(Oprolmogelijkheid voor netsnoer aan de achterzijde van de behuizing)
(2) Signaallamp PE voor het meten van aarde
(3) Krokodillenklem voor het opsteken op de meetpunt (3a)
(3a) Meetpunt
(4) Contactvlak voor vingercontact
(5) Meetfunctieschakelaar
RSL weerstand beschermingsleiding
R
IEA vervangende lekstroom
IA aanraak- of lekstroom (voor het bewijs van spanningsloosheid)
I
I
U
(6) Aansluitbus/klem om geleidende delen van het te testen apparaat op aanraakstroom
(7) Stopcontact (net)
(8) Teststopcontact
(9) Aansluitbus/klem t.b.v. aansluiting fase/nul van het te testen apparaat (parallel aan
(10) Aansluitbus /.klem voor de beschermingsleiding van het te testen apparaat (parallel
(11) LCD-scherm
(12) Draagbeugel
(13) Foutindicatie LED
isolatieweerstand
ISO
verschilstroom
Diff
verbruikerstroom
Net
netspanning
NET
te testen
het teststopcontact)
aan het teststopcontact)
2
Toebehoren: kabelset KS 13
Betekenis van de symbolen op het apparaat
Dubbele of versterkte isolatie
Waarschuwing voor gevaar
(Let op, documentatie in acht nemen!)
EG- conformiteitsverklaring
Het apparaat mag niet met het gewone huisvuil verwijdert worden. Meer
informatie voor de WEEE- kenmerken vindt u op het internet onder
www.goossenmetrawatt.com bij de zoekterm WEEE.
3
INHOUDSOPGAVE pagina
1 Veiligheidskenmerken en -maatregelen 5
2 Toepassing 6
3 Bediening- en displayelementen 6
3.1 Signalering fouten en grenswaarden 6
4 Netaansluiting 9
4.1 Aansluiten van het Proefapparaat 9
4.2 Testen van het aardleidingpotentiaal 10
4.3 Meten van de netspanning 10
4.4 Aansluiten van het te testen apparaat aan het meetapparaat 11
4.4.1 Testobject met beschermingsleiding (beschermklasse I)
en netstekker 11
4.4.2 Testobject met beschermklasse II 11
4.4.3 Testobject zonder netstekker en apparaten SK III 11
4.4.4 Testobjecten voor draaistroomaansluiting 11
4.5 Meten algemeen 12
4.6 Verschilstroom- bewaking 12
5 Testen van apparaten volgens DIN VDE 0701-0702 13
5.1 Algemeen 13
5.2 Visuele controle 14
5.3 Meten van de weerstand van de beschermingsleiding 14
5.3.1 Uitzondering Apparaten met vaste aansluiting 15
5.4 Meten van de isolatieweerstand 16
5.5 Meten van de beschermingsleidingstroom 17
5.5.1 Meten van de vervangende lekstroom 18
5.5.2 Meten van de verschilstroom 18
5.6 Meten van e aanraakstroom 18
5.6.1 Meten van de vervangende lekstroom 19
5.6.2 Meten van de verschilstroom 20
5.6.3 Directe meetmethode 21
6 Meten van verbruikerstromen via het netstopcontact 22
7 Technische specificaties 23
8 Onderhoud – kalibrering 26
4
1 Veiligheidsbepalingen en –voorzorgsmaatregelen
De METRATESTER 5+ is overeenkomstig de volgende normen vervaardigd en getest:
IEC/EN 61010-1/
VDE 0411 deel 1
DIN VDE 0404-1:2002-5
Bij gebruik volgens de voorschrift wordt de veiligheid voor de gebruiker, het testapparaat en
het te testen object gewaarborgd.
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig en helemaal door, voordat u de tester gebruikt.
Let op alle instructies en volg deze op. Zorg dat de gebruiksaanwijzing voor alle
gebruikers toegankelijk is.
Tests mogen alleen uitgevoerd worden onder leiding en toezicht van een elektrotechnische deskundige. De gebruiker moet geïnstrueerd zijn door een gekwalificeerde
elektrotechnicus voor de uitvoering en beoordeling van de tests.
Let op de volgende veiligheidsvoorschriften:
••••
Het apparaat mag alleen aangesloten worden op het 230V- lichtnet dat met een nominale
stroom van 16 A beveiligd is.
••••
Metingen in een elektrische installatie zijn verboden.
••••
Houdt er rekening mee dat aan de te testen apparatuur onverwachte spanningen kunnen
optreden. Condensatoren kunnen bijv. gevaarlijk geladen zijn.
••••
Overtuig u ervan dat de aansluitleidingen niet beschadigd zijn. (defecte isolatie,
onderbreking etc.)
Let op!
Het te testen apparaat mag pas op de netcontactdoos worden aangesloten, als het
de veiligheidstest overeenkomstig DIN VDE 0701-0702 met succes heeft doorlopen.
Reparatie, vervanging van onderdelen en kalibratie
Bij het openen van het apparaat kunnen delen die onder spanning staan blootgelegd
worden.
Voordat een reparatie, vervanging van onderdelen of kalibratie plaatsvindt moet het apparaat
van alle spanningsbronnen gescheiden worden.
Indien een reparatie of kalibratie aan een geopend apparaat onder spanning onvermijdelijk
is, dan mag dit alleen door een daartoe bevoegd persoon uitgevoerd worden, die op de
hoogte is van het daarmee gepaard gaande gevaar.
