Hp G62-B21SA, G62-A10SA, G62-B18SA, G62-B17SA, G62-B32SA User Manual [nl]

...
Gebruikershandleiding notebookcomputer
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende houder en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Het SD-logo is een handelsmerk van de desbetreffende houder.
De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze handleiding kunnen geen aanvullende rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.
Eerste editie, april 2010
Artikelnummer: 610896-331
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op uw computer beschikbaar.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen van
de computer niet, om de kans op letsel door hitte of oververhitting van de computer te beperken. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Voorzieningen
Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1
Onderdelen ........................................................................................................................................... 2
Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 2
Touchpad ............................................................................................................ 2
Lampjes ............................................................................................................... 3
Knop en luidsprekers .......................................................................................... 4
Toetsen ............................................................................................................... 5
Onderdelen aan de rechterkant ........................................................................................... 6
Onderdelen aan de linkerkant .............................................................................................. 7
Onderdelen aan de onderkant ............................................................................................. 8
Onderdelen van het beeldscherm ........................................................................................ 9
Antennes voor draadloze communicatie .............................................................................. 9
Overige hardwareonderdelen ............................................................................................ 11
Labels ................................................................................................................................................. 12
2 Draadloze communicatie, lokaal netwerk en modem
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken .......................................................................... 13
Pictogrammen voor draadloze communicatie en netwerkstatus ....................................... 14
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 14
Actietoets voor draadloze communicatie gebruiken .......................................................... 14
HP Wireless Assistant gebruiken ....................................................................................... 15
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................................... 15
WLAN gebruiken ................................................................................................................................ 16
Draadloos netwerk installeren ........................................................................................... 16
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................ 17
Verbinding maken met een draadloos netwerk (WLAN) .................................................... 18
Naar een ander netwerk roamen ....................................................................................... 18
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) .............. 19
Bluetooth en Internet Connection Sharing (ICS) ............................................................... 19
Problemen met draadloze verbindingen oplossen ............................................................................. 20
Kan geen verbinding maken met een draadloos netwerk (WLAN) .................................... 20
Kan geen verbinding maken met het voorkeursnetwerk .................................................... 21
Netwerkpictogram wordt niet weergegeven ....................................................................... 21
v
Actuele netwerkbeveiligingscodes zijn niet beschikbaar ................................................... 21
WLAN-verbinding is zeer zwak .......................................................................................... 22
Kan geen verbinding maken met de draadloze router ....................................................... 22
Modem gebruiken (alleen bepaalde modellen) .................................................................................. 23
Modemkabel aansluiten ..................................................................................................... 23
Land-/regiospecifieke modemkabeladapter aansluiten ..................................................... 24
Locatie-instelling selecteren .............................................................................................. 24
Huidige instelling voor locatie weergeven ......................................................... 24
Nieuwe locaties toevoegen voor gebruik van het modem in het
buitenland .......................................................................................................... 25
Problemen met verbindingen in het buitenland oplossen ................................. 27
Aansluiten op een lokaal netwerk ....................................................................................................... 28
3 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 29
Touchpad in- en uitschakelen ............................................................................................................ 30
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................................... 30
Schuiven ............................................................................................................................................. 31
Knijpen .............................................................................................................................................. 31
Draaien ............................................................................................................................................... 32
Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen ..................................................................................... 32
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 32
Touchpad en toetsenbord reinigen ..................................................................................................... 35
4 Multimedia
Multimediavoorzieningen .................................................................................................................... 36
Multimediasoftware ............................................................................................................................ 40
Audio .................................................................................................................................................. 41
Video .................................................................................................................................................. 42
Optischeschijfeenheid ........................................................................................................................ 45
Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 46
Multimediacomponenten herkennen .................................................................................. 37
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 38
Voorzieningen voor het afspelen van media gebruiken ..................................................... 39
Actietoetsen voor het afspelen van media gebruiken ....................................... 39
CyberLink PowerDVD-software gebruiken ........................................................................ 40
Andere vooraf geïnstalleerde multimediasoftware gebruiken ............................................ 40
Multimediasoftware vanaf een schijf installeren ................................................................ 40
Externe audioapparatuur aansluiten .................................................................................. 41
Audiofuncties controleren .................................................................................................. 41
HDMI-apparaat aansluiten (alleen bepaalde modellen) .................................................... 43
Audio configureren voor HDMI (alleen bepaalde modellen) ............................. 44
Tips voor de webcam ......................................................................................................... 46
vi
5 Energiebeheer
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 48
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 52
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 55
Eigenschappen van de webcam aanpassen ..................................................................... 47
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 48
Slaapstand activeren of beëindigen .................................................................. 49
Hibernationstand activeren of beëindigen ......................................................... 49
Accumeter gebruiken ......................................................................................................... 50
Energiebeheerschema's gebruiken ................................................................................... 50
Huidig energiebeheerschema weergeven ......................................................... 50
Ander energiebeheerschema selecteren .......................................................... 50
Energiebeheerschema’s aanpassen ................................................................. 51
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand ........................................... 51
Netvoedingsadapter aansluiten ......................................................................................... 53
Netvoedingsadapter testen ................................................................................................ 54
Accu-informatie vinden in Help en ondersteuning ............................................................. 55
Accucontrole gebruiken ..................................................................................................... 55
Acculading weergeven ....................................................................................................... 56
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................................. 56
Accu opladen ..................................................................................................................... 57
Ontlaadtijd van de accu maximaliseren ............................................................................. 58
Omgaan met een lage acculading ..................................................................................... 58
Lage acculading herkennen .............................................................................. 58
Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 59
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 59
Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu
beschikbaar is ................................................................................... 59
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 59
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de
hibernationstand niet kan beëindigen ............................................... 59
Accu kalibreren .................................................................................................................. 59
Stap 1: Laad de accu volledig op ...................................................................... 59
Stap 2: Schakel de energiebesparende voorzieningen uit ................................ 60
Stap 3: Ontlaad de accu .................................................................................... 61
Stap 4: Laad de accu opnieuw volledig op ........................................................ 61
Stap 5: Schakel de energiebesparende voorzieningen weer in ........................ 62
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 62
Accu opbergen ................................................................................................................... 62
Afvoeren van afgedankte accu's ........................................................................................ 63
Accu vervangen ................................................................................................................. 63
vii
Schakelen tussen grafische modi (alleen bepaalde modellen) .......................................................... 64
Computer afsluiten ............................................................................................................................. 65
6 Schijfeenheden
Omgaan met schijfeenheden ............................................................................................................. 66
Optischeschijfeenheid ........................................................................................................................ 68
Problemen met schijfeenheden en apparaatstuurprogramma's oplossen ......................................... 76
Externe schijfeenheden gebruiken ..................................................................................................... 82
Prestaties van de vaste schijf verbeteren ........................................................................................... 83
Vaste schijf vervangen ....................................................................................................................... 84
Geïnstalleerde optischeschijfeenheid herkennen .............................................................. 68
Optische schijven gebruiken .............................................................................................. 69
Optische schijven (cd's, dvd's en bd's) selecteren ............................................................. 70
Cd-r-schijven ..................................................................................................... 70
Cd-rw-schijven .................................................................................................. 70
Dvd±r-schijven .................................................................................................. 70
Dvd±rw-schijven ................................................................................................ 70
LightScribe dvd+r-schijven ................................................................................ 71
Blu-ray Disc (bd) ............................................................................................... 71
Cd, dvd of bd afspelen ....................................................................................................... 71
Automatisch afspelen configureren ................................................................................... 73
Regio-instelling voor dvd's wijzigen ................................................................................... 73
Waarschuwing met betrekking tot auteursrecht ................................................................. 74
Cd, dvd of bd kopiëren ....................................................................................................... 74
Cd of dvd maken ('branden') .............................................................................................. 75
Cd, dvd of bd verwijderen .................................................................................................. 76
De lade van de optischeschijfeenheid gaat niet open bij het verwijderen van een cd, dvd
of bd ................................................................................................................................... 76
Een schijf wordt niet automatisch afgespeeld .................................................................... 77
Een dvd-film stopt, slaat stukken over of wordt niet naar behoren afgespeeld ................. 77
Een dvd-film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ................................................ 78
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ......... 78
Een dvd die wordt afgespeeld in Windows Media Player, geeft geen geluid of
beeld .................................................................................................................................. 78
Een apparaatstuurprogramma moet opnieuw worden geïnstalleerd ................................. 79
Recentste apparaatstuurprogramma's van HP verkrijgen ................................. 79
Recentste apparaatstuurprogramma's voor Windows verkrijgen ...................... 81
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 83
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 83
7 Externe apparaten en externe mediakaarten
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 87
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 87
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 88
viii
Digitale kaarten gebruiken .................................................................................................................. 89
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 89
Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 90
8 Geheugenmodule toevoegen of vervangen
9 Beveiliging
Computer beschermen ....................................................................................................................... 95
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 96
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 96
Wachtwoorden instellen in Setup Utility ............................................................................. 97
Beheerderswachtwoord .................................................................................... 97
Beheerderswachtwoord beheren ...................................................... 98
Beheerderswachwoord invoeren ...................................................... 98
Opstartwachtwoord ........................................................................................... 98
Opstartwachtwoord beheren ............................................................ 99
Opstartwachtwoord invoeren ............................................................ 99
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................. 100
Firewallsoftware gebruiken ............................................................................................................... 100
Kritieke beveiligingsupdates installeren ........................................................................................... 101
Optionele beveiligingskabel bevestigen ........................................................................................... 101
Bijlage A Setup Utility (BIOS)
Setup Utility starten .......................................................................................................................... 102
Setup Utility gebruiken ..................................................................................................................... 103
Taal van Setup Utility wijzigen ......................................................................................... 103
Navigeren en selecteren in Setup Utility .......................................................................... 103
Systeeminformatie weergeven ........................................................................................ 104
Standaardinstellingen herstellen in Setup Utility .............................................................. 104
Setup Utility afsluiten ....................................................................................................... 105
Menu's van het setupprogramma ..................................................................................................... 105
Main (Hoofdmenu) ........................................................................................................... 105
Menu Security (Beveiliging) ............................................................................................. 105
Menu System Configuration (Systeemconfiguratie) ........................................................ 106
Menu Diagnostics (Diagnostische gegevens) .................................................................. 106
Bijlage B Software-updates
BIOS bijwerken ................................................................................................................................. 109
BIOS-versie vaststellen ................................................................................................... 109
BIOS-update downloaden ................................................................................................ 110
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................. 112
Bijlage C Back-up en herstel
ix
Herstelschijven maken ..................................................................................................................... 114
Back-up van uw gegevens maken ................................................................................................... 115
Back-up en terugzetten van Windows gebruiken ............................................................ 116
Systeemherstelpunten gebruiken .................................................................................... 117
Wanneer maakt u herstelpunten ..................................................................... 117
Systeemherstelpunt maken ............................................................................. 117
Herstelactie uitvoeren op basis van een bepaalde datum en tijd .................... 117
Herstelactie uitvoeren ....................................................................................................................... 118
Herstelactie uitvoeren vanaf de herstelschijven .............................................................. 118
Herstelactie uitvoeren vanaf de speciale herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) ...... 118
Index ................................................................................................................................................................. 120
x

