Algemeen5
Gebruik overeenkomstig de bedoeling5
Omgevingsvoorwaarden6
Verplichtingen van de gebruiker6
Verplichtingen van het personeel6
Netaansluiting6
Bescherming van uzelf en derden7
Gevaar door schadelijke gassen en dampen7
Gevaar door vonken8
Gevaren door net- en lasstroom8
Zwerfstromen10
EMV-apparaatclassificaties10
EMV-maatregelen10
EMF-maatregelen11
Bijzondere gevaren11
Eisen aan het beschermgas12
Gevaar door beschermgasflessen12
Gevaar op uitstromend beschermgas13
Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport13
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik14
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie15
Veiligheidscontrole15
Verwijdering15
Veiligheidssymbolen15
Gegevensbescherming16
Auteursrecht16
Algemeen17
Apparaatconcept17
Beoogd gebruik17
Waarschuwingen op het apparaat18
Systeemoverzicht19
Opties20
Selectie van koelapparaten20
Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten22
Veiligheid22
Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten22
Functie van de knoppen Gascontrole, Draadterugloop en Draadinvoer24
Functie van de LED in de aandrijfrolbinnenzijde25
Voor installatie en ingebruikneming26
Veiligheid26
Vereisten voor de installatielocatie26
Opties monteren27
Beschermkooi monteren27
Sleden monteren29
Draadgeleidingskern in het verlengslangenpakket monteren30
Draadgeleidingskern in het verlengslangenpakket monteren30
Aanvoerrollen en draadgeleider plaatsen / vervangen34
Veiligheid34
Algemeen34
Aandrijfrollen inzetten / verwisselen34
Draadgeleider plaatsen / vervangen36
Draadelektrode invoeren39
Algemeen39
NL
3
Draadelektrode invoeren39
Contactdruk instellen41
Inbedrijfstelling42
Veiligheid42
Voorwaarden42
Watergekoelde lassystemen met koelvloeistof vullen42
Systeemafstelling en R/L-afstelling uitvoeren43
Inbedrijfstelling44
Storingsdiagnose en storingen opheffen45
Veiligheid45
Storingsdiagnose en storingen opheffen45
Verzorging, onderhoud en recycling49
Algemeen49
Veiligheid49
Bij elke inbedrijfstelling49
Elke 6 maanden50
Recycling50
Technische gegevens51
WF 25i FlexDrive51
4
Veiligheidsvoorschriften
AlgemeenHet apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel
gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het
apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
kennis van lassen hebben en
-
deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
-
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat
wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming
van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
NL
Gebruik overeenkomstig de
bedoeling
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het
apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding
van het apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen
voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het
bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren
het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van batterijen of accu's
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen.
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in
woonomgevingen.
5
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoorwaarden
Verplichtingen
van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als
gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de
hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-
tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
-
Relatieve luchtvochtigheid:
tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-
tot 90% bij 20 °C (68 °F)
-
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken
die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate
veiligheidsbewust werkt.
Verplichtingen
van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de werkzaamheden:
de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie
-
na te leven
deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij
deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij
na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële
schade kan ontstaan.
NetaansluitingApparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
*)
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
zie de technische gegevens
6
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of
het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden
overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
NL
Bescherming van
uzelf en derden
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals
bijvoorbeeld:
vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-
voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-
schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk zijn
gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-
verhoogde geluidsbelasting
-
schadelijke lasrook en -gassen
-
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding
dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen
hebben:
moeilijk ontvlambaar
-
isolerend en droog
-
het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-
veiligheidshelm
-
broek zonder omslag
-
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de
-
juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-
Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden
-
isoleren.
Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch iso-
-
lerend, hittebestendig).
Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting
-
en ter voorkoming van gehoorschade.
Gevaar door
schadelijke gassen en dampen
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het
lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van
-
de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van
schokken door net- of lasstroom, enz.)
stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-
installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
-
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor
de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency
for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
niet inademen
-
via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
-
7
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een
ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:
de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
-
de gebruikte elektroden
-
de toegepaste coatings
-
de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
-
gebruikte lasproces
-
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten
in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en
voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://
european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet
binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Gevaar door vonken
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan
sluiten.
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog
verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de
omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks,
vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale
oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
Gevaren door
net- en lasstroom
8
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een
geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen,
dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking.
De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd
zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of
beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengteas draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-
nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
-
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele
nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de
potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden
levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste
werking van de randaarde laten controleren.
NL
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een
stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit
voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van
het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het
apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-
controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
-
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u
samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
9
ZwerfstromenAls onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk
zwerfstromen. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
brand
-
oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-
beschadiging van randaardeleidingen
-
beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
-
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elektrisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening
houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie
voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer
worden geleid.
EMV-apparaatclassificaties
EMV-maatregelen
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het
openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld
als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het
apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften.
Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed
kunnen worden:
Veiligheidsvoorzieningen
-
Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-
Data- en telecommunicatie-installaties
-
Meet- en kalibratie-installaties
-
10
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
Netvoeding
1.
Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet,
-
elektromagnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik
bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
Laskabels
2.
Houd ze zo kort mogelijk.
-
Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-
Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
-
Potentiaalvereffening
3.
Aarding van het werkstuk
4.
Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbin-
-
ding tot stand.
