(mV) ± 2%v.MW ± 1 Digit
pH-elektrode: pH-elektrode GE 100 (standaardelektrode, meegeleverd), via zijdelingse
elektrodenbus (cinch) te bevestigen.
GE 100: gecombineerde elektrode met navulbaar 3 mol-KCl-elektrolyt of
permanent elektrolyt. meetbereik: 0 tot 14 pH, temperatuur: 0 tot 80 ℃.Voor permanente metingen in het alkalische bereik moeten speciale elektrodes worden gebruikt!
(zie speciale accessoires)
Ingangsweerstand: ca. 1012 Ohm
Weergave: ca. 13 mm hoog, LCD-display met 3 1/2-posities
Werktemperatuur: 0 tot 45 ℃
Nominale temperatuur: 25 ℃
Relatieve luchtvochtigheid: 0 tot 80% rel. luchtvochtigheid (niet condenserend)
Stroomvoorziening: 9V-batterij, type IEC 6F22 (meegeleverd)
Levensduur van de batterij: Ca. 200 uur
Indicatie voor het vervangen
van de batterij: "BAT" verschijnt bij een lege batterij automatisch
linksonder in het display.
Afmetingen: ca. 150 x 86 x 30 mm (H x B x D); behuizing van
schokvaste ABS met geïntegreerde
behuizing-steun-/ophangbeugels en clips voor
zijdelingse bevestiging van de elektrode.
Gewicht: ca. 300 g (incl. batterij en elektrode GE 100)
Kalibratie: 3 draaiknoppen voor :
afhankelijk van het werkbereik) 2 ijk-capsules (pH 4
en pH 7) alsmede 2 kunststof flessen (100 ml) voor
het aanbrengen van steeds 100 ml bufferoplossing.
EMC: GPHR 1400 / GPHR 1400A voldoet aan de essentiële beschermingseisen in de richtlijn van de Raad voor naleving van de rechtsvoorschriften van de Lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (89/336/EEG).
Extra fouten: <1%
Bij GPHR 1400A extra :
Analoge uitgang: 1 mV/Digit, aansluiting aan kopse kant via 2-polige
klinkbus 3,5 mm ø (klinkstekker meegeleverd)
(Minus = schroefdraadgedeelte, Plus = isol. middelste
aansluiting)
Voorbeeld: voor pH-metingen: pH 0 = 0 mV; pH 7
= 700 mV; pH 14 = 1400 mV voor
Redox-meting: 1 mV = 1 mV (+/- 1.999 mV)
Stroomvoorziening: externe 10 V gelijkspanningsvoeding via 2,5 mm klinkbus aan kopse kant (bij het aanbrengen
van de netvoeding wordt de batterij automatisch
uitgeschakeld.)
geschikt netapparaat: GNG10
Algemene onderhouds- en meetinstructies voor pH-combinatie-elektroden (ons
standaardtype GE 100)
Deze pH-elektrode is intensief getest en tijdens alle productiefasen onderworpen aan
strenge kwaliteitscriteria.
De meegeleverde elektrode is voor een maximumtemperatuur van 80 °C geschikt!!
1. Om de capaciteit en nauwkeurigheid zo lang mogelijk te behouden moeten de
volgende punten in acht worden genomen:
1.1. Verwijder de voorraadbeschermkap van de pH-glasmembraan, spoel het
glaselement en de pH-glasmembranen met normaal leidingwater af. Droog daarna
het glaselement en de pH-membraan met een zachte papieren doek droog.
1.2. Belangrijk! De pH-glasmembraan moet altijd vochtig worden gehouden. Als de
elektrode niet wordt gebruikt, moet de pH-glasmembraan in een 3 mol/l KCloplossing worden gedompeld en daarin worden bewaard.
Als de pH-glasmembraan is uitgedroogd, worden de prestaties en de detectiviteit
hierdoor negatief beïnvloed. Om deze opnieuw permanent te bevochtigen moet de
glasmembraan in 3 mol KCl 24 uur worden besprenkeld met water.
1.3. Vermijd contact met de glasmembraan!
Oppervlakbeschadigingen en slijtage hebben een negatief effect op de prestaties
van de elektrode.
1.4. Vóór gebruik moet via een visuele controle de pH-elektrode op ingesloten
luchtbelletjes in de pH-glasmembraan en moet de uitwendige referentie-elektrodecel
worden gecontroleerd. Als er luchtbelletjes aanwezig zijn, kunnen deze door naar
beneden te schudden worden verwijderd (zoals bij een kwikzilver
koortsthermometer).
