Stel u op de hoogte van de veiligheidsvoorschriften en
bedieningsinstructies. Neem de machine pas daarna
in bedrijf. Het is alleen getraind en gekwalificeerd
personeel toegestaan deze machine te bedienen.
Deze handleiding is een vast onderdeel van de
machine en moet dus altijd in de machine aanwezig te
zijn. Als u vragen hebt, neem dan contact op met
Genie Industries.
Tweede druk, augustus 1997
Derde druk, oktober 1997
Vierde druk, april 1998
Vijfde druk, augustus 1998
Zesde druk, juni 1999
Zevende druk, augustus 1999
“Genie” is een gedeponeerd handelsmerk van
Genie Industries in de Verenigde Staten en een
groot aantal andere landen. “GS” is een
handelsmerk van Genie Industries.
Deze machines voldoen aan
ANSI/SIA 92.6-1990.
Gedrukt op gerecycled papier L
Gedrukt in de VS.
Genie GS-1530 & Genie GS-1930Onderdeelnr. 39527DU
Page 3
BedieningshandleidingEerste uitgave
Veiligheidsvoorschriften
Gevaar
Als u de instructies en
veiligheidsvoorschriften in deze
handleiding niet naleeft, kan dit de
dood of ernstig lichamelijk letsel tot
gevolg hebben.
Niet bedienen tenzij:
U de principes voor een veilige bediening van de
machine, zoals beschreven in deze
bedieningshandleiding, hebt bestudeerd en
geoefend.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
Zorg dat u de veiligheidsvoorschriften kent
en begrijpt voor u verder gaat met de
volgende sectie.
2 Voer altijd de inspectie voor het gebruik uit.
3 Voer altijd de functietests uit vóór het gebruik.
4 Inspecteer de werkplek.
5 Gebruik de machine alleen zoals is bedoeld.
U zich op de hoogte stelt van en zich houdt aan:
Instructies en veiligheidsvoorschriften van de
fabrikant — veiligheids- en
bedieningshandleidingen
en machinestickers
Veiligheids- en werkplekvoorschriften van de
werkgever
Van toepassing zijnde overheidsvoorschriften
U getraind en gekwalificeerd bent om deze
Deze machine is niet elektrisch geïsoleerd en biedt
geen bescherming bij contact met of in de nabijheid
van elektrische stroom.
Houd een veilige afstand aan tot
hoogspanningslijnen en -apparatuur in
overeenstemming met de van toepassing zijnde
overheidsvoorschriften en de volgende tabel.
SpanningMinimale,
Fase-tot-faseveiligheidsafstand
meter
0 tot 300VVermijd contact
300V tot 50KV3,05
50KV tot 200KV4,60
200KV tot 350KV6,10
350KV tot 500KV7,62
500KV tot 750KV10,67
750KV tot 1000KV13,72
Houd rekening met platformbewegingen, met
slingeren of doorhangen van elektricteitsdraden en
met sterke wind of windstoten.
Gevaarlijke situatie: machine
kan omkantelen
Inzittenden en apparatuur mogen het maximale
laadvermogen van het platform of het maximale
vermogen van de platformverlenging niet
overschrijden.
Maximaal vermogen - GS-1530
Platform ingeschoven272 kg
Platform uitgeschoven - alleen platform159 kg
Platform uitgeschoven alleen platformverlenging113 kg
Max. aantal inzittenden - ANSI en CSA 2
Max. aantal inzittenden - CE
bij gebruik buiten1
alleen bij gebruik binnen2
272 kg
Maximaal vermogen - GS-1930
Platform ingeschoven227 kg
Platform uitgeschoven - alleen platform113 kg
Platform uitgeschoven - alleen
platformverlenging113 kg
Max. aantal inzittenden - ANSI en CSA 2
Max. aantal inzittenden - CE
bij gebruik buiten1
alleen bij gebruik binnen2
Alleen
platformverlenging
113 kg
Alleen platform
159 kg
Blijf uit de buurt van de machine als deze contact
maakt met elektriciteitsdraden onder spanning.
Personeel op de grond of op het platform mag de
machine pas aanraken of bedienen als de spanning
van de elektriciteitsdraden is gehaald.
227 kg
Alleen
platformverlenging
113 kg
Alleen platform
113 kg
Bedien de machine niet bij bliksem of storm.
Gebruik de machine niet als massa bij laswerk.
Breng het platform pas omhoog als de machine
zich op een stevige, vlakke ondergrond bevindt.
Vertrouw niet op het scheefstandalarm als indicatie
van een vlakke stand. Het scheefstandalarm klinkt
alleen op het chassis wanneer de machine zich op
een helling bevindt.
Als het scheefstandalarm klinkt:
Laat het platform neer. Verplaats de machine naar
een stevige, vlakke ondergrond. Als het
scheefstandalarm klinkt bij geheven platform, ga
dan uiterst voorzichtig te werk bij het neerlaten van
het platform.
