Rem instellen ........................................................................................................................................32
Opbouw van de rem..............................................................................................................................33
Voorwaarden voor de inbedrijfname .....................................................................................................33
► Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel
tot gevolg.
WAARSCHUWING!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
► Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel
tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
► Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging
van de apparatuur.
AlgemeenHet apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheidsei-
sen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
-het leven van de gebruiker of dat van derden
-het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat
te maken hebben, moeten:
-beschikken over de juiste kwalificaties
-kennis van lassen hebben en
-deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt ge-
bruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden
nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
-in leesbare toestand houden
-niet beschadigen
-niet verwijderen
-niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het appa-
raat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat.
5
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het
apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik overeenkomstig de bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde
gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De
fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
-het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en
gevaren
-het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
-het ontdooien van leidingen
-het laden van batterijen of accu's
-het starten van motoren
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant
is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoorwaarden
Verplichtingen
van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik
overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
-tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
Relatieve luchtvochtigheid:
-tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
-op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
-deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
-voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
6
Verplichtingen
van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de
werkzaamheden:
-de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te leven
-deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te
lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te
gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
NetaansluitingApparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energiekwa-
liteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
-aansluitbeperkingen
-eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Bescherming van
uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de
energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
-vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker levensgevaarlijk zijn
-gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-verhoogde geluidsbelasting
-schadelijke lasrook en -gassen
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen.
De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
-moeilijk ontvlambaar
-isolerend en droog
-het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-veiligheidshelm
-broek zonder omslag
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
-Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
-Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
-Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend,
hittebestendig).
-Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter
voorkoming van gehoorschade.
7
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van
de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
-wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de
boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken
door net- of lasstroom, enz.)
-stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
Gevaar door
schadelijke gassen en dampen
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
-niet inademen
-via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie
van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emis-
sies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten
verantwoordelijk:
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht
nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de
identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het
stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd
zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
8
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat,
moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en
buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d.
bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
NL
Gevaren door neten lasstroom
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle
metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u
te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond
of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en
een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draaien
en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
-nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van
beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van
de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
9
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de
netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat
de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt
ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
-alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te
werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
ZwerfstromenAls onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstro-
men. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
-brand
-oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-beschadiging van randaardeleidingen
-beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
EMV-apparaatclassificaties
Het apparaat met voldoende isolatie tegen elektrisch geleidende omgeving opstellen, bijv.:
isolatie tegen geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met
het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de
lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
Apparaten van emissieklasse A:
-zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
-voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook voor
woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
EMV-maatregelenIn uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, spra-
ke zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de
installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de
nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te
heffen.
10
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat
in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van
storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
-Veiligheidsinstallaties
-Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-Data- en telecommunicatie-installaties
-Meet- en kalibratie-installaties
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1.Netvoeding
-Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektromag-
netische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
2.Laskabels
-Houd ze zo kort mogelijk.
-Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3.Potentiaalegalisatie
4.Aarding van het werkstuk
-Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding tot
stand.
5.Afscherming, indien noodzakelijk
-Scherm andere installaties in de omgeving af.
-Scherm de complete lasinstallatie af.
NL
EMF-maatregelenElektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroorza-
ken:
-Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
-Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren, voordat zij zich
in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
-De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
-Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het lichaam
of lichaamsdelen wikkelen.
Bijzondere gevaren
Houd handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt van bewegende onderdelen, zoals bijvoorbeeld:
-ventilatoren
-tandwielen
-rollen
-aandrijfassen
-draadspoelen en lasdraden
Steek uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende
machineonderdelen.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik
-Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemonteerd.
-Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen, enz.).
11
Houd de lastoorts daarom altijd weg van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit) en
gebruik een geschikte veiligheidsbril.
Raak het werkstuk tijdens en na het lassen niet aan - verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Draag daarom ook bij het nabewerken
van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting en zorg ervoor dat andere
personen voldoende zijn beschermd.
Laat lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur afkoelen voordat u eraan gaat werken.
In ruimten met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de geldende nationale en internationale bepalingen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag
zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Schakel het koelapparaat uit voordat u de
aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Neem bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor
het koelmiddel in acht. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst
van de fabrikant of downloaden op zijn website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemiddelen
van de fabrikant.
-Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op het geschikte lastopnamemiddel.
-De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun loodrechte
stand hebben.
-Verwijder gasflessen en draadaanvoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Eisen aan het beschermgas
Gebruik bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte,
isolerende draadaanvoerophanging (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor
transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen, enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd
(bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Omwikkel daarom, vóór het monteren, de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting
met geschikte Teflon-tape.
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit.
Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
-Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-Druk-dauwpunt < -20 °C
-Max. oliegehalte < 25 mg/m³
12
Gebruik indien nodig filters!
Gevaar door beschermgasflessen
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen.
Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om
kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat
en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamhe-
den. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen,
enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de
uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
NL
Gevaar op uitstromend beschermgas
Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij
transport
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires,
en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezi-
ge zuurstof verdringen.
-Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal 20 m³/
uur
-Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of hoofdgaskraan op
-Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan.
-De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontroleerd worden
op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op
een vlakke, vaste ondergrond.
-Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
-Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving
van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
13
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale
en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen
met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze
optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór
transport bovendien de volgende onderdelen:
-Draadtoevoer
-Draadspoel
-Beschermgasfles
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele
controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
-het leven van de gebruiker of dat van derden;
-het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat
inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of
de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij
kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid,
vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen
het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
14
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hier-
door schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op
garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder
bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant
of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat
in afgekoelde toestand.
Inbedrijfname,
onderhoud en reparatie
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
-Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen).
-Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
-Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
-Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de
onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.
NL
Veiligheidscontrole
VerwijderingGooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afge-
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole
aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om
de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
-na het aanbrengen van wijzigingen
-na installatie of ombouw
-na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-na elke periode van maximaal twaalf maanden.
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich
wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
dankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wetten,
moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvriendelijk
worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een
erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk
schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
Veiligheidssymbolen
Gegevensbescherming
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De
volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool, voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de
fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de
fabrikant niet aansprakelijk.
15
AuteursrechtHet auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan.
Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen
rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding?
Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
16
Algemeen
NL
Apparaatconcept
Toepassingsgebieden
De VR 5000 Remote is de standaard
draadtoevoer voor de volgende stroombronnen:
-TSt 3500 / 5000 Syn
-TSt 4000 / 5000 Pulse
De VR 5000 Remote is bedoeld voor draadspoelen met een diameter van max. 300
mm (11,81 inch).
