Als fabrikant van gasverwarmingstoestellen ontwikkelt en
produceert DRU producten volgens de hoogst mogelijke
kwaliteits-, prestatie- en veiligheidseisen.
De gebruiker kan hierdoor rekenen op jarenlang
gebruiksplezier.
Dit toestel heeft een CE merk; het voldoet daarmee aan de
essentiële eisen van de Europese Gastoestellenrichtlijn.
Bij het toestel worden twee handleidingen geleverd:
de installatiehandleiding en de gebruikershandleiding.
Deze zijn in één boekje samengevoegd.
Daarnaast zijn 2 boekjes toegevoegd die bestemd zijn voor
het Verenigd Koninkrijk, de ‘Concise installation guide’ en
‘Fitting into a conventional class 1 chimney’.
Als installateur dient u vakbekwaam te zijn op het gebied
van gas sfeerverwarming.
De installatiehandleiding geeft u de informatie die u nodig
hebt om het toestel zo te installeren dat het goed en veilig
functioneert.
Deze handleiding schenkt aandacht aan de installatie van
het toestel en de daarbij geldende voorschriften. Daarnaast
treft u technische gegevens van het toestel aan en informatie over onderhoud, eventueel optredende storingen en de
mogelijke oorzaak hiervan.
De afbeeldingen zijn achterin dit boekje opgenomen
(Bijlage 3).
U dient deze installatiehandleiding zorgvuldig te lezen
en te gebruiken.
inbouw in een schouw/stookplaats aangesloten op een bestaand schoorsteenkanaal in het Verenigd Koninkrijk (class 1
chimney), is de los meegeleverde Engelse beschrijving
‘Fitting into a conventional class 1 chimney’ mede van
toepassing.
Het toestel moet strak ingebouwd worden met behulp
van een stuclijst óf rondom voorzien worden van een
sierlijst of front. Deze onderdelen worden niet standaard
bij het toestel geleverd maar zijn op aanvraag verkrijgbaar.
De installatie instructies zijn bij het betreffende onderdeel
bijgevoegd.
In de meeste gevallen moet de boezem geventileerd worden voor een goede afvoer van de warmte (zie hoofdstuk
6.6). DRU kan verschillende ventilatie-elementen leveren.
De toestellen worden geleverd met een draadloze afstandsbediening; deze werkt op batterijen.
2. CE verklaring
Door bedrijfsinterne maatregelen is gewaarborgd dat door
DRU geproduceerde toestellen aan de essentiële eisen
van de verordening betreffende gasverbrandingstoestellen
en daarbij toegepaste normen voldoen. Deze verklaring
verliest haar geldigheid als zonder schriftelijke toestemming
van DRU wijzigingen aan het toestel worden aangebracht.
Een kopie van het CE keuringscerticaat is te downloaden
via www.druservice.com.
Product: Gas sfeerverwarmingstoestel
Type: Global 70XT CF RCE
In de handleidingen worden de volgende markeringen gebruikt om belangrijke informatie aan te geven:
• Uit te voeren acties.
! Tip Suggesties en adviezen.
! Let op Deze instructies zijn noodzakelijk ter
voorkoming van mogelijke problemen bij
Let op
Deze instructies zijn noodzakelijk ter
Na oplevering dient u dit boekje met handleidingen te
overhandigen aan de gebruiker.
1. Inleiding
Global 70XT CF is een open gas sfeerverwarmingstoestel.
Een open toestel onttrekt de verbrandingslucht aan de
leefomgeving. De leefomgeving dient voldoende
geventileerd te worden om het toestel van verbrandingslucht te voorzien. Om de veilige werking van het toestel te
garanderen is een oxypilot beveiliging aangebracht.
Bij onvoldoende luchttoevoer grijpt de oxypilot in en wordt
het toestel uitgeschakeld.
Global 70XT CF is geschikt voor inbouw in een nieuw te
plaatsen boezem of bestaande schouw/stookplaats. In een
bestaand schoorsteenkanaal (anders dan de class 1 chimney
in de UK) wordt een exibele RVS pijp aanbevolen voor
de afvoer van de verbrandingsgassen. Deze handleiding
beschrijft de inbouw van het toestel in een boezem. Bij
installatie en/of gebruik.
voorkoming van brand, persoonlijk letsel of
andere ernstige schades.
Van toepassing zijnde EG- verordening:
2016/426/EU
R.P. Zantinge
General Manager
Postbus 1021, 6920 BA Duiven
Ratio 8, 6921 RW Duiven
www.drure.com
3. Veiligheid
3.1 Algemeen
Let op
- Leest u dit hoofdstuk over veiligheid
zorgvuldig door voordat u begint
met installatie of onderhoud;
- Houdt u zich aan de algemeen
geldende voorschriften en de voorzorgsmaatregelen/veiligheidsinstructies in deze handleiding.
2
INSTALLATIEHANDLEIDING
Nederlands
3.2 Voorschriften
Installeer het toestel volgens de geldende nationale, lokale
en bouwkundige (installatie)voorschriften.
Voor Nederland geldt onder meer het Bouwbesluit.
3.3 Voorzorgsmaatregelen / veiligheidsinstructies
bij installatie
Volg de onderstaande voorzorgsmaatregelen/veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op:
• Installatie en onderhoud van het toestel dienen door een
professioneel gecertificeerd vakman te worden uitgevoerd
welke over bewezen kennis en aantoonbare bekwaamheid
beschikt. Een professionele vakman houdt rekening met
alle technische aspecten zoals warmte afgifte, gasaansluiting en met verbrandingsgasafvoer vereisten. Daar waar
het installatievoorschrift niet duidelijk is dient de nationale/lokale regelgeving te worden gevolgd.
