Fronius TransTig 800-5000, MagicWave 1700-500 Operating Instruction [NL]

Operating Instructions
TransTig 800 TransTig 2200 TransTig 2500 / 3000 TransTig 4000 / 5000 MagicWave 1700 / 2200 MagicWave 2500 / 3000 MagicWave 4000 / 5000
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0027,NL 023-21092022
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften 7
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 7 Algemeen 7 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 8 Omgevingsvoorwaarden 8 Verplichtingen van de gebruiker 8 Verplichtingen van het personeel 9 Netaansluiting 9 Bescherming van uzelf en derden 9 Informatie over de geluidsemissie 10 Gevaar door schadelijke gassen en dampen 10 Gevaar door vonken 11 Gevaren door net- en lasstroom 11 Zwerfstromen 12 EMV-apparaatclassificaties 13 EMV-maatregelen 13 EMF-maatregelen 14 Bijzondere gevaren 14 Eisen aan het beschermgas 15 Gevaar door beschermgasflessen 15 Gevaar op uitstromend beschermgas 16 Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport 16 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 17 Inbedrijfname, onderhoud en reparatie 17 Veiligheidscontrole 18 Verwijdering 18 Veiligheidssymbolen 18 Gegevensbescherming 18 Auteursrecht 18
NL
Algemene informatie 21
Algemeen 23
Apparaatconcept 23 Werkingsprincipe 24 Toepassingsgebieden 24 Waarschuwingen op het apparaat 25
Systeemonderdelen 26
Algemeen 26 Overzicht 26
Bedieningselementen en aansluitingen 27
Beschrijving van de bedieningspanelen 29
Algemeen 29 Veiligheid 29 Overzicht 30
Bedieningspaneel MagicWave 31
BedieningspaneelMagicWave 31
Bedieningspaneel TransTig 35
BedieningspaneelTransTig 35
Toetsencombinaties - speciale functies 39
Algemeen 39 Weergave softwareversie, looptijd en doorstroming koelmiddel 39
Aansluitingen, schakelaars en mechanische componenten 40
MagicWave1700 / 2200 40 MagicWave2500 / 3000 41 MagicWave4000 / 5000 42 TransTig 2200 43 TransTig2500 / 3000 44 TransTig4000 / 5000 45
3
Installatie en ingebruikneming 47
Minimale uitrusting voor het lassen 49
Algemeen 49 TIG-AC-lassen 49 TIG-DC-lassen 49 Elektrodelassen 49
Voor installatie en ingebruikneming 50
Veiligheid 50 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 50 Vereisten aan de installatielocatie 50 Netaansluiting 50 Generatorbedrijf (MW 1700 / 2200, TT 2200) 51
Netkabel op US-stroombronnen aansluiten 52
Algemeen 52 Voorgeschreven netkabel en trekontlastingen 52 Veiligheid 52 Netkabel aansluiten 52 Trekontlasting vervangen 53
Inbedrijfstelling 55
Veiligheid 55 Opmerkingen betreffende het koelapparaat 55 Algemeen 55 Gasfles aansluiten 56 Maak een aardeverbinding met het werkstuk 56 Lastoorts aansluiten 56
Laswerkzaamheid 59
TIG-bedrijfsmodi 61
Veiligheid 61 Symbolen en toelichting 61 2-stapsproces 62 4-stapsproces 62 Speciaal 4-stapsproces: Variant 4 63
Vorming van welvingen en overbelasting van de welving 64
Bolkapvorming 64
TIG-lassen 65
Veiligheid 65 Lasparameters 65 Voorbereiding 66 TIG-lassen 66
Lichtboog ontsteken 68
Algemeen 68 Lichtboog ontsteken met behulp van hoge frequentie(HF-ontsteken) 68 Ontsteken door aanraking 69 Laseinde 70
Speciale functies en opties 71
Functie Controle afgebroken lichtboog 71 Functie Ignition time-out 71 Hechtfunctie 71
Elektrode lassen 73
Veiligheid 73 Voorbereiding 73 Elektrodelassen 74 Functie Hot-start 75 Functie Anti-stick 75
Instellingen setup 77
Het Setup-menu 79
Algemeen 79 Overzicht 79
4
Setup-menu Beschermgas 80
Algemeen 80 Het Setup-menu Beschermgas openen 80 Parameter wijzigen 80 Het Setup-menu verlaten 80 Parameters in het Setup-menu Beschermgas 80
Setup-menu TIG 82
Open het Setup-menu TIG 82 Parameter wijzigen 82 Het Setup-menu verlaten 82 Parameters in Setup-menu TIG 82
Setup-menu Staafelektrode 86
Open het Setup-menu Staafelektrode 86 Parameter wijzigen 86 Het Setup-menu verlaten 86 Parameters in het Setup-menu Staafelektrode 86
Setup-menu Staafelektrode - Niveau 2 88
Het Setup-menu Staafelektrode - Niveau 2 openen 88 Parameter wijzigen 88 Het Setup-menu Staafelektrode - Niveau 2 verlaten 88 Parameters in Setup-menu Staafelektrode - Niveau 2 88
Storingen opheffen en onderhoud 91
Storingsdiagnose en storingen opheffen 93
Algemeen 93 Veiligheid 93 Weergegeven servicecodes 93 Fouten in de stroombron vaststellen 96
Verzorging, onderhoud en recycling 98
Algemeen 98 Veiligheid 98 Bij elke ingebruikname 98 Elke 2 maanden 99 Elke 6 maanden 99 Recycling 99
NL
Annex 101
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen 103
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen 103 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen 103 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen 103
Technische gegevens 104
Speciale spanning 104 Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat 104 MagicWave 1700 104 MagicWave 2200 105 MagicWave 2500 106 MagicWave 3000 107 MagicWave 2500 MV 108 MagicWave 3000 MV 109 MagicWave 4000 110 MagicWave 5000 111 MagicWave 4000 MV 112 MagicWave 5000 MV 113 TransTig 800 114 TransTig 2200 115 TransTig 2500 116 TransTig 3000 117 TransTig 2500 MV 118 TransTig 3000 MV 120 TransTig 4000 121
5
TransTig 5000 122 TransTig 4000 MV 123 TransTig 5000 MV 124 Verklaring van de voetnoten 125
Gebruikte begrippen en afkortingen 126
Algemeen 126 Begrippen en afkortingen A- F 126 Begrippen en afkortingen G- H 126 Begrippen en afkortingen I - U 127
6
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
kennis van lassen hebben en
-
deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
-
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepe­lende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
7
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik over­eenkomstig de bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamhe­den bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoe­ling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van batterijen of accu's
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste re­sultaten.