Fouten en buitengewone omstandigheden
Wanneer aan te nemen is dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is, dient men het
apparaat buiten werking te stellen en ervoor te zorgen dat het niet per ongeluk weer in
gebruik genomen wordt. Het is aan te nemen dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is:
• als het apparaat zichtbaar beschadigd is,
• als het apparaat niet meer functioneert,
• na langere tijd opgeslagen te zijn onder ongunstige omstandigheden.
Veiligheidsbepalingen voor elektrische meet-, besturings-,
regel- en laboratoriumapparatuur – algemene eisen.
Apparaten voor de veiligheidstechnische controle van
elektrische bedrijfsmiddelen; deel 1: Algemene bepalingen en
deel 2: Apparaten voor periodieke controle.
5
2 Toepassing
Het testapparaat is bedoeld om gerepareerde of gewijzigde elektrische apparaten overeenkomstig DIN VDE 0701-0702 te testen op hun veiligheid. Overeenkomstig de voorschriften moeten na een reparatie of wijziging van elektrische apparaten naast de weerstand
van de beschermingsleiding, de isolatieweerstand en de vervangende lekstroom, en bij
dataverwerkende apparatuur en kantoormachines de spanningsloosheid van aanraakbare,
geleidende delen gemeten worden.
Bovendien kan gecontroleerd worden of de aardedraad van de wandcontactdoos geen
spanning voert en kan de netspanning gemeten worden. Via het netstopcontact van het
testapparaat kan het te testen apparaat op een goede werking gecontroleerd worden en het
stroomverbruik worden gemeten.
Opmerking!
De grenswaardenweergave van de tester heeft betrekking op de herhaling-
testvoorschrift VDE 0702: 1995.
3 Bedienings- en displayelementen
(1) Netstekker
Met de netstekker wordt het testapparaat op het 230 V-net aangesloten. Wanneer geen
geaarde wandcontactdoos of alleen een draaistroomaansluiting beschikbaar is, kunt u een
aansluiting maken met behulp van het koppelstopcontact van de kabelset KS13. De
netaansluiting moet beveiligd zijn. Maximale nominale stroom 16 A!
(2) Signaallamp PE voor het testen van de net- beschermingsleiding
De signaallamp PE licht op, als tussen het aangeraakte contactvlak (4) en de
beschermingsleiding van de netstekker (1) een potentiaalverschil van 100 V bestaat.
(3) Krokodillenklem (klem voor het opsteken op de testpunt)
Met de krokodillenklem wordt de behuizing van het te testen apparaat aangesloten om de
weerstand van de beschermingsleiding te kunnen meten. Let hierbij op een goed contact
(4) Contactvlak voor vingercontact
Bij het aanraken van het contactvlak licht de signaallamp (2) op als tussen de beschermingsleiding PE van de netstekker (1) en het aangeraakte contactvlak een potentiaalverschil van
100 V bestaat.
Het contactvlak is van alle aansluitingen en van de meetschakeling galvanisch gescheiden
en voldoet hiermee aan beschermingsklasse II!
(5) Meetfunctieschakelaar
Met de meetfunctieschakelaar kiest u de gewenste meetfunctie. Weergegeven waarden bij
tussenposities van de schakelaar hebben geen betekenis.
(6) Aansluitbus/-klem voor geleidende delen van het te testen apparaat voor de
aanraakstroommeting
Deze aansluiting is bedoeld voor de aanraakstroommeting van aanraakbare geleidende
delen die niet met de beschermingsleiding verbonden zijn.
.
(7) Netstopcontact
Het te testen apparaat kan via deze netcontactdoos op het net worden aangesloten. Zo kan
een juiste werking en het stroomverbruik gecontroleerd worden.
Hier wordt ook de verschilstroommeting uitgevoerd.
De overstroombeveiliging gebeurd via het voedingsnet, zie (1).
6
(8) Testcontactdoos
Om de weerstand van de beschermingsleiding, de isolatieweerstand en de vervangende
lekstroom overeenkomstig DIN VDE 0701-0702 te kunnen vaststellen, moet het te testen
apparaat op de testcontactdoos worden aangesloten als het een netstekker heeft.
(9) Aansluitbus/-klem t.b.v. aansluiting fase/nulleiding van het te testen apparaat
Deze aansluiting ligt parallel aan de twee kortgesloten fase-/nulaansluitingen van het
teststopcontact (8). Op deze bus/klem kunt u de fase-/nulleiding van het te controleren
apparaat aansluiten indien deze
(10) Aansluitbus/-klem voor de beschermingsleiding van het te testen apparaat
Deze aansluiting ligt parallel aan de randaarde van het teststopcontact (8). Aan deze
bus/klem kunt u de beschermingsleiding van het te testen apparaat aansluiten indien deze
niet over een geaard stopcontact beschikt. Bovendien moeten voor de isolatie- en
vervangende lekstroommeting de aanraakbare geleidende onderdelen van het te testen
apparaat met deze bus verbonden worden.
(11) LCD-weergave
Op het LC-display worden de meetwaarden digitaal weergegeven.
(12) Draagbeugel
De draagbeugel kan ingeklapt worden.
(13) Foutindicatie LED
De rode foutindicatie LED wijst op een grenswaarde- overschrijding bij het meten van de
beschermingsleiding- en de isolatieweerstand, de vervangende lekstroom, de aanraak- of de
lekstroom en eveneens de verschilstroom.