Afscherming, indien noodzakelijk
5.
Scherm andere installaties in de omgeving af.
-
Scherm de complete lasinstallatie af.
-
NL
EMF-maatregelen
Bijzondere gevaren
Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid
veroorzaken:
Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden,
-
bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat
-
zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om
-
veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
-
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van bewegende onderdelen zoals:
ventilatoren
-
tandwielen
-
rollen
-
aandrijfassen
-
draadspoelen en lasdraden
-
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd.
Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op
(verwondingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken
van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor
zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
11
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De
stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen
voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad
voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemiddelen van de fabrikant.
Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op
-
het geschikte lastopnamemiddel.
De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun lood-
-
rechte stand hebben.
Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
-
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte,
isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Eisen aan het beschermgas
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend
worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is
niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander
mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van
het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden
gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar
dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom verstandig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter
voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de
apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit.
Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-
Druk-dauwpunt < -20 °C
-
Max. oliegehalte < 25 mg/m³
-
Gevaar door beschermgasfles-
sen
12
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting,
moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze
niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het
lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke
werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars,
slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als
deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg
van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
NL
Gevaar op uitstromend beschermgas
Veiligheidsmaatregelen op de
opstelplaats en
bij transport
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het
aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal
-
20 m³/uur
Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of
-
hoofdgaskraan op
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de
-
hoofdgaskraan.
De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontro-
-
leerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op een vlakke, vaste ondergrond.
Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
-
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
-
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de
omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende
nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name
voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
13
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit
voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
Draadtoevoer
-
Draadspoel
-
Beschermgasfles
-
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname
door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel,
dan levert dit gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het
apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar
loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik
in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt
elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is
onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in
gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale
voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het
apparaat in afgekoelde toestand.
14
Inbedrijfname,
onderhoud en
reparatie
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genor-
-
meerde onderdelen).
Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het appa-
-
raat aan.
Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervan-
-
gen.
Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer vol-
-
gens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.
NL
Veiligheidscontrole
VerwijderingOude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren,
eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
na het aanbrengen van wijzigingen
-
na installatie of ombouw
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-
na elke periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en
internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties
kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk
worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afgegeven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem worden ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat materiële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de
gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Veiligheidssymbolen
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein
het volume van de doos.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor
laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn
2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://www.fronius.com
15
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van
de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
Gegevensbescherming
AuteursrechtHet auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter
perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan
de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u
een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
16
Algemeen
Apparaatconcept
NL
WF 25i FlexDrive JM met beschermkooi en rollen
De WF 25i FlexDrive is een kleine draagbare tussenaandrijving die wordt geïntegreerd tussen de lasbrander en de draadaanvoereenheid in het lassysteem.
Hierdoor wordt de actieradius tussen de draadaanvoereenheid en het laspunt
vergroot tot 25 m / 82 ft.
De WF 25i FlexDrive is in 2 versies verkrijgbaar:
WF 25i FlexDrive (standaarduitvoering)
-
WF 25i FlexDrive JM (met Jobmaster-bedieningseenheid)
-
Beoogd gebruikHet apparaat is uitsluitend bestemd voor de draadaanvoer bij het MAG-lassen in
combinatie met Fronius-systeemcomponenten.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als oneigenlijk gebruik.
Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tot het beoogde gebruik behoort ook
het volledig lezen van deze gebruiksaanwijzing
-
het volgen van alle instructies en veiligheidsvoorschriften in deze gebruiks-
-
aanwijzing
het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
-
17
Waarschuwingen
op het apparaat
De tussenaandrijving is voorzien van
veiligheidssymbolen en een kenplaatje.
De veiligheidssymbolen en het kenplaatje mogen niet worden verwijderd
of overgeschilderd. De veiligheidssymbolen waarschuwen tegen verkeerde
bediening die kan resulteren in ernstig
lichamelijk letsel en ernstige schade
aan eigendommen.
Kenplaatje aan de onderkant van het apparaat
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volledig
zijn gelezen en begrepen:
deze gebruiksaanwijzing
-
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
-
veiligheidsvoorschriften
Lassen is gevaarlijk. Voor een goede werking van het apparaat moet aan de volgende basisvoorwaarden worden voldaan:
Voldoende kwalificatie voor het lassen
-
Geschikte beschermingsmiddelen
-
Onbevoegde personen uit de buurt van de draadaanvoer en het lasproces
-
houden
Afgedankte apparaten niet met het huisvuil meegeven, maar volgens de geldende
veiligheidsvoorschriften afvoeren.
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van bewegende onderdelen zoals:
tandwielen
-
aandrijfrollen
-
draadspoelen en draadelektroden
-
18
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen steken.
Systeemover-
3.5 / 4.5 m
11 ft. 5.80 in.
14 ft. 9.17 in.
max. 33 m
max. 108 ft. 3.21 in.
10 / 15 / 20 m
32 ft. 9.70 in.
49 ft. 2.55 in.
65 ft. 7.40 in.
max. 8 m
max. 26 ft. 2.96 in.
zicht
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd.
Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
NL
(1)Lasdraad-vat
optioneel
(2)TPSi-lassysteem
met firmwareversie 3.2.0
met draadaanvoer WF 25i
met optie OPT/i WF PushPull, ingebouwd in de draadaanvoer
Bij gebruik van een lasdraadvat is ook de OPT/i WF noSpool-optie
(4.101.144) vereist.