Omgevingsvoor­waarden
Verplichtingen van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-
tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
-
Relatieve luchtvochtigheid:
tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-
tot 90% bij 20 °C (68 °F)
-
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handteke­ning hebben bevestigd voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
8
Verplichtingen van het perso­neel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aan­vang van de werkzaamheden:
de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie
-
na te leven deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Bescherming van uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-
voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-
schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk zijn gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-
verhoogde geluidsbelasting
-
schadelijke lasrook en -gassen
-
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
moeilijk ontvlambaar
-
isolerend en droog
-
het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-
veiligheidshelm
-
broek zonder omslag
-
9
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de
-
juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken. Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-
Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden
-
isoleren. Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch iso-
-
lerend, hittebestendig). Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting
-
en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de om­geving, dan:
wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van
-
de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.) stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-
installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
-
Informatie over de geluidsemis­sie
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoe­ren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zo­als het toegepaste lasproces (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-ei­genschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek, enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
niet inademen
-
via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
-
10
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de geme­ten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende com­ponenten verantwoordelijk:
de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
-
de gebruikte elektroden
-
de toegepaste coatings
-
de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
-
gebruikte lasproces
-
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de Euro­pean Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https:// european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en las­stroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brand­gevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internatio­nale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een ex­plosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrol­len en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, span­ningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of mas­sapotentiaal volledig afdekken.
11
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte­as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-
nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
-
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecon­tact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zon­der randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalin­gen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitscha­kelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorko­men dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-
controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
-
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uit­schakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk
zwerfstromen. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
brand
-
oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-
beschadiging van randaardeleidingen
-
beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
-
12
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elek­trisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende on­derstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elek­trodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïso­leerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
NL
EMV-apparaat­classificaties
EMV-maatrege­len
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
Veiligheidsinstallaties
-
Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-
Data- en telecommunicatie-installaties
-
Meet- en kalibratie-installaties
-
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
Netvoeding
1. Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet,
-
elektromagnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
Laskabels
2. Houd ze zo kort mogelijk.
-
Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-
Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
-
Potentiaalegalisatie
3.
Aarding van het werkstuk
4. Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbin-
-
ding tot stand.
Afscherming, indien noodzakelijk
5. Scherm andere installaties in de omgeving af.
-
Scherm de complete lasinstallatie af.
-
13
EMF-maatrege­len
Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroorzaken:
Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden,
-
bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen. Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat
-
zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces bege­ven. De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om
-
veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden. Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
-
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
Bijzondere geva­ren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van be­wegende onderdelen zoals:
ventilatoren
-
tandwielen
-
rollen
-
aandrijfassen
-
draadspoelen en lasdraden
-
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaien­de machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd geduren­de het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd. Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaan­voerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
14
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstempera­tuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voor­schriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch ri­sico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvra­gen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopna­memiddelen van de fabrikant.
Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op
-
het geschikte lastopnamemiddel. De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun lood-
-
rechte stand hebben. Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
-
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantas­ting door omgevingsinvloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de gelden­de nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom ver­standig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
NL
Eisen aan het be­schermgas
Gevaar door be­schermgasfles-
sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-
Druk-dauwpunt < -20 °C
-
Max. oliegehalte < 25 mg/m³
-
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen ex­ploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mecha­nisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles on­der druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars,
15
slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de ac­cessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Gevaar op uit­stromend be­schermgas
Veiligheidsmaat­regelen op de opstelplaats en bij transport
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal
-
20 m³/uur Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of
-
hoofdgaskraan op Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de
-
hoofdgaskraan. De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontro-
-
leerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat sta­biel op een vlakke, vaste ondergrond.
Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
-
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
-
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aange­duide beschermingsklasse.
16
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rond­om aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en trans­port.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. De­monteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
Draadtoevoer
-
Draadspoel
-
Beschermgasfles
-
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondi­ge visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen vol­ledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade ver­toont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevo­ren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brand­baarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstof­fen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
NL
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmidde­len.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ont­staat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekings­bronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de service­dienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze vol­doende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genor-
-
meerde onderdelen). Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het appa-
-
raat aan. Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervan-
-
gen. Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer vol-
-
gens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
17
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de be­huizingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangege­ven aanhaalmoment.
Veiligheidscon­trole
Verwijdering Gooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevo­len:
na het aanbrengen van wijzigingen
-
na installatie of ombouw
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-
na elke periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle nood­zakelijke documentatie.
