2 Schaal
2a Afstelschroef voor mechanische nulpunt- instelling
3 Draaiknop voor
- Ω: laagohmige meting (wipschakelaar op positie Ω)
- 100 V/250 V/500 V:
Wipschakelaar in rustpositie:
- Spanningsmeting
- Controle spanningsloosheid met ontlading cap. testobjecten,
Wipschakelaar op positie MΩ
- Testspanning voor de isolatiemeting selecteren
4 Wipschakelaar voor het omschakelen tussen V, Ω en MΩ
5 Draagriem
6 Batterijvak
7 Houderclip
8 Meetpunt spiraalkabel (minpool)
9 Opening voor het fixeren van de meetpunt
10 LED voor apparaat- en batt er ij- indicatie
Zie paragraaf 4.
3
Betekenis van de symbolen op het apparaat
EG- conformiteitsverklaring
Dubbele en versterkte isolatie
Waarschuwing voor gevaren
(Let op, documentatie in acht nemen!)
CAT II De maximaal toelaatbare spanning tussen de meetpunten (1)/(8) en aarde
bedraagt 600 V categorie II
INHOUDSOPGAVE pagina
1 Veiligheidsaanwijzingen 4
1.1 Fouten en bijzondere belastingen 4
2 Beschrijving van de meter 4
2.1 Toepassing van de meter 4
2.2 Beschrijving van de constructie 4
3 Ingebruikneming 5
3.1 Apparaat uitpakken 5
3.2 Voedingsspanning / vervangen batterij 5
3.3 Controle van het mechanische nulpunt 5
3.4 De werking van het apparaat controleren 6
4 Bediening 6
4.1 LED als functiecontrole 6
4.2 Spanningsmeting 6
4.3 Meting van de isolatieweerstand 9
(VDE 0413 deel 2 /EN 61557 part 2) 7
4.3.1 Testspanningen 9
4.4 Laagohm-metingen (VDE 0413 deel 2 /EN 61557 part 4) 9
5 Onderhoud 10
5.1 Behuizing 10
5.2 Batterijen 10
5.3 Vervangen van de zekering 10
6 Technische kenmerken 11
4
1 Veiligheidsbepalingen
De isolatiemeter METRISO 5023 is overeenkomstig de volgende normen vervaardigd en
getest:
Om een veiligheidstechnisch perfecte toestand te behouden en een veilig gebruik van het
apparaat te kunnen garanderen, dient u beslist voor de ingebruikneming van het apparaat
deze gebruiksaanwijzing door te lezen en alle instructies op te volgen.
1.1 Fouten en extra belastingen
Als er aangenomen kan worden dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is, dient u het
apparaat buiten werking te stellen en te beschermen tegen het per ongeluk in werking stellen
door derden.
U kunt aannemen dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is, als:
- het apparaat zichtbaar beschadigd is
- het apparaat niet meer werkt
- na langdurige opslag onder ongunstige omstandigheden
- na transport onder moeilijke omstandigheden
2. Beschrijving van het apparaat
2.1 Gebruik van het apparaat
De meter METRISO 5023 is een gecombineerd apparaat met directe weergave en werkt op
batterijen. De meter is geschikt voor de volgende metingen:
• AC- en DC-spanningen zonder polariteitsweergave binnen het bereik van 0 tot 500 V.
Deze functie is vooral geschikt om de spanningsloze toestand van het testobject te
controleren voordat een weerstand- of isolatiemeting uitgevoerd wordt.
• Meten van kleine weerstanden in het bereik van 0 tot 4 Ω. Vooral voor de
weerstandsmeting van wikkelingen, overgangsweerstanden, veiligheidsdraden enz.
• Meten van isolatieweerstanden in het bereik van 100 kΩ tot 400 MΩ. De meter is
geschikt voor het meten en controleren van de isolatieweerstand on elektrische
installaties en apparaten met de mogelijkheid om nominale spanningen van 100 V,
250 V of 500 V DC te kiezen.
2.2 Beschrijving van de constructie
Het apparaat is door de constructie en de tweehands-bediening (afbeelding 1) vooral
geschikt voor het dagelijkse veilige gebruik. Via de draaglus kan het tegen verschuiven
beveiligd worden.
