Fronius TS 4000/5000, TPS 2700/3200/4000/5000, TIME 5000 Digital Operating Instruction [NL]

Fronius prints on elemental chlorine free paper (ECF) sourced from certified sustainable forests (FSC).
/ Perfect Charging / Perfect Welding / Solar Energy
TransSynergic 4000/5000 TransPuls Synergic 2700 TransPuls Synergic
3200/4000/5000 TIME 5000 Digital CMT 4000 Advanced
Bedieningshandleiding
Stroombron voor MIG/MAG-lassen
42,0426,0001,NL 024-15122020
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften 9
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 9 Algemeen 9 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 10 Omgevingsvoorwaarden 10 Verplichtingen van de gebruiker 10 Verplichtingen van het personeel 11 Netaansluiting 11 Bescherming van uzelf en derden 11 Informatie over de geluidsemissie 12 Gevaar door schadelijke gassen en dampen 12 Gevaar door vonken 13 Gevaren door net- en lasstroom 13 Zwerfstromen 14 EMV-apparaatclassificaties 14 EMV-maatregelen 15 EMF-maatregelen 15 Bijzondere gevaren 15 Eisen aan het beschermgas 17 Gevaar door beschermgasflessen 17 Gevaar op uitstromend beschermgas 17 Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport 18 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 18 Inbedrijfname, onderhoud en reparatie 19 Veiligheidscontrole 19 Verwijdering 19 Veiligheidssymbolen 20 Gegevensbescherming 20 Auteursrecht 20
NL
Algemene informatie 21
Algemeen 23
Apparaatconcept 23 Werkingsprincipe 23 Toepassingsgebieden 23 Waarschuwingen op het apparaat 24 Beschrijving van de waarschuwingen op het apparaat 25
Speciale uitvoeringen 27
Algemeen 27 Alu-editie 27 CrNi-editie 27 CMT-varianten 27 CMT 4000 Advanced 28 TIME 5000 Digital 28 Yard-editie 28 Steel-editie 29
Systeemonderdelen 30
Algemeen 30 Overzicht 30
Bedieningselementen en aansluitingen 31
Beschrijving van de bedieningspanelen 33
Algemeen 33 Veiligheid 33 Overzicht 33
Bedieningspaneel standaardvariant 34
Algemeen 34 Bedieningspaneel standaardvariant 34
3
Toetsencombinaties - speciale functies 36 Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid 36 Weergave van gas-voorstroomtijd en gas-nastroomtijd 36 Weergave van softwareversie 37
Bedieningspaneel Comfort / CrNi / Steel 38
Onderscheiden bedieningspaneel Comfort, CrNi en Steel 38 Bedieningspaneel comfort 38 Toetsencombinaties - speciale functies 41 Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid 42 Weergave van gas-voorstroomtijd en gas-nastroomtijd 42 Weergave van softwareversie 42
Bedieningspaneel US 43
Bedieningspaneel US 43 Toetsencombinaties - speciale functies 46 Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid 46 Weergave van gas-voorstroomtijd en gas-nastroomtijd 47 Weergave van softwareversie 47
Bedieningspaneel TIME 5000 Digital 48
Bedieningspaneel TIME 5000 Digital 48 Toetsencombinaties - speciale functies 51 Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid 52 Weergave van gas-voorstroomtijd en gas-nastroomtijd 52 Weergave van softwareversie 52
Bedieningspaneel CMT 53
Bedieningspaneel CMT 53 Toetsencombinaties - speciale functies 56 Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid 56 Weergave van gas-voorstroomtijd en gas-nastroomtijd 57 Weergave van softwareversie 57
Bedieningspaneel Yard 58
Bedieningspaneel Yard 58 Toetsencombinaties - speciale functies 61 Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid 61 Weergave van gas-voorstroomtijd en gas-nastroomtijd 62 Weergave van softwareversie 62
Bedieningspaneel Remote 63
Algemeen 63 Bedieningspaneel Remote 63
Bedieningspaneel Remote CMT 64
Algemeen 64 Bedieningspaneel Remote CMT en CMT Advanced 64
Aansluitingen, schakelaars en mechanische componenten 65
Stroombron TPS 2700 65 Stroombron TPS 2700 CMT 66 Stroombron TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000, TIME 5000 Digital 67 Stroombron CMT 4000 Advanced 68
Installatie en ingebruikneming 71
Minimale uitrusting voor het lassen 73
Algemeen 73 MIG/MAG - lassen gasgekoeld 73 MIG/MAG - lassen watergekoeld 73 MIG/MAG - lassen geautomatiseerd 73 CMT-lassen handmatig 73 CMT-lassen geautomatiseerd 74 CMT Advanced-lassen 74 WIG DC-lassen 74 Elektrodelassen 74
Voor installatie en ingebruikneming 75
Veiligheid 75 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 75
4
Omgevingsfactoren 75 Netaansluiting 75
Netkabel op US-stroombronnen aansluiten 77
Algemeen 77 Voorgeschreven netkabel en trekontlastingen 77 Veiligheid 77 Netkabel aansluiten 77 Trekontlasting vervangen 79
Inbedrijfstelling 80
Veiligheid 80 Opmerkingen betreffende het koelapparaat 80 Informatie over systeemonderdelen 80 Overzicht 81
Inbedrijfstelling TPS 2700 82
Algemeen 82 Aanbeveling voor watergekoelde toepassingen 82 Gasfles aansluiten 82 Aardeverbinding maken 83 Lasbrander aansluiten 83 Aandrijfrollen inzetten/verwisselen 83 Draadspoel inzetten 84 Korfspoelen inzetten 84 Draadelektrode laten inlopen 85 Contactdruk instellen 87 Rem instellen 87 Opbouw van de remmen 88
Ingebruikneming TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000, TIME 5000 Digital 89
Algemeen 89 Systeemcomponenten opbouwen (overzicht) 89 Trekontlasting vastzetten 90 Verbindingsleidingpakket aansluiten 90 Gasfles aansluiten 91 Aardeverbinding maken 92 Lasbrander aansluiten 92 Verdere activiteiten 92
Ingebruikneming CMT4000 Advanced 93
Systeemcomponenten opbouwen (overzicht) 93 Verbindingsleidingpakket, CMT-lasbrander en draadbuffer aansluiten 93 Verdere activiteiten 94 Draadtoevoer voorbereiden 94
NL
Laswerkzaamheid 95
MIG/MAG-bedrijfscycli 97
Algemeen 97 Symbolen en toelichting 97 2-taktbedrijf 98 4-taktbedrijf 98 Speciale 4-stapswerking 99 Spotlassen 99
MIG/MAG-lassen 100
Veiligheid 100 Algemene werkzaamheden voor het MIG/MAG-lassen 100 Overzicht 100
MIG/MAG synergisch lassen 101
Algemeen 101 MIG/MAG synergisch lassen 101 Correcties bij de laswerkzaamheden 102 Correctieparameter instellen 103 Opmerking bij bedieningspaneel Standaardvariant 103
MIG/MAG - standaard handmatig lassen 104
Algemeen 104
5
Ter beschikking staande parameters 104 MIG/MAG standaard handmatig lassen 104 Correcties bij de laswerkzaamheden 106 Correctieparameter instellen 106
CMT-lassen 107
Algemeen 107 CMT-lassen 107 Correcties bij de laswerkzaamheden 109 Correctieparameter instellen 110
Speciale functies en opties 111
Functie Controle afgebroken lichtboog 111 Functie Ignition time-out 111 Optie Spatter Free Ignition 111 Optie Synchro-Puls 112
Robot-laswerkzaamheden 114
Voorwaarde 114 Algemeen 114 Speciale 2-stapswerking voor robotinterface 114 Functie Wire-Stick-Control 115 Wisselen van de lasprocedure tijdens het CMT Advanced-lassen 115
TIG-lassen 116
Veiligheid 116 Voorwaarde 116 Voorbereiding 116 WIG-lassen 117 Lichtboog ontsteken 117 Lasprocedure beëindigen 118 Optie TIG-comfort-stop 118 Verwerking WIG lassen met TIG-comfort-stop 119
Elektrode lassen 121
Veiligheid 121 Voorwaarde 121 Voorbereiding 121 Elektrodelassen 122 Correcties bij de laswerkzaamheden 122 Correctieparameter instellen 123 Functie Hot-start 123 Soft-start functie 123 Functie Anti-stick 124
Job-modus 125
Algemeen 125 Voorwaarden 125 Beperkingen 125 Aanwijzingen voor de Job-modus bij het linker digitale scherm 125 Werkwijze Job-modus selecteren 125 Job genereren 126 Job opvragen 127 Job kopiëren/ overschrijven 128 Job wissen 129
Instellingen setup 131
Job-correctie 133
Algemeen 133 Het menu job-correctie binnengaan 133 Parameter wijzigen 133 Het menu job-correctie verlaten 133 Parameter in het menu job-correctie 134 Vast in te stellen parameters 134 Achteraf te corrigeren parameters 137
Setup-menu Beschermgas 139
Algemeen 139
6
Setup-menu beschermgas voor het bedieningspaneel Standaard 139 Setup-menu beschermgas voor de bedieningspanelen Comfort, US, TIME 5000 en CMT 139 Parameters in het Setup-menu Beschermgas 139
Setup-menu voor het bedieningspaneel standaardvariant 141
Algemeen 141 Setup-menu voor het bedieningspaneel standaardvariant 141 Parameter in het Setup-menu voor het bedieningspaneel standaard 141
Setup-menu procedure 145
Algemeen 145 Setup-menu procedure voor de bedieningspanelen Comfort, US, TIME 5000 en CMT 145 Parameter voor het MIG/MAG lassen in Setup-menu procedure 145 Parameter voor het MIG/MAG-lassen in Setup-menu procedure 148 Parameter voor het elektrode lassen in Setup-menu procedure 149
Setup-menu bedrijfsmodus 150
Algemeen 150 Setup-menu Bedrijfsmodus voor de bedieningspanelen Comfort, US, TIME 5000 en CMT 150 Parameter voor speciale 2-stapswerking in Setup-menu Bedrijfsmodus 150 Parameter voor speciale 4-stapswerking in Setup-menu Bedrijfsmodus 151 Parameter voor spotlassen in Setup-menu bedrijfsmodus 152
Setup-menu - niveau 2 153
Algemeen 153 Setup-menuniveau 2 voor het bedieningspaneel standaard 153 Setup-menu niveau 2 voor de bedieningspanelen Comfort, US, TIME 5000 en CMT 154 Parameter voor het MIG/MAG lassen in Setup-menu niveau 2 154 Parameter voor de parallelle werking van stroombronnen in Setup-menu niveau 2 158 Parameter voor TimeTwin Digital in Setup-menu niveau 2 158 Parameter voor het WIG-lassen in Setup-menu niveau 2 158 Parameter voor het elektrode lassen in Setup-menu niveau 2 159 Opmerking bij het gebruik van de parameters FAC 162
Push/Pull-eenheid synchroniseren 163
Algemeen 163 Push/Pull-eenheid synchroniseren - overzicht 163 Push/Pull-eenheid synchroniseren 164
Service-Codes PushPull-synchronisatie 168
Veiligheid 168 Servicecodes bij het ontkoppelen van aandrijfeenheden (nullastsynchronisatie) 168 Servicecodes bij gekoppelde aandrijfeenheden (gekoppelde afvlakking) 169
Laskringweerstand r vaststellen 171
Algemeen 171 Laskringweerstand r vaststellen 171
Laskringinductiviteit L weergeven 173
Algemeen 173 Laskringinductiviteit L weergeven 173 Correcte plaatsing van het verbindingsleidingpakket 173
NL
Storingen opheffen en onderhoud 175
Storingsdiagnose en storingen opheffen 177
Algemeen 177 Veiligheid 177 Weergegeven servicecodes 177 Fouten in de stroombron vaststellen 185
Verzorging, onderhoud en recycling 189
Algemeen 189 Veiligheid 189 Bij elke ingebruikneming 189 Elke 2 maanden 189 Elke 6 maanden 189 Recycling 189
Annex 191
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen 193
7
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen 193 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen 193 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen 193
Technische gegevens 194
Speciale spanning 194 TPS 2700 194 TPS 2700 MV 195 TPS 3200 196 TPS 3200 MV 197 TPS 3200 460 V wisselstroom 198 TS/TPS 4000 200 TS/TPS 4000 MV 200 TS/TPS 5000 201 TS/TPS 5000 MV 202 Technische gegevens US-apparaten 203 Technische gegevens Alu-editie, CrNi-editie, Yard-editie en CMT-varianten 204 TIME 5000 Digital 204 CMT 4000 Advanced 205 CMT 4000 Advanced MV 206 Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat 206
Databases lasprogramma 208
Verklaring van de symbolen 208 Opbouw van een lasprogramma-database aan de hand van een voorbeeld 208
Gebruikte begrippen en afkortingen 209
Algemeen 209 Begrippen en afkortingen A- C 209 Begrippen en afkortingen D- F 210 Begrippen en afkortingen G- I 210 Begrippen en afkortingen J- R 211 Begrippen en afkortingen S 211 Begrippen en afkortingen T-2nd 212
8
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheids-
eisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het appa­raat te maken hebben, moeten:
- beschikken over de juiste kwalificaties
- kennis van lassen hebben en
- deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
- in leesbare toestand houden
- niet beschadigen
- niet verwijderen
- niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het appa­raat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
9
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik overeen­komstig de bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
- het ontdooien van leidingen
- het laden van batterijen of accu's
- het starten van motoren
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabri­kant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoor­waarden
Verplichtingen van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voort­vloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
- tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
- tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
Relatieve luchtvochtigheid:
- tot 50% bij 40 °C (104 °F)
- tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
- op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en onge­vallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
- voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veilig­heidsbewust werkt.
10
Verplichtingen van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de werkzaamheden:
- de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te leven
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energie-
kwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
- aansluitbeperkingen
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Bescherming van uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoor­beeld:
- vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
- voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
- schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker levensgevaarlijk zijn
- gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
- verhoogde geluidsbelasting
- schadelijke lasrook en -gassen
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
- moeilijk ontvlambaar
- isolerend en droog
- het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
- veiligheidshelm
- broek zonder omslag
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
- Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
- Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
- Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
- Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend, hittebestendig).
- Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter voorkoming van gehoorschade.
11
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
- wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.)
- stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
- installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
Informatie over de geluidsemis­sie
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals het toegepaste lasproces (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wissel­stroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werk­stuk, de omgeving van de werkplek, enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
- niet inademen
- via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emis­sies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:
- de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
- de gebruikte elektroden
- de toegepaste coatings
- de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
- gebruikte lasproces
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
12
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en lasstroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwij­derd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omge­ving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ont­staat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie ver­oorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De onder­grond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volle­dig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
- nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
- nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullast­spanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroom­netwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
13
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder rand­aardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloei­ende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
- alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
- controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstro-
men. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
- brand
- oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
- beschadiging van randaardeleidingen
- beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat met voldoende isolatie tegen elektrisch geleidende omgeving opstellen, bijv.: isolatie tegen geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaat­classificaties
Apparaten van emissieklasse A:
- zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
- kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling ver­oorzaken.
14
Apparaten van emissieklasse B:
- voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laag­spanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
EMV-maatregelen In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden,
sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het appa­raat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeel­den van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
- Veiligheidsinstallaties
- Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
- Data- en telecommunicatie-installaties
- Meet- en kalibratie-installaties
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1. Netvoeding
- Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektro-
magnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
2. Laskabels
- Houd ze zo kort mogelijk.
- Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
- Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3. Potentiaalegalisatie
4. Aarding van het werkstuk
- Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding
tot stand.
5. Afscherming, indien noodzakelijk
- Scherm andere installaties in de omgeving af.
- Scherm de complete lasinstallatie af.
NL
EMF-maatregelen Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroor-
zaken:
- Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bij­voorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
- Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren, voordat zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
- De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veilig­heidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
- Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
Bijzondere geva­ren
Houd handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt van bewegende onderdelen, zoals bijvoorbeeld:
- ventilatoren
- tandwielen
- rollen
- aandrijfassen
- draadspoelen en lasdraden
Steek uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draai­ende machineonderdelen.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
15
Tijdens het gebruik
- Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemon­teerd.
- Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwon­dingen aan handen, gezicht, ogen, enz.).
Houd de lastoorts daarom altijd weg van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit) en gebruik een geschikte veiligheidsbril.
Raak het werkstuk tijdens en na het lassen niet aan - verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Draag daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting en zorg ervoor dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Laat lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur afkoelen voordat u eraan gaat werken.
In ruimten met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de geldende nationale en internationale bepalingen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bij­voorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Schakel het koelapparaat uit voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Neem bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servi­cedienst van de fabrikant of downloaden op zijn website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemidde­len van de fabrikant.
- Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op het geschikte lastopnamemiddel.
- De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun loodrechte stand hebben.
- Verwijder gasflessen en draadaanvoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Gebruik bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerk­tuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen, enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevings­invloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende natio­nale normen en richtlijnen.
16
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Omwikkel daarom, vóór het mon­teren, de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaanslui­ting met geschikte Teflon-tape.
Eisen aan het beschermgas
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de appara­tuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
- Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
- Druk-dauwpunt < -20 °C
- Max. oliegehalte < 25 mg/m³
Gebruik indien nodig filters!
NL
Gevaar door beschermgasfles­sen
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voor­zichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasappa­raat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaam­heden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Gevaar op uit­stromend beschermgas
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoi­res, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwe­zige zuurstof verdringen.
- Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal 20 m³/uur
- Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of hoofdgas­kraan op
- Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgas­kraan.
- De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontroleerd wor­den op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
17
Veiligheidsmaat­regelen op de opstelplaats en bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op een vlakke, vaste ondergrond.
- Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aan­houden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende natio­nale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richt­lijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
- Draadtoevoer
- Draadspoel
- Beschermgasfles
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visu­ele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden;
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het appa­raat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
18
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaar­heid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hier­door schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, origi­nele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschrif­ten. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het appa­raat in afgekoelde toestand.
NL
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie
Veiligheidscon­trole
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
- Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen).
- Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
- Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
- Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behui­zingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aan­haalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
- na het aanbrengen van wijzigingen
- na installatie of ombouw
- na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
- na elke periode van maximaal twaalf maanden.
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en interna­tionale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke docu­mentatie.
Verwijdering Gooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afge-
dankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wet­ten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvrien­delijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
19
Veiligheidssym­bolen
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspan­ningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de rele­vante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http:// www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool, voldoen aan de eisen van de rele­vante Canadese en Amerikaanse normen.
Gegevensbe­scherming
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
20
Algemene informatie
21
22
Algemeen
VR 70
00
NL
Apparaatconcept
De stroombronnen TransSynergic (TS)4000 en TS 5000 evenals TransPuls­Synergic (TPS) 2700, TPS 3200, TPS4000 en TPS 5000 zijn volledig gedi­gitaliseerde, door microprocessors gestuurde inverter-stroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de eenvoudige mogelijkheid tot systeemuitbreiding zorgen voor grote flexibiliteit. De apparaten zijn op alle specifieke omstandigheden aan te passen.
In de stroombron TransPuls Synergic 2700 is een 4-rollenaandrijving geïntegreerd. Het verbindingsleidingpakket tussen de
Lasinrichtingen TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 /
5000, TPS 2700
stroombron en de draadtoevoer valt weg. Door deze compacte opbouw is de TPS 2700 vooral geschikt voor mobiele inzet.
Alle apparaten behalve TS 4000 / 5000 zijn in staat tot meerdere processen:
- MIG/MAG-lassen
- WIG-lassen met aanraakontsteking (niet bij CMT-stroombronnen)
- Elektrodelassen
Werkingsprincipe De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld aan een digi-
tale signaalprocessor. De centrale besturings- en regeleenheid en de signaalprocessor sturen het gehele lasproces. Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderingen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door uitge­kiende regelalgoritmen.
Het resultaat hiervan is:
- een nauwkeurig lasproces
- een precieze reproduceerbaarheid van alle gebeurtenissen
- uitstekende laseigenschappen.
Toepassingsge­bieden
De apparaten zijn in de industrie en nijverheid in te zetten: handmatige en geautomati­seerde toepassingen met klassiek staal, verzinkte platen, chroom/nikkel en aluminium.
De geïntegreerde 4-rollenaandrijving, het grote vermogen en het lage gewicht maken de stroombron TPS 2700 vooral geschikt voor mobiele inzet op bouwplaatsen of in reparatiewerkplaatsen.
De stroombronnen TS 4000 / 5000 en TPS 3200 / 4000 / 5000 zijn ontwikkeld voor:
- Auto- en aanverwante sector,
- Machine- en spoorrijtuig-bouw,
- Apparatenbouw,
- Werven, enz.
- Chemie-apparatenbouw,
23
Waarschuwingen
Nur vorhanden bei Stromquelle „TPS 2700“ und auf Drahtvorschüben
op het apparaat
US-stroombronnen zijn uitgerust met extra waarschuwingen op het apparaat. De waar­schuwingen mogen noch worden verwijderd noch worden overgeschilderd.
24
Beschrijving van
AB
de waarschuwin­gen op het appa­raat
Bij bepaalde apparaatuitvoeringen zijn waarschuwingen op het apparaat aangebracht.
De rangschikking van de symbolen kan verschillen.
. Waarschuwing! Let op!
De symbolen stellen mogelijke gevaren voor.
A Aandrijfrollen kunnen vingers beschadigen.
B Lasdraad en aandrijfdelen staan tijdens het bedrijf onder lasspanning.
Handen en metalen voorwerpen uit de buurt houden!
NL
1. Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
1.1 Droge, geïsoleerde handschoenen dragen. De draadelektrode niet met blote
handen aanraken. Geen natte of beschadigde handschoenen dragen.
1.2 Als bescherming tegen een elektrische schok een onderlaag gebruiken die van
de bodem en het werkbereik is geïsoleerd.
1.3 Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitscha-
kelen en de netstekker uit de wandcontactdoos trekken of de stroomvoorziening loskoppelen.
2. Het inademen van lasrook kan schadelijk zijn voor de gezondheid.
2.1 Uw gezicht uit de buurt van lasrook houden.
25
2.2 Geforceerde ventilatie of een lokale afzuiging gebruiken om de lasrook te verwij-
xx,xxxx,xxxx *
deren.
2.3 Lasrook met een ventilator verwijderen.
3 Lasvonken kunnen een explosie of brand veroorzaken.
3.1 Brandbaar materiaal uit de buurt van het lasproces houden. Geen laswerkzaam-
heden uitvoeren in de buurt van brandbaar materiaal.
3.2 Lasvonken kunnen leiden tot brand. Brandblusser gereedhouden. Er eventueel
voor zorgen dat een opzichter klaarstaat die de brandblusser kan bedienen.
3.3 Niet op vaten of gesloten accubehuizingen lassen.
4. Lichtboogstralen kunnen de ogen verbranden en de huid beschadigen.
4.1 Hoofdbedekking en beschermbril dragen. Gehoorbescherming en hemdskraag
met knoop dragen. Een lashelm met de juiste kleur gebruiken. Het hele lichaam met geschikte beschermkleding bedekken.
5. Voor werkzaamheden aan de machine of het lassen:
vertrouwd raken met het apparaat en de instructies lezen!
6. De sticker met waarschuwingen niet verwijderen of overschilderen.
* Bestelnummer van de fabrikant op de sticker
26
Speciale uitvoeringen
Algemeen Voor het professioneel bewerken van verschillende materialen zijn speciaal op deze
materialen afgestemde lasprogramma's nodig. De speciale uitvoeringen van digitale stroombronnen zijn precies op deze eisen afgestemd. Zo staan de belangrijkste laspro­gramma's direct op het bedieningspaneel van de stroombron tot uw beschikking. Daar­naast onderscheiden de stroombronnen zich door seriematige functies die de gebruiker bij het lassen van deze materialen ondersteunen.
OPMERKING!
De technische gegevens van de speciale uitvoeringen komen overeen met die van de standaard stroombronnen.
Alu-editie Voor een perfecte en beschermende bewerking van het materiaal aluminium zijn de
stroombronnen van de Alu-editie ontwikkeld. Speciale aluminium lasprogramma's onder­steunen de professionele verwerking van aluminium. De stroombronnen van de Alu-Edition zijn standaard met de volgende opties uitgerust:
- Speciale aluminium-lasprogramma's
- Optie SynchroPuls
NL
CrNi-editie Voor een perfecte en beschermende bewerking van het materiaal CrNi zijn de stroom-
bronnen van de CrNi-editie ontwikkeld. Speciale CrNi-lasprogramma's ondersteunen de professionele bewerking van edelstaal. De stroombronnen van de CrNi-editie zijn serie­matig met de volgende opties uitgerust:
- Speciale CrNi-lasprogramma's
- Optie SynchroPuls
- Optie TIG-comfort-stop
- Aansluiting WIG-lasbrander
- Gas-magneetventiel
OPMERKING!
Een montage van de systeemuitbreiding "Uni Box" is bij de CrNi-Edition niet mogelijk (bijvoorbeeld voor de vulaansluiting van een robotbesturing).
De CrNi-Edition ondersteunt echter ook een robotaansluiting via de robotinterfaces ROB 4000 / 5000.
CMT-varianten Naast de traditionele laswerkzaamheden ondersteunen de CMT-varianten ook het CMT-
proces. Het CMT-proces (CMT = Cold Metal Transfer) is een speciale MIG korte licht­boog-procedure. Bijzonderheden zijn een lage warmte-inbreng en een gestuurde, stroomarme materiaalovergang. CMT is geschikt voor:
- Bijna spatvrij MIG-solderen
- Dun product lassen met weinig deformatie
- Het samenvoegen van staal met aluminium (lassolderen)
27
CMT 4000 Advan­ced
TIME 5000 Digital Concept
Naast het conventionele MIG/MAG-lassen, het elektrodelassen en het CMT-proces ondersteunt de stroombron CMT 4000 Advanced het doorontwikkelde CMT Advanced proces. Het werkingsprincipe van het CMT Advanced proces is gebaseerd op een combinatie­lichtboog met negatief gepoolde CMT-cycli en positief gepoolde CMT-cycli of positief gepoolde Puls-cycli. Bijzonderheden zijn gerichte warmtetoevoer, hogere afsmeltcapaci­teit, betere overbrugging van spleten, exacte druppelafscheiding en een uiterst stabiele lichtboog. CMT Advanced is geschikt voor:
- Dunne plaatverbindingen met een brede spleetoverbrugging
- Hoogvaste staalsoorten met een geringe warmte-inbreng
- Sterke punten: exact gedefinieerde druppelvolume en gedefinieerde warmte-inbreng
- Root lassen zonder smeltbad
- Solderen van hoog- en bijzonder hoogvaste staalsoorten
Als universele stroombron is de TIME 5000 Digital vooral geschikt voor handmatig gebruik. Naast het traditionele laswerk ondersteun de TIME 5000 Digital ook de laswerk­zaamheden met hoog vermogen TIME.
Werkingsprincipe
Tegenover traditionele MIG/MAG werkzaamheden maken de volgende kenmerken een hogere lassnelheid mogelijk, met tot 30% hogere neersmeltprestaties:
- Vermogensdeel met hogere spanningsreserves
- Lasprogramma's met hoog vermogen
- Speciaal afgestemde beschermgassen
- Draadtoevoer met sterk vermogen, met watergekoelde schijfloop-motor voor een draadsnelheid tot 30m/min
- TIME-lasbrander met 2-kring koelsysteem
Inzetgebied
Het inzetgebied is overal waar lange lasnaden, grote naaddoorsneden en gecontro­leerde warmte-inbreng vereist zijn, bijv.:
- In de machinebouw
- In de staalbouw
- In de kraanbouw
- In de scheepsbouw
- In de boilerproductie
Ook bij geautomatiseerde toepassingen kan de nieuwe stroombron TIME 5000 Digital worden toegepast.
Materiaalsoorten
De laswerkzaamheid met hoog vermogen is vooral geschikt voor
- Niet-gelegeerde staalsoorten
- Niet-gelegeerd laagkoolstofstaal EN 10027
- Fijnkorrel-bouwstalen tot 890 N/mm²
- Lage temperatuur-bestendig staal
Yard-editie De stroombronnen van de Yard-editie zijn speciaal ontworpen voor de inzet op scheeps-
werven en bij offshore-werkzaamheden. De lasprogramma's zijn voornamelijk geschikt voor staal- en CrNi-toepassingen met massieve draden en vuldraden.
28
Steel-editie De stroombronnen van de Steel-editie zijn speciaal ontworpen voor de inzet in de staal-
industrie. De speciale karakteristieken kunnen op het bedieningspaneel worden inge­steld - voor standaard- en pulsvlamboog.
NL
29
Systeemonderdelen
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(11)
(10)
(9)
(8)
F R
O NI
U S
Algemeen De stroombronnen van de digitale serie kunnen met verschillende systeemcomponenten
en opties worden aangedreven. Afhankelijk van het inzetgebied van de stroombronnen kunnen daardoor verwerkingen worden geoptimaliseerd, en de werking en bediening worden vereenvoudigd.