Toebehoren kabelset KS 13
De kabelset KS13 bestaat uit een koppelstekkerdoos met 3 vast aangesloten snoeren, 3
meetsnoeren, 3 opsteekbare krokodillenklemmen en 2 opsteekbare testpunten. Hiermee is
het mogelijk om de meter en het te testen apparaat ook aan te sluiten als er geen geaarde
stopcontact voor de netaansluiting resp. geen netstekker met randaarde aan het te testen
apparaat aanwezig is.
over een netstekker beschikt.
niet
7
3.1 Melding van fouten en grenswaarden
Foutmelding
Aardleidingpotentiaal/net
Voorwaarde
UB 25 V
Volgende grenswaarden worden gesignaleerd
Signaallamp PE
bij aanraking
v.d.vingercontact
1)
Weerstand tussen behuizing en netstekker bij aansluitleidingen tot 5m lengte
2)
Bij verlengkabels alle verdere 7,5 m extra 0,1 , maximaal 1 .
3)
voor apparaten van de beschermingsklasse I met ingeschakelde verwarmingselementen
(bij verwarmingsvermogen > 3 kW en R
4)
Grenswaarde volgens DIN VDE 0702-1995
5)
deze grenswaarde zijn voor alpolige schakelaars
(dit komt overeen van de dubbele grenswaarde
of de helft van de daadwerkelijke meetstroom)
Grenswaarde- overschrijding bij verschilstroom
De METRATESTER®5 is met een
uitgerust. Als in een schakelpositie de rode foutindicatie oplicht en geen aanwijzing op het
display verschijnt voor een grenswaardenfout, dan betekent dit een gevaarlijk hoge
verschilstroom in het netstopcontact. In dit geval moet u de precieze waarde van de
verschilstroom door draaien van de schakelaar in de positie "I
Voor de
beoordeling van de verschilstroom
de numerieke weergave. De foutindicatie kan, door de verschilstroombewaking, reeds bij
ongeveer 3,2 mA oplichten, vanaf 3,5 mA zal deze zeker branden.
< 0,3 M: lekstroommeting noodzakelijk!)
ISO
schakelaar- onafhankelijke verschilstroombewaking
" meten.
DIFF
in de schakelaarpositie "I
" neemt u alleen
DIFF
8
4. Netaansluiting
4.1 Aansluiten van de metratester
Sluit de tester met de netstekker (1) op het 230 V- lichtnet aan. Als er geen geaard
wandstopcontact of alleen een draaistroomaansluiting aanwezig is, kan de aansluiting van
fase, nul en aarde met behulp van het koppelstopcontact gemaakt worden. Deze heeft 3
vast aangesloten leidingen en is onderdeel van de als toebehoren leverbare kabelset
KS13.
Let op!
De netaansluiting moet beveiligd zijn. De nominale stroom van het beveiligings-
element mag hoogstens 16 A bedragen!
De krokodillenklemmen aan de leidingen van het koppelstopcontact mogen alleen in
spanningsloze toestand worden aangesloten!
Als er netspanning aanwezig is, zijn op het display in alle posities van de meetbereikschakelaar cijfers zichtbaar. Dit gebeurt ook als er geen te testen apparaat is aangesloten.
Dit geeft, onafhankelijk van de positie van de meetfunctieschakelaar, aan dat er een
netspanning aanwezig is.
De cijfers geven in schakelaarpositie “U
spanning aan. In alle andere schakelaarposities worden er, als er geen te testen apparaat is
aangesloten, getallen weergegeven die geen meetwaarde vertegenwoordigen.
250 V” de waarde van de aangesloten net-
NET
9
4.2 Testen van het beschermingleidingpotentiaal
Raak met een vinger het contactvlak (4) en tegelijkertijd een geaard deel aan (bijv.
een waterleiding).
De signaallamp PE (2) mag hierbij niet oplichten! Het potentiaal tussen de
beschermingsleiding van de netstekker (1) en het contactvlak (4) is dan 100 V.
Let op!
De signaallamp PE (2) licht ook niet op als er tussen L en N van de netstekker (1)
geen spanning aanwezig is, of wanneer in de netinstallatie L en PE verwisseld zijn.
Als er na het aansluiten van de tester overeenkomstig paragraaf 4.1 op pag. 9
geconstateerd wordt, dat er op het display geen cijfers weergegeven worden, moet
men eerst de installatie - met bijv. de tester
PROFITEST
MASTER
– controleren.
Licht de signaallamp PE (2) op bij het aanraken van het contactvlak (4), dan is het potentiaal
tussen de beschermingsleiding van de netsteker (1) en het contactvlak (4) 25 V, d.w.z. dat
de beschermingsleiding onder spanning staat of niet aangesloten is.
Let op!
Het kan gebeuren dat door de wijze van hanteren een potentiaalverschuiving
ontstaat, die het oplichten van de signaallamp PE (2) veroorzaakt. Dit kan
bijvoorbeeld gebeuren wanneer u een aan het teststopcontact (8) aangesloten
apparaat in de hand houdt en er op deze wijze een potentiële spanningsdeler
gevormd wordt. Raak dan zoals hierboven beschreven een geaard deel aan.
Let op!
Wanneer
beschermingsleiding
geen metingen verricht worden.
bij het testen van het aardpotentiaal vastgesteld wordt, dat
spanningsvoerend is, dan mogen er met de tester
De spanning ligt dan namelijk ook aan de
de net-
verder
aanraakbare randaarde van het netstopcontact (7) en aan de bus (6) en kan
gevaarlijk zijn. Koppel de tester onmiddellijk los van het net en zorg ervoor dat de
fout aan de netaansluiting verholpen wordt.