Op de METRISO 5023 zijn er twee bedieningselementen beschikbaar:
• de functie-wipschakelaar (4)
• de draaiknop (3)
De gemeten waarden worden via de drie analoge schalen weergegeven (2). Afbeelding 1
laat de schalen gedetailleerd zien. Op de bovenste schaal wordt de isolatieweerstand, op de
5
middelste de laagohmige weerstand en op de onderste de spanning weergegeven. De
gebruikstoestand van de meter en de batterij-indicatie worden via de tweekleurige led’s
aangeduid (afb. 1).
In het onderste gedeelte van de meter bevindt zich het batterijvak (6). Het vervangen van de
batterij wordt in paragraaf 3.2 beschreven.
Alle metingen worden met twee meetpennen uitgevoerd:
• Meetpunt (1) is vast aan de behuizing gemonteerd – pluspool
• Meetpunt (2) met spiraalkabel – minpool.
De meetpen kan voor het opbergen met de punt in de daarvoor aanwezige opening (9) en de
handgreep in de clip (7) gefixeerd worden.
Als de wipschakelaar (4) op de middenpositie staat, kan de METRISO 5023 als voltmeter
gebruikt worden.
Voor spanningsmetingen moet de draaiknop op de positie 100 V, 250 V of 500 V staan.
Batterijen worden bij deze functie niet benodigd.
Voor de meting van laagohmige weerstanden moet de draaiknop op positie Ω staan. Met de
wipschakelaar (4) in positie Ω wordt de meting uitgevoerd. Met de draaiknop op deze positie
kunnen geen spanningen gemeten worden..
Voor isolatiemetingen moet de gewenste testspanning via de draaiknop (3) ingesteld worden
Met de wipschakelaar (4) op positie MΩ wordt gemeten.
3. Voorbereiding voor gebruik
3.1 Apparaat uitpakken
Controleer na het uitpakken of mechanische beschadigingen aanwezig zijn. Na het plaatsen
van de batterijen is het apparaat gebruiksklaar.
3.2 Voedingsspanning – batterijen vervangen
Om veiligheidsredenen wordt de METRISO 5023 uitsluitend via batterijen gevoed. Het
plaatsen of vervangen wordt als volgt uitgevoerd:
• Koppel eerst de meetpennen af van het meetobject.
• Maak de schroeven los aan de onderzijde van het batterijvak (6) en trek het
batterijvak naar buiten.
• Verwijder de lege batterijen en vervang deze door nieuwe volle batterijen. Let op de
juiste polariteit, zie opgedrukte symbolen.
• Schuif het batterijvak terug en schroef het weer vast.
• Controleer de nulpositie van de wijzer en corrigeer deze, indien nodig, via de
instelschroef (2a).
• De meter mag daarbij niet op een meetcircuit aangesloten zijn en de wipschakelaar
mag niet ingedrukt worden.
Let er op dat een negatief uitslaan van de wijzers door de schaalaanslag onderdrukt
wordt. Draai de instelschroef dus steeds met de wijzers van de klok mee en dan
langzaam terug op positie 0 Ω of 0 V.
6
3.4 Functies van het apparaat controleren
In rustpositie van de wipschakelaar (4) wordt de METRISO 5023 als voltmeter gebruikt:
• De functie voltmeter kan gecontroleerd worden door een spanning op beide
meetpennen (1) en (8) aan te leggen (bijv. door netspanning van een stopcontact).
• Bij elke bediening van de wipschakelaar (4) in positie Ω of MΩ worden de batterijen
gebruikt en de METRISO 5023 blijft zolang in de gekozen functie zolang de
wipschakelaar op de desbetreffende positie staat. Correcte metingen voor Ω en MΩ
worden door de groene LED (10) aangeduid.