• breng geen wijzigingen aan het toestel aan;
• gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal voor
de boezem inclusief de bovenkant van de boezem, het
materiaal ín de boezem en de achterwand waartegen het
toestel wordt geplaatst;
• neem afdoende maatregelen om te hoge temperaturen
van een wand achter de boezem te voorkomen, inclusief
de materialen en/of voorwerpen die zich achter de wand
bevinden;
• houd rekening met de minimaal vereiste inwendige afme-
tingen van de boezem;
• ventileer de boezem door middel van ventilatieopeningen
met een gezamenlijke doorlaat van minimaal 200 cm2;
• gebruik een geschikt verbrandingsgasafvoersysteem dat
voorzien is van het CE-merk;
• houd minimaal 10 mm afstand tussen het toestel en de
achterwand;
• plaats het toestel op steunen van onbrandbaar en hittebe-
stendig materiaal;
• dek het toestel niet af en/of pak het niet in met een isola-
tiedeken of enig ander materiaal;
• houd brandbare objecten en/of materialen op minimaal
500 mm afstand van het toestel;
• Het toestel is ontworpen voor sfeer- en verwarmings-
doeleinden. Dit houdt in dat alle zichtbare oppervlaktes,
inclusief de ruit heter dan 100 °C kunnen worden. Het is
aan te bevelen altijd een afschermrooster voor het toestel
te plaatsen als er kinderen, bejaarden of mindervaliden in
dezelfde ruimte als het toestel aanwezig zijn. Indien regelmatig kwetsbare personen zonder toezicht in de ruimte
aanwezig kunnen zijn, dient een vaste afscherming rondom
het toestel te worden gemonteerd.
• gebruik uitsluitend de meegeleverde houtset;
• plaats de houtset exact volgens de beschrijving;
• laat de waakvlambrander en de ruimte er omheen vrij;
• zorg ervoor dat er geen vuil in de gasleidingen en aanslui-
tingen zit;
• plaats een gaskraan direct naast het toestel;
• controleer de aansluitingen op gasdichtheid vóór inge-
bruikname;
• vervang een gescheurde of gebroken ruit;
• bij een gebroken of gescheurde ruit het toestel niet gebruiken en gaskraan sluiten;
• verwijder het plakband op de convectiekast voordat u het
toestel ontsteekt;
• ontsteek het toestel niet voordat het volledig is geïnstalleerd.
3.4 Oxypilot beveiliging
Het toestel is uitgerust met een oxypilot beveiliging, die
ingrijpt als er onvoldoende verbrandingslucht (zuurstof)
wordt aangeleverd.
Als de oxypilot beveiliging onvoldoende zuurstof signaleert,
wordt de waakvlam uitgeschakeld en de gastoevoer naar de
brander afgesloten.
Als de aanvoer van verbrandingslucht weer voldoende is,
kan het toestel opnieuw gestart worden.
De toevoer van verse lucht kan geregeld worden door
ventilatieopeningen aan te brengen/open te zetten.
!Let op Bij installatie in een woning met een
mechanisch luchtafzuigsysteem en/of een
open keuken met afzuigkap is een
permanente ventilatieopening nodig in de
omgeving van het toestel; zie voor deze
toepassing de gasinstallatievoorschriften en
de lokale regelgeving.
4. Aanwijzingen
Houd bij het installeren rekening met de onderstaande punten voor een goede en veilige werking van het toestel:
• werk de randen bij strakke inbouw goed af;
• stuc niet op of over de enzen;
• voorkom beschadiging van de ruit bij het verwijderen/
plaatsen;
• maak de ruit schoon vóór ingebruikname ter voorkoming
van inbranden van vuil.
5. Uitpakken
Schenk aandacht aan de onderstaande punten bij het uitpakken:
!Let op Laat het toestel niet op de onderbak
rusten (zie afb. 3)
• Controleer het toestel met toebehoren op transportschade.
• Neem zonodig contact op met DRU Service.
Na het verwijderen van het verpakkingsmateriaal, dient u
over de volgende componenten te beschikken:
- Inbussleutel; deze ligt boven op het toestel;
- Plastic zak met onderdelen;
- Houtset;
- Stuclijst/sierlijst/front; op verzoek is de stuclijst, de sierlijst
of het front meegeleverd.
Global 70XT CF
3
INSTALLATIEHANDLEIDING
Let op
Houd plastic zakken bij kinderen vandaan.
In Bijlage 1 / Tabel 2 staat vermeld over welke onderdelen u
na het uitpakken dient te beschikken.
• Neem contact op met DRU Service als u na het uitpakken
niet over alle onderdelen beschikt.
• Voer de verpakking af via de reguliere weg.
6. Installatie
Lees de handleiding zorgvuldig door voor een goede en
veilige werking van het toestel.
!Let op Installeer het toestel in de volgorde zoals
in dit hoofdstuk is beschreven.
6.1 Voorschriften
• Houdt u zich aan de geldende (installatie)voorschriften.
• Houdt u zich aan de voorschriften/instructies zoals vermeld in deze handleiding.
6.2 Gassoort
Op het typeplaatje staat vermeld voor welke gassoort,
gasdruk en voor welk land dit toestel is bestemd. Het
typeplaatje zit vast aan een ketting en ligt in de luchtspleet
aan de linkerzijkant van het toestel. Het dient aan de ketting
bevestigd te blijven.
Let op
Controleer of het toestel geschikt is voor
de gassoort en gasdruk ter plaatse.
6.3 Gasaansluiting
In de gasaansluiting dient een gaskraan geplaatst te worden
in de omgeving van het toestel.
- Zorg ervoor dat er geen vuil in de gaslei-
Let op
dingen en aansluitingen zit;
- Vermijd verdraaien van de gaskraan bij het
aansluiten van de gasleiding.
Voor de gasaansluiting gelden de volgende eisen:
- dimensioneer de gasleiding zodanig dat geen drukverlies
kan optreden;
- de gaskraan heeft het CE merk;
- de gaskraan is altijd bereikbaar.
6.4 Plaatsen toestel
Voor een aansluiting op een bestaand schoorsteenkanaal
(anders dan de class 1 chimney in het Verenigd Koninkrijk)
wordt een exibele RVS pijp aanbevolen voor de afvoer van
de verbrandingsgassen. Bij inbouw in een schouw/stookplaats aangesloten op een bestaand schoorsteenkanaal in
het Verenigd Koninkrijk (class 1 chimney), is de los meegeleverde Engelse beschrijving ‘Fitting into a conventional class
1 chimney’ mede van toepassing. Dit boekje bevat naast de
installatie instructies ook aanvullende testen.