Een spanning op de beschermingsleiding veroorzaakt bovendien verkeerde
meetresultaten bij de volgende tests:
- aanraakstroommeting overeenkomstig DIN VDE 0701-0702
- verschilstroommeting.
4.3 Meten van de netspanning
Zet de meetfunctieschakelaar op "U
Lees de meetwaarde op het display af.
250 V"
net
De netspanning moet tussen de 207 ... 253 V liggen.
10
4.4 Aansluiten van het te testen apparaat aan het testinstrument
Voor het meten van de beschermingsleidingweerstand, isolatieweerstand en vervangende
lekstroom moet het te testen apparaat aan de testcontactdoos (8) of aan de testcontactdoos
parallel geschakelde meetbussen resp. klemmen (9) en (10) aangesloten worden. De
aansluiting (9) is met de kortgesloten fase- en nulaansluiting en de aansluiting (10) met het
aardingscontact van de testcontactdoos (8) verbonden. Gebruik, afhankelijk van de
uitvoering van het te testen apparaat, de volgende aansluitmethoden:
11
4.5 Meten algemeen
Voor alle volgende metingen moet de netspanning binnen het toegelaten gebied van
207 V ….. 253 V liggen. De nauwkeurigheid van de meetwaarden komt dan overeen met die
onder “technische specificaties” (zie hoofdstuk 7 pag. 23) genoemde waarden.
U kunt de netspanning controleren in de positie "U
250 V" van de meetfunctieschakelaar
NET
(zie paragraaf 4.3 op pag. 10).
Het testinstrument is in de meetbereiken voor metingen van de weerstand van de
beschermingsleiding, isolatieweerstand, vervangende lekstroom en aanraakstroom bij het
per ongeluk aansluiten van vreemde spanningen tot 250 V beveiligd tegen overbelasting.
Begin bij klasse I testobjecten steeds met het meten van de beschermingsleidingweerstand.
Zonder een goed functionerende beschermingsleiding kunnen de isolatieweerstand en de
vervangende lekstroom niet gemeten worden. Voor klasse II apparaten moet deze
verbinding extern gemaakt worden, zie paragraaf 4.4.2
Let op!
Let op dat er bij het meten van de weerstand van de beschermingsleiding en de
isolatieweerstand de displayweergave op overloop gaat als de klemmen open zijn of
als de eindwaarde van het meetbereik overschreden wordt. Op het display verschijnt
dan slechts het cijfer "1" links.
Attentie!
Bij langdurige kortsluiting tijdens de isolatiemeting wordt na ca. 10 minuten de
meetstroom gereduceerd. Bij oververhitting wordt dit op het display desbetreffend
gesignaleerd, zie hoofdstuk 7 “Weergave - oververhitting”. In dit geval is de
overeenkomstig DIN VDE 0413 vereiste nominale stroom van 1 mA niet meer
gegarandeerd. Na het opheffen van de kortsluiting en een korte afkoeltijd verdwijnt
het signaal en voldoen de metingen weer aan de VDE- bepalingen.
Beoordeling van de meetwaarden
Om er zeker van te zijn dat de grenswaarden
voor de isolatieweerstand niet te laag zijn,
moet er met de meetfout van de tester
rekening gehouden worden. Aan de hand van
de nevenstaande tabel kan de vereiste
minimale weergavenwaarde voor de
isolatieweerstand bepaald worden, welke de
tester met inachtneming van de maximale
afwijking voor de meting (bij nominale
omgevingsomstandigheden) mag aangeven
om niet onder de norm van de vereiste
grenswaarden (DIN VDE 0413 deel 1) te
komen. Tussenwaarden dienen geïnterpoleerd
te worden.
.
4.6 Bewaking verschilstroom
Voor uw veiligheid wordt bij de toestellen METRATESTER®5 het testobject dat aan het
netstopcontact aangesloten is, permanent bewaakt op zijn actueel vloeiende verschilstroom.
Indien de waarde boven 3,5 mA stijgt wordt deze gevaarlijke toestand met een continue
zoemer gesignaleerd. Een uitschakeling gebeurt niet, zie paragraaf 3.1 op pagina 8.
12
5 Controleren van apparaten volgens DIN VDE 0701-0702
De in de navolgende hoofdstukken aangegeven grenswaarden zijn overeenkomstig de
actuele normen bij het in druk gaan. Let er op, dat deze normen permanent aan de
veiligheidsbehoeften van de markt aangepast worden waardoor zich ook de grenswaarden
kunnen wijzigen. Voor het aanpassen van testtoestellen op de nieuwe normen neemt u
contact op met onze update- service.
5.1 Algemeen
Volgens de voorschriften DIN VDE 0701-0702 moeten gerepareerde of gewijzigde
elektrische apparaten voor de gebruiker dezelfde veiligheid tegen de gevaren van elektriciteit
bieden dan nieuwe apparaten. Hiertoe moeten de volgende controles in de aangegeven
volgorde uitgevoerd worden:
indien technisch gezien nuttig, d.w.z. het te testen apparaat heeft geen elektrisch
bediende, alpolige schakelaar:
- Isolatieweerstand en aansluitend beschermingsleidingstroom of vervangende
lekstroom
- anders: lekstromen in bedrijf (beschermingsleidingstroom en aanraakstroom)
veiligheids- kleinspanning (alleen aan aansluitplaatsen van de in het testobject
geproduceerde veiligheids- kleinspanning)
4 Functiecontrole
5 Controle van de opschriften
6 Documentatie
Let op!
