Greisinger GMH 3830 User guide [nl]

Bestnr. 10 08 87
Greisinger materiaalvochtmeter GMH 3830
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2012 by CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V.
Internet
: www.conrad.nl of www.conrad.be
Inhoudsopgave
1 Algemeen 4
2 Configuratie van de meter 6
3 Algemeen over nauwkeurige materiaalvochtmeting 7
4 Aanwijzingen voor de extra functies 11
5 Apparaatuitgang 12
6 Fouten- en systeemberichten 13
7 Toepassing voor de houtlijmbouw volgens DIN 1052-1 (MPA gecertificeerd) 14
8 Nauwkeurigheid controleren / justeerservies 14
9 Technische gegevens 15
Bijlage A: houtsoorten 16
Bijlage B: verdere materialen 21
2
1 Algemeen
1.1 Veiligheidsaanwijzingen
Deze meter is volgens de veiligheidsbepalingen voor elektronische meetapparatuur opgebouwd en getest. Een correcte werking en de gebruiksveiligheid van het apparaat kunnen alleen gegarandeerd worden indien de gebruikers de algemene veiligheidsmaatregelen en de apparaat­specifieke veiligheidsaanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing in acht nemen.
1. Een correcte werking en een veilig gebruik van de meter kan slechts gegarandeerd worden bij klimatische condities zoals de gespecificeerd zijn onder "Technische gegevens".
2. Neem de meter nooit direct in gebruik, als deze van een koude naar een warme ruimte gebracht wordt. Het condenswater dat hierbij ontstaat kan problemen veroorzaken. Wacht tot de meter op kamertemperatuur is, voordat u hem gebruikt.
3. Concipieer schakelingen heel zorgvuldig bij het aansluiten op andere apparatuur. (bijv. via seriële interface). Eventueel kunnen interne verbindingen in andere apparaten (bijv. verbinding GND met aarde) tot niet veroorloofde spanningspotentialen leiden, die het apparaat zelf of het aangesloten apparaat in zijn werking kan belemmeren of zelfs vernielen.
4. Waarschuwing: bij gebruik met een defecte netvoeding (bijv. kortsluiting van netspanning naar de uitgangspanning), kan levensgevaarlijke spanningen aan het apparaat (bijv. voeleraansluiting, seriële interface) veroorzaken.
5. Als er aangenomen kan worden dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is, dient u het
apparaat buiten bedrijf te stellen en te kenmerken tegen het per ongeluk in werking stellen. De veiligheid van de gebruiker kan door het apparaat beperkt zijn, wanneer deze bijv.:
- zichtbaar beschadigd is
- niet meer juist functioneert
- langere tijd onder ongunstige omstandigheden bewaard werd.
In twijfelachtige gevallen dient de meter principieel naar de fabrikant opgestuurd te worden ter reparatie of een onderhoud.
6. Let op: de meter is niet bedoeld voor veiligheidstoepassingen, noodstop- voorzieningen of toepassingen bij die een foutieve functie letsel of materiële schade kan veroorzaken. Dit moet beslis in acht worden genomen, om zware lichamelijke of materiële schade te voorkomen.
7. Letselgevaar! De gebruikte meetstiften van verschillende voelers zijn erg scherp, bij een meting moet beslist zorgvuldig omgegaan worden om letsels uit te sluiten.
3
1.2 Gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen:
Gebruik met batterij
Indien het symbool (uitroepteken in een driehoek) en de aanduiding "bAt" onderaan in het display verschijnt, is de batterij bijna leeg en moet vervangen worden. Voor korte tijd kan dan nog gemeten worden. Als er boven in het display "bAt" verschijnt, is de batterij volledig verbruikt. Tijdens opslag van de meter boven 50 °C moet de batterij uitgehaald worden.
Tip: als u de meter langere tijd niet benodigd, moet de batterij uitgehaald worden! Gevaar voor uitlopen!
Gebruik met netvoeding
Let op: bij aansluiting van een netvoeding moet een werkspanning tussen 10,5 en 12V liggen.
Sluit geen hogere spanning aan. Sommige eenvoudige netvoedingen bezitten een te hoge nullastspanning. Dit kan leiden tot foutieve functies of het apparaat onherstelbaar beschadigen. Wij bevelen aan onze netvoeding GNG10/3000 te gebruiken. Voor het verbinden van de netvoeding met de netspanning moet gecontroleerd worden of de op de netvoeding aangegeven werkspanning overeenkomt met de netspanning.