Pas geen eindschakelaars aan en schakel ze ook
niet uit.
Rijd niet harder dan 0,7 km/u met het platform
geheven.
Gebruik de machine niet bij sterke wind of
windstoten. Vergroot het dragende oppervlak van
het platform of de lading niet. Als u het
windvangende gedeelte vergroot, vermindert u de
stabiliteit van de machine.
Wees uiterst voorzichtig en houd een lage snelheid
aan wanneer met de machine in transportstand
wordt gereden over oneffen terrein, puin, een
onstabiele of gladde ondergrond en vlakbij gaten of
afgereden kanten.
Gebruik de platformbediening niet om een platform
vrij te maken dat is vastgeklemd of is blijven haken,
of dat op andere wijze niet normaal kan bewegen
vanwege een aangrenzende constructie. Alle
personeel dient het platform te verlaten, voordat
wordt getracht om het platform vrij te maken met
behulp van de grondbediening.
Duw niet tegen of trek niet
aan objecten die zich
buiten het platform
bevinden.
Maximaal toegestane
handkracht
2 personen 445 N
1 persoon 200 N
Pas geen machineonderdelen aan die op welke wijze dan ook de
veiligheid en stabiliteit beïnvloeden en schakel ze
ook niet uit.
Breng geen wijzigingen aan in een
hoogwerkerplatform. Montagehulpstukken voor het
bevestigen van gereedschap of andere materialen
aan het platform, de voetplaten of aan het
veiligheidsrelingsysteem kunnen het gewicht op het
platform en het dragende oppervlak van het platform
of de lading doen toenemen.
Vervang geen onderdelen die van invloed zijn op de
stabiliteit van de machine door onderdelen met een
ander gewicht of andere specificaties.
Plaats of bevestig geen vaste of overhangende
lading op/aan enig deel van deze machine.
Rijd de machine niet met geheven platform op of
nabij ongelijkmatig terrein en op een onstabiele
ondergrond of in andere gevaarlijke
omstandigheden.
Plaats geen ladders of stellages op het platform of
tegen enig deel van deze machine.
Gebruik de machine niet op een bewegende of
beweegbare ondergrond of voertuig.
Zorg dat alle banden in goede staat zijn, de
kroonmoeren stevig zijn vastgedraaid en dat de
splitpennen op juiste wijze zijn aangebracht.
Gebruik geen accu’s die minder wegen dan de
originele accu’s. Accu’s dienen ook als
contragewicht en zijn van doorslaggevend belang
voor de stabiliteit van de machine. Elke accu moet
29,5 kg wegen.
Gebruik de machine niet als kraan.
Gebruik het platform niet om de machine of andere
objecten te duwen.
Raak geen aangrenzende constructies aan met het
platform.
Bind het platform niet vast aan aangrenzende
constructies.
Plaats geen lading buiten de platformomtrek.
Bedien de machine niet met open chassisbakken.
Gevaarlijke situatie: kans op
vallen
Inzittenden dienen een
(meerpunts-)veiligheidsgordel
te dragen en zich te houden
aan de van toepassing zijnde
overheidsvoorschriften.
Bevestig de veiligheidsgordel
aan het verankeringspunt op
het platform.
Ga niet zitten, staan of klimmen op de
platformveiligheidsreling. Zorg ervoor altijd stevig
op de platformvloer te staan.
Klim niet van het platform naar beneden als dit
geheven is.
Zorg dat de platformvloer schoon is.
Bevestig de platformtoegangsketting en sluit het
toegangshek voordat u de machine in bedrijf neemt.
Bedien de machine pas als de veiligheidsreling op
juiste wijze is geplaatst en het toegangshek is
vastgezet.
Gevaarlijke situatie: kans
op botsing
Houd rekening met beperkt
zicht en blinde hoeken
tijdens rijden en bediening.
Houd rekening met de stand van het uitgeschoven
platform wanneer u de machine verplaatst.
De machine moet zich op een vlakke ondergrond
bevinden of zijn vastgezet alvorens de remmen vrij
te zetten.
Operators wordt aangeraden om een goedgekeurde
helm te dragen wanneer zij de machine bedienen.
Controleer het werkgebied op hoog aangebrachte
obstructies en andere mogelijke gevaren.
Let op het gevaar voor verbrijzeling wanneer u de
platformveiligheidsreling vastpakt.
Houd u aan de richtingpijlen met kleurcodering op
de platformbediening en de platformstickerplaat
voor de rij- en stuurfuncties.
Ga niet stuntrijden en speel geen spelletjes bij het
bedienen van de machine.
Breng het platform pas omlaag als er zich in het
gebied onder het platform geen mensen of
obstructies bevinden.
Bedien de machine niet als deze zich in de route
van een kraan of bovenloopmachine bevindt, tenzij
de bediening van de kraan is geblokkeerd en/of er
voorzorgsmaatregelen zijn genomen om een
mogelijke aanrijding te voorkomen.
Gevaarlijke situatie: ledematen
kunnen worden verbrijzeld.