Indien er bezwaren zijn tegen het meten van de isolatieweerstand kan er een plaats-
vervangende verschilstroommeting uitgevoerd worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn bij elektronische apparaten of bij dataverwerkende apparatuur, of indien bij
apparaten met beschermingsklasse I niet is gegarandeerd dat alle door de netspanning belaste delen door deze meting worden omvat. Deze meting mag alleen worden
uitgevoerd indien eerst de beschermingsleiding van het testobject getest is.
Voor verschilstroommetingen moet het te testen apparaat in het
het testinstrument METRATESTER®5 geplaatst worden.
Let op!
Door het meten aan een defect apparaat kan een FI- schakelaar geactiveerd
worden!
netstopcontact
van
13
5.2 Visuele controle
De visuele controle dient vooraf aan een meettechnische controle uitgevoerd te worden.
Bij een visuele controle moet bijv. op het volgende gelet worden:
••••
Beschadigingen aan aansluitkabels;
Beschadigde isolatie;
••••
••••
Juiste keuze en toepassing van leidingen en stekkers;
••••
Toestand van de netstekker, de aansluitklemmen en –aders;
••••
Gebreken aan de ombuigbescherming
••••
Gebreken aan de trekontlasting van de aansluitleiding;
Toestand van bevestigingen, houders voor leidingen, voor de gebruiker toegankelijke
••••
zekeringhouder enz.;
••••
Beschadigingen aan de behuizing en de veiligheidsafdekkingen;
••••
Tekens van overbelasting of een onvakkundige toepassing/bediening;
Tekens van ontoelaatbare ingrepen of veranderingen;
••••
••••
De veiligheid ontoelaatbare belemmerende vervuiling, corrosie of ouderdom;
••••
Vervuilingen, verstoppingen van de openingen t.b.v. koeling;
••••
Toestand van luchtfilters;
••••
Dichtheid van reservoirs voor water, lucht of andere substanties, toestand van
overdrukventielen;
••••
Bedienbaarheid van schakelaars, stuurinrichtingen, instelmechanisme enz.;
••••
Leesbaarheid van alle veiligheidsopschriften of symbolen, ontwerpgegevens en
positieaanduidingen.
5.3 Meten van de weerstand beschermingsleiding
(
Bij apparaten met beschermleiding sluit u het te testen apparaat aan zoals in de
onderstaande afbeelding beschreven wordt
hier
: testobject klasse I met netstekker, zie ook paragraaf 4.4)
De weerstand van de beschermingsleiding mag niet boven de volgende weerstandswaarden
komen
Zet de meetfunctieschakelaar op "RSL 20 "
Lees de meetwaarde in "" af op het display.
Beweeg stapsgewijs over de gehele lengte van de leiding van het testobject om
onderbrekingen op te sporen
14
Maximaal toelaatbare waarden voor weerstand beschermingsleiding, afhankelijk van
de lengte van de leiding
De tabel geldt eveneens voor kabelhaspels en verlengsnoeren. Bij langere leidingen geldt:
voor elke 7,50 m lengte bijkomend 0,1 maximaal 1 onafhankelijk van de doorsnede van
de ader.
Attentie!
De krokodillenklem (3) moet goed contact maken met de behuizing van het testobject.
Tijdens de meting moet de aansluitleiding in stappen over de gehele lengte – indien
de apparatuur is ingebouwd alleen daar waar deze tijdens reparatie, wijziging of test
toegankelijk is – bewogen worden. Treedt er bij deze handmatige test op onderbrekingen tijdens de meting een weerstandsverandering op, dan moet worden
aangenomen dat de beschermingsleiding is beschadigd of dat een aansluitpunt niet
meer betrouwbaar is. Voor verdere tests moet de fout herstelt zijn.
5.3.1 Uitzondering bij apparaten met vaste aansluiting
Bij apparaten met vaste aansluiting is er tussen een geschikte aardingspunt en aanraakbare
geleidende onderdelen die in het geval van een fout onder spanning kunnen staan, een
weerstand van 1 toegestaan.
Bij dataverwerkingsystemen of combinaties met vast aangesloten afzonderlijke apparaten
moet de verbinding losgekoppeld en aparte metingen uitgevoerd worden. Indien deze
loskoppeling niet doelmatig zal zijn, mogen de aparte metingen ook aan de met elkaar
verbonden apparaten doorgevoerd worden.
15
5.4 Meten van de isolatieweerstand
Deze meting mag alleen doorgevoerd worden, als de test voor de weerstand van de
beschermingsleiding met succes is uitgevoerd.
elektrische schakelaars, bijv. onderspanningbeveiliging of relais, dan wordt bij deze test
uitsluitend de toevoerleiding getest. Het apparaat kan zonder netspanning niet inschakelen
en zodoende kan de isolatietest het apparaat niet bereiken. Voor een VDE conforme test is
een lekstroommeting onder netspanning noodzakelijk.
Attentie!
Raak de aansluitcontacten van het apparaat niet aan indien een isolatieweerstandmeting uitgevoerd wordt!
Als de aansluitcontacten vrij of voor het meten op een ohmse verbruiker aangesloten zijn,
dan zou bij een spanning van 500 V een stroom van ca. 1 mA over uw lichaam vloeien. Deze
elektrische schok is weliswaar niet levensgevaarlijk, echter kan deze voelbare elektrische
schok letsel veroorzaken (bijv. door het schrikken enz.).