1 Voorzieningen

Hardware herkennen

U geeft als volgt een overzicht weer van de hardware die in de computer is geïnstalleerd:
Selecteer Start > Configuratiescherm > System and Security (Systeem en beveiliging). Klik
daarna bij Systeem op Apparaatbeheer.
Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen.
OPMERKING: Windows® kent de voorziening Gebruikersaccountbeheer om de veiligheid van uw
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van applicaties, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows­instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Hardware herkennen 1

Onderdelen

Onderdelen aan de bovenkant

Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpadlampje
(2) Touchpad* Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en onderdelen
(3) Linkerknop van het touchpad* Druk op de linkerkant van de touchpadknop om functies uit te
(4) Rechterknop van het touchpad* Druk op de rechterkant van de touchpadknop om functies uit te
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Als u de voorkeuren voor cursorbesturing wilt weergeven en wijzigen, selecteert u Start > Apparaten en printers. Klik daarna met de rechtermuisknop op het apparaat dat uw computer vertegenwoordigt en selecteer Muisinstellingen.
Aan: het touchpad is ingeschakeld.
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
op het scherm selecteren of activeren.
voeren die u normaal met de linkerknop van een externe muis zou uitvoeren.
voeren die u normaal met de rechterknop van een externe muis zou uitvoeren.
Er is een ongemarkeerde schuifzone binnen de rechterrand van het touchpad. Om omhoog en omlaag te schuiven met behulp van de verticale schuifzone van het touchpad, schuift u uw vinger omhoog of omlaag binnen de rechterrand van het touchpad.
Raadpleeg
Touchpadbewegingen gebruiken op pagina 30 voor meer informatie over voorzieningen
van het touchpad.
2 Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Lampjes
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpadlampje
(2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
(3) Aan/uit-lampje
(4) Lampje voor draadloze communicatie
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand.
Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een WLAN-apparaat en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is
uitgeschakeld.
Onderdelen 3
Knop en luidsprekers
OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Luidsprekerrooster Twee geïntegreerde luidsprekers produceren geluid.
(2) Aan/uit-knop*
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Voor informatie over het wijzigen van de fabrieksinstellingen drukt u op f1 om Help en ondersteuning te openen.
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-knop
om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-
knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de hibernationstand te beëindigen.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van Windows geen effect hebben, houdt u de aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.
Selecteer Start > Configuratiescherm > System and Security (Systeem en beveiliging) > Energiebeheer als u meer wilt weten over de instellingen voor energiebeheer.
4 Hoofdstuk 1 Voorzieningen
Toetsen
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
(2) Toets E-mail verzenden Hiermee opent u een nieuw e-mailbericht in het standaard e-
(3) Toets Media-applicatie Hiermee start u CyberLink PowerDVD.
(4) Toets Webbrowser Hiermee start u de standaardwebbrowser.
(5) Toets Afdrukken Hiermee stuurt u het actieve document naar de standaardprinter.
(6) Toets Rekenmachine Hiermee start u het bureau-accessoire Rekenmachine.
(7) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de esc-toets om
(8) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(9) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer
(10) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemacties uit.
systeeminformatie weer te geven.
mailprogramma.
systeeminformatie weer te geven.
staat.
Raadpleeg Toetsenbord gebruiken op pagina 32 voor informatie over het gebruik van actietoetsen.
Onderdelen 5