Houd uw handen en ledematen uit de buurt van
de schaar.
Gebruik uw verstand en denk vooruit wanneer u de
machine vanaf de grond bedient met behulp van de
controller. Zorg voor een veilige afstand tussen de
operator, de machine en vaste objecten.
Gevaarlijke situatie: onderdelen
kunnen beschadigd raken
Gebruik de machine niet als massa bij laswerk.
Explosie- en brandgevaar
Bedien de machine niet en laad de accu niet op op
gevaarlijke plaatsen of op plaatsen waar mogelijk
brandbare of explosieve gassen of deeltjes
aanwezig zijn.
Gevaarlijke situatie: machine
beschadigd
Gebruik geen beschadigde of niet goed werkende
machine.
Inspecteer voor gebruik de machine grondig en test
alle functies voor elke dienst. Een beschadigde of
Stem de rijsnelheid af op de ondergrond, drukte,
helling, posities van personeel en eventuele andere
factoren die tot een aanrijding kunnen leiden.
niet goed werkende machine moet onmiddellijk uit
bedrijf worden genomen en worden voorzien van
een label waarop vermeld staat dat de machine niet
mag worden gebruikt.
Zorg dat alle onderhoud is uitgevoerd volgens de
specificaties in deze handleiding en die in de
Servicehandleiding Genie GS-1530 & GS-1930.
Zorg dat alle stickers zich op hun plaats bevinden
en leesbaar zijn.
Zorg dat de bedienings-, verantwoordelijkheids- en
veiligheidshandleidingen compleet en leesbaar zijn
en zich in de opbergruimte op het platform bevinden.
Page 8
BedieningshandleidingEerste uitgave
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Gevaarlijke situatie: lichamelijk
letsel mogelijk
Bedien de machine niet als er hydraulische olie
weglekt of als er perslucht ontsnapt. Perslucht of
hydraulische olie kan de huid binnendringen en/of
brandwonden veroorzaken.
Legenda stickers
Op de productstickers van Genie worden symbolen,
kleurcoderingen en alarmeringsaanduidingen gebruikt
ter aanduiding van het volgende:
Veiligheidswaarschuwingssymbool—
wordt gebruikt om het personeel te
waarschuwen voor lichamelijk letsel.
Volg, om lichamelijk letsel of de
dood te voorkomen, alle
veiligheidsberichten op die na dit
symbool worden beschreven.
Rood—wordt gebruikt om aan te
geven dat een gevaarlijke situatie
te verwachten is die, indien deze
niet wordt voorkomen, de dood of
ernstig lichamelijk letsel tot gevolg
zal hebben.
Oranje—wordt gebruikt om aan te
geven dat een gevaarlijke situatie
kan optreden die, indien deze niet
wordt voorkomen, de dood of ernstig
lichamelijk letsel tot gevolg kan
hebben.
Geel met veiligheidswaarschuwingssymbool—wordt gebruikt om aan te
geven dat er een gevaarlijke situatie
kan optreden die, indien deze niet
wordt voorkomen, licht tot
middelzwaar lichamelijk letsel tot
gevolg kan hebben.
Geel zonder veiligheidswaarschuwingssymbool—wordt gebruikt
om aan te geven dat een gevaarlijke
situatie kan optreden die, indien
deze niet wordt voorkomen, schade
aan machines en materialen tot
gevolg kan hebben.
Groen—wordt gebruikt voor
informatie over de bediening en het
onderhoud van de machine.
Accu’s bevatten zuur. Draag altijd beschermende
kleding en oogbescherming als u met accu’s werkt.
Mors geen accuzuur en vermijd contact hiermee.
Neutraliseer gemorst accuzuur met zuiveringszout
en water.
Stel de accu of de acculader tijdens het laadproces
niet bloot aan water en/of regen.
Explosiegevaar
Houd vonken, vlammen
of brandende tabak uit
de buurt van de accu’s.
Uit een accu komt
explosief gas vrij.
De accubak moet
tijdens de gehele
laadcyclus open blijven.
Gevaarlijke situatie: onderdelen
kunnen beschadigd raken
Gebruik geen acculader van meer dan 24V om de
accu op te laden.
Gevaarlijke situatie: elektrocutie
mogelijk
Sluit de acculader alleen aan op
een elektrisch 3-aderige
geaarde AC-contactdoos.
Controleer dagelijks op
beschadigde snoeren, kabels en
draden. Vervang alle
beschadigde onderdelen voordat
u de machine in bedrijf neemt.
Voorkom een elektrische schok door aanraking van
de accupolen te vermijden. Doe al uw ringen,
horloges en andere sieraden af.
Gevaarlijke situatie: machine
kan omkantelen
Gebruik geen accu’s die minder wegen dan de
originele accu’s. Accu’s dienen ook als
contragewicht en zijn van doorslaggevend belang
voor de stabiliteit van de machine. Elke accu moet
29,5 kg wegen.