Attentie!
Bij het meten aan een capacitieve object, bijv. een lange kabel, kan deze tot
ongeveer 500 V opgeladen worden! Het aanraken is dan levensgevaarlijk!
Sluit het testobject aan zoals beschreven in de onderstaande afbeelding:
voor beschermingsklasse I
Bevinden zich in het testobject alpolige
Stel de meetfunctieschakelaar op het bereik "R
Schakel van het testobject alle functies in en zorg er voor dat bijv. ook de contacten van
temperatuurafhankelijke schakelaars of derg. gesloten zijn.
Lees de meetwaarde in "M" af op het display (11).
De isolatieweerstand mag niet onder de volgende weerstandswaarden liggen:
20 M"
ISO
16
Type apparaat Grenswaarden Minimaal aangegeven
waarde
Apparaten met beschermingsklasse I 1 M 1,15 M
Apparaten met beschermingsklasse I
0,3 M 1) 0,38 M
met verwarmingselementen
Apparaten met beschermingsklasse II 2,0 M 2,25 M
Apparaten met beschermingsklasse III
1000 / resp. 250 k
bijv. apparaten met batterijvoeding
1)
Bij lagere grenswaarden moet een vervangende lekstroommeting met succes uitgevoerd worden.
Opmerking
: de aanduiding "OL" betekent meetwaarde >20 M.
Let op!
Wordt bij apparaten met beschermingsklasse I, die verwarmingselementen
bevatten, een waarde van minder dan 0,3 M gemeten, dan moet er een
vervangende lekstroommeting uitgevoerd worden volgens paragraaf 5.6.1 op pag.
19, die dan succesvol moet zijn.
Bij apparaten met beschermingsklasse II en III en bij batterijgevoede apparaten
moet men met een op de bus (10) aangesloten meetpunt alle aanraakbare
geleidende delen aanraken en de isolatieweerstand meten.
Het meten van de isolatieweerstand komt bij apparaten met beschermingsklasse III
te vervallen, evenals bij batterijgevoede apparaten die aan de beide volgende
voorwaarden voldoen:
– nominaal vermogen 20 VA
– nominale spanning 42 V
Bij batterijgevoede apparaten moet de batterij tijdens de meting worden
losgekoppeld.
5.5 Meten van de beschermingleidingsstroom
Bij apparaten met aardleider / geaarde stekker
moet de beschermingleidingsstroom gemeten
worden.
Voor de meting mogen volgende meetmethoden
gebruikt worden:
Vervangende lekstroom
••••
••••
Verschilstroom
Bij de lekstroommetingen wordt rekening
gehouden met de frequentieloop overeenkomstig
de nevenstaande afbeelding
Opmerking
!
De volgende schema's hebben betrekking op testobjecten met netstekker. Zie
hiertoe ook paragraaf 4.4.
17
5.5.1 Meten met vervangende lekstroom- meetmethode
Let op!
Raak de aansluitcontacten van het apparaat niet aan tijdens een vervangende
lekstroommeting!
Sluit het testobject aan volgens onderstaande afbeelding.
Zet de meetfunctieschakelaar op het bereik “IEA 20 mA”.
Schakel alle functies van het te testen apparaat in en zorg ervoor dat bijv. ook alle
contacten van temperatuurafhankelijke schakelaars en derg. gesloten zijn.
Lees de meetwaarde in “mA” af op het LCD-scherm.
Overeenkomstig DIN VDE 0701-0702 mag de weergegeven stroom tussen bedrijfsmatig
spanningvoerende delen en aanraakbare metalen delen 3,5 mA en bij apparaten met
een verwarmingsvermogen > 3,5 kW 1 mA/kW niet overschrijden.
5.5.2 Meten met verschilstroom- meetmethode
Hier wordt de verschilstroom (foutstroom) tussen fase L en nul N- leider van het testobject
gemeten. Deze meting mag pas na het doorstaan van de beschermingsleidingstest
uitgevoerd worden, zie paragraaf 5.3, pagina 14.
Sluit het testobject aan zoals getoond in de onderstaande afbeelding.
Schakel op schakelaarpositie "I
Neem het testobject in bedrijf.
Lees de meetwaarde in “mA” af op het LCD-scherm. Overeenkomstig DIN VDE 0701-
20 mA.
DIFF
0702 mag de weergegeven stroom tussen bedrijfsmatig spanningvoerende delen en
aanraakbare metalen delen 3,5 mA, bij apparaten met een verwarmingsvermogen > 3,5 kW
1 mA/kW niet overschrijden.
De metingen moeten in beide posities van de netstekker uitgevoerd worden. Als meetwaarde
geldt de hoogste van de twee gemeten waarden.
Opmerking!
Zonder aangesloten testobject worden cijfers op het display getoond, dit zijn echter
geen meetwaarden.
Opmerking!
Bij inbouw van de METRATESTER®5 in een draaistroomtester wordt de verschilstroom als som van de actuele waarden van de stromen in adres L1, L2, L3 en N
gemeten.
18
5.6 Meten van de aanraakstroom
Bij apparaten met beschermingsklasse II of bij apparaten met klasse I met aanraakbare
geleidende delen, die niet met de beschermingsleiding verbonden zijn, kan in plaats van een
isolatieweerstandsmeting een meting van de aanraakstroom uitgevoerd worden.