Onderdelen aan de rechterkant

OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Lampje van de optischeschijfeenheid Knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen van de
(2) USB-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
optischeschijfeenheid.
(3) RJ-11-modemconnector (alleen bepaalde
modellen)
(4) Lampje van de netvoedingsadapter
(5) Voedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan.
(6) Bevestigingspunt voor beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een optionele beveiligingskabel aan de
Hierop sluit u een modemkabel aan.
Knipperend wit: de computer staat in de slaapstand.
Aan wit: de computer is niet aangesloten op een externe
voedingsbron.
Oranje: de computer wordt opgeladen.
Uit: de computer is niet aangesloten op een externe
voedingsbron.
computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste
plaats een ontmoedigende werking uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
6 Hoofdstuk 1 Voorzieningen

Onderdelen aan de linkerkant

OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Externemonitorpoort Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of projector aan.
(2) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer wordt automatisch
gestart voor luchtkoeling van de interne onderdelen van de computer en om oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator af en toe aan- en uitgaat tijdens het gebruik van de computer.
(3) HDMI-poort (alleen bepaalde modellen) Hiermee sluit u de computer aan op een optioneel video- of
audioapparaat, zoals een high-definition televisie en andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
(4) RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
(5) USB-poorten Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
(6) Audio-ingang (microfoon) Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
(7) Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele
stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat weer te geven.
(8) Digitalemediaslot (alleen bepaalde modellen) Ondersteunt de volgende types optionele digitale kaarten:
Memory Stick (MS)
Memory Stick Pro (MSP)
MultiMediaCard (MMC)
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
xD-Picture Card (XD)
(9) Schijfeenheidlampje Aan: de vaste schijf is in gebruik.
Onderdelen 7

Onderdelen aan de onderkant

Onderdeel Beschrijving
(1) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(2) Ventilatieopeningen (4) Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer wordt automatisch
gestart voor luchtkoeling van de interne onderdelen van de computer en om oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator af en toe aan- en uitgaat tijdens het gebruik van de computer.
(3) Accuvergrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
(4) Geheugenmodulecompartiment In dit compartiment bevinden zich de twee geheugenmoduleslots.
(5) Vasteschijfruimte Bevat de vaste schijf.
8 Hoofdstuk 1 Voorzieningen

Onderdelen van het beeldscherm

Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoon (alleen bij bepaalde modellen
van een label voorzien)
(2) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u audio en videobeelden vastleggen en foto's maken.
(3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik.

Antennes voor draadloze communicatie

Uw computermodel heeft twee antennes die signalen verzenden naar en ontvangen van een of meer apparaten voor draadloze communicatie. Deze antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
Hiermee kunt u geluid opnemen.
Onderdelen 9
OPMERKING: voor optimale communicatie houdt u de directe omgeving van de antennes vrij (zoals
de vorige afbeelding laat zien).
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte van Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu dat van toepassing is op uw land/regio. Deze voorschriften vindt u in Help en ondersteuning.
10 Hoofdstuk 1 Voorzieningen

Overige hardwareonderdelen

Onderdeel Beschrijving
(1) Netsnoer* Hiermee sluit u een netvoedingsadapter aan op een stopcontact.
(2) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom.
(3) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de
computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
*Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per land/regio.
Onderdelen 11