In het Verenigd Koninkrijk is ook de ‘Concise installation
guide’ van toepassing.
Let op
- Houd brandbare objecten en/of materialen op minimaal 500 mm afstand van het
toestel;
- Plaats het toestel tegen een wand van
onbrandbaar en hittebestendig materiaal;
- Houd minimaal 10 mm afstand tussen
toestel en achterwand;
- Neem afdoende maatregelen om te hoge
temperaturen van een wand achter de
boezem te voorkomen, inclusief de materialen en/of voorwerpen die zich achter de
wand bevinden;
- Plaats het toestel op steunen van onbrandbaar en hittebestendig materiaal;
- Dek het toestel niet af en/of pak het niet
in met een isolatiedeken of enig ander
materiaal;
- Breng geen wijzigingen aan het toestel aan.
!Let op- Houd rekening met de minimale inbouw-
diepte van het toestel; Global 70XT CF:
350 mm (zie Afb. 2).
- Houd rekening met de minimale inbouwhoogte van het toestel: 180 mm (zie Afb. 2)
Het toestel moet strak ingebouwd worden in de boezem of
rondom voorzien worden van een sierlijst of front.
Op verzoek is de stuclijst, de sierlijst meegeleverd.
Het plaatsen van het toestel gebeurt als volgt:
• Breng de stuclijst aan bij strakke inbouw van het toestel;
zie de meegeleverde instructies.
• Bepaal de plaats van het toestel; zie Afb. 1 voor de afmetin-
gen van het toestel.
• Bepaal de inbouwhoogte van het toestel.
• Zorg voor een gasaansluiting ter plekke; zie voor details
paragraaf 6.3.
• Maak een doorvoer voor het verbrandingsgasafvoersys-
teem met de onderstaande diameter; zie voor details
paragraaf 6.5:
- Ø110 mm voor een dakdoorvoer door onbrandbaar
materiaal;
- Ø200 mm voor een dakdoorvoer door brandbaar
materiaal.
• Zet het toestel - op de bestemde plek - op steunen met de
vereiste hoogte (zie Afb. 3) en
• Zet het gelijktijdig waterpas.
• Sluit de gasleiding aan op het toestel zoals hieronder is
beschreven.
Het gasregelblok bevindt zich in de bak onder de brander.
Voor het aansluiten van de gasleiding dient u de branderplaat
te verwijderen.
Ga als volgt te werk:
• Verwijder de ruit (zie paragraaf 6.8).
• Bewaar de ruit op een veilige plaats.
• Neem de vermiculietbak eruit (zie Afb. 4a)
4
INSTALLATIEHANDLEIDING
Nederlands
• Draai de inbusbout aan weerszijden van de verbrandingskamer los met de meegeleverde inbussleutel (zie Afb. 4b).
• Pak de verbrandingskamer aan de zijkanten vast en neem
deze uit (zie Afb. 4c).
• Neem de bodemstrip eruit (zie Afb. 4a)
• Draai de parkers van de branderplaat los; zie Afb. 4d.
• Til de branderplaat met toebehoren op; zie Afb. 4e.
• Bevestig de convectiekast aan de wand m.b.v. de
meegeleverde keilbouten en carrosserieringen.
!Let op- Gebruik de 4 openingen in de achterwand van de convectiekast.
• Snij de binnenste ring uit de linker of rechter doorvoertule.
De doorvoertulen bevinden zich in de bodem van de bak
onder de brander.
• Maak een gasvoorziening tot in de bak onder de brander
(zie Afb. 4h)
• Blaas zonodig de gasleiding schoon.
• Sluit de exibele gasleiding aan op de gasaansluiting met
gaskraan.
- Vermijd knikken in de leiding
Let op
!Let op De waakvlamleiding moet beschermd
worden tegen mogelijk corrosie invloeden
door bijvoorbeeld vocht, naar beneden
vallende specie, naar beneden gevallen
vuil uit een schoorsteen, enz. De waakvlamleiding moet duurzaam vrij gehouden
worden van de grond en de wanden van
de ruimte waarin het toestel wordt ingebouwd."
• Ontlucht de gasleiding.
• Plaats de ontvanger; zie hiervoor paragraaf 7.1.
• Stel de communicatiecode in tussen ontvanger en afstandsbediening; zie paragraaf 7.2.
Let op
Ontsteek het toestel niet voordat het
volledig is geïnstalleerd.
• Controleer de gasdichtheid zoals beschreven in
• paragraaf 8.1.
• Controleer de voordruk zoals beschreven in paragraaf 8.2.
• Plaats de branderplaat met toebehoren terug en zet deze
vast met de parkers.
• Schuif de bodemstrip bij het plaatsen links en rechts in de
u-vormige uitsparingen; zie Afb. 4g.
• Plaats de verbrandingskamer terug in de convectiekast en
zet deze aan weerszijden vast met de inbusbout.
!Let op - Sluit de aansluitstomp goed aan op de
trekonderbreker bij het terugplaatsen van
de verbrandingskamer; zie Afb. 4f;
• Leg de vermiculietbak achterin de verbrandingskamer.
• Verwijder het plakband op de convectiekast.
• Plaats de blokkenset; zie paragraaf 6.7
6.5 Verbrandingsgasafvoersysteem
Voor een aansluiting van de Global 70XT CF op een bestaand schoorsteenkanaal (anders dan de class 1 chimney
in het Verenigd Koninkrijk) wordt een exibele RVS pijp
aanbevolen voor de afvoer van de verbrandingsgassen. Bij
inbouw in een schouw/stookplaats aangesloten op een
bestaand schoorsteenkanaal in het Verenigd Koninkrijk
(class 1 chimney), is de los meegeleverde Engelse beschrijving ‘Fitting into a conventional class 1 chimney’ mede van
toepassing. Dit boekje bevat naast de installatie instructies
ook aanvullende testen.