De standaard toegepaste 4-rollenaandrijving biedt uitstekende draadtoevoereigenschappen, ook bij lange slangenpakketten.
In combinatie met de stroombronnen TSt
3500 / 5000 Syn en TSt 4000 / 5000 Pulse
is de VR 5000 Remote geschikt voor alle
VR 5000 Remote
De apparaten worden ingezet bij handmatige bedrijfstoepassingen voor klassiek staal en
verzinkte platen:
-Machine- en apparatenbouw,
-Staalconstructies,
-Aanleg van ketels en houders,
-Werven en offshore,
-Metaal- en portaalbouw,
-Wagonbouw
-Metaalverwerkende industrie
beschermgas-laswerkzaamheden bij staaltoepassingen met alle daarvoor bestemde
standaardbeschermgassen.
17
Waarschuwingen
op het apparaat
Op de draadtoevoer bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen. Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of overgeschilderd. De
waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
Model No.
A-4600 Wels
www.fronius.com
Part No.
Ser. No.
IEC 60 974-5/-10 Cl.A
U
11
24 V
12
U
1.0-25 m/min
2
360A/100% 450A/60% 500A/40%I
Waarschuwingen op de draadtoevoer
4.0 AI
11
I
12
2.0 A24 V
IP 23
40,0006,3035
Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden voldaan:
-Voldoende kwalificatie voor het lassen
-Geschikte beschermingsmiddelen
-Het weghouden van buitenstaanders
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
-deze gebruiksaanwijzing
-alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften
18
Beschrijving van
AB
de waarschuwingen op het apparaat
Bij bepaalde apparaatuitvoeringen zijn waarschuwingen op het apparaat aangebracht.
NL
De rangschikking van de symbolen kan verschillen.
Waarschuwing! Let op!
De symbolen stellen mogelijke gevaren voor.
AAandrijfrollen kunnen vingers beschadigen.
BLasdraad en aandrijfdelen staan tijdens het bedrijf onder lasspanning.
Handen en metalen voorwerpen uit de buurt houden!
1.Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
1.1Droge, geïsoleerde handschoenen dragen. De draadelektrode niet met blote han-
den aanraken. Geen natte of beschadigde handschoenen dragen.
1.2Als bescherming tegen een elektrische schok een onderlaag gebruiken die van de
bodem en het werkbereik is geïsoleerd.
1.3Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschake-
len en de netstekker uit de wandcontactdoos trekken of de stroomvoorziening loskoppelen.
2.Het inademen van lasrook kan schadelijk zijn voor de gezondheid.
2.1Uw gezicht uit de buurt van lasrook houden.
2.2Geforceerde ventilatie of een lokale afzuiging gebruiken om de lasrook te verwij-
2.3Lasrook met een ventilator verwijderen.
deren.
19
3Lasvonken kunnen een explosie of brand veroorzaken.
xx,xxxx,xxxx *
3.1Brandbaar materiaal uit de buurt van het lasproces houden. Geen laswerkzaam-
heden uitvoeren in de buurt van brandbaar materiaal.
3.2Lasvonken kunnen leiden tot brand. Brandblusser gereedhouden. Er eventueel
voor zorgen dat een opzichter klaarstaat die de brandblusser kan bedienen.
3.3 Niet op vaten of gesloten accubehuizingen lassen.
4.Lichtboogstralen kunnen de ogen verbranden en de huid beschadigen.
4.1Hoofdbedekking en beschermbril dragen. Gehoorbescherming en hemdskraag
met knoop dragen. Een lashelm met de juiste kleur gebruiken. Het hele lichaam
met geschikte beschermkleding bedekken.
20
5.Voor werkzaamheden aan de machine of het lassen:
vertrouwd raken met het apparaat en de instructies lezen!
6.De sticker met waarschuwingen niet verwijderen of overschilderen.
*Bestelnummer van de fabrikant op de sticker
Draadtoevoeropties
Voor de draadtoevoer VR 5000 Remote staan de volgende opties ter beschikking:
-Bedieningspaneel Synergic
-Bedieningspaneel Pulse
-Toets Draadinsteek / Gascontrole
-Inbouwset Waterkoeling
-Inbouwset Afstandsbedieningsbus
-Inbouwset Stroombus voor
-Inbouwset Kraanophanging
-Inbouwset Aluminium kuip zijkant
-Inbouwset Gashoeveelheidssensor
-Inbouwset Centrale aansluiting Euro
-Inbouwset Centrale aansluiting F++
-Inbouwset Centrale aansluiting Tweco
NL
21
Aansluitingen, schakelaars en mechanische compo-
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)(6)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
nenten
VR 5000 Remote Draadtoevoer
voorzijde
(4)Afdekfront
voor optie bedieningspaneel Synergic
(1)Aansluiting lasbrander
voor opname van de lasbrander
(2)Aansluiting koelmiddeltoevoer
(blauw) - optie
bij ingebouwde optie Wateraansluiting, anders afdekplaatje
(3)Aansluiting koelmiddelretour
(rood) - optie
bij ingebouwde optie Wateraansluiting, anders afdekplaatje
Draadtoevoer
achterzijde
(5)Positie
voor optie (+) stroombus met bajonetsluiting
(6)Positie
voor optie aansluitbus LocalNet
(1)(+) Stroomaansluiting met bajo-
netsluiting
voor verbindingsslangenpakket
(2)Afdekplaatje
voor optie aansluiting afstandsbediening
(3)Aansluiting LocalNet
Gestandaardiseerde aansluiting
voor draadtoevoer
(verbindingsslangenpakket)
(4)Aansluiting beschermgas
(5)Aansluiting koelmiddelretour (rood) - optie
bij ingebouwde optie Wateraansluiting, anders afdekplaatje
(6)Aansluiting koelmiddeltoevoer (blauw) - optie
bij ingebouwde optie Wateraansluiting, anders afdekplaatje
22
Draadtoevoer zij-
(1)(2)(3)(4)
kant
NL
Nr.Functie
(1)Opname draadspoel met rem
voor opname genormeerde draadspoelen met een diameter van max. 300 mm
(11,81 inch) en een gewicht van max. 19 kg (41,89 lbs)
(2)Programmakiezer
(optie)
(3)4-rollenaandrijving
(4)Toets Draadinvoer / Gascontrole - Optie
Toets naar beneden drukken:
Gas- en stroomloze invoer van de draadelektrode in het slangenpakket van de las-
brander. Terwijl de toets wordt vastgehouden werkt de draadtoevoer met insteeksnelheid.