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nati­onale wetten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingeza­meld en milieuvriendelijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het ne­geren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
Veiligheidssym­bolen
Gegevensbe­scherming
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden ge­steld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online be­schikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool, voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan
18
de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
NL
19
20
Algemene informatie
21
22
Algemeen
NL
Apparaatcon­cept
TransTig 2200 Job, MagicWave 1700 Job en MagicWave 2200 Job met koelapparaat
De TIG-stroombronnen MagicWave (MW) 1700 / 2200 / 2500 / 3000 / 4000 / 5000 en TransTig (TT) 800 / 2200 / 2500 / 3000 / 4000 / 5000 zijn volledig gedigitaliseerde, door micro­processors gestuurde inverterstroom­bronnen.
Het modulaire ontwerp en de eenvou­dige mogelijkheid tot systeemuitbrei­ding zorgen voor grote flexibiliteit. De apparaten zijn aan alle omstandighe­den aan te passen.
Dankzij het eenvoudige bedienings­concept zijn de belangrijkste functies in één oogopslag zichtbaar en instel­baar.
De gestandaardiseerde LocalNet-in­terface maakt het mogelijk om een­voudig digitale systeemuitbreidingen toe te voegen (zoals lastoorts JobMas­ter TIG, robot-lastoorts, afstandsbe­dieningen, enz.).
MagicWave 3000 Job met koelapparaat en MagicWave 2500 Job
De automatische vorming van de wel­vingen voor het AC-lassen met de Ma­gicWave-stroombron houdt rekening met optimale resultaten voor de dia­meter van de gebruikte wolfraamelek­trode.
De stroombronnen zijn geschikt voor generatoren. Ze bieden door be­schermd ondergebrachte bedienings­elementen en poederbeklede behui­zingen de grootst mogelijke stevigheid bij het werken.
Voor een optimaal ontstekingsverloop bij het TIG-AC-lassen houdt de Ma­gicWave rekening met zowel de elek­trodediameter als de actuele elektro­detemperatuur, afhankelijk van de voorgaande lasduur en laspauze.
TransTig 5000 Job en MagicWave 5000 Job, beide met koelapparaat en rijwagen
23
Werkingsprinci­pe
De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld met een digitale signaalprocessor. Centrale besturings- en regeleenheid en signaalproces­sor sturen het gehele lasproces. Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten, op veranderin­gen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door uitgekiende regelalgoritmen.
Het resultaat hiervan is:
een nauwkeurig lasproces
-
Een precieze reproduceerbaarheid van alle gebeurtenissen
-
uitstekende laseigenschappen.
-
Toepassingsge­bieden
De apparaten worden in bedrijven en de industrie gebruikt: handmatige en geau­tomatiseerde TIG-toepassingen met ongelegeerd of laaggelegeerd staal en hoog­gelegeerd chroom/nikkelstaal.
De MagicWave-stroombronnen bewijzen dankzij de aan te passen AC-frequentie uitzonderlijke diensten bij het lassen van aluminium, aluminiumlegeringen en magnesium.
24
Waarschuwingen op het apparaat
US-stroombronnen zijn uitgerust met extra waarschuwingen op het apparaat.
De waarschuwingen mogen noch worden verwijderd noch worden overgeschil­derd.
NL
US-stroombron met extra waarschuwingen, bijv. MagicWave 2200
25
Systeemonderdelen
FRONIUS
A
V
(1)
(6)
(7)
(2)
(3)
(9)
(8)
(5)
(4)
Algemeen De stroombronnen TransTig en MagicWave kunnen met zeer veel systeemuitbrei-
dingen en opties worden uitgerust.
Overzicht
Systeemuitbreidingen en opties
Pos Aanduiding
(1) Stroombronnen (2) Koelapparaten (3) Wagen met gasfleshouder (4) Voet-afstandsbedieningen (5) TIG-lasbrander Standaard / Up/Down (6) TIG-lasbrander JobMaster TIG
Functies van de lasbrander JobMaster TIG in combinatie met de stroom­bron:
Weergave van de lasstroom op de lasbrander
-
UP/Down-Regeling
-
(7) Afstandsbedieningen en robotaccessoires (8) Aardkabel (9) Elektrodekabel
26
Bedieningselementen en aanslui-
tingen
27
28
Beschrijving van de bedieningspanelen
Algemeen Een belangrijk kenmerk van het bedieningspaneel is de logische rangschikking
van de bedieningselementen. Alle voor het dagelijkse werk onmisbare parameters kunnen eenvoudig
met de toetsen worden geselecteerd
-
met het stelwiel worden gewijzigd
-
tijdens het lassen op het digitale scherm worden getoond.
-
OPMERKING!
Naar aanleiding van software-updates kunnen er op uw apparaat functies be­schikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet worden beschreven, of omge­keerd.
Bovendien kunnen afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningsele­menten op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter ge­lijk.
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is
gelezen en begrepen. Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de
systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
29
Overzicht
(1)
(3)
(2)
(4)
(6)
(5)
"Beschrijving van de bedieningspanelen" bestaat uit de volgende rubrieken:
Bedieningspaneel MagicWave
-
Bedieningspaneel TransTig
-
Toetsencombinaties - speciale functies
-
MagicWave bedieningspanelen: Bedieningspanelen TransTig:
(1) MW 1700 / 2200 (4) TT 2200
(2) MW 2500 / 3000 (5) TT 2500 / 3000
(3) MW 4000 / 5000 (6) TT 4000 / 5000
30
Bedieningspaneel MagicWave
(2)
(11)
(5)
(8)
(10) (9)
(3)
(12)
(1) (4)
(7)
(6)
(13)
(15)
(14)
Bedieningspa­neel MagicWave
NL
Nr. Functie
(1) Linker digitaal scherm
(2) Weergave HOLD
bij elk laseinde worden de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen - de weergave HOLD brandt.