Gevaarlijke situatie: tillen
Gebruik bij het tillen van de accu’s het juiste aantal
mensen en de juiste heftechniek.
Raak de accupolen of de kabelklemmen niet aan
met gereedschap dat vonken kan veroorzaken.
Onderstaande symbolen verschijnen
in de tekst van deze
bedieningshandleiding als hulp bij het
identificeren van de
bedieningsinstructies.
Gebruik de symbolen op deze pagina
om te bepalen welke controller zich
op uw machine bevindt en gebruik de
symbolen in de tekst om te bepalen
welke handeling u met de controller
dient uit te voeren.
Als er geen symbool voor uw
controller is opgenomen, dan is er
geen handeling nodig.
Twee functie-keuzeknoppen
en noodstopknop in de linker
bovenhoek
Eén functie-keuzeknop en
noodstopknop in de linker
bovenhoek
machine, zoals beschreven in deze
bedieningshandleiding, hebt bestudeerd en
geoefend.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
2 Voer altijd de inspectie voor het
gebruik uit.
Zorg dat u de inspectie voor het gebruik kent
en begrijpt voor u verder gaat met de
volgende sectie.
3 Voer altijd de functietests uit vóór het gebruik.
4 Inspecteer de werkplek.
5 Gebruik de machine alleen zoals is bedoeld.
BedieningshandleidingEerste uitgave
Grondbeginselen
Het is de verantwoordelijkheid van de operator om
de inspectie voor het gebruik uit te voeren.
De inspectie voor het gebruik is een visuele
controle die de operator uitvoert voor elke dienst.
De inspectie dient om uit te vinden of er met de
machine kennelijk iets niet in orde is voordat de
operator met de functietests begint.
Zie de lijst op pagina 12 en controleer alle
onderdelen en locaties op wijzigingen of schade en
op losse of ontbrekende onderdelen.
Een beschadigde of gewijzigde machine mag nooit
worden gebruikt. Als u schade ontdekt of als de
machine afwijkt van de oorspronkelijke staat, moet
deze worden voorzien van een label en uit bedrijf
worden genomen.
Reparaties aan de machine mogen alleen door een
gekwalificeerde servicemonteur worden uitgevoerd
volgens de fabrieksspecificaties. Nadat de
reparaties zijn uitgevoerd, moet de operator
opnieuw de inspectie voor het gebruik uitvoeren
voordat hij/zij met de functietests begint.
De periodieke onderhoudsinspectie moet door een
gekwalificeerde servicemonteur worden uitgevoerd
volgens de fabrieksspecificaties en de eisen die
zijn opgenomen in de
verantwoordelijkheidshandleidingen.
en veiligheidshandleidingen compleet en
leesbaar zijn en zich in de opbergruimte op het
platform bevinden.
o Zorg ervoor dat alle stickers zich op hun plaats
bevinden en leesbaar zijn (zie Stickers op
pagina 22).
o Controleer het peil van de hydraulische olie.
Controleer op lekkage.
Controleer de volgende onderdelen of gebieden op
schade, wijzigingen en op onjuist geplaatste of
ontbrekende onderdelen:
oElektrische onderdelen, bedrading en
elektrische kabels
oHydraulische groep, tank, slangen,
koppelingen, cilinders en ventielenblokken
oAccupak en aansluitingen
oRijmotoren
oGlijblokken
oBanden en wielen
Controleer de gehele machine op:
o Scheuren in lasnaden of constructiedelen
o Deuken in of beschadigingen aan de machine
o Zorg ervoor dat alle constructiedelen en andere
cruciale onderdelen aanwezig zijn en alle
bijbehorende bevestigingen en pennen op hun
plaats zitten en stevig zijn vastgemaakt.
o Zijrelingen zijn geplaatst en bouten zijn
bevestigd
o Zorg ervoor dat de chassisbakken zich op hun
plaats bevinden, zijn vergrendeld en op de juiste
wijze zijn aangesloten.
oEindschakelaars, alarmen en claxon
oMoeren, bouten en andere bevestigingen
oPlatformtoegangsketting of –hek
oFlitslamp en alarmen (indien aanwezig)
oOnderdelen rem vrijzetten
oVeiligheidsarm
oPothole-beschermingen
oPlatformverlenging
oSchaarpennen en bevestigingen
oPlatform-joystick
De functietests dienen om te onderzoeken of er
storingen aanwezig zijn voordat de machine in
bedrijf wordt genomen. Om alle machinefuncties te
testen, dient de operator de stapsgewijze
instructies te volgen.
Niet bedienen tenzij:
U de principes voor een veilige bediening van de
machine, zoals beschreven in deze
bedieningshandleiding, hebt bestudeerd en
geoefend.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
2 Voer altijd de inspectie voor het gebruik uit.
3 Voer altijd de functietests uit vóór
het gebruik.
Zorg dat u de functietests kent en begrijpt
voor u verder gaat met de volgende sectie.