Overzicht
Overzicht van de systeemcomponenten
Verklaring van de tekens:
(1) "Human" (2) Afstandsbedieningen (3) Lasbrander (4) Draadtoevoer (5) Draadtoevoer-opname (6) Verbindingsleidingpakketten (7) Robotaccessoires (8) Stroombronnen (9) Koelapparaten (10) Wagen en gasfleshouders (11) Aarde- en elektrodekabel
30
Bedieningselementen en aansluitin-
gen
31
32
Beschrijving van de bedieningspanelen
Algemeen De bedieningspanelen zijn vanaf de functies logisch opgebouwd. De enige parameters
die voor het lassen nodig zijn kunnen eenvoudig door middel van toetsen worden geko­zen en
- eenvoudig door middel van toetsen of met het stelwiel worden gewijzigd
- tijdens het lassen op het digitale scherm worden getoond
Door de Synergic-functie worden bij het wijzigen van een enkele parameter ook alle andere parameters ingesteld.
OPMERKING!
Naar aanleiding van software-updates kunnen functies op uw apparaat beschik­baar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet zijn beschreven (of omgekeerd).
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningsele­menten op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
NL
Veiligheid
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
▶ ▶
Overzicht "Beschrijving van de bedieningspanelen" bestaat uit de volgende rubrieken:
- Bedieningspaneel standaardvariant
- Bedieningspaneel comfort
- Bedieningspaneel US
- Bedieningspaneel TIME 5000 Digital
- Bedieningspaneel CMT
- Bedieningspaneel Yard
- Bedieningspaneel Remote
- Bedieningspaneel CMT Remote
- Bedieningspaneel CrNi
- Bedieningspaneel Steel
GEVAAR!
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is gele­zen en begrepen. Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de sys­teemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
33
Bedieningspaneel standaardvariant
(3) (5)
(15)(14)
(6) (9) (10)(8)(7)(4)
(13)
(12) (11)
(2)(1)
(16)
Algemeen
Bedieningspa­neel standaardva­riant
OPMERKING!
Bij het bedieningspaneel standaardvariant is alleen de procedure MIG/MAG stan­daard-synergisch lassen beschikbaar.
De volgende procedures en functies zijn niet beschikbaar en kunnen niet achteraf wor­den uitgerust:
MIG/MAG Puls-Synergic lassen,
Job-modus
WIG-lassen
Elektrodelassen
Spotlassen
De wijzigingen van de parameters Lasstroom en Lichtbooglengtecorrectie moeten bij de draadtoevoer worden uitgevoerd.
34
Nr. Functie
(1) Toets draadinvoer
Voor gas- en stroomloze invoer van de draadelektrode in het lasbranderbuis­pakket
Informatie over het verloop van de draadtoevoer bij langer indrukken van de toets draadinvoer bevindt zich in het Setup-menu, parameter Fdi.
(2) Toets parameterkeuze
voor het selecteren van de volgende parameters:
Plaatdikte
Plaatdikte in mm of in.
Lasstroom
Lasstroom in A Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond, die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Draadsnelheid
Draadsnelheid in m/min of ipm.
Lasspanning
Lasspanning in V Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond, die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
NL
Als een parameter is gekozen worden door middel van de synergische functie automatisch ook alle andere parameters ingesteld.
(3) Linker digitaal scherm
(4) LED Plaatdikte
is verlicht wanneer de parameter Plaatdikte is geselecteerd
(5) LED Lasstroom
is verlicht wanneer de parameter Lasstroom is geselecteerd
(6) LED Draadsnelheid
is verlicht wanneer de parameter Draadsnelheid is geselecteerd
(7) Aanduiding Te hoge temperatuur
is verlicht als de stroombron te sterk opwarmt (bijvoorbeeld als de inschakeld­uur is overschreden). Meer informatie in het onderdeel "Fouten vaststellen en opheffen".
(8) Aanduiding HOLD
Bij elke keer lassen worden de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen - de aanduiding HOLD is verlicht.
(9) Rechter digitaal scherm
(10) LED Lasspanning
is verlicht wanneer de parameter Lasspanning is geselecteerd
(11) Toets Bedrijfsmodus
voor het selecteren van de bedrijfsmodus
2-stapsproces
4-stapsproces
Speciale 4-stapswerking (lasstart aluminium)
Bij de gekozen bedrijfsmodus is de LED achter het bijbehorende symbool ver­licht.
35
Nr. Functie
(12) Toets materiaalsoort
Voor het kiezen van het gebruikte toevoegingsmateriaal en beschermgas. De parameters SP1 en SP2 zijn voorzien voor extra materialen.
Bij de gekozen materiaalsoort brandt de LED achter het bijbehorende symbool.
(13) Toets draaddiameter
Voor het selecteren van de gebruikte draaddiameter. De parameter SP is voor­zien voor extra draaddiameters.
Bij de gekozen draaddiameter is de LED achter de bijbehorende draaddiame­ter verlicht.
(14) Aanduiding Overgangslichtboog
Tussen korte lichtbogen en sproeilichtbogen ontstaat een spatbelaste over­gangslichtboog. Om op dit kritische gebied te wijzen gaat de aanduiding Over­gangslichtboog branden.
(15) Toets Store
om het Setup-menu binnen te gaan
(16) Toets Gascontrole
Voor het instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor de drukreduceer­stuk. Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 seconden gas naar buiten. Door nogmaals te drukken wordt dit voortijdig beëindigd.
Toetsencombina­ties - speciale functies
Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid
Weergave van gas-voorstroom­tijd en gas­nastroomtijd
Door middel van het gelijktijdig of herhaald indrukken van toetsen kunnen de hierna beschreven speciale functies worden opgeroepen.
de ingestelde invoersnelheid wordt getoond (bijv.: Fdi | 10 m/min of Fdi | 393.70 ipm).
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
door middel van de toets Materiaalsoort (12) de invoersnelheid wijzigen
de ingestelde gas-voorstroomtijd wordt getoond (bijv. GPr | 0,1 s).
door middel van de toets Materiaalsoort (12) de gas-voorstroom­tijd wijzigen
Door vervolgens op de toets Procedure (11) te drukken wordt de ingestelde gas-nastroomtijd getoond (bijv. Po | 0,5 s)
36
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
door middel van de toets Materiaalsoort (12) de gas-nastroomtijd wijzigen
Weergave van softwareversie
Naast de softwareversie kunnen met deze speciale functie ook het versienummer van de las-database, het nummer van de draadtoevoer, de softwareversie van de draad­toevoer en de brandduur van de lichtboog worden opgeroepen.
De software-versie wordt getoond
Door vervolgens op de toets Materiaalsoort (12) te drukken wordt
OPMERKING! De indicatie van de brandduur van de lichtboog is
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
het versienummer van de las-database getoond (bijv.: 0 | 029 = M0029).
Door het nogmaals indrukken van de toets Materiaalsoort (12) wordt het nummer van de draadtoevoer (A of B bij dubbele verbin­dingsmogelijkheid) en de softwareversie van de draadtoevoer getoond (bijv.: A 1.5 | 0.23).
Bij de derde keer indrukken van de toets Materiaalsoort (12) wordt de feitelijke brandduur van de lichtboog sinds de eerste ingebruik­neming getoond (bijv. "654 | 32.1" = 65 432,1 u = 65 432 u, 6 min)
niet geschikt voor de berekening voor huurkosten, garantiehono­reringen of vergelijkbare zaken.
NL
37
Bedieningspaneel Comfort / CrNi / Steel
(14)(4)
(1)
(28) (26)
(25)
(5)
(18)
(15)
(12)
(11)
(10)
(3)
(6)
(9)(7)
(16)(8)
(27)
(24)
(23)
(22)
(13)
(2)
(19)
(17)
(20)
(21)
Onderscheiden bedieningspaneel Comfort, CrNi en Steel
Bedieningspa­neel comfort
De bedieningspanelen Comfort, CrNi en Steel zijn tot het gedeelte materiaalkeuze iden­tiek. In het volgende hoofdstuk wordt het bedieningspaneel Comfort beschreven. Alle beschreven functies gelden exact hetzelfde voor de bedieningspanelen CrNi en Steel.
Nr. Functie
(1) Toets draadinvoer
(2) Sleutelschakelaar (optie)
Voor gas- en stroominvoer van de draadelektrode in het lasbranderleidingpak­ket
Informatie over het verloop van de draadtoevoer bij langer indrukken van de toets draadinvoer bevindt zich in het Setup-menu, parameter Fdi.
Als de sleutel zich in de horizontale positie bevindt zijn de volgende posities geblokkeerd:
- Keuze van de lasprocedure met de toets(en) Procedure (22)
- Keuze van de bedrijfsmodus met toets(en) Bedrijfsmodus (23)
- Keuze van het toevoegingsmateriaal met de toets(en) Materiaalsoort (24)
- Toegang tot het Setup-menu met toets Store (27)
- Toegang tot het Job-correctiemenu (deel Job-modus)
38
Nr. Functie
OPMERKING! Analoog aan het bedieningspaneel van de stroom-
bron is de functionaliteit van het bedieningspaneel voor systeemcom­ponenten eveneens beperkt.
(3) Toets Parameterkeuze
voor het kiezen van de volgende parameters:
Maat a
1)
afhankelijke van de ingestelde lassnelheid
Plaatdikte
1)
plaatdikte in mm of in.
Lasstroom
1)
lasstroom in A Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Draadsnelheid
1)
Draadsnelheid in m/min of ipm.
Weergave F1
Voor het weergeven van de stroomopname van de PushPull-aandrij­ving
Weergave stroomopname draadtoevoer-aandrijving
Voor het weergeven van de stroomopname van de draadtoevoer­aandrijving
NL
Als de weergaven van de toets Parameterkeuze (3) en het stelwiel (21) oplich­ten kan de getoonde/gekozen parameter met het stelwiel (21) worden gewij­zigd.
1)
Als een van deze parameters is uitgekozen, zijn bij de procedures MIG/MAG puls-synergisch lassen en MIG/MAG standaard synergisch lassen vanwege de synergische functie automatisch ook alle andere parameters en de parameter Lasspanning ingesteld.
(4) LED Weergave F1
brandt, wanneer de parameter F1 is geselecteerd
(5) LED Weergave stroomopname draadtoevoer-aandrijving
brandt, wanneer de parameter stroomopname draadtoevoer-aandrijving is geselecteerd
(6) LED Maat a
brandt, wanneer de parameter Maat a is geselecteerd
(7) Linker digitaal scherm
(8) LED Plaatdikte
brandt, wanneer de parameter plaatdikte is geselecteerd
(9) LED Lasstroom
brandt, wanneer de parameter lasstroom is geselecteerd
(10) LED Draadsnelheid
brandt, wanneer de parameter draadsnelheid is geselecteerd
(11) Weergave te hoge temperatuur
brandt, wanneer de stroombron te sterk opwarmt (bijv. door een overschreden inschakelingsduur). Meer informatie in het onderdeel "Fouten vaststellen en opheffen".
39
Nr. Functie
(12) Weergave HOLD
Aan het einde van het lassen worden telkens de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen; de weergave HOLD brandt.
(13) LED Lichtbooglengte-correctie
brandt, wanneer de parameter lichtbooglengte-correctie is geselecteerd
(14) LED Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrectie / Dynamiek
brandt, wanneer de parameter Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrectie / Dynamiek is geselecteerd
(15) LED Lasspanning-correctie
brandt, wanneer de parameter lasspanning-correctie is geselecteerd
(16) LED Lassnelheid
brandt, wanneer de parameter lassnelheid is geselecteerd
(17) Rechter digitaal scherm
(18) LED Job-nr.
brandt, wanneer de parameter Job-nr. is geselecteerd
(19) LED Weergave F3
brandt, wanneer de parameter F3 is geselecteerd
(20) Toets Parameterkeuze
voor het kiezen van de volgende parameter:
Lichtbooglengte-correctie
Voor de correctie van de lichtbooglengte
Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrectie / Dynamiek
Vervult afhankelijk van de procedure verschillende functies. De beschrijving van elke functie vindt u in het hoofdstuk Laswerkzaam­heid bij de betreffende procedure.
Lasspanning
lasspanning in V Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Lassnelheid
Lassnelheid in cm/min of ipm (noodzakelijk voor de parameter Maat a)
o
Job N
In de procedure Job-modus op afroep vastgestelde parameterpakket­ten voor het jobnummer
Weergave F3
voor de weergave van de Real Energy Inputs in kJ. De Real Energy Input moet in het Setup-menu niveau 2 worden geactiveerd - para­meter EnE. Als de weergave niet is geactiveerd, wordt de koelmid­del-capaciteit bij het beschikbare koelapparaat FK 4000 Rob weerge­geven
40
Als de weergaven van de toets Parameterkeuze (20) en het stelwiel (21) bran­den, kan de getoonde/gekozen parameter met het stelwiel (21) worden gewij­zigd.
(21) Stelwiel
Voor het wijzigen van de parameters. Als de weergave op het stelwiel brandt, kan de gekozen parameter worden gewijzigd.
Nr. Functie
(22) Toets(en) Methode
Voor het kiezen van het lasproces
MIG/MAG puls-synergisch lassen
MIG/MAG standaard synergisch lassen
MIG/MAG standaard handmatig lassen
Job-modus
WIG lassen met aanraakontsteking
Elektrode lassen
Bij de gekozen procedure licht de LED bij het bijbehorende symbool op.
(23) Toets Bedrijfsmodus
Voor het selecteren van de bedrijfsmodus
2-stapsproces
4-stapsproces
Speciale 4-stapswerking (lasstart aluminium)
Bedrijfsmodus Spotlassen
Bedrijfsmodus Modus
NL
Bij de gekozen bedrijfsmodus is de LED achter het bijbehorende symbool ver­licht.
(24) Toets Materiaalsoort
Voor het kiezen van het gebruikte toevoegingsmateriaal en beschermgas. De parameters SP1 en SP2 zijn voorzien voor extra materialen.
Bij de gekozen materiaalsoort brandt de LED achter het bijbehorende symbool.
(25) Toets draaddiameter
Voor het kiezen van de gebruikte draaddiameter. De parameter SP is voorzien voor extra draaddiameters.
Bij de gekozen draaddiameter is de LED achter de bijbehorende draaddiame­ter verlicht.
(26) Weergave Overgangslichtboog
Tussen korte lichtbogen en sproeilichtbogen ontstaat een spatbelaste over­gangslichtboog. Om op dit kritische gebied te wijzen gaat de aanduiding Over­gangslichtboog branden.
(27) Toets Store
Voor de toegang tot het Setup-menu
(28) Toets Gascontrole
Voor het instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor het drukreduceer­stuk. Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 seconden gas naar buiten. Door nogmaals te drukken wordt dit voortijdig beëindigd.
Toetsencombina­ties - speciale functies
Door middel van het gelijktijdig of herhaald indrukken van toetsen kunnen de hierna beschreven speciale functies worden opgeroepen.
