt u een netwerkkabel aansluiten.
4 HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel video- of
5 eSATA/USB-poort Hierop sluit u optionele hoogwaardige eSATA-component aan,
6 USB-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
7 Audio-ingang (microfoon) Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
8 Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele
9 Digitalemediaslot Ondersteunt de volgende types optionele digitale kaarten:
audioapparaat, zoals een high-definitiontelevisietoestel of andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
zoals een externe eSATA-schijfeenheid of een optioneel USB­apparaat.
OPMERKING: Al naar gelang het computermodel heeft de
computer mogelijk alleen een USB-poort.
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat weer te geven.
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
MultiMediaCard (MMC)
12 Hoofdstuk 2 Voorzieningen
Memory Stick (MS)
Memory Stick Pro (MSP)
xD-Picture Card (XD)

Onderdelen aan de onderkant

Item Beschrijving Functie
1 Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
2 Ventilatieopeningen (6) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch
om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.
3 Accu-ontgrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
4 Vasteschijfruimte Bevat de vaste schijf, de geheugenmoduleslots en de WLAN-
module.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is goedgekeurd voor gebruik door de overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u dat het systeem niet meer reageert en er een waarschuwing verschijnt. Als er na het vervangen van de module een waarschuwing verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit van de computer te herstellen. Neem vervolgens via Help en ondersteuning contact op met de technische ondersteuningsdienst.
Onderdelen 13

Beeldschermonderdelen

Item Beschrijving Functie
1 Interne microfoons (2) Hiermee kunt u geluid opnemen.
2 Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
3 Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
14 Hoofdstuk 2 Voorzieningen

Antennes voor draadloze communicatie

Bepaalde computermodellen hebben minstens twee antennes die signalen voor draadloze communicatie verzenden naar en ontvangen van een of meer apparaten voor draadloze communicatie. Deze antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
OPMERKING: Voor optimale communicatie houdt u de directe omgeving van de antennes vrij.
Als u kennisgevingen omtrent draadloze apparatuur wilt inzien, raadpleegt u het gedeelte voor uw land of regio van de Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu in Help en ondersteuning.
Onderdelen 15

Aanvullende hardwareonderdelen

Item Beschrijving Functie
1 Netsnoer* Hiermee sluit u een netvoedingsadapter aan op een stopcontact.
2 Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom.
3 Accu* De accu voorziet de computer van voeding wanneer die niet is
aangesloten op een externe voedingsbron.
*Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per regio en land.
16 Hoofdstuk 2 Voorzieningen

Labels

De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
Geïntegreerd servicelabel: geeft informatie aangaande kennisgevingen voor de computer, alsmede het servicelabel, dat het modelnummer van de computer, het serienummer en garantie­informatie bevat. Dit label bevindt zich in de accuruimte.
Onderdeel Beschrijving
1 Kennisgevingen Hierop vindt u kennisgevingen over de computer.
2 Servicelabel* Bevat het serienummer van dit product, alsmede
het productnummer en garantie-informatie.
Het serienummer is een alfanumeriek
nummer dat uniek is voor dit product.
Het productnummer bevat specifieke
informatie over de hardwarecomponenten van het product. Aan de hand hiervan kan een onderhoudstechnicus bepalen welke componenten en onderdelen nodig zijn.
Het garantienummer geeft aan wat de
garantietermijn is voor dit product.
*Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de Windows®-productcode. U kunt de productcode
nodig hebben wanneer u een update van het besturingssysteem wilt uitvoeren of problemen met het systeem wilt oplossen. Dit certificaat bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Certificeringslabel(s) voor draadloze communicatie (alleen bepaalde modellen): bevat(ten)
informatie over optionele apparatuur voor draadloze communicatie en de keurmerken van diverse landen of regio's waar de apparatuur is goedgekeurd en toegestaan voor gebruik. Een optioneel apparaat kan een WLAN-apparaat zijn (WLAN: wireless local area network oftewel draadloos lokaal netwerk) of een optioneel Bluetooth-apparaat. Als het computermodel is uitgerust met een of meer apparaten voor draadloze communicatie, zijn bij de computer een of meer certificeringslabels verstrekt. U kunt deze informatie nodig hebben als u de notebookcomputer in
Labels 17
het buitenland wilt gebruiken. Labels met keurmerken voor apparaten voor draadloze communicatie bevinden zich aan de binnenkant van het geheugenmodulecompartiment.
Label met serienummer van HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen): bevat
het serienummer van de HP module voor mobiel breedband. Dit label bevindt zich in de accuruimte.
18 Hoofdstuk 2 Voorzieningen
3 Draadloze communicatie, lokaal
netwerk en modem

Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken

Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network): Hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi-netwerken, draadloze LAN's of WLAN's genoemd) in bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en universiteiten. In een WLAN communiceert elk mobiel apparaat met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat (alleen bepaalde modellen): een apparaat waarmee u een PAN (Personal Area
Network) tot stand kunt brengen, zodat u verbinding kunt maken met andere apparaten die draadloze communicatie via Bluetooth ondersteunen, zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. In een PAN communiceert elk apparaat rechtstreeks met andere apparaten en moeten de apparaten zich relatief dicht bij elkaar bevinden, normaal gesproken binnen een straal van 10 meter van elkaar.
Computers met WLAN-apparaten kunnen een of meer van de volgende IEEE-standaarden ondersteunen:
802.11b, de eerste populaire standaard, ondersteunt overdrachtssnelheden tot 11 Mbps en werkt
met een frequentie van 2,4 GHz.
802.11g ondersteunt overdrachtsnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 2,4 GHz.
Een 802.11g WLAN-apparaat is terugwaarts compatibel met 802.11b-apparaten, zodat beide types apparaten binnen hetzelfde netwerk kunnen werken.
802.11a ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 5 GHz.
OPMERKING: 802.11a is niet compatibel met 802.11b en 802.11g.
802.11n ondersteunt een gegevenssnelheid van maximaal 450 Mbps en kan werken op 2,4 GHz
of 5 GHz, waardoor deze norm terugwaarts compatibel is met 802.11a, b en g.
Raadpleeg de informatie en de koppelingen naar websites in Help en ondersteuning als u meer wilt weten over draadloze technologie.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken 19

Pictogrammen voor draadloze communicatie en netwerkstatus

Pictogram Naam Beschrijving
Draadloos (ingeschakeld) Geeft de locatie van het lampje en de actietoets voor draadloze
communicatie op de computer aan. Wordt ook weergegeven bij de HP Wireless Assistant software (Assistent voor draadloze communicatie) op de computer en geeft aan dat een of meer apparaten voor draadloze communicatie zijn ingeschakeld.
Bekabeld netwerk (verbonden)
Bekabeld netwerk (uitgeschakeld/niet verbonden)
Netwerk (verbonden) Geeft aan dat een of meer netwerkstuurprogramma's zijn
Netwerk (niet verbonden) Geeft aan dat een of meer netwerkstuurprogramma's zijn
Netwerk (uitgeschakeld/niet verbonden)
Geeft aan dat een of meer netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat een of meer netwerkapparaten verbinding hebben met een bekabeld netwerk.
Geeft aan dat een of meer netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd maar dat er geen netwerkapparaten verbinding hebben met het netwerk (of dat alle netwerkapparaten zijn uitgeschakeld in Windows Configuratiescherm).
geïnstalleerd en dat een of meer netwerkapparaten verbinding hebben met een draadloos netwerk.
geïnstalleerd en dat er netwerkverbindingen beschikbaar zijn, maar dat er geen netwerkapparaten verbinding hebben met een draadloos netwerk.
Geeft aan dat een of meer netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd maar dat er geen netwerkverbindingen beschikbaar zijn (of dat alle netwerkapparaten zijn uitgeschakeld via de actietoets voor draadloze communicatie (f12) of HP Wireless Assistant).

Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken

Voor de besturing van de apparaten voor draadloze communicatie zijn er de volgende voorzieningen:
Actietoets voor draadloze communicatie (f12)
HP Wireless Assistant software
HP Connection Manager software (alleen bepaalde modellen)
Voorzieningen van het besturingssysteem

Actietoets voor draadloze communicatie gebruiken

De computer heeft een actietoets voor draadloze communicatie (f12), een of meer apparaten voor draadloze communicatie en een of twee lampjes voor draadloze communicatie. Standaard zijn alle apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie brandt (wit), zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie oranje is, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
20 Hoofdstuk 3 Draadloze communicatie, lokaal netwerk en modem
Loading...
+ 109 hidden pages