De weergave Hold heeft betrekking op de laatst bereikte hoofdstroom I1. Als er andere parameters worden geselecteerd, gaat de weergave
Hold uit. Bij het opnieuw selecteren van de parameter I1 staan de Hold­waarden echter weer ter beschikking.
De weergave Hold gaat uit door:
een nieuwe lasstart
-
instelling van de lasstroom I
-
het wisselen van bedrijfsmodus
-
het wisselen van procedure
-
BELANGRIJK! Er worden geen Hold-waarden getoond als
de hoofdstroomfase niet wordt bereikt,
-
of er een voet-afstandsbediening wordt gebruikt.
-
(3) Rechter digitaal scherm
1
31
Nr. Functie
(4) Weergave Lasspanning
brandt bij geselecteerde parameter I Tijdens het lassen wordt op het rechter digitale scherm de actuele wer-
kelijke waarde van de lasspanning getoond.
Voor het lassen toont het rechter digitale scherm
0.0 als een van de bedrijfsmodi voor TIG-lassen is geselecteerd
-
50 V bij gekozen bedrijfsmodus Elektrode lassen (na een vertraging
-
van 3 seconden; 50 V is ongeveer de middenwaarde van de gepuls­te nullastspanning)
(5) Eenhedenweergaven
Weergave A
Weergave %
brandt als de parameters IS, I2 en IE evenals de Setup-parame­ters dcY, I-G en HCU zijn geselecteerd
Weergave s
brandt als de parameters tup en t Setup-parameters zijn gekozen:
1
evenals de volgende
down
GPr
-
G-L
-
G-H
-
UPS
-
Weergave mm
brandt als de Setup-parameter Fdb is gekozen
(6) Toets Procedure
voor het kiezen van de procedure afhankelijk van de gekozen bedrijfs­modus
Bedrijfsmodus 2-taktbedrijf / 4-taktbedrijf:
automatische vorming van welvingen; alleen in combinatie met de procedure TIG-AC-lassen
Procedure TIG-AC-lassen
Procedure TIG-DC-lassen
Bedrijfsmodus Elektrode lassen:
Procedure elektrode-AC-lassen
tAC
-
Hti
-
HFt
-
32
Procedure elektrode-DC- lassen
Procedure elektrode-DC+ lassen
Bij de gekozen procedure brandt de LED bij het bijbehorende symbool.
(7) Toets Bedrijfsmodus
Voor het selecteren van de bedrijfsmodus
2-taktbedrijf
4-taktbedrijf
Nr. Functie
Elektrodelassen
(8) Toets Parameterselectie rechts
voor het kiezen van de lasparameter in het overzicht Lasparameter (11)
Bij de geselecteerde parameter brandt de LED bij het corresponderen­de parametersymbool.
(9) Toets Gascontrole
voor het instellen van de benodigde hoeveelheid beschermgas op de drukverminderaar Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 seconden beschermgas naar buiten. U kunt het uitstromen voortijdig beëindigen door nogmaals op de toets te drukken.
(10) Overzicht lasparameters
Het overzicht Lasparameters bevat de belangrijkste lasparameters voor het lasbedrijf. De lasparameters zijn geordend aan de hand van een waslijnstructuur. Binnen het overzicht Lasparameters kunt u navigeren met de toetsen Parameterkeuze links en Parameterkeuze rechts.
NL
Overzicht Lasparameters
Het overzicht Lasparameter bevat de volgende lasparameters:
Startstroom Is
voor het TIG-lassen
De startstroom IS wordt voor de bedrijfsmodi TIG-AC-lassen
en TIG-DC-lassen apart opgeslagen.
Hoofdstroom I1 (lasstroom)
voor het TIG-lassen
-
voor het elektrodelassen
-
Down-Slope t
down
tijdsperiode waarin bij het TIG-lassen vanaf de vastgestelde
De Down-Slope t
hoofdstroom I1 naar de eindstroom IE wordt verlaagd
wordt voor de bedrijfsmodi 2-taktbedrijf
down
en 4-taktbedrijf afzonderlijk opgeslagen.
Eindstroom I
E
voor het TIG-lassen
33
Nr. Functie
(16)
Balance
bij het TIG-AC-lassen voor het instellen van afsmeltvermogen / reinigingswerking
Elektrodediameter
bij het TIG-lassen voor het invoeren van de diameter van de wolfraamelektrode
(11) Stelwiel
voor het wijzigen van de parameters. Als het lampje op het stelwiel brandt, kan de geselecteerde parameter worden gewijzigd.
(12) Weergave Lasstroom
voor het weergeven van de lasstroom voor de parameters
Startstroom I
-
Lasstroom I
-
Eindstroom I
-
S
1
E
Voor het lasbegin toont het linker digitale scherm de gewenste waarde. Voor IS en IE toont het rechter digitale scherm bovendien het %-aan-
deel van lasstroom I1.
Na het lasbegin wordt de parameter I1 automatisch geselecteerd. Het linker digitale scherm toont de actuele werkelijke waarde van de las-
stroom.
De overeenkomstige positie in het lasproces wordt gevisualiseerd in het overzicht Lasparameter (10) door middel van verlichte LED's van de pa­rameters (IS, t1, etc.).
