Microsoft en Windows zijn in de Verenigde
Staten gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation. Bluetooth is een
handelsmerk van de desbetreffende
eigenaar en wordt door Hewlett-Packard
Company onder licentie gebruikt. Het SDlogo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Tweede editie, augustus 2010
Eerste editie, april 2010
Artikelnummer: 609891-332
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Raadpleeg de website van HP op
http://www.hp.com/support voor de
recentste informatie in de
Gebruikershandleiding.
Page 3
Kennisgeving over veiligheid
WAARSCHUWING!U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de
netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn
voor de gebruiker, zoals bepaald in de International Standard for Safety of Information Technology
Equipment (IEC60950).
Video .................................................................................................................................................. 39
Uw vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ....................... 98
11 HP QuickWeb .............................................................................................................................................. 99
QuickWeb in- en uitschakelen ............................................................................................................ 99
Herstelactie uitvoeren vanaf de herstelschijven .............................................................. 112
Herstelactie uitvoeren vanaf de speciale herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) ...... 112
Index ................................................................................................................................................................. 113
x
Page 11
1Voorzieningen
Hardware herkennen
De samenstelling van de computer verschilt per regio/land en per model. Op de afbeeldingen in dit
hoofdstuk worden de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weergegeven.
Ga als volgt te werk om een lijst van in de computer geïnstalleerde hardware weer te geven:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2.Klik in het veld Systeem op Apparaatbeheer.
Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen.
Onderdelen aan de bovenkant
Touchpad
OnderdeelBeschrijving
(1)Aan/uit-knop van touchpadHiermee kunt u het touchpad aan- en uitzetten. Tik snel tweemaal op de knop om
(2)Touchpad*Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel 'cursor' genoemd) verplaatsen en
(3)Linkerknop van het touchpad*Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis.
(4)Rechterknop van het touchpad*Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis.
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Als u de voorkeuren voor cursorbesturing wilt weergeven of
wijzigen, selecteert u Start > Devices and Printers (Apparaten en printers). Klik daarna met de rechtermuisknop op het
pictogram dat uw apparaat vertegenwoordigt en selecteer Muisinstellingen.
het touchpad in of uit te schakelen.
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
Hardware herkennen1
Page 12
Lampjes
OnderdeelBeschrijving
(1)
(2)
(3)
(4)Caps Lock-lampjeWit: Caps Lock is ingeschakeld.
(5)
(6) Lampje van vingerafdruklezer
Aan/uit-lampje
Lampje Volume uitOranje: de luidspreker is uitgeschakeld.
Lampje voor draadloze
communicatie
Touchpad-lampjeOranje: het touchpad is uitgeschakeld.
Wit: computer is ingeschakeld.
●
Knipperend wit: de computer staat in de slaapstand.
●
OPMERKING: Een ander aan/uit-lampje bevindt zich aan de
linkerkant van de computer.
Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie,
●
zoals een draadloosnetwerkmodule en/of een Bluetooth®apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Apparaten voor draadloze communicatie worden
ingeschakeld in de fabriek.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is
●
uitgeschakeld.
Wit: de vingerafdruk is goed gelezen.
●
Oranje: de vingerafdruk is slecht gelezen.
●
2Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Page 13
Aan/uit-knop en vingerafdruklezer
OnderdeelBeschrijving
(1)Aan/uit-knop*
(2)VingerafdruklezerHiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Raadpleeg de gebruikershandleidingen in Help en ondersteuning
voor informatie over het wijzigen van de fabrieksinstellingen.
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-
●
knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-
●
knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
●
aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort
●
op de aan/uit-knop om de hibernationstand te beëindigen.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van
Windows® geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-knop
minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te
schakelen.
Selecteer Start>Configuratiescherm>Systeem enbeveiliging>Energiebeheer voor meer informatie over
energiebeheer.
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
Hardware herkennen3
Page 14
Toetsen
OnderdeelBeschrijving
(1)esc-toetsDruk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
(2)fn-toetsDruk op deze toets in combinatie met de esc-toets om
(3)Windows-logotoetsHiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4)Windows-applicatietoetsHiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer
(5)ActietoetsenHiermee voert u veelgebruikte functies uit.
systeeminformatie weer te geven.
systeeminformatie weer te geven.
staat.
4Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Page 15
Onderdelen aan de voorkant
OnderdeelBeschrijving
(1)Digitale-mediaslotDit slot ondersteunt de volgende typen optionele digitale
(2)Luidsprekers (2)Hiermee wordt het geluid van de computer weergegeven.
kaarten:
Memory Stick (MS)
●
Memory Stick Pro (MSP)
●
MultiMediaCard (MMC)
●
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
●
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart
●
(SDHC) - standaard en groot formaat
xD-Picture Card (XD)
●
Onderdelen aan de rechterkant
OnderdeelBeschrijving
(1)Lampje van de optischeschijfeenheid
(2)OptischeschijfeenheidHierin kunnen optische schijven worden gelezen en
(3)
USB-poorten (2)Hierop sluit u optionele USB-apparatuur aan.
Aan: er wordt geschreven naar of gelezen van
●
de optischeschijfeenheid.
Uit: de optischeschijfeenheid is inactief.
●
geschreven.
Hardware herkennen5
Page 16
OnderdeelBeschrijving
(4) Acculampje
(5)
NetvoedingsconnectorHierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
Onderdelen aan de linkerkant
Wit: de computer is aangesloten op een
●
externe voedingsbron en de accu is volledig
opgeladen.
Oranje: de computer is aangesloten op een
●
externe voedingsbron en de accu wordt
opgeladen.
Knipperend: een accu die de enige
●
beschikbare voedingsbron is, is bijna leeg.
Wanneer de accu een kritiek laag
ladingsniveau bereikt, blijft het acculampje
knipperen.
OnderdeelBeschrijving
(1)
(2)
(3)
(4)
Bevestigingspunt voor beveiligingskabelHiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
Poort voor externe monitorHiermee sluit u een optioneel extern beeldscherm,
Audio-ingang (microfoon)Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals
6Hoofdstuk 1 Voorzieningen
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet
op de eerste plaats een ontmoedigende werking
uitgaan. Deze voorziening kan echter niet
voorkomen dat de computer verkeerd wordt
gebruikt of wordt gestolen.
zoals een monitor of projector, aan op de
computer.
stereomicrofoonarray of monomicrofoon
aansluiten.
optionele stereoluidsprekers met eigen voeding,
een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een televisietoestel, om het computergeluid via
dat apparaat weer te geven.
Page 17
OnderdeelBeschrijving
(5)
(6)
(7)Ventilatieopeningen (3)Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de
(8) RJ-45-netwerklampjes
(9)
Schijfeenheidlampje
Aan/uit-lampje
RJ-45-netwerkconnectorHierop sluit u een netwerkkabel aan.
Wit: er wordt geschreven naar of gelezen van
●
de vaste schijf.
Oranje: HP ProtectSmart Hard Drive
●
Protection heeft tijdelijk de interne vaste
schijf geparkeerd.
Aan: computer is ingeschakeld.
●
Knipperend: de computer staat in de
●
slaapstand.
OPMERKING: Een ander aan/uit-lampje bevindt
zich naast de aan/uit-knop.
interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer
wordt automatisch gestart voor luchtkoeling van
de interne onderdelen van de computer en om
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator af en toe aan- en uitgaat tijdens
het gebruik van de computer.
Wit: het netwerk is aangesloten.
●
Oranje: er is netwerkactiviteit.
●
(10)HDMI-poortHierop kunt u een optioneel HDMI-apparaat
(11)Combo eSATA-/USB-poortHierop sluit u een optioneel USB-apparaat of een
aansluiten.
hoogwaardige eSATA-component aan, zoals een
externe vaste eSATA-schijf.
Hardware herkennen7
Page 18
Onderdelen van het beeldscherm
OnderdeelBeschrijving
(1)Interne beeldschermschakelaarAls u het beeldscherm sluit terwijl de computer is ingeschakeld,
wordt deze schakelaar ingedrukt en het beeldscherm
uitgeschakeld.
(2)WebcamlampjeWit: de webcam is in gebruik.
(3)WebcamHiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
(4)Interne microfoonHiermee kunt u geluid opnemen.
8Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Page 19
Onderdelen aan de onderkant
OnderdeelBeschrijving
(1)AccuruimteHierin bevindt zich de accu.
(2)AccuvergrendelingHiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
(3)Ventilatieopeningen (6)Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
(4)VasteschijfruimteHierin bevindt zich de vaste schijf.
(5)Compartiment voor geheugen/draadloze module Hierin bevinden zich een draadloze LAN-module, een draadloze
Antennes voor draadloze communicatie
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer wordt
automatisch gestart voor luchtkoeling van de interne onderdelen
van de computer en om oververhitting te voorkomen. Het is
normaal dat de interne ventilator af en toe aan- en uitgaat tijdens
het gebruik van de computer.
WAN-module en geheugenmodules.
OPMERKING: Vervang de module alleen door een module die
is goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de regelgeving
met betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie in
uw land/regio. Zo voorkomt u dat het systeem niet meer reageert
en er een waarschuwing verschijnt. Als er na het vervangen van
de module een waarschuwing verschijnt, verwijdert u de module
om de functionaliteit van de computer te herstellen. Neem
vervolgens via Help en ondersteuning contact op met de
technische ondersteuning.
Bepaalde computermodellen zijn voorzien van minimaal twee antennes die signalen verzenden naar
en ontvangen van een of meer apparaten voor draadloze communicatie. Deze antennes zijn niet
zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
Hardware herkennen9
Page 20
OnderdeelBeschrijving
(1)WLAN-antennes (2)*Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local area networks).
(2)WWAN-antennes (2)* (alleen bepaalde
modellen)
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij.
Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze WAN's
(WWAN's, wireless wide area networks).
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte van de
publicatie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu dat van toepassing is op uw land/regio.
Deze voorschriften vindt u in Help en ondersteuning.
10Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Page 21
Overige hardwareonderdelen
OnderdeelBeschrijving
(1)Netsnoer*Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een
(2)NetvoedingsadapterHiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom.
stopcontact.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt.
●
(3)Accu*Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de
computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
*Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per land/regio.
Het servicelabel bevindt zich aan de onderkant van de computer. Houd deze gegevens bij de
hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
Labels11
Page 22
OnderdeelOnderdeelBeschrijving
(1)ProductnaamDit is de productnaam die aan de voorkant van de computer
(2)SerienummerDit is een alfanumerieke identificatiecode die uniek is voor elk
(3)ProductnummerDit is een alfanumerieke identificatiecode die specifieke
(4)GarantieperiodeDit is de periode (in jaren) waarin de computer binnen de
(5)Modelbeschrijving (alleen
bepaalde modellen)
Certificaat van echtheid van Microsoft: bevat de productcode voor Windows. U kunt het
●
zichtbaar is.
product.
informatie geeft over de hardwarecomponenten. Het
productnummer helpt een onderhoudstechnicus bij het
bepalen van de vereiste componenten en onderdelen.
garantie valt.
Dit is een alfanumerieke identificatiecode die u gebruikt
wanneer u documenten, stuurprogramma's en ondersteuning
voor de notebookcomputer zoekt.
productidentificatienummer nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of
problemen met het systeem wilt oplossen. Het certificaat bevindt zich aan de onderkant van de
computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
●
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Certificeringslabel(s) voor draadloze communicatie (uitsluitend voor bepaalde modellen):
●
bevat(ten) informatie over optionele apparatuur voor draadloze communicatie en de keurmerken
van diverse landen waar de apparatuur is goedgekeurd en toegestaan voor gebruik. Een
optioneel apparaat kan een WLAN-adapter of een Bluetooth-apparaat zijn. Als het model
computer is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de computer
voorzien van een of meer certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig hebben als u de
computer in het buitenland wilt gebruiken. Labels met keurmerken voor apparatuur voor
draadloze communicatie bevinden zich in de accuruimte.
SIM-label (Subscriber Identity Module, alleen bepaalde modellen): bevat de ICCID (Integrated
●
Circuit Card Identifier) van de SIM-kaart. Dit label bevindt zich in de accuruimte.
Label met serienummer van HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen):
●
bevat het serienummer van de HP module voor mobiel breedband. Dit label bevindt zich in de
accuruimte.
12Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Page 23
2Netwerk
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network): hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
●
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi-netwerken, draadloze LAN's of WLAN's genoemd) in
bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels
en universiteiten. In een WLAN communiceert elk mobiel apparaat met een draadloze router of
een draadloos toegangspunt.
HP draadloosbreedbandmodule: een draadloos WWAN-apparaat (Wide Area Network) dat
●
toegang biedt tot informatie overal waar mobiele netwerkservices beschikbaar zijn. In een
WWAN communiceert elk mobiel apparaat met het basisstation van een aanbieder van mobiele
netwerkdiensten. Aanbieders van mobiele netwerkdiensten installeren netwerken van
basisstations (vergelijkbaar met masten voor mobiele telefonie) die grote gebieden beslaan,
waardoor ze dekking kunnen bieden in hele provincies, regio's of zelfs landen.
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
●
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Computers met WLAN-apparaten ondersteunen een of meer van de volgende IEEE-industrienormen:
802.11b, de eerste populaire standaard, ondersteunt overdrachtssnelheden tot 11 Mbps en
●
werkt met een frequentie van 2,4 GHz.
802.11g ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van
●
2,4 GHz. Een 802.11g WLAN-apparaat is achterwaarts compatibel met 802.11b-apparaten,
waardoor ze in hetzelfde netwerk kunnen functioneren.
802.11a ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 5 GHz.
●
OPMERKING:802.11a is niet compatibel met 802.11b en 802.11g.
802.11n ondersteunt overdrachtssnelheden tot 450 Mbps en werkt met een frequentie van
●
2,4 GHz of 5 GHz, waardoor het achterwaarts compatibel is met 802.11a, b en g.
Raadpleeg de informatie en de koppelingen naar websites in Help en ondersteuning als u meer wilt
weten over draadloze technologie.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken13
Page 24
Statuspictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen
PictogramNaamBeschrijving
Draadloos (ingeschakeld)Hiermee wordt de locatie van het lampje en de actietoets
voor draadloze communicatie aangegeven. Hiermee wordt
tevens de Wireless Assistant software op de computer
herkend en wordt aangegeven dat een of meer apparaten
voor draadloze communicatie zijn ingeschakeld.
Draadloos (uitgeschakeld)Hiermee wordt aangegeven dat alle apparaten voor
Bekabeld netwerk (aangesloten)Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
Bekabeld netwerk (gedeactiveerd/
losgekoppeld)
Netwerk (gedeactiveerd/losgekoppeld)Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
Netwerk (aangesloten)Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
draadloze communicatie zijn uitgeschakeld. U kunt er ook
de Wireless Assistent software op de computer mee
herkennen.
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat een of
meer netwerkapparaten zijn aangesloten op het netwerk.
Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, dat alle
netwerkapparaten of alle apparaten voor draadloze
communicatie zijn gedeactiveerd in het Configuratiescherm
van Windows en dat er geen netwerkapparaten zijn
aangesloten op een bekabeld netwerk.
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, dat er geen
draadloze verbindingen beschikbaar zijn of dat alle
apparaten voor draadloze communicatie zijn gedeactiveerd
via de actietoets voor draadloze communicatie of via de
Wireless Assistant, en dat er geen netwerkapparaten zijn
aangesloten op een bekabeld netwerk.
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd, dat een of
meer netwerkapparaten zijn aangesloten op een draadloos
netwerk en dat een of meer netwerkapparaten zijn
aangesloten op een bekabeld netwerk.
Netwerk (losgekoppeld)Hiermee wordt aangegeven dat een of meer van uw
netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat
draadloze verbindingen beschikbaar zijn, maar dat er geen
netwerkapparaten zijn aangesloten op een bekabeld of
draadloos netwerk.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
U kunt de apparaten voor draadloze communicatie op de computer met een van deze voorzieningen
in- of uitschakelen:
Actietoets voor draadloze communicatie
●
HP Wireless Assistant software
●
Voorzieningen van het besturingssysteem.