Labels

De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
OPMERKING: zorg dat u deze gegevens bij de hand heeft wanneer u contact opneemt met de
technische ondersteuning.
Servicelabel: bevat het serienummer van de computer, het productnummer, de garantiegegevens en het modelnummer. Dit label bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Certificaat van echtheid van Microsoft
nodig hebben wanneer u een update van het besturingssysteem wilt uitvoeren of problemen met het systeem wilt oplossen. Dit certificaat bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Label met keurmerken voor het modem (alleen bepaalde modellen): bevat voorschriften en
keurmerken van instanties die zijn vereist voor een aantal landen/regio's waarin het modem mag worden gebruikt. U kunt deze informatie nodig hebben als u het apparaat in het buitenland wilt gebruiken. Het label met keurmerken voor het modem bevindt zich aan de binnenkant van de vasteschijfruimte.
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: deze labels bevatten
informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie, en de keurmerken van een aantal landen of regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik. Een optioneel apparaat kan een WLAN-apparaat (draadloosnetwerkadapter) of een optioneel Bluetooth®­apparaat zijn. Als uw computermodel is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, heeft de computer een of meer van deze labels met keurmerk. U kunt deze informatie nodig hebben als u het apparaat in het buitenland wilt gebruiken. Labels met keurmerken voor apparaten voor draadloze communicatie bevinden zich aan de binnenkant van het geheugenmodulecompartiment.
®
: bevat de Windows-productcode. U kunt de productcode
12 Hoofdstuk 1 Voorzieningen
2 Draadloze communicatie, lokaal
netwerk en modem

Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken

Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven. Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network): hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi-netwerken, draadloze LAN's of WLAN's genoemd) in bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en universiteiten. In een WLAN communiceert elk mobiel apparaat met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth®-apparaat (alleen bepaalde modellen): een apparaat waarmee u een PAN (Personal
Area Network) tot stand kunt brengen, zodat u verbinding kunt maken met andere apparaten die draadloze communicatie via Bluetooth ondersteunen, zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. In een PAN communiceert elk apparaat rechtstreeks met andere apparaten en moeten de apparaten zich relatief dicht bij elkaar bevinden, normaal gesproken binnen een straal van 10 meter van elkaar.
Computers met WLAN-apparaten kunnen een of meer van de volgende IEEE-standaarden ondersteunen:
802.11b, de eerste populaire standaard, ondersteunt overdrachtssnelheden tot 11 Mbps en werkt
met een frequentie van 2,4 GHz.
802.11g ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 2,4 GHz.
Een 802.11g WLAN-apparaat is achterwaarts compatibel met 802.11b-apparaten, waardoor ze in hetzelfde netwerk kunnen functioneren.
802.11a ondersteunt overdrachtssnelheden tot 54 Mbps en werkt met een frequentie van 5 GHz.
OPMERKING: 802.11a is niet compatibel met 802.11b en 802.11g.
802.11n ondersteunt overdrachtssnelheden tot 450 Mbps en werkt met een frequentie van 2,4 GHz
of 5 GHz, waardoor het achterwaarts compatibel is met 802.11a, b en g.
Raadpleeg de informatie en maak gebruik van de koppelingen naar relevante websites in Help en ondersteuning voor meer informatie over technologie voor draadloze communicatie.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken 13

Pictogrammen voor draadloze communicatie en netwerkstatus

Pictogram Naam Beschrijving
Draadloze communicatie (ingeschakeld)
Draadloos (uitgeschakeld) Wordt weergegeven bij de HP Wireless Assistant software op de
Bekabeld netwerk (verbonden)
Bekabeld netwerk (uitgeschakeld/niet verbonden)
Netwerk (verbonden) Geeft aan dat een of meer netwerkstuurprogramma's zijn
Netwerk (niet verbonden) Geeft aan dat een of meer netwerkstuurprogramma's zijn
Netwerk (uitgeschakeld/niet verbonden)
Geeft de locatie van het lampje en de actietoets voor draadloze communicatie (f12) op de computer aan. Wordt ook weergegeven bij de HP Wireless Assistant software (Assistent voor draadloze communicatie) op de computer en geeft aan dat een of meer apparaten voor draadloze communicatie zijn ingeschakeld.
computer en geeft aan dat alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Geeft aan dat een of meer netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd en dat een of meer netwerkapparaten verbinding hebben met een bekabeld netwerk.
Geeft aan dat een of meer netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd maar dat er geen netwerkapparaten verbinding hebben met het netwerk (of dat alle netwerkapparaten zijn uitgeschakeld in Windows Configuratiescherm).
geïnstalleerd en dat een of meer netwerkapparaten verbinding hebben met een draadloos netwerk.
geïnstalleerd en dat er netwerkverbindingen beschikbaar zijn, maar dat er geen netwerkapparaten verbinding hebben met een draadloos netwerk.
Geeft aan dat een of meer netwerkstuurprogramma's zijn geïnstalleerd maar dat er geen netwerkverbindingen beschikbaar zijn (of dat alle netwerkapparaten zijn uitgeschakeld via de actietoets voor draadloze communicatie [f12] of HP Wireless Assistant).

Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken

U kunt de apparaten voor draadloze communicatie op uw computer met een van deze voorzieningen in- of uitschakelen:
Actietoets voor draadloze communicatie (f12)
HP Wireless Assistant software
Voorzieningen van het besturingssysteem.

Actietoets voor draadloze communicatie gebruiken

De computer heeft een actietoets voor draadloze communicatie (f12), een of meer apparaten voor draadloze communicatie en een lampje voor draadloze communicatie. Standaard zijn alle apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie ingeschakeld.
14 Hoofdstuk 2 Draadloze communicatie, lokaal netwerk en modem
Wanneer het lampje voor draadloze communicatie oranje is, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn geactiveerd, kunt u met de actietoets voor draadloze communicatie (f12) alle apparaten voor draadloze communicatie tegelijk in- of uitschakelen. De afzonderlijke apparaten voor draadloze communicatie kunnen worden in- en uitgeschakeld via HP Wireless Assistant.

HP Wireless Assistant gebruiken

Een apparaat voor draadloze communicatie kan worden in- of uitgeschakeld via HP Wireless Assistant. Wanneer een apparaat voor draadloze communicatie is gedeactiveerd in Setup Utility, moet het eerst opnieuw worden geactiveerd in Setup Utility voordat het kan worden in- of uitgeschakeld via Wireless Assistant.
OPMERKING: Als u een draadloos apparaat activeert of inschakelt betekent dit niet dat de computer
automatisch verbinding maakt met een netwerk of Bluetooth-apparaat.
Om de status van de apparaten voor draadloze communicatie te bekijken, klikt u op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak) en plaatst u daarna de aanwijzer op het pictogram voor draadloze communicatie.
Als het pictogram voor draadloze communicatie niet wordt weergegeven in het systeemvak, wijzigt u als volgt de eigenschappen voor Wireless Assistant:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Windows
Mobiliteitscentrum.
2. Klik op het pictogram voor draadloze communicatie in het deelvenster Wireless Assistant, in het
onderste gedeelte van Windows Mobiliteitscentrum. Wireless Assistant wordt geopend.
3. Klik op Eigenschappen.
4. Selecteer het selectievakje naast Pictogram van HP Wireless Assistant in systeemvak.
5. Klik op Toepassen.
6. Klik op Sluiten.
Raadpleeg de online helpfunctie van de Wireless Assistant software voor meer informatie:
1. Open Wireless Assistant door te klikken op het pictogram voor draadloze communicatie in
Windows Mobiliteitscentrum.
2. Klik op de knop Help.

Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken

Ook sommige besturingssystemen bieden de mogelijkheid om de geïntegreerde apparaten voor draadloze communicatie en de draadloze verbinding te beheren. Windows kent bijvoorbeeld de voorziening Netwerkcentrum, waarmee u de volgende taken kunt uitvoeren: een verbinding of een netwerk instellen, verbinding maken met een netwerk, draadloze netwerken beheren, een diagnose stellen van netwerkproblemen en netwerkproblemen oplossen.
Om Netwerkcentrum te openen, klikt u op Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum.
Selecteer Start > Help en ondersteuning voor meer informatie.
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken 15

WLAN gebruiken

Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos lokaal netwerk (WLAN), dat bestaat uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: De termen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze netwerken,
werken meestal met draadloze toegangspunten, die een groot aantal computers en accessoires ondersteunen en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of software aan te pas komt.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN­infrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of bedrijfsnetwerk).