(13) Toets Parameterselectie links
voor het kiezen van de lasparameter in het overzicht Lasparameter (10)
Bij de geselecteerde parameter brandt de LED bij het corresponderen­de parametersymbool.
(14) Weergave HF-ontsteken (hoogfrequentie-ontsteken)
brandt als de Setup-parameter HFt op een interval voor hoogfrequen­tie-impulsen wordt ingesteld
(15) Weergave Te hoge temperatuur
brandt als de stroombron te sterk opwarmt (bijv. door een overschre­den inschakelingsduur). Meer informatie vindt u in het onderdeel 'Fou­ten vaststellen en opheffen'.
(16)
Sleutelschakelaar (optie voor MW 2500 / 3000 / 4000 / 5000)
Als de sleutel zich in horizontale positie bevindt, zijn met uitzondering van de actueel gekozen parameter of de actueel gekozen functie alle andere parameters of functies geblokkeerd.
Positie sleutelschakelaar
BELANGRIJK! Analoog aan het bedieningspaneel van de stroombron is de functionaliteit van het bedieningspaneel voor systeemcomponenten eveneens beperkt.
34
Bedieningspaneel TransTig
(2)
(10)
(5)
(7)
(9) (8)
(3)
(11)
(1) (4)
(6)
(12)
(14)
(13)
Bedieningspa­neel TransTig
NL
Nr. Functie
(1) Linker digitaal scherm
(2) Weergave HOLD
bij elk laseinde worden de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen - de weergave HOLD brandt.
De weergave Hold heeft betrekking op de laatst bereikte hoofdstroom I1. Als er andere parameters worden geselecteerd, gaat de weergave
Hold uit. Bij het opnieuw selecteren van de parameter I1 staan de Hold­waarden echter weer ter beschikking.
De weergave Hold gaat uit door:
een nieuwe lasstart
-
instelling van de lasstroom I
-
het wisselen van bedrijfsmodus
-
het wisselen van procedure
-
BELANGRIJK! Er worden geen Hold-waarden getoond als
de hoofdstroomfase niet wordt bereikt,
-
of er een voet-afstandsbediening wordt gebruikt.
-
(3) Rechter digitaal scherm
1
35
Nr. Functie
(4) Weergave Lasspanning
brandt bij geselecteerde parameter I Tijdens het lassen wordt op het rechter digitale scherm de actuele wer-
kelijke waarde van de lasspanning getoond.
Voor het lassen toont het rechter digitale scherm
0.0 als een van de bedrijfsmodi voor TIG-lassen is geselecteerd
-
50 V bij gekozen bedrijfsmodus Elektrode lassen (na een vertraging
-
van 3 seconden; 50 V is ongeveer de middenwaarde van de gepuls­te nullastspanning)
(5) Eenhedenweergaven
Weergave A
Weergave %
brandt als de parameters IS, I2 en IE evenals de Setup-parame­ters dcY, I-G en HCU zijn geselecteerd
Weergave s
brandt als de parameters tup en t Setup-parameters zijn gekozen:
1
evenals de volgende
down
GPr
-
G-L
-
G-H
-
UPS
-
Weergave mm
brandt als de Setup-parameter Fdb is gekozen
(6) Toets Bedrijfsmodus
Voor het selecteren van de bedrijfsmodus
2-taktbedrijf
4-taktbedrijf
Job-modus
Elektrodelassen
Bij de gekozen bedrijfsmodus brandt de LED bij het bijbehorende sym­bool.
(7) Toets Parameterselectie rechts
voor het kiezen van de lasparameter in het overzicht Lasparameter (10)
Bij de geselecteerde parameter brandt de LED bij het corresponderen­de parametersymbool.
tAC
-
Hti
-
HFt
-
36
(8) Toets Gascontrole
voor het instellen van de benodigde hoeveelheid beschermgas op de drukverminderaar Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 seconden beschermgas naar buiten. U kunt het uitstromen voortijdig beëindigen door nogmaals op de toets te drukken.
Nr. Functie
(9) Overzicht lasparameters
Het overzicht Lasparameters bevat de belangrijkste lasparameters voor het lasbedrijf. De lasparameters zijn geordend aan de hand van een waslijnstructuur. Binnen het overzicht Lasparameters kunt u navigeren met de toetsen Parameterkeuze links en Parameterkeuze rechts.
Overzicht Lasparameters
Het overzicht Lasparameter bevat de volgende lasparameters:
Startstroom I
s
voor het TIG-lassen
De startstroom IS wordt voor de bedrijfsmodi TIG-AC-lassen
en TIG-DC-lassen apart opgeslagen.
NL
De Down-Slope t
(10) Stelwiel
voor het wijzigen van de parameters. Als het lampje op het stelwiel brandt, kan de geselecteerde parameter worden gewijzigd.
Hoofdstroom I1 (lasstroom)
voor het TIG-lassen
-
voor het elektrodelassen
-
Down-Slope t
down
tijdsperiode waarin bij het TIG-lassen vanaf de vastgestelde hoofdstroom I1 naar de eindstroom IE wordt verlaagd
wordt voor de bedrijfsmodi 2-taktbedrijf
down
en 4-taktbedrijf afzonderlijk opgeslagen.
Eindstroom I
E
voor het TIG-lassen
37
Nr. Functie
(15)
(11) Weergave Lasstroom
voor het weergeven van de lasstroom voor de parameters
Startstroom I
-
Lasstroom I
-
Eindstroom I
-
S
1
E
Voor het lasbegin toont het linker digitale scherm de gewenste waarde. Voor IS en IE toont het rechter digitale scherm bovendien het %-aan-
deel van lasstroom I1.