●
Actietoets voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een actietoets voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor
draadloze communicatie en een lampje voor draadloze communicatie. Standaard zijn alle apparaten
14Hoofdstuk 2 Netwerk
Page 25
voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie wit
wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit brandt, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie oranje is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de actietoets
voor draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in
of uit te schakelen. Een afzonderlijk apparaat voor draadloze communicatie kan worden bestuurd via
HP Wireless Assistant.
HP Wireless Assistant software gebruiken
Een apparaat voor draadloze communicatie kan worden in- of uitgeschakeld via de HP Wireless
Assistant software. Als een apparaat voor draadloze communicatie is gedeactiveerd in Setup Utility,
moet het opnieuw worden geactiveerd via Setup Utility voordat het kan worden in- of uitgeschakeld
via Wireless Assistant.
OPMERKING:Als u een draadloos apparaat activeert of inschakelt betekent dit niet dat de
computer automatisch verbinding maakt met een netwerk of Bluetooth-apparaat.
U kunt de status van de apparaten voor draadloze communicatie weergeven door te klikken op het
pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak) en
de muisaanwijzer over het pictogram voor draadloze communicatie te bewegen.
Als het pictogram Draadloos niet in het systeemvak staat, gaat u als volgt te werk om de
eigenschappen van Wireless Assistant te wijzigen:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Windows
Mobiliteitscentrum.
2.Klik op het pictogram voor draadloze communicatie op de tegel Wireless Assistant. Deze bevindt
zich in de onderste rij van het Windows Mobiliteitscentrum.
3.Klik op Eigenschappen.
4.Selecteer het selectievakje naast Pictogram van HP Wireless Assistant in systeemvak.
5.Klik op Toepassen.
6.Klik op Sluiten.
Raadpleeg de online Help van de Wireless Assistant software voor meer informatie.
1.Open Wireless Assistant door te klikken op het pictogram voor draadloze communicatie in
Windows Mobiliteitscentrum.
2.Klik op de knop Help.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Sommige besturingssystemen bieden ook de mogelijkheid om geïntegreerde apparaten voor
draadloze communicatie en de draadloze verbinding te beheren. Zo biedt Windows het
Netwerkcentrum waarmee u een verbinding of netwerk tot stand kunt brengen, verbinding kunt
maken met een netwerk, draadloze netwerken kunt beheren en netwerkproblemen kunt
diagnosticeren en verhelpen.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken15
Page 26
U opent het Netwerkcentrum door te klikken op Start >Configuratiescherm> Netwerk eninternet>Netwerkcentrum.
Selecteer Start>Help en ondersteuning voor meer informatie.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos lokaal netwerk (WLAN), dat
bestaat uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze
router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING:De termen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze
●
netwerken, werken meestal met draadloze toegangspunten, die een groot aantal computers en
accessoires ondersteunen en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
●
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of
software aan te pas komt.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLANinfrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of
bedrijfsnetwerk).
Draadloos netwerk installeren
Als u thuis een draadloos lokaal netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, hebt u
de volgende apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
●
een abonnement bij een internetprovider;
een draadloze router (afzonderlijk aan te schaffen) (2);
●
de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
●
De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten
op het internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Als u meer hulp nodig hebt bij de installatie van een draadloos lokaal netwerk, neemt u contact op
met de fabrikant van de router of met uw internetprovider.
16Hoofdstuk 2 Netwerk
Page 27
Draadloos netwerk beveiligen
Aangezien de WLAN-standaard is ontwikkeld met slechts beperkte beveiligingsfuncties die niet zijn
opgewassen tegen krachtige aanvallen, is het van cruciaal belang dat u begrijpt dat draadloze
netwerken kwetsbaar zijn voor de welbekende veiligheidsrisico's.
Draadloze netwerken in openbare ruimten, of 'hotspots', zoals cafés en vliegvelden beschikken vaak
over geen enkele vorm van beveiliging. Er worden nieuwe technologieën ontwikkeld door fabrikanten
van draadloze apparatuur en hotspotproviders die de openbare omgeving veiliger en anoniemer
maken. Als u zich zorgen maakt over de veiligheid van de computer op een hotspot, kunt u uw
netwerkactiviteiten daar het beste beperken tot niet-kritieke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen
op internet.
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. De gangbare beveiligingsniveaus zijn WPA-Personal (Wi-Fi
Protected Access) en WEP (Wired Equivalent Privacy). Aangezien draadloze radiosignalen tot buiten
het netwerk reiken, kunnen andere WLAN-apparaten onbeveiligde signalen opvangen en
(ongevraagd) verbinding maken met uw netwerk of informatie onderscheppen die via het netwerk
wordt verzonden. U kunt echter de volgende voorzorgsmaatregelen nemen om uw draadloze netwerk
hiertegen te beschermen:
Gebruik een zender met ingebouwde beveiliging
●
Veel draadloze basisstations, gateways en routers bevatten ingebouwde
beveiligingsvoorzieningen, zoals beveiligingsprotocollen en firewalls voor draadloze
communicatie. Met de juiste draadloze zender kunt u uw netwerk beschermen tegen de meest
voorkomende beveiligingsrisico's van draadloze communicatie.
Gebruik een firewall
●
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als gegevensverzoeken controleert die worden
verzonden naar uw netwerk en die eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Firewalls zijn
verkrijgbaar in vele soorten, zowel softwarematig als hardwarematig. In sommige netwerken
wordt een combinatie van beide typen gebruikt.
Gebruik codering voor draadloze communicatie
●
Voor uw draadloze netwerken zijn diverse geavanceerde coderingsprotocollen beschikbaar.
Kies de oplossing die voor uw netwerkbeveiliging het geschiktst is:
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een beveiligingsprotocol voor draadloze communicatie
◦
dat alle netwerkgegevens codeert en een WEP-sleutel verzendt. In de meeste gevallen
kunt u de WEP-sleutel laten toewijzen door het netwerk. Maar u kunt ook uw eigen sleutel
instellen, een andere sleutel genereren of andere geavanceerde opties kiezen. Zonder de
juiste sleutel kunnen anderen niet gebruikmaken van het draadloze netwerk.
WPA (Wi-Fi Protected Access) maakt, net zoals WEP, gebruik van
◦
beveiligingsinstellingen om gegevens te coderen en te decoderen die via het netwerk
worden verzonden. In tegenstelling tot WEP, waarbij één statische beveiligingssleutel wordt
gebruikt voor coderingen, maakt WPA echter gebruik van TKIP (Temporal Key Integrity
Protocol) om voor elk gegevenspakket een nieuwe sleutel te genereren. Bovendien wordt
voor elke computer in het netwerk een afzonderlijke sleutelset gegenereerd.
WLAN gebruiken17
Page 28
Verbinding maken met een WLAN
Ga als volgt te werk om verbinding met het WLAN te maken:
1.Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie wit. Als het lampje oranje is, drukt u op de actietoets voor
draadloze communicatie.
2.Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
3.Selecteer uw WLAN in de lijst.
4.Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingssleutel in te
voeren. Dit is een beveiligingscode. Typ de code en klik vervolgens op OK om de verbinding te
voltooien.
OPMERKING:Als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING:Als het gewenste netwerk niet wordt weergegeven, klikt u op Netwerkcentrum
openen en vervolgens op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Een lijst
met opties wordt weergegeven. U kunt ervoor kiezen om handmatig een netwerk te zoeken en
daarmee verbinding te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding tot stand te brengen.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkpictogram in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de verbinding te
controleren.
OPMERKING:Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naar
gelang de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparaten
of verschillende typen wanden en vloeren.
Meer informatie over het gebruik van een WLAN is beschikbaar via de volgende hulpbronnen:
informatie van uw internetprovider en de instructies van de fabrikant die bij de router en andere
●
apparatuur voor draadloze netwerken zijn geleverd;
informatie en koppelingen naar websites die beschikbaar worden gesteld via Help en
●
ondersteuning.
Neem voor een lijst met openbare WLAN's bij u in de buurt contact op met uw internetprovider of
zoek op het web. Ga naar de website van uw internetprovider of zoek op internet met de zoekterm
'hotspot'. Informeer bij elke locatie met een openbaar draadloos netwerk naar de kosten en de
vereisten voor een verbinding.
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of IT-afdeling voor aanvullende informatie over de
manier waarop u met de computer verbinding kunt maken met een bedrijfsnetwerk.
Naar een ander netwerk roamen
Wanneer u de computer binnen het bereik van een ander draadloos netwerk plaatst, probeert
Windows verbinding te maken met dat netwerk. Als de poging slaagt, wordt de computer automatisch
met het nieuwe netwerk verbonden. Als het nieuwe netwerk niet door Windows wordt herkend, volgt
u dezelfde procedure die u eerder hebt gebruikt om verbinding te maken met uw draadloze netwerk.
18Hoofdstuk 2 Netwerk
Page 29
HP mobiel breedband gebruiken
Met HP mobiel breedband kan de computer via een WWAN (Wireless Wide Area Network) verbinding
maken met internet vanaf meer locaties en over grotere gebieden dan bij gebruik van een WLAN.
Voor het gebruik van HP mobiel breedband hebt u een netwerkserviceprovider (aanbieder vanmobiele netwerkdiensten) nodig. In de meeste gevallen is dit een aanbieder van mobiele telefonie.
De dekking voor HP mobiel breedband is vergelijkbaar met dekking voor mobiele telefonie.
Als u HP mobiel breedband gebruikt in combinatie met de diensten van een aanbieder van mobiele
telefonie, hebt u de vrijheid om verbonden te blijven met internet, e-mailberichten te verzenden of
verbinding te maken met uw bedrijfsnetwerk, ook als u onderweg bent of zich buiten het bereik van
Wi-Fi-hotspots bevindt.
HP mobiel breedband ondersteunt UNDP (Universal Notebook Data Platform), dat
gegevensverbindingen voor notebookcomputers mogelijk maakt.
Mogelijk hebt u het serienummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om de mobiele
breedbanddiensten te activeren. Het serienummer staat op een label aan de binnenkant van de
accuruimte van de computer.
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart
(Subscriber Identity Module). Een SIM-kaart bevat basisgegevens over u, zoals een pincode, en over
het netwerk. Sommige computers bevatten een SIM-kaart die vooraf in de accuruimte is
geïnstalleerd. Als de SIM-kaart niet vooraf is geïnstalleerd, wordt deze mogelijk meegeleverd met de
informatie over HP mobiel breedband bij de computer, of wordt deze mogelijk apart geleverd door de
aanbieder van mobiele netwerkdiensten.
Voor informatie over het plaatsen en verwijderen van de SIM-kaart raadpleegt u de gedeelten 'SIMkaart plaatsen' en 'SIM-kaart verwijderen' in dit hoofdstuk.
Voor informatie over HP mobiel breedband en het activeren van diensten met een
voorkeursaanbieder van mobiele netwerkdiensten, raadpleegt u de informatie over HP mobiel
breedband die is meegeleverd bij de computer. Ga voor meer informatie naar de website van HP op
http://www.hp.com/go/mobilebroadband (alleen Verenigde Staten).
SIM-kaart plaatsen
VOORZICHTIG:Wanneer u een SIM-kaart plaatst, moet u de kaart positioneren met de schuine
hoek zoals op de afbeelding. Wanneer een SIM-kaart achterwaarts of omgekeerd wordt geplaatst,
klikt de accu mogelijk niet goed op zijn plaats en kan dit schade veroorzaken aan de SIM-kaart en de
SIM-connector.
Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een SIM-kaart, om beschadiging van de
connectoren te voorkomen.
U plaatst een SIM-kaart als volgt:
1.Sluit de computer af. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand
staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens
af via het besturingssysteem.
2.Sluit het beeldscherm.
3.Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4.Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5.Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe.
6.Verwijder de accu.
HP mobiel breedband gebruiken19
Page 30
7.Plaats de SIM-kaart in het slot.
8.Plaats de accu terug.
OPMERKING:HP mobiel breedband wordt uitgeschakeld als de accu niet wordt
teruggeplaatst.
9.Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
10. Schakel de computer in.
SIM-kaart verwijderen
U verwijdert een SIM-kaart als volgt:
1.Sluit de computer af. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand
staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens
af via het besturingssysteem.
2.Sluit het beeldscherm.
3.Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4.Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5.Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe.
6.Verwijder de accu.
20Hoofdstuk 2 Netwerk
Page 31
7.Druk op de SIM-kaart (1) om deze uit te werpen en verwijder de SIM-kaart (2).
8.Plaats de accu terug.
9.Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
10. Schakel de computer in.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie
gebruiken
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging
van de traditionele communicatie via fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals:
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network – persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de Helpfunctie van Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van Bluetoothapparaten.
Bluetooth en Internet Connection Sharing (ICS)
HP adviseert niet om een computer met Bluetooth in te stellen als host en te gebruiken als gateway
die door andere computers kan worden gebruikt om verbinding te maken met internet. Wanneer twee
of meer computers met behulp van Bluetooth met elkaar worden verbonden, en ICS (Internet
Connection Sharing) op een van de computers is ingeschakeld, kunnen de andere computers niet via
het Bluetooth-netwerk verbinding maken met internet.
De kracht van Bluetooth ligt in het synchroniseren van de gegevensoverdracht tussen de computer
en draadloze apparatuur, zoals een mobiele telefoon, printer, camera of PDA. Het onvermogen om
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken21
Page 32
op consistente wijze twee of meer computers te verbinden om de internetverbinding via Bluetooth te
kunnen delen, is een beperking van Bluetooth en het besturingssysteem Windows.
Problemen met draadloze verbinding oplossen
Enkele mogelijke oorzaken van problemen met draadloze verbindingen zijn:
De netwerkconfiguratie (SSID of beveiliging) is gewijzigd.
●
Een draadloos apparaat is niet correct geïnstalleerd of is uitgeschakeld.
●
Er is een storing opgetreden in een draadloos apparaat of router.
●
Signalen van het draadloze apparaat worden verstoord door andere apparaten.
●
OPMERKING:Apparaten voor draadloze netwerken worden alleen met bepaalde
computermodellen geleverd. Als draadloos netwerken niet voorkomt in de lijst met voorzieningen op
de oorspronkelijke computerverpakking, kunt u de computer van deze mogelijkheid voorzien door een
apparaat voor draadloze communicatie aan te schaffen.
Voordat u de reeks mogelijke oplossingen voor uw netwerkverbindingsprobleem doorloopt,
controleert u eerst of voor elk draadloos apparaat een stuurprogramma is geïnstalleerd.
De procedures in dit hoofdstuk zijn bedoeld om problemen met een computer die geen verbinding
maakt met het netwerk dat u wilt gebruiken, te diagnosticeren en op te lossen.
Kan geen verbinding maken met een draadloos netwerk (WLAN)
Als het niet lukt verbinding te maken met een WLAN, controleert u of het geïntegreerde WLANapparaat correct is geïnstalleerd op de computer.
OPMERKING:Windows kent de voorziening Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt u om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als
het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2.Klik in het veld Systeem op Apparaatbeheer.
3.Klik op de pijl naast Netwerkadapters om de lijst uit te vouwen en alle adapters weer te geven.
4.Zoek het WLAN-apparaat in de lijst met netwerkadapters. De vermelding van een WLAN-
apparaat bevat mogelijk de termen draadloos, draadloos LAN, WLAN, Wi-Fi of 802.11.
Als er geen WLAN-apparaat wordt vermeld, beschikt de computer niet over een geïntegreerd
WLAN-apparaat of is het stuurprogramma van het WLAN-apparaat niet correct geïnstalleerd.
Raadpleeg de koppelingen naar websites in Help en ondersteuning als u meer wilt weten over het
oplossen van problemen met WLAN's.