6.5.1 Algemeen
Het toestel is van het type B
De doorvoer naar buiten wordt uitgevoerd met een dakdoorvoer (zie paragraaf 6.5.2)
- Gebruik een geschikt verbrandingsgasaf-
Let op
voersysteem met een diameter van
100 mm voorzien van het CE-merk.
Het verbrandingsgasafvoersysteem wordt opgebouwd vanaf
(de aansluitstomp van) het toestel.
6.5.2 Aansluiting verbrandingsgasafvoersysteem
Op het toestel dient minimaal 3 meter afvoerpijp aangesloten te worden.
Bochten in het verbrandingsgasafvoersysteem zijn niet
toegestaan.
De dakdoorvoer kan zowel in een schuin dak als in een
platdak uitmonden.
De dakdoorvoer kan geleverd worden met een plakplaat
voor een plat dak dan wel met een universeel verstelbare
pan voor een schuin dak.
Let op
- Houd een afstand van minimaal 50 mm
aan tussen de buitenkant van het afvoersysteem en de wanden en/of het plafond.
Als het systeem wordt ingebouwd in
bijvoorbeeld een koof, dient deze rondom
uitgevoerd te worden in onbrandbaar
materiaal;
- Gebruik hittebestendig isolatiemateriaal
bij doorvoer door brandbaar materiaal.
!Let op Sommige hittebestendige isolatiemateria-
len bevatten vluchtige componenten, die
langdurig een onaangename geur verspreiden; deze zijn niet geschikt.
Plaats het verbrandingsgasafvoersysteem als volgt:
• Bouw het systeem op vanaf (de aansluitstomp van) het
toestel.
• Sluit de pijpstukken aan.
• Breng voldoende beugels aan, zodat het gewicht van de
pijpen niet op het toestel rust.
• Bepaal de resterende lengte voor de dakdoorvoer.
• Maak de dakdoorvoer op maat.
11AS
.
Global 70XT CF
5
INSTALLATIEHANDLEIDING
!Let op - Zorg ervoor dat de juiste insteeklengte
behouden blijft.
• Sluit de dakdoorvoer aan op de afvoerpijp.
!Let op - Zorg ervoor dat de universele dakpan
goed aansluit op de omliggende pannen;
- Zorg ervoor dat de plakplaat goed aansluit op het platte dak.
6.6 Plaatsen boezem
Deze paragraaf beschrijft hoe het toestel ingebouwd wordt
in een boezem. Voor een goede afvoer van de warmte dient
er voldoende ruimte rondom het toestel aanwezig te zijn.
De boezem moet voldoende geventileerd worden door
middel van ventilatieopeningen. Er is geen ventilatie nodig
bij een bestaand schoorsteenkanaal met een gemetselde
vuurplaats die de warmte voldoende kan absorberen.
Ventilatieopening geld dus ook niet voor de class 1 chimney
in het Verenigd Koningrijk.
- Gebruik onbrandbaar en hittebestendig
Let op
materiaal voor de boezem inclusief de
bovenkant van de boezem, het materiaal
in de boezem en de achterwand van de
boezem;
- Voorkom dat het toestel wordt belast
door het gewicht van de boezem bij
gebruik van steenachtige materialen;
- De doorlaat van de - zo hoog mogelijk
geplaatste - ventilatieopeningen bedraagt
minimaal 200 cm2.
6.7 Plaatsen houtset
Het toestel wordt geleverd met een houtset.
Let op
Houdt u zich strikt aan onderstaande
instructies ter voorkoming van onveilige
situaties:
- gebruik uitsluitend de meegeleverde
houtset;
- plaats de houtset exact volgens de beschrijving;
- laat de waakvlambrander en de ruimte er
omheen vrij (zie Afb. 5a);
- laat thermokoppel 2 en de ruimte er
omheen vrij (zie Afb. 5a);
- voorkom dat het jne stof van het
vermiculiet op de brander terechtkomt.
6.7.1 Houtset
De houtset bestaat uit zwart vermiculiet (zie Afb. 6a), chips
(zie Afb. 6b) en een viertal stammen.
• Vul de branderbak met vermiculiet; verdeel het vermiculiet
gelijkmatig.
!Let op- U kunt het vlambeeld beïnvloeden door
het vermiculiet te verplaatsen, maar
- het branderdek moet wel bedekt blijven
met vermiculiet om te voorkomen dat de
levensduur van de brander afneemt.
• Identiceer de stammen A t/m D aan de hand van Afb. 7a.
!Tip Maak bij de identicatie gebruik van de
brandvlekken op de stammen.
!Let op - Houd rekening met de minimale inwen-
dige breedte van de boezem: 750 mm
(zie Afb. 2);
- Houd bij het plaatsen van de boezem
rekening met de plaats van de ventilatieopeningen (V); zie Afb. 2.
!Tip Breng de ventilatieopeningen bij voorkeur
aan weerszijden van de boezem aan. U
kunt gebruik maken van DRU ventilatieelementen.
• Controleer of het verbrandingsgasafvoersysteem op de
juiste manier is geplaatst.
• Controleer de borging van de klembanden met parkers
op plaatsen die later onbereikbaar zijn.
• Stuc niet op of over de enzen (zie Afb. 2, maximale
stuclijn M) omdat door de warmte van het toestel
scheuren kunnen ontstaan;
• Plaats zonodig de sierlijst of het front rondom het toestel;
zie de meegeleverde instructies.
• Laat bij toepassing van steenachtige materialen en/of
afwerking met stucwerk de boezem vóór ingebruikname
minimaal 6 weken drogen ter voorkoming van scheuren.
• Plaats achtereenvolgens stam A (achterste stam), stam B
(midden stam) en stam C (rechter stam) (zie Afb. 7b t/m
7h).
!Let op Maak gebruik van de plaatsingsbeugels
zoals weergegeven is in de afbeeldingen.
• Vul de bak rondom de brander met chips; verdeel de chips
gelijkmatig; zie Afb. 7j.