41
Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid
de ingestelde invoersnelheid wordt getoond (bijv.: Fdi | 10 m/min of Fdi | 393.70 ipm).
door middel van het stelwiel de invoersnelheid wijzigen
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
Weergave van gas-voorstroom­tijd en gas­nastroomtijd
Weergave van softwareversie
de ingestelde gas-voorstroomtijd wordt getoond (bijv. GPr | 0,1 s).
door middel van het stelwiel de gas-voorstroomtijd wijzigen
door middel van het stelwiel de gas-nastroomtijd wijzigen
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
Naast de softwareversie kunnen met deze speciale functie ook het versienummer van de las-database, het nummer van de draadtoevoer, de softwareversie van de draadtoevoer en de brandduur van de lichtboog worden opgeroepen.
Door vervolgens op de toets Procedure (22) te drukken wordt de ingestelde gas-nastroomtijd getoond (bijv. Po | 0,5 s)
De software-versie wordt getoond
42
Door vervolgens op de toets Materiaalsoort (24) te drukken wordt
OPMERKING! De indicatie van de brandduur van de lichtboog is
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
het versienummer van de las-database getoond (bijv.: 0 | 029 = M0029).
Door het nogmaals indrukken van de toets Materiaalsoort (24) wordt het nummer van de draadtoevoer (A of B bij dubbele verbin­dingsmogelijkheid) en de softwareversie van de draadtoevoer getoond (bijv.: A 1.5 | 0.23).
Bij de derde keer indrukken van de toets Materiaalsoort (24) wordt de feitelijke brandduur van de lichtboog sinds de eerste ingebruik­neming getoond (bijv. "654 | 32.1" = 65 432,1 u = 65 432 u, 6 min)
niet geschikt voor de berekening voor huurkosten, garantiehono­reringen of vergelijkbare zaken.
Bedieningspaneel US
(14)(4)
(1)
(26)
(25)
(5)
(18)
(15)
(12)
(11)
(10)
(3)
(6)
(9)(7)
(16)(8)
(24)
(23)
(22)
(13)
(2)
(19)
(17)
(20)
(21)
Bedieningspa­neel US
NL
Nr. Functie
(1) Toets Inch Forward (draadinvoer)
(2) Sleutelschakelaar (optie)
OPMERKING! Analoog aan het bedieningspaneel van de stroom-
Voor gas- en stroomloze invoer van de draadelektrode in het lasbranderbuis­pakket
Informatie over het verloop van de draadtoevoer bij langer indrukken van de toets draadinvoer bevindt zich in het Setup-menu, parameter Fdi.
Als de sleutel zich in de horizontale positie bevindt zijn de volgende posities geblokkeerd:
- Keuze van de lasprocedure met de toets(en) Procedure (20)
- Keuze van de bedrijfsmodus met toets(en) Bedrijfsmodus (21)
- Keuze van het toevoegingsmateriaal met de toets(en) Materiaalsoort (22)
- Toegang tot het Setup-menu met toets Store (25)
- Toegang tot het Job-correctiemenu (deel Job-modus)
bron is de functionaliteit van het bedieningspaneel voor systeemcom­ponenten eveneens beperkt.
43
Nr. Functie
(3) Toets parameterkeuze
voor het selecteren van de volgende parameters:
Plaatdikte
1)
Plaatdikte in mm of in.
Lasstroom
1)
Lasstroom in A Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond, die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Draadsnelheid
Draadsnelheid in m/min of ipm.
Aanduiding F1
Voor het weergeven van de stroomopname van de PushPull-aandrij­ving
Aanduiding Stroomopname draadtoevoer-aandrijving
Voor het weergeven van de stroomopname van de draadtoevoer­aandrijving
Als de aanduidingen bij de toets Parameterkeuze (3) en het stelwiel (19) oplichten kan de getoonde/gekozen parameter met het stelwiel (19) worden gewijzigd.
1)
1)
Als een van deze parameters is uitgekozen zijn bij de procedures MIG/MAG puls-synergisch lassen en MIG/MAG standaard synergisch lassen vanwege de synergische functie automatisch ook alle andere parameters en de parameter Lasspanning ingesteld.
(4) LED aanduiding F1
is verlicht wanneer de parameter F1 is geselecteerd
(5) LED aanduiding Stroomafname draadtoevoer-aandrijving
brandt, wanneer de parameter Stroomafname draadtoevoer-aandrijving is geselecteerd
(6) Linker digitaal scherm
(7) LED Plaatdikte
is verlicht wanneer de parameter Plaatdikte is geselecteerd
(8) LED Lasstroom
is verlicht wanneer de parameter Lasstroom is geselecteerd
(9) LED Draadsnelheid
is verlicht wanneer de parameter Draadsnelheid is geselecteerd
(10) Aanduiding Te hoge temperatuur
is verlicht als de stroombron te sterk opwarmt (bijvoorbeeld als de inschakeld­uur is overschreden). Meer informatie in het onderdeel "Fouten vaststellen en opheffen".
(11) Aanduiding HOLD
Bij elke keer lassen worden de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen - de aanduiding HOLD is verlicht.
44
(12) LED Lichtboog-lengtecorrectie
is verlicht wanneer de parameter Lichtboog-lengtecorrectie is geselecteerd
(13) LED Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrectie / Dynamiek
is verlicht, wanneer de parameter Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrec­tie / Dynamiek is geselecteerd
Nr. Functie
(14) LED Lasspanning
is verlicht wanneer de parameter Lasspanning is geselecteerd
(15) Rechter digitaal scherm
(16) LED Job-nr.
is verlicht wanneer de parameter Job-nr. is geselecteerd
(17) LED aanduiding F3
is verlicht wanneer de parameter F3 is geselecteerd
(18) Toets parameterkeuze
voor het selecteren van de volgende parameters:
Lichtboog-lengtecorrectie
Voor de correctie van de lichtbooglengte
Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrectie / Dynamiek
Afhankelijk van de procedure aan verschillende functies toegewezen. De beschrijving van elke functie vindt u in het hoofdstuk Laswerk­zaamheid bij de betreffende procedure.
Lasspanning
Lasspanning in V Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond, die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Job nr
In de procedure Job-modus op afroep vastgestelde parameterpakket­ten voor het jobnummer
NL
Aanduiding F3
voor de weergave van de Real Energy Inputs in kJ. De Real Energy Input moet in het Setup-menu niveau 2 worden geactiveerd - para­meter EnE. Als de weergave niet is geactiveerd, wordt de koelmid­del-capaciteit bij het beschikbare koelapparaat FK 4000 Rob weerge­geven
Als de weergaven van de toets Parameterkeuze (18) en het stelwiel (19) oplichten kan de getoonde/gekozen parameter met het stelwiel (19) worden gewijzigd.
(19) Stelwiel
Voor het wijzigen van parameters. Als de weergave op het stelwiel is verlicht kan de gekozen parameter worden gewijzigd.
(20) Toets(en) Methode
Voor het kiezen van het lasproces
MIG/MAG puls-synergisch lassen
MIG/MAG standaard synergisch lassen
MIG/MAG standaard handmatig lassen
Job-modus
WIG lassen met aanraakontsteking
Elektrode lassen
Bij de gekozen procedure licht de LED bij het bijbehorende symbool op.
45
Nr. Functie
(21) Toets Bedrijfsmodus
voor het selecteren van de bedrijfsmodus
2-stapsproces
4-stapsproces
Speciale 4-stapswerking (lasstart aluminium)
Bedrijfsmodus Spotlassen
Bedrijfsmodus Modus
Bij de gekozen bedrijfsmodus is de LED achter het bijbehorende symbool ver­licht.
(22) Toets materiaalsoort
Voor het kiezen van het gebruikte toevoegingsmateriaal en beschermgas. De parameters SP1 en SP2 zijn voorzien voor extra materialen.
Bij de gekozen materiaalsoort brandt de LED achter het bijbehorende symbool.
(23) Toets Diameter / Index (draaddiameter)
Voor het selecteren van de gebruikte draaddiameter. De parameter SP is voor­zien voor extra draaddiameters.
Bij de gekozen draaddiameter is de LED achter de bijbehorende draaddiame­ter verlicht.
Toetsencombina­ties - speciale functies
Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid
(24) Aanduiding Overgangslichtboog
Tussen korte lichtbogen en sproeilichtbogen ontstaat een spatbelaste over­gangslichtboog. Om op dit kritische gebied te wijzen gaat de aanduiding Over­gangslichtboog branden.
(25) Toets Store
om het Setup-menu binnen te gaan
(26) Toets Purge (gascontrole)
Voor het instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor de drukreduceer­stuk. Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 seconden gas naar buiten. Door nogmaals te drukken wordt dit voortijdig beëindigd.
Door middel van het gelijktijdig of herhaald indrukken van toetsen kunnen de hierna beschreven speciale functies worden opgeroepen.
de ingestelde invoersnelheid wordt getoond (bijv.: Fdi | 10 m/min of Fdi | 393.70 ipm).
46
door middel van het stelwiel de invoersnelheid wijzigen
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
Weergave van gas-voorstroom­tijd en gas­nastroomtijd
de ingestelde gas-voorstroomtijd wordt getoond (bijv. GPr | 0,1 s).
door middel van het stelwiel de gas-voorstroomtijd wijzigen
Door vervolgens op de toets Procedure (20) te drukken wordt de
door middel van het stelwiel de gas-nastroomtijd wijzigen
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
ingestelde gas-nastroomtijd getoond (bijv. Po | 0,5 s)
NL
Weergave van softwareversie
Naast de softwareversie kunnen met deze speciale functie ook het versienummer van de las-database, het nummer van de draadtoevoer, de softwareversie van de draadtoevoer en de brandduur van de lichtboog worden opgeroepen.
De software-versie wordt getoond
Door vervolgens op de toets Materiaalsoort (22) te drukken wordt
OPMERKING! De indicatie van de brandduur van de lichtboog is
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
het versienummer van de las-database getoond (bijv.: 0 | 029 = M0029).
Door het nogmaals indrukken van de toets Materiaalsoort (22) wordt het nummer van de draadtoevoer (A of B bij dubbele verbin­dingsmogelijkheid) en de softwareversie van de draadtoevoer getoond (bijv.: A 1.5 | 0.23).
Bij de derde keer indrukken van de toets Materiaalsoort (22) wordt de feitelijke brandduur van de lichtboog sinds de eerste ingebruik­neming getoond (bijv. "654 | 32.1" = 65 432,1 u = 65 432 u, 6 min)
niet geschikt voor de berekening voor huurkosten, garantiehono­reringen of vergelijkbare zaken.
47
Bedieningspaneel TIME 5000 Digital
(14)(4)
(1)
(28) (26)
(25)
(5)
(18)
(15)
(12)
(11)
(10)
(3)
(6)
(9)(7)
(16)(8)
(27)
(24)
(23)
(22)
(13)
(2)
(19)
(17)
(20)
(21)
Bedieningspa­neel TIME 5000 Digital
Nr. Functie
(1) Toets Inch Forward (draadinvoer)
(2) Sleutelschakelaar (optie)
OPMERKING! Analoog aan het bedieningspaneel van de stroom-
Voor gas- en stroomloze invoer van de draadelektrode in het lasbranderbuis­pakket
Informatie over het verloop van de draadtoevoer bij langer indrukken van de toets draadinvoer bevindt zich in het Setup-menu, parameter Fdi.
Als de sleutel zich in de horizontale positie bevindt zijn de volgende posities geblokkeerd:
- Keuze van de lasprocedure met de toets(en) Procedure (20)
- Keuze van de bedrijfsmodus met toets(en) Bedrijfsmodus (21)
- Keuze van het toevoegingsmateriaal met de toets(en) Materiaalsoort (22)
- Toegang tot het Setup-menu met toets Store (25)
- Toegang tot het Job-correctiemenu (deel Job-modus)
bron is de functionaliteit van het bedieningspaneel voor systeemcom­ponenten eveneens beperkt.
48
Nr. Functie
(3) Toets parameterkeuze
voor het selecteren van de volgende parameters:
a-maat
1)
afhankelijk van de ingestelde lassnelheid
Plaatdikte
1)
Plaatdikte in mm of in.
Lasstroom
1)
Lasstroom in A Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond, die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Draadsnelheid
Draadsnelheid in m/min of ipm.
Aanduiding F1
Voor het weergeven van de stroomopname van de PushPull-aandrij­ving
Aanduiding Stroomopname draadtoevoer-aandrijving
Voor het weergeven van de stroomopname van de draadtoevoer­aandrijving
Als de aanduidingen bij de toets Parameterkeuze (3) en het stelwiel (19) oplichten kan de getoonde/gekozen parameter met het stelwiel (19) worden gewijzigd.
NL
1)
1)
Als een van deze parameters is uitgekozen zijn bij de procedures MIG/MAG puls-synergisch lassen en MIG/MAG standaard synergisch lassen vanwege de synergische functie automatisch ook alle andere parameters en de parameter Lasspanning ingesteld.
(4) LED aanduiding F1
is verlicht wanneer de parameter F1 is geselecteerd
(5) LED aanduiding Stroomafname draadtoevoer-aandrijving
brandt, wanneer de parameter Stroomafname draadtoevoer-aandrijving is geselecteerd
(6) LED a-maat
is verlicht wanneer de parameter a-maat is geselecteerd
(7) Linker digitaal scherm
(8) LED Plaatdikte
is verlicht wanneer de parameter Plaatdikte is geselecteerd
(9) LED Lasstroom
is verlicht wanneer de parameter Lasstroom is geselecteerd
(10) LED Draadsnelheid
is verlicht wanneer de parameter Draadsnelheid is geselecteerd
(11) Aanduiding Te hoge temperatuur
is verlicht als de stroombron te sterk opwarmt (bijvoorbeeld als de inschakeld­uur is overschreden). Meer informatie in het onderdeel "Fouten vaststellen en opheffen".
(12) Aanduiding HOLD
Bij elke keer lassen worden de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen - de aanduiding HOLD is verlicht.
49
Nr. Functie
(13) LED Lichtboog-lengtecorrectie
is verlicht wanneer de parameter Lichtboog-lengtecorrectie is geselecteerd
(14) LED Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrectie / Dynamiek
is verlicht, wanneer de parameter Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrec­tie / Dynamiek is geselecteerd
(15) LED Lasspanning
is verlicht wanneer de parameter Lasspanning is geselecteerd
(16) LED Lassnelheid
is verlicht wanneer de parameter Lassnelheid is geselecteerd
(17) Rechter digitaal scherm
(18) LED Job-nr.
is verlicht wanneer de parameter Job-nr. is geselecteerd
(19) LED aanduiding F3
is verlicht wanneer de parameter F3 is geselecteerd
(20) Toets parameterkeuze
voor het selecteren van de volgende parameters:
Lichtboog-lengtecorrectie
Voor de correctie van de lichtbooglengte
Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrectie / Dynamiek
Afhankelijk van de procedure aan verschillende functies toegewezen. De beschrijving van elke functie vindt u in het hoofdstuk Laswerk­zaamheid bij de betreffende procedure.