4 Inspecteer de werkplek.
5 Gebruik de machine alleen zoals is bedoeld.
Onderstaande symbolen verschijnen in de tekst
van deze bedieningshandleiding als hulp bij het
identificeren van de bedieningsinstructies.
Gebruik de symbolen op deze pagina en pagina 9
om te bepalen welke controller zich op uw machine
bevindt en gebruik de symbolen in de tekst om te
bepalen welke handeling u met de controller dient
uit te voeren.
Als er geen symbool voor uw controller is
opgenomen, dan is er geen handeling nodig.
Een niet goed werkende machine mag nooit worden
gebruikt. Als er een storing wordt ontdekt, dan moet
de machine worden voorzien van een label en uit
bedrijf worden genomen. Reparaties aan de
machine mogen alleen door een gekwalificeerde
servicemonteur worden uitgevoerd volgens de
fabrieksspecificaties.
Nadat de reparaties zijn uitgevoerd, moet de
operator opnieuw de inspectie voor het gebruik en
de functietests uitvoeren voordat de machine in
bedrijf wordt genomen.
1 Kies een testgebied zonder obstructies dat
stevig en vlak is.
2 Zorg ervoor dat het accupak is aangesloten.
Grondbediening
3 Trek de rode noodstopknoppen van de platform-
en grondbediening uit naar de stand AAN.
4 Zet het contactslot in de grondbediening.
5 Houd de waarde op de diagnose-LED in het oog.
Resultaat: LED moet — of 23 aangeven.
Noodstopknop testen
Twee functie-keuzeknoppen en
noodstopknop in de linker bovenhoek
Eén functie-keuzeknop en noodstopknop in
de linker bovenhoek
Controller met noodstopknop in rechter
benedenhoek
De waarschuwingsgeluiden op deze machine en de
standaard claxon zijn alle afkomstig van hetzelfde
centrale alarm. De claxon geeft een constante toon.
Het daalalarm klinkt met 60 piepjes per minuut. Het
alarm dat af gaat als de pothole-beschermingen niet
zijn geactiveerd, klinkt met 300 piepjes per minuut.
Het alarm dat afgaat als de machine niet vlak staat,
klinkt met 600 piepjes per minuut. Er is ook een
optionele autoclaxon leverbaar.
8 Activeer de functie ‘platform op’.
Resultaat: Het platform gaat omhoog.
9 Activeer de functie ‘platform neer’.
Resultaat: Het platform gaat omlaag. Het
daalalarm dient te klinken als het platform
omlaag gaat.
Nooddalen van het platform testen
1 0 Activeer de functie ‘platform op’ en breng het
platform ongeveer 0,6 meters omhoog.
1 1 Trek de nooddaalknopschakelaar naar u toe.
Deze bevindt zich naast de grondbediening.
Resultaat: Het platform gaat omlaag. Het
daalalarm klinkt niet.
1 2 Draai het contactslot in de
platformbedieningsstand.
Platformbediening
Noodstopknop testen
1 3 Druk de rode noodstopknop van de
platformbediening in de stand UIT.
Resultaat: Geen enkele functie mag worden
geactiveerd.
Claxon testen
1 4 Trek de rode noodstopknop uit naar de
stand AAN.
1 5 Druk de claxonknop in.
Resultaat: De claxon klinkt.
Functieschakelaar testen
1 6 Houd de functieschakelaar op de joystick
niet ingedrukt.
1 7 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de blauwe pijl en
vervolgens in de richting die wordt aangegeven
door de gele pijl.
Resultaat: Geen enkele functie mag worden
geactiveerd.
Op/neer-functies testen
18Druk de heffunctie-keuzeknop in.
Druk de hef-inschakelknop in en houd
deze ingedrukt.
Zet de hef/rij-keuzeschakelaar in de
hefstand (indien aanwezig).
1 9 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
2 0 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de blauwe pijl.
Resultaat: Het platform gaat omhoog. De
pothole-beschermingen worden geactiveerd.
21 Laat de joystick los.
daalalarm dient te klinken als het platform
omlaag gaat.
CE modellen: Als het platform wordt neergelaten,
dient het 2,1 meters boven de grond te stoppen.
Zorg ervoor dat zich in het gebied onder het
platform geen mensen of obstructies bevinden
voordat u verder gaat. Laat het platform verder neer
door eerst de joystick los te laten, 5 seconden te
wachten en daarna opnieuw de joystick te
verplaatsen.
Besturing testen
Let op: Bij het uitvoeren van de stuur- en
rijfunctietests staat u op het platform en kijkt u naar
de voorzijde van de machine.
23Druk de rijfunctie-keuzeschakelaar in.
Zet de hef/rij-keuzeschakelaar in de
rijstand (indien aanwezig).
2 4 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
2 5 Druk de duimschakelaar boven op de joystick in
de richting die wordt aangegeven door de
blauwe driehoek op het bedieningspaneel.
Resultaat: De stuurwielen draaien in de richting
waarin de blauwe driehoek op het
bedieningspaneel wijst.