• Plaats tenslotte stam D, de linker stam; zie Afb. 7k.
6.8 Ruit
Na het plaatsen van de hout-/kiezelset kan de ruit geplaatst
worden zoals hieronder is beschreven.
!Let op- Voorkom beschadiging bij het verwijde-
ren/plaatsen van de ruit;
- Gebruik de bijgeleverde inbussleutel voor
het losdraaien/vastzetten van de inbusbouten.
6.8.1 Verwijderen ruit
Voor het verwijderen van de ruit volgt u onderstaande
aanwijzingen (zie Afb. 10a t/m Afb. 10d)
• Draai de inbusbouten uit de bovenste glasstrip één à twee
slagen los.
6
INSTALLATIEHANDLEIDING
Nederlands
• Pak de bovenste glasstrip aan weerszijden vast.
• Trek de glasstrip naar voren en
• Duw deze omhoog.
• Kantel de ruit aan de bovenkant iets naar u toe.
• Pak de ruit aan beide zijkanten vast.
• Neem de ruit uit de onderste glasstrip.
6.8.2 Plaatsen ruit
• Plaats de ruit in de onderste glasstrip.
• Trek de bovenste glasstrip naar voren en
• Duw deze omhoog.
• Kantel de ruit aan de bovenkant van u af.
• Plaats de bovenste glasstrip over de ruit .
• Druk de bovenste glasstrip aan.
• Draai de inbusbouten weer vast
!Let op- Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de
ruit omdat deze inbranden;
- Draai de inbusbouten niet te vast ter
voorkoming van doldraaien: vast=vast.
7. Draadloze afstandsbediening
Het toestel wordt geleverd met een draadloze afstandsbediening.
Zowel het ontsteken, het regelen van de vlamhoogte als het
uitschakelen gebeurt met behulp van de afstandsbediening
die een ontvanger aanstuurt.
In de Gebruikershandleiding, hoofdstuk 4, Draadloze
afstandsbediening, is de bediening van het toestel inclusief
de werking van de afstandsbediening beschreven.
Let op
Ontsteek het toestel niet voordat het
volledig is geïnstalleerd.
7.1 Aansluiten ontvanger
De ontvanger moet op het toestel worden aangesloten voordat de batterijen worden geplaatst.
De ontvanger wordt in de bak onder de brander geplaatst.
Ga als volgt te werk (zie Afb. 11a):
• Sluit de bruine stekker van het aansluitsnoer aan op de ont-
vanger (zie Afb. 11a, pijl F).
• Sluit de witte stekker aan op het gasregelblok.
!Tip De stekkers hebben verschillende maten
die corresponderen met de connectoren.
• Sluit de kabels van het thermokoppel aan op de ontvanger
(zie Afb. 11a, pijlen B).
!Tip- De grootte van het oog correspondeert
met de grootte van de schroef;
- De kleur van oog en schroef correspondeert eveneens.
• Sluit de zwarte draad met de witte stekker van thermokop-
pel 2 aan op de ontvanger (zie Afb. 11a, pijl E).
!Let op- Zorg ervoor dat de draden van thermo-
koppel 2 vrij liggen van delen die warm
worden;
- Voorkom dat de ontstekingskabel in contact komt met andere bedrading.
• Sluit de ontstekingskabel aan op de ontvanger
(zie Afb. 11a, pijl A).
!Let op De batterijhouder ligt in een bakje onderin
de spleet tussen de verbrandingskamer en
de convectiekast.
• Sluit de kabel van de batterijhouder aan op de ontvanger (zie
Afb. 11a, pijl C en Afb. 11b).
• Plaats de ontvanger in de bak onder de brander en buig de
clip om (zie Afb. 11b, pijl).
!Let op Lees eerst paragraaf 7.1.1 en 7.2 voor het
buigen van de clip.
• Buig de antenne uit de clips (zie Afb. 11a, pijl D).
• Zet de antenne rechtop.
!Let op- Plaats de antenne niet te dicht bij de
ontstekingskabel en/of metalen delen;
- Leg de ontstekingskabel niet over en/of
langs metalen delen: dit verzwakt de vonk;
- Leg de ontstekingskabel niet over de ont-
vanger: dit kan de ontvanger beschadigen;
- Vermijd stof op of in de ontvanger: dek
deze af bij werkzaamheden.
7.1.1 Plaatsen / vervangen batterijen van
ontvanger
De batterijen moeten in de speciale batterijhouder geplaatst
worden en niet in de ontvanger.
Houdt u zich hier strikt aan ter voor-
Let op
koming van schade aan de ontvanger.
De batterijhouder ligt in een bakje onderin de spleet tussen
de verbrandingskamer en de convectiekast. Door de (geleide)
band naar u toe te trekken, komt de batterijhouder te voorschijn. (zie Gebruikershandleiding, Afb. 1 en Afb. 2a t/m 2d).
U kunt de batterijen als volgt plaatsen/vervangen:
• Trek de (geleide)band naar u toe.
• Pak de batterijhouder.
• Draai de schroef los.
• Schuif de deksel eraf.
• Verwijder en plaats de 4 penlite (type AA) batterijen.
!Let op- Vermijd kortsluiting tussen de batterijen
en metalen voorwerpen/delen;
- Let op de “+” en “-” polen van de bat-
terijen en de houder;
- Gebruik alkaline batterijen;
- Batterijen vallen onder “klein chemisch
afval” en mogen dus niet bij het huisvuil.
Global 70XT CF
7
INSTALLATIEHANDLEIDING
• Schuif de deksel terug.
• Schroef de deksel weer vast.
• Plaats de houder terug.
!Let op Zorg ervoor dat de geleideband onder de
houder zit.
7.2 Instellen communicatiecode
Voordat het toestel in gebruik wordt genomen, moet een
communicatiecode ingesteld worden tussen de afstandsbediening en de ontvanger.
Als de ontvanger of de afstandsbediening wordt vervangen,
moet een nieuwe code ingesteld worden.