Bij watergekoelde lassystemen is de benodigde koelcapaciteit afhankelijk
van de maximale lasstroom van de lasbrander en de lengte van het verlengslangenpakket.
Voor details over de keuze van de koeleenheid, zie het volgende hoofdstuk
op pagina 20.
(3)Verlengslangenpakket
van de draadaanvoer naar de WF 25i FlexDrive
10 m, 15 m, 20 m / 32 ft. 9,7 in., 49 ft. 2,55 in., 65 ft. 7,40 in.
(4)WF 25i FlexDrive
(5)Lasbrander
Standard, UpDown of Jobmaster
3,5 m, 4,5 m / 11 ft 5,80 in., 14 ft 9,17 in.
19
Opties
Selectie van
koelapparaten
Beschermkooi met wielen
Het voorste wiel is 360° draaibaar en standaard
voorzien van een rem.
Sleden
Op de WF 25i FlexDrive kunnen zowel de beschermkooi als de sleden worden gemonteerd.
De volgende tabel geeft een overzicht van de keuze van koelapparaten, afhankelijk van de maximale lasstroom aan de lastoorts en de lengte van het verlengslangenpakket.
I
[A]
max
CU 800t
CU 1100i
CU 1400i Pro
CU 1400i PRO MC
CU 2000i Pro MC Single
CU 2000i Pro MC TWIN
10 m10 m10 m10 m10 m10 m
20
200-15 m15 m15 m15 m15 m
-20 m20 m20 m20 m20 m
-10 m10 m10 m10 m10 m
240--15 m15 m15 m15 m
--20 m20 m20 m20 m
--10 m10 m10 m10 m
280----15 m15 m
-----20 m
----10 m10 m
320-----15 m
-----20 m
De waarden gelden voor een inschakelduur ED = 100 %
I
... maximale lasstroom op de lasbrander, L = 4,50 m / 14 ft. 9,17 in.
max
10 / 15 / 20 m ... Lengte van het verlengslangenpakket
CU ... te kiezen koelapparaat
10 m = 32 ft. 9,70 in., 15 m = 49 ft. 2,55 in., 20 m = 65 ft. 7,40 in.
NL
21
Bedieningselementen, aansluitingen en mechani-
(1)
(2) (3) (4)
(5)(6)
(7)
(15)
(14)
(13)
(12)
(19)(18)(17)(16)
(11)(10)
(8)
(9)
(6)
(7)
sche componenten
Veiligheid
Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
▶
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
▶
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
▶
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
(1)Klemhendel
Aan lasbranderzijde
(2)FSC
Fronius System Connector - aan lasbranderzijde
(3)Koelmiddelaanvoer
Aan lasbranderzijde
(4)Koelmiddelretour
Aan lasbranderzijde
(5)Afdekking aandrijfrol
+ LED voor verlichting van het binnenste
Functionele beschrijving van de LED vanaf pagina 25.
Wanneer de afdekking is geopend, kan er niet met lassen worden begonnen, er wordt een melding gegenereerd en de "systeem-niet-klaar-bit"
wordt uitgevoerd.
Een actief lasproces wordt niet onderbroken wanneer de afdekking wordt
geopend.
22
De toetsen Gascontrole, Draadterugloop en Draadinvoer werken ook bij
geopende afdekking.
(6)Jobmaster-bedieningseenheid
(alleen bij WF 25i FlexDrive JM)
(7)Bedieningseenheid Gascontrole / Draadinvoer
(8)Klemhendel
Aan draadaanvoerzijde
(9)FSC
Fronius System Connector - Aan draadaanvoerzijde
(10)Koelmiddelretour
Aan draadaanvoerzijde
(11)Koelmiddelaanvoer
Aan draadaanvoerzijde
(12)Display
toont de huidige parameter en waarde
(13)Pijltjestoets links
(14)Pijltjestoets rechts
de pijltjestoetsen worden gebruikt om de gewenste parameter bij de
stroombron te selecteren
NL
(15)+/- toets
de toets +/- wijzigt de geselecteerde parameter
(16)LED Bedrijfsstatus
brandt groen als het apparaat bedrijfsklaar is
(17)Toets Gascontrole
voor het instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor de drukverminderaar
(18)Toets draadinvoer
Gas- en stroomloze invoer van de draadelektrode in het lasbranderslangenpakket
(19)Toets Draadterugloop
Gas- en stroomloos terugtrekken van de draadelektrode
23
Functie van de
knoppen Gascontrole, Draadterugloop en
Draadinvoer
LED bedrijfsstatus
brandt groen als het apparaat bedrijfsklaar is
Toets Gascontrole
Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 s gas uit.
Door nogmaals op de knop te drukken wordt het proces voortijdig beëindigd.
Toets Draadterugloop
Voor het terugtrekken van de draadelektrode staan er 2 varianten ter beschikking:
Variant 1
Draadelektrode met de vooraf ingestelde draadterugloopsnelheid terugtrekken:
toets Draadterugloop ingedrukt houden
-
Nadat op de toets Draadterugloop is gedrukt, wordt de draadelektrode 1 mm
-
ingetrokken
na een korte pauze zet de draadaanvoer het terugtrekken van de draadelek-
-
trode voort – als de toets Draadterugloop ingedrukt blijft, neemt de snelheid
elke seconde met 10 m/min (393,70 ipm) toe totdat de vooraf ingestelde
draadterugloop-snelheid is bereikt
Variant 2
Draadelektrode in stappen van 1 mm (0,039 in.) terugtrekken
Toets Draadterugloop altijd korter dan 1 seconde indrukken (aantikken)
-
OPMERKING!