1.5. Om een drukopbouw of evt. vacuümvorming in de referentie-elektrodecel te
vermijden en hierdoor een veilige doorlaat te waarborgen, moet de rubberen
afsluitmanchet, die de elektrolyt-bijvulopening afdekt, tijdens metingen opzij
worden geschoven. Voor opslagdoeleinden moet de afsluitmanchet weer correct
passend worden aangebracht, aangezien er anders elektrolyt wegstroomt.
Let er tijdens het meten op, dat ook het zijdelingse diafragma moet het
meetproduct in contact komt. Minimale dompeldiepte bij GE100 bijv. 20 mm, max.
50 mm.
1.6. Kabels en stekkers van de elektroden moeten altijd schoon en droog worden
gehouden.
Anders kan de elektrische isolatie verloren gaan, met mogelijk meetfouten en
andere fouten als gevolg.
2. Verzorging en onderhoud:
2.1. Controleer regelmatig de niveaustatus van de betreffende elektrolyten en vul indien
nodig via de bijvulopening met een spuitje of een pipet een 3 mol/l KCl-oplossing
bij.
2.2. Kristallisatie van de 3 mol KCl-oplossing (3 molair kaliumchloride) is onvermijdelijk!
Uitgekristalliseerde 3mol KCl op beschermkap en op afsluitmanchet kan eenvoudig
met een vingernagel of een doek worden verwijderd en vormt daardoor geen defect
of reden voor een klacht.
2.3. Verontreinigde elektroden moeten worden gereinigd. De geschikte
schoonmaakmiddelen voor de pH-glasmembraan worden in de volgende tabel
beschreven.
BNC-adapter voor het aanbrengen van externe elektroden met BNC-stekker
GKK 1400
Opbergkoffer met geponste schuimplastic bekleding en GPF 200
Kalibratie van de mV-meter (redoxmeter):
Er hoeft geen mV-meter te worden gekalibreerd, aangezien deze reeds fabrieksmatig is
ingesteld. Om de metingen uit te voeren zet u de schakelaar van het handmeetapparaat in
de stand mV (op het LCD-display verschijnt een getal zonder punt).
Gebruik alleen een voor de betreffende toepassing geschikte elektrode, aangezien
er anders grote meetafwijkingen kunnen optreden. Informatie over de betreffende
speciale elektroden vertrekken wij op aanvraag
Kalibratie van de pH-meter:
Benodigde toebehoren: een kalibratieoplossing voor pH 7 en pH 4 (resp. pH10, pH 12
(speciale toebehoren))
Aanmaken van de kalibratieoplossing
Vul de 2 kunststof flessen elk met 100 ml gedestilleerd water. (100 ml is voldoende
voor het complete cilindergedeelte, dus ca. 55 mm vanaf de flesbodem).
Open de capsule voor pH 7 (groen) nu voorzichtig (draai de capsulehelften en trek
daarbij: let op dat u niets morst) en doe de volledige inhoud, incl. van beide
capsulehelften, in een van de flesjes.
Doe de inhoud van de tweede capsule voor pH 4 (oranje) (resp. pH 10 of pH 12) incl.
de beide capsulehelften in het tweede flesje.
De capsulehuls in de oplossing kleurt de vloeistof in de betreffende signaalkleur:
oranje = pH 4,0 ; groen = pH 7,0 ; blauw = pH 10,0; kleurloos (witte capsule) = pH 12
De bufferoplossingen moeten tijdig worden aangebracht, aangezien de oplossingen pas na
ca. 3 uur gebruiksklaar zijn. Roer de oplossingen vóór het eerste gebruik goed door.
Kalibratie van de pH-meter:
Voor een zo nauwkeurig mogelijk meetnauwkeurigheid moet er zodanig worden
gekalibreerd, dat het kalibratiebereik het meetbereik overlapt. Hiervoor wordt het volgende
gebruik van kalibratieoplossingen aanbevolen voor metingen
kleiner dan pH 7: pH 4,0 en pH 7,0
groter dan pH 7: pH 7,0 en pH 12,0
Steek de cinch-stekker van de pH-elektrode in de apparaataansluiting en zet de schakelaar
van het handmeetapparaat in de stand pH (op het LCD-display verschijnt een getal met
punt).
Bepaal de temperatuur van de bufferoplossing en stel met de middelste draaiknop (regelaar
met temperatuurcompensatie voor 0 tot 100 °C) de berekende temperatuur: 1 deelstreep
komt overeen met 10 °C.
Instelling van de 1e kalibratiepunt :
Trek voorzichtig de beschermkap van de elektrode af (voorzichtig!! De kap bevat 3 mol
KCl).
Spoel de elektrode met gedestilleerd water af, laat deze drogen en plaats deze dan in een
pH 7,0 bufferoplossing. Wacht ca. 20 tot 30 seconden (totdat het display een stabiele
waarde laat zien) en stel daarna met de draaiknop uiterst rechts (pH 7) de waarde op 7,00.