• De functie ohmmeter – draaiknop op positie Ω of MΩ - wordt door kortsluiting van
de beide meetpunten (1) en (8) gecontroleerd: weergave 0 Ω.
Open meetpunten (weerstand tegen ∞) moet voorkomen worden.
• De functie isolatiemeter – draaiknop op positie xxx V en wipschakelaar MΩ - kan
door de beide grenswaarden gecontroleerd worden: kortsluiting van beide
meetpunten (1) en (8): weergave 0,1 MΩ, open meetpunten: weergave ∞.
Met de ISO-kalibrator 1 (artikelnr. M662A) als accessoires kan door het aansluiten van de
laagohm- of hoogohm- weerstand de nauwkeurigheid van de weergave gecontroleerd
worden.
4. Bediening
4.1 LED als functiecontrole
De tweekleurige LED in de schaal dient als indicatie voor de meter- en batterijtoestand:
• LED licht niet op:
- batterijen niet geplaatst
- spanningsmeting mogelijk
• LED licht permanent groen op
- batterijen zijn in orde
- meter kan laag/hoogohmig meten
• LED knippert groen
- bij het meten van isolatieweerstanden is de testspanning te laag resp. de capaciteit
van het testobject wordt geladen
• LED licht rood op
- batterijspanning te laag *
In dit geval de batterijen onmiddellijk vervangen (par. 3.2).
* Wipschakelaar (4) in positie MΩ: een bewegende wijzer van aanslag tot aanslag geeft
tegelijkertijd aan dat de weergegeven waarden niet juist zijn.
Wipschakelaar (4) in positie Ω: de weergegeven waarden zijn niet juist.
4.2 Spanningsmeting
Let op!
Let er op dat voor het verbinden van de meter met spanning de batterijkast correct op de
meter is bevestigd, omdat de aansluitcontacten van de batterijen galvanisch met het
meetcircuit verbonden zijn!
7
Voor een spanningsmeting wordt geen hulpenergie benodigd, d.w.z. er hoeven geen
batterijen geplaatst te zijn.
Er kunnen gelijk- en wisselspanningen tot 500 V gemeten worden, zonder omschakeling
tussen gelijk- en wisselgroottes. Onafhankelijk van de polariteit is bij gelijkspanningsmetingen de wijzeruitslag steeds positief.
Met de spanningsmeting kan zonder gebruik van de bedieningselementen gemakkelijk de
spanningsloosheid aan meetobjecten gecontroleerd worden. Direct na het aansluiten van het
meetobject is aan de weergave te zien of er ongewenste spanning aanwezig is.
Het spanningsmetingbereik dient ook voor het ontladen van capacitieve testobjecten. Het
verlagen van de spanning kan via de weergave vervolgd worden.
Voor de spanningsmeting houdt u de onderstaande volgorde aan:
• Zet de draaiknop (3) op positie xxx V.
De draaiknop kan op elke positie, behalve Ω, staan!
• Laat de wipschakelaar (4) op rustpositie (niet ingedrukt) staan.
• Maak contact met het testobject via de meetpennen (1) en (8). Lees de gemeten
waarde af op de spanningsschaal 0 tot 500 V.
• Beëindig de meting door de meetpennen van het testobject te verwijderen.
4.3 Isolatieweerstand meten
(VDE 0413 deel 2 / EN 61557 deel 2)
Let op!
Isolatie-weerstandsmetingen mogen uitsluitend aan spanningsloze onderdelen of
apparaten uitgevoerd worden!
8
Handel hiertoe als volgt:
• Zet de draaiknop (3) op de gewenste testspanning: 100 V, 250 V of 500 V.
• Maak contact met het testobject via het meetpunt (1) (pluspool) en (8) (minpool).
• In de rustpositie van de wipschakelaar dient de METRISO 5023 als voltmeter ter
controle van de spanningsloosheid.
Direct na het aansluiten van het meetobject kunt u vaststellen of het meetobject
spanningsloos is.