22Hoofdstuk 2 Netwerk
Page 33
Kan geen verbinding maken met een WLAN-voorkeursnetwerk
Windows kan automatisch een beschadigde WLAN-verbinding herstellen.
Als een netwerkpictogram wordt weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de
●
taakbalk, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram en klikt u vervolgens op Problemen
oplossen.
Windows stelt uw netwerkapparaat opnieuw in en probeert verbinding te maken met een van de
voorkeursnetwerken.
Als geen netwerkpictogram wordt weergegeven in het systeemvak, doet u het volgende:
●
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2.Klik op Problemen oplossen en selecteer het netwerk dat u wilt herstellen.
Netwerkpictogram wordt niet weergegeven
Als het pictogram van de netwerkstatus niet wordt weergegeven in het systeemvak nadat u het
WLAN hebt geconfigureerd, betekent dit dat het softwarestuurprogramma ontbreekt of beschadigd is.
Mogelijk wordt ook een Windows-foutbericht weergegeven dat een apparaat niet gevonden is.
Installeer het stuurprogramma opnieuw.
Ga voor de recentste software en stuurprogramma's van het WLAN-apparaat voor de computer naar
de website van HP op
aangeschaft, gaat u naar de website van de fabrikant voor de recentste software.
http://www.hp.com. Als het door u gebruikte WLAN-apparaat apart is
Ga als volgt te werk om de nieuwste versie van de software voor het WLAN-apparaat in de computer
op te halen:
1.Open uw webbrowser en ga naar
2.Selecteer uw land of regio.
3.Klik op de optie voor het downloaden van software en stuurprogramma's en typ het
modelnummer van uw computer in het zoekvak.
4.Druk op enter en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING:Als u het door u gebruikte WLAN-apparaat apart hebt aangeschaft, raadpleegt u de
website van de fabrikant voor de nieuwste software.
http://www.hp.com/support.
Huidige beveiligingscodes voor WLAN-netwerk niet beschikbaar
Als u wordt gevraagd naar een netwerksleutel of netwerknaam (SSID) wanneer u verbinding wilt
maken met een WLAN, is het netwerk beveiligd. U hebt de huidige codes nodig om verbinding te
kunnen maken met een beveiligd netwerk. De SSID en netwerksleutel zijn alfanumerieke codes
waaraan de computer kan worden herkend op het netwerk.
Voor een netwerk dat is verbonden met de persoonlijke draadloze router, raadpleegt u de
●
gebruikershandleiding bij de router voor instructies over het instellen van dezelfde codes op
zowel de router als het WLAN-apparaat.
Als u over een privénetwerk beschikt, bijvoorbeeld een netwerk op kantoor of in een openbare
●
internetchatroom, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor de codes en voert u de
codes in wanneer u daarom wordt gevraagd.
In sommige netwerken worden de voor de routers en toegangspunten gebruikte SSID's of
netwerksleutels regelmatig gewijzigd voor een betere beveiliging. In dat geval moet ook de
overeenkomstige code op de computer worden gewijzigd.
Problemen met draadloze verbinding oplossen23
Page 34
Als u nieuwe sleutels en een nieuwe SSID hebt ontvangen voor een netwerk en u eerder was
verbonden met dat netwerk, gaat u als volgt te werk om verbinding te maken met het netwerk:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2.Klik op Draadloze netwerken beheren in het linkerdeelvenster.
Er wordt een lijst weergegeven met de beschikbare WLAN's. Als u zich op een hotspot bevindt
waar meerdere WLAN's actief zijn, worden meerdere WLAN's weergegeven.
3.Selecteer het netwerk in de lijst, klik met de rechtermuisknop op het netwerk en klik vervolgens
op Eigenschappen.
OPMERKING:Als het gewenste netwerk niet wordt weergegeven, raadpleegt u de
netwerkbeheerder om te controleren of de router of het toegangspunt wel actief is.
4.Klik op het tabblad Beveiliging en geef de juiste draadloze coderingsgegevens op in het vak
Netwerkbeveiligingssleutel.
5.Klik op OK om deze instellingen op te slaan.
WLAN-verbinding is zeer zwak
Als de verbinding zeer zwak is of als de computer geen verbinding met een WLAN kan maken, kunt u
als volgt de interferentie (storende signalen) van andere apparatuur minimaliseren:
Verplaats de computer dichter naar de draadloze router of het toegangspunt.
●
Schakel tijdelijk apparaten zoals een magnetron, draadloze telefoon of mobiele telefoon uit, om
●
storing door andere apparaten te voorkomen.
Als de verbinding niet verbetert, kunt u proberen om alle verbindingswaarden op het apparaat
opnieuw in te stellen:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
2.Klik op Draadloze netwerken beheren in het linkerdeelvenster.
Er wordt een lijst weergegeven met de beschikbare WLAN's. Als u zich op een hotspot bevindt
waar meerdere WLAN's actief zijn, worden meerdere WLAN's weergegeven.
3.Klik op een netwerk en klik vervolgens op Verwijderen.
Kan geen verbinding maken met de draadloze router
Als uw pogingen om verbinding te maken met de draadloze router niet lukken, stelt u de draadloze
router opnieuw in door gedurende 10 tot 15 seconden de stroom uit te schakelen.
Als de computer nog geen verbinding maakt met het draadloze netwerk, start u de draadloze router
opnieuw op. Raadpleeg de instructies van de fabrikant van de router voor meer informatie.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig (niet meegeleverd). Als de netwerkkabel is voorzien van een ruisonderdrukkingscircuit (1),
waarmee storing door tv- en radiosignalen wordt voorkomen, sluit u het kabeleinde met het
ruisonderdrukkingscircuit (2) aan op het apparaat.
24Hoofdstuk 2 Netwerk
Page 35
U sluit de netwerkkabel als volgt aan:
WAARSCHUWING!Sluit geen modemkabel of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector
om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
1.Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector van de computer (1).
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2).
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)25
Page 36
3Aanwijsapparaten en toetsenbord
Cursorbesturing gebruiken
Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten
aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de
aanwijzer instellen.
Als u de eigenschappen van de muis wilt weergeven, selecteert u Start > Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Muis.
Touchpad gebruiken
Touchpad in- of uitschakelen
Het touchpad is standaard ingeschakeld. Tik twee keer snel achtereen op de aan/uit-knop van het
touchpad om het touchpad in en uit te schakelen.
OPMERKING:Het touchpad is uit wanneer de aan/uit-knop van het touchpad uit is.
Navigeren
Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, tikt en schuift u uw vinger over het touchpad in de richting waarin
u de aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknoppen van het touchpad zoals u de
knoppen op een externe muis zou gebruiken. Als u omhoog en omlaag wilt schuiven met het
touchpad, tikt en schuift u met uw vinger omhoog en omlaag over het touchpad.
OPMERKING:Als u het touchpad gebruikt om de aanwijzer te verplaatsen, haalt u eerst uw vinger
van het touchpad voordat u begint te schuiven.
26Hoofdstuk 3 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Page 37
Selecteren
Gebruik de linker- en rechterknoppen van het touchpad zoals u de knoppen op een externe muis zou
gebruiken.
Cursorbesturing gebruiken27
Page 38
Touchpadbewegingen gebruiken
Het touchpad ondersteunt een aantal touchpadbewegingen. Om de touchpadbewegingen te
activeren, plaatst u twee vingers tegelijkertijd op het touchpad, zoals beschreven in de volgende
gedeeltes.
De in dit gedeelte beschreven touchpadbewegingen zijn in de fabriek ingeschakeld. U schakelt deze
bewegingen als volgt in of uit:
1.Dubbelklik op het pictogram Synaptics in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk
en klik op het tabblad Apparaatinstellingen.
2.Selecteer het apparaat en klik op Instellingen.
3.Selecteer de beweging die u wilt uitschakelen of opnieuw wilt activeren.
4.Klik op Toepassen en vervolgens op OK.
OPMERKING:De computer ondersteunt ook andere touchpadbewegingen, die standaard zijn
uitgeschakeld. Om deze voorzieningen weer te geven en in te schakelen, klikt u op het
pictogram Synaptics in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en daarna op het
tabblad Apparaatinstellingen. Selecteer het apparaat en klik op Instellingen.
Schuiven
Schuiven is handig wanneer u een pagina of afbeelding omhoog of omlaag wilt bewegen. Doe het
volgende om te schuiven: plaats twee vingers enigszins uit elkaar op het touchpad en sleep deze
over het touchpad. Beweeg hierbij omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
OPMERKING:De schuifsnelheid wordt bepaald door de snelheid van uw vingers.
Drukken/inzoomen
Met de drukfunctie kunt u in- of uitzoomen op items zoals PDF-bestanden, afbeeldingen en foto's.
Ga als volgt te werk om te drukken:
Zoom in door twee vingers naast elkaar op het touchpad te plaatsen. Beweeg ze vervolgens
●
langzaam uit elkaar om de grootte van het object geleidelijk aan te vergroten.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar op het touchpad te plaatsen. Beweeg ze vervolgens
●
langzaam naar elkaar toe om de grootte van het object geleidelijk aan te verkleinen.
28Hoofdstuk 3 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Page 39
Externe muis aansluiten
U kunt een externe USB-muis aansluiten op de computer via een van de USB-poorten op de
computer. U kunt een USB-muis ook aansluiten op het systeem via de poorten op een optioneel
dockingapparaat.
Actietoetsen gebruiken
Actietoetsen zijn bepaalde toetsen boven aan het toetsenbord waaraan aangepaste acties zijn
toegewezen.
Als u een actietoets wilt gebruiken, houdt u deze toets ingedrukt. De toegewezen actie wordt dan
uitgevoerd.
OPMERKING:Afhankelijk van de applicatie die u gebruikt, wordt er als u op fn en een van de
actietoetsen drukt, in die applicatie een snelmenu geopend.
OPMERKING:De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening
uitschakelen in Setup Utility (BIOS) en de toegewezen functie weer inschakelen door op de fn-toets
en een van de functietoetsen te drukken.
Pictogram
ActieBeschrijving
Help en ondersteuningHiermee opent u Help en ondersteuning, dat informatie bevat over het
besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen,
zelfstudieprogramma's en updates voor de computer.
Help en ondersteuning voorziet ook in geautomatiseerde probleemoplossing en
koppelingen naar ondersteuningsspecialisten.
Actietoetsen gebruiken29
Page 40
Pictogram
ActieBeschrijving
Beeldschermhelderheid
omlaag
Beeldschermhelderheid
omhoog
Schakelen tussen
beeldschermen
Vorige muziekstuk/
hoofdstuk
Afspelen/pauzerenHiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of
StoppenHiermee stopt u het afspelen van een audio-cd, dvd of bd.
Volgende muziekstuk/
hoofdstuk
Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid steeds verder verlaagd.
Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid steeds verder verhoogd.
Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn
aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt de
weergave iedere keer dat u op deze toets drukt, overgeschakeld tussen het scherm
van de computer, de monitor, en zowel het computerscherm als de monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard
om videogegevens van de computer te ontvangen. De actietoets f4 kan ook de
weergave overschakelen tussen andere apparaten die van de computer
videogegevens ontvangen.
Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van
een dvd of bd af.
hervatten.
Als een audio-cd, dvd of bd niet wordt afgespeeld, drukt u op deze toets om
●
het afspelen te starten of te hervatten.
Als een audio-cd, dvd of bd wordt afgespeeld, drukt u op deze toets om het
●
afspelen te onderbreken.
Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende
gedeelte van een dvd of bd af.
Volume verlagenWanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder
Volume verhogenWanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder
Geluid in-/uitschakelenHiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
Draadloze communicatieHiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
Hotkeys gebruiken
Hotkeys zijn combinaties van de fn-toets (1) met de esc-toets (2) of met een van de pijltoetsen (3).
verlaagd.
verhoogd.
OPMERKING: Met deze toets kunt u geen draadloze verbinding tot stand
brengen. Als u een draadloze verbinding tot stand wilt brengen, moet er een
draadloos netwerk zijn ingesteld.
30Hoofdstuk 3 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Page 41
Pictogram
FunctieSneltoetsBeschrijving
Systeeminformatie weergevenfn+escHiermee geeft u informatie weer over de
Omhoog schuivenfn+pijl-omhoogHiermee schuift u een pagina omhoog.
Omlaag schuivenfn+pijl-omlaagHiermee schuift u een pagina omlaag.
Naar het begin gaanfn+pijl-linksHiermee gaat de cursor terug naar het begin van de regel
Naar het einde gaanfn+pijl-rechtsHiermee wordt de cursor aan het eind van de regel of het
hardwareonderdelen en het versienummer van het
systeem-BIOS.
waarop de cursor staat of naar het begin van het
document.
document geplaatst.
Als u een hotkey-opdracht wilt gebruiken, gebruikt u een van de volgende methoden:
Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de sneltoetsopdracht.
●
– of –
Houd de fn-toets ingedrukt, druk kort op de tweede toets van de sneltoetsopdracht en laat
●
vervolgens beide toetsen tegelijk los.
Touchpad en toetsenbord reinigen
Als het touchpad vies of vettig wordt, is het mogelijk dat de aanwijzer onverwachte bewegingen gaat
maken. U kunt dit vermijden door het touchpad te reinigen met een vochtige doek en uw handen
regelmatig te wassen wanneer u met de computer werkt.
WAARSCHUWING!Gebruik geen stofzuigeraccessoires om het toetsenbord te reinigen, om het
risico van een elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan
stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
Reinig het toetsenbord regelmatig om te voorkomen dat toetsen blijven steken en om stof, pluisjes en
kruimels te verwijderen die onder de toetsen terechtkomen. U kunt een spuitbus met perslucht en een
rietje gebruiken om lucht om en onder de toetsen te blazen en vuil te verwijderen.
Touchpad en toetsenbord reinigen31
Page 42
32Hoofdstuk 3 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Page 43
4Multimedia
Multimediavoorzieningen
De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren, naar films kunt
kijken en afbeeldingen en foto's kunt bekijken. De computer beschikt mogelijk over de volgende
multimediacomponenten:
Optischeschijfeenheid voor het afspelen van audio- en videoschijven
●
Geïntegreerde luidsprekers om muziek te beluisteren
●
Geïntegreerde microfoon om zelf geluidsopnamen te maken
●
Geïntegreerde webcam waarmee u video-opnamen kunt maken en verspreiden
●
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware waarmee u muziek, films, afbeeldingen en foto's kunt
●
afspelen en beheren
Multimedia-actietoetsen voor snelle toegang tot multimediataken
●
OPMERKING:De computer beschikt mogelijk niet over alle vermelde componenten.
In de volgende gedeelten wordt uitgelegd hoe u de multimediacomponenten van de computer
herkent en gebruikt.
Multimediacomponenten herkennen
De volgende afbeelding en tabel geven informatie over de multimediavoorzieningen van de
computer.
Multimediavoorzieningen33
Page 44
OnderdeelBeschrijving
(1)Lampje van de webcamDit lampje gaat branden wanneer videosoftware gebruikmaakt
van de webcam.
(2)WebcamHiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
(3)Interne microfoonHiermee kunt u geluid opnemen.
(4)Actietoets voor volume verlagenAls u het volume wilt verlagen, drukt u op de actietoets f9.
(5)Actietoets voor volume verhogenAls u het volume wilt verlagen, drukt u op de actietoets f10.
(6)Actietoets voor geluid in-/uitschakelenAls u het geluid wilt dempen of herstellen, drukt u op de
(7)Luidsprekers (2)Hiermee wordt het geluid van de computer weergegeven.
(8)Audio-uitgang (hoofdtelefoon)Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele
(9)Audio-ingang (microfoon)Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
34Hoofdstuk 4 Multimedia
actietoets f11.
stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een
oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het
computergeluid via dat apparaat weer te geven.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het
risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg de Informatie overvoorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende
veiligheidsinformatie.