Als de weergaven van de toets Parameterkeuze (20) en het stelwiel (21) oplichten kan de getoonde/gekozen parameter met het stelwiel (21) worden gewijzigd.
(21) Stelwiel
Voor het wijzigen van parameters. Als de weergave op het stelwiel is verlicht kan de gekozen parameter worden gewijzigd.
Lasspanning
Lasspanning in V Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond, die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Lassnelheid
Lassnelheid in cm/min of ipm (noodzakelijk voor de parameter a­maat)
Job nr
In de procedure Job-modus op afroep vastgestelde parameterpakket­ten voor het jobnummer
Aanduiding F3
voor de weergave van de Real Energy Inputs in kJ. De Real Energy Input moet in het Setup-menu niveau 2 worden geactiveerd - para­meter EnE. Als de weergave niet is geactiveerd, wordt de koelmid­del-capaciteit bij het beschikbare koelapparaat FK 4000 Rob weerge­geven
50
Nr. Functie
(22) Toets(en) Methode
Voor het kiezen van het lasproces
MIG/MAG puls-synergisch lassen
MIG/MAG standaard synergisch lassen
MIG/MAG standaard handmatig lassen
Job-modus
WIG lassen met aanraakontsteking
Elektrode lassen
Bij de gekozen procedure licht de LED bij het bijbehorende symbool op.
(23) Toets Bedrijfsmodus
voor het selecteren van de bedrijfsmodus
2-stapsproces
4-stapsproces
Speciale 4-stapswerking (lasstart aluminium)
Bedrijfsmodus Spotlassen
Bedrijfsmodus Modus
NL
Bij de gekozen bedrijfsmodus is de LED achter het bijbehorende symbool ver­licht.
(24) Toets materiaalsoort
Voor het kiezen van het gebruikte toevoegingsmateriaal en beschermgas. De parameters SP1 en SP2 zijn voorzien voor extra materialen.
Bij de gekozen materiaalsoort brandt de LED achter het bijbehorende symbool.
(25) Toets Diameter / Index (draaddiameter)
Voor het selecteren van de gebruikte draaddiameter. De parameter SP is voor­zien voor extra draaddiameters.
Bij de gekozen draaddiameter is de LED achter de bijbehorende draaddiame­ter verlicht.
(26) Aanduiding Overgangslichtboog
Tussen korte lichtbogen en sproeilichtbogen ontstaat een spatbelaste over­gangslichtboog. Om op dit kritische gebied te wijzen gaat de aanduiding Over­gangslichtboog branden.
(27) Toets Store
om het Setup-menu binnen te gaan
(28) Toets Purge (gascontrole)
Voor het instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor de drukreduceer­stuk. Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 seconden gas naar buiten. Door nogmaals te drukken wordt dit voortijdig beëindigd.
Toetsencombina­ties - speciale functies
Door middel van het gelijktijdig of herhaald indrukken van toetsen kunnen de hierna beschreven speciale functies worden opgeroepen.
51
Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid
de ingestelde invoersnelheid wordt getoond (bijv.: Fdi | 10 m/min of Fdi | 393.70 ipm).
door middel van het stelwiel de invoersnelheid wijzigen
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
Weergave van gas-voorstroom­tijd en gas­nastroomtijd
Weergave van softwareversie
de ingestelde gas-voorstroomtijd wordt getoond (bijv. GPr | 0,1 s).
door middel van het stelwiel de gas-voorstroomtijd wijzigen
Door vervolgens op de toets Procedure (20) te drukken wordt de
door middel van het stelwiel de gas-nastroomtijd wijzigen
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
Naast de softwareversie kunnen met deze speciale functie ook het versienummer van de las-database, het nummer van de draadtoevoer, de softwareversie van de draadtoevoer en de brandduur van de lichtboog worden opgeroepen.
ingestelde gas-nastroomtijd getoond (bijv. Po | 0,5 s)
De software-versie wordt getoond
52
Door vervolgens op de toets Materiaalsoort (24) te drukken wordt
OPMERKING! De indicatie van de brandduur van de lichtboog is
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
het versienummer van de las-database getoond (bijv.: 0 | 029 = M0029).
Door het nogmaals indrukken van de toets Materiaalsoort (24) wordt het nummer van de draadtoevoer (A of B bij dubbele verbin­dingsmogelijkheid) en de softwareversie van de draadtoevoer getoond (bijv.: A 1.5 | 0.23).
Bij de derde keer indrukken van de toets Materiaalsoort (24) wordt de feitelijke brandduur van de lichtboog sinds de eerste ingebruik­neming getoond (bijv. "654 | 32.1" = 65 432,1 u = 65 432 u, 6 min)
niet geschikt voor de berekening voor huurkosten, garantiehono­reringen of vergelijkbare zaken.
Bedieningspaneel CMT
(14)(4)
(1)
(25)
(5)
(18)
(15)
(12)
(11)
(10)
(3)
(6)
(9)(7)
(16)(8)
(24)
(23)
(22)
(13)
(2)
(19)
(17)
(20)
(21)
Bedieningspa­neel CMT
NL
Nr. Functie
(1) Toets Inch Forward (draadinvoer)
(2) Toets parameterkeuze
Voor gas- en stroomloze invoer van de draadelektrode in het lasbranderbuis­pakket
Informatie over het verloop van de draadtoevoer bij langer indrukken van de toets draadinvoer bevindt zich in het Setup-menu, parameter Fdi.
voor het selecteren van de volgende parameters:
Plaatdikte
Plaatdikte in mm of in.
Lasstroom
Lasstroom in A Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond, die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Draadsnelheid
Draadsnelheid in m/min of ipm.
1)
1)
1)
53
Nr. Functie
Aanduiding F1
Voor het weergeven van de stroomopname van de PushPull-aandrij­ving
Aanduiding Stroomopname draadtoevoer-aandrijving
Voor het weergeven van de stroomopname van de draadtoevoer­aandrijving
Als de aanduidingen bij de toets Parameterkeuze (3) en het stelwiel (19)
oplichten kan de getoonde/gekozen parameter met het stelwiel (19) worden gewijzigd.
1)
Als een van deze parameters is uitgekozen zijn bij de procedures MIG/MAG puls-synergisch lassen en MIG/MAG standaard synergisch lassen vanwege de synergische functie automatisch ook alle andere parameters en de parameter Lasspanning ingesteld.
(3) LED aanduiding F1
is verlicht wanneer de parameter F1 is geselecteerd
(4) LED aanduiding Stroomafname draadtoevoer-aandrijving
brandt, wanneer de parameter Stroomafname draadtoevoer-aandrijving is geselecteerd
(5) Linker digitaal scherm
(6) LED Plaatdikte
is verlicht wanneer de parameter Plaatdikte is geselecteerd
(7) LED Lasstroom
is verlicht wanneer de parameter Lasstroom is geselecteerd
(8) LED Draadsnelheid
is verlicht wanneer de parameter Draadsnelheid is geselecteerd
(9) Aanduiding Te hoge temperatuur
is verlicht als de stroombron te sterk opwarmt (bijvoorbeeld als de inschakeld­uur is overschreden). Meer informatie in het onderdeel "Fouten vaststellen en opheffen".
(10) Aanduiding HOLD
Bij elke keer lassen worden de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen - de aanduiding HOLD is verlicht.
54
(11) LED Lichtboog-lengtecorrectie
is verlicht wanneer de parameter Lichtboog-lengtecorrectie is geselecteerd
(12) LED Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrectie / Dynamiek
is verlicht, wanneer de parameter Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrec­tie / Dynamiek is geselecteerd
(13) LED Lasspanning
is verlicht wanneer de parameter Lasspanning is geselecteerd
(14) Rechter digitaal scherm
(15) LED Job-nr.
is verlicht wanneer de parameter Job-nr. is geselecteerd
(16) LED aanduiding F3
is verlicht wanneer de parameter F3 is geselecteerd
Nr. Functie
(17) Toets parameterkeuze
voor het selecteren van de volgende parameters:
Lichtboog-lengtecorrectie
Voor de correctie van de lichtbooglengte
Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrectie / Dynamiek
Afhankelijk van de procedure aan verschillende functies toegewezen. De beschrijving van elke functie vindt u in het hoofdstuk Laswerk­zaamheid bij de betreffende procedure.
Lasspanning
Lasspanning in V Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond, die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Job nr
In de procedure Job-modus op afroep vastgestelde parameterpakket­ten voor het jobnummer
Aanduiding F3
voor de weergave van de Real Energy Inputs in kJ. De Real Energy Input moet in het Setup-menu niveau 2 worden geactiveerd - para­meter EnE. Als de weergave niet is geactiveerd, wordt de koelmid­del-capaciteit bij het beschikbare koelapparaat FK 4000 Rob weerge­geven
NL
Als de weergaven van de toets Parameterkeuze (17) en het stelwiel (18) oplichten kan de getoonde/gekozen parameter met het stelwiel (18) worden gewijzigd.
(18) Stelwiel
Voor het wijzigen van parameters. Als de weergave op het stelwiel is verlicht kan de gekozen parameter worden gewijzigd.
(19) Toets(en) Methode
Voor het kiezen van het lasproces
MIG/MAG puls-synergisch lassen
MIG/MAG standaard synergisch lassen
CMT, CMT-Pulse
MIG/MAG standaard handmatig lassen
Job-modus
Elektrode lassen
Bij de gekozen procedure licht de LED bij het bijbehorende symbool op.
55
Nr. Functie
(20) Toets Bedrijfsmodus
voor het selecteren van de bedrijfsmodus
2-stapsproces
4-stapsproces
Speciale 4-stapswerking (lasstart aluminium)
Bedrijfsmodus Spotlassen
Bedrijfsmodus Modus
Bij de gekozen bedrijfsmodus is de LED achter het bijbehorende symbool ver­licht.
(21) Toets materiaalsoort
Voor het kiezen van het gebruikte toevoegingsmateriaal en beschermgas. De parameters SP1 en SP2 zijn voorzien voor extra materialen.
Bij de gekozen materiaalsoort brandt de LED achter het bijbehorende symbool.
(22) Toets Diameter / Index (draaddiameter)
Voor het selecteren van de gebruikte draaddiameter. De parameter SP is voor­zien voor extra draaddiameters.
Bij de gekozen draaddiameter is de LED achter de bijbehorende draaddiame­ter verlicht.
Toetsencombina­ties - speciale functies
Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid
(23) Aanduiding CMT-Puls
is verlicht wanneer een CMT/Puls-kenmerk is geselecteerd
(24) Toets Store
om het Setup-menu binnen te gaan
(25) Toets Purge (gascontrole)
Voor het instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor de drukreduceer­stuk. Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 seconden gas naar buiten. Door nogmaals te drukken wordt dit voortijdig beëindigd.
Door middel van het gelijktijdig of herhaald indrukken van toetsen kunnen de hierna beschreven speciale functies worden opgeroepen.
de ingestelde invoersnelheid wordt getoond (bijv.: Fdi | 10 m/min of Fdi | 393.70 ipm).
door middel van het stelwiel de invoersnelheid wijzigen
56
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
Weergave van gas-voorstroom­tijd en gas­nastroomtijd
de ingestelde gas-voorstroomtijd wordt getoond (bijv. GPr | 0,1 s).
door middel van het stelwiel de gas-voorstroomtijd wijzigen
Door vervolgens op de toets Procedure (20) te drukken wordt de
door middel van het stelwiel de gas-nastroomtijd wijzigen
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
ingestelde gas-nastroomtijd getoond (bijv. Po | 0,5 s)
NL
Weergave van softwareversie
Naast de softwareversie kunnen met deze speciale functie ook het versienummer van de las-database, het nummer van de draadtoevoer, de softwareversie van de draadtoevoer en de brandduur van de lichtboog worden opgeroepen.
De software-versie wordt getoond
Door vervolgens op de toets Materiaalsoort (24) te drukken wordt
OPMERKING! De indicatie van de brandduur van de lichtboog is
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
het versienummer van de las-database getoond (bijv.: 0 | 029 = M0029).
Door het nogmaals indrukken van de toets Materiaalsoort (24) wordt het nummer van de draadtoevoer (A of B bij dubbele verbin­dingsmogelijkheid) en de softwareversie van de draadtoevoer getoond (bijv.: A 1.5 | 0.23).
Bij de derde keer indrukken van de toets Materiaalsoort (24) wordt de feitelijke brandduur van de lichtboog sinds de eerste ingebruik­neming getoond (bijv. "654 | 32.1" = 65 432,1 u = 65 432 u, 6 min)
niet geschikt voor de berekening voor huurkosten, garantiehono­reringen of vergelijkbare zaken.
57
Bedieningspaneel Yard
(14)(4)
(1)
(25)
(5)
(18)
(15)
(12)
(11)
(10)
(3)
(6)
(9)(7)
(16)(8)
(24)
(23)
(22)
(13)
(2)
(19)
(17)
(20)
(21)
Bedieningspa­neel Yard
Nr. Functie
(1) Toets Inch Forward (draadinvoer)
Voor gas- en stroomloze invoer van de draadelektrode in het lasbranderbuis­pakket
Informatie over het verloop van de draadtoevoer bij langer indrukken van de toets draadinvoer bevindt zich in het Setup-menu, parameter Fdi.
58
Nr. Functie
(2) Toets parameterkeuze
voor het selecteren van de volgende parameters:
Plaatdikte
1)
Plaatdikte in mm of in.
Lasstroom
1)
Lasstroom in A Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond, die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Draadsnelheid
Draadsnelheid in m/min of ipm.
Aanduiding F1
Voor het weergeven van de stroomopname van de PushPull-aandrij­ving
Aanduiding Stroomopname draadtoevoer-aandrijving
Voor het weergeven van de stroomopname van de draadtoevoer­aandrijving
Als de aanduidingen bij de toets Parameterkeuze (2) en het stelwiel (18) oplichten kan de getoonde/gekozen parameter met het stelwiel (18) worden gewijzigd.
NL
1)
1)
Als een van deze parameters is uitgekozen zijn bij de procedures MIG/MAG puls-synergisch lassen en MIG/MAG standaard synergisch lassen vanwege de synergische functie automatisch ook alle andere parameters en de parameter Lasspanning ingesteld.