Het apparaat en de sensors dienen zorgvuldig behandelt worden en zijn volgens de technische
gegevens te gebruiken (niet werpen, stoten enz.). Bescherm de stekkers en bussen tegen vervuiling.
Bij het afkoppelen van de temperatuurvoeler niet aan de kabel trekken maar steeds aan de stekker. Bij het juist positioneren van de stekker, kan deze zonder veel kracht ingestoken worden.
Keuze van de apparaatuitgang: De apparaatuitgang kan als seriële interface of als analoge uitgang gebruikt worden. Deze functie moet in de configuratie overeenkomstig ingesteld worden.
1.3 Aanwijzingen voor de afvalverwijdering
Batterijen dienen volgens de KCA-voorschriften verwijdert te worden.
Dit product mag aan het eind van zijn levensduur niet samen met het normale huishoudafval
verwijderd worden. Breng het naar een plaats waar elektrische en elektronische apparatuur gerecycled wordt of stuur het terug (voldoende gefrankeerd) naar de fabrikant.
4
1.4 Aansluitingen
1. Apparaatuitgang
voor galv. gescheiden interface- adapter (accessoires: GRS 3100, USB3100). Toepassing als analoge uitgang: aansluiting via geschikte analoge kabel. Let op: de desbetreffende bedrijfssoort moet geconfigureerd worden (zie 2.7) en beïnvloed de levensduur van de batterij!
2. Sensoraansluiting
3. Temperatuurvoeler bus: thermo- element type K (NiCr-Ni)
4.
voor temperatuurcompensatie via externe voeler
netbus
De
: toepassing als interface: aansluiting
BNC
bevind zich op de linker zijde van de meter.
1.5 Displayelementen
1 = Hoofdweergave:
[Gewichtspercentage] HLD: de meetwaarde is vastgezet (toets 6)
2 = Subweergave: aanduiding van het gekozen materiaal
(of knop 3 indrukken: temperatuur)
Extra aanduidingselementen: 3 = Vochtbepaling:
de bovenste pijlen: DRY= droog, WET = nat
4 = Waarschuwingsdriehoek: 5 = "%u" of "%w"
materiaalvocht u of watergehalte w
6 = T extern - pijl verschijnt wanneer externe temperatuurvoeler
aangesloten en automatische temperatuurcompensatie actief is
De overige pijlen hebben bij deze apparaatvariatie geen functie
weergave actuele materiaalvochtigheid
bepaling van de materiaaltoestand: via
indicatie zwakke batterij
toont eenheid van de vochtmeting:
1.6 Bedieningselementen
Toets 1: aan/uit- schakelaar Toets 4: Set/menu
2 sec indrukken (menu): configuratie oproepen
Toets 2, 5: bij de meting: materiaalkeuze
Zie ook: 4.2 Beperking materiaalkeuze (’Sort’) Tabel van de instelbare materialen: Bijlage A: houtsoorten, Bijlage B: verdere materialen
Bij handmatige temperatuurcompensatie:
In de temperatuurweergave (oproep via toets "Temp"):
invoer temperatuur
bij de configuratie
invoer waarden, of instellingen wijzigen
Toets 6: Store/
Toets 3: Tijdens de meting:
- Meting: bij Auto-Hold off: vasthouden van de actuele meetwaarde (’HLD’ op het display) bij Auto-Hold on :nieuwe meting starten. Deze is klaar wanneer ’HLD’ op het display verschijnt, zie paragraaf 3.3 Auto-Hold functie
- Set/Menu of invoer temperatuur: bevestiging van de invoer, terug naar de meting
korte weergave temperatuur of wisselen naar de temp.-invoer.
:
5
2 Configuratie van de meter
Voor het configureren van de meter 2 seconden de toets Menu (toets 4) indrukken, hierdoor wordt de eerste menu- parameter opgeroepen. Door opnieuw op Voor het instellen van de parameters gebruikt u de toetsen (toets 2) of (toets 5). Met de toets
2.1 ’Sort’: Beperking van de materiaalkeuze
2.2 ’Sor.X’: Kiesbare materialen (niet bij Sort = off)
Afhankelijk van het getal dat bij "Sort" wordt aangegeven, staan de volgende menupunten Sor.1 ... Sor.X ter beschikking.