De code wordt willekeurig gekozen uit de 65000 codes die
beschikbaar zijn. Hierdoor is de kans klein dat andere afstandsbedieningen in uw omgeving dezelfde code gebruiken
en de werking van uw toestel beïnvloeden.
Ga als volgt te werk:
• Plaats zonodig de batterijen in de batterijhouder van de
ontvanger; zie paragraaf 7.1.1.
• Plaats zonodig de 9V blok-batterij in de afstandsbediening;
zie Gebruikershandleiding, paragraaf 4.2.6.
• Neem de ontvanger uit de bak onder de brander; zie
zonodig paragraaf 7.3.
• Druk de reset-knop op de ontvanger in totdat u achtereenvolgens twee geluidssignalen hoort (zie Afb. 12).
• Laat na het tweede, langere signaal de reset-knop los.
• Druk binnen 20 seconden op knop 'kleine vlam' op de afstandsbediening totdat u twee korte geluidssignalen hoort:
dit is de bevestiging van de goede communicatie.
7.3 Vervangen ontvanger
De ontvanger kan als volgt vervangen worden:
• Verwijder de ruit (zie paragraaf 6.8).
• Bewaar de ruit op een veilige plaats.
• Verwijder de vermiculietbak achterin de verbrandings-
kamer (zie Afb. 4a).
• Draai de inbusbout aan weerszijden van de verbrandingskamer los met de meegeleverde inbussleutel (zie Afb. 4b).
• Pak de verbrandingskamer aan de zijkanten vast en neem
deze uit (zie Afb. 4c).
• Neem de bodemstrip eruit (zie Afb. 4a).
• Draai de parkers van de branderplaat los; zie Afb. 4d.
• Til de branderplaat met toebehoren op en neem de ont-
vanger uit de bak; zie Afb. 4e.
• Vervang de ontvanger en sluit deze aan weer aan (zie
paragraaf 7.1).
• Stel de communicatiecode in (zie paragraaf 7.2).
• Plaats de onderdelen terug in de omgekeerde volgorde
van de stappen zoals hierboven zijn beschreven.
8. Eindcontrole
Ter controle van de goede en veilige werking van het toestel dient u de onderstaande controles uit te voeren vóór
ingebruikname.
8.1 Gasdichtheid
Let op
Alle aansluitingen dienen gasdicht te zijn.
!Let op Het gasregelblok mag aan een druk van
maximaal 50 mbar blootgesteld worden.
• Controleer de aansluitingen op gasdichtheid.
8.2 Gasdruk/voordruk
De branderdruk is fabrieksmatig afgesteld; zie typeplaatje.
Controle van de branderdruk is niet nodig.
Let op
De voordruk in huisinstallaties dient
gecontroleerd te worden omdat deze kan
variëren.
Het gasregelblok bevindt zich in de bak onder de brander.
Volg de onderstaande stappen om de voordruk te controleren:
• Verwijder de ruit; zie paragraaf 6.8.
• Bewaar de ruit op een veilige plaats.
• Verwijder de vermiculietbak achterin de verbrandingskamer (zie Afb. 4a).
• Draai de inbusbout aan weerszijden van de verbrandings-
kamer los met de meegeleverde inbussleutel (zie Afb. 4b).
• Pak de verbrandingskamer aan de zijkanten vast en neem
deze uit (zie Afb. 4c).
• Neem de bodemstrip eruit (zie Afb. 4a).
• Draai de parkers van de branderplaat los; zie Afb. 4d.
• Til de branderplaat met toebehoren op; zie Afb. 4e.
• Controleer de voordruk; zie Afb. 13 voor de meetnippel
op het gasregelblok.
• Neem contact op met het energiebedrijf als de voordruk
niet klopt.
• Plaats de onderdelen terug in de omgekeerde volgorde
van de stappen zoals hierboven zijn beschreven.
!Let op- Sluit de aansluitstomp goed aan op de
trekonderbreker bij het terugplaatsen van
de verbrandingskamer; zie Afb. 4f;
- Schuif de bodemstrip bij het terugplaat-
sen links en rechts in de u-vormige
uitsparingen; zie Afb. 4g.
!Let op- Sluit de aansluitstomp goed aan op de
trekonderbreker bij het terugplaatsen van
de verbrandingskamer; zie Afb. 4f;
- Schuif de bodemstrip bij het terugplaatsen links en rechts in de u-vormige
uitsparingen; zie Afb. 4g.
8.3 Ontsteking waakvlam- en hoofdbrander
Zie voor het aansteken van de waakvlambrander en de
hoofdbrander de Gebruikershandleiding, hoofdstuk 4,
paragraaf 4.2, Afstandsbediening.
8
INSTALLATIEHANDLEIDING
Nederlands
- Wacht altijd 5 min. na het doven van de
Let op
waakvlam voordat u het toestel opnieuw
ontsteekt;
- De waakvlam mag niet lager ingesteld
worden met behulp van de instelmogelijkheid op het gasregelblok.
8.3.1 Waakvlam
• Controleer de ontsteking van de waakvlam:
- de waakvlambrander dient bij de eerste poging te starten.
Als de waakvlam niet brandt, dan
• Controleer of de ontsteking vonkt:
a) Zo nee, controleer of de ontstekingskabel goed is aange-
sloten tussen ontvanger en waakvlam; zie paragraaf 7.1
voor de bereikbaarheid.
b) Zo ja, dan zit er waarschijnlijk lucht in de leiding.
• Ontlucht eventueel de leiding en/of
• Sluit de ontstekingskabel goed aan.
8.3.2 Hoofdbrander
Let op
De brander moet vloeiend ontsteken en
mag niet ploffen door vertraagd ontsteken.
• Controleer het functioneren van de hoofdbrander vanuit
de stand-by (waakvlam) stand:
- na het openen van de gasklep moet de hoofdbrander bin-
nen enkele seconden branden.
!Tip Bij het openen van de gasklep gaat de
motor draaien; dit is hoorbaar.
1) Als de hoofdbrander niet brandt, dan:
• Controleer of de ruimte rond de waakvlam vrij is.
• Controleer de plaatsing van de hout-/kiezelset.