OPMERKING: Wanneer u een extern audioapparaat aansluit
op de hoofdtelefoonuitgang, worden de computerluidsprekers
uitgeschakeld.
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
Page 45
Voorzieningen voor het afspelen van media gebruiken
Met de actietoetsen voor het afspelen van media regelt u het afspelen van een audio-cd of een dvd of
bd die in de optischeschijfeenheid is geplaatst.
Actietoetsen voor het afspelen van media gebruiken
U kunt media afspelen met de actietoetsen f5, f6, f7 en f8.
Als een audio-cd, dvd of bd niet wordt afgespeeld, drukt u op de actietoets f6(2) om de schijf af
●
te spelen.
Terwijl een audio-cd, dvd of bd wordt afgespeeld, gebruikt u de volgende actietoetsen:
●
Als u het afspelen van de schijf wilt onderbreken of hervatten, drukt u op de actietoets f6
◦
(2).
Als u de schijf wilt stopzetten, drukt u op de actietoets f7(3).
◦
Om het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige hoofdstuk van een dvd of bd af te
◦
spelen, drukt u op de actietoets f5(1).
Om het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende hoofdstuk van een dvd of
◦
bd af te spelen, drukt u op de actietoets f8 (4).
Multimediasoftware
Op de computer staat vooraf geïnstalleerde multimediasoftware. Sommige modellen worden geleverd
met aanvullende multimediasoftware op een optische schijf.
Afhankelijk van de hardware en software die bij de computer is geleverd, kunnen de volgende
multimediataken worden ondersteund:
Digitale media afspelen, waaronder audio- en video-cd's, dvd's en bd's en internetradio.
●
Gegevens-cd's samenstellen of kopiëren.
●
Audio-cd's samenstellen, bewerken en branden.
●
Video's of films maken, bewerken en branden op een dvd of video-cd.
●
Multimediasoftware35
Page 46
VOORZICHTIG:Neem de volgende richtlijnen in acht om het risico van verlies van gegevens of
schade aan een schijf te beperken:
Sluit de computer aan op een betrouwbare externe voedingsbron voordat u naar een schijf schrijft.
Schrijf niet naar een schijf als de computer op accuvoeding werkt.
Sluit alle programma's voordat u naar de schijf begint te schrijven, behalve de schrijfsoftware die u
gebruikt.
Kopieer niet rechtstreeks van een bronschijf naar een doelschijf of van een netwerkschijf naar een
doelschijf. Kopieer eerst van een bronschijf of netwerkschijf naar uw vaste schijf en kopieer
vervolgens van de vaste schijf naar de doelschijf.
Gebruik het toetsenbord van de computer niet en verplaats de computer niet terwijl de computer naar
een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
OPMERKING:Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van software die met de computer
is geleverd de instructies van de fabrikant van de software. Deze instructies kunnen beschikbaar zijn
op schijf, als online Help-bestanden of op de website van de fabrikant.
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware openen
1.Selecteer Start > Alle programma's.
2.Klik op het programma dat u wilt openen.
HP MediaSmart software gebruiken
Op de computer is vooraf HP MediaSmart software geïnstalleerd. MediaSmart maakt van uw
computer een mobiel entertainmentcentrum. U kunt naar muziek luisteren en dvd- en bd-films
afspelen. U kunt ook internettelevisie kijken en uw fotoverzamelingen beheren en bewerken.
MediaSmart bevat de volgende voorzieningen:
Met een internetverbinding kunt u klassiekers uit de oude doos afspelen, kiezen uit een scala
●
van tv-programma's en tv-zenders en de zender HP-TV op het volledige scherm bekijken.
Ondersteuning voor het uploaden van foto's en video's:
●
Foto's uploaden naar een online fotoservice, zoals Snapfish.
◦
Video's uploaden naar YouTube.
◦
Video's die u met de webcam hebt gemaakt, uploaden naar het internet.
◦
Pandora Internet-radio (alleen Noord-Amerika): naar muziek luisteren die speciaal voor u is
●
geselecteerd en wordt gestreamd via internet.
Ga als volgt te werk om MediaSmart te starten:
Dubbelklik op het pictogram MediaSmart op de taakbalk.
▲
Andere multimediasoftware gebruiken
Selecteer Start > Alle programma's en open vervolgens het multimediaprogramma dat u wilt
▲
gebruiken. Als u bijvoorbeeld Windows Media Player wilt gebruiken om een muziek-cd af te
spelen, klikt u op Windows Media Player.
36Hoofdstuk 4 Multimedia
Page 47
– of –
1.Plaats een schijf in de optischeschijfeenheid.
Het dialoogvenster Automatisch afspelen wordt geopend.
2.Klik op een multimediataak in de lijst en kies vervolgens de software die u wilt gebruiken voor
die taak.
Multimediasoftware vanaf een schijf installeren
1.Plaats de schijf in de optischeschijfeenheid.
2.Volg de instructies die worden weergegeven in de installatiewizard.
3.Start de computer opnieuw op als daarom wordt gevraagd.
Audio
Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende audiovoorzieningen te gebruiken:
Muziek afspelen via de computerluidsprekers en/of aangesloten externe luidsprekers
●
Geluid opnemen met de interne microfoon of een externe microfoon aansluiten
●
Muziek downloaden van internet
●
Multimediapresentaties maken met beeld en geluid
●
Beeld en geluid overbrengen met expresberichtprogramma's
Audio-cd's maken of 'branden' (alleen bepaalde modellen)
●
Externe audioapparatuur aansluiten
WAARSCHUWING!Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid
en milieu voor aanvullende veiligheidsinformatie.
Als u externe apparaten zoals externe luidsprekers, een hoofdtelefoon of een microfoon wilt
aansluiten, raadpleegt u de bij het apparaat verstrekte informatie. Voor optimale resultaten zijn de
volgende tips van belang:
Controleer of de apparaatkabel correct is aangesloten op de juiste uitgang van de computer.
●
(Kabelconnectoren hebben normaliter een kleurcodering: de kleur van de connector komt
overeen met de kleur van de bijbehorende aansluiting op de computer.)
Installeer alle stuurprogramma's die zijn vereist voor het externe apparaat.
●
OPMERKING:Een stuurprogramma is een vereist programma dat fungeert als 'vertaler'
tussen het apparaat en de programma's die gebruikmaken van het apparaat.
Audio37
Page 48
Audiofuncties controleren
U controleert het systeemgeluid van de computer als volgt:
1.Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Volume op de taakbalk en selecteer vervolgens
Geluiden.
– of –
Selecteer Start>Configuratiescherm>Hardware en geluiden>Geluid.
2.Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen het gewenste geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en
klik op de knop Test.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1.Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Geluidsrecorder.
2.Klik op Opname starten en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3.Open Windows Media Player of MediaSmart en speel het geluid af.
OPMERKING:Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Als u de audio-instellingen van de computer wilt bevestigen of wijzigen, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid.
Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang) gebruiken
WAARSCHUWING!Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid
en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid.
VOORZICHTIG:Voorkom mogelijke schade aan een extern apparaat door geen connector met een
enkel geluidskanaal (monoconnector) aan te sluiten op de hoofdtelefoonuitgang.
Naast het aansluiten van een hoofdtelefoon kunt u de hoofdtelefoonuitgang ook gebruiken voor
audio-uitvoer van audioapparaten, zoals luidsprekers met externe voeding of een stereosysteem.
Gebruik alleen een stereostekker van 3,5 mm als u een apparaat aansluit op de
hoofdtelefoonuitgang.
Wanneer u een extern audioapparaat aansluit op een hoofdtelefoonuitgang, worden de luidsprekers
uitgeschakeld.
Audio-ingang (microfooningang) gebruiken
De computer is voorzien van een stereomicrofooningang. Deze ingang ondersteunt een optionele
stereomicrofoonarray of een monomicrofoon. Met behulp van geluidsopnamesoftware en een externe
stereomicrofoon kunt u stereo-opnamen maken.
Gebruik een microfoon met een stekker van 3,5 mm als u een microfoon aansluit op de
microfoonuitgang.
38Hoofdstuk 4 Multimedia
Page 49
Video
Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende videovoorzieningen te gebruiken:
Films bekijken
●
Spelletjes spelen via internet
●
Afbeeldingen en video's bewerken en presentaties maken
●
Externe videoapparatuur aansluiten
●
U kunt televisiekijken via internet, of livetelevisiebeelden bekijken, opnemen en stilzetten met
●
een optionele tv-tuner (apart verkrijgbaar)
Externemonitorpoort gebruiken
Via de externemonitorpoort kunt u een extern weergaveapparaat aansluiten op de computer, zoals
een externe monitor of projector.
Als u een weergaveapparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de kabel van het apparaat
▲
aan op de externemonitorpoort.
OPMERKING:Als een extern weergaveapparaat op de juiste wijze is aangesloten maar geen beeld
geeft, drukt u op f4 om het beeld naar het apparaat te schakelen. Druk herhaaldelijk op f4 om te
schakelen tussen weergave op het computerbeeldscherm en het externe weergaveapparaat.
HDMI-apparaat aansluiten
De computer beschikt over een HDMI-poort (High Definition Multimedia Interface). Hiermee kan de
computer worden aangesloten op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-definition
televisie en andere compatibele digitale video- of audioapparatuur.
OPMERKING:Als u videosignalen wilt verzenden via de HDMI-poort, hebt u een HDMI-kabel nodig
(niet meegeleverd).
De computer kan gelijktijdig beelden weergeven op één op de HDMI-poort aangesloten HDMIapparaat, en op het beeldscherm van de computer of een ander ondersteund extern
weergaveapparaat.
Video39
Page 50
U sluit als volgt een video- of audioapparaat aan op de HDMI-poort:
1.Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat volgens de instructies van de
fabrikant.
3.Druk op de actietoets f4 op de computer om het beeld te schakelen tussen de
weergaveapparaten die zijn aangesloten op de computer.
Audio voor HDMI configureren (alleen bepaalde modellen)
Als u HDMI-audio wilt configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een highdefinition televisie, aan op de HDMI-poort op de computer. Configureer vervolgens als volgt het
standaardapparaat voor audioweergave:
1.Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2.Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of op Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).
3.Klik op Standaard en vervolgens op OK.
Ga als volgt te werk om de audio weer af te spelen via de computerluidsprekers:
1.Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2.Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3.Klik op Standaard en vervolgens op OK.
Optischeschijfeenheid
Met de optischeschijfeenheid kunt u cd's, dvd's of bd's afspelen, kopiëren en samenstellen,
afhankelijk van het type optischeschijfeenheid van de computer en de software die op uw computer is
geïnstalleerd.
Type optischeschijfeenheid bepalen
Selecteer Start > Computer.
▲
40Hoofdstuk 4 Multimedia
Page 51
Optische schijven (cd's, dvd's en bd's) gebruiken
Een optischeschijfeenheid, zoals een dvd-romstation, ondersteunt optische schijven (cd's en dvd's).
Deze schijven worden gebruikt voor het opslaan van gegevens, zoals muziek, foto's en films. Dvd's
hebben een grotere opslagcapaciteit dan cd's.
De optischeschijfeenheid kan standaard cd- en dvd-schijven lezen. Als de optischeschijfeenheid een
Blu-ray Disc (BD)-station is, kan dit station ook bd's lezen.
OPMERKING:Sommige vermelde optischeschijfeenheden worden mogelijk niet ondersteund door
de computer. De vermelde schijfeenheden zijn niet per definitie alle optischeschijfeenheden die
worden ondersteund.
In de volgende tabel kunt u zien naar welke optische schijven de verschillende typen
optischeschijfeenheden kunnen schrijven.
Type optischeschijfeenheid
Dvd-romstationNeeNeeNeeNeeNee
Dvd±r SuperMulti DL
LightScribe-station*
Blu-ray rom dvd±r
SuperMulti DL-station*
Blu-ray r/re dvd±rw
SuperMulti DL-station*
*Op schijven met dubbele laag kunnen meer gegevens worden opgeslagen dan op schijven met enkele laag. Schijven met
dubbele laag die zijn gebrand met deze schijfeenheid, zijn echter mogelijk niet compatibel met veel stuurprogramma's en
spelers voor dvd's met enkele laag.
†
LightScribe-schijven moeten apart worden aangeschaft. LightScribe maakt een afbeelding met grijstinten die lijkt op een
zwart-witfoto.
†
Schrijven
naar cd-rw
JaJaJaJaNee
JaJaJaNeeNee
JaJaJaNeeJa
Schrijven
naar
dvd±rw/r
Schrijven naar
dubbellaags dvd+r
VOORZICHTIG:Activeer de slaapstand of hibernationstand niet terwijl er wordt gelezen van een
cd, dvd of bd, of wordt geschreven naar een cd of dvd. Zo voorkomt u mogelijke audio- of
videoverslechtering, gegevensverlies of verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit.
Juiste type schijf kiezen (cd's, dvd's en bd's)
Etiket schrijven
naar LightScribe-cd
of dvd±rw/r
Schrijven
naar bd r/re
Een optischeschijfeenheid ondersteunt optische schijven (cd's, dvd's en bd's). Cd's, die worden
gebruikt voor de opslag van digitale gegevens, worden ook gebruikt voor commerciële audioopnamen en zijn handig voor persoonlijke opslagbehoeften. Dvd's en bd's worden hoofdzakelijk
gebruikt voor films, software en back-ups van gegevens. Dvd's en bd's hebben hetzelfde formaat als
cd's, maar hebben een veel grotere opslagcapaciteit.
OPMERKING:Mogelijk ondersteunt de optischeschijfeenheid in uw computer niet alle typen
optische schijven die in dit gedeelte worden beschreven.
Optischeschijfeenheid41
Page 52
Cd-r-schijven
Gebruik cd-r-schijven (één keer schrijven) om permanente archieven aan te leggen en bestanden uit
te wisselen. Kenmerkende toepassingen zijn:
Distributie van grote presentaties
●
Uitwisseling van gescande en digitale foto's, videoclips en geschreven gegevens
●
Maken van eigen muziek-cd's
●
Permanente archieven aanleggen van computerbestanden en gescande privébestanden
●
Bestanden van de vaste schijf elders opslaan om schijfruimte vrij te maken
●
Nadat de gegevens naar de schijf zijn geschreven, kunnen ze niet meer worden gewist of
overschreven.
Cd-rw-schijven
Gebruik een cd-rw-schijf (een herschrijfbare versie van een cd) om grote projecten op te slaan die
vaak moeten worden bijgewerkt. Kenmerkende toepassingen zijn:
Ontwikkeling en beheer van grote documenten en projectbestanden
●
Vervoer van werkbestanden
●
Maken van wekelijkse back-ups van bestanden op de vaste schijf
●
Continu bijwerken van foto's, video, audio en gegevens
●
Dvd±r-schijven
Gebruik lege dvd±r-schijven om grote hoeveelheden gegevens permanent op te slaan. Nadat de
gegevens naar de schijf zijn geschreven, kunnen ze niet meer worden gewist of overschreven.
Dvd±rw-schijven
Met dvd±rw-schijven kunt u eerder opgeslagen gegevens wissen of overschrijven. Dit type schijf is
ideaal voor het testen van audio- of video-opnamen voordat u ze op een cd of dvd brandt die niet kan
worden gewijzigd.
42Hoofdstuk 4 Multimedia
Page 53
LightScribe dvd+r-schijven
Met LightScribe dvd+r-schijven kunt u gegevens, video's en foto's delen met anderen en opslaan.
Deze schijven kunnen worden gelezen door de meeste dvd-romstations en dvd-spelers. Met een dvdromstation dat LightScribe ondersteunt en LightScribe-software kunt u gegevens naar de schijf
schrijven en vervolgens een zelf ontworpen label aanbrengen op de buitenkant van de schijf.