Na het lasbegin wordt de parameter I1 automatisch geselecteerd. Het linker digitale scherm toont de actuele werkelijke waarde van de las-
stroom.
De overeenkomstige positie in het lasproces wordt gevisualiseerd in het overzicht Lasparameter (9) door middel van verlichte LED's van de pa­rameters (IS, I1, etc.).
(12) Toets Parameterselectie links
voor het kiezen van de lasparameter in het overzicht Lasparameter (9)
Bij de geselecteerde parameter brandt de LED bij het corresponderen­de parametersymbool.
(13) Weergave HF-ontsteken (hoogfrequentie-ontsteken)
brandt als de Setup-parameter HFt op een interval voor hoogfrequen­tie-impulsen wordt ingesteld
(14) Weergave Te hoge temperatuur
brandt als de stroombron te sterk opwarmt (bijv. door een overschre­den inschakelingsduur). Meer informatie vindt u in het onderdeel 'Fou­ten vaststellen en opheffen'.
(15)
Sleutelschakelaar (optie voor TT 2500 / 3000 / 4000 / 5000)
Als de sleutel zich in horizontale positie bevindt, zijn met uitzondering van de actueel gekozen parameter of de actueel gekozen functie alle andere parameters of functies geblokkeerd.
Positie sleutelschakelaar
BELANGRIJK! Analoog aan het bedieningspaneel van de stroombron is de functionaliteit van het bedieningspaneel voor systeemcomponenten eveneens beperkt.
38
Toetsencombinaties - speciale functies
Algemeen Door het gelijktijdig of herhaald indrukken van toetsen kunnen bij de bedienings-
panelen MagicWave en TransTig de hierna beschreven functies worden opgeroe­pen.
NL
Weergave soft­wareversie, loop­tijd en doorstro­ming koelmiddel
Softwareversie weergeven:
als de toets Bedrijfsmodus is ingedrukt, de toets Parameter­keuze links indrukken. Op het digitale scherm wordt de softwareversie weergege­ven.
Looptijd weergeven:
Druk nogmaals op de toets Parameterkeuze links
De looptijd registreert de feitelijke brandduur van de licht­boog sinds het eerste gebruik. Bijvoorbeeld: '654 | 32.1' = 65 432,1 h = 65 432 h | 6 min
BELANGRIJK! De weergave Looptijd is niet geschikt voor de
berekening van huurkosten, garantiehonoreringen of verge­lijkbare zaken.
Doorstroming koelmiddel tonen (alleen in combinatie met
een koelapparaat met optie Stroomcontrole): druk nogmaals op de toets Parameterkeuze links
De actuele doorstroming van koelmiddel wordt in l/min ge­toond (CFL = Coolant Flow) Bij een doorstroom van koelmiddel < 0,7 l/min schakelt de stroombron na de in parameter C-t ingestelde tijdsduur uit, de foutmelding 'no | H2O' wordt getoond.
Druk op de toets Bedrijfsmodus om de functie te verlaten.
39
Aansluitingen, schakelaars en mechanische com-
(1)
(2)
(3)
(4) (5)
(6)
(7)
(8)
ponenten
MagicWave 1700 / 2200
MagicWave 1700 / 2200 - Vooraanzicht
Nr. Functie
(1) Aansluiting lasbrander
voor het aansluiten:
van de TIG-lasbrander
-
van de elektrodekabel bij het elektrode lassen
-
(2) Aansluiting LocalNet
Gestandaardiseerde aansluitbus voor systeemuitbreidingen (bijv. af­standsbediening, lasbrander JobMaster TIG, enz.)
(3) Draaghendel (alleen bij MagicWave 2200)
Draaggordel bij MagicWave 1700
(4) Aansluiting branderbesturing
voor het aansluiten van de stuurstekker van een conventionele lasbrander
(5) Aansluiting aardkabel
voor het aansluiten van de aardkabel
(6) Aansluiting beschermgas
(7) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron
(8) Netkabel met trekontlasting
MagicWave 1700 / 2200 - Achteraanzicht
40
MagicWave
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
2500 / 3000
NL
MagicWave 2500 / 3000 - Vooraanzicht
Nr. Functie
(1) Aansluiting aardkabel
voor het aansluiten van de aardkabel
(2) Aansluiting LocalNet
Gestandaardiseerde aansluitbus voor systeemuitbreidingen (bijv. af­standsbediening, lasbrander JobMaster TIG, enz.)
(3) Draaghendel
(4) Aansluiting branderbesturing
voor het aansluiten van de stuurstekker van een conventionele lasbrander
(5) Aansluiting lasbrander
voor het aansluiten:
van de TIG-lasbrander
-
van de elektrodekabel bij het elektrode lassen
-
(6) Aansluiting beschermgas
(7) Netkabel met trekontlasting
(8) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron
MagicWave 2500 / 3000 - Achteraanzicht
41
MagicWave
(6) (5) (4) (3) (2)
(1)
(7)
(7)
(8)
(9)
4000 / 5000
MagicWave 4000 / 5000 - Vooraanzicht
Nr. Functie
(1) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron
(2) Aansluiting lasbrander
voor het aansluiten van de TIG-lasbrander
(3) Aansluiting elektrodehouder
voor het aansluiten van de elektrodekabel bij het elektrode lassen
(4) Aansluiting branderbesturing
voor het aansluiten van de stuurstekker van een conventionele lasbrander
(5) Aansluiting LocalNet
Gestandaardiseerde aansluitbus voor systeemuitbreidingen (bijv. af­standsbediening, lasbrander JobMaster TIG, enz.)