• Verhelp eventueel bovenstaande fouten.
• Test de hoofdbrander 5x op de goede werking.
2) Als de hoofdbrander ontsteekt, maar dooft na ca. 22
seconden, dan:
• Controleer de bedrading van thermokoppel 2 op:
- Losse bedrading;
- Verkeerd aangesloten bedrading;
- Kortsluiting;
- Draadbreuk.
• Controleer of thermokoppel 2 is vervuild.
• Controleer of thermokoppel 2 goed in de vlam isgeplaatst;
zie Afb. 5b.
• Controleer of thermokoppel 2 defect is;
zie Hoofdstuk 11, Tabel 4 onder J7.
• Controleer of de ontvanger defect is; zie Hoofdstuk 11,
Tabel 4 onder J8.
• Verhelp eventueel bovenstaande fouten.
• Test de hoofdbrander 5x op de goede werking.
!Let op Als de boezem gemaakt is van steen-
achtige materialen of afgewerkt is met
stucwerk mag dit pas 6 weken na het
plaatsen van de boezem ter voorkoming
van krimpscheuren.
• Controleer of het vlambeeld acceptabel is.
Als het vlambeeld niet acceptabel is dan kan dat te wijten
zijn aan:
- het uitdampen van vluchtige stoffen;
- het niet goed aanbrengen van de houtset.
• Verbeter eventueel de opstelling van de houtset.
9. Onderhoud
Het toestel dient eenmaal per jaar door een vakbekwame
installateur op het gebied van gas sfeerverwarming gecontroleerd, gereinigd en eventueel gerepareerd te worden.
In ieder geval dient de goede en veilige werking van het
toestel gecontroleerd te worden.
Let op
- Sluit de gaskraan tijdens onderhoudswerkzaamheden;
- Controleer de gasdichtheid na reparatie;
- Draai – na vervanging van het thermokoppel – de wartel eerst handvast aan
en daarna nog een kwartslag met een
passende sleutel;
- De waakvlam mag niet lager ingesteld
worden met behulp van de instelmogelijkheid op het gasregelblok.
• Reinig, indien nodig, de onderstaande componenten:
- de waakvlambrander;
- de ruimte rondom de waakvlambrander;
- thermokoppel 2;
- de ruit.
!Let op- Verwijder/plaats de ruit zoals beschreven
in paragraaf 6.8;
- Verwijder de aanslag op de binnenkant
van de ruit met een vochtige doek of
een niet-krassend reinigingsmiddel zoals
koperpoets;
- Vermijd/verwijder vingerafdrukken op de
ruit omdat deze inbranden;
- Vervang een gebroken en/of gescheurde
ruit zoals beschreven in paragraaf 6.8.
Plaats zonodig de houtset correct terug;
Let op
zie hiervoor paragraaf 6.7.
8.4 Vlambeeld
Het vlambeeld kan pas echt beoordeeld worden als het
toestel meerdere uren heeft gebrand. Vluchtige componenten uit verf, materialen e.d., die de eerste uren uitdampen,
beïnvloeden het vlambeeld.
• Inspecteer het verbrandingsgasafvoersysteem.
Let op
Er dient altijd een eindcontrole uitge-
voerd te worden.
• Voer een controle uit zoals beschreven in hoofdstuk 8.
Global 70XT CF
9
INSTALLATIEHANDLEIDING
9.1 Onderdelen
Onderdelen die vervangen moeten worden, zijn verkrijgbaar bij uw leverancier.
10. Oplevering
U dient de gebruiker vertrouwd te maken met het toestel. U dient haar/hem te instrueren over onder meer de
ingebruikname, de werking en de afstandsbediening, het
jaarlijkse onderhoud.
Let op
- Laat de gebruiker bij storingen/slecht
functioneren onmiddellijk de gaskraan
sluiten en contact opnemen met de
installateur ter voorkoming van onveilige
situaties;
- Wijs de gaskraan aan;
- Wijs op de voorzorgsmaatregelen in
de gebruikershandleiding tegen onbedoeld ontsteken door andere draadloze
afstandsbedieningen zoals autosleutels en
garagedeur openers.
• Instrueer de gebruiker over het toestel en de afstandsbe-
diening.
• Wijs er bij ingebruikname op, dat
- ter voorkoming van scheuren een boezem gemaakt van
steenachtige materialen of afgewerkt met stucwerk minimaal 6 weken dient te drogen vóór ingebruikname
- bij de eerste keer stoken vluchtige componenten uitdam-
pen uit verf, materialen e.d.;
- bij het uitdampen het toestel bij voorkeur op de hoogste
stand wordt gezet;
- de ruimte goed wordt geventileerd .
• Overhandig de gebruiker dit boekje met handleidingen
(het boekje dient bij het toestel bewaard te blijven).
10
INSTALLATIEHANDLEIDING
11. Storingen
In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van storingen die kunnen optreden, de mogelijke oorzaak en de oplossing.
Onderdelen als het gasregelblok, de ontvanger en de ontstekingskabel bevinden zich in de bak onder de brander; zie
paragraaf 8.2 resp. 7.3 voor de bereikbaarheid.
Tabel 4: Diagnose van storingen
Nederlands
PROBLEEM
A. Geen transmissie
(motor draait niet)
B. Geen ontsteking(vonk)
MOGELIJKE OORZAAK
1. De (nieuwe) communicatie code
tussen ontvanger en afstandsbediening moet nog bevestigd worden.
2. Lege batterijen.
3. Ontvanger beschadigd.
4. Afstandsbediening beschadigd.
5. Motorkabel bij de klep / ontvanger
gebroken.
6. Kromme pennen van de 8-draadsconnector.
7. Slechte ontvangst.
1. Knop A in MAN stand.
2. Ontstekingskabel niet goed aangesloten.
3. Ontstekingspen gecorrodeerd.
4. Wachttijd van 60 seconden voor
volledige herstart nog niet voorbij.
OPLOSSING
1. Stel de communicatiecode opnieuw
in; zie paragraaf 7.2
2. Vervang de batterijen.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van het
toestel.