2 6 Druk de duimschakelaar in de richting die wordt
aangegeven door de gele driehoek op het
bedieningspaneel.
Resultaat: De stuurwielen draaien in de richting
waarin de gele driehoek op het bedieningspaneel
wijst.
Rijremmen testen
2 7 Druk de functieschakelaar in en houd deze
ingedrukt.
2 8 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de blauwe pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
zet dan de joystick weer in de middelste stand.
Resultaat: De machine verplaatst zich in de
richting waarin de blauwe driehoek op het
bedieningspaneel wijst en komt dan plotseling
tot stilstand.
2 9 Verplaats de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de gele pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
zet dan de joystick weer in de middelste stand.
Resultaat: De machine verplaatst zich in de
richting waarin de gele driehoek op het
bedieningspaneel wijst en komt dan plotseling
tot stilstand.
Let op: De rijremmen moeten in staat zijn om de
machine tegen te houden op elke helling die door
de machine kan worden genomen.
Beperking rijsnelheid testen
30Druk de heffunctie-keuzeknop in.
Druk de hef-inschakelknop in en houd
deze ingedrukt.
Zet de hef/rij-keuzeschakelaar in de
hefstand (indien aanwezig).
Zet de hef/rij-keuzeschakelaar in de
rijstand (indien aanwezig).
3 3 Druk de functieschakelaar in en houd deze
ingedrukt. Verplaats de joystick langzaam naar
de maximale rijstand.
Resultaat: De maximaal haalbare rijsnelheid met
geheven platform mag niet hoger zijn dan 0,2
meters per seconde.
Als de rijsnelheid met geheven platform hoger is
dan 0,2 meters per seconde, neem de machine dan
uit bedrijf en voorzie deze van een label.
Scheefstandschakelaar testen
Let op: Voer deze test vanaf de grond uit met de
platformcontroller. Ga niet op het platform staan.
3 4 Laat het platform volledig neer.
3 5 Plaats een blok hout of iets dergelijks aan één
zijde bij beide wielen en rijd de machine erop.
3 6 Breng het platform omhoog.
Resultaat: Voordat het platform 2,1 meters
boven de grond komt, klinkt er een alarm.
3 7 Laat het platform neer en verwijder beide
houtblokken.
Pothole-beschermingen testen
Let op: De pothole-beschermingen dienen
automatisch in werking te treden wanneer het
platform omhoog wordt gebracht. De potholebeschermingen activeren een andere
eindschakelaar waardoor de machine kan blijven
functioneren. Als de pothole-beschermingen niet in
werking treden, klinkt er een alarm en zal de
machine niet in beweging komen.
3 8 Breng het platform omhoog.
Resultaat: Als het platform 1,2 meters
boven de grond is, treden de pothole-
beschermingen in werking.
3 9 Druk aan één zijde op de pothole-
beschermingen, en dan aan de andere zijde.
Resultaat: De pothole-beschermingen mogen
niet in beweging komen.
4 0 Laat het platform neer.
Resultaat: De pothole-beschermingen keren in
de transportstand terug.
4 1 Plaats een blok hout of iets dergelijks onder een
pothole-bescherming. Breng het platform
omhoog.
Resultaat: Voordat het platform 2,1 meters
boven de grond komt, klinkt er een alarm en
mag de rijfunctie niet werken.
4 2 Laat het platform neer en verwijder het blok.
machine, zoals beschreven in deze
bedieningshandleiding, hebt bestudeerd en
geoefend.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
2 Voer altijd de inspectie voor het gebruik uit.
3 Voer altijd de functietests uit vóór het gebruik.
4 Inspecteer de werkplek.
Zorg dat u de inspectie van de werkplek kent
en begrijpt voor u verder gaat met de
volgende sectie.
BedieningshandleidingEerste uitgave
Inspectie van de werkplek
Houd rekening met en vermijd de volgende
gevaarlijke situaties:
·afgereden kanten of gaten
·hobbels, hindernissen of puin
·hoog aangebrachte obstructies en
hoogspanningsgeleiders
·gevaarlijke plaatsen
·onvoldoende steun van de ondergrond om alle
belastingskrachten te weerstaan die door de
machine worden opgewekt
·windkracht en weersomstandigheden
·de aanwezigheid van onbevoegd personeel
·andere mogelijk onveilige omstandigheden
5 Gebruik de machine alleen zoals is bedoeld.
Grondbeginselen
De inspectie van de werkplek helpt de operator bij
het bepalen of de werkplek geschikt is voor een
veilige werking van de machine. Deze moet door de
operator worden uitgevoerd voordat de machine
naar de werkplek wordt gebracht.
Het is de verantwoordelijkheid van de operator
mogelijke gevaren op de werkplek te kennen en
onthouden, er rekening mee te houden en ze te
vermijden tijdens het verplaatsen, opstellen en
bedienen van de machine.