De draadelektrode slechts een klein stukje terugtrekken, aangezien de draadelektrode niet op de draadspoel wordt gewikkeld wanneer hij wordt teruggetrokken.
OPMERKING!
Indien er een massaverbinding met de contactbuis aanwezig is voordat de toets
Draadterugloop wordt ingedrukt, wordt de draadelektrode teruggetrokken door
op de toets Draadterugloop te drukken totdat de draadelektrode kortsluitingsvrij is - maar met elke druk op de toets maximaal 10 mm (0,39 in).
Als de draadelektrode verder moet worden teruggetrokken, nogmaals op de
toets draadterugloop drukken.
Toets draadinvoer
Voor de draadinvoer staan er 2 varianten ter beschikking:
Variant 1
Draadelektrode met de vooraf ingestelde draadinvoersnelheid invoeren:
24
toets Draadinvoer ingedrukt houden
-
Na het indrukken van de toets Draadinvoer wordt de draadelektrode 1 mm
-
(0,039 in.) ingevoerd
na een korte pauze zet de draadaanvoer het invoeren van de draadelektrode
-
voort – als de toets Draadinvoer ingedrukt wordt gehouden, neemt de snelheid elke seconde met 10 m/min (393,70 ipm) toe totdat de vooraf ingestelde draadinvoer-snelheid is bereikt
wanneer de draadelektrode een massa-aansluiting raakt, wordt de draadaan-
-
voer gestopt en wordt de draadelektrode weer 1 mm (0,039 in.) teruggetrokken
Variant 2
Draadelektrode in stappen van 1 mm (0,039 in.) invoeren
Altijd korter dan 1 seconde op de toets Draadinvoer drukken (aantikken)
-
wanneer de draadelektrode een massa-aansluiting raakt, wordt de draadaan-
-
voer gestopt en wordt de draadelektrode weer 1 mm (0,039 in.) teruggetrokken
OPMERKING!
Indien er een massaverbinding met de contactbuis is voordat de toets Draadinvoer wordt ingedrukt, wordt de draadelektrode ingetrokken wanneer de toets
Draadinvoer wordt ingedrukt, totdat de draadelektrode kortsluitvrij is - maar bij
elke druk op de knop maximaal 10 mm (0,39 in).
Bestaat er na 10 mm (0,39 in.) draadterugloop nog altijd een massaverbinding
met de contactbuis, dan wordt wanneer de toets Draadinvoer opnieuw ingedrukt,
de draadelektrode maximaal 10 mm (0,39 in.) teruggetrokken. De procedure
wordt herhaald tot er geen massaverbinding meer bestaat met de contactbuis.
NL
Functie van de
LED in de aandrijfrolbinnenzijde
Onder de afdekking aandrijfrol bevindt zich een LED die de binnenzijde van de
aandrijfrol verlicht.
Wordt de afdekking geopend, dan brandt de LED gedurende 2 minuten.
Wordt de afdekking gesloten en weer geopend, dan neemt de inschakeltijd van
de LED telkens met 5 minuten toe.
Wanneer met lassen wordt begonnen, wordt de inschakeltijd van de LED teruggezet op 2 minuten.
Verdere functies van de LED
knippert in geval van een fout
-
brandt wanneer de knoppen Draadterugloop en Draadtoevoer worden inge-
-
drukt;
2 minuten vertragingstijd na het loslaten van de knoppen
is tijdens het lassen uit
-
25
Voor installatie en ingebruikneming
Veiligheid
Vereisten voor
de installatielocatie
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
▶
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
▶
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
▶
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
De WF 25i FlexDrive-tussenaandrijving is getest volgens beschermingsklasse
IP20, wat betekent:
Bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen met een
-
diameter van meer dan 12,5 mm (0,49 inch)
geen bescherming tegen water
-
De WF 25i FlexDrive-tussenaandrijving mag uitsluitend in gesloten ruimtes worden opgesteld en gebruikt.
26
Opties monteren
NL
Beschermkooi
monteren
Lasbranderslangenpakket van de WF 25i FlexDrive afsluiten
1
zie pagina 33.
Verlengslangenpakket van de WF 25i FlexDrive afsluiten
2
Zie pagina 32.
OPMERKING!
Voorafgaande aan de montage van de beschermkooi op de draadaanvoerrichting
van de draadaanvoer naar de lasbrander letten!
De draadaanvoerrichting wordt op de onderzijde van de beschermkooi met pijlen
aangegeven.
27
M6 x 10 mm
x4
10 Nm
7.38 ft·lb
*
2
1
2
2
2
3
2
1
3
1
2
3
3
3
4
M10 x 20 mm
x1
M10
M8 x 50 mm
x2
M8
*Veiligheidskabel met karabijnhaak
De karabijnhaak wordt aan de beschermkooi gehangen.
4
Verlengslang op de WF 25i Flex-
-
Drive aansluiten
Zie pagina 32.