Blu-ray Discs (bd's)
Bd is een type high-density optische schijf voor de opslag van digitale informatie, waaronder highdefinition video. Op een Blu-ray-schijf met enkele laag kan 25 GB worden opgeslagen, meer dan vijf
keer zoveel als op een dvd met enkele laag (4,7 GB). Op een Blu-ray-schijf met dubbele laag kan
50 GB worden opgeslagen, bijna zes keer zoveel als op een dvd met dubbele laag (8,5 GB).
Kenmerkende toepassingen zijn:
Opslag van grote hoeveelheden gegevens
●
Weergave en opslag van high-definition video
●
Videospellen
●
OPMERKING:Aangezien Blu-ray een nieuwe indeling is met nieuwe technologieën, kunnen zich
bepaalde problemen voordoen met schijven, digitale aansluiting, compatibiliteit en/of prestaties. Het
gaat hierbij niet om gebreken in het product. Een perfecte weergave op alle systemen is niet
gegarandeerd.
Cd, dvd of bd afspelen
1.Zet de computer aan.
2.Druk op de ejectknop (1) op het voorpaneel van de schijfeenheid om de lade te openen.
3.Trek de lade uit (2).
4.Houd de cd of dvd bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats
de schijf op de as in de lade met het label naar boven.
OPMERKING:Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins
schuin zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen.
Optischeschijfeenheid43
Page 54
5.Druk de schijf voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt (3).
6.Sluit de lade.
Als u Automatisch afspelen nog niet hebt geconfigureerd, wordt het dialoogvenster Automatisch
afspelen geopend. In dit venster kunt u selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken.
OPMERKING:Bij het afspelen van een bd bereikt u het beste resultaat als de netvoedingsadapter
is aangesloten op een externe voedingsbron.
Automatisch afspelen configureren
1.Selecteer Start > Standaardprogramma's > Instellingen voor Automatisch afspelen
wijzigen.
2.Controleer of het selectievakje Automatisch afspelen voor alle media en apparaten
gebruiken is ingeschakeld.
3.Klik op Selecteer een standaardinstelling en selecteer vervolgens een van de beschikbare
opties voor elk weergegeven mediatype.
4.Klik op Opslaan om uw keuzen te bevestigen.
OPMERKING:Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie over Automatisch afspelen.
Regio-instelling voor dvd's wijzigen
De meeste dvd's met auteursrechtelijk beschermde bestanden bevatten ook regiocodes. Regiocodes
zijn een hulpmiddel voor de internationale bescherming van auteursrechten.
U kunt een dvd met regiocode alleen afspelen als de regiocode op de dvd overeenkomt met de regioinstelling van uw dvd-station.
VOORZICHTIG:U kunt de regio-instelling van het dvd-station slechts vijf keer wijzigen.
De vijfde regio-instelling die u selecteert, wordt de permanente regio-instelling van het dvd-station.
Op het tabblad DVD-regio kunt u zien hoe vaak u de regio-instelling nog kunt wijzigen.
44Hoofdstuk 4 Multimedia
Page 55
Ga als volgt te werk om de instelling te wijzigen met het besturingssysteem:
2.Klik in het linkerdeelvenster op Apparaatbeheer.
OPMERKING:Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken
als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van
Windows-instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning in Windows voor meer informatie.
3.Klik in het venster Apparaatbeheer op de pijl naast Dvd-/cd-rom-stations om de lijst uit te
vouwen.
4.Klik met de rechtermuisknop op het dvd-station waarvan u de regio-instelling wilt wijzigen en klik
vervolgens op Eigenschappen.
5.Breng de gewenste wijzigingen aan op het tabblad DVD-regio.
6.Klik op OK.
Waarschuwing met betrekking tot auteursrecht
Het illegaal kopiëren van auteursrechtelijk beschermd materiaal, waaronder computerprogramma's ,
films, uitzendingen en geluidsopnamen, is een strafrechtelijke overtreding op grond van het
toepasselijke auteursrecht. Gebruik deze computer niet voor dergelijke doeleinden.
Cd of dvd kopiëren
1.Selecteer Start > Alle programma's > Cyberlink DVD Suites > Power2Go.
2.Plaats de schijf die u wilt kopiëren in de optischeschijfeenheid.
3.Klik op het pictogram Copy Disc (Schijf kopiëren) boven aan het scherm en klik vervolgens op
Copy Disc (Schijf kopiëren) links op het scherm.
Power2Go leest de bronschijf en kopieert de gegevens naar een tijdelijke map op de vaste
schijf.
4.Verwijder, wanneer u hier om wordt verzocht, de bronschijf uit de optischeschijfeenheid en
plaats een lege schijf in de schijfeenheid.
Nadat de informatie is gekopieerd, wordt de gemaakte schijf automatisch uitgeworpen.
Maken (branden) van een cd, dvd of bd
VOORZICHTIG:Neem de auteursrechtwaarschuwing in acht. Het illegaal kopiëren van
auteursrechtelijk beschermd materiaal, waaronder computerprogramma's, films, uitzendingen en
geluidsopnamen, is een strafrechtelijke overtreding op grond van toepasselijk auteursrecht. Gebruik
deze computer niet voor dergelijke doeleinden.
Als de optischeschijfeenheid van het type cd-rw, dvd-rw of dvd±-rw is, kunt u met behulp van
software zoals Windows Media Player gegevens- en audiobestanden branden, waaronder MP3- en
WAV-muziekbestanden.
Neem de volgende richtlijnen in acht bij het branden van een cd, dvd of bd:
Sla open bestanden op en sluit alle programma's af voordat u een schijf brandt.
●
Een cd-r of dvd-r is gewoonlijk het meest geschikt voor het branden van audiobestanden, omdat
●
de informatie na het kopiëren niet meer kan worden gewijzigd.
Optischeschijfeenheid45
Page 56
Omdat sommige stereo-installaties in huis of in de auto geen cd-rw's kunnen afspelen, kunt u
●
het beste cd-r's gebruiken om muziek-cd's te branden.
Een cd-rw of dvd-rw is over het algemeen het meest geschikt voor het branden van
●
gegevensbestanden of voor het testen van audio- of video-opnamen voordat u ze op een cd of
dvd brandt die niet kan worden gewijzigd.
Dvd-spelers in huiskamersystemen ondersteunen gewoonlijk niet alle dvd-indelingen.
●
Raadpleeg de handleiding bij de dvd-speler voor een overzicht van ondersteunde indelingen.
Een MP3-bestand neemt minder ruimte in beslag dan muziekbestanden met andere indelingen,
●
en het proces voor het maken van een MP3-schijf is gelijk aan het proces voor het maken van
een gegevensbestand. MP3-bestanden kunnen alleen worden afgespeeld op MP3-spelers of op
computers waarop MP3-software is geïnstalleerd.
U brandt als volgt een cd, dvd of bd:
1.Download of kopieer de bronbestanden naar een map op de vaste schijf.
2.Plaats een lege schijf in de optischeschijfeenheid.
3.Selecteer Start > Alle programma's en selecteer de software die u wilt gebruiken.
4.Selecteer het type schijf dat u wilt maken: gegevens, audio of video.
5.Klik met de rechtermuisknop op Start, Windows Verkenner openen en ga naar de map waarin
de bronbestanden zijn opgeslagen.
6.Open de map en sleep de bestanden naar de schijfeenheid die de lege schijf bevat.
7.Start het brandproces, zoals aangegeven door het programma dat u hebt gekozen.
OPMERKING:U kunt geen audio-dvd maken met Cyberlink Power2Go.
Raadpleeg de instructies van de softwarefabrikant voor specifiekere instructies. Deze instructies
kunnen worden geleverd bij de software, op schijf of op de website van de fabrikant.
Optische schijf (cd, dvd of bd) verwijderen
1.Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen en trek de lade
voorzichtig zo ver mogelijk uit (2).
46Hoofdstuk 4 Multimedia
Page 57
2.Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING:Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
3.Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Problemen oplossen
In de volgende gedeelten worden enkele veelvoorkomende problemen en mogelijke oplossingen
beschreven.
De lade van de optischeschijfeenheid gaat niet open bij het verwijderen van een cd,
dvd of bd
1.Steek het uiteinde van een paperclip (1) in de ontgrendelingsopening in het voorpaneel van de
schijfeenheid.
2.Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver
mogelijk uit (2).
Optischeschijfeenheid47
Page 58
3.Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING:Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
4.Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
De computer herkent de optischeschijfeenheid niet
Als Windows een geïnstalleerd apparaat niet detecteert, kan het zijn dat het
apparaatstuurprogramma ontbreekt of is beschadigd. Als u vermoedt dat de optischeschijfeenheid
niet wordt gedetecteerd, controleert u of de optischeschijfeenheid staat vermeld in Apparaatbeheer.
1.Verwijder eventuele schijven uit de optischeschijfeenheid.
2.Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging. Klik vervolgens in het veld
Systeem op Apparaatbeheer.
3.Klik in het venster Apparaatbeheer op de pijl naast Dvd-/cd-rom-stations om de lijst uit te
vouwen en alle geïnstalleerde schijfeenheden weer te geven.
4.Klik met de rechtermuisknop op het optische apparaat om de volgende taken uit te voeren:
Stuurprogrammasoftware bijwerken
●
Uitschakelen
●
Verwijderen
●
Zoeken naar hardwarewijzigingen. Windows scant het systeem op geïnstalleerde hardware
●
en installeert de benodigde stuurprogramma's.
Klik op Eigenschappen om te controleren of het apparaat correct werkt.
●
In het venster Eigenschappen wordt gedetailleerde informatie over het apparaat
◦
weergegeven, waarmee u problemen kunt oplossen.
Klik op het tabblad Stuurprogramma om de stuurprogramma's voor dit apparaat bij te
◦
werken, uit te schakelen of te verwijderen.
48Hoofdstuk 4 Multimedia
Page 59
Onderbrekingen tijdens het afspelen voorkomen
U voorkomt als volgt dat het afspelen wordt onderbroken:
Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd, dvd of bd afspeelt.
●
Sluit geen hardware aan en koppel geen hardware los tijdens het afspelen van een schijf.
●
Activeer de hibernationstand of de slaapstand niet tijdens het afspelen van een schijf. Anders krijgt u
een waarschuwingsbericht te zien met de vraag of u wilt doorgaan. Als dit bericht wordt
weergegeven, klikt u op Nee. Zodra u op Nee hebt geklikt, reageert de computer op een van de
volgende manieren:
Het afspelen wordt hervat.
●
– of –
Mogelijk wordt het afspeelscherm van het multimediaprogramma gesloten. U kunt verdergaan
●
met het afspelen van de cd, dvd of bd door op de knop Afspelen te klikken in het
multimediaprogramma. In uitzonderlijke gevallen moet u het programma mogelijk afsluiten en
opnieuw starten.
Een schijf wordt niet afgespeeld
Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd, dvd of bd afspeelt.
●
Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd, dvd of bd afspeelt.
●
Controleer of de schijf juist is geplaatst.
●
Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een
●
pluisvrije doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand.
Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset
●
voor optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Schakel de slaapstand uit alvorens de schijf af te spelen.
●
Activeer de hibernationstand of slaapstand niet tijdens het afspelen van een schijf. Als u dat wel
doet, verschijnt mogelijk een waarschuwing waarin u wordt gevraagd of u door wilt gaan. Als dit
bericht verschijnt, klikt u op Nee. Nadat u op Nee hebt geklikt, kan het volgende gebeuren:
Het afspelen wordt hervat.
◦
– of –
Mogelijk wordt het afspeelscherm van het multimediaprogramma gesloten. U kunt
◦
verdergaan met het afspelen van de schijf door op de knop Afspelen te klikken in het
multimediaprogramma. In uitzonderlijke gevallen moet u het programma mogelijk afsluiten
en opnieuw starten.
Vergroot de ruimte voor de systeembronnen:
●
Schakel printers en scanners uit en koppel camera's en draagbare apparaten los. Door
◦
deze Plug and Play-apparaten los te koppelen maakt u waardevolle systeembronnen vrij,
hetgeen resulteert in betere afspeelprestaties.
Wijzig de kleureigenschappen van het bureaublad. Omdat het menselijk oog kleuren niet
◦
meer zo goed kan onderscheiden bij meer dan 16-bits kleur, ziet u waarschijnlijk geen
verschil bij het bekijken van een film als u de kleureigenschappen van het systeem
terugbrengt tot 16-bits kleur. Ga hiervoor als volgt te werk:
Optischeschijfeenheid49
Page 60
1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het bureaublad en selecteer
Schermresolutie.
2. Klik op Geavanceerde instellingen> tabblad Beeldscherm.
3. Klik op Hoge kleuren (16-bits) als deze instelling nog niet is geselecteerd.
4. Klik op OK.
Een schijf wordt niet automatisch afgespeeld
1.Selecteer Start > Standaardprogramma's > Instellingen voor Automatisch afspelen
wijzigen.
2.Controleer of het selectievakje Automatisch afspelen voor alle media en apparaten
gebruiken is ingeschakeld.
3.Klik op Opslaan.
Als u een schijf in de optischeschijfeenheid plaatst, moet die nu automatisch starten.
Een film stopt, slaat stukken over of wordt niet naar behoren afgespeeld
Druk op de knop Afspelen. Mogelijk hebt u het afspelen van de film per ongeluk onderbroken.
●
Maak de schijf schoon.
●
Maak systeembronnen vrij. Enkele suggesties hiervoor zijn:
●
Verbreek de verbinding met internet.
◦
Wijzig de kleureigenschappen van het bureaublad:
◦
1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het bureaublad en selecteer
Schermresolutie.
2. Klik op Geavanceerde instellingen> tabblad Beeldscherm.
3. Klik op Hoge kleuren (16-bits) als deze instelling nog niet is geselecteerd.
4. Klik op OK.
Koppel externe apparaten los, zoals een printer, scanner, camera of draagbaar apparaat.
◦
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm
1.Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld,
drukt u een of meer keren op de actietoets f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen.
2.Ga als volgt te werk om de monitorinstellingen zodanig te configureren dat het externe
beeldscherm het primaire beeldscherm wordt:
a.Klik met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het bureaublad en selecteer
Schermresolutie.
b.Geef een primair en een secundair beeldscherm op.
OPMERKING:Als beide beeldschermen worden gebruikt, verschijnt het filmbeeld niet op een
beeldscherm dat is ingesteld als secundair beeldscherm.
Als u informatie wilt over een multimediaonderwerp dat niet is behandeld in deze handleiding, gaat u
naar Start>Help en ondersteuning.
50Hoofdstuk 4 Multimedia
Page 61
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het gereed is
Controleer of alle programma's zijn afgesloten.
●
Schakel de slaapstand en de hibernationstand uit.
●
Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt. Raadpleeg de
●
gebruikershandleidingen voor meer informatie over schijftypen.
Controleer of de schijf correct is geplaatst.
●
Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
●
Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u
●
probeert de inhoud te branden op een nieuwe schijf. Brand daarna de nieuwe schijf vanaf de
vaste schijf.
Installeer het stuurprogramma voor het apparaat waarmee u schijven brandt opnieuw. Dit
●
stuurprogramma bevindt zich in de categorie Dvd/cd-rom-stations in Apparaatbeheer.
Een apparaatstuurprogramma moet opnieuw worden geïnstalleerd
1.Verwijder eventuele schijven uit de optischeschijfeenheid.
2.Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging. Klik vervolgens in het veld
Systeem op Apparaatbeheer.
3.Klik in het venster Apparaatbeheer op de pijl naast het type stuurprogramma dat u wilt
verwijderen en opnieuw wilt installeren (bijvoorbeeld Dvd-/cd-roms, Modems, enzovoort).
4.Klik met de rechtermuisknop op de vermelding van het apparaat en klik op Verwijderen.
Wanneer u hierom wordt gevraagd, bevestigt u dat u het apparaat wilt verwijderen. Start de
computer echter niet opnieuw op. Herhaal dit voor eventuele andere stuurprogramma's die u wilt
verwijderen.