Druk de rode noodstopknop bij de grond- of de
platformbediening in naar de stand UIT om alle
functies te stoppen.
Repareer elke functie die blijft werken wanneer u
een van de noodstopknoppen indrukt.
Niet bedienen tenzij:
Bediening vanaf de grond
U de principes voor een veilige bediening van de
machine, zoals beschreven in deze
bedieningshandleiding, hebt bestudeerd en
geoefend.
1 Vermijd gevaarlijke situaties.
2 Voer altijd de inspectie voor het gebruik uit.
3 Voer altijd de functietests uit vóór het gebruik.
4 Inspecteer de werkplek.
5 Gebruik de machine alleen zoals is
bedoeld.
Grondbeginselen
In de sectie Bedieningsinstructies vindt u de
instructies voor alle bedieningsaspecten van de
machine. Het is de verantwoordelijkheid van de
operator om alle veiligheidsvoorschriften en
instructies in de bedienings-, verantwoordelijkheidsen veiligheidshandleidingen op te volgen.
Het gebruik van de machine voor andere doeleinden
dan het heffen van personeel en gereedschap naar
een hoge werkplek is onveilig en gevaarlijk.
Het is alleen getraind en gekwalificeerd personeel
toegestaan een machine te bedienen. Als meer dan
één operator op verschillende tijdstippen in dezelfde
dienst geacht wordt een machine te bedienen, dan
mag het hier alleen om gekwalificeerde operators
gaan van wie verwacht wordt dat ze alle
veiligheidsvoorschriften en instructies in de
bedienings-, verantwoordelijkheids- en
veiligheidshandleidingen opvolgen. Dit betekent dat
iedere nieuwe operator de inspectie voor het
gebruik, de functietests en de inspectie van de
werkplek dient uit te voeren, voordat hij/zij de
machine gaat gebruiken.
1 Zet het contactslot in de grondbediening.
2 Trek de beide rode noodstopknoppen voor
de platform- en grondbediening uit naar de
stand AAN.
3 Zorg ervoor dat het accupak is aangesloten
voordat u de machine in bedrijf neemt.
Platform plaatsen
1 Verplaats de op/neer-tuimelschakelaar aan de
hand van de markeringen op het
bedieningspaneel.
De rij- en stuurfuncties zijn niet beschikbaar vanaf
de grondbediening.
Bediening vanuit het platform
1 Draai het contactslot naar de platformbediening.
2 Trek de rode noodstopknoppen voor de platform-
en grondbediening uit naar de stand AAN.
3 Zorg ervoor dat het accupak is aangesloten
voordat u de machine in bedrijf neemt.
Platform plaatsen
1Druk de heffunctie-keuzeknop in.
Druk de hef-inschakelknop in en houd
deze ingedrukt.
Zet de hef/rij-keuzeschakelaar in de
hefstand (indien aanwezig).
CE modellen: Als het platform wordt neergelaten,
dient het 2,1 meters boven de grond te stoppen.
Zorg ervoor dat zich in het gebied onder het
platform geen mensen of obstructies bevinden
voordat u verder gaat. Laat het platform verder neer
door eerst de joystick los te laten, 5 seconden te
wachten en daarna opnieuw de joystick te
verplaatsen.
Sturen
1Druk de rijfunctie-keuzeknop in.
Zet de hef/rij-keuzeschakelaar in de
rijstand.
2 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
3 Draai de stuurwielen met behulp van de
stuurduimschakelaar boven op de joystick.
Sturen
1Druk de rijfunctie-keuzeknop in.
Zet de hef/rij-keuzeschakelaar in de
rijstand (indien aanwezig).
2 Druk de functieschakelaar op de joystick in en
houd deze ingedrukt.
3 Snelheid verhogen: Verplaats de joystick
langzaam uit het midden.
Snelheid verlagen: Verplaats de joystick
langzaam naar het midden.
Stoppen: Zet de joystick terug in de
middenstand of laat de functieschakelaar los.
Foutindicatielampje AAN
Als het foutindicatielampje brandt,
druk dan de rode noodstopknop in
en trek deze weer uit om het
systeem te resetten.
Als het lampje blijft branden, neem de machine dan
uit bedrijf en breng er een label op aan.
Platform in- en uitschuiven
1 Trap op het ontgrendelpedaal van de
platformverlenging op de platformvoetplaat.
2 Pak voorzichtig de platformveiligheidsreling vast
en duw hier tegen aan om het platofrm uit te
schuiven naar de middelste stopstand.
3 Trap nogmaals op het ontgrendelpedaal en duw
opnieuw om het platform volledig uit te
schuiven.
Ga niet op de platformverlenging staan terwijl deze
uitschuift.
4 Trap op het ontgrendelpedaal van de
platformverlenging en trek om het platform in te
schuiven naar middelste stopstand. Trap
nogmaals op het pedaal om het platform
volledig in te schuiven.
Bediening vanaf de grond met
de controller
Zorg voor een veilige afstand tussen de operator,
de machine en vaste objecten.
