Greisinger GMH 3830 User guide [nl]

Bestnr. 10 08 87
Greisinger materiaalvochtmeter GMH 3830
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2012 by CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V.
Internet
: www.conrad.nl of www.conrad.be
Inhoudsopgave
1 Algemeen 4
2 Configuratie van de meter 6
3 Algemeen over nauwkeurige materiaalvochtmeting 7
4 Aanwijzingen voor de extra functies 11
5 Apparaatuitgang 12
6 Fouten- en systeemberichten 13
7 Toepassing voor de houtlijmbouw volgens DIN 1052-1 (MPA gecertificeerd) 14
8 Nauwkeurigheid controleren / justeerservies 14
9 Technische gegevens 15
Bijlage A: houtsoorten 16
Bijlage B: verdere materialen 21
2
1 Algemeen
1.1 Veiligheidsaanwijzingen
Deze meter is volgens de veiligheidsbepalingen voor elektronische meetapparatuur opgebouwd en getest. Een correcte werking en de gebruiksveiligheid van het apparaat kunnen alleen gegarandeerd worden indien de gebruikers de algemene veiligheidsmaatregelen en de apparaat­specifieke veiligheidsaanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing in acht nemen.
1. Een correcte werking en een veilig gebruik van de meter kan slechts gegarandeerd worden bij klimatische condities zoals de gespecificeerd zijn onder "Technische gegevens".
2. Neem de meter nooit direct in gebruik, als deze van een koude naar een warme ruimte gebracht wordt. Het condenswater dat hierbij ontstaat kan problemen veroorzaken. Wacht tot de meter op kamertemperatuur is, voordat u hem gebruikt.
3. Concipieer schakelingen heel zorgvuldig bij het aansluiten op andere apparatuur. (bijv. via seriële interface). Eventueel kunnen interne verbindingen in andere apparaten (bijv. verbinding GND met aarde) tot niet veroorloofde spanningspotentialen leiden, die het apparaat zelf of het aangesloten apparaat in zijn werking kan belemmeren of zelfs vernielen.
4. Waarschuwing: bij gebruik met een defecte netvoeding (bijv. kortsluiting van netspanning naar de uitgangspanning), kan levensgevaarlijke spanningen aan het apparaat (bijv. voeleraansluiting, seriële interface) veroorzaken.
5. Als er aangenomen kan worden dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is, dient u het
apparaat buiten bedrijf te stellen en te kenmerken tegen het per ongeluk in werking stellen. De veiligheid van de gebruiker kan door het apparaat beperkt zijn, wanneer deze bijv.:
- zichtbaar beschadigd is
- niet meer juist functioneert
- langere tijd onder ongunstige omstandigheden bewaard werd.
In twijfelachtige gevallen dient de meter principieel naar de fabrikant opgestuurd te worden ter reparatie of een onderhoud.
6. Let op: de meter is niet bedoeld voor veiligheidstoepassingen, noodstop- voorzieningen of toepassingen bij die een foutieve functie letsel of materiële schade kan veroorzaken. Dit moet beslis in acht worden genomen, om zware lichamelijke of materiële schade te voorkomen.
7. Letselgevaar! De gebruikte meetstiften van verschillende voelers zijn erg scherp, bij een meting moet beslist zorgvuldig omgegaan worden om letsels uit te sluiten.
3
1.2 Gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen:
Gebruik met batterij
Indien het symbool (uitroepteken in een driehoek) en de aanduiding "bAt" onderaan in het display verschijnt, is de batterij bijna leeg en moet vervangen worden. Voor korte tijd kan dan nog gemeten worden. Als er boven in het display "bAt" verschijnt, is de batterij volledig verbruikt. Tijdens opslag van de meter boven 50 °C moet de batterij uitgehaald worden.
Tip: als u de meter langere tijd niet benodigd, moet de batterij uitgehaald worden! Gevaar voor uitlopen!
Gebruik met netvoeding
Let op: bij aansluiting van een netvoeding moet een werkspanning tussen 10,5 en 12V liggen.
Sluit geen hogere spanning aan. Sommige eenvoudige netvoedingen bezitten een te hoge nullastspanning. Dit kan leiden tot foutieve functies of het apparaat onherstelbaar beschadigen. Wij bevelen aan onze netvoeding GNG10/3000 te gebruiken. Voor het verbinden van de netvoeding met de netspanning moet gecontroleerd worden of de op de netvoeding aangegeven werkspanning overeenkomt met de netspanning.
Het apparaat en de sensors dienen zorgvuldig behandelt worden en zijn volgens de technische
gegevens te gebruiken (niet werpen, stoten enz.). Bescherm de stekkers en bussen tegen vervuiling.
Bij het afkoppelen van de temperatuurvoeler niet aan de kabel trekken maar steeds aan de stekker. Bij het juist positioneren van de stekker, kan deze zonder veel kracht ingestoken worden.