Draadloos netwerk installeren

Als u thuis een draadloos lokaal netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, heeft u de volgende apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
een abonnement bij een internetprovider;
een draadloze router (afzonderlijk aan te schaffen) (2);
de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een installatie van een draadloos netwerk dat is verbonden met internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk worden aangesloten voor toegang tot internet.
Als u meer hulp nodig heeft bij de installatie van een draadloos lokaal netwerk, neemt u contact op met de fabrikant van de router of met uw internetprovider.
16 Hoofdstuk 2 Draadloze communicatie, lokaal netwerk en modem

Draadloos netwerk beveiligen

Aangezien de WLAN-standaard is ontwikkeld met slechts beperkte beveiligingsfuncties die niet zijn opgewassen tegen krachtige aanvallen, is het van cruciaal belang dat u begrijpt dat draadloze netwerken kwetsbaar zijn voor de welbekende veiligheidsrisico’s.
Draadloze netwerken in openbare zones, of "hotspots", zoals café's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Door fabrikanten van producten voor draadloze communicatie en aanbieders van hotspotservices worden nieuwe technologieën ontwikkeld om de openbare ruimte veiliger en anoniemer te maken. Als u zich zorgen maakt om de beveiliging van uw computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot niet-kritieke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te beveiligen tegen onbevoegde toegang. De gangbare beveiligingsniveaus zijn WPA-Personal (Wi-Fi Protected Access) en WEP (Wired Equivalent Privacy). Aangezien draadloze radiosignalen tot buiten het netwerk reiken, kunnen andere WLAN-apparaten onbeveiligde signalen opvangen en (ongevraagd) verbinding maken met uw netwerk of informatie onderscheppen die via het netwerk wordt verzonden. U kunt echter de volgende voorzorgsmaatregelen nemen om uw draadloze netwerk hiertegen te beschermen:
Gebruik een zender met ingebouwde beveiliging
Veel draadloze basisstations, gateways of routers bevatten ingebouwde beveiligingsvoorzieningen zoals protocollen voor beveiliging van draadloze communicatie en firewalls. Met behulp van de juiste draadloze zender kunt u uw netwerk beschermen tegen de meest voorkomende beveiligingsrisico’s van draadloze communicatie.
Gebruik een firewall
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als gegevensverzoeken controleert die worden verzonden naar uw netwerk en die eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Firewalls zijn verkrijgbaar in vele soorten, zowel softwarematig als hardwarematig. In sommige netwerken wordt een combinatie van beide typen gebruikt.
Gebruik codering voor draadloze communicatie
Voor een draadloos netwerk zijn verschillende geavanceerde coderingsprotocollen beschikbaar:
Wired Equivalent Privacy (WEP) is een beveiligingsprotocol voor draadloze communicatie
dat alle netwerkgegevens codeert en een WEP-sleutel verzendt. In de meeste gevallen kunt u de WEP-sleutel laten toewijzen door het netwerk. Maar u kunt ook uw eigen sleutel instellen, een andere sleutel genereren of andere geavanceerde opties kiezen. Zonder de juiste sleutel kunnen anderen niet gebruikmaken van het draadloze netwerk.
WPA (Wi-Fi Protected Access) maakt, net zoals WEP, gebruik van beveiligingsinstellingen
om gegevens te coderen en te decoderen die via het netwerk worden verzonden. In tegenstelling tot WEP, waarbij één statische beveiligingssleutel wordt gebruikt voor coderingen, maakt WPA echter gebruik van TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) om voor elk gegevenspakket een nieuwe sleutel te genereren. Bovendien wordt voor elke computer in het netwerk een afzonderlijke sleutelset gegenereerd.
WLAN gebruiken 17

Verbinding maken met een draadloos netwerk (WLAN)

Ga als volgt te werk om verbinding met het WLAN te maken:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld (het lampje voor draadloze communicatie is wit).
Als het lampje oranje is, drukt u op de toets voor draadloze communicatie (f12).
2. Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd draadloos netwerk is, wordt u verzocht een netwerkbeveiligingssleutel op te geven. Dit is een beveiligingscode. Geef de code op en klik daarna op OK om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: Als er geen WLAN’s worden weergegeven, betekent dit dat u zich buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: als het netwerk waarmee u verbinding wilt maken niet wordt weergegeven, klikt
u op Netwerkcentrum openen en klikt u daarna op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er verschijnt een lijst met opties. U kunt ervoor kiezen om handmatig te zoeken
naar een netwerk en hier verbinding mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, plaatst u de aanwijzer op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naar gelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparaten of verschillende typen wanden en vloeren.
Meer informatie over het gebruik van een WLAN is beschikbaar via de volgende hulpbronnen:
Informatie van uw internetprovider en de gebruikershandleidingen die bij de draadloze router en
andere WLAN-apparatuur zijn geleverd.
Informatie en koppelingen naar relevante websites in Help en ondersteuning.
Neem contact op met uw internetprovider of zoek op internet naar een overzicht van openbare draadloze netwerken ("hotspots") bij u in de buurt. Ga naar de website van uw internetprovider of zoek op internet met de zoekterm "hotspot". Informeer bij elke locatie met een openbaar draadloos netwerk naar de kosten en de vereisten voor een verbinding.