Er mogen de volgende meetmethoden toegepast
worden:
••••
Vervangende lekstroom- meetmethode
••••
Verschilstroom- meetmethode
••••
Directe meting
Bij de lekstroommetingen wordt rekening
gehouden met de frequentieloop overeenkomstig
de nevenstaande afbeelding.
Opmerking!
Let er op dat bij de vervangende lekstroommeting alsook bei de verschilstroom-
meting ook de stroom in de beschermingsleiding gemeten wordt.
Opmerking
De volgende schema's hebben betrekking op testobjecten met netstekker. Zie
hiertoe ook paragraaf 4.4.
5.6.1 Meten met de vervangende lekstroom- meetmethode
Let op!
Raak de aansluitcontacten van het apparaat niet aan tijdens een vervangende
lekstroommeting!
Sluit het testobject aan volgens onderstaande afbeelding
Sluit de leiding van de meetpunt aan op de bus (10) "SL".
Zet de meetfunctieschakelaar op "IEA 20 mA".
Schakel alle functies van het te testen apparaat in en zorg ervoor dat bijv. ook alle
contacten van temperatuurafhankelijke schakelaars en derg. gesloten zijn.
Tast met de meetpunt alle aanraakbare delen van het testobject af.
Lees de meetwaarde in “mA” af op het LCD-scherm.
De weergegeven stroom mag 0,5 mA overschrijden.
19
5.6.2 Meten met de verschilstroom- meetmethode
Let op!
De beschermingsleidingtest moet eerst met succes uitgevoerd worden.
Sluit het testobject aan zoals in de onderstaande afbeelding getoond.
Sluit de leiding van het testpunt aan op de bus "2 mA".
Zet de schakelaar op "I
Neem het testobject in bedrijf.
Tast met het testpunt alle aanraakbare delen van het testobject af.
Lees de waarde van de verschilstroom af in “mA”. Deze waarde mag niet hoger zijn dan
20 mA".
Diff
0,5 mA.
De metingen moeten in beide posities van de netstekker uitgevoerd worden. Als meetwaarde
geldt de hoogste van de twee gemeten waarden.
Opmerking!
Zonder aangesloten testobject worden cijfers op het display getoond, dit zijn echter
geen meetwaarden.
20
5.6.3 Directe meetmethode
Het testobject kan voor deze meting aangesloten blijven op het net of verbonden worden met
het netstopcontact. Bij een test volgens DIN VDE 0701-0702 kunnen testobjecten met
externe verbindingen, zoals datakabels enz. binnen hun totale configuratie op de
opstellingsplek getest worden.
Opmerking!
Een fout in het testobject kan bij deze test de RCD (FI- veiligheidsschakelaar)
uitschakelen en daarmee een spanningsonderbreking veroorzaken..
Sluit het testobject aan zoals in de onderstaande afbeelding getoond.
Sluit de leiding van het testpunt aan op de bus "2 mA".
Zet de meetfunctieschakelaar (6) op "IA 2 mA".
Schakel alle functies van het te testen apparaat in en zorg ervoor dat bijv. ook alle
contacten van temperatuurafhankelijke schakelaars en derg. gesloten zijn.
Tast met het testpunt alle aanraakbare delen van het testobject af.
Lees de waarde van de aanraakstroom af in “mA” op het LCD-scherm. De grenswaarde
bedraagt 0,5 mA.
21
6 Meten van de verbruikerstroom via de netcontactdoos
Let op!
Een te testen apparaat mag alleen op de netcontactdoos (7) worden aangesloten
nadat het op veiligheid is getest (tests overeenkomstig DIN VDE 0701-0702)!
Sluit het testobject met zijn geaarde stekker aan op de netcontactdoos (7).
Zet de meetfunctieschakelaar op het bereik “I
Schakel het te testen apparaat in.
Lees de meetwaarde af in “A” op het LCD-scherm (11).
16 A”
Net
Let op!
De maximaal toelaatbare belasting bedraagt 16 A continu en 20 A gedurende
maximaal 10 minuten. Als beveiliging bij overbelasting moet het net, waarop het
testinstrument wordt aangesloten, afgezekerd zijn. De nominale stroom van de
gebruikte zekering mag maximaal 16 A zijn!
22
7 Technische gegevens
Meting Meetbereik Resolutie U
Weerstand
beschermingleiding
Isolatieweerstand
Vervangende
lekstroom
Bewijs van spanningloosheid door stroommeting
(aanraak-/lekstroom)