(6) Aansluiting aardkabel
voor het aansluiten van de aardkabel
(7) Blinde afdekkingen
bestemd voor aansluiting LocalNet
(8) Netkabel met trekontlasting
(9) Aansluiting beschermgas
MagicWave 4000 / 5000 - Achteraanzicht
42
TransTig 2200
(1)
(2)
(3)
(4) (5)
(6)
(7)
(8)
NL
TransTig 800 / 2200 - Vooraanzicht
Nr. Functie
(1) (+)-stroombus met bajonetsluiting
voor het aansluiten
van de aardkabel bij het TIG-lassen
-
de elektrodekabel of de aardkabel bij het elektrodelassen (afhankelijk
-
van het elektrodetype)
(2) Aansluiting LocalNet
gestandaardiseerde aansluitbus voor systeemuitbreidingen (bijv. afstands­bediening, lasbrander JobMaster TIG, enz.)
(3) Draaghendel
(4) Aansluiting branderbesturing
voor het aansluiten van de stuurstekker van een conventionele lasbrander
(5) (-)-stroombus met bajonetsluiting
voor het aansluiten
van de TIG-lasbrander
-
de elektrodekabel of de aardkabel bij het elektrodelassen (afhankelijk
-
van het elektrodetype)
(6) Aansluiting beschermgas
(7) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron
TransTig 800 / 2200 - Achteraanzicht
(8) Netkabel met trekontlasting
43
TransTig
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
2500 / 3000
TransTig 2500 / 3000 - Vooraanzicht
Nr. Functie
(1) (+)-stroombus met bajonetsluiting
voor het aansluiten
van de aardkabel bij het TIG-lassen
-
de elektrodekabel of de aardkabel bij het elektrodelassen (afhankelijk
-
van het elektrodetype)
(2) Aansluiting LocalNet
gestandaardiseerde aansluitbus voor systeemuitbreidingen (bijv. afstands­bediening, lasbrander JobMaster TIG, enz.)
(3) Draaghendel
(4) Aansluiting branderbesturing
voor het aansluiten van de stuurstekker van een conventionele lasbrander
(5) (-)-stroombus met bajonetsluiting
voor het aansluiten
van de TIG-lasbrander
-
de elektrodekabel of de aardkabel bij het elektrodelassen (afhankelijk
-
van het elektrodetype)
(6) Aansluiting beschermgas
(7) Netkabel met trekontlasting
TransTig 2500 / 3000 - Achteraanzicht
(8) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron
44
TransTig
(1)
(4)
(3)
(2)
(7)
(6)
(5)
(8)
(6)
4000 / 5000
NL
TransTig 4000 / 5000 - Vooraanzicht
Nr. Functie
(1) (+)-stroombus met bajonetsluiting
voor het aansluiten
van de aardkabel bij het TIG-lassen
-
de elektrodekabel of de aardkabel bij het elektrodelassen (afhankelijk
-
van het elektrodetype)
(2) Aansluiting LocalNet
gestandaardiseerde aansluitbus voor systeemuitbreidingen (bijv. afstands­bediening, lasbrander JobMaster TIG, enz.)
(3) Aansluiting branderbesturing
voor het aansluiten van de stuurstekker van een conventionele lasbrander
(4) (-)-stroombus met bajonetsluiting
voor het aansluiten
van de TIG-lasbrander
-
de elektrodekabel of de aardkabel bij het elektrodelassen (afhankelijk
-
van het elektrodetype)
(5) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron OFF = - O ­ON = - I -
TransTig 4000 / 5000 - Achteraanzicht
(6) Blinde afdekkingen
bestemd voor aansluiting LocalNet
(7) Netkabel met trekontlasting
(8) Aansluiting beschermgas
45
46
Installatie en ingebruikneming
47
48
Minimale uitrusting voor het lassen
Algemeen Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om
met de stroombron te werken. Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasprocedure beschreven.
NL
TIG-AC-lassen
TIG-DC-lassen
Elektrodelassen
Stroombron MagicWave
-
Aardkabel
-
TIG-lasbrander met wipschakelaar
-
Gasaansluiting (beschermgas-voorziening) met drukverminderaar
-
Toevoegmateriaal (afhankelijk van de toepassing)
-
Stroombron
-
Aardkabel
-
TIG-lastoorts
-
Beschermgas-voorziening met drukverminderaar
-
Toevoegmateriaal (afhankelijk van de toepassing)
-
Stroombron
-
Aardkabel
-
Elektrodehouder
-
Staafelektrode (afhankelijk van de toepassing)
-
49
Voor installatie en ingebruikneming
Veiligheid
Gebruik over­eenkomstig de bedoeling
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
veiligheidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
De stroombron is uitsluitend bestemd voor TIG-lassen en elektrodelassen. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoe­ling. Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook
het naleven van alle aanwijzingen in de bedieningshandleiding
-
het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
-
Vereisten aan de installatielocatie
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 23. Dit betekent:
bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen groter
-
dan Ø 12,5 mm (0.49 inch) bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de ver-
-
ticale positie
Conform beschermingsklasse IP 23 kan het apparaat in de buitenlucht worden opgesteld en gebruikt. Direct binnendringend vocht (bijv. door regen) moet echter worden vermeden.
GEVAAR!
Omkiepende of van de muur vallende apparaten kunnen tot levensgevaarlijk let­sel leiden.
Apparaten stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen.