Houd rekening met de richting waarin de machine
gaat rijden bij gebruik van de controller.
Na elk gebruik
Gebruik de richtingpijlen met kleurcodering op de
platformbediening om vast te stellen in welke
richting de machine zal rijden.
De rijsnelheid van de machine wordt beperkt bij
geheven platform.
De prestaties van de machine zijn afhankelijk van
de staat van accu. De rijsnelheid en de
functiesnelheid van de machine nemen af als het
indicatielampje ‘accu bijna leeg’ brandt of als het
laatste lampje op de accuniveau-indicator knippert.
verkeer.
2 Laat het platform neer.
3 Draai het contactslot naar de stand UIT en
verwijder de sleutel om onbevoegd gebruik te
voorkomen.
4 Blokkeer de wielen.
5 Laad de accu’s op.
Page 22
BedieningshandleidingEerste uitgave
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Instructies voor het vullen
en opladen van drooggeladen
accu
1 Verwijder de accu-ontluchtingsdoppen en
verwijder de kunststof afdichting van de accu-
Instructies voor accu en
acculader
Houd u aan het volgende:
Gebruik geen extern laadapparaat of hulpaccu.
Laad de accu op in een goed geventileerde
ruimte.
Gebruik voor het opladen de juiste AC-
ingangsspanning, zoals op de acculader is
aangegeven.
ontluchtingsopeningen definitief.
2 Vul elke cel met accuzuur (elektrolyt) bij tot de
platen net onder staan.
Vul pas vloeistof bij tot het maximumniveau als de
laadcyclus is afgerond. Wanneer het
vloeistofniveau te hoog is, kan er tijdens het
laadproces accuzuur uit de accu stromen.
Neutraliseer gemorst accuzuur met zuiveringszout
en water.
3 Plaats de accu-ontluchtingsdoppen.
4 Laad de accu op.
Gebruik alleen een door Genie goedgekeurde
accu en acculader.
Accu’s opladen
1 Zorg ervoor dat de accu’s zijn aangesloten
voordat ze worden opgeladen.
2 Open het accucompartiment. Het compartiment
moet tijdens de gehele laadcyclus open blijven.
3 Verwijder de accu-ontluchtingsdoppen en
controleer het zuurniveau van de accu. Vul,
indien nodig, gedestilleerd water bij tot de platen
net onder staan. Vul niet te veel vloeistof bij als
de laadcyclus nog moet beginnen.
4 Plaats de accu-ontluchtingsdoppen terug.
5 Sluit de acculader aan op een geaard AC-circuit.
6 Zet de acculader aan.
7 De acculader geeft aan wanneer de accu
volledig is opgeladen.
8 Controleer het accuzuurniveau wanneer de
laadcyclus is afgerond. Vul gedestilleerd water
bij tot onder aan de accuvulbuis. Vul niet te veel
vloeistof bij.
5 Controleer het accuzuurniveau wanneer de
laadcyclus is afgerond. Vul gedestilleerd water
bij tot onder aan de accuvulbuis. Vul niet te veel
vloeistof bij.
De sectie Belasting ondergrond geeft informatie
over twee specifieke drukken die de machine
uitoefent op een dragende ondergrond.
Plaatselijke druk (per band)
Deze maat is van belang op plaatsen waar het
vloeroppervlak onder de machine moet worden
beschermd tegen beschadigingen die ontstaan door
de hoge druk die op een klein gebied wordt
uitgeoefend.
Aanvullende informatie belasting ondergrond
ModelGS-1530GS-1930
MTT + Nominale lading1435 kg1571 kg
Asbelasting, maximaal1088 kg1115 kg
Wielbelasting, maximaal544 kg558 kg
Ingenomen druk
Deze meting is van belang op plaatsen waar de
machine wordt gebruikt op een ondergrond of
vloeroppervlak die/dat door balken wordt
ondersteund. De ingenomen druk die de machine
uitoefent, mag niet hoger zijn dan de ondergrond of
het vloeroppervlak kan dragen.
Werkhoogte, maximaal6,4 m7,7 m
Platformhoogte, maximaal4,6 m5,8 m
Transporthoogte, maximaal
Reling omhoog - CE203,7 cm209,6 cm
Transporthoogte, maximaal
Reling omhoog - ANSI192,8 cm198,6 cm
Transporthoogte, maximaal
Reling omlaag188 cm193,8 cm
Transporthoogte, maximaal
Reling verwijderd93 cm98 cm
Hoogte, veiligheidsreling102 cm102 cm
Breedte76,2 cm76,2 cm
Transportlengte183 cm183 cm
Lengte, platform uitgeschoven 257,8 cm257,8 cm
Maximaal laadvermogen272 kg227 kg
Wielbasis132,1 cm132,1 cm
Draaicirkel (buiten)154,9 cm154,9 cm
Draaicirkel (binnen)0 cm0 cm
Bodemvrijheid6,7 cm6,7 cm
Bodemvrijheid