(3) LED aanduiding F1
is verlicht wanneer de parameter F1 is geselecteerd
(4) LED aanduiding Stroomafname draadtoevoer-aandrijving
brandt, wanneer de parameter Stroomafname draadtoevoer-aandrijving is geselecteerd
(5) Linker digitaal scherm
(6) LED Plaatdikte
is verlicht wanneer de parameter Plaatdikte is geselecteerd
(7) LED Lasstroom
is verlicht wanneer de parameter Lasstroom is geselecteerd
(8) LED Draadsnelheid
is verlicht wanneer de parameter Draadsnelheid is geselecteerd
(9) Aanduiding Te hoge temperatuur
is verlicht als de stroombron te sterk opwarmt (bijvoorbeeld als de inschakeld­uur is overschreden). Meer informatie in het onderdeel "Fouten vaststellen en opheffen".
(10) Aanduiding HOLD
Bij elke keer lassen worden de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen - de aanduiding HOLD is verlicht.
(11) LED Lichtboog-lengtecorrectie
is verlicht wanneer de parameter Lichtboog-lengtecorrectie is geselecteerd
(12) LED Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrectie / Dynamiek
is verlicht, wanneer de parameter Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrec­tie / Dynamiek is geselecteerd
59
Nr. Functie
(13) LED Lasspanning
is verlicht wanneer de parameter Lasspanning is geselecteerd
(14) Rechter digitaal scherm
(15) LED Job-nr.
is verlicht wanneer de parameter Job-nr. is geselecteerd
(16) LED aanduiding F3
is verlicht wanneer de parameter F3 is geselecteerd
(17) Toets parameterkeuze
voor het selecteren van de volgende parameters:
Lichtboog-lengtecorrectie
Voor de correctie van de lichtbooglengte
Druppelafgifte-correctie / Dynamiekcorrectie / Dynamiek
Afhankelijk van de procedure aan verschillende functies toegewezen. De beschrijving van elke functie vindt u in het hoofdstuk Laswerk­zaamheid bij de betreffende procedure.
Lasspanning
Lasspanning in V Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond, die blijkt uit de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Job nr
In de procedure Job-modus op afroep vastgestelde parameterpakket­ten voor het jobnummer
Aanduiding F3
voor de weergave van de Real Energy Inputs in kJ. De Real Energy Input moet in het Setup-menu niveau 2 worden geactiveerd - para­meter EnE. Als de weergave niet is geactiveerd, wordt de koelmid­del-capaciteit bij het beschikbare koelapparaat FK 4000 Rob weerge­geven
Als de weergaven van de toets Parameterkeuze (17) en het stelwiel (18) oplichten kan de getoonde/gekozen parameter met het stelwiel (18) worden gewijzigd.
(18) Stelwiel
Voor het wijzigen van parameters. Als de weergave op het stelwiel is verlicht kan de gekozen parameter worden gewijzigd.
(19) Toets(en) Methode
Voor het kiezen van het lasproces
MIG/MAG puls-synergisch lassen
MIG/MAG standaard synergisch lassen
MIG/MAG standaard handmatig lassen
60
Job-modus
WIG lassen met aanraakontsteking
Elektrode lassen
Bij de gekozen procedure licht de LED bij het bijbehorende symbool op.
Nr. Functie
(20) Toets Bedrijfsmodus
voor het selecteren van de bedrijfsmodus
2-stapsproces
4-stapsproces
Speciale 4-stapswerking (lasstart aluminium)
Bedrijfsmodus Spotlassen
Bedrijfsmodus Modus
Bij de gekozen bedrijfsmodus is de LED achter het bijbehorende symbool ver­licht.
(21) Toets materiaalsoort
Voor het kiezen van het gebruikte toevoegingsmateriaal en beschermgas. De parameters SP1 en SP2 zijn voorzien voor extra materialen.
Bij de gekozen materiaalsoort brandt de LED achter het bijbehorende symbool.
(22) Toets Diameter / Index (draaddiameter)
Voor het selecteren van de gebruikte draaddiameter. De parameter SP is voor­zien voor extra draaddiameters.
Bij de gekozen draaddiameter is de LED achter de bijbehorende draaddiame­ter verlicht.
NL
Toetsencombina­ties - speciale functies
Aanduiding van de ingestelde invoersnelheid
(23) Aanduiding Overgangslichtboog
Tussen korte lichtbogen en sproeilichtbogen ontstaat een spatbelaste over­gangslichtboog. Om op dit kritische gebied te wijzen gaat de aanduiding Over­gangslichtboog branden.
(24) Toets Store
om het Setup-menu binnen te gaan
(25) Toets Purge (gascontrole)
Voor het instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor de drukreduceer­stuk. Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 seconden gas naar buiten. Door nogmaals te drukken wordt dit voortijdig beëindigd.
Door middel van het gelijktijdig of herhaald indrukken van toetsen kunnen de hierna beschreven speciale functies worden opgeroepen.
de ingestelde invoersnelheid wordt getoond (bijv.: Fdi | 10 m/min of Fdi | 393.70 ipm).
door middel van het stelwiel de invoersnelheid wijzigen
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
61
Weergave van gas-voorstroom­tijd en gas­nastroomtijd
de ingestelde gas-voorstroomtijd wordt getoond (bijv. GPr | 0,1 s).
door middel van het stelwiel de gas-voorstroomtijd wijzigen
Door vervolgens op de toets Procedure (20) te drukken wordt de
door middel van het stelwiel de gas-nastroomtijd wijzigen
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
ingestelde gas-nastroomtijd getoond (bijv. Po | 0,5 s)
Weergave van softwareversie
Naast de softwareversie kunnen met deze speciale functie ook het versienummer van de las-database, het nummer van de draadtoevoer, de softwareversie van de draadtoevoer en de brandduur van de lichtboog worden opgeroepen.
De software-versie wordt getoond
Door vervolgens op de toets Materiaalsoort (24) te drukken wordt
OPMERKING! De indicatie van de brandduur van de lichtboog is
U verlaat het menu door op de toets Store te drukken.
het versienummer van de las-database getoond (bijv.: 0 | 029 = M0029).
Door het nogmaals indrukken van de toets Materiaalsoort (24) wordt het nummer van de draadtoevoer (A of B bij dubbele verbin­dingsmogelijkheid) en de softwareversie van de draadtoevoer getoond (bijv.: A 1.5 | 0.23).
Bij de derde keer indrukken van de toets Materiaalsoort (24) wordt de feitelijke brandduur van de lichtboog sinds de eerste ingebruik­neming getoond (bijv. "654 | 32.1" = 65 432,1 u = 65 432 u, 6 min)
niet geschikt voor de berekening voor huurkosten, garantiehono­reringen of vergelijkbare zaken.
62
Bedieningspaneel Remote
TransPuls Synergic 4000
(3)
(2)
(1)
Algemeen Het bedieningspaneel Remote is een onderdeel van de Remote-stroombron. De
Remote-stroombron is bedoeld voor automatische of robotwerking en wordt uitsluitend via het LocalNet bestuurd.
De bediening van de Remote-stroombron kan plaatsvinden via de volgende systeemuit­breidingen:
- Afstandsbedieningen
- Robot-interfaces
- Instrumentatiebussystemen
Bedieningspa­neel Remote
NL
Nr. Functie
(1) Aanduiding Storing
is verlicht wanneer er een storing is opgetreden. Alle op LocalNet aangesloten apparaten die over een digitaal scherm beschikken ondersteunen een indicatie van de bijbehorende Error-melding.
De weergegeven Error-meldingen worden beschreven in het onderdeel "Sto­ringsdiagnose, storingen opheffen".
(2) Aanduidingen Robotinterface
is verlicht als de stroombron is ingeschakeld, als bijv. een robotinterface of een
(3) Aanduiding Stroombron aan
instrumentatiebussysteem op LocalNet is aangesloten
Is verlicht als de netkabel op het net is aangesloten en de netschakelaar zich in stand - I - bevindt
63
Bedieningspaneel Remote CMT
CMT 4000 Advanced
(3)
(2)
(1)
Algemeen Het bedieningspaneel Remote CMT is een onderdeel van de Remote-CMT-stroombron
en de CMT-Advanced-stroombron. De Remote-CMT-stroombron en de CMT-Advanced­stroombron zijn voor automatische of gerobotiseerde processen bestemd en worden uit­sluitend via het LocalNet aangestuurd.
De bediening van de Remote-CMT-stroombron en de CMT-Advanced-stroombron kan plaatsvinden via de volgende systeemuitbreidingen:
- Afstandsbediening RCU 5000i
- Robotinterface ROB 5000
- Instrumentatiebussystemen
Bedieningspa­neel Remote CMT en CMT Advan­ced
Nr. Functie
(1) Aanduiding Storing
(2) Aanduidingen Robotinterface
(3) Aanduiding Stroombron aan
is verlicht wanneer er een storing is opgetreden. Alle op LocalNet aangesloten apparaten die over een digitaal scherm beschikken ondersteunen een indicatie van de bijbehorende Error-melding.
De weergegeven Error-meldingen worden beschreven in het onderdeel "Sto­ringsdiagnose, storingen opheffen".
is verlicht als de stroombron is ingeschakeld, als bijv. een robotinterface of een instrumentatiebussysteem op LocalNet is aangesloten
Is verlicht als de netkabel op het net is aangesloten en de netschakelaar zich in stand - I - bevindt
64
Aansluitingen, schakelaars en mechanische com-
(3)(4)(5)(6)
(7) (8)
)9()01(
)21()11(
(2)(1)
ponenten
Stroombron TPS 2700
NL
Vooraanzicht / Achteraanzicht / Zijaanzicht
Nr. Functie
(1) Aansluiting LocalNet
Gestandaardiseerde aansluitbus voor systeemuitbreidingen (bijv. afstandsbe­diening, lasbrander JobMaster, enz.)
(2) (+) - stroombus met bajonetsluiting
voor:
- Aansluiten van de aardleiding bij het WIG-lassen
- Aansluiten van de elektrode- of massakabel bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektrodetype
(3) Aansluiting lasbranderbesturing
voor het aansluiten van de besturingsstekker van de lasbrander
(4) Blinde afdekking
(5) (-) - stroombus met bajonetsluiting
voor:
- aansluiten van de aardleiding bij het MIG/MAG-lassen
- Stroomaansluiting van de WIG-lasbrander
- Aansluiten van de elektrode- of massakabel bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektrodetype)
(6) Aansluiting lasbrander
Voor het aansluiten van de lasbrander
(7) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron
(8) Blinde afdekking
bestemd voor een LocalNet aansluiting
(9) Aansluiting beschermgas
(10) Netkabel met trekontlasting
(11) Draadspoel-steun met rem
voor het aanbrengen van genormeerde draadspoelen tot max. 16 kg (35.27 lb.) en een diameter van max. 300 mm (11.81 in.)
65
Stroombron TPS
(3)(4)
(5)
(6)
(2)(1)
(7) (8)
(9)
(10)(11)
(13)(12)
2700 CMT
Nr. Functie
(12) 4-rollenaandrijving
Vooraanzicht / Achteraanzicht / Zijaanzicht
Nr. Functie
(1) Aansluiting LocalNet
Gestandaardiseerde aansluitbus voor systeemuitbreidingen (bijv. afstandsbe­diening, lasbrander JobMaster, enz.)
(2) Aansluiting motorsturing
voor het aansluiten van de sturingsleiding van de CMT-aandrijfeenheid
(3) Aansluiting lasbrandersturing
voor het aansluiten van de sturingsstekker van de lasbrander
(4) Aansluiting LHSB
voor het aansluiten van de LHSB-kabel van de CMT-aandrijfeenheid (LHSB = LocalNet High-Speed Bus)
(5) (-) - stroombus met bajonetsluiting
voor:
- aansluiten van de aardleiding bij het MIG/MAG-lassen
- Stroomaansluiting van de WIG-lasbrander
- Aansluiten van de elektrode- of massakabel bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektrodetype)
(6) Aansluiting lasbrander
Voor het aansluiten van de lasbrander
(7) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron
(8) Blinde afdekking
bestemd voor een LocalNet aansluiting
66
(9) Aansluiting beschermgas
(10) (+) - stroombus met bajonetsluiting
voor:
- Aansluiten van de aardleiding bij het WIG-lassen
- Aansluiten van de elektrode- of massakabel bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektrodetype
Nr. Functie
(2)(1)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
Stroombron TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000, TIME 5000 Digital
(11) Netkabel met trekontlasting
(12) Draadspoel-steun met rem
voor het aanbrengen van genormeerde draadspoelen tot max. 16 kg (35.27 lb.) en een diameter van max. 300 mm (11.81 in.)
(13) 4-rollenaandrijving
NL
Vooraanzicht / Achteraanzicht
Nr. Functie
(1) (-) - stroombus met bajonetsluiting
voor:
- aansluiten van de aardleiding bij het MIG/MAG-lassen
- Stroomaansluiting van de WIG-lasbrander
- Aansluiten van de elektrode- of massakabel bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektrodetype)
(2) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron
(3) Blinde afdekking
Bestemd voor het aansluiten van LocalNet of aansluiten van LHSB (LocalNet High-Speed Bus)
(4) Blinde afdekking
Bestemd voor het aansluiten van LocalNet of aansluiten van LHSB (LocalNet High-Speed Bus)
(5) Aansluiting LocalNet
Verbindingsleidingpakket
(6) Blinde afdekking
Bestemd voor aansluiting LHSB (LocalNet High-Speed Bus)
De aansluiting LHSB is bij CMT-stroombronnen seriematig.
(7) Netkabel met trekontlasting
67
Nr. Functie
CMT 4000 Advanced
(1)
(2)
LHSB
(3)
(4)
(5)
(7)
(8)
(6)
(8) Tweede (-) - stroombus met bajonetsluiting (optie)voor:
- aansluiten van het verbindingsleidingpakket bij MIG/MAG lassen voor poolomkering (bijv. voor Innershield-lassen en vuldraadlassen)
- Speciaal voor automatische en robottoepassingen waarbij de aansluiting van het verbindingsleidingpakket en de aardekabel aan een kant van de stroombron gewenst is (bijv. in een schakelkast)
Tweede (+) - stroombus met bajonetsluiting (optie)
Voor het aansluiten van een tweede stroomkabel
Blinde afdekking
Als de opties tweede (-)-stroombus met bajonetsluiting of tweede (+)-stroom­bus met bajonetsluiting niet op de stroombron voorhanden zijn.