Toets naar boven drukken:
Instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor de drukverminderaar.
- Toets eenmaal aantippen: beschermgas stroomt uit
- Toets opnieuw aantippen: beschermgasstroom stopt
Wordt de toets Gascontrole niet opnieuw aangetipt, dan stopt de beschermgasstroom na 30 sec.
23
Draadtoevoer on-
(1)
derzijde
Nr.Functie
(1)Bus voor draaipen
voor het opzetten van de draadtoevoer op de draaipen van de draaipenbasis
24
Inbedrijfstelling
1
1
2
3
4
1
2
1
3
4
2
AlgemeenDe ingebruikneming wordt aan de hand van een handmatige, watergekoelde MIG/MAG-
toepassing beschreven.
NL
Draadtoevoer op
stroombron zetten
VOORZICHTIG!
Gevaar van lichamelijk letsel en materiële schade door vallende draadtoevoer.
► Vastzitten van de draadtoevoer op de draaitap en de stevige opstelling van de appa-
raten, consoles en het wagentje controleren.
1
1
Trekontlasting
van het verbindingsslangpakket monteren
1
Trekontlasting op rijwagen monteren
2
Trekontlasting op draadtoevoer monteren
BELANGRIJK! Om slijtageverschijnselen te voorkomen, moeten de kabels bij het aansluiten een lus naar binnen vormen. Voor verbindingsslangpakketten met een lengte van 1,2
m (3 ft. 11,24 in.) is geen trekontlasting voorzien.
25
MIG/MAG-las-
1
2
1
4
4
5
6
3
2
brander aansluiten
1
* bij ingebouwde optie Wateraansluiting en
watergekoelde lastoorts
Aandrijfrollen inzetten / verwisselen
VOORZICHTIG!
Gevaar door opspringende aandrijfrolhouders.
Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
► Bij het ontgrendelen van de hendel de vingers buiten het bereik links en rechts van de
hendel houden.
12
1
4
5
31
2
3
6
7
VOORZICHTIG!
Gevaar door blootliggende aandrijfrollen.
Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
► Na het inzetten / vervangen van een aanvoerrol altijd de beschermkap van de 4-rolle-
naandrijving monteren.
26
34
3
8
6
7
9
3
1
2
2
5
4
4
4
3
NL
3
2
4
Draadspoel plaatsen
1
5
5
6
VOORZICHTIG!
Risico op lichamelijk letsel door veerwerking van de opgerolde draadelektrode.
► Bij het inzetten van de draadspoel het uiteinde van de draadelektrode goed vasthou-
den om verwondingen door terugspringende draadelektrode te vermijden.
VOORZICHTIG!
Gevaar op verwonding door vallende draadspoel.
► Ervoor zorgen dat de draadspoel goed aan de ingang Draadspoel vastzit.
VOORZICHTIG!
Bij verkeerd om bevestigde borgring: risico op lichamelijk letsel en materiële schade door vallende draadspoel.
► De borgring altijd volgens de afbeelding links bevestigen.
27
1
1
Korfspoel plaatsen
VOORZICHTIG!
Risico op lichamelijk letsel door veerwerking van de opgerolde draadelektrode.
► Bij het inzetten van de korfspoel het uiteinde van de draadelektrode goed vasthouden
om verwondingen door terugspringende draadelektrode te vermijden.
VOORZICHTIG!
Risico op lichamelijk letsel door vallende korfspoel.
► Ervoor zorgen dat de korfspoel met de korfspoel-adapter goed aan de ingang
Draadspoel vastzit.
OPMERKING!
Bij het werken met korfspoelen alleen de bij het apparaat geleverde korfspoeladapter gebruiken!
VOORZICHTIG!
Bij verkeerd om bevestigde borgring: risico op lichamelijk letsel en materiële schade door vallende korfspoel.
► De borgring altijd volgens de afbeelding links bevestigen.
28
VOORZICHTIG!
2
Gevaar van lichamelijk letsel en materiële schade door vallende korfspoel.
► Korfspoel zodanig op de meegeleverde korfspoeladapter bevestigen dat de verbin-
dingsstukken van de korfspoel zich binnen de nokvormige groef van de korfspoeladapter bevinden.
12
1
NL
Draadelektrode
laten inlopen
VOORZICHTIG!
Risico op lichamelijk letsel door veerwerking van de opgerolde draadelektrode.
► Bij het inschuiven van de draadelektrode in de 4-rollenaandrijving het uiteinde van de
draadelektrode goed vasthouden om lichamelijk letsel door de terugspringende
draadelektrode te vermijden.
VOORZICHTIG!
Risico op beschadiging van de lasbrander door scherpkantig uiteinde van de
draadelektrode.
► Voor het inschuiven van de draadelektrode het uiteinde goed afbramen.
29
12
2
Fdi
1
234
5
2,51
t (s)
(m/min, ipm)
1
1
VOORZICHTIG!
Risico op lichamelijk letsel door naar buiten komende elektrode.
► Bij het indrukken van de toets Draadinvoer of de brandertoets de lastoorts weghouden
van gezicht en lichaam en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
BELANGRIJK! Om het precies positioneren van de draadelektrode te vergemakkelijken,
reageert de toets Draadinvoer bij het indrukken op de hieronder beschreven wijze.
-Toets maximaal één seconde inge-
drukt houden: de draadsnelheid blijft
tijdens de eerste seconde 1 m/min of
39,37 ipm.
-Toets maximaal 2,5 seconden inge-
drukt houden ... Na één seconde wordt
de draadsnelheid in de volgende 1,5
seconde gelijkmatig verhoogd.
-Toets langer dan 2,5 seconden ingedrukt houden ... Na in totaal 2,5 seconden volgt een constante draadtoevoer
die overeenkomt met de voor de parameter Fdi ingestelde draadsnelheid.
Als de toets Draadinvoer binnen één seconde wordt losgelaten en opnieuw wordt ingedrukt, begint dit proces opnieuw. Op deze manier kan indien nodig permanent worden gepositioneerd met een lagere draadsnelheid van 1 m/min of 39.37 ipm.
Is er geen toets Draadinvoer, dan kan op soortgelijke wijze met de brandertoets worden
gewerkt. Voor het draadinvoeren met behulp van de brandertoets als volgt te werk gaan:
30
Met behulp van de toets Bedrijfsmodus de modus 2-taktbedrijf selecteren
In het Setup-menu de parameter 'Ito' op 'Off' instellen
2
VOORZICHTIG!