Keuze van de apparaatuitgang: De apparaatuitgang kan als seriële interface of als analoge uitgang gebruikt worden. Deze functie moet in de configuratie overeenkomstig ingesteld worden.
1.3 Aanwijzingen voor de afvalverwijdering
Batterijen dienen volgens de KCA-voorschriften verwijdert te worden.
Dit product mag aan het eind van zijn levensduur niet samen met het normale huishoudafval
verwijderd worden. Breng het naar een plaats waar elektrische en elektronische apparatuur gerecycled wordt of stuur het terug (voldoende gefrankeerd) naar de fabrikant.
4
1.4 Aansluitingen
1. Apparaatuitgang
voor galv. gescheiden interface- adapter (accessoires: GRS 3100, USB3100). Toepassing als analoge uitgang: aansluiting via geschikte analoge kabel. Let op: de desbetreffende bedrijfssoort moet geconfigureerd worden (zie 2.7) en beïnvloed de levensduur van de batterij!
2. Sensoraansluiting
3. Temperatuurvoeler bus: thermo- element type K (NiCr-Ni)
4.
voor temperatuurcompensatie via externe voeler
netbus
De
: toepassing als interface: aansluiting
BNC
bevind zich op de linker zijde van de meter.
1.5 Displayelementen
1 = Hoofdweergave:
[Gewichtspercentage] HLD: de meetwaarde is vastgezet (toets 6)
2 = Subweergave: aanduiding van het gekozen materiaal
(of knop 3 indrukken: temperatuur)
Extra aanduidingselementen: 3 = Vochtbepaling:
de bovenste pijlen: DRY= droog, WET = nat
4 = Waarschuwingsdriehoek: 5 = "%u" of "%w"
materiaalvocht u of watergehalte w
6 = T extern - pijl verschijnt wanneer externe temperatuurvoeler
aangesloten en automatische temperatuurcompensatie actief is
De overige pijlen hebben bij deze apparaatvariatie geen functie
weergave actuele materiaalvochtigheid
bepaling van de materiaaltoestand: via
indicatie zwakke batterij
toont eenheid van de vochtmeting:
1.6 Bedieningselementen
Toets 1: aan/uit- schakelaar Toets 4: Set/menu
2 sec indrukken (menu): configuratie oproepen
Toets 2, 5: bij de meting: materiaalkeuze
Zie ook: 4.2 Beperking materiaalkeuze (’Sort’) Tabel van de instelbare materialen: Bijlage A: houtsoorten, Bijlage B: verdere materialen
Bij handmatige temperatuurcompensatie:
In de temperatuurweergave (oproep via toets "Temp"):
invoer temperatuur
bij de configuratie
invoer waarden, of instellingen wijzigen
Toets 6: Store/
Toets 3: Tijdens de meting:
- Meting: bij Auto-Hold off: vasthouden van de actuele meetwaarde (’HLD’ op het display) bij Auto-Hold on :nieuwe meting starten. Deze is klaar wanneer ’HLD’ op het display verschijnt, zie paragraaf 3.3 Auto-Hold functie
- Set/Menu of invoer temperatuur: bevestiging van de invoer, terug naar de meting
korte weergave temperatuur of wisselen naar de temp.-invoer.
:
5
2 Configuratie van de meter
Voor het configureren van de meter 2 seconden de toets Menu (toets 4) indrukken, hierdoor wordt de eerste menu- parameter opgeroepen. Door opnieuw op Voor het instellen van de parameters gebruikt u de toetsen (toets 2) of (toets 5). Met de toets
2.1 ’Sort’: Beperking van de materiaalkeuze
2.2 ’Sor.X’: Kiesbare materialen (niet bij Sort = off)
Afhankelijk van het getal dat bij "Sort" wordt aangegeven, staan de volgende menupunten Sor.1 ... Sor.X ter beschikking.
2.3 ’Unit %’: Keuze van de vochteenheid %u / %w
2.4 ’Unit t’: Keuze van de temperatuureenheid °C /°F
2.5 ’ATC’: Automatische temperatuurcompensatie
2.6 ’Auto-Hold’: Automatisch vasthouden van de constante meetwaarde
2.7 ’Power.off’: Keuze van de uitschakelvertraging
2.8 ’Out’: Functie van de meteruitgang
2.9 ’Adres’: Selectie van het basisadres bij apparaatuitgang = seriële interface
2.10 ’dAC.0Volt’: Nulpunt- instelling bij apparaatuitgang = analoge uitgang
Store/
off
1...8
Via de toetsen 2 en 5 gewenst materiaal kiezen, dat gemeten zal worden. Zie ook: 4.2 Beperking van de materiaalkeuze (’Sort’)
Pijl links onder .%u. Pijl links onder .%w.