2.3 ’Unit %’: Keuze van de vochteenheid %u / %w
2.4 ’Unit t’: Keuze van de temperatuureenheid °C /°F
2.5 ’ATC’: Automatische temperatuurcompensatie
2.6 ’Auto-Hold’: Automatisch vasthouden van de constante meetwaarde
2.7 ’Power.off’: Keuze van de uitschakelvertraging
2.8 ’Out’: Functie van de meteruitgang
2.9 ’Adres’: Selectie van het basisadres bij apparaatuitgang = seriële interface
2.10 ’dAC.0Volt’: Nulpunt- instelling bij apparaatuitgang = analoge uitgang
Store/
off
1...8
Via de toetsen 2 en 5 gewenst materiaal kiezen, dat gemeten zal worden. Zie ook: 4.2 Beperking van de materiaalkeuze (’Sort’)
Pijl links onder .%u. Pijl links onder .%w.
(toets 6) verlaat u de configuratie en de veranderingen worden opgeslagen.
: Vrije materiaalkeuze via de toetsen 2 en 5
: Materiaalkeuze tussen 1 tot 8 vooraf kiesbare materialen
vochtweergave = materiaalvocht in [% u]
vochtweergave = watergehalte in [% w]
Alle temperatuurweergaven in graden Celsius Alle temperatuurweergaven in graden Fahrenheit
Atc uit: invoer temperatuur voor de compensatie via de toetsen Atc aan: temperatuurcompensatie via intern gemeten temperatuur of externe voeler
Auto-HLD uit: er wordt continu gemeten Auto-HLD aan: zodra een stabiel meetresultaat aanwezig is, wordt deze met HLD vastgehouden. Met de Store- toets wordt een nieuwe meting
gestart.
Uitschakelvertraging in minuten. Als er geen toets ingedrukt wordt en geen gegevensoverdracht via interface plaatsvindt, schakelt de meter na een bepaalde tijd automatisch af. Automatische uitschakeling deactiveert (noodzakelijk bij continu- werking, bijv. netvoedingwerking)
Geen uitgangsfunctie, laagste stroomverbruik Uitgang voor seriële interface Uitgang voor analoge uitgang
Basisadres voor seriële communicatie.
I
nvoer materiaalvocht, bij welke de analoge uitgang 0V zal uitgeven, bijv. bij
0,0%
Menu
te drukken springt u naar de volgende parameter.
6
2.11 ’dAC.1Volt’: Instelling stijging bij apparaatuitgang = analoge uitgang
Invoer materiaalvocht bij welke de analoge uitgang 1V zal uitgeven, bijv. bij 100,0%
Opmerking: als de toetsen "Mode" en "Store" tegelijkertijd langer dan 2 seconden ingedrukt worden, zal een reset (fabrieksinstelling) uitgevoerd worden.
3 Algemeen voor een nauwkeurige materiaalvochtmeting
3.1 Materiaalvocht u en watergehalte
Afhankelijk van de toepassing zal óf het materiaalvocht u benodigd worden of het watergehalte w. Bij meubelmakers, timmermannen en derg. wordt het materiaalvocht u gebruikt (met betrekking tot droogmassa/droogproef) Bij de beoordeling van brandstoffen (haardhout, houtsnippers of derg.) wordt meestal het watergehalte w gebruikt. De meter kan op beide waarden ingesteld worden, zie hoofdstuk "Configuratie".
Materiaalvocht u (betrokken op de droogmassa, pijl linksonder wijst op u)
De eenheid is %.(soms gebruikt: % atro)
materiaalvocht u[%] = (Massa
Of anders weergegeven: materiaalvocht u[%] = Massa
Massa
nat
: Massa van materiaalproef (= totaalgewicht Massa
Massa
water:
: Massa van in de materiaalproef aanwezige water
Massa
droog
: Massa van de materiaalproef na de droogproef (water was verdampt)
Voorbeeld: 1kg nat hout, dat 500g water bevat, heeft een materiaalvocht u van 100%
Watergehalte w (= materiaalvocht betrokken op de natte totale massa, pijl linksonder wijst op w)
De eenheid is eveneens %. Watergehalte[%] = (Massa Of: Watergehalte [%] = Massa
Voorbeeld: 1kg nat hout, dat 500g water bevat heeft een watergehalte w van 50%
nat
- Massa
water
droog
/ Massa
) / Massa
nat
nat
- Massa
*100
w
nat
droog
water
*100
) / Massa
/ Massa
water
+ Massa
droog
droog
*100
droog)
*100
3.2 Bijzonderheden van het apparaat
466 hout- en 28 bouwstoffenkarakteristieken zijn direct in het apparaat opgeslagen:
Hiermede kunnen veel meer metingen uitgevoerd worden dan met conventionele apparaten met houtgroepen –keuze. Ook het gebruik van omslachtige omrekentabellen voor bouwstoffen is niet meer nodig!