2
4
5
3
1
4
Risico op lichamelijk letsel en materiële schade door elektrische schok en vrijkomende draadelektrode.
Bij het indrukken van de brandertoets:
► de lasbrander van gezicht en lichaam weghouden
► een geschikte veiligheidsbril gebruiken
► de lasbrander niet op personen richten
► erop letten dat de draadelektrode geen elektrisch geleidende of geaarde delen raakt
(zoals behuizingen enz.)
BELANGRIJK! Wordt in plaats van de toets Draadinvoer de brandertoets ingedrukt, dan
loopt de lasdraad gedurende de eerste 3 seconden met de lasprogramma-afhankelijke
kruipsnelheid. Na deze 3 seconden wordt de draadtoevoer kort onderbroken.
Het lassysteem herkent dat er geen lasprocedure moet worden ingeleid, maar dat de
draad moet worden ingevoerd. Tegelijkertijd sluit de magneetklep van het beschermgas
en wordt de lasspanning op de draadelektrode uitgeschakeld.
Wordt de brandertoets ingedrukt gehouden, dan start de draadtoevoer, nu zonder beschermgas, direct opnieuw. Het verdere verloop geschiedt zoals hierboven is beschreven.
12
3
NL
31
Contactdruk in-
1
1
4
6
7
1
2
STOP
3
5
2
stellen
VOORZICHTIG!
Gevaar door te hoge contactdruk.
Schade aan eigendommen en slechte laseigenschappen kunnen het gevolg zijn.
► De contactdruk zo instellen dat de draadelektrode niet wordt vervormd, maar een goed
draadtransport is gewaarborgd.
1
Richtwaarden contactdruk voor U-groefrollen:
Staal: 4 - 5
CrNi: 4 - 5
Massieve draadelektrode: 2 - 3
Rem instellen
OPMERKING!
Na het loslaten van de toets Draadinvoer mag de draadspoel niet nalopen.
► Is dit wel het geval, dan moet u de rem bijstellen.
12
1
2
1
32
Opbouw van de
2
4
STOP
OK
1
3
rem
3
3
NL
WAARSCHUWING!
Gevaar door incorrecte montage.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
► Rem niet uit elkaar halen.
► Onderhouds- en servicewerkzaamhe-
den aan de rem alleen laten uitvoeren
door geschoold vakpersoneel.
Voorwaarden
voor de inbedrijfname
De rem is alleen compleet verkrijgbaar.
De afbeelding hiernaast dient ter informatie!
WAARSCHUWING!
Onjuiste bediening kan ernstig lichamelijk letsel en grote materiële schade veroorzaken.
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen
en begrepen:
► deze gebruiksaanwijzing
► alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veilig-
heidsvoorschriften
33
Voor een inbedrijfstelling van de draadtoevoer moet aan de volgende voorwaarden zijn
voldaan:
-Draadtoevoer is door middel van een verbindingsslangenpakket met de stroombron
verbonden
-Lasbrander is aan de draadtoevoer aangesloten
-Aandrijfrollen zijn in draadtoevoer ingezet
-Draadspoelen/korfspoelen zijn met korfspoeladapter in draadtoevoer ingezet
-Draadelektrode is ingelopen
-Contactdruk van de aandrijfrollen is ingesteld
-Rem is ingesteld
-Alle afdekkingen zijn gesloten, alle zijdelen zijn gemonteerd, alle beschermingsinrichtingen zijn intact en op de daarvoor bedoelde plek aangebracht
De inbedrijfstelling van de draadtoevoer gebeurt bij handmatig gebruik door het indrukken
van de brandertoets en bij geautomatiseerd gebruik door een actief signaal Lasstart.
34
Bedieningspaneel Synergic (optie)
AlgemeenBELANGRIJK! Het bedieningspaneel Synergic kan alleen in combinatie met de volgende
stroombronnen worden bediend:
-TransSteel 4000 Syn
-TransSteel 5000 Syn
Met het bedieningspaneel Synergic berekent de stroombron aan de hand van algemene
gegevens, zoals plaatdikte, toevoegmateriaal, draaddiameter en beschermgas, de optimale instelling van de lasparameters. Daardoor wordt opgeslagen expertise telkens bruikbaar
gemaakt. Handmatige correcties kunnen altijd worden uitgevoerd. Ook ondersteunt het
bedieningspaneel Synergic het puur handmatige instellen van de parameters.
NL
Deling van het bedieningspaneel
Bedieningspaneel Synergic A
Het bedieningspaneel Synergisch is gedeeld.
(9)
(10)
(8)
(1)
(2)
(7)
(3)
(4)
(6)(5)
35
Nr.Functie
(1)Toets Parameterkeuze rechts
a) voor het kiezen van de volgende parameters
Lengtecorrectie lichtboog
voor de correctie van de lichtbooglengte
Lasspanning in V
*)
Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis
van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Dynamiek
voor het beïnvloeden van de kortsluitdynamiek op het moment van de druppelovergang
- ... hardere en stabielere lichtboog
0 ... neutrale lichtboog
+ ... zwakke en spatarme lichtboog
Real Energy Input
voor het weergeven van de energie, die tijdens het lassen werd ingebracht.
b) voor het wijzigen van parameters in het Setup-menu
(2)Toets Parameterkeuze links
a) voor het kiezen van de volgende parameters
**)
Plaatdikte
Plaatdikte in mm of inch
Lasstroom
*)
Lasstroom in A
Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis
van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Draadsnelheid
*)
Draadsnelheid in m/min of ipm.
b) voor het wijzigen van parameters in het Setup-menu
36
(3)Instelwiel rechts
voor het wijzigen van de parameters Lengtecorrectie lasboog, Lasspanning en Dynamiek
voor het wijzigen van parameters in het Setup-menu
(4)Instelwiel links
voor het wijzigen van de parameters Plaatdikte, Lasstroom en Draadsnelheid
voor het selecteren van parameters in het Setup-menu
(5)Toets Procedure
***)
voor het selecteren van de procedure
MANUAL - MIG/MAG-standaard-handmatig lassen
SYNERGIC - MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen
STICK - elektrodelassen
(6)Toets Bedrijfsmodus
voor het selecteren van de bedrijfsmodus
2 T - 2-taktbedrijf
NL
4 T - 4-taktbedrijf
S 4 T - speciaal 4-taktbedrijf
(7)Geheugentoetsen (Easy Job)
voor het opslaan van maximaal 5 werkpunten
(8)Weergave Overgangslichtboog
Tussen de kortlicht- en sproeilichtboog ontstaat een bespatte overgangslichtboog.