5.Klik in het venster Apparaatbeheer op Actie en klik vervolgens op Zoeken naar
hardwarewijzigingen. Windows scant het systeem op geïnstalleerde hardware en installeert
standaardstuurprogramma's voor alle apparaten waarvoor stuurprogramma's zijn vereist.
OPMERKING:Wanneer u wordt verzocht de computer opnieuw op te starten, slaat u alle open
bestanden op en voert u een herstart uit.
6.Open indien nodig Apparaatbeheer opnieuw en controleer of de stuurprogramma's nu wel
worden vermeld.
7.Probeer het programma opnieuw uit te voeren.
Als het probleem niet is opgelost door het verwijderen en opnieuw installeren van de
apparaatstuurprogramma's, moet u mogelijk de stuurprogramma's bijwerken middels de procedures
die in het volgende gedeelte worden beschreven.
Recentste apparaatstuurprogramma's van HP verkrijgen
1.Open uw webbrowser, ga naar
2.Klik op de optie voor het downloaden van software en stuurprogramma's, typ het modelnummer
van uw computer in het productvak en druk op enter.
http://www.hp.com/support en selecteer uw land/regio.
3.Klik bij de weergegeven modellen op uw specifieke product.
4.Klik op het besturingssysteem Windows 7.
Optischeschijfeenheid51
Page 62
5.Wanneer de lijst met stuurprogramma's verschijnt, klikt u op een bijgewerkt stuurprogramma om
een venster met extra informatie te openen.
6.Klik op Nu installeren om het bijgewerkte stuurprogramma te installeren zonder het bestand te
downloaden.
– of –
Klik op Download only (Alleen downloaden) om het bestand op te slaan op de computer.
Wanneer u hierom wordt verzocht, klikt u op Save (Opslaan) en selecteert u een opslaglocatie
op de vaste schijf.
Nadat het bestand is gedownload, gaat u naar de map waarin het bestand is opgeslagen.
Dubbelklik op het bestand om het te installeren.
7.Als u hierom wordt verzocht, start u de computer opnieuw op nadat de installatie is voltooid.
Controleer daarna of het apparaat naar behoren werkt.
U kunt de meest recente Windows-apparaatstuurprogramma's verkrijgen via Windows Update. U
kunt instellen dat deze voorziening automatisch moet controleren of er updates zijn voor het
Windows-besturingssysteem en andere producten van Microsoft, en deze updates vervolgens moet
installeren.
Ga als volgt te werk om Windows Update te gebruiken:
1.Selecteer Start > Alle programma's > Windows Update.
2.Klik op Naar updates zoeken.
3.Volg de instructies op het scherm.
Webcam
De computer heeft een geïntegreerde webcam, die zich boven aan het beeldscherm bevindt. Met de
geïntegreerde webcam kunt u video opnemen en delen.
Bij het gebruik van de webcam krijgt u de beste resultaten als u zich aan de volgende richtlijnen
houdt:
●
●
OPMERKING:Als u Windows Update nog niet eerder hebt ingesteld, wordt u gevraagd om
een aantal instellingen op te geven voordat u kunt zoeken naar updates.
Als u problemen ondervindt bij het weergeven of verzenden van multimediabestanden naar
iemand in een ander lokaal netwerk of buiten uw netwerkfirewall, schakelt u de firewall tijdelijk
uit. Voer de gewenste taak uit en schakel daarna de firewall weer in. Om het probleem definitief
op te lossen, configureert u de firewall zo nodig opnieuw en past u de regels en instellingen aan.
Plaats heldere lichtbronnen zo mogelijk achter de camera en buiten het beeldveld.
52Hoofdstuk 4 Multimedia
Page 63
Eigenschappen webcam aanpassen
U kunt de eigenschappen van de webcam aanpassen in het dialoogvenster Eigenschappen, dat kan
worden geopend vanuit verschillende programma's die gebruikmaken van de geïntegreerde camera.
Meestal kunt u dit dialoogvenster open vanuit een configuratie-, instellingen- of eigenschappenmenu:
Brightness (Helderheid): Hiermee stelt u de hoeveelheid licht in het beeld in. Een hogere
●
instelling voor helderheid zorgt voor een lichter beeld. Een lagere instelling voor helderheid zorgt
voor een donkerder beeld.
Contrast: Hiermee stelt u het verschil tussen lichtere en donkerdere delen van het beeld in. Een
●
hogere instelling voor contrast zorgt voor een scherper beeld. Een lagere instelling voor contrast
behoudt het oorspronkelijke dynamische bereik, maar zorgt voor een vlakker beeld.
Hue (Kleurtint): Hiermee stelt u het kleuraspect in dat de kleur onderscheidt van een andere
●
kleur (waardoor een kleur bijvoorbeeld als rood, groen of blauw wordt waargenomen). Kleurtint
is niet hetzelfde als verzadiging. Verzadiging is de intensiteit van de kleurtint.
Saturation (Verzadiging): Hiermee stelt u de kracht in van een kleur in het uiteindelijke beeld.
●
Een hogere instelling voor verzadiging zorgt voor een meer uitgesproken beeld. Een lagere
instelling voor verzadiging zorgt voor een subtieler beeld.
Sharpness (Scherpte): Hiermee stelt u de definitie in van randen in een beeld. Een hogere
●
instelling voor scherpte zorgt voor een sterker gedefinieerd beeld. Een lagere instelling voor
scherpte zorgt voor een zachter beeld.
Gamma (Kleurgamma): Hiermee stelt u het contrast in dat van invloed is op de middelste
●
grijswaarden of middentonen van een afbeelding. Met deze optie kunt u de helderheid van de
middelste grijswaarden en middentonen instellen, zonder de donkere en lichte plekken drastisch
aan te passen. Een lagere instelling voor gamma zorgt ervoor dat grijstinten in de richting van
zwart gaan en donkere kleuren nog donkerder worden.
Backlight Comp (Tegenlichtcorrectie): Hiermee wordt het beeld gecorrigeerd als er sprake is
●
van veel tegenlicht. Als dit niet zou gebeuren, zou het beeld onduidelijk worden of zou alleen
een silhouet van het onderwerp zichtbaar zijn.
Selecteer Start>Help en ondersteuning voor informatie over het gebruik van de webcam.
Webcam53
Page 64
5Energiebeheer
Opties voor energiebeheer instellen
Standen voor energiebesparing gebruiken
Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de slaapstand en de
hibernationstand.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen. Het beëindigen van de slaapstand gaat
sneller dan het beëindigen van de hibernationstand. Als de slaapstand gedurende lange tijd
geactiveerd is of als de acculading een kritiek laag niveau bereikt terwijl de slaapstand is geactiveerd,
wordt de hibernationstand geactiveerd.
Wanneer de hibernationstand wordt geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen in een
hibernationbestand op de vaste schijf en wordt de computer afgesloten.
VOORZICHTIG:Activeer de slaapstand of de hibernationstand niet terwijl er wordt gelezen van of
geschreven naar een schijf of een externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van
de audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING:Wanneer de computer in de slaapstand of de hibernationstand staat, is het niet
mogelijk om netwerkverbindingen te maken of de computer te gebruiken.
Slaapstand activeren of beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de slaapstand wordt geactiveerd als de computer 15
minuten inactief is geweest en op accuvoeding werkt, of als de computer 30 minuten inactief is
geweest en op een externe voedingsbron werkt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer
van het Configuratiescherm van Windows.
Als de computer is ingeschakeld, kunt u op elk van de volgende manieren de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop.
●
Sluit het beeldscherm.
●
Klik op Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Slaapstand.
●
U kunt op elk van de volgende manieren de slaapstand beëindigen:
Druk kort op de aan/uit-knop.
●
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
●
Druk op een willekeurige toets op het toetsenbord, of op een willekeurige knop op de
●
afstandsbediening (alleen bepaalde modellen).
Activeer het touchpad.
●
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en verschijnt uw werk op
het punt waar u was gestopt met werken en de slaapstand werd geactiveerd.
54Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Page 65
OPMERKING:Als u hebt ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Hibernationstand activeren of beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de hibernationstand wordt geactiveerd als de computer
1.080 minuten (18 uur) minuten inactief is geweest en op accuvoeding of netvoeding werkt, of
wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer
van het Configuratiescherm van Windows.
U activeert als volgt de hibernationstand:
Klik op Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Hibernationstand.
▲
U beëindigt als volgt de hibernationstand:
Druk kort op de aan/uit-knop.
▲
De aan/uit-lampjes gaan branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was
gestopt met werken en de hibernationstand werd geactiveerd.
OPMERKING:Als u hebt ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de hibernationstand te
beëindigen, moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat uw werk weer op het scherm
verschijnt.
Energiemeter gebruiken
De Energiemeter bevindt zich in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Met de
Energiemeter hebt u snel toegang tot Energiebeheer, kunt u de acculading bekijken en een ander
energiebeheerschema selecteren.
Beweeg de cursor over het pictogram van de Energiemeter om de acculading en het huidige
●
energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de Energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te
●
krijgen tot Energiebeheer.
Verschillende accumeters geven aan of de computer op accuvoeding of netvoeding werkt. Het
pictogram geeft ook een bericht weer wanneer de accu bijna leeg is, de acculading een kritiek laag
niveau bereikt of overschakelt op reservevoeding.
Ga als volgt te werk om het pictogram van de Energiemeter te verbergen of weer te geven:
1.Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl
aan de linkerkant van het systeemvak).
2.Klik op Meldingspictogrammen aanpassen.
3.Selecteer Pictogrammen en waarschuwingen weergeven voor het pictogram Volume onder
Gedrag.
4.Klik op OK.
Energiebeheerschema's gebruiken
Een energiebeheerschema bestaat uit een reeks systeeminstellingen waarmee het energieverbruik
van de computer wordt beheerd. U kunt energiebeheerschema's gebruiken om energie te besparen
of de prestaties van de computer te maximaliseren.
Opties voor energiebeheer instellen55
Page 66
U kunt de instellingen van energiebeheerschema's aanpassen of uw eigen energiebeheerschema
maken.
Huidig energiebeheerschema weergeven
Klik op het accupictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
▲
– of –
Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
Ander energiebeheerschema selecteren
Klik op het pictogram Energiemeter in het systeemvak en selecteer een energiebeheerschema
▲
in de lijst.
– of –
Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer en selecteer
een energiebeheerschema in de lijst.
Energiebeheerschema's aanpassen
1.Hierdoor kunt u gegevens verliezen wanneer de acculading van de computer een kritiek laag
niveau bereikt. Klik op het pictogram Accumeter in het systeemvak en klik vervolgens op Meer
opties.
– of –
Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2.Selecteer een energiebeheerschema en klik vervolgens op Instellingen voor schema wijzigen.
3.Breng de gewenste wijzigingen aan.
4.Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen om meer instellingen te wijzigen.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen energiebesparende
stand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de hibernationstand:
1.Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2.Klik in het linkerdeelvenster op Wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3.Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4.Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING:Als u een wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt maken of het bestaande
wachtwoord wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw gebruikersaccount instellen of
wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen wachtwoord wilt maken voor uw
gebruikersaccount of uw wachtwoord niet wilt wijzigen, gaat u door naar stap 5.
5.Klik op Wijzigingen opslaan.
Externe netvoeding gebruiken
Externe netvoeding wordt geleverd door een van de volgende apparaten:
56Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Page 67
WAARSCHUWING!Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een compatibele adapter die als
accessoire is aangeschaft bij HP.
Goedgekeurde netvoedingsadapter
●
Optioneel dockingapparaat
●
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties:
WAARSCHUWING!Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert
●
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast
●
Wanneer u informatie naar een cd, dvd of bd schrijft
●
Als u de computer aansluit op externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De accu laadt op.
●
Als de computer is ingeschakeld, verandert het accupictogram op de taakbalk van vorm.
●
Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over op accuvoeding.
●
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
●
Als u de helderheid van het beeldscherm wilt verhogen, drukt op de actietoets f3 of sluit u de
netvoedingsadapter opnieuw aan.
Netvoedingsadapter aansluiten
WAARSCHUWING!Ga als volgt te werk om het risico van een elektrische schok en schade aan de
apparatuur te beperken:
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat altijd gemakkelijk te bereiken is.
Onderbreek de stroomtoevoer aan de computer door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
te trekken (niet uit de computer).
Als bij het product een netsnoer met een 3-pins stekker is geleverd, sluit u het netsnoer aan op een
geaard 3-pins stopcontact. Probeer niet de aarding te omzeilen door bijvoorbeeld adapters of
stekkerdozen zonder aarding te gebruiken. De aarding is een belangrijke veiligheidsvoorziening.
U sluit de computer als volgt aan op een externe netvoedingsbron:
1.Sluit de netvoedingsadapter aan op de netvoedingsconnector (1) op de computer.
2.Sluit het netsnoer aan op de netvoedingsadapter (2).
Externe netvoeding gebruiken57
Page 68
3.Sluit het andere uiteinde van het netsnoer aan op een stopcontact (3).
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer is aangesloten op netvoeding en een van de volgende
symptomen vertoont:
De computer gaat niet aan.
●
Het beeldscherm blijft leeg.
●
De aan/uit-lampjes zijn uit.
●
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
1.Verwijder de accu uit de computer.
2.Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en vervolgens op een stopcontact.
3.Zet de computer aan.
Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Neem contact op met de technische ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een
vervangende netvoedingsadapter. Selecteer Start > Help en ondersteuning > Hulp vragen.
Accuvoeding gebruiken
Wanneer er zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op
een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is aangesloten
op een externe netvoedingsbron, werkt de computer op netvoeding.
Als er een opgeladen accu in de computer is geplaatst en de computer op externe voeding werkt via
de netvoedingsadapter, schakelt de computer over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter
wordt losgekoppeld van de computer.
OPMERKING:De helderheid van het beeldscherm wordt verlaagd om accuvoeding te besparen
wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding. Als u de helderheid van het beeldscherm wilt
verhogen, drukt op de actietoets f3 of sluit u de netvoedingsadapter opnieuw aan.
U kunt een accu in de computer laten zitten of de accu verwijderen en opbergen. Dit is afhankelijk
van de manier waarop u de computer gebruikt. Als u de accu in de computer laat zitten wanneer de
computer is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen. Bovendien wordt zo uw
58Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Page 69
werk beschermd in geval van een stroomstoring. Een accu in de computer wordt echter langzaam
ontladen wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
WAARSCHUWING!Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde accu, een
door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als accessoire is aangeschaft bij
HP.
De werktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten en andere factoren.
Accu's herkennen
Er wordt één lithium-ionaccu bij de computer geleverd.
Accu-informatie vinden in Help en ondersteuning
Help en ondersteuning biedt de volgende hulpprogramma's en informatie over de accu:
Accucontrole, waarmee u de prestaties van de accu kunt controleren.
●
Informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
●
slaan om de levensduur van de accu te maximaliseren.
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
●
Ga als volgt te werk om de informatie over de accu te openen:
Selecteer Start>Help en ondersteuning>Informatie > Energiebeheerschema's:
▲
veelgestelde vragen.
Accucontrole gebruiken
Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de in de computer geïnstalleerde accu.
Ga als volgt te werk om HP Accucontrole uit te voeren:
1.Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING:De computer moet zijn aangesloten op een externe voedingsbron. Als dat niet
het geval is, functioneert Accucontrole niet naar behoren.
2.Selecteer Start > Help en ondersteuning > Problemen oplossen > Voeding, thermisch en
mechanisch.
3.Klik op het tabblad Voeding en klik vervolgens op Accucontrole.
Dit hulpmiddel onderzoekt of de accu en accucellen naar behoren functioneren en brengt vervolgens
verslag uit van de resultaten van het onderzoek.
Acculading weergeven
Beweeg de cursor over het pictogram Accumeter in het systeemvak aan de rechterkant van de
▲
taakbalk.