Voorbeeld: gebruikelijke houtvochtmeters hebben de houtsoorten eiken en dennen in dezelfde groep, daadwerkelijk bedraagt het verschil van de karakteristiek meer dan 3%! (Verkregen door tijdrovende statistische registraties, meetbereik 7-25%). Deze systematische meetfout gebeurt niet bij de GMH38xx apparaatfamilie. Door individuele materiaalkarakteristieken wordt een optimale nauwkeurigheid bereikt.
Extreme verdere meetbereik: 0-100% materiaalvocht in hout, afhankelijk van de karakteristiek. Beoordeling van de vochtigheid:
individuele vochtbeoordeling aangegeven.
bijkomend tot de meetwaarde wordt tegelijkertijd een
7
3.3 Auto-Hold functie
Vooral bij het meten van droog hout kunnen elektrostatische opladingen en dergelijke storingen de meetwaarde laten schommelen. Als de Auto-Hold functie via het menu geactiveerd is, bepaald de meter automatisch een nauwkeurige meetwaarde. Daarbij kan de meter uitgezet worden om storingen door opladingen door kleding enz. te voorkomen. Zodra de waarde bepaald is wisselt het display op "HLD": de waarde wordt zo lang vastgehouden, totdat met het indrukken van de Store­toets een nieuwe meting geactiveerd wordt.
3.4 Automatische temperatuurcompensatie (’Atc’)
Bij het meten van houtvocht is een precieze temperatuurcompensatie voor de nauwkeurigheid van de meting heel belangrijk. De meters beschikken daarom over een hoogwaardige type K- thermoelement- ingang, waardoor oppervlakte- temperatuursensoren gebruikt kunnen worden – de meettijd wordt tegenover conventionele temperatuursensoren duidelijk verlaagd. Beslissend is de temperatuur van het materiaal, niet de omgevingstemperatuur. Afhankelijk van het gekozen materiaal gebruikt het apparaat automatisch de bijbehorende temperatuurcompensatie. De temperatuur wordt kort weergegeven, wanneer de temp- toets ingedrukt wordt.
De toegepaste temperatuurwaarde hiervoor is:
Menu
Atc om Temperatuurvoeler
Geen temperatuurvoeler
Atc off Onafhankelijk van de
Tabel 4.2 Toepassing van de temperatuurcompensatie
aangesloten
aangesloten
temperatuurvoeler
Waarschuwing: Als er een niet- potentiaalvrije voeler gebruikt wordt, moet er op
gelet worden dat er niet in de nabijheid van de niet geïsoleerde elektrode het hout of de elektrode aangeraakt wordt. Wij bevelen de potentiaalvrije GTF38 aan (in de meetkoffer- set SET38HF en SET38BF reeds aanwezig).
Toegepaste temperatuur­waarde voor de compensatie
Temperatuurmeting van de aangesloten voeler Temperatuurmeting van de geïntegreerde sensor Handmatig temperatuur invoeren temp- toets kort indrukken, daarna met (toets 2) of (toets 5) temperatuur invoeren met "Store" (toets 6) bevestigen.
Extra aanduiding
Pijl "T extern"
8
3.5 Meten in hout: meten met twee meetstiften
Meestal wordt in hout met meetstiften gemeten. Toegepaste elektroden: slagelektrode GSE91 of GSG91, holle hamerelektrode GHE91. Voor het meten in hout de meetstiften schuin tot de nerf inslagen, zodat een goed contact tussen de stiften en het hout ontstaat (een meting langs de nerf geeft weinig verschil).
Holle hamerelektrode GHE91 met temperatuurvoeler GTF38
Juiste houtsoort instellen (zie bijlage A: houtsoorten). Controleren of de
juiste temperatuur
gemeten wordt (zie paragraaf 3.4). Tip: De speciale GTF38 temperatuurvoeler kan direct in een gat gestoken worden, dat eerst met de elektrode ingeslagen werd (zie afbeelding). Lees nu de meetwaarde af of als de Auto-Hold functie geactiveerd is, met
Store/
(toets 6) een

nieuwe meting starten. Bij droog hout (<15%) worden de gemeten weerstanden extreem hoog, de meting heeft meer tijd nodig tot de uiteindelijke waarde bereikt is. Eventuele statische opladingen kunnen de meting voorlopig vervalsen. Vermijdt daarom statische opladingen, en wacht lang genoeg tot een stabiel meetresultaat weergegeven wordt (niet stabiel: "%" knippert) of gebruik de Auto-Hold functie (zie paragraaf 3.3 Auto-Hold functie). Nauwkeurige metingen kunnen in het bereik van 6 t/m 30% uitgevoerd worden. Buiten dit bereik is de meetnauwkeurigheid minder, de meter levert echter in de praktijk nog steeds voldoende precieze vergelijkingswaarden. Gemeten wordt tussen de geïsoleerde meetstiften. Voorwaarden voor een precieze meting:
- juiste meetpositie kiezen: de plek moet zonder onregelmatigheden zijn, zoals harsgallen,
takken, scheuren enz.