Om op dit gebied te wijzen licht de weergave Overgangslasboog op.
(9)Weergave HOLD
Na het lassen worden telkens de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen; de weergave HOLD licht op.
(10)SF - weergave Puntlassen / Intervallassen
brandt wanneer bij de Setup-parameter Puntlastijd/interval-lastijd (SPt) een waarde is ingesteld (de bedrijfsmodus Puntlassen of Intervallassen is geactiveerd)
*)Is een van deze parameters gekozen, dan zijn bij de procedure MIG/MAG-stan-
daard-synergisch-lassen op basis van de synergische functie automatisch ook alle
andere parameters en de parameter Lasspanning ingesteld.
**)De weergave Real Energy Input moet in het Setup-menu niveau 2 worden geacti-
veerd (parameter EnE).
Tijdens het lassen wordt de waarde voortdurend verhoogd overeenkomstig de
constant toenemende energietoevoer. Tot de volgende lasstart of het opnieuw inschakelen van de stroombron blijft de definitieve waarde aan het einde van het lassen opgeslagen, de weergave HOLD brandt.
37
Bedie-
(1)(2)(3)
ningspaneel Synergic B
***)In combinatie met de optie VRD dient de weergave van de momenteel geselecteer-
de lasprocedure tevens als weergave van de toestand:
-De weergave brandt continu:
De spanningsreductie (VRD) is actief en begrenst de uitgangsspanning tot minder dan 35 V.
-De weergave knippert zodra een lasprocedure plaatsvindt, waardoor de uitgangs-
spanning meer dan 35 V kan bedragen.
(1)Toets Materiaalsoort
Voor het kiezen van het gebruikte
toevoegmateriaal. De parameter
SP is voorzien voor toevoegmaterialen.
Bij de gekozen materiaalsoort
brandt de LED achter het bijbehorende toevoegmateriaal.
Toetsenblokkering
(2)Toets Draaddiameter
Voor het kiezen van de gebruikte draaddiameter. De parameter SP is voorzien
voor extra draaddiameters.
Bij de gekozen draaddiameter brandt de LED achter de bijbehorende draaddiameter.
(3)Toets Beschermgas
Voor het kiezen van het gebruikte beschermgas. De parameter SP is voorzien voor
extra beschermgassen.
Bij het gekozen beschermgas brandt de LED achter het bijbehorende beschermgas.
Om onbedoelde instellingswijzigingen op het bedieningspaneel te voorkomen, kunt u de
toetsenblokkering inschakelen. Zolang de toetsenblokkering actief is
-kunnen er geen instellingen worden gemaakt via het bedieningspaneel
-kunnen er uitsluitend parameterinstellingen worden opgevraagd
-kan elke toegewezen geheugentoets worden opgevraagd, mits er op het moment van
blokkering een toegewezen geheugentoets was geselecteerd
38
Als volgt te werk gaan om de toetsenblokkering in/uit te schakelen:
1
2
+
3
1
2
3
4
5
6
7
8
Het Setup-menu
openen
De toets Bedrijfsmodus indrukken en
vasthouden
De toets Parameterkeuze rechts indrukken
De toetsen Bedrijfsmodus en Parameterkeuze loslaten
Toetsenblokkering actief:
Op het scherm wordt de melding 'CLO | SEd' weergegeven.
Toetsenblokkering niet actief:
Op het scherm wordt de melding 'OP | En' weergegeven.
Het Setup-menu openen
door middel van de toets Procedure de
gewenste procedure kiezen
De toets Bedrijfsmodus indrukken en
vasthouden
NL
De toets Procedure indrukken
De toetsen Bedrijfsmodus en Procedure loslaten
Het bedieningspaneel bevindt zich nu in het Setup-menu van de gekozen procedure; de
laatst gekozen Setup-parameter wordt getoond.
Het Setup-menu niveau 2 openen
met de toetsen Bedrijfsmodus en Procedure of het instelwiel links de Setupparameter '2nd' kiezen
De toets Bedrijfsmodus indrukken en
vasthouden
De toets Procedure indrukken
De toetsen Bedrijfsmodus en Procedure loslaten
39
Parameters wijzigen
9
10
11
12
13
14
15
16
1
2
3
Het Setup-menu niveau 2 verlaten
met de toetsen Bedrijfsmodus en Procedure of het instelwiel links de gewenste Setup-parameter kiezen
Met de toetsen Parameterkeuze of het
instelwiel rechts de waarde van de Setup-parameter wijzigen
De toets Bedrijfsmodus indrukken en
vasthouden
De toets Procedure indrukken
De toetsen Bedrijfsmodus en Procedure loslaten
Het Setup-menu verlaten
De toets Bedrijfsmodus indrukken en
vasthouden
De toets Procedure indrukken
De toetsen Bedrijfsmodus en Procedure loslaten
Setup-parametersZie gebruiksaanwijzing TransSteel 3500-5000 Syn (42,0426,0258,XX)
Serviceparameters
Door het gelijktijdig indrukken van de toetsen Parameterkeuze kunnen er diverse serviceparameters worden opgeroepen.
Weergave openen
de toets Parameterkeuze links ingedrukt houden
De toets Parameterkeuze rechts indrukken
toetsen Parameterkeuze loslaten
De eerste parameter, 'Firmwareversie', wordt weergegeven, bijv. '1.00 | 4.21'
40
Parameter selecteren
1
met de toetsen Bedrijfsmodus en Procedure of het instelwiel links de gewenste Setup-parameter kiezen
Beschikbare parameters
Toelichting
Voorbeeld:
1.00 | 4.21
Voorbeeld:
2 | 491
Voorbeeld:
r 2 | 290
Voorbeeld:
iFd | 0.0
Voorbeeld:
654 | 32.1
= 65 432,1 h
= 65 432 h 6 min
2ndTweede menuniveau voor servicetechnici
Firmwareversie
Configuratie lasprogramma
Nummer van het momenteel geselecteerde
lasprogramma
Motorstroom voor draadaandrijving in A
De waarde verandert zodra de motor draait.
Weergave van werkelijke brandtijd van
lichtboog sinds het eerste gebruik
Let op: De weergave van de brandduur van
de lichtboog is niet geschikt voor de berekening voor huurkosten, garantiehonoreringen en dergelijke.