Accu plaatsen of verwijderen
VOORZICHTIG:Bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron vormt,
kunnen er gegevens verloren gaan. Activeer de hibernationstand of schakel de computer uit via
Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
Accuvoeding gebruiken59
Page 70
U plaatst de accu als volgt:
1.Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe.
2.Breng de voorkant van de accu op één lijn met de buitenrand van de accuruimte (1).
3.Draai de accu in de accuruimte totdat de accu goed op zijn plaats zit (2). De accuvergrendeling
vergrendelt de accu automatisch (3).
U verwijdert een accu als volgt:
1.Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2.Verschuif de accuvergrendeling (1) om de accu los te koppelen.
OPMERKING:De accuvergrendeling keert automatisch terug naar de oorspronkelijke positie.
60Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Page 71
3.Kantel de accu (2) omhoog en verwijder de accu uit de computer (3).
Accu opladen
WAARSCHUWING!Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een
netvoedingsadapter, een optionele voedingsadapter of een optioneel dockingapparaat.
De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen
verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
Het opladen kan langer duren wanneer de accu nieuw is, langer dan twee weken niet is gebruikt of
veel warmer of kouder is dan de normale kamertemperatuur.
Ga als volgt te werk om de accuwerktijd te verlengen en de nauwkeurigheid van de weergave van de
acculading te optimaliseren:
Als u een nieuwe accu oplaadt, wacht u tot de accu volledig is opgeladen voordat u de computer
●
inschakelt.
Laad de accu op tot het acculampje van de computer wit wordt.
●
OPMERKING:Als de computer is ingeschakeld wanneer de accu wordt opgeladen, is het
mogelijk dat de Energiemeter op de taakbalk aangeeft dat de accu voor 100 procent is
opgeladen, terwijl dit nog niet het geval is.
Laad de accu pas op wanneer deze door normaal gebruik is ontladen tot ongeveer 5 procent
●
van de volledige lading.
Als de accu één maand of langer niet is gebruikt, is het noodzakelijk de accu te kalibreren in
●
plaats van op te laden.
Accuvoeding gebruiken61
Page 72
Het acculampje geeft als volgt de status van de acculading aan:
Wit: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu is volledig opgeladen.
●
Oranje: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu wordt opgeladen.
●
Knipperend: een accu die de enige beschikbare voedingsbron is, is bijna leeg. Wanneer de accu
●
een kritiek laag ladingsniveau bereikt, blijft het acculampje knipperen.
Ontlaadtijd van de accu maximaliseren
De ontlaadtijd van de accu is afhankelijk van de voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op
accuvoeding werkt. De maximale ontlaadtijd wordt geleidelijk aan korter, doordat de opslagcapaciteit
van de accu afneemt. Dit is een natuurlijk proces.
Tips voor het maximaliseren van de ontlaadtijd van de accu:
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
●
Controleer de instelling Energiebesparing in Energiebeheer.
●
Verwijder de accu uit de computer wanneer de accu niet wordt gebruikt of opgeladen.
●
Bewaar de accu op een koele, droge plek.
●
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn
ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem
daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van het Configuratiescherm van
Windows. Voorkeuren die u in Energiebeheer instelt, zijn niet van invloed op de werking van de
lampjes.
Lage acculading herkennen
Als een accu die de enige voedingsbron van de computer is bijna leeg is, gaat het acculampje
knipperen.
Als u niets onderneemt wanneer de accu bijna leeg is, wordt het niveau van de acculading kritiek laag
en blijft het acculampje knipperen.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
Als de hibernationvoorziening is ingeschakeld en de computer is ingeschakeld of in de
●
slaapstand staat, wordt de hibernationstand geactiveerd.
Als de hibernationvoorziening is uitgeschakeld en de computer is ingeschakeld of in de
●
slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de
computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Lage acculading verhelpen
VOORZICHTIG:Wacht met het herstellen van de voeding totdat de aan/uit-lampjes uit zijn. Zo
beperkt u het risico van gegevensverlies wanneer de hibernationstand is geactiveerd doordat het
ladingsniveau van de accu in de computer kritiek laag is geworden.
62Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Page 73
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
▲
netvoedingsadapter
●
optioneel dockingapparaat
●
optionele voedingsadapter
●
Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is
1.Schakel de computer uit of activeer de hibernationstand.
2.Verwijder de lege accu en plaats vervolgens een volle accu.
3.De computer inschakelen.
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is
Activeer de hibernationstand.
▲
– of –
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet kan beëindigen
Als de computer niet voldoende acculading heeft om de hibernationstand te beëindigen, gaat u als
volgt te werk:
1.Plaats een opgeladen accu of sluit de computer aan op een externe voedingsbron.
2.Druk op de aan/uit-knop om de hibernationstand te beëindigen.
Accu kalibreren
Kalibreer een accu in de volgende gevallen:
als de weergegeven acculading onjuist lijkt te zijn
●
als u constateert dat de werktijd van de accu duidelijk anders is dan tevoren
●
Zelfs als een accu intensief wordt gebruikt, is het niet nodig om de accu vaker dan eens per maand te
kalibreren. Het is ook niet nodig om een nieuwe accu te kalibreren.
Stap 1: laad de accu volledig op
WAARSCHUWING!Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
OPMERKING:De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar
het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
U laadt als volgt de accu volledig op:
1.Plaats de accu in de computer.
2.Sluit de computer aan op een netvoedingsadapter, optionele voedingsadapter of optioneel
dockingapparaat, en sluit de adapter of het apparaat aan op een externe netvoedingsbron.
Het acculampje van de computer brandt oranje.
3.Zorg dat de computer op de externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is
opgeladen.
Accuvoeding gebruiken63
Page 74
Het acculampje van de computer brandt wit.
Stap 2: schakel de energiebesparende voorzieningen uit
1.Klik op het pictogram Energiemeter in het systeemvak en klik vervolgens op Meer opties.
– of –
Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2.Klik onder het huidige energiebeheerschema op De schema-instellingen wijzigen.
3.Noteer de instellingen voor Het beeldscherm uitschakelen na in de kolom Op accu, zodat u
deze kunt herstellen na het kalibreren.
4.Wijzig de instellingen voor Het beeldscherm uitschakelen na in Nooit.
5.Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen.
6.Klik op het plusje naast Slaapstand en klik vervolgens op het plusje naast Sluimerstand na.
7.Noteer de instelling voor Op accu onder Sluimerstand na, zodat u deze instelling na de
kalibratie weer kunt opgeven.
8.Wijzig de instelling voor Op accu naar Nooit.
9.Klik op OK.
10. Klik op Wijzigingen opslaan.
Stap 3: ontlaad de accu
Tijdens het ontladen van de accu moet de computer ingeschakeld blijven. De accu wordt ontladen,
ongeacht of de computer in gebruik is. Wanneer u de computer gebruikt, verloopt het ontladen echter
sneller.
Als u de computer onbeheerd wilt achterlaten tijdens het ontladen, slaat u uw gegevens op
●
voordat u de ontladingsprocedure start.
Als u de computer incidenteel gebruikt tijdens de ontladingsprocedure en u wachttijden voor
●
energiebesparing hebt ingesteld, kunnen de volgende verschijnselen optreden tijdens het
ontladingsproces:
De monitor wordt niet automatisch uitgeschakeld.
◦
De snelheid van de vaste schijf neemt niet automatisch af wanneer de computer inactief is.
◦
De hibernationstand wordt niet automatisch geactiveerd.
◦
Ga als volgt te werk om de accu te ontladen:
1.Koppel de computer los van de externe voedingsbron, maar schakel de computer niet uit.
2.Laat de computer op accuvoeding werken totdat de accu volledig is ontladen. Het acculampje
gaat knipperen wanneer de accu bijna ontladen is. Wanneer de accu volledig is ontladen, gaat
het acculampje uit en wordt de computer afgesloten.
64Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Page 75
Stap 4: laad de accu volledig op
Ga als volgt te werk om de accu op te laden:
1.Zorg dat de computer op een externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is
opgeladen. Wanneer de accu volledig is opgeladen, brandt het acculampje op de computer wit.
U kunt de computer gewoon gebruiken terwijl de accu wordt opgeladen, maar het opladen gaat
sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
2.Als de computer is uitgeschakeld, schakelt u deze in wanneer de accu volledig is opgeladen en
het acculampje wit brandt.
Stap 5: schakel de energiebesparende voorzieningen weer in
VOORZICHTIG:Als u de hibernationvoorziening niet opnieuw inschakelt nadat u de accu hebt
gekalibreerd, kan de accu volledig worden ontladen. Hierdoor kunt u gegevens verliezen wanneer de
acculading van de computer een kritiek laag niveau bereikt.
1.Klik op het pictogram Energiemeter in het systeemvak en klik vervolgens op Meer opties.
– of –
Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer.
2.Klik onder het huidige energiebeheerschema op Instellingen voor schema wijzigen.
3.Voer de instellingen die u hebt genoteerd voor de items in de kolom Op accu opnieuw in.
4.Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen.
5.Klik op het plusje naast Slaapstand en klik vervolgens op het plusje naast Sluimerstand na.
6.Voer de instelling die u hebt genoteerd voor Op accu opnieuw in.
7.Klik op OK.
8.Klik op Wijzigingen opslaan.
Accuvoeding besparen
Selecteer het energiebeheerschema Energiebesparing via het onderdeel Energiebeheer onder
●
Systeem en beveiliging in het Configuratiescherm van Windows.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer
●
u deze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
●
deze apparatuur niet gebruikt.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt stop, schakel ze uit of verwijder ze.
●
Gebruik de actietoetsen f2 en f3 om de helderheid van het scherm aan te passen aan de
●
omstandigheden.
Activeer de slaap- of de hibernationstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
●
Accu opbergen
VOORZICHTIG:Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Accuvoeding gebruiken65
Page 76
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
OPMERKING:Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de
capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Afvoeren van afgedankte accu's
WAARSCHUWING!Probeer de accu niet uit elkaar te halen, te pletten of te doorboren, zorg dat u
geen kortsluiting veroorzaakt tussen de externe contactpunten van de accu en laat de accu niet in
aanraking komen met water of vuur. Stel de accu niet bloot aan temperaturen hoger dan 60 ˚C
(140 ˚F). Vervang de accu alleen door een accu die is goedgekeurd voor deze computer.
Raadpleeg de Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor informatie over het afvoeren
van accu's.
Accu vervangen
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten en andere factoren.
Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct
wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status 'Zwak' heeft bereikt. Er
verschijnt een bericht waarin u wordt verwezen naar de website van HP voor meer informatie over
het bestellen van een vervangende accu. Als de accu wordt gedekt door een HP garantie, wordt bij
de instructies een garantie-id geleverd.
OPMERKING:Om er zeker van te zijn dat u altijd over accuvoeding kunt beschikken als u die nodig
hebt, raadt HP u aan een nieuwe accu te kopen als de capaciteitsindicator groen-geel wordt.
Schakelen tussen grafische modi (alleen bepaalde
modellen)
De computer is voorzien van de switchable graphics-technologie en heeft twee modi voor de
verwerking van beelden. Wanneer u overschakelt van accuvoeding naar netvoeding, schakelt de
computer van de grafische modus met hoge prestaties terug naar de energiebesparingsmodus om
acculading te besparen. Wanneer u overschakelt van accuvoeding naar netvoeding, schakelt de
computer terug naar de grafische modus met hoge prestaties.
OPMERKING:Om de prestaties van de computer te optimaliseren, is het mogelijk dat de computer
het omschakelen tussen modi niet toestaat, of u vraagt of u tussen de grafische modi wilt schakelen.
Het is mogelijk dat u alle programma's moet afsluiten voordat u kunt omschakelen.
OPMERKING:HDMI werkt alleen in de modus met hoge prestaties. U kunt HDMI niet in de
energiebesparingsmodus gebruiken.
Wanneer u overschakelt tussen netvoeding en accuvoeding, wordt u gewaarschuwd dat de computer
overschakelt naar een andere grafische modus. Desgewenst kunt u aangeven dat u dezelfde
grafische modus wilt blijven gebruiken. Terwijl de computer tussen modi schakelt, is het scherm
enkele seconden leeg. Nadat het overschakelen is voltooid, verschijnt er een melding in het
systeemvak en verschijnt het schermbeeld weer.
66Hoofdstuk 5 Energiebeheer
Page 77
OPMERKING:Als de beeldschermen van sommige computermodellen in de platte stand staan,
worden de beeldschermen gereset wanneer er tussen grafische modi wordt geschakeld.
Om te bepalen welke grafische modus u gebruikt, klikt u met de rechtermuisknop op het bureaublad
van Windows en selecteert u vervolgens Schakelbare grafische modi configureren of ATI
PowerXpress™ configureren.
Computer afsluiten
VOORZICHTIG:Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
Als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer.
●
Als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort kan worden aangesloten
●
Als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
●
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is het aan te raden om de opdracht
Afsluiten van Windows te gebruiken.
U sluit als volgt de computer af:
OPMERKING:Als de computer in de slaapstand of in de hibernationstand staat, moet u eerst de
slaapstand of de hibernationstand beëindigen voordat u de computer kunt afsluiten.
1.Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2.Klik op Start.
3.Klik op Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete en klik vervolgens op de aan/uit-knop.
●
Druk op de Aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
●
Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
●
Computer afsluiten67
Page 78
6Schijfeenheden
Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen
De computer is voorzien van een SSD (solid-state drive) met solid-state geheugen. Een SSD bevat
geen bewegende onderdelen en genereert daardoor minder warmte dan andere vaste schijven.
Selecteer Start>Computer om de schijfeenheden weer te geven die in de computer zijn
geïnstalleerd.
Schijfeenheden hanteren
Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees
de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert. Waarschuwingen die betrekking
hebben op specifieke procedures worden vermeld bij de desbetreffende procedures.
68Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
Page 79
VOORZICHTIG:Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de
computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los voordat u
een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijf of op de computer niet aan.
Behandel een schijfeenheid voorzichtig. Laat de schijfeenheid niet vallen en zet er niets op.
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid plaatst of verwijdert. Als u niet zeker weet of de
computer is afgesloten of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de computer in en
vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet als de optischeschijfeenheid (alleen
bepaalde modellen) naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven wanneer de
accu de enige voedingsbron is.
Stel schijfeenheden niet bloot aan extreme temperaturen of extreme vochtigheid.
Stel schijfeenheden niet bloot aan vloeistoffen. Spuit geen reinigingsmiddelen op een schijfeenheid.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie. Vermeld
op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur met
magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In de
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, bijvoorbeeld op een lopende band,
worden röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur
brengt geen schade toe aan schijfeenheden.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met
Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste
schijf zodat het systeem efficiënter werkt.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in
beslag nemen. U kunt instellen dat de schijfdefragmentatie's nachts wordt uitgevoerd, of op een
ander tijdstip waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren69
Page 80
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1.Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset >
Schijfdefragmentatie.
2.Klik op Nu defragmenteren.
OPMERKING:Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken
als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van
Windows-instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning in Windows voor meer informatie.
Raadpleeg voor meer informatie de Help bij de Schijfdefragmentatie-software.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1.Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset >
Schijfopruiming.
2.Volg de instructies op het scherm.
HP ProtectSmart Hard Drive Protection gebruiken
HP ProtectSmart beschermt de vaste schijf door deze te parkeren en I/O-verzoeken tegen te houden,
wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
●
U verplaatst de computer met gesloten beeldscherm, terwijl de computer op accuvoeding werkt.
●
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de schijfeenheid door HP ProtectSmart
hersteld.
OPMERKING:Omdat solid-state drives (SSD's) geen bewegende onderdelen bevatten, hoeven
deze niet te worden beschermd door HP ProtectSmart Hard Drive Protection.
OPMERKING:Vaste schijven die zijn aangesloten op een USB-poort, worden niet beschermd door
HP ProtectSmart Hard Drive Protection.