- juiste meetdiepte kiezen: aanbevolen: bij bestekhout de stiften tot ca. 1/3 van de materiaaldikte
inslaan.
- meerdere metingen uitvoeren: hoe meer metingen bepaald worden des te nauwkeuriger is het
resultaat.
- temperatuurcompensatie in acht nemen: als met een externe temperatuurvoeler wordt gemeten
(Atc on), moet deze de temperatuur van de meetplek opnemen. Zonder temperatuurvoeler: temperatuur van de meter aanpassen aan de houttemperatuur (Atc on) of de precieze temperatuur op de meter invoeren (Atc off).
Vaak voorkomende foutbronnen:
- Voorzichtig bij haard- gedroogd hout. De vochtverdeling kan onregelmatig zijn, vaak is binnenin
meer vocht dan op het oppervlak.
- Oppervlaktevocht: als hout buitenshuis bewaard werd en bijvoorbeeld in de regen stond, kan
het hout aan het oppervlak veel vochtiger zijn dan binnenin.
- Houtconserveermiddelen en andere behandelingen kunnen de meting vervalsen.
- Vervuilingen bij steekverbindingen en rond de stiften kunnen vooral bij droog hout foutieve
metingen veroorzaken.
9
3.6 Meten van andere materialen
3.6.1 Harde materialen (beton en derg.): meting met borstelsonde (GBSL91 of GBSK91)
Meting met borstelsonde GBSL91
Boor twee gaten van Ø6 mm (GBSK91) of Ø 8 mm (GBSL91) met een afstand van 8-10 cm in het te meten materiaal. Gebruik geen stompe boor: door de hitte die ontstaat verdampt vochtigheid, het meetresultaat wordt vervalst. Wacht 10 minuten, verwijder het stof uit de boorgaten. Breng geleidingspasta aan op de borstelsondes en steek deze in de gaten. Stel het juiste materiaal in (zie bijlage B: Overige materialen) en lees de meetwaarde af. Wanneer de gaten meerdere keren gebruikt worden moet in acht worden genomen, dat het oppervlak van de gaten met de tijd uitdroogd, daardoor meet de meter een te kleine waarde. Met de geleidingspasta kan dit effect gecompenseerd worden: breng veel geleidingspasta tussen gat en borstelsonde in, voor het meten de elektroden eerst 30 min. ingestoken laten (met uitgeschakelde meter). De temperatuurcompensatie speelt bij bouwstofmetingen geen belangrijke rol.
3.6.2 Zachte materialen (piepschuim of derg.): meting met meetstiften of meetpennen (GMS 300/91)
Toegepaste elektroden: slagelektrode GSE91 of GSG91, holle hamerelektrode GHE91.
3.6.3 Meten van stortgoederen en balen, andere extra metingen
Toegepaste voeler bijv.. steekvoeler GSF38 of meetpennen GMS 300/91 op GSE91 of GSG91.
Meting van houtspaan, houtsnippers, isolatiestoffen of derg.
Zowel bij gebruik van de steekvoeler alsook van meetpennen moet bij het indrukken opgelet worden, dat pendelende bewegingen vermeden worden. Anders ontstaan holle ruimtes tussen meetvoeler en meetmateriaal, waardoor de meetwaarden vervalst kunnen worden.
Het materiaal moet voldoende afgedicht zijn. Bij twijfel meermaals meten, de hoogste meetwaarde is de nauwkeurigste. Vooral bij steekvoelers, moet de kunststof- isolator direct bij het meetpunt schoon zijn.
Metingen in stro- en hooibalen:
steeds op de vlakke balenzijde en niet vanaf de ronde
buitenkant insteken, de voeler kan zo veel makkelijker indringen.
10
3.7 Meten van materialen voor welke geen karakteristieken opgeslagen zijn
Indien omrekeningstabellen voor de universele materiaalgroepen .h.A., .h.b., .h.c. en .h.d. (overeenkomstig met bijvoorbeeld A,B,C en D van de GHH91) aanwezig zijn, kiest u de overeenkomstige groep. Let op: de weergave van de berekening bij deze materiaalgroepen geldt alleen bij hout!