Instelling van de 2e kalibratiepunt :
Reinig de elektrode met gedestilleerd water, droog deze en breng dan de pH 4,0 oplossing
aan. Wacht nogmaals ca. 20 tot 30 seconden seconden (totdat het display een stabiele
waarde laat zien) en stel daarna met de draaiknop uiterst links (pH X) de waarde op 4,00.
Herhaal om de kalibratie te controleren punt 1 en 2 opnieuw en stel deze met de
betreffende draaiknop bij.
Als er in plaats van pH 4,0 een andere bufferoplossing, bijv. pH 10,0 of pH 12,0 is ingesteld,
moet met de draaiknop links (pH X) de betreffende waarde (10.00 resp. 12.00) worden
ingesteld (instelling van het 2e ijkpunt).
Houd er rekening mee dat met de rechter draaiknop (pH 7), onafhankelijk van het
meetbereik, opnieuw de waarde van de bufferoplossing
pH 7,0, dus 7,00, moet worden ingesteld: deze is namelijk bij elke meting vereist.
Voor een hogere mate van nauwkeurigheid moet er vóór elke meetreeks opnieuw
worden gekalibreerd. Let er daarbij op dat de kalibratieoplossing en het te meten
medium bij benadering dezelfde temperatuur hebben !
Vul de afsluitkap van de elektrode na afloop van de metingen met 3 mol KCl-oplossing en
plaats deze vervolgens.
Om de afsluitkap eenvoudiger aan te brengen moet u deze iets samendrukken, zodat
aanwezige lucht kan ontsnappen.
Belangrijk!! pH-elektroden zijn extreem gevoelige componenten. Lees vóór gebruik
zorgvuldig de betreffende onderhouds- en meethandleiding van de pH-elektrode door.
Bij aan ondeskundige behandeling verlenen wij geen garantie (bijv.
elektrodenbreuk, uitdrogen, blokvorming etc.)
Meetaanwijzingen
Aangezien er bij pH-metingen doorgaans zeer hoog-ohmige weerstandswaarden (zowel van
de pH-elektrode als van het apparaat) aanwezig zijn, moet het apparaat tijdens het meten
worden uitgeschakeld, om potentiaalverschuivingen tussen elektrode en meetapparaat te
voorkomen, resp. mag de elektrode niet met de hand worden vastgehouden. Indien u niet
in staat bent het apparaat tijdens het meten uit te schakelen, houd het dan zo ver mogelijk
van de stekker af en beweeg het zo weinig mogelijk. In de meeste situaties is het een
voordeel wanneer u het apparaat in een hand en de elektrode in uw andere hand houdt:
hierdoor garandeert u dat de optredende potentiaalverschuivingen tot een minimum beperkt
blijven. Vermijd in elk geval dat u het apparaat aanpakt bij de sensorstekker: hierbij
kunnen door capacitieve overkoppeling van de hand storingen tijdens het meten optreden.
Wanneer het display verspringt bij het aanpakken of losraken van de stekker, duidt dit dus
niet op een los zittend contact in de stekker, maar wordt dit door capaciteitsveranderingen
– door uw hand - veroorzaakt.
Veiligheidsinstructies:
Dit apparaat is conform de veiligheidsbepalingen voor elektronische meetapparaten
gebouwd en getest. Een probleemloze werking en bedrijfsveiligheid van het apparaat kan
alleen worden gewaarborgd, wanneer bij gebruik ervan de algemeen geldige
veiligheidsvoorzieningen alsook de apparaatspecifieke veiligheidsaanwijzingen in deze
bedieningshandleiding in acht worden genomen.
1. Een probleemloze werking en bedrijfsveiligheid van het apparaat kan alleen onder de in
het hoofdstuk „Technische gegevens“ gespecificeerde klimatologische omstandigheden
worden gewaarborgd.
2. Wanneer het apparaat van een koude naar een warme omgeving wordt getransporteerd,
kan de werking van het apparaat als gevolg van condensvorming verstoord raken. In dat
geval moet u wachten totdat de temperatuur van het apparaat zich heeft aangepast aan
de kamertemperatuur, voordat u het apparaat opnieuw in bedrijf stelt.
3. Wanneer het waarschijnlijk is dat het apparaat niet langer zonder risico’s kan worden
gebruikt, moet het buiten bedrijf worden gesteld en moet door middel van markering
tegen verdere inbedrijfstelling worden beschermd.