(9) (+) - stroombus met bajonetsluitingvoor:
- Aansluiten van de stroomkabel van het verbindingsleidingpakket bij MIG/MAG lassen
- Aansluiten van de aardleiding bij het WIG-lassen
- Aansluiten van de elektrode- of massakabel bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektrodetype)
Stroombron CMT 4000 Advanced
Vooraanzicht / Achteraanzicht
Nr. Functie
(1) Aansluiting massakabel
dient voor:
- Aansluiten van de massakabel bij MIG/MAG-lassen, bij CMT-lassen en bij CMT Advanced-lassen
- Aansluiten van de elektrode- of massakabel bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektrodetype)
(2) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron
68
Nr. Functie
(3) Stroombus met bajonetsluiting
dient voor:
- Aansluiten van de stroomkabel van het verbindingsleidingpakket bij MIG/ MAG-lassen, bij CMT-lassen en bij CMT Advanced-lassen
- Aansluiten van de elektrode- of massakabel bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektrodetype)
(4) Blinde afdekking
Bestemd voor aansluiting LocalNet
(5) Blinde afdekking
Bestemd voor aansluiting LocalNet
(6) Aansluiting LocalNet
Verbindingsleidingpakket
(7) Aansluiting LHSB (LocalNet High-Speed Bus)
(8) Netkabel met trekontlasting
NL
69
70
Installatie en ingebruikneming
71
72
Minimale uitrusting voor het lassen
Algemeen Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om met de
stroombron te werken. Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasproce­dure beschreven.
NL
MIG/MAG - lassen gasgekoeld
MIG/MAG - lassen watergekoeld
MIG/MAG - lassen geautomatiseerd
- Stroombron
- Aardkabel
- MIG/MAG-lasbrander, gasgekoeld
- Gasaansluiting (beschermgasvoorziening)
- Draadtoevoer (alleen bij TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000)
- Verbindingsleidingpakket (alleen bij TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000)
- Draadelektrode
- Stroombron
- Koelapparaat
- Aardkabel
- MIG/MAG lasbrander, watergekoeld
- Gasaansluiting (beschermgasvoorziening)
- Draadtoevoer (alleen bij TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000)
- Verbindingsleidingpakket (alleen bij TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000)
- Draadelektrode
- Stroombron (TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000)
- Robotinterface of instrumentatiebusverbinding
- Aardkabel
- MIG/MAG robot-lasbrander of MIG/MAG machine-lasbrander (bij watergekoelde robot- of machine-lasbranders is daarnaast een koelapparaat noodzakelijk)
- Gasaansluiting (beschermgasvoorziening)
- Draadtoevoer
- Verbindingsleidingpakket
- Draadelektrode
CMT-lassen handmatig
- CMT-stroombron
- Aardkabel
- CMT-lasbrander incl. CMT-aandrijfeenheid en CMT-draadbuffer (bij watergekoelde CMT-toepassingen is daarnaast een koelapparaat noodzakelijk)
- CMT-draadtoevoer (alleen bij TPS 3200 / 4000 / 5000)
- CMT-verbindingsleidingpakket (alleen bij TPS 3200 / 4000 / 5000)
- Draadelektrode
- Gasaansluiting (beschermgasvoorziening)
73
CMT-lassen geau­tomatiseerd
- CMT-stroombron: TPS 3200 / 4000 / 5000 (of CMT-Remote-stroombron met afstandsbediening RCU 5000i)
- Robotinterface of instrumentatiebusverbinding
- Aardkabel
- CMT-lasbrander incl. CMT-aandrijfeenheid
- Koelapparaat
- CMT-draadtoevoer
- CMT-verbindingsleidingpakket
- CMT-draadbuffer
- Draadelektrode
- Gasaansluiting (beschermgasvoorziening)
CMT Advanced­lassen
WIG DC-lassen - Stroombron
Elektrodelassen - Stroombron
- Stroombron CMT 4000 Advanced
- Afstandsbediening RCU 5000i
- Robotinterface of instrumentatiebusverbinding
- Aardkabel
- CMT-lasbrander incl. CMT-aandrijfeenheid
- Koelapparaat
- CMT-draadtoevoer
- CMT-verbindingsleidingpakket
- CMT-draadbuffer
- Draadelektrode
- Gasaansluiting (beschermgasvoorziening)
- Aardkabel
- WIG gasschuif-lasbrander
- Gasaansluiting (beschermgasvoorziening)
- Vulmetaal afhankelijk van toepassing
- Aardkabel
- Elektrodehouder
- Staafelektroden
74
Voor installatie en ingebruikneming
NL
Veiligheid
Gebruik overeen­komstig de bedoeling
Omgevingsfacto­ren
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is gele-
zen en begrepen. Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de sys-
teemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
De stroombron is uitsluitend bedoeld voor MIG/MAG-, elektrode- en WIG-lassen. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook
- het naleven van alle aanwijzingen in de bedieningshandleiding
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 23. Dit betekent:
- bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen groter dan Ø 12,5 mm (0.49 in.)
- bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de verticale positie
Het apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP 23 buiten worden opgesteld en gebruikt. Directe vochtinwerking (bijvoorbeeld door regen) moet worden vermeden.
GEVAAR!
Omvallende of naar beneden vallende apparaten kunnen levensgevaarlijk zijn.
Stel apparaten, consoles en wagentjes stabiel op, op een vlakke en vaste onder-
grond.
Het ventilatiekanaal is een belangrijke veiligheidsinrichting. Bij het kiezen van de opstel­plaats moet erop worden gelet dat de koellucht ongehinderd door de ventilatiespleten aan de voor- en achterkant in en uit kan stromen. Geproduceerd elektrisch geleidend stof (bijvoorbeeld bij het werken met polijststeen) mag niet rechtstreeks de installatie worden binnengezogen.
Netaansluiting De apparaten zijn voor de op het typeplaatje aangegeven netspanning geschikt. Is de
netkabel of de netstekker bij uw apparaat niet aangebracht, dan moeten deze volgens de nationale normen gemonteerd worden. De beveiliging van de nettoevoer vindt u in de technische gegevens.
75
OPMERKING!
Gebruik van een elektrische installatie met onvoldoende capaciteit kan ernstige materiële schade tot gevolg hebben.
De netvoedingskabel en de zekering ervan moeten overeenkomstig de bestaande elek­triciteitsvoorziening worden aangelegd. De technische gegevens op het kenplaatje zijn van kracht.
Geldt voor de stroombron TIME 5000 Digital: De standaard netstekker maakt de werking tot netspanningen van 400 V mogelijk. Voor netspanningen tot 460 V een daarvoor goedgekeurde netstekker monteren of de netvoe­ding direct installeren.
76
Netkabel op US-stroombronnen aansluiten
Algemeen De US-stroombronnen worden zonder netkabel geleverd. Voor ingebruikneming moet
een voor de aansluitspanning geschikte netkabel worden gemonteerd. Een trekontlasting voor een kabeldoorsnede AWG 10 is bij de stroombron gemonteerd. Trekontlastingen voor kabels met grotere doorsnede kunnen op dezelfde wijze worden bevestigd.
NL
Voorgeschreven netkabel en trekontlastingen
Veiligheid
Stroombron Netspanning Kabeldoorsnede
TS 4000 / 5000, TPS 4000 / 5000, CMT 4000 Advanced
TPS 3200 3 x 460 V
AWG ... American Wire Gauge (= Amerikaanse kabeldiktemaat)
GEVAAR!
Gevaar door verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De hieronder beschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door geschoold perso-
neel worden uitgevoerd. De nationale normen en richtlijnen moeten worden opgevolgd.
VOORZICHTIG!
Gevaar door ondeskundig voorbereide netkabel.
Dit kan kortsluitingen of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle fasegeleiders en de randaarde van de uitgedreven netkabel moeten worden
voorzien van ader-eindhulzen.
3 x 460 V 3 x 230 V
3 x 230 V
AWG 10 AWG 6
AWG 10 AWG 8
Netkabel aanslui­ten
Linker zijdeel van de stroombron demonteren
1
Uiteinde van de netkabel ca. 100 mm (4 in.) uitdrijven
2
OPMERKING!
De randaarde (groen of groen met gele strepen) moet ca. 10 - 15 mm (0.4 - 0.6 in.) langer zijn als de fasegeleider.
77
Fasegeleider en randaarde van de netkabel voorzien van ader-eindhulzen, de ader-
P
E
W
1
V1 U1
5
7
8
6
3
eindhulzen met krimptang fixeren
VOORZICHTIG!
Gevaar voor kortsluiting!
Als er geen ader-eindhulzen worden gebruikt bestaat het risico op kortsluiting tussen de fasegeleiders of tussen de fasegeleiders en randaarde.
Alle fasegeleiders en de randaarde van de uitgedreven netkabel moeten wor-
den voorzien van ader-eindhulzen.
Schroeven (2 x) en klemmoeren SW
4
30 van de trekontlasting losmaken
Netkabel in trekontlasting schuiven
5
OPMERKING!
Schuif de netkabel zo ver naar binnen dat de randaarde en de fasegeleiders naar behoren op de blokklemmen kun­nen worden aangesloten.
Klemmoer SW 30 mm vastdraaien
6
Schroeven (2 x) vastdraaien
7
Netkabel naar behoren aan de blok-
8
klemmen aansluiten:
- Randaarde (groen of groen met gele strepen) op aansluiting PE
- Fasegeleiders op de aansluitingen L1 - L3
Linker zijdeel van de stroombron weer
9
monteren
78
Trekontlasting
2
3
2
4
4
6
7
7
vervangen
Linker zijdeel van de stroombron
1
demonteren
Schroeven van de bestaande trekont-
2
lasting verwijderen (2 x)
Bestaande trekontlasting naar voren
3
afnemen
Schroeven voor adapterplaat verwijde-
4
ren, adapterplaat verwijderen
Zeskantmoer SW 50 mm in spanschijf
5
inzetten
OPMERKING!
Voor een betrouwbare aardeverbinding aan de stroombronbehuizing moeten de punten van de zeskantmoer naar de spanschijf wijzen.
NL
Voorste deel van de grote trekontlas-
6
ting in de zeskantmoer SW 50 mm inschroeven. De zeskantmoer SW 50 mm steunt tegen de bevestigingsplaat.
Grote trekontlasting in behuizing han-
7
gen en met 2 schroeven bevestigen
Netkabel aansluiten
8
Linker zijdeel van de stroombron weer
9
monteren
79
Inbedrijfstelling
Veiligheid
Opmerkingen betreffende het koelapparaat
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Is de stroombron tijdens de installatie op het stroomnetwerk aangesloten, dan bestaat het risico op ernstig letsel en zware materiële schade.
Voer werkzaamheden aan het apparaat alleen uit als de netschakelaar van de
stroombron in de stand - O - staat. Voer alleen werkzaamheden aan het apparaat uit als de stroombron niet op het
stroomnetwerk is aangesloten.
GEVAAR!
Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfilter is een
belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.
Voor de volgende toepassingen wordt een koelapparaat FK 4000 R aanbevolen:
- Stroombronnen TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000
- Lasbrander JobMaster
- PushPull-lasbrander
- Robotmodus
- Leidingpakketten langer dan 5 meter
- MIG/MAG puls-synergisch lassen
- Lassen in het hogere vermogensgebied in het algemeen
Informatie over systeemonderde­len
De stroomvoorziening van het koelapparaat komt via de stroombron tot stand. Als de netschakelaar van de stroombron op stand - I - geschakeld dan is het koelapparaat gereed.
Meer informatie over het koelapparaat vindt u in de bedieningshandleiding van het koel­apparaat.
De hierna beschreven werkstappen en taken bevatten verwijzingen naar verschillende systeemonderdelen, zoals:
- rijwagen
- koelapparaten
- draadtoevoer-opnames
- draadtoevoer
- verbindingsleidingpakketten
- lasbrander
- enz.
Nauwkeurige informatie over de montage en aansluiting van de systeemonderdelen vindt u in de betreffende bedieningshandleidingen van de systeemonderdelen.
80
Overzicht "Inbedrijfstelling" bestaat uit de volgende rubrieken:
- Inbedrijfstelling TPS 2700
- Inbedrijfstelling TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000
- Ingebruikneming CMT 4000 Advanced
NL
81
Inbedrijfstelling TPS 2700
Algemeen De inbedrijfstelling van de stroombron TPS 2700 wordt aan de hand van een handma-
tige, gasgekoelde MIG/MAG-toepassing beschreven.
Aanbeveling voor watergekoelde toepassingen
Gasfles aanslui­ten
- Rijwagen PickUp gebruiken
- Koelapparaat op rijwagen PickUp opbouwen
- Stroombron TPS 2700 op koelapparaat opbouwen
- alleen watergekoelde lasbrander met externe wateraansluiting gebruiken
- Wateraansluitingen van de lasbrander rechtstreeks op het koelapparaat aansluiten
GEVAAR!
Risico op ernstig letsel en/of grote materiële schade door omvallende gasflessen.
Stel gasflessen stabiel op, op een vlakke en vaste ondergrond. Beveilig de gasflessen tegen omvallen.
Volg de veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant op.
Stel gasfles stabiel op, op een vlakke
1
en vaste ondergrond
Beveilig de gasfles tegen omvallen -
2
maar niet bij de flessenhals
Verwijder de beschermkap van de
3
gasfles
Gasflesventiel kort openen om omlig-
4
gend vuil te verwijderen
Controleer de pakking van de drukver-
5
minderaar
Schroef de drukverminderaar op de
6
gasfles en draai deze vast
Drukvermindereaar via gasleiding met
7
de aansluiting beschermgas van de
Gasleiding op TPS 2700 aansluiten
stroombron verbinden
82
OPMERKING!
US-apparaten worden met een adapter voor de gasleiding geleverd:
Adapter inplakken of afdichten
Adapter op gasdichtheid controleren.
Aardeverbinding
4
4
5
2
1
6
6
maken
Aardekabel op TPS 2700 aansluiten
Aardekabel in de (-)-stroombus steken
1
en vergrendelen
Maak met het andere uiteinde van de
2
aardkabel verbinding met het werkstuk
NL
Lasbrander aan­sluiten
Aandrijfrollen inzetten/verwis­selen
Goed uitgeruste lasbrander met het
1
convergerend deel vooraan in de aan­sluiting lasbrander schuiven
Wartelmoer ter fixatie handmatig vast-
2
draaien
Steek de stuurstekker van de lasbran-
3
der in de aansluiting voor de brander­sturing en vergrendel deze
OPMERKING!
Bij de wijziging van lengte en/of dwars­doorsnede van het lasbrander-leiding­pakket de laskring-weerstand r en de
Lasbrander op TPS 2700 aansluiten
laskring-inductiviteit L berekenen (zie "Verdere instellingen").
Om te zorgen voor een optimale ontsluiting van de draadelektrode moeten de aandrijfrol­len op de thermisch te lassen draaddiameter en de draadlegering zijn aangepast.
1
OPMERKING!
Alleen aandrijfrollen gebruiken die geschikt zijn voor de draadelektrode!
Een overzicht van de beschikbare aan­drijfrollen en hun inzetmogelijkheden vindt u in de lijst van reserveonderdelen.