Bij gebruik van de temperatuurcompensatie het volgende in acht nemen:
Bij hout moet steeds met de automatische temperatuurcompensatie gemeten worden (Atc on), bij alle andere materialen de automatische temperatuurcompensatie uitschakelen (Atc off), handmatig de temperatuur op 20°C instellen. Extra bij GMH3850: Bij de GMH3850 kunnen nog extra tot 4 gebruikerskenmerken opgeslagen worden. Hiertoe moeten desbetreffende referentiemetingen voor het materiaal uitgevoerd worden, waarvan het exacte materiaalvocht bijvoorbeeld door een droogtest of via de CM- methode bepaald wordt. De resultaten worden met behulp van de GMHConfig- software opgeslagen in de meter en zijn dan direct beschikbaar.
4 Opmerkingen voor de extra functies
4.1 Vochtbepaling (’WET = nat’ - ’MEDIUM’ - ’DRY = droog’)
Bij de meetwaarde wordt tegelijkertijd een vochtbepaling weergegeven: de beslissing nat of droog. De weergave is als referentiewaarde te zien, de uiteindelijke beoordeling is afhankelijk van o.a. het toepassingsgebied van het materiaal. Voorbeeld:
Cementvloer ZE, ZFE zonder toevoegmiddelen: belegbaar zonder vloerverwarming bij 2,3 %,
met vloerverwarming: 1,5 %
Anhydrit vloer AE, AFE: belegbaar zonder vloerverwarming bij 0,5 %,
met vloerverwarming: 0,3 % Ook brandhout kan al bruikbaar zijn, oftewel de meter nog "wet" = nat aangeeft. De desbetreffende voorschriften en richtlijnen moeten in acht worden genomen! De ervaring van een handwerker of een deskundige kan het apparaat alleen aanvullen, maar niet vervangen!
4.2 Beperking in de materiaalkeuze (’Sort’)
Om met de meter effectief te kunnen werken kan in het menu een voorkeuze voor de te meten materialen ingesteld worden (max. 8). Als er bijvoorbeeld steeds slechts 4 verschillende materialen gemeten worden stelt u het menu "Sort" op 4 in, de volgende menupunten Sor.1, Sor.2, Sor.3 en Sor.4 worden op de overeenkomstige materialen ingesteld. (zie 2.2 ’Sor.X’ "Voorkeuze materialen" (niet bij Sort = off)) Wordt het menu beëindigd, staan via de omhoog en omlaag toetsen alleen nog de 4 materialen ter keuze, het wisselen tijdens het meten kan daardoor heel comfortabel gebeuren. Als "Sort" op off gezet wordt zijn weer alle materialen beschikbaar. Sor.1 tot Sor.4 blijven echter nog op de achtergrond behouden, zodra het menu opnieuw op 4 ingesteld wordt, is de beperkte materiaalkeuze weer hersteld. Als principieel steeds alleen één materiaal gemeten wordt: stel het menu "Sort" op 1. Zodoende staat alleen een materiaal ter beschikking en het kan daar niet verandert worden. Een foutieve bediening is zodoende uitgesloten.
11
5 Apparaatuitgang
De uitgang kan als seriële interface (voor GRS3100 /-3105 interface-adapter) of als analoge uitgang (0-1V) gebruikt worden. Als er geen uitgang nodig is, bevelen wij aan om deze uit te schakelen, dit verlaagd het stroomverbruik.
5.1 Interface - instelling van het basisadres (’Adr.’)
Met een galv. gescheiden interfaceomvormer GRS3100 of GRS3105 resp. USB3100 (accessoires) kan de meter op een RS232- of USB- poort aangesloten worden. Met de GRS3105 kunnen tot 5 meters uit de GMH3000- familie tegelijkertijd verbonden worden (zie ook gebruiksaanwijzing GRS3105). Hiertoe is de voorwaarde, dat er alle apparaten verschillende basisadressen bezitten (de basisadressen zijn overeenkomstig te configureren). De overdracht is met beveiligingen tegen overdrachtsfouten beschermd (CRC).
De meter bezit 2 kanalen: kanaal 1: materiaalvocht in % en basisadres; kanaal 2: temperatuur Ondersteunde interfacefuncties:
Opmerking: Meetwaarden en bereik zijn steeds in de ingestelde eenheid te zien!