Karabijnhaak van de veiligheidska-
-
bel aan de anti-knikveer aan de
draadaanvoerzijde hangen
28
De beschermkooi kan ook zonder wielen worden gebruikt
In dat geval is de beschermkooi uitgerust met 8 schuifelementen.
Wielen demonteren:
1
De montage van de beschermkooi zonder wielen geschiedt zoals beschreven
in de voorgaande stappen.
Sleden monteren
M6 x 20 mm
x4
10 Nm
7.38 ft·lb
1
2
3
3
4
5
6
6
1
NL
29
Draadgeleidingskern in het verlengslangenpakket
1
monteren
Draadgeleidingskern in het verlengslangenpakket monteren
Bij levering is een universele draadgeleidingskern in het verlengslangenpakket gemonteerd. De draadgeleidingskern is geschikt voor alle draaddiameters en materialen.
De draadgeleidingskern is aan de WF 25i FlexDrive-zijde voorgemonteerd met de
messing spannippel en steekt ca. 20 mm aan het andere uiteinde van het slangenpakket uit de FSC.
De montagewerkzaamheden voor een voorgemonteerde draadgeleidingskern beginnen met werkstap 5.
OPMERKING!
Om ervoor te zorgen dat de draadgeleidingskern correct kan worden gemonteerd, het slangenpakket bij de montage van de draadgeleidingskern recht neerleggen.
Bij het invoeren van de draadgeleidingskern in 15 m en 20 m slangenpakketten
glijmiddel gebruiken.
1
2
30
3
Aan WF 25i FlexDrive-zijde
*De messing spannippel tot aan
de aanslag op de draadgeleidingskern schroeven. De draadgeleidingskern moet zichtbaar
zijn door het gat in de sluiting.
4
**
***
1
2
2
2
1
****
5
NL
Aan WF 25i FlexDrive-zijde
Aan draadaanvoerzijde
**De staaldraadgeleidingskern met lichte druk in het slangenpakket schui-
ven en hem recht op lengte inkorten
***De kunststof draadgeleidingskern met lichte druk in het slangenpakket
schuiven en hem recht op lengte inkorten
6
****De draadspecifieke spannippel
uit de basic kit tot aan de aanslag op de draadgeleidingskern
schroeven. De draadgeleidingskern moet zichtbaar zijn door
het gat in de sluiting.
Aan draadaanvoerzijde
7
Aan draadaanvoerzijde
31
Verlengings-slangenpakket aansluiten
2
1
3
**
5
4
Veiligheid
Verlengingsslangenpakket aansluiten
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
▶
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
▶
len.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
▶
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen
zijn.
BELANGRIJK! Bij het aansluiten van het verlengslangenpakket op het volgende
letten:
De aanwezige koelmiddelslangen moeten zich altijd aan de onderzijde van de
-
FSC bevinden.
Het slangenpakketuiteinde met de messing spannippel wordt altijd met de
-
WF 25i FlexDrive verbonden.
Het slangenpakketuiteinde met de draad-specifieke spanningsnippel wordt
-
op de draadaanvoereenheid aangesloten.
1
** ... Messing-spannippel
Het afsluiten van het verlengslangenpakket vindt in omgekeerde volgorde plaats.
32
Lasbrander aansluiten
2
3
1
4
5
NL
Veiligheid
Lasbrander aansluiten
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
▶
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
▶
len.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
▶
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen
zijn.
1
Het afsluiten van het lasbranderslangenpakket vindt in omgekeerde volgorde
plaats.
33
Aanvoerrollen en draadgeleider plaatsen / ver-
1
2
3
2
1
vangen
Veiligheid
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶
▶
▶
AlgemeenDe aandrijfrollen zijn bij de eerste levering niet in het apparaat ingezet.
Om te zorgen voor een optimale ontsluiting van de draadelektrode moeten de
aandrijfrollen aan de thermisch te lassen draaddiameter en de draadlegering zijn
aangepast.
Risico door ontoereikende aanvoerrollen.
Kan slechte laseigenschappen veroorzaken.
▶
GEVAAR!
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen
zijn.
OPMERKING!
Alleen aandrijfrollen gebruiken die geschikt zijn voor de draadelektrode.
Aandrijfrollen
inzetten / verwisselen
De volgende aanvoerrollen zijn beschikbaar voor de WF 25i FlexDrive:
ARollen met halfronde groef, voor aluminium, AlSi, AlMg
SRollen met 60°-groef, voor staal, CrNi, CuSi
RRollen met gekartelde groef, voor gevulde draden
1
2
34
1
3
2
1
3
2
3
1
3
2
4
4
NL
5
De installatie vindt in omgekeerde
volgorde plaats.
VOORZICHTIG!
Gevaar door blootliggende mechanisch bewegende onderdelen.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Uitsluitend met het apparaat werken als alle afdekkingen gesloten en/of vol-
▶
ledig zijn gemonteerd.
35
Draadgeleider
1
2
2
1
2
1
3
3
2
3
1
1
2
*
*
1
35.5 mm
1.40 inch
plaatsen / vervangen
Er zijn 2 verschillende draadgeleiders beschikbaar voor de WF 25i FlexDrive:
voor aluminium (met ingeperste kunststofkern)
-
voor staal
-
1
3
2
4
*De beide stifttappen hoeven niet volledig te worden losgedraaid, het los-
draaien van de stifttappen met ca. 2 slagen is voldoende.