Een opgeladen capacitieve testobject wordt direct via de binnenweerstand van de
voltmeter ontladen. Het ontlaadproces kunt u via de weergave vervolgen. Blijft de
spanning echter constant, kan pas een meting van de isolatieweerstand uitgevoerd
worden nadat het testobject spanningsloos geschakeld wordt. Als er geen spanning
weergegeven wordt kan de meting direct uitgevoerd worden.
• Zolang de wipschakelaar op positie MΩ ingedrukt wordt, kan een isolatiemeting
uitgevoerd worden. Lees de gemeten waarde af via de logaritmische schaal 100 kΩ
tot 400 MΩ.
• Beëindig de meting door de wipschakelaar los te laten. Een door de gelijkspanning
eventueel opgeladen capacitieve testobject wordt via de voltmeter ontladen.
• Verwijder de meetpennen van het testobject.
Let op!
Bij het meten van de isolatieweerstand op capacitieve meetobjecten, bijv. kabels, kunnen
zich deze tot een vrijloopspanning van ca. 700 V opladen en deze spanning langere tijd
vasthouden. Vanwege de hiermede verbonden levensgevaar moet het testobject na de
meting ontladen worden, zie hiertoe hiervoor “controle van de spanningsloosheid”.
Beoordeling van de meetwaarden
Om er zeker van te zijn dat de grenswaarden voor de isolatieweerstand niet onder de norm
van de vereiste norm komt, moet er met de maximale meetfout van de meter rekening
gehouden worden. In de volgende tabel zijn voor een serie van grenswaarden de
noodzakelijke minimale weergavenwaarde opgegeven. Tussenwaarden dienen
geïnterpoleerd te worden.
.
*
Minimale weergavenwaarde voor de isolatieweerstand bij vooraf bepaalde grenswaarden, rekening houdend
met de maximale apparaatfout.
Voorbeeld:
Bij een grenswaarde van 220 kΩ moet volgens de tabel de weergegeven waarde in het
bereik kΩ minimaal 286 kΩ bedragen.
9
4.3.1 Testspanningen
Tijdens de meting van de isolatieweerstand wordt aan het testobject een testpanning U
aangelegd die telkens tussen de nominale spanning U
vrijloopspanning U
ligt.
O
, ingesteld via de draaiknop (3), en de
N
4.4 Laagohm- meting (VDE 0413 deel 4 / EN 61 557 deel 4)
Let op!
Weerstandsmetingen mogen alleen aan spanningsloze meetobjecten uitgevoerd worden,
omdat ongewenste spanningen het meetresultaat vervalsen.
Handel hiertoe als volgt:
• Controleer, zoals onder paragraaf 4.2. beschreven, dat het testobject spanningsloos
is.
• Zet de draaiknop op Ω.
• Maak met het testobject contact via de meetpunten (1) (pluspool van de constante
stroombron 200 mA) en (8) (minpool van de constante stroombron).
•De meting wordt uitgevoerd zolang de wipschakelaar ingedrukt wordt op positie Ω.
Let op de LED.
Lees de gemeten waarde af via de schaal 0 tot 4 Ω. Om halfgeleidertrajecten uit te
sluiten bevelen wij aan om een tweede meting met omgeruilde polariteit uit te voeren.
• Beëindig de meting door de wipschakelaar los te laten.
• Verwijder de meetpennen van het testobject.
10
5. Onderhoud
5.1 Behuizing
Speciaal onderhoud voor de behuizing is niet noodzakelijk. Let op een schoon oppervlak.
Gebruik voor het reinigen een matig vochtige doek. Vermijd het gebruik van poets-, oplos- of
schuurmiddelen.
5.2 Batterijen
Overtuig u er regelmatig van dat de batterijen niet uitgelopen zijn. Bij uitgelopen batterijen
moet het elektrolyt volledig worden verwijderd voordat er nieuwe batterijen worden geplaatst.
Als u de meter langere tijd niet gebruikt, verwijder dan de batterijen.
Het vervangen van de batterijen wordt in paragraaf 3.2 beschreven.