(toets 6) verlaat u de configuratie en de veranderingen worden opgeslagen.
: Vrije materiaalkeuze via de toetsen 2 en 5
: Materiaalkeuze tussen 1 tot 8 vooraf kiesbare materialen
vochtweergave = materiaalvocht in [% u]
vochtweergave = watergehalte in [% w]
Alle temperatuurweergaven in graden Celsius Alle temperatuurweergaven in graden Fahrenheit
Atc uit: invoer temperatuur voor de compensatie via de toetsen Atc aan: temperatuurcompensatie via intern gemeten temperatuur of externe voeler
Auto-HLD uit: er wordt continu gemeten Auto-HLD aan: zodra een stabiel meetresultaat aanwezig is, wordt deze met HLD vastgehouden. Met de Store- toets wordt een nieuwe meting
gestart.
Uitschakelvertraging in minuten. Als er geen toets ingedrukt wordt en geen gegevensoverdracht via interface plaatsvindt, schakelt de meter na een bepaalde tijd automatisch af. Automatische uitschakeling deactiveert (noodzakelijk bij continu- werking, bijv. netvoedingwerking)
Geen uitgangsfunctie, laagste stroomverbruik Uitgang voor seriële interface Uitgang voor analoge uitgang
Basisadres voor seriële communicatie.
I
nvoer materiaalvocht, bij welke de analoge uitgang 0V zal uitgeven, bijv. bij
0,0%
Menu
te drukken springt u naar de volgende parameter.
6
2.11 ’dAC.1Volt’: Instelling stijging bij apparaatuitgang = analoge uitgang
Invoer materiaalvocht bij welke de analoge uitgang 1V zal uitgeven, bijv. bij 100,0%
Opmerking: als de toetsen "Mode" en "Store" tegelijkertijd langer dan 2 seconden ingedrukt worden, zal een reset (fabrieksinstelling) uitgevoerd worden.
3 Algemeen voor een nauwkeurige materiaalvochtmeting
3.1 Materiaalvocht u en watergehalte
Afhankelijk van de toepassing zal óf het materiaalvocht u benodigd worden of het watergehalte w. Bij meubelmakers, timmermannen en derg. wordt het materiaalvocht u gebruikt (met betrekking tot droogmassa/droogproef) Bij de beoordeling van brandstoffen (haardhout, houtsnippers of derg.) wordt meestal het watergehalte w gebruikt. De meter kan op beide waarden ingesteld worden, zie hoofdstuk "Configuratie".
Materiaalvocht u (betrokken op de droogmassa, pijl linksonder wijst op u)
De eenheid is %.(soms gebruikt: % atro)
materiaalvocht u[%] = (Massa
Of anders weergegeven: materiaalvocht u[%] = Massa
Massa
nat
: Massa van materiaalproef (= totaalgewicht Massa
Massa
water:
: Massa van in de materiaalproef aanwezige water
Massa
droog
: Massa van de materiaalproef na de droogproef (water was verdampt)
Voorbeeld: 1kg nat hout, dat 500g water bevat, heeft een materiaalvocht u van 100%
Watergehalte w (= materiaalvocht betrokken op de natte totale massa, pijl linksonder wijst op w)
De eenheid is eveneens %. Watergehalte[%] = (Massa Of: Watergehalte [%] = Massa
Voorbeeld: 1kg nat hout, dat 500g water bevat heeft een watergehalte w van 50%
nat
- Massa
water
droog
/ Massa
) / Massa
nat
nat
- Massa
*100
w
nat
droog
water
*100
) / Massa
/ Massa
water
+ Massa
droog
droog
*100
droog)
*100
3.2 Bijzonderheden van het apparaat
466 hout- en 28 bouwstoffenkarakteristieken zijn direct in het apparaat opgeslagen:
Hiermede kunnen veel meer metingen uitgevoerd worden dan met conventionele apparaten met houtgroepen –keuze. Ook het gebruik van omslachtige omrekentabellen voor bouwstoffen is niet meer nodig!
Voorbeeld: gebruikelijke houtvochtmeters hebben de houtsoorten eiken en dennen in dezelfde groep, daadwerkelijk bedraagt het verschil van de karakteristiek meer dan 3%! (Verkregen door tijdrovende statistische registraties, meetbereik 7-25%). Deze systematische meetfout gebeurt niet bij de GMH38xx apparaatfamilie. Door individuele materiaalkarakteristieken wordt een optimale nauwkeurigheid bereikt.
Extreme verdere meetbereik: 0-100% materiaalvocht in hout, afhankelijk van de karakteristiek. Beoordeling van de vochtigheid:
individuele vochtbeoordeling aangegeven.
bijkomend tot de meetwaarde wordt tegelijkertijd een
7
Loading...
+ 15 hidden pages