1
36
1
28.5 mm
1.12 inch
2
2
3
1
4
5
2
1
3
5
4
**
NL
3
4
** ... Messing-spannippel
37
4
1
2
3
***
***
6
5
5
2
1
3
*** ... Draadgeleider tot de aanslag terugschuiven
6
38
Draadelektrode invoeren
NL
Algemeen
Draadelektrode
invoeren
OPMERKING!
De toets Draadinvoer kan ook worden gebruikt op een systeemcomponent van
een andere fabrikant voor de draadinvoer - bijvoorbeeld de toets Draadinvoer
van de stroombron.
De functie van de toets Draadinvoer is dezelfde voor alle systeemcomponenten
van de fabrikant.
Voor meer informatie over de functie van de toets Draadinvoer, zie pagina .
▶
VOORZICHTIG!
Gevaar door lasstroom en onbedoelde ontsteking van een vlamboog.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Voordat u werkzaamheden uitvoert de massaverbinding tussen het lassys-
▶
teem en het werkstuk losmaken.
VOORZICHTIG!
Gevaar door scherpkantig uiteinde van de draadelektrode.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Voor het inschuiven van de draadelektrode het uiteinde goed afbramen.
▶
VOORZICHTIG!
Gevaar door veerwerking van de opgerolde draadelektrode.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Bij het inschuiven van de draadelektrode in de 4-rollenaandrijving het uitein-
▶
de van de draadelektrode goed vasthouden om lichamelijk letsel door de terugspringende draadelektrode te vermijden.
Het verlengslangenpakket naar de WF 25i FlexDrive en het lasbranderslan-
1
genpakket recht leggen
Toevoerrollen in de draadaanvoer en in de WF 25i FlexDrive inkoppelen
2
(spanhendel sluiten)
39
3
4
5
3
2
1
6
Draadelektrode op de draadaanvoereenheid invoeren
VOORZICHTIG!
Gevaar door naar buiten komende elektrode.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Lasbrander zodanig houden, dat de kop van de lasbrander niet op gezicht en
▶
lichaam is gericht.
Een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
▶
De lasbrander niet op personen richten.
▶
Erop letten dat de draadelektrode geen elektrisch geleidende of geaarde de-
▶
len raakt (zoals behuizingen enz.).
4
40
Contactdruk in-
2
1
1
2
stellen
VOORZICHTIG!
Gevaar door te hoge contactdruk.
Schade aan eigendommen en slechte laseigenschappen kunnen het gevolg zijn.
De contactdruk zo instellen dat de draadelektrode niet wordt vervormd,
▶
maar een goed draadtransport is gewaarborgd.
NL
1
Richtwaarden contactdruk:
A-rol / AlSi ... 1 - 2
-
A-rol / AlMg ... 2 - 3
-
S-rol / CuSi ... 2 - 3
-
S-rol / staal ... 3 - 4
-
S-rol / CrNi ... 3 - 4
-
R-rol / FCW ... 1,5 - 2,5
-
41
Inbedrijfstelling
Veiligheid
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶
▶
▶
VoorwaardenVoor de inbedrijfstelling van een lassysteem met WF 25i FlexDrive moet aan de
volgende eisen worden voldaan:
-
-
-
-
-
-
GEVAAR!
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
De draadaanvoer is door middel van een verbindingsslangenpakket met de
stroombron verbonden
De WF 25i Flex Drive is door middel van verlengslangenpakket aangesloten
op de draadtoevoer
De klemhendel aan de draadtoevoerzijde moet gesloten zijn.
Het lasbranderslangenpakket moet op de WF 25i FlexDrive zijn aangesloten
De spanhendel aan de lasbranderzijde moet zijn gesloten
alleen bij gebruik van een veiligheidskooi:
de karabijnhaak van de borgkabel moet zijn vastgehaakt aan de anti-knikveer
aan de draadaanvoerzijde van het verlengslangenpakket.
Aanvoerrollen in draadaanvoer en WF 25i FlexDrive aangebracht
-
Draadspoel / korfspoel met korfspoeladapter in draadaanvoersysteem ge-
-
plaatst
of
draadaanvoerslang van lasdraadvat aangesloten op draadaanvoersysteemoptie “No Spool”
Draadelektrode ingevoerd
-
Contactdruk van de aandrijfrollen is ingesteld
-
Rem op draadaanvoer ingesteld
-
Alle afdekkingen zijn gesloten, alle zijdelen zijn gemonteerd, alle bescher-
-
mingsinrichtingen zijn intact en op de daarvoor bedoelde plek aangebracht
Bij watergekoelde lassystemen:
-
verlengslangenpakket en lasbranderslangenpakket zijn met koelmiddel gevuld
Min. beschermgasdruk 1,0 bar / 14,5 psi
-
of 20 L/min / 5,28 gal (US)/min
OPMERKING!
Na langere laspauzes (> 1 uur), alvorens opnieuw te beginnen met lassen, op de
toets Gascontrole drukken en het slangenpakket spoelen.
Watergekoelde
lassystemen met
koelvloeistof
vullen
42
Bij watergekoelde lassystemen worden de WF 25i FlexDrive en het verlengslangenpakket zonder koelmiddel geleverd.
