Uitvoeren van metingen!
Gebruiksopmerkingen:
1. Leg de indicator met de behuizingbodem op een vlak gedeelte van het
te meten materiaal. Bij een meting op hout moet deze in de richting
van de vezels uitgevoerd worden - een meting schuin naar de vezelrichting levert een mindere waarde op! De meetrichting is dan juist als
de vezelrichting parallel naar de aanduiding loopt (vanaf links naar
rechts)
2. De in de aanduiding weergegeven waarde moet afhankelijk van het
gemeten materiaal interpreteert worden:
Beton/estrik
Aanduiding Vochttoestand
0...5 = droog
6...9 = vochtig, normale vochtigheidsgraad
10... = nat, te vochtig voor verdere verwerking
het wordt aangeraden de normale vochtigheid van 6...9 af
te wachten.
Het GMI 15 duidt de vochtigheid van beton resp. estrik, tot op een diepte
van ca. 4 cm aan.
Hout/polyester gewapend met glasvezel
Aanduiding Vochttoestand
0...3 = 0...12% : droog, de aansluitende laklaag kan opgedragen
worden.
3...6 = 12...20% : luchtdroog, de afsluitende laklaag kan alleen
uitgevoerd worden met een laksysteem dat geschikt is
voor een vochtigheidsgehalte van de ondergrond van tot
20%.
6....11 = 20...30% : winddroog, de bewerking kan alleen met
middelen uitgevoerd worden die de vochtigheid goed
doorlaten. Voor het opbrengen van meerdere lagen is een
droogtijd aan te houden.
5
Gewicht : ca. 150 g (gebruiksklaar)
EMV : De GMI 15 voldoet aan de eisen van de
geldende Europese richtlijnen
(Elektromagnetische verdraagzaamheid
89/336/EWG).
Veiligheidsbepalingen
Dit apparaat is volgens de veiligheidsbepalingen voor elektronische meetapparaten opgebouwd en getest.
Om een perfecte functie en gebruiksveiligheid te garanderen moet de
gebruiker de algemene normale veiligheidsbepalingen en de veiligheidsbepalingen die in deze handleiding genoemd zijn in acht nemen.
1. Een perfecte functie en gebruiksveiligheid van dit apparaat kunnen
alleen gegarandeerd worden als de klimaatomstandigheden zoals die
onder technische gegevens genoemd zijn aangehouden worden.
2. Neem het apparaat nooit direct in gebruik, wanneer dit uit een koude
plaats in een warme ruimte gebracht wordt, het daarbij ontstane condenswater kan een storing veroorzaken, laat het apparaat
oningeschakeld op kamertemperatuur komen.
3. Als er aangenomen kan worden dat gebruik zonder gevaar niet meer
mogelijk is, dient u het apparaat buiten werking te stellen en te schermen
tegen het per ongeluk in gebruik nemen door derden. U kunt er van uitgaan dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is als:
- het apparaat zichtbaar beschadigd is
- het apparaat niet meer goed werkt
- na langdurige opslag onder ongunstige omstandigheden.
In geval van twijfel raden wij u aan het apparaat voor controle of reparatie
naar de fabrikant te sturen.
4