3. Vervang de ontvanger en bevestig
de code (oplossing 1).
4. Vervang de afstandsbediening en
bevestig de code (oplossing 1).
5. Vervang de motorkabel.
6. Zorg dat de pennen van de
8-draadsconnector recht staan.
7. Verander de stand van de antenne.
1. Zet knop A op gasregelblok op
ON; zie Afb. 14.
2 Sluit de ontstekingskabel goed aan.
Vervang zonodig de ontstekingska-
bel.
3. Vervang de ontstekingspen.
4. Neem de benodigde wachttijd in
acht.
C. Geen geluidssignaal
D. Eén doorlopend geluidssignaal
van 5 sec.
(Mogelijk zijn er 7 korte piepen
vóór het 5 sec. geluidssignaal)
1. Ontvanger beschadigd.
2. Wachttijd van 60 seconden voor
volledige herstart nog niet voorbij.
1. Losse bedrading tussen ontvanger
en gasregelblok.
2. Ontvanger beschadigd.
3. Kromme pennen van de 8-draads
connector.
4. Magneetklep beschadigd.
11
1. Vervang de ontvanger en bevestig
de code (oplossing 1 bij A).
2. Neem de benodigde wachttijd in
acht.
1. Sluit de bedrading goed aan.
2. Vervang de ontvanger en bevestig
de code (oplossing 1 bij A).
3. Zorg dat de pennen van de
8-draads connector recht staan.
4. Vervang het gasregelblok.
Global 70XT CF
INSTALLATIEHANDLEIDING
PROBLEEM
E. Geen waakvlam
F. Elektronica blijft vonken terwijl
de waakvlam brandt
G. Waakvlam brandt wel maar
magneetklep sluit na ca. 10 seconden of wanneer het toestel
heet wordt
PROBLEEM
MOGELIJKE OORZAAK
1. Lucht in de waakvlamleiding.
2. Thermokoppeldraden van thermokoppel verwisseld.
3. Geen vonk bij de waakvlambrander.
4. Spuitstuk verstopt.
1. Ontvanger beschadigd.
1. Thermokoppel functioneert niet.
2. Batterijen (bijna) leeg.
OPLOSSING
1. Spoel de leiding of start het ontstekingsproces meerdere keren.
2. Controleer de polariteit van de
thermokoppelbedrading.
Sluit de thermokoppeldraden
zonodig goed aan.
3.1 Controleer of de ontstekingskabel
goed is aangesloten.
Sluit deze zonodig goed aan.
3.2 Vervang zonodig de ontstekingskabel.
3.3 Vervang zonodig de ontstekingspen.
4.1 Reinig het spuitstuk.
4.2 Vervang zonodig het spuitstuk.
1. Vervang de ontvanger en bevestig
de code (oplossing 1 bij A).
1.1 Meet de spanning, m.b.v. een
digitale multimeter ingesteld op
mV bereik, door de kabels aan
te sluiten op de kabelschoen. De
kabelschoen bevindt zich aan de
buitenkant, direct naast de magneetmoer aan de achterkant van
het gasregelblok; zie Afb. 15.
De spanning moet binnen 20
seconden tenminste 5mV zijn.
Deze mag niet lager zijn wanneer
het toestel warm is.
Is de spanning te laag, dan moet:
- het thermokoppel beter in de
vlam geplaatst worden of
- het thermokoppel vervangen
worden.
1.2 Controleer de grootte van de
waakvlam.
Corrigeer een te kleine waakvlam.
1.3 Controleer de bedrading van het
thermokoppel naar de ontvanger.
Vervang zo nodig de bedrading.
2. Vervang de batterijen in de ontvanger.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van
het toestel.
H. Er zijn wel korte geluidssigna-
len maar geen vonken en er is
geen geluid / getik hoorbaar
van de magneet die de klep
opent
PROBLEEM
1. Batterijen (bijna) leeg.
MOGELIJKE OORZAAK
12
1. Vervang de batterijen in de ontvanger.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de
batterijen en metalen delen van
het toestel. OPLOSSING
INSTALLATIEHANDLEIDING
Nederlands
PROBLEEM
I. Waakvlam brandt maar er is
geen gasstroom naar de hoofdbrander
J. Hoofdbrander ontsteekt, maar
dooft na ca. 22 seconden
MOGELIJKE OORZAAK
1. Knop A in MAN stand.
2. Toestel op waakvlam stand.
3. Voordruk van het gas te laag.
4. Beschadigde magneetklep.
1. Losse bedrading thermokoppel 2.
2. Bedrading thermokoppel 2 verkeerd
aangesloten.
3. Kortsluiting in bedrading van thermokoppel 2.
4. Draadbreuk in bedrading van thermokoppel 2.
5. Thermokoppel 2 is vervuild.
6. Thermokoppel 2 is niet goed in vlam
geplaatst (zie Afb. 5b).
7. Thermokoppel 2 is defect.
8. Ontvanger defect.
OPLOSSING
op gasregelblok naar ON; zie Afb. 14.
2. Verhoog de vlamhoogte door op
de knop
afstandsbediening te drukken.
3. Controleer voordruk.
Schakel zonodig het energiebedrijf
in.
4. Vervang het gasregelblok.
1. Sluit de bedrading goed aan.
2. Sluit de bedrading goed aan.
3. Vervang de bedrading.
4. Vervang de bedrading.
5. Reinig het thermokoppel.
6. Plaats het thermokoppel goed in
de vlam.
7. Controleer de spanning van thermokoppel 2 net voor de hoofdbrander uitgaat.
Is de spanning lager dan 1,8 mV,
vervang dan thermokoppel 2.
8. Controleer de spanning van thermokoppel 2 net voor de hoofdbrander uitgaat.
Is de spanning hoger dan 1,8 mV,
vervang dan de ontvanger.
(grote vlam) van de
13
Global 70XT CF
BIJLAGE 1 MEEGELEVERDE ONDERDELEN
In de onderstaande tabel staan de onderdelen vermeld die met het toestel worden meegeleverd.