Naar een ander netwerk roamen

Wanneer u uw computer binnen het bereik van een ander draadloos netwerk plaatst, probeert Windows verbinding te maken met dat netwerk. Als de poging slaagt, wordt uw computer automatisch met het nieuwe netwerk verbonden. Als het nieuwe netwerk niet door Windows wordt herkend, volgt u dezelfde procedure die u eerder heeft gebruikt om verbinding te maken met uw draadloze netwerk.
18 Hoofdstuk 2 Draadloze communicatie, lokaal netwerk en modem

Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen)

Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging van de traditionele communicatie via fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals:
computers (desktop- en notebookcomputers, PDA's)
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde GSM/PDA's (smart phones))
beeldverwerkingsapparatuur (printers, camera's)
geluidsapparatuur (headsets, luidsprekers)
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de helpfunctie van Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten.

Bluetooth en Internet Connection Sharing (ICS)

HP adviseert niet om een computer met Bluetooth in te stellen als host en te gebruiken als gateway die door andere computers kan worden gebruikt om verbinding te maken met internet. Wanneer twee of meer computers met behulp van Bluetooth met elkaar worden verbonden, en ICS (Internet Connection Sharing) op een van de computers is ingeschakeld, kunnen de andere computers niet via het Bluetooth­netwerk verbinding maken met internet.
De kracht van Bluetooth ligt in het synchroniseren van de gegevensoverdracht tussen uw computer en draadloze apparatuur, zoals een mobiele telefoon, printer, camera of PDA. Het onvermogen om op consistente wijze twee of meer computers te verbinden om de internetverbinding via Bluetooth te kunnen delen, is een beperking van Bluetooth en het besturingssysteem Windows.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) 19

Problemen met draadloze verbindingen oplossen

Enkele mogelijke oorzaken van problemen met draadloze verbindingen zijn:
De netwerkconfiguratie (SSID of beveiliging) is gewijzigd.
Een draadloos apparaat is niet correct geïnstalleerd of is uitgeschakeld.
Er is een storing opgetreden in een draadloos apparaat of router.
Signalen van het draadloze apparaat worden verstoord door andere apparaten.
OPMERKING: Apparaten voor draadloze netwerken worden alleen met bepaalde computermodellen
geleverd. Als draadloos netwerken niet voorkomt in de lijst met voorzieningen op de oorspronkelijke computerverpakking, kunt u de computer van deze mogelijkheid voorzien door een apparaat voor draadloze communicatie aan te schaffen.
Voordat u de reeks mogelijke oplossingen voor uw netwerkverbindingsprobleem doorloopt, controleert u eerst of voor elk draadloos apparaat een stuurprogramma is geïnstalleerd.
De procedures in dit hoofdstuk zijn bedoeld om problemen met een computer die geen verbinding maakt met het netwerk dat u wilt gebruiken, te diagnosticeren en op te lossen.

Kan geen verbinding maken met een draadloos netwerk (WLAN)

Als het niet lukt verbinding te maken met een WLAN, controleert u of het geïntegreerde WLAN-apparaat correct is geïnstalleerd op uw computer.
OPMERKING: Windows kent de voorziening Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van uw
computer te verbeteren. Mogelijk wordt u om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging.
2. Klik bij Systeem op Apparaatbeheer.
3. Klik op de pijl naast Netwerkadapters om de lijst uit te vouwen, zodat alle netwerkadapters worden
weergegeven.
4. Zoek het WLAN-apparaat op in de lijst Netwerkadapters. De vermelding van een WLAN-apparaat
bevat de term draadloos, draadloos LAN, WLAN, Wi-Fi of 802.11.
Als geen WLAN-apparaat wordt weergegeven, is uw computer niet voorzien van een geïntegreerd WLAN-apparaat of is het stuurprogramma voor het WLAN niet correct geïnstalleerd.
Raadpleeg de koppelingen naar websites in Help en ondersteuning als u meer wilt weten over het oplossen van problemen met WLAN's.
20 Hoofdstuk 2 Draadloze communicatie, lokaal netwerk en modem
Loading...
+ 105 hidden pages