Verschilstroom
0 … 19,99 10 m <20 V
0,05 … 19,99M
10 k 600 V ca. 100
0 … 19,99 mA ~ 10 µA 28 V ~ 2 k <20mA
0 … 1,999 mA ~ 1 µA 2 k
0,01…19,99mA~ 10 µA
NULLAST
Metingen in bedrijf
Meting Meetbereik Resolutie
Netspanning 207 … 253 V ~ 1 V
Verbruiksstroom via de
0 … 16,00 A ~ 10 mA
netcontactdoos
Overbelasting
Verbruikerstroom via netcontactdoos,
verschilstroom
19 A, 5 min.
alle andere metingen 250 V permanent
Interne meetfout en meetfout in bedrijf
Meting Interne fout
Weerstand beschermingsleiding
Isolatieweerstand 0…19,99M
Vervangende lekstroom
Bewijs van spanningsloosheid door
Omgevingstemperatuur +23 °C ± 2 K
Rel. luchtvochtigheid 40 … 60 %
Netspanning 230 V ± 1%
Frequentie van de meetgrootte 50 Hz ± 0,2%
Curve van de meetgrootte sinus (afwijking tussen effectieve en gelijkgerichte
waarde ± 0,5%)
Ri IK IN
>200 mA
<10mA > 1 mA
k
Meetfout in bedrij
f
23
Invloeden en invloedeffecten
Invloedgrootte en –bereik Benaming
volgens
Invloedeffecten
± … % v.d. meetwaarde
DIN VDE
0404
Verandering in positie
Verandering van de voeding van
E1
E2 2,5
de testinstallatie
Temperatuurschommeling
0 … 21 °C en 25 … 40 °C
Hoogte van de teststroom
Laagfrequente magneetve
lden E5 2,5
Impedantie van het testobject
Capaciteit bij isolatiemetingen
Vorm v.d. curve van de gemeten
stroom
49 … 51 Hz
45 … 100 Hz
E3 aangegeven invloedeffecten per 10 K
temperatuurverandering:
1 bij weerstand beschermingsleiding
0,5 in andere meetbereiken
E4 2,5
E6 2,5
E7 2,5
E8
2 bij capacitieve last (bij verv.lekstroom)
1 (bij aanraakstroom)
2,5 alle andere meetbereiken
Weergaven en signalering
LCD
Weergave 0...1999 digits, 3 ½ posities
Cijfergrootte 17 mm en speciale tekens
Overload indicatie weergave van “OL”
Overtemperatuur R
aanduiding "R
bij langdurige kortsluiting:
ISO
" en "M" knipperen
ISO
Signaallamp PE
Deze signaleert of er spanning op de beschermingsleiding staat
Foutindicatie LED
De rode foutindicatie LED signaleert grenswaarde-overschrijdingen bij het meten van de
weerstand van de beschermingsleiding, de isolatieweerstand, de vervangende lekstroom, de
aanraak- resp. de lekstroom, evenals de verschilstroom.
Piëzo zoemer
In het geval dat de foutindicatie LED oplicht en de desbetreffende kritische grenswaarde
overschreden wordt, gaat bovendien de zoemer af.
Stroomvoorziening
Netspanning 230 V/50 Hz
Vermogen max. 3700 VA, afhankelijk van de belasting aan de
netcontactdoos
24
Elektrische veiligheid
Beschermingsklasse II
Nominale netspanning 230 V
Testspanning net + aarde (net) + 2 mA-bus voor de test op
spanningsloosheid t.o.v. contactdoos, aansluitbussen voor
fase/nul en beschermleiding alsook krokodillenklem: 3 kV~
net t.o.v. aarde (net) + 2 mA bus: 1,5 kV~
Meetcategorie II
Vervuilingsgraad 2
Veiligheidsuitschakeling bij oververhitting van het testobject
Elektromagnetische verdraagzaamheid EMV
Productnorm EN 61326-1:2006 klasse B
EN 61326-1:2006
Omgevingsvoorwaarden
Bedrijfstemperatuur - 10 ... + 55 °C
Opslagtemperatuur - 25 ... + 70 °C
Luchtvochtigheid max. 75%, condensvorming uitsluiten
Hoogte boven NAP max. 2000 m
Mechanische opbouw
Afmetingen b x h x d 190 mm x 140 mm x 95 mm
Gewicht 1,3 kg
Beschermingsklasse behuizing IP 40, aansluitingen IP 20
Tabel t.b.v. betekenis van de IP-code
IP XY
(1e cijfer X)
Bescherming tegen
indringen van vaste
vreemde voorwerpen
IP XY
(2e cijfer Y)
Bescherming tegen
indringen van water
0 niet beschermd 0 niet beschermd
1
2
3
4
50,0 mm Ø 1 verticale druppels
12,5 mm Ø 2 druppels (15° helling)
2,5 mm Ø 3 spuitwater
1,0 mm Ø 4 spatwater
25
8 Onderhoud – kalibrering
Onderhoud behuizing
Een speciaal onderhoud is niet noodzakelijk. Let op een schoon en droog oppervlak. Gebruik
voor het reinigen een licht vochtige doek. Vermijdt het gebruik van oplos-, poets- en
schuurmiddelen.
Kalibrering
Volgens de nieuwe norm DIN VDE 0701-0702 geldt vanaf 1-1-2008:
"De voor de herhalingscontrole toegepaste meetinstrumenten moeten regelmatig getest en
gekalibreerd worden".
U kunt uw testinstrument laten testen en kalibreren bij:
GMC-I Service GmbH-Kalibrierzentrum
Telefoon 0049-911-8602-0
Dit adres geldt uitsluitend voor Duitsland.
In het buitenland staan diversen vertegenwoordigers of filialen ter beschikking.
DKD
- Kalibreerlaboratorium voor elektrische meetgrootheden DKD - K – 19701:2005
Geaccrediteerde meetgrootheden: gelijkspanning, gelijkstroomsterkte, gelijkstroomweerstand, wisselspanning, wisselstroomsterkte, wisselstroom-actief-vermogen,
wisselstroom-blindvermogen, gelijkstroomvermogen, capaciteit, frequentie en temperatuur
Terugname en milieuvriendelijke verwijdering
Elektrische en elektronische apparaten mogen niet als huishoudafval worden
behandeld. Als het apparaat aan het eind van zijn levensduur is, dient u het te
verwijderen volgens de geldende wettelijke voorschriften. Breng het naar een
plaats waar elektrische en elektronische apparatuur worden gerecycled.
Verwijdering via het huishoudafval is verboden!
26
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.