NL
41
Bedieningspaneel Pulse (optie)
Pulse B
Pulse A
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(11)
(8)
(10)
(9)
(12)
AlgemeenBELANGRIJK! Het bedieningspaneel Pulse kan alleen in combinatie met de volgende
stroombronnen worden bediend:
-TransSteel 4000 Pulse
-TransSteel 5000 Pulse
Met het bedieningspaneel Pulse berekent de stroombron aan de hand van algemene gegevens, zoals plaatdikte, toevoegmateriaal, draaddiameter en beschermgas, de optimale
instelling van de lasparameters. Daardoor wordt opgeslagen expertise telkens bruikbaar
gemaakt. Handmatige correcties kunnen altijd worden uitgevoerd. Ook ondersteunt het
bedieningspaneel Pulse het puur handmatige instellen van de parameters.
Deling van het bedieningspaneel
Bedieningspaneel Pulse A
Het bedieningspaneel Pulse is gedeeld.
42
Nr.Functie
(1)Weergave HOLD
Na het lassen worden telkens de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen; de weergave HOLD licht op.
(2)Real Energy Input
voor het weergeven van de energie-input bij het lassen.
De weergave van de Real Energy Input moet in het Setup-menu niveau 2 worden
geactiveerd - parameter EnE. Tijdens het lassen wordt de waarde voortdurend verhoogd overeenkomstig de constant toenemende energietoevoer. Tot de volgende
lasstart of het opnieuw inschakelen van de stroombron blijft de definitieve waarde
aan het einde van het lassen opgeslagen - de weergave HOLD brandt.
(3)Weergave Overgangslichtboog
Tussen de kortlicht- en sproeilichtboog ontstaat een bespatte overgangslichtboog.
Om op dit kritische gebied te wijzen gaat de aanduiding Overgangslichtboog branden.
(4)Toets Parameterkeuze rechts
a) voor het kiezen van de volgende parameters
Lengtecorrectie lichtboog
voor de correctie van de lichtbooglengte
NL
Lasspanning in V *)
Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis
van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Puls / Dynamiekcorrectie
voor traploze correctie van de druppelverwijderingsenergie bij MIG/MAG-puls-synergisch-lassen
voor het beïnvloeden van de kortsluitdynamiek op het moment van de druppelovergang bij het MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen en bij het MIG/MAG-standaard-handmatig lassen
- ... hardere en stabielere lichtboog
0 ... neutrale lichtboog
+ ... zwakke en spatarme lichtboog
b) voor het wijzigen van parameters in het Setup-menu
(5)Weergave Puls
brandt wanneer de lasprocedure MIG/MAG-puls-synergisch-lassen is ingesteld
(6)Instelwiel rechts
voor het wijzigen van de parameters Lengtecorrectie lasboog, Lasspanning en Dynamiek
voor het wijzigen van parameters in het Setup-menu
-brandt wanneer bij geactiveerde bedrijfsmodus Spotlassen of Intervallassen bij
de Setup-parameter Puntlastijd/Interval-lastijd (SPt) een waarde is ingesteld
-brandt als bij geactiveerde MIG/MAG-Synergic-procedure bij de Setup-parameter
Frequentie (F) een waarde is ingesteld.
44
*)Als een van deze parameters is uitgekozen, zijn bij de procedures MIG/MAG-stan-
2
1
2
daard-synergisch-lassen en MIG/MAG-puls-synergisch-lassen vanwege de synergische functie automatisch ook alle andere parameters en de parameter
Lasspanning ingesteld.
**)De weergave Real Energy Input moet in het Setup-menu niveau 2 worden geacti-
veerd (parameter EnE).
Tijdens het lassen wordt de waarde voortdurend verhoogd overeenkomstig de
constant toenemende energietoevoer. Tot de volgende lasstart of het opnieuw inschakelen van de stroombron blijft de definitieve waarde aan het einde van het lassen opgeslagen, de weergave HOLD brandt.
***)In combinatie met de optie VRD dient de weergave van de momenteel geselecteer-
de lasprocedure tevens als weergave van de toestand:
-De weergave brandt continu:
De spanningsreductie (VRD) is actief en begrenst de uitgangsspanning tot minder dan 35 V.
-De weergave knippert zodra een lasprocedure plaatsvindt, waardoor de uitgangs-
spanning meer dan 35 V kan bedragen.
NL
MIG/MAG-pulssynergisch-lassen en puntlassen /
intervallassen instellen
Toets Procedure (7) zo vaak indrukken tot de LED brandt bij:
1
Op de weergave wordt 1 seconde lang Stn | drd getoond , de lasprocedure MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen is ingesteld.
De toets Procedure (7) opnieuw indrukken
De LED brandt onveranderd. Op de weergave wordt 1 seconde lang PUL | SE getoond, de
weergave Puls (5) brandt.
De lasprocedure MIG/MAG-puls-synergisch-lassen is ingesteld.
Toets Bedrijfsmodus (8) zo vaak indrukken tot de LED brandt bij:
Op de weergave wordt 1 seconde lang S4t getoond, de bedrijfsmodus Speciaal 4-taktbedrijf is ingesteld.
De toets Bedrijfsmodus (8) opnieuw indrukken
De LED brandt onveranderd. Op de weergave wordt 1 seconde lang SPt* of Int* getoond,
de SF-weergave (12) brandt.
De bedrijfsmodus Puntlassen / Intervallassen is ingesteld.
*afhankelijk van de instelling van de Setup-parameters SPb en SPt
45
Bedie-
(1)(2)(3)
1
2
3
ningspaneel Pulse B
(1)Toets Materiaalsoort
Voor het kiezen van het gebruikte
toevoegmateriaal. De parameter
SP is voorzien voor toevoegmaterialen.
Bij de gekozen materiaalsoort
brandt de LED achter het bijbehorende toevoegmateriaal.
(2)Toets Draaddiameter
Voor het kiezen van de gebruikte draaddiameter. De parameter SP is voorzien
voor extra draaddiameters.
Bij de gekozen draaddiameter brandt de LED achter de bijbehorende draaddiameter.
Toetsenblokkering
(3)Toets Beschermgas
Voor het kiezen van het gebruikte beschermgas. De parameter SP is voorzien voor
extra beschermgassen.
Bij het gekozen beschermgas brandt de LED achter het bijbehorende beschermgas.