Volgende standaard – softwarepakketten staan ter beschikking:
EBS9M: 9-kanaals- software voor het weergeven en opnemen van de meetwaarde
EASYControl: meerdere kanalen - software (EASYBUS, RS485 en GMH3000- werking) voor
de realtime opname en weergave van meetgegevens van een meter in het ACCESS®-
databankformaat. Ter ontwikkeling van eigen software is een GMH3000-ontwikkelaarspakket verkrijgbaar, deze heeft als inhoud:
universele Windows - functiebibliotheek (’GMH3000.DLL’) met documentatie, die met alle
gebruikelijke programmeertalen werkt.
Programma- voorbeelden Visual Basic 6.0., Delphi 1.0., Testpoint., Labview
12
5.2 Analoge uitgang – skaleren met DAC.0 en DAC.1
Met DAC.0 en DAC.1 kan men de analoge uitgang heel eenvoudig skaleren. Zorg, dat de analoge uitgang niet te sterk belast wordt, anders kan de uitgangswaarde vervalst worden en het stroomverbruik van de meter overeenkomstig stijgt. Belastingen tot ca. 10 kOhm zijn zonder bezwaar. Komt de weergave boven de met DAC.1 ingestelde waarde, dan wordt 1V uitgegeven Komt de weergave onder de met DAC.0 ingestelde waarde, dan wordt 0V uitgegeven. Bij een fout (Err.1, Err.2, ----, enz.) wordt op de analoge uitgang een spanning iets boven 1 V uitgegeven.
Jackplug- bezetting:
Let op!
De derde aansluiting mag niet gebruikt worden! Alleen stereo- jackpluggen zijn toegestaan!
6 Fout- en systeemberichten
Weergave Betekenis Oplossing
Geen weergave of vreemde tekens Meter reageert niet op de toetsen
- - - -
Err.1
Err.2
Err. 7
Batterijspanning zwak, functie wordt alleen nog kortstondig gewaarborgd Bij gebruik van een netvoeding: verkeerde spanning Batterij leeg
Bij gebruik van een netvoeding: verkeerde spanning Batterij leeg Batterij vervangen Bij gebruik van een netvoeding: verkeerde spanning Systeemfout Batterij en netvoeding afkoppelen, even wachten
Meter defect Opsturen ter reparatie Sensorfout: geen materiaal aangesloten (meetwaarde te laag), geen geldig signaal Verkeerde voeler aangesloten Wacht tot zich opladingen op de voeler
Sensor gebroken of meter defect Opsturen ter reparatie Boven meetbereik Is de meetwaarde in het toegestane bereik?
Verkeerde voeler aangesloten Controleer de voeler Sensor of meter defect Opsturen ter reparatie Niet- potentiaalvrije voeler in de nabijheid van de ongeïsoleerde elektrode Onder het meetbereik Is de meetwaarde in het toegestane bereik?
Verkeerde voeler aangesloten Controleer de voeler Voeler, kabel of meter defect Opsturen ter reparatie
Systeemfout
Plaats een nieuwe batterij
Controleer de netvoeding /vervangen
Batterij vervangen
Controleer de netvoeding / vervangen
Controleer de netvoeding / vervangen
en daarna opnieuw plaatsen.
Meetmateriaal aansluiten
afgebouwd hebben
->meetwaarde is te hoog!
Voeler isoleren of bij de geïsoleerde elektrode meten
->meetwaarde is te laag
Opsturen ter reparatie
13
7 Toepassing in de hout- lijmbouw volgens DIN 1052-1 (MPA
gecertificeerd)
De meter met zijn karakteristiek h.460 (den) werd met het volgende toebehoren van de "Forschungs- en Materialprüfungsanstalt" voor het bouwwezen MPA (Otto-Graf-Institut) te Stuttgart voor de controle onderhevige houtlijmbouw volgens DIN 1052-1 toegelaten:
- Meetkabel GMK38
- Holle hamer GHE91 (aanbevolen) of slagelektrode GSE91
8 Controle nauwkeurigheid / justeerservice
De meetprecisie kan met de testadapter GPAD 38 (accessoires) gecontroleerd worden. Hiertoe de materiaalkarakteristiek.".rEF" selecteren en de meter op vochtweergave in "%u" instellen en de testadapter aansluiten. De meter moet de voor de GMH38x0 opgedrukte waarde aangeven. Als de nauwkeurigheid niet meer aangehouden kan worden, bevelen wij aan om de meter voor een nieuwe instelling op te sturen naar de fabrikant.