Het apparaat kan de veiligheid van de gebruiker in gevaar brengen, wanneer het bijv.:
zichtbare schade vertoont
niet meer volgens de voorschriften werkt
langdurig onder ongunstige omstandigheden werd opgeslagen
4. Netvoedingsmodus
Let bij aansluiting van een netvoeding op de toegestane bedrijfsspanning van het
meetapparaat: deze moet tussen 9 en 12 VDC liggen. Eenvoudige netvoedingen kunnen
hoge nullastspanningen hebben! Daarom moeten netvoedingen met een gereguleerde
spanning worden gebruikt. De door ons aangeboden netvoeding GNG10 garandeert een
probleemloze werking.
Waarschuwing : Bij gebruik van een defecte netvoeding (bijv. kortsluiting van de
netspanning naar de uitgangsspanning) kunnen er in het apparaat (bijv. sensorbus,
analoge uitgang) levensgevaarlijke spanningen optreden!
Bij twijfel moet het apparaat altijd naar de fabrikant worden gestuurd voor reparatie of
onderhoud.
De pH-elektrode:
Inleiding:
pH-elektroden zijn slijtdelen die afhankelijk van chemische en mechanische belasting
moeten worden vervangen, wanneer de vereiste waarden ook na zorgvuldige reiniging en
evt. regenereren niet langer kunnen worden aangehouden. Bij het gebruik moet er rekening
mee worden gehouden dat diverse stoffen in wateroplossingen het glas aantasten en dat
evt. chemicaliën een chemisch reactie veroorzaken met de KCl-oplossing in de elektrode en
blokvorming op het diafragma kunnen veroorzaken.
Voorbeelden:
bij proteïnehoudende oplossingen, zoals bij metingen in de geneeskunde en biologie,
kan KCl een denaturatie van proteïnen veroorzaken.
gecoaguleerde laksoorten
oplossingen met hogere concentraties zilverionen
Er kunnen verdere problemen tijdens metingen in ionenarme en oplosmiddelhoudende
media optreden. De tijdens metingen in deze media optredende problemen kunnen voor een
deel door het gebruik van een dubbele kamer-elektrode met geschikt brugelektrolyt
(verschillend, afhankelijk van de toepassing) worden omzeild (ons type GE 103).
Stoffen die zich afzetten op het meetmembraan of het diafragma, zijn van invloed op de
meetresultaten en moeten regelmatig worden verwijderd. Dit kan bijv. door middel van
automatische reinigingsvoorzieningen gebeuren.
Verschillende toepassingsbereiken vereisen speciale elektroden:
1. Metingen in ionenarme media (regenwater, aquariumwater, VE-water)
Ons type GE 104 (speciale slijpelektrode vanaf 50μS/cm) of GE 106 (vanaf
100μS/cm).
2. Zeewateraquaria
Normale elektrodes voor gecombineerde pH-waarden met 3mol KCl (ons type GE 100).
3. Fotolaboratoria
Gebruik een dubbele kamer-elektrode met brugelektrolyt (1 molaire kalium-
nitraatoplossing); kalium-nitraatoplossing moet naar behoefte worden vervangen, de
wateringskap voor het bewaren van de elektrode moet met kalium-nitraatoplossing
worden gevuld. (type GE 103).
4. Zwembad
Normale pH-elektrode met 3mol KCl (ons type GE 100 ).
5. Bodemonderzoeken
Glaselektrode met meerdere diafragma’s (ons type GE 101). Gebruik een
voorsteekdoorn!
6. Kaas, fruit, vlees
Insteekelektrode (ons type GE 101). Bij metingen van kaas, melk en alle
proteïnehoudende producten moet de elektrodenreiniging met een speciaal
reinigingsmiddel plaatsvinden (pepsineoplossing – bij ons verkrijgbaar).
Normale reiniging: 0,1 molaire HCl-oplossing voor ten minste 5 min. of proteïnehoudend
reinigingsmiddel
De levensduur van elektroden bedraagt normaal minimaal 8-10 maanden en kan bij een
goed onderhoud meestal wel tot meer dan 2 jaar worden verlengd. Exacte informatie kan
echter niet worden verstrekt, aangezien deze varieert afhankelijk van de betreffende
toepassing.
Als de pH X-waarde niet langer kan worden ingesteld, duidt dit erop dat ofwel
a) de elektrode is opgebruikt en moet worden vervangen, ofwel
b) dat de bufferoplossing is opgebruikt (breng dan een nieuwe oplossing aan).
Bufferoplossingen zijn slechts begrensd houdbaar (ca. 3-4 maanden) en dit ook alleen bij
een zorgvuldig gebruik tijdens het kalibreren (waarbij niet continu bufferoplosresten worden
verplaatst
tussen oplossingen als gevolg van onvoldoende uitwassen en afdrogen van de elektrode).
Buffercapsules zijn onbegrensd houdbaar – het is daarom zinvol er voldoende op voorraad
te houden.
3 mol KCl moet eveneens aanwezig zijn om bij te vullen.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.