Om onbedoelde instellingswijzigingen op het bedieningspaneel te voorkomen, kunt u de
toetsenblokkering inschakelen. Zolang de toetsenblokkering actief is
-kunnen er geen instellingen worden gemaakt via het bedieningspaneel
-kunnen er uitsluitend parameterinstellingen worden opgevraagd
-kan elke toegewezen geheugentoets worden opgevraagd, mits er op het moment van
blokkering een toegewezen geheugentoets was geselecteerd
Als volgt te werk gaan om de toetsenblokkering in/uit te schakelen:
De toets Bedrijfsmodus indrukken en
vasthouden
De toets Parameterkeuze rechts indrukken
46
De toetsen Bedrijfsmodus en Parameterkeuze loslaten
Toetsenblokkering actief:
Op het scherm wordt de melding 'CLO | SEd' weergegeven.
Toetsenblokkering niet actief:
Op het scherm wordt de melding 'OP | En' weergegeven.
Het Setup-menu
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
openen
Het Setup-menu openen
NL
door middel van de toets Procedure de
gewenste procedure kiezen
De toets Bedrijfsmodus indrukken en
vasthouden
De toets Procedure indrukken
De toetsen Bedrijfsmodus en Procedure loslaten
Het bedieningspaneel bevindt zich nu in het Setup-menu van de gekozen procedure; de
laatst gekozen Setup-parameter wordt getoond.
Het Setup-menu niveau 2 openen
met de toetsen Bedrijfsmodus en Procedure of het instelwiel links de Setupparameter '2nd' kiezen
Parameters wijzigen
De toets Bedrijfsmodus indrukken en
vasthouden
De toets Procedure indrukken
De toetsen Bedrijfsmodus en Procedure loslaten
met de toetsen Bedrijfsmodus en Procedure of het instelwiel links de gewenste Setup-parameter kiezen
Met de toetsen Parameterkeuze of het
instelwiel rechts de waarde van de Setup-parameter wijzigen
Door het gelijktijdig indrukken van de toetsen Parameterkeuze kunnen er diverse serviceparameters worden opgeroepen.
Weergave openen
de toets Parameterkeuze links ingedrukt houden
De toets Parameterkeuze rechts indrukken
toetsen Parameterkeuze loslaten
De eerste parameter, 'Firmwareversie', wordt weergegeven, bijv. '1.00 | 4.21'
Parameter selecteren
met de toetsen Bedrijfsmodus en Procedure of het instelwiel links de gewenste Setup-parameter kiezen
48
Beschikbare parameters
Toelichting
Voorbeeld:
1.00 | 4.21
Voorbeeld:
2 | 491
Voorbeeld:
r 2 | 290
Voorbeeld:
iFd | 0.0
Voorbeeld:
654 | 32.1
= 65 432,1 h
= 65 432 h 6 min
2ndTweede menuniveau voor servicetechnici
Firmwareversie
Configuratie lasprogramma
Nummer van het momenteel geselecteerde
lasprogramma
Motorstroom voor draadaandrijving in A
De waarde verandert zodra de motor draait.
Weergave van werkelijke brandtijd van
lichtboog sinds het eerste gebruik
Let op: De weergave van de brandduur van
de lichtboog is niet geschikt voor de berekening voor huurkosten, garantiehonoreringen en dergelijke.
NL
49
Storingsdiagnose en storingen opheffen
AlgemeenDe apparaten zijn uitgerust met een intelligent beveiligingssysteem. Hierdoor hoeft er vrij-
wel geen gebruik meer te worden gemaakt van smeltzekeringen. Het vervangen van
smeltzekeringen behoort dan ook tot het verleden. Na het oplossen van een mogelijke storing is het apparaat weer klaar voor gebruik.
Veiligheid
WAARSCHUWING!
Onjuist uitgevoerde werkzaamheden kunnen ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
► De hierna beschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door geschoold personeel
worden uitgevoerd.
► De veiligheidsvoorschriften in de gebruiksaanwijzing van de stroombron in acht nemen
WAARSCHUWING!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Vóór het openen van het apparaat
► Netschakelaar in positie "O" schakelen
► apparaat van het net loskoppelen
► een duidelijk waarschuwingsbord tegen het opnieuw inschakelen aanbrengen
► met behulp van een geschikte meter vaststellen dat elektrisch geladen onderdelen (bij-
voorbeeld condensatoren) zijn ontladen
WAARSCHUWING!
Een ontoereikende randaardeverbinding kan ernstig letsel en zware materiële schade veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor
de aarding van de behuizing.
► De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door andere
schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
StoringsdiagnoseNoteer het serienummer en de configuratie van het apparaat en neem met een gedetail-
leerde foutbeschrijving contact op met de servicedienst als
-er storingen optreden die hieronder niet zijn vermeld
-met de voorgestelde remedie de storing niet wordt verholpen
50
Stroombron functioneert niet
De netschakelaar is ingeschakeld, maar de weergaven branden niet
Oorzaak:De stroomtoevoer is onderbroken, de netstekker is niet in het stopcontact ge-
stoken
Oplossing: Netvoedingskabel controleren, de stekker van het netsnoer in het stopcontact
steken
Oorzaak:De netstekkerdoos of de netstekker is defect
Oplossing: De defecte onderdelen vervangen
Oorzaak:Netbeveiliging
Oplossing: De netbeveiliging vervangen
geen functioneren na indrukken van de brandertoets
Netschakelaar ingeschakeld, schermen lichten op
Oorzaak:alleen bij lasbranders met externe stuurstekker: De stuurstekker is niet aan-
gesloten
Remedie:Stuurstekker in contact steken
Oorzaak:Lasbrander of stuurleiding van de lasbrander is defect
Remedie:Lasbrander vervangen
NL
geen functioneren na indrukken van de brandertoets
Netschakelaar stroombron ingeschakeld, op de stroombron brandt de aanduiding Stroombron aan, aanduidingen op draadaanvoer branden niet
Oorzaak:Verbindingsslangenpakket defect of niet correct aangesloten
Remedie:Verbindingsleidingpakket controleren
Geen lasstroom
De netschakelaar is ingeschakeld, een van de servicecodes voor te hoge temperatuur "to"
wordt weergegeven. Uitgebreide informatie over de servicecodes "to0" t/m "to6" leest u in
de sectie "Weergegeven servicecodes".