Voor het vullen van het koelapparaat uitsluitend het originele koelmiddel van de
fabrikant (Cooling Liquid FCL 10/20 of branderkoelvloeistof) gebruiken. Andere
koelmiddelen zijn niet geschikt wegens hun elektrische geleidingsvermogen en
ontoereikende materiaalcompatibiliteit.
Als de optie "OPT/CU Torch Deflate” beschikbaar is op het koelapparaat van het
lassysteem, is de instelparameter "Branderslangenpakket leegmaken/vullen" in
het instelmenu van de stroombron beschikbaar.
Met deze functie kan het koelmiddel uit het lasbranderslangenpakket en het verlengslangenpakket terug in de koelmiddeltank worden gedaan, bijvoorbeeld bij
het verwisselen van het branderlichaam.
De stroombron moet daarbij niet worden uitgeschakeld.
OPMERKING!
Bij het leegmaken van lange slangenpakketten van langer dan 8 meter kan een
overvolle koelmiddeltank overlopen - slipgevaar!
Alvorens de lasbranderslang te legen, het niveau in de koelvloeistoftank con-
▶
troleren.
Gebruiksaanwijzingen van het koelapparaat en de stroombron in acht nemen.
▶
Nadat het branderlichaam is vervangen, kan het lasbranderslangenpakket weer
met koelmiddel worden gevuld.
Procedure bij het vullen van lange lasbranderslangenpakketten (> 8 m, verlengslangenpakketten):
NL
Systeemafstelling en R/L-afstelling uitvoeren
Verlengslangenpakket op de draadaanvoer aansluiten
1
Verlengslangenpakket op de WF 25i FlexDrive aansluiten
2
Lasbranderslangenpakket op de WF 25i FlexDrive aansluiten
3
Koelmiddeltank van het koelapparaat maximaal vullen
4
Slangenpakket met koelmiddel vullen
5
Het ontbrekende verschil in de koelmiddeltank niet weer aanvullen, omdat
6
anders bij het leegmaken van het slangenpakket de koelmiddeltank kan overlopen.
Meer informatie over het leegmaken/vullen van het lasbranderslangenpakket
vindt u in de gebruiksaanwijzing van de stroombron of de lasbrander.
OPMERKING!
Bij lassystemen met WF 25i FlexDrive moet een systeemafstelling worden uitgevoerd. Voor de systeemafstelling moet de draadelektrode van schroefdraad
zijn voorzien!
De systeemafstelling wordt uitgevoerd op de stroombron onder:
Procesparameters / Componenten & bewaking / systeemafstelling
De R/L-afstelling wordt ook uitgevoerd op de stroombron onder:
Procesparameters / Algemeen / volgende pagina / R/L-afstelling
Voor meer informatie over systeemafstelling en R/L-afstelling wordt verwezen
naar de gebruiksaanwijzing van de stroombron.
43
InbedrijfstellingDe inbedrijfstelling van de draadaanvoer gebeurt bij handmatig gebruik door het
indrukken van de branderknop en bij geautomatiseerd gebruik door een actief
lasstart-signaal.
44
Storingsdiagnose en storingen opheffen
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
▶
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
▶
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
▶
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
▶
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
▶
len.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
▶
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen
zijn.
Storingsdiagnose en storingen
opheffen
GEVAAR!
Gevaar door hete systeemcomponenten en/of bedrijfsmiddelen.
Dit kan ernstige brandwonden veroorzaken.
Voordat u werkzaamheden uitvoert, moeten alle hete systeemcomponenten
▶
en/of bedrijfsmiddelen, bijvoorbeeld koelmiddel, watergekoelde systeemcomponenten en de aandrijfmotor van de draadtoevoer, tot +25 °C / +77 °F
afkoelen.
Draag geschikte beschermingsmiddelen, bijvoorbeeld hittebestendige hand-
▶
schoenen en veiligheidsbril, als afkoelen geen optie is.