Raadpleeg de Help-functie van HP ProtectSmart voor meer informatie.
Status van HP ProtectSmart vaststellen
Het schijfeenheidlampje op de computer brandt oranje om aan te geven dat de schijfeenheid is
geparkeerd. Als u wilt weten of een schijfeenheid wordt beschermd of is geparkeerd, selecteert u
Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Windows Mobiliteitscentrum.
Als de software is ingeschakeld, wordt er een groen vinkje weergegeven over het pictogram van
●
de vasteschijfeenheid.
Als de software is uitgeschakeld, wordt er een rood kruisje weergegeven over het pictogram van
●
de vasteschijfeenheid.
Als de schijfeenheid is geparkeerd, wordt een geel maantje weergegeven over het pictogram
●
van de vaste schijf.
70Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
Page 81
Het pictogram in het Mobiliteitscentrum geeft mogelijk niet de laatste status weer voor de
schijfeenheid. Als u statuswijzigingen direct wilt zien, kunt u het systeemvakpictogram inschakelen.
U schakelt als volgt de weergave van het pictogram in het systeemvak in:
1.Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > HP ProtectSmart Hard
Drive Protection.
2.Klik op de rij Pictogram in systeemvak op Tonen.
3.Klik op OK.
Als HP ProtectSmart de schijf heeft geparkeerd, zal de computer zich op de volgende manieren
gedragen:
De computer sluit niet af.
●
De computer activeert niet automatisch de slaapstand of de hibernationstand, behalve in de
●
situatie beschreven in de opmerking hieronder.
OPMERKING:Als de computer op accuvoeding werkt en de acculading een kritiek laag niveau
bereikt, staat HP ProtectSmart toe dat de hibernationstand wordt geactiveerd.
Accuwaarschuwingen die zijn ingesteld op het tabblad Alarms (Waarschuwingen) van
●
Eigenschappen voor Energiebeheer worden niet geactiveerd.
HP adviseert om de computer af te sluiten of om de slaapstand of hibernationstand te activeren
voordat u de computer verplaatst.
HP ProtectSmart gebruiken
Met HP ProtectSmart-software voor de bescherming van de vaste schijf kunt u het volgende doen:
De HP ProtectSmart activeren en deactiveren
●
OPMERKING:Afhankelijk van uw gebruikersrechten is het mogelijk dat u de HP ProtectSmart
Hard Drive Protection niet kunt activeren of deactiveren. Daarnaast kunnen gebruikers met
beheerdersrechten de rechten wijzigen voor gebruikers die geen beheerdersrechten hebben.
Bepalen of een schijfeenheid in het systeem wordt ondersteund.
●
U start de software en wijzigt instellingen als volgt:
1.Klik in het Mobiliteitscentrum op het pictogram van de vaste schijf om het venster
HP ProtectSmart Hard Drive Protection te openen.
– of –
Selecteer Start>Configuratiescherm>Hardware en geluiden>HP ProtectSmart Hard
Drive Protection.
2.Klik op de relevante knop om de instellingen te wijzigen.
3.Klik op OK.
HP ProtectSmart Hard Drive Protection gebruiken71
Page 82
Vaste schijf vervangen
VOORZICHTIG:U voorkomt als volgt dat gegevens verloren gaan of dat de computer niet meer
reageert:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste
schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de hibernationstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer
aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
U verwijdert de vaste schijf als volgt:
1.Sla uw werk op.
2.Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm.
3.Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4.Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5.Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond en verwijder de accu.
OPMERKING:Voor het verwijderen van de vaste schijf uit de computer moet u eerst het
afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze module verwijderen.
6.Keer de vasteschijfruimte naar u toe en draai de schroeven van het afdekplaatje van het
geheugen/de draadloze module los (1).
7.Verwijder het afdekplaatje van het compartiment van het geheugen/de draadloze module (2) van
de computer.
8.Draai de schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf los (1).
72Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
Page 83
9.Til het afdekplaatje van de vaste schijf onder een hoek omhoog en weg van de computer (2).
10. Koppel de kabel van de vaste schijf los van de systeemkaart (1).
11. Verwijder de vaste schijf uit de vasteschijfruimte (2).
12. Koppel de vasteschijfkabel los van de vaste schijf (1).
13. Draai de schroeven (2) los waarmee het beschermplaatje op de vaste schijf is bevestigd.
Vaste schijf vervangen73
Page 84
14. Schuif het beschermplaatje (3) van de vaste schijf af.
U installeert als volgt een vaste schijf:
1.Schuif het beschermplaatje (1) terug op de vaste schijf.
2.Draai de schroeven (2) vast waarmee het beschermplaatje op de vaste schijf is bevestigd.
3.Sluit de vasteschijfkabel aan op de vaste schijf (3).
4.Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte in een hoek van 45 graden (1).
74Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
Page 85
5.Sluit de kabel van de vaste schijf aan op de vasteschijfconnector op de systeemkaart (2).
6.Steek de lipjes op het afdekplaatje van de vaste schijf in de uitsparingen op de computer.
7.Sluit het afdekplaatje (1).
8.Draai de schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf vast (2).
9.Plaats het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze module met de
lipjes (1) in de uitsparingen in de computer.
Vaste schijf vervangen75
Page 86
10. Sluit het afdekplaatje (2).
11. Draai de schroeven van het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze
module vast (3).
12. Plaats de accu terug.
13. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
14. Schakel de computer in.
76Hoofdstuk 6 Schijfeenheden
Page 87
7Externe apparaten
USB-apparaat gebruiken
Via een USB-poort wordt een optioneel extern apparaat, zoals een USB-toetsenbord, -muis,
-schijfeenheid, -printer, -scanner of -hub, aangesloten op de computer of een optioneel
dockingproduct.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software.
De computer heeft drie USB-poorten (twee USB-poorten en één combo eSATA-/USB-poort) die
ondersteuning bieden voor USB 1.0-, USB 1.1- en USB 2.0-apparaten. Als u meer USB-poorten wilt
toevoegen, sluit u een optionele hub of een optioneel dockingproduct aan.
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG:Gebruik niet te veel kracht bij het aansluiten van een USB-apparaat, om
beschadiging van de USB-connector te voorkomen.
Als u een USB-apparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de USB-kabel van het apparaat
▲
aan op de USB-poort.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING:Wanneer u een USB-apparaat voor de eerste keer aansluit, wordt het bericht
'Apparaatstuurprogramma installeren' weergegeven in het systeemvak rechtsonder op de taakbalk.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG:Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
VOORZICHTIG:Trek niet aan de kabel om een USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van de USB-connector te voorkomen.
USB-apparaat gebruiken77
Page 88
Ga als volgt te werk om een USB-apparaat te verwijderen:
1.Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk.
OPMERKING:U kunt het pictogram Hardware veilig verwijderen weergeven door te klikken op
het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het
systeemvak).
2.Klik in de lijst op de naam van het apparaat.
OPMERKING:Er verschijnt een melding dat de hardware veilig kan worden verwijderd.
3.Koppel het apparaat los.
eSATA-apparaat gebruiken
Op een eSATA-poort kan een optionele, hoogwaardige eSATA-component worden aangesloten,
bijvoorbeeld een externe eSATA vaste schijf.
Voor bepaalde eSATA-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met
het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software.
OPMERKING:De eSATA-poort ondersteunt ook optionele USB-apparaten.
eSATA-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG:Gebruik niet te veel kracht bij het aansluiten van een eSATA-apparaat, om
beschadiging van de connectoren van de eSATA-poort te voorkomen.
Als u een eSATA-apparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de eSATA-kabel van het
▲
apparaat aan op de eSATA-poort.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
eSATA-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG:Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van het apparaat, om te
voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
78Hoofdstuk 7 Externe apparaten
Page 89
VOORZICHTIG:Trek bij het loskoppelen van een eSATA-apparaat niet aan de kabel, om
beschadiging van de eSATA-connector te voorkomen.
1.Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk.
OPMERKING:U kunt het pictogram Hardware veilig verwijderen weergeven door te klikken op
het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het
systeemvak).
2.Klik in de lijst op de naam van het apparaat.
OPMERKING:Er verschijnt een melding dat de hardware veilig kan worden verwijderd.
3.Verwijder het apparaat.
eSATA-apparaat gebruiken79
Page 90
8Externe mediakaarten
Kaarten voor het digitalemediaslot gebruiken
Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze
kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer
en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's.
Het digitalemediaslot ondersteunt de volgende typen digitale kaarten:
Memory Stick (MS)
●
Memory Stick Pro (MSP)
●
MultiMediaCard (MMC)
●
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
●
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart (SDHC) - standaard en groot formaat
●
xD-Picture Card (XD)
●
Digitale kaart plaatsen
VOORZICHTIG:Voorkom beschadiging van de digitale kaart of de computer en plaats geen
adapter, van welk type dan ook, in het digitalemediaslot.
VOORZICHTIG:Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1.Houd de digitale kaart met het label naar boven, terwijl de connectoren naar de computer zijn
gericht.
2.Plaats de kaart in het slot en druk de kaart naar binnen tot die goed op zijn plaats zit.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft de computer dit aan met een geluidssignaal.
Mogelijk wordt een menu met beschikbare opties weergegeven.
80Hoofdstuk 8 Externe mediakaarten
Page 91
Digitale kaart verwijderen
VOORZICHTIG:Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1.Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart.
OPMERKING:Als u een gegevensoverdracht wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het
kopieervenster van het besturingssysteem.
2.Ga als volgt te werk om een digitale kaart te verwijderen:
a.Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk.
OPMERKING:U kunt het pictogram Hardware veilig verwijderen weergeven door te
klikken op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant
van het systeemvak).
b.Klik in de lijst op de naam van de digitale kaart.
OPMERKING:Er verschijnt een melding dat de hardware veilig kan worden verwijderd.
3.Druk de digitale kaart (1) iets naar binnen en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
Kaarten voor het digitalemediaslot gebruiken81
Page 92
9Geheugenmodules
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
De computer heeft één geheugenmodulecompartiment, dat zich aan de onderkant van de computer
bevindt. De geheugencapaciteit van de computer kan worden uitgebreid door een geheugenmodule
toe te voegen aan het vrije slot voor een geheugenuitbreidingsmodule, of door de bestaande module
in het slot voor de primaire geheugenmodule te upgraden.
WAARSCHUWING!Koppel het netsnoer los en verwijder alle accu's voordat u een
geheugenmodule plaatst, om het risico van een elektrische schok of schade aan de apparatuur te
beperken.
VOORZICHTIG:Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg ervoor dat u vrij bent van statische elektriciteit door een goed geaard metalen voorwerp
aan te raken voordat u elektronische onderdelen hanteert.
OPMERKING:Als u een tweede geheugenmodule toevoegt en tweekanaals configuratie wilt
gebruiken, moeten de twee geheugenmodules dezelfde grootte hebben.
Geheugenmodule in het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule
plaatsen of vervangen
Het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule bevindt zich boven het slot voor de primaire
geheugenmodule. Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen aan het slot voor de
geheugenuitbreidingsmodule of deze te vervangen:
1.Sla uw werk op.
2.Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de
computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het
besturingssysteem.
3.Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4.Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5.Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond en verwijder de accu.
6.Draai de schroeven van het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze
module los (1).
82Hoofdstuk 9 Geheugenmodules
Page 93
7.Verwijder het afdekplaatje van het compartiment van het geheugen/de draadloze module (2) van
de computer.
8.Verwijder de geheugenmodule uit het geheugenuitbreidingsslot.
a.Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1).
De geheugenmodule komt omhoog.
VOORZICHTIG:Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan
de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
b.Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen83
Page 94
9.Plaats een geheugenmodule in het geheugenuitbreidingsslot:
a.Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje van het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG:Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan
de module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de
geheugenmodule niet.
b.Druk de module (2) onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn
plaats zit.
c.Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u drukt op de linker- en
rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken.
10. Plaats het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze module met de
lipjes (1) in de uitsparingen in de computer.
11. Sluit het afdekplaatje (2).
84Hoofdstuk 9 Geheugenmodules
Page 95
12. Draai de schroeven van het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze
module vast (3).
13. Plaats de accu terug.
14. Draai de ondersteboven liggende computer weer om, en sluit vervolgens de externe
voedingsbron en de randapparatuur weer aan.
15. Zet de computer aan.
Geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden
Het slot voor de primaire geheugenmodule bevindt zich onder het slot voor de
geheugenuitbreidingsmodule. Ga als volgt te werk om een geheugenmodule in het slot voor de
primaire geheugenmodule te upgraden:
1.Sla uw werk op.
2.Schakel de computer uit.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de
computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het
besturingssysteem.
3.Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
4.Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5.Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond en verwijder de accu.
6.Draai de schroeven van het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze
module los (1).
Geheugenmodules toevoegen of vervangen85
Page 96
7.Verwijder het afdekplaatje van het compartiment van het geheugen/de draadloze module (2) van
de computer.
OPMERKING:Als een geheugenmodule is geïnstalleerd in het slot voor de
geheugenuitbreidingsmodule, verwijdert u eerst de geheugenuitbreidingsmodule.
8.Verwijder de geheugenmodule uit het primaire geheugenslot:
a.Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1).
De geheugenmodule komt omhoog.
VOORZICHTIG:Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan
de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
86Hoofdstuk 9 Geheugenmodules
Page 97
b.Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
9.Plaats een geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule:
a.Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje van het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG:Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan
de module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de
geheugenmodule niet.
b.Druk de module (2) onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn
plaats zit.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen87
Page 98
c.Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u drukt op de linker- en
rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken.
10. Plaats het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze module met de
lipjes (1) in de uitsparingen in de computer.
OPMERKING:Als u een geheugenmodule hebt verwijderd uit het geheugenuitbreidingsslot
voordat u de primaire geheugenmodule hebt verwijderd, plaatst u de geheugenmodule terug in
het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule.
11. Sluit het afdekplaatje (2).
12. Draai de schroeven van het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze
module vast (3).
13. Plaats de accu terug.
88Hoofdstuk 9 Geheugenmodules
Page 99
14. Draai de ondersteboven liggende computer weer om, en sluit vervolgens de externe
voedingsbron en de randapparatuur weer aan.
15. Zet de computer aan.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen89
Page 100
10Beveiliging
Computer beschermen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van
Windows draaiende Setup Utility kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens tegen diverse
risico's beschermen.
Volg de procedures in deze handleiding voor het gebruik van de volgende functies:
Wachtwoorden
●
Antivirussoftware
●
Firewallsoftware
●
Kritieke beveiligingsupdates
●
Optionele beveiligingskabel
●
Vingerafdruklezer
●
OPMERKING:Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect
uitgaan. Deze voorzieningen zijn niet altijd afdoende om softwarematige aanvallen te voorkomen en
kunnen niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
OPMERKING:Verwijder alle wachtwoorden en instellingen voor vingerafdrukken voordat u de
computer laat nakijken.
ComputerrisicoBeveiligingsvoorziening
Gebruik van de computer door onbevoegdenOpstartwachtwoord
ComputervirussenNorton Internet Security software
Onbevoegde toegang tot gegevens
Onbevoegde toegang tot Setup Utility, de BIOS-instellingen
en andere informatie voor het identificeren van het systeem
Huidige of toekomstige bedreigingen voor de computerKritieke beveiligingsupdates van Microsoft
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccountGebruikerswachtwoord
Zonder toestemming meenemen van de computerAansluitpunt voor beveiligingskabel (voor gebruik met een
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een door uzelf gekozen combinatie van tekens ter beveiliging van uw
computergegevens. U kunt verschillende typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de
toegang tot uw gegevens wilt regelen. U kunt wachtwoorden instellen in Windows of in Setup Utility
dat vooraf op de computer is geïnstalleerd.
Firewallsoftware
●
Windows-updates
●
Beheerderswachtwoord
optioneel kabelslot)
90Hoofdstuk 10 Beveiliging
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.