14
9 Technische gegevens
Meting Kanaal1 Kanaal2
Meetprincipe Resistieve materiaalvochtmeting Temperatuurmeting thermo-element type K
volgens DIN EN 13183-2: 2002 of interne temperatuurmeting Karakteristieken 466 verschillende houtsoorten volgens DIN EN 60584-1: 1996, ITS90
28 verschillende boommaterialen
Voeleraansluiting BNC bus thermo- spanningsvrije bus voor mini- stekker Meetbereik 0,0...100,0% materiaalvocht thermoelement: -40,0... +200,0°C / -40,0... + 392,0°F
(afhankelijk van karakteristiek) int. temp.-meting: .30,0...75,0°C / .22,0...167,0°F overeenkomstig ca. 3kOhm ... 2 tera- Ohm
Resolutie 0,1% materiaalvocht 0,1°C / 0,1°F Beoordeling
Precisie meter ±1digit (bij nominale temperatuur) zonder voeler hout: ±0,2% materiaalvocht (afwijking type K: ± 0,5% v.m. ± 0,3°C
voor karakteristiek, bereik 6..30%) int. t.-meting: ± 0,3°C (plus type K vergelijkingspositie) Bouw: ±0,2% materiaalvocht (afwijking voor karakteristiek, bereik afhankelijk van karakteristiek)
Temperatuurstroming < 0,005% materiaalvocht per 1K 0,01% per 1K
Nominale temperatuur 25°C Werkomgeving Temperatuur -25 ... +50°C (-13 .. 122°F)
Relatieve vochtigheid 0 ... 95% (niet condenserend)
Opslagtemperatuur -25 ... +70°C (-13 ... 158°F) Behuizing afm.: 142 x 71 x 26 mm (l x b x d)
slagvast ABS, folietoetsen, transparant venster voorzijde IP65, geïntegreerde opstel-/ophangbeugel
Gewicht ca. 155 g
Uitgang: 3.5mm jackplugbus, 3-polig naar keuze seriële interface: via galv. gescheiden interface- omvormer GRS3100, GRS3105 of USB3100
(zie accessoires) direct op de RS232- of USB-poort van de PC aan te sluiten
of analoge uitgang:
Stroomverzorging 9V-batterij, type IEC 6F22 (meegeleverd) alsook extra netvoedingbus (1.9 mm
binnenstift- doorsnede) voor externe 10,5-12V gelijkspanningsverzorging (bijbehorende netvoeding: GNG10/3000).
Stroomverbruik met uitgeschakelde uitgang ca. 2,5mA bij geactiveerde seriële interface: ca. 2,7mA bij geactiveerde analoge uitgang: ca. 3,0mA
Displayweergave twee 4-posities regels (12.4 mm en 7 mm hoog) voor materiaalvocht, temperatuur of karakteristiek, Hold- functie enz. en verdere aanwijzingspijlen
Bedieningselementen totaal 6 folietoetsen voor aan/uitschakelaar, menubediening, karakteristiekkeuze, Hold- functie, enz.
Holdfunctie toets drukken om actuele waarde op te slaan
Automatische uitschakeling Apparaat schakelt zich automatisch uit als tijdens de uitschakelvertraging geen toets
ingedrukt of geen interface- communicatie uitgevoerd wordt. De uitschakelvertraging kan ingesteld worden (1-120 min.) of helemaal uit.
EMC: De apparaten zijn overeenkomstig met de wezenlijke veiligheidsbepalingen, richtlijn Europees Parlement en de Raad, elektromagnetische compatibiliteit (2004/108/EG) Getest volgens: EN61326 +A1 +A2 (bijlage B, Klasse B), extra fout: < 1% FS.
Beoordeling materiaalvocht in 9 trappen van WET (=nat) tot DRY (=droog)
0..1V, vrij skaleerbaar (resolutie 13bit, nauwkeurigheid 0,05% bij nom. temp. cap. last <1nF)
15
Bijlage A: houtsoorten
De te meten houtsoort selecteren, nummer op de meter instellen. Voorbeeld: berk = h 60
16
17
18
19
20
Bijlage B: verdere materialen
Het te meten materiaal selecteren, nummer op de meter instellen. Voorbeeld: beton = b. 6
Meten van bouwmaterialen:
De nauwkeurigheid van de meting bij bouwstoffen is afhankelijk van de fabricage en de verwerking. De toegepaste toevoegingen kunnen per fabrikant verschillend zijn en daarom afwijkende meetresultaten geven. Het aangegeven meetbereik is het theoretisch meetbare bereik.
21
Schatting bij verdere materialen
Volgende materialen kunnen met de meter goed geschat worden, er wordt echter niet de hoge nauwkeurigheid bereikt als bij de in bijlage A en B genoemde stoffen.
22
Loading...