Oorzaak:Overbelasting
Remedie:Rekening houden met maximale ingeschakelde tijd
Oorzaak:Thermo-veiligheidsautomaat heeft de stroombron uitgeschakeld
Remedie:Afkoelfase afwachten; stroombron gaat na korte tijd vanzelf weer aan
Oorzaak:Onvoldoende toevoer van koellucht
Remedie:Trek het luchtfilter aan de achterzijde van de behuizing zijdelings uit het ap-
paraat en maak het filter schoon, zorg ervoor dat zich rond de koelluchtkanalen geen obstructies bevinden
Oorzaak:Ventilator in de stroombron is defect
Remedie:Neem contact op met de servicedienst
51
Geen lasstroom
Netschakelaar van stroombron ingeschakeld, schermen lichten op
Oorzaak:Verkeerde massa-aansluiting
Remedie:Aardeaansluiting op polariteit controleren
Oorzaak:Stroomkabel in lasbrander onderbroken
Remedie:Lasbrander vervangen
geen beschermgas
alle andere functies beschikbaar
Oorzaak:Gasfles leeg
Remedie:Gasfles vervangen
Oorzaak:Gasdrukverminderaar defect
Remedie:Gasdrukverminderaar vervangen
Oorzaak:Gasleiding niet gemonteerd of beschadigd
Remedie:Gasleiding monteren of vervangen
Oorzaak:Lasbrander defect
Remedie:Lasbrander vervangen
Oorzaak:Gasmagneetventiel defect
Remedie:Contact opnemen met de servicedienst
Onregelmatige draadsnelheid
Oorzaak:rem te sterk afgesteld
Remedie:rem losmaken
Oorzaak:boring van de contactbuis te nauw
Remedie:passende contactbuis gebruiken
Oorzaak:draadgeleidekern in lasbrander defect
Remedie:draadgeleidekern controleren op knikken, vuil enz. en eventueel vervangen
Oorzaak:aandrijfrollen niet geschikt voor gebruikte draadelektrode
Remedie:passende aandrijfrollen gebruiken
Oorzaak:verkeerde contactdruk van de aandrijfrollen
Remedie:contactdruk optimaliseren
Problemen met draadaanvoer
bij toepassingen met lange lasbrander-leidingpakketten
52
Oorzaak:onjuiste ligging van het slangenpakket van de lasbrander
Oplossing: Het slangenpakket van de lasbrander zo rechtlijnig mogelijk leggen, nauwe
buigingen vermijden
Lasbrander wordt zeer heet
Oorzaak:Lasbrander te zwak gedimensioneerd
Remedie:Rekening houden met inschakelduur en belastingsgrenzen
Oorzaak:alleen bij watergekoelde installaties: Doorstroming koelmiddel te laag
enz., controleren Meer informatie vindt u in de gebruiksaanwijzing van het
koelapparaat
Slechte laseigenschappen
Oorzaak:Verkeerde lasparameter
Remedie:Instellingen controleren
Oorzaak:Massaverbinding slecht
Remedie:Goed contact met werkstuk maken
Oorzaak:Geen of te weinig beschermgas
Remedie:Drukverminderaar, gasleiding, gas-magneetventiel, lasbrander-gasaanslui-
ting enz. controleren
Oorzaak:Lasbrander lek
Remedie:Lasbrander vervangen
NL
Oorzaak:Verkeerde of uitgeslepen contactbuis
Remedie:Contactbuis vervangen
Oorzaak:Verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter
Remedie:Ingelegde draadelektrode controleren
Oorzaak:Verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter
Remedie:Lasbaarheid van het basismateriaal controleren
Oorzaak:Beschermgas niet geschikt voor draadlegering
Remedie:Juiste soort beschermgas gebruiken
53
Verzorging, onderhoud en recycling
AlgemeenHet lassysteem heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging
en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, om het lassysteem jarenlang gebruiksklaar te houden.
Veiligheid
Bij elke ingebruikname
WAARSCHUWING!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Vóór het openen van het apparaat
► Netschakelaar in stand - O - zetten
► Apparaat van het stroomnetwerk loskoppelen
► Tegen opnieuw inschakelen beveiligen
► Met behulp van een geschikte meter controleren of alle elektrisch geladen onderdelen
(bijvoorbeeld condensatoren) zijn ontladen
WAARSCHUWING!
Onjuist uitgevoerde werkzaamheden kunnen ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
► De hierna beschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door geschoold personeel
worden uitgevoerd!
► Het hoofdstuk 'Veiligheidsvoorschriften' moet in acht worden genomen!
-Netstekker en netkabel evenals lasbrander, verbindingsslangenpakket en aardingsverbinding op beschadiging controleren
-Controleren of de vrije ruimte rond het apparaat 0,5 m (1 ft. 8 in.) bedraagt, zodat de
koellucht ongehinderd kan toestromen en ontsnappen
OPMERKING!
De luchtinstroom- en uitstroomopeningen mogen in geen geval zijn bedekt, ook niet
deels.
Elke 6 maanden-Zijstukken van het apparaat demonteren en de binnenkant van het apparaat met dro-
ge, gereduceerde perslucht schoonblazen
VOORZICHTIG!
Risico op beschadiging van de elektronische onderdelen.
► Elektronische onderdelen niet van korte afstand schoonblazen.
RecyclingHet afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen plaatsvinden.
54
Technische gegevens
NL
VR 5000 Remote
Voedingsspanning24 V
Stroomverbruik besturing
Stroomverbruik motor
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F)40% ED* 500 A
60% ED* 450 A
100% ED* 360 A
Maximale druk beschermgas5 bar / 72,49 psi.
KoelmiddelOrigineel Fronius
Maximale druk koelmiddel5 bar / 72,49 psi.
Overbrenging16: 1
Draadsnelheid1 - 25 m/min / 39,37 - 984,25 ipm.
Draadaandrijving4-rollenaandrijving
Draaddiameter0,8 - 1,6 mm / 0,03 - 0,06 inch
Draadspoeldiametermax. 300 mm / max. 11,81 inch
Gewicht van draadspoelmax. 19 kg / max. 41,89 Ib.
BeschermingsklasseIP 23
Afmetingen l x b x h640 x 270 x 365 mm
25,20 x 10,63 x 14,37 inch
Gewicht12,5 kg / 27,56 Ib.
2 A
2,5 A
* ED = inschakelduur
55
FRONIUS INTERNATIONAL GMBH
Froniusstraße 1, A-4643 Pettenbach, Austria
E-Mail: sales@fronius.com
www.fronius.com
Under www.fronius.com/contact you will find the addresses
of all Fronius Sales & Service Partners and locations
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.