USA-apparaten worden zonder aandrijfrol­len geleverd. Zet na het inzetten van de draadspoelen de aandrijfrollen in.
83
4
5
3
2
1
2
1
2
3
1
2
1
2
4
3
3
Draadspoel inzet­ten
VOORZICHTIG!
Risico op verwonding door veerwerking van de opgerolde draadelektrode.
Houd bij het inzetten van de draadspoel het uiteinde van de draadelektrode goed vast, om verwondingen door terugspringende draadelektrode te vermijden.
VOORZICHTIG!
Gevaar op verwonding door vallende draadspoel.
Zorg ervoor dat de draadspoel goed aan de ingang Draadspoel vast zit.
Korfspoelen inzetten
84
VOORZICHTIG!
Risico op verwonding door veerwerking van de opgerolde draadelektrode.
Houd bij het inzetten van de draadspoel het uiteinde van de draadelektrode goed vast, om verwondingen door terugspringende draadelektrode te vermijden.
VOORZICHTIG!
Gevaar op verwonding door vallende draadspoel.
Zorg ervoor dat de draadspoel goed aan de ingang Draadspoel vast zit.
OPMERKING!
3
2
1
1
2
2
1
Bij het werken met korfspoelen alleen de bij het apparaat geleverde korfspoel­adapter gebruiken!
VOORZICHTIG!
Gevaar op verwonding door vallende korfspoel.
Zet de korfspoel zodanig op de meegeleverde korfspoel-adapter vast dat de verbindings­stukken van de korfspoel zich binnen de nokvormige groef van de korfspoel-adapter bevinden.
1
2
NL
Draadelektrode laten inlopen
VOORZICHTIG!
Risico op verwonding door veerwerking van de opgerolde draadelektrode.
Houd bij het inschuiven van de draadelektrode in de 4-rollenaandrijving het uiteinde van de draadelektrode goed vast, om verwondingen door terugspringende draadelektrode te vermijden.
VOORZICHTIG!
Risico op beschadiging van de lasbrander door scherpkantig uiteinde van de draadelektrode.
Voor het invoeren van de draadelektrode het uiteinde goed afbramen.
85
4
4
1
2
1
1
2
2
2
3
3
1
1
5
2
3
4
1
2
4
5
3
1
1
2
3
2
3
4
VOORZICHTIG!
Gevaar voor lichamelijk letsel door naar buiten komende elektrode.
Bij het indrukken van de toets Draadinvoeren / Inch Forward de lasbrander bij het gezicht en lichaam weghouden.
5
6
86
Contactdruk
1
1
4
3
STOP
6
7
5
1
2
2
1
instellen
OPMERKING!
Contactdruk zodanig instellen dat de draadelektrode niet wordt gedefor­meerd maar een goed draadtransport is gewaarborgd.
NL
Rem instellen
Contactdruk referentie-
Halfronde rollen Trapezerollen Kunststof rollen
punten
Aluminium 1,5 - 3,5 - 4,5
Staal 3 - 4 1,5 -
CrNi 3 - 4 1,5 -
OPMERKING!
Na het loslaten van de brandertoets mag de draadspoel niet nalopen.
Indien nodig rem afstellen.
1
2
87
2
1
4
STOP
OK
3
3
1
2
PVC
1
4
3
PVC
KLEBER, GLUE, COLLE
Opbouw van de remmen
VOORZICHTIG!
Gevaar door vallende draadspoel.
Om ervoor te zorgen dat de draadspoel vast zit en een optimale remwerking zeker te stellen moet de montage van de rem overeenkomstig de volgende afbeelding worden uitgevoerd.
88
Ingebruikneming TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000, TIME 5000 Digital
Algemeen De inbedrijfstelling van de stroombronnen TS 4000 / 5000 en TPS 3200 / 4000 / 5000
wordt aan de hand van een handmatige, watergekoelde MIG/MAG-toepassing beschre­ven.
Systeemcompo­nenten opbou­wen (overzicht)
De volgende afbeelding moet u een overzicht geven van de constructie van de afzonder­lijke systeemcomponenten. Gedetailleerde informatie over de betreffende handelingen vindt u in de handleidingen van de systeemcomponenten.
NL
89
Trekontlasting
1
2
2
1
(1)
(2) (3)
vastzetten
Trekontlasting aan rijwagen vastzetten
Pennen van de trekontlasting aan de
1
stroombronkant vanaf het verbin­dingsleidingpakket in de daarvoor bedoelde opening in het rijplatform inzetten
Trekontlasting met twee schroeven uit
2
het meegeleverde verbindingsleiding­pakket op het rijplatform vastzetten
Voor verbindingsleidingpakketten met een lengte van 1,2 m (4 ft.) is een trekontlasting voorzien.
Pennen van de trekontlasting aan de
3
draadtoevoerkant vanaf het verbin­dingsleidingpakket in de daarvoor bedoelde opening in de draadtoevoer inzetten
Trekontlasting met twee schroeven,
4
die bij het verbindingsleidingpakket zijn bijgeleverd, aan de draadtoevoer vastschroeven
Verbindingslei­dingpakket aan­sluiten
Trekontlasting aan draadtoevoer vastzetten
OPMERKING!
Bij gasgekoelde systemen is geen koelapparaat voorhanden.
Het aansluiten van de wateraansluitingen vervalt bij gasgekoelde systemen.
90
Bajonetstekker laspotentiaal van het verbindingsleidingpakket in de (+)-bus steken
3
1
2
2
4
5
5
1
en door middel van draaien vergrendelen
Stekker LocalNet van het verbindingsleidingpakket in de aansluiting LocalNet steken
2
en met wartelmoer vastzetten
Alleen bij CMT-stroombronnen:
3
stekker LHSB op aansluiting LHSB aansluiten
Leiding voor watervoorloop - blauw (3) op koelapparaat aansluiten
4
Leiding voor waterterugloop - rood (2) op koelapparaat aansluiten
5
Leiding beschermgas op drukreduceerstuk van gasfles (1) aansluiten
6
Verbindingsleidingpakket op draadtoevoer aansluiten
7
NL
Gasfles aanslui­ten
GEVAAR!
Risico op ernstig letsel en/of grote materiële schade door omvallende gasflessen.
Stel gasflessen stabiel op, op een vlakke en vaste ondergrond. Beveilig de gasflessen tegen omvallen.
Volg de veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant op.
Gasfles op wagenbodem plaatsen
1
Gasflessen door middel van flesgordel
2
aan het bovenste deel van de gasfles (maar niet aan de flessenhals) tegen omvallen beveiligen
Verwijder de beschermkap van de
3
gasfles
Gasflesventiel kort openen om omlig-
4
gend vuil te verwijderen
Controleer de pakking van de drukver-
5
minderaar
Schroef de drukverminderaar op de
6
gasfles en draai deze vast
Beschermgasleiding van het verbin-
7
Gasfles aan rijwagen vastzetten
dingsleidingpakket door middel van gasleiding met de drukverminderaar verbinden
OPMERKING!
US-apparaten worden met een adapter voor de gasleiding geleverd:
Adapter inplakken of afdichten
Adapter op gasdichtheid controleren.
91
Aardeverbinding maken
Aardekabel in de (-)-stroombus steken
1
en vergrendelen
Maak met het andere uiteinde van de
2
aardkabel verbinding met het werkstuk
Lasbrander aan­sluiten
Verdere activitei­ten
Goed uitgeruste lasbrander met het
1
convergerend deel vooraan in de aan­sluiting lasbrander van de draadtoe­voer schuiven
Wartelmoer ter fixatie handmatig vast-
2
draaien
Steek de stuurstekker van de lasbran-
3
der in de aansluiting voor de brander­sturing en vergrendel deze
OPMERKING!
Bij de wijziging van lengte en/of dwars­doorsnede van het lasbrander-leiding­pakket de laskring-weerstand r en de
Aansluiting lasbrander en aansluiting brandbesturing
aan VR 4000
laskring-inductiviteit L berekenen (zie "Verdere instellingen").
De volgende werkstappen doorvoeren volgens de bedieningshandleiding van de draad­toevoer:
Aandrijfrollen in draadtoevoer inzetten
1
Draadspoelen of korfspoelen met korfspoel-adapter in draadtoevoer inzetten
2
Draadelektrode laten inlopen
3
Contactdruk instellen
4
Rem instellen
5
92
Ingebruikneming CMT4000 Advanced
11
1
4
7
8
9
6
5
2
2
3
3
11
1)
2)
10
10
5
3
1
2
3
NL
Systeemcompo­nenten opbou­wen (overzicht)
De volgende afbeelding moet u een overzicht geven van de constructie van de afzonder­lijke systeemcomponenten. Gedetailleerde informatie over de betreffende handelingen vindt u in de handleidingen van de systeemcomponenten.
GEVAAR!
Risico op ernstig letsel en/of grote materiële schade door omvallende gasflessen.
Stel gasflessen stabiel op, op een vlakke en vaste ondergrond. Beveilig de gasflessen tegen omvallen.
Volg de veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant op.
1
2
Systeemonderdelen opbouwen
1)
Koelapparaat en stroombron ook aan de achterzijde met elk 2 bouten bevestigen
2)
Verlenging flessensteun
Verbindingslei­dingpakket, CMT­lasbrander en draadbuffer aan­sluiten
Gedetailleerde informatie over de betreffende werkstappen vindt u in de betreffende bedieningshandleidingen van de systeemonderdelen.
Trekontlastingen van het CMT-verbindingsleidingpakket op de wagen en draadtoe-
1
voer bevestigen
CMT-verbindingsleidingpakket op stroombron en draadtoevoer aansluiten
2
CMT-leidingpakket op de CMT-aandrijfeenheid aansluiten
3
Draadbuffer aansluiten
4
CMT-lasbrander op de draadtoevoer aansluiten
5
Draadtoevoer aanbrengen en gasfles opstellen
93
Verdere activitei­ten
Draadstimuleringsleiding aansluiten
1
Massaverbinding tussen werkstuk en stroombron tot stand brengen
2
Gasfles aansluiten
3
Afstandsbediening RCU 5000i aansluiten
4
Verbinding met robotbesturing tot stand brengen
5
Draadtoevoer voorbereiden
De volgende werkstappen doorvoeren volgens de bedieningshandleiding van de draad­toevoer:
Aandrijfrollen in draadtoevoer inzetten
1
Draadspoelen of korfspoelen met korfspoel-adapter in draadtoevoer inzetten
2
Draadelektrode laten inlopen
3
Contactdruk instellen
4
Rem instellen
5
94
Laswerkzaamheid
95
96
MIG/MAG-bedrijfscycli
NL
Algemeen
Symbolen en toe­lichting
GEVAAR!
Onjuiste bediening kan ernstig letsel en zware materiële schade veroorzaken.
De beschreven functies pas gebruiken nadat de handleiding volledig is gelezen en begrepen.
De beschreven functies pas gebruiken nadat de handleiding volledig is gelezen en
begrepen. Gebruik de beschreven functies alleen als de gebruiksaanwijzingen van alle sys-
teemcomponenten volledig zijn gelezen en begrepen.
De indicatoren betreffende instelling, correctiegebied en maateenheden van de beschik­bare parameters aan het Setup-menu ontlenen.
Brandertoets indrukken Brandertoets vasthouden Brandertoets loslaten
GPr
Gas-voorstroomtijd
Startstroomfase: snelle opwarming van het materiaal ondanks hoge warmteafleiding voor het lasbegin
Slope: continue daling van de startstroom naar de lasstroom en van de lasstroom naar de eindkraterstroom
I
Lasstroomfase: gelijkmatige temperatuurinbreng in het door voorlopende warmte ver­hitte materiaal
Eindstroomfase: ter voorkoming van plaatselijke oververhitting van het materiaal door warmtestuwing aan het einde van het lassen. Het uitzakken van de lasnaad wordt ver­hinderd.
GPo
Gasnastroomtijd
97
2-taktbedrijf
t
I
+
I
GPr
GPo
t
I
+
I
GPr GPo
+
De bedrijfsmodus "2-taktbedrijf" is geschikt voor
- Deelwerk
- Korte lasnaden
- Automatische en robotwerking
4-taktbedrijf
De bedrijfsmodus "4-taktbedrijf" is voor langere lasnaden geschikt.
98
Speciale 4-staps-
I
t
I
GPr GPoE-I LSS-I
SL
+ +
t
I
+
SPt
GPr GPo
+
werking
De bedrijfsmodus "Speciale 4-stapswerking" is met name geschikt voor het lassen van aluminium materialen. Het speciale verloop van de lasstroom houdt rekening met de hoge warmtegeleiding van aluminium.
NL
Spotlassen De bedrijfsmodus "spotlassen" is in het bijzonder geschikt voor lasverbindingen voor
overlappende platen.
Wijze van handelen voor het tot stand brengen van een puntlas:
Lasbrander verticaal houden
1
Brandertoets indrukken en loslaten
2
Positie van de lasbrander handhaven
3
Gas-nastroomtijd afwachten
4
Lasbrander optillen
5
Door het opnieuw indrukken van de brandertoets kan het lasproces voortijdig worden afgebroken.
99
MIG/MAG-lassen
Veiligheid
Algemene werk­zaamheden voor het MIG/MAG-las­sen
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is gele-
zen en begrepen. Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de sys-
teemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Is de stroombron tijdens de installatie op het stroomnetwerk aangesloten, dan bestaat het risico op ernstig letsel en zware materiële schade.
Voer werkzaamheden aan het apparaat alleen uit als de netschakelaar van de
stroombron in de stand - O - staat. Voer alleen werkzaamheden aan het apparaat uit als de stroombron niet op het
stroomnetwerk is aangesloten.
Alleen bij gebruik van koelapparaat en watergekoelde lasbrander:
1
- TPS 2700 met waterkoeling: Waterslangen van de lasbrander op de overeenkomstige aansluitingen op het koelapparaat aansluiten
- TS 4000 / 5000, TPS 3200 / 4000 / 5000 met waterkoeling: Waterslangen van de lasbrander op de overeenkomstige aansluitingen op de draadtoevoer aansluiten
Steek de netstekker in het stopcontact
2
Netschakelaar in positie "I" schakelen:
3
- alle weergaven op het bedieningspaneel lichten kort op
- indien aanwezig: Koelapparaat begint te werken
OPMERKING!
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften en de bedrijfsvoorwaarden in de bedieningshandleiding van het koelapparaat.
Overzicht MIG/MAG-lassen bestaat uit de volgende rubrieken:
- MIG/MAG synergisch lassen
- MIG/MAG standaard handmatig lassen
- CMT-lassen
- Speciale functies en opties
- Robot-laswerkzaamheden
100
Loading...