Let op: als de LED voor of tijdens een meting rood oplicht, moeten de batterijen onmiddellijk
vervangen worden. Let op de aanbevolen types batterijen in paragraaf 3.2.
5.3 Vervangen van de smeltzekering
Het meetbereik voor de laagohmige meting is met een smeltzekering F0, 25A/500 V, 6,3x32
beveiligd.
Deze wordt geactiveerd als op de meetpunten een spanning aanwezig is die door de hoogte
of de polariteit het apparaat zou kunnen beschadigen.
Handel voor het vervangen van de zekering als volgt:
• Verwijder de meetpennen van het testobject.
• Maak de 3 schroeven op de behuizingsbodem los.
• Draai de meter met het bedieningsgedeelte weer naar boven en verwijder het
bovenstuk (bedieningsgedeelte) van de behuizing.
• Verwijder de zekering uit de houder, bijv. m.b.v. een puntig voorwerp en vervang de
zekering door een nieuwe.
Let op!
Let beslist er op dat u alleen de voorgeschreven zekering plaatst! Bij gebruik van een andere
zekering met een andere reactiekarakteristiek, andere nominale stroom of schakelvermogen,
is dit gevaarlijk voor u en voor weerstanden of andere componenten.
Het gebruik van gerepareerde zekeringen of het kortsluiten van de zekeringshouder is niet
toegestaan.
• Plaats het bovenstuk weer terug zonder hard te drukken.
• Leidt de draaglus over de metalen pen.
Opmerking!
Let bij het weer in elkaar zetten van de meter er op dat er geen kabels ingeklemd worden.
• Plaats de meter op een manier dat u de meetpen in de cliphouder kunt zien. Het
verbindingsstuk van het bovenstuk moet in het gebied van de cliphouder netjes in de
geleiding schuiven. Ook bij het weergavengedeelte moet dit correct passen. Op die
manier kan het bovenstuk zonder grote weerstand op het onderstuk gedrukt worden.
• Houdt beide behuizingsdelen vast en draai deze om zodat de onderkant naar boven
wijst.
• Draai de schroeven weer vast.
11
6 Technische kenmerken
Referentiecondities
Gebruikspositie horizontaal
Omgevingstemperatuur +23 °C ±2 K
Relatieve vochtigheid 40 ... 60%
Frequentie van de meetgrootte 45 ... 65 Hz (tijdens spanningsmeting)
Golfvorm netspanning sinusvormig (RMS-waarde)
Batterijspanning 5,5 V ±0,5 V
Beïnvloedingsfout onder nominale gebruiksomstandigheden
Totale fout veroorzaakt door batterij,
temperatuur en gebruikspositie = 10%
Nominale gebruikscondities
Temperatuur 0 ... 40 C Normale positie
Gebruikspositie willekeurig
Batterijspanning 4,4 ....6,5 V
Omgevingscondities
Opslagtemperatuur -25 °C ... + 60 °C (zonder batterijen)
Relatieve vochtigheid max. 75%, geen condensatie toegestaan
Hoogte boven NN max. 2000 m
Gebruiksomgeving in binnenruimtes, buitenshuis: alleen binnen de
opgegeven condities
EMC EN 61326
Interferentie-emissie EN 55022 klasse B
Interferentie-immuniteit EN 61000 -4-2 stroomfunctie A
-4-3 stroomfunctie B
12
Voeding
Batterijen 4x 1,5 V penlite volgens IEC LR6 (AA-formaat)
Werkgebied 4,4 ... 6,5 V
Batterij-indicatie via LED, zie par. 4.1
Elektrische veiligheid
Veiligheidsklasse II
Testspanning 3,7 kV Meetcategorie II / 600 V Vervuilingsfactor 2
Zekering F 0,25 A/500 V, 6,3 x 32
Mechanische opbouw
Bescherming behuizing IP 50 volgens DIN VDE 0470 deel 1/EN 60529
Aansluitingen IP 00 volgens DIN VDE 0470 deel 1/EN 60529
Afmetingen 98 x 310 x 40 mm
Gewicht circa 0,5 kg met batterijen
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.