Noteer het serienummer en de configuratie van het apparaat en neem met een
gedetailleerde foutbeschrijving contact op met de servicedienst als
er storingen optreden die hieronder niet zijn vermeld
-
met de voorgestelde remedie de storing niet wordt verholpen
-
45
Stroombron functioneert niet
De netschakelaar is ingeschakeld, maar de weergaven branden niet
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
geen functioneren na indrukken van de brandertoets
Netschakelaar ingeschakeld, schermen lichten op
Oorzaak:
Remedie:
De netvoeding is onderbroken, de netstekker is niet in het stopcontact gestoken
Netvoedingskabel controleren, de stekker van het netsnoer in het
stopcontact steken
De netstekkerdoos of de netstekker is defect
De defecte onderdelen vervangen
Netbeveiliging
De netbeveiliging vervangen
Kortsluiting bij 24V-voeding van SpeedNet-aansluiting of externe sensor
Aangesloten componenten losnemen
alleen bij lasbranders met externe stuurstekker: De stuurstekker is
niet aangesloten
Stuurstekker in contact steken
Oorzaak:
Remedie:
Geen lasstroom
Netschakelaar van stroombron ingeschakeld, schermen lichten op
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
geen beschermgas
alle andere functies beschikbaar
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Lasbrander of stuurleiding van de lasbrander is defect
Lasbrander vervangen
Verkeerde massa-aansluiting
Aardeaansluiting op polariteit controleren
Stroomkabel in lasbrander onderbroken
Lasbrander vervangen
Gasleiding niet gemonteerd of beschadigd
Gasleiding monteren of vervangen
46
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Lasbrander defect
Lasbrander vervangen
Gasmagneetventiel defect
Contact opnemen met de servicedienst
Onregelmatige draadsnelheid
Oorzaak:
Remedie:
rem te sterk afgesteld
rem losmaken
NL
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Problemen met de draadstimulans
bij toepassingen met lange leidingpakketten
Oorzaak:
Remedie:
Lastoorts wordt zeer heet
Oorzaak:
Oplossing:
boring van de contactbuis te nauw
passende contactbuis gebruiken
draadgeleidekern in lasbrander defect
draadgeleidekern controleren op knikken, vuil enz. en eventueel ver-
vangen
aandrijfrollen niet geschikt voor gebruikte draadelektrode
passende aandrijfrollen gebruiken
verkeerde contactdruk van de aandrijfrollen
contactdruk optimaliseren
onjuiste ligging van het leidingpakket
leidingpakket zo rechtlijnig mogelijk leggen, nauwe buigingen vermij-
den
Lastoorts te zwak gedimensioneerd
rekening houden met inschakelduur en belastingsgrenzen
Oorzaak:
Oplossing:
alleen bij watergekoelde apparaten: doorstroming koelmiddel te laag
koelmiddelpeil, koelmiddeldoorstroomhoeveelheid, koelmiddelver-
vuiling enz. controleren. Meer informatie vindt u in de gebruiksaanwijzing van het koelapparaat
47
Slechte laseigenschappen
Oorzaak:
Remedie:
Verkeerde lasparameter
Instellingen controleren
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak:
Remedie:
Massaverbinding slecht
Goed contact met werkstuk maken
Geen of te weinig beschermgas
Drukverminderaar, gasleiding, gas-magneetventiel, lasbrander-gas-
aansluiting enz. controleren
Lasbrander lek
Lasbrander vervangen
Verkeerde of uitgeslepen contactbuis
Contactbuis vervangen
Verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter
Ingelegde draadelektrode controleren
Verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter
Lasbaarheid van het basismateriaal controleren
Beschermgas niet geschikt voor draadlegering
Juiste soort beschermgas gebruiken
48
Verzorging, onderhoud en recycling
AlgemeenHet apparaat heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale ver-
zorging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht,
om het lassysteem jarenlang gebruiksklaar te houden.
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
▶
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
▶
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
▶
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
▶
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
▶
len.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
▶
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen
zijn.
Bij elke inbedrijfstelling
GEVAAR!
Gevaar door hete systeemcomponenten en/of bedrijfsmiddelen.
Dit kan ernstige brandwonden veroorzaken.
Voordat u werkzaamheden uitvoert, moeten alle hete systeemcomponenten
▶
en/of bedrijfsmiddelen, bijvoorbeeld koelmiddel, watergekoelde systeemcomponenten en de aandrijfmotor van de draadtoevoer, tot +25 °C / +77 °F
afkoelen.
Draag geschikte beschermingsmiddelen, bijvoorbeeld hittebestendige hand-
▶
schoenen en veiligheidsbril, als afkoelen geen optie is.
Alle slangensets en aardaansluiting op beschadiging controleren. Beschadig-
-
de onderdelen vervangen.
Aandrijfrollen en draadrolkernen op beschadiging controleren. Beschadigde
-
onderdelen vervangen.
Contactdruk van de aandrijfrollen controleren en indien nodig instellen
-
49
Elke 6 maanden
Gevaar door perslucht op korte afstand.
Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken.
▶
-
RecyclingHet afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen
plaatsvinden.
VOORZICHTIG!
Elektronische onderdelen niet van korte afstand schoonblazen.
Afdekkingen openen, zijstukken van het apparaat demonteren en de binnenkant van het apparaat met droge, gereduceerde perslucht schoonblazen. Na
de reiniging de oorspronkelijke toestand van het apparaat herstellen.
50
Technische gegevens
NL
WF 25i FlexDrive
Lasstroom
bij 10 min / 40 °C (104 °F)
Maximale druk beschermgas7 bar
KoelmiddelOrigineel Fronius
Maximale druk koelmiddel5 bar
Draadsnelheid1 - 25 m/min
Draadaandrijving2-rollenaandrijving
Draaddiameter0,8 - 1,6 mm
BeschermingsklasseIP 20
GoedkeuringsmerkS / CE / CSA
Afmetingen l x b x h404 x 104 x 128 mm
Afmetingen I x b x h
(met beschermkooi zonder wielen)
100 % ED* / 320 A
60 % ED* / 360 A
40 % ED* / 400 A
101,53 psi
72,53 psi
39,37 - 984,25 ipm
0.03 - 0.06 in.
15,91 x 4,09 x 5,04 in.
736 x 156 x 149 mm
28,98 x 6,14 x 5,87 in.
Afmetingen I x b x h
(met beschermkooi en wielen)
Gewicht4,4 kg
Gewicht
(met beschermkooi zonder wielen)
Gewicht
(met beschermkooi en wielen)
* ED = inschakelduur
736 x 303,5 x 235 mm
28,98 x 12,03 x 9,25 in.
9,70 Ib.
8,1 kg
17,86 Ib.
10,4 kg
22,93 Ib.
51
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.