Het ventilatiekanaal is een belangrijke veiligheidsvoorziening. Bij het kiezen van de opstelplaats moet erop worden gelet dat de koellucht ongehinderd door de ventilatiespleten aan de voor- en achterkant in en uit kan stromen. Elektrisch ge­leidend stof (dat bijvoorbeeld bij het slijpen ontstaat) mag niet rechtstreeks het apparaat worden ingezogen.
Netaansluiting De apparaten zijn voor de op het kenplaatje aangegeven netspanning geschikt. Is
de netkabel of de netstekker bij uw apparaat niet aangebracht, dan moeten deze volgens de nationale normen gemonteerd worden. De beveiliging van de netvoe­dingskabel vindt u in de technische gegevens.
50
VOORZICHTIG!
Generatorbedrijf (MW 1700 / 2200, TT 2200)
Gebruik van een elektrische installatie met onvoldoende capaciteit kan ernstige materiële schade tot gevolg hebben.
De netvoedingskabel en de zekering ervan moeten overeenkomstig de be-
staande elektriciteitsvoorziening worden aangelegd. De technische gegevens op het typeplaatje zijn van kracht.
De stroombronnen MW 1700 / 2200 en TT 2200 zijn geschikt voor generatoren, als het maximaal afgegeven schijnbaar vermogen van de generator minstens 10 kVA bedraagt.
BELANGRIJK! De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of la­ger zijn dan het toegestane bereik van de netspanningstolerantie. De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf ‘Technische ge­gevens’.
NL
51
Netkabel op US-stroombronnen aansluiten
Algemeen De US-stroombronnen worden zonder netkabel geleverd. Voor ingebruikneming
moet een voor de aansluitspanning geschikte netkabel worden gemonteerd. Een trekontlasting voor een kabeldoorsnede AWG 10 is bij de stroombron ge­monteerd. Trekontlastingen voor kabels met grotere doorsnede kunnen op de­zelfde wijze worden bevestigd.
Voorgeschreven netkabel en trekontlastingen
Veiligheid
Stroombron Netspanning Kabeldoorsnede
TT 4000/5000 MV Job, MW 4000/5000 MV Job
AWG ... American Wire Gauge (= Amerikaanse kabeldiktemaat)
GEVAAR!
Gevaar door verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De hieronder beschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door geschoold
personeel worden uitgevoerd. De nationale normen en richtlijnen moeten worden opgevolgd.
VOORZICHTIG!
Gevaar door ondeskundig voorbereide netkabel.
Dit kan kortsluitingen of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle fasegeleiders en de randaarde van de uitgedreven netkabel moeten wor-
den voorzien van ader-eindhulzen.
3 x 380 - 460 V 3 x 200 - 240 V
AWG 10 AWG 6
Netkabel aan­sluiten
52
Linker zijdeel van de stroombron demonteren
1
Uiteinde van de netkabel ca. 100 mm (4 in.) uitdrijven
2
OPMERKING!
De randaarde (groen of groen met gele strepen) moet ca. 10 - 15 mm (0.4 -
0.6 in.) langer zijn als de fasegeleider.
Fasegeleider en randaarde van de netkabel voorzien van ader-eindhulzen, de
3
ader-eindhulzen met krimptang fixeren
VOORZICHTIG!
Gevaar voor kortsluiting!
Als er geen ader-eindhulzen worden gebruikt bestaat het risico op kortslui­ting tussen de fasegeleiders of tussen de fasegeleiders en randaarde.
Alle fasegeleiders en de randaarde van de uitgedreven netkabel moeten
worden voorzien van ader-eindhulzen.
Schroeven (2 x) en klemmoeren
P
E
W
1
V1 U1
5
7
8
6
2
3
2
4
4
4
SW 30 van de trekontlasting los­maken
Netkabel in trekontlasting schuiven
5
OPMERKING!
Schuif de netkabel zo ver naar binnen dat de randaarde en de fasegeleiders naar behoren op de blokklemmen kun­nen worden aangesloten.
NL
Trekontlasting vervangen
Klemmoer SW 30 mm vastdraaien
6
Schroeven (2 x) vastdraaien
7
Netkabel naar behoren aan de
8
blokklemmen aansluiten:
Randaarde (groen of groen met
-
gele strepen) op aansluiting PE Fasegeleiders op de aansluitin-
-
gen L1 - L3
Linker zijdeel van de stroombron
9
weer monteren
Linker zijdeel van de stroombron
1
demonteren
Schroeven van de bestaande
2
trekontlasting verwijderen (2 x)
Bestaande trekontlasting naar vo-
3
ren afnemen
Schroeven voor adapterplaat ver-
4
wijderen, adapterplaat verwijderen
53
Zeskantmoer SW 50 mm in span-
6
7
7
5
schijf inzetten
OPMERKING!
Voor een betrouwbare aardeverbin­ding aan de stroombronbehuizing moeten de punten van de zeskantmoer naar de spanschijf wijzen.
Voorste deel van de grote trekont-
6
lasting in de zeskantmoer SW 50 mm inschroeven. De zeskantmoer SW 50 mm steunt tegen de beves­tigingsplaat.
Grote trekontlasting in behuizing
7
hangen en met 2 schroeven beves­tigen
Netkabel aansluiten
8
Linker zijdeel van de stroombron
9
weer monteren
54
Inbedrijfstelling
NL
Veiligheid
Opmerkingen betreffende het koelapparaat
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Als het apparaat tijdens de installatie op het stroomnetwerk is aangesloten, be­staat het risico op ernstig letsel en grote materiële schade.
Voer werkzaamheden aan het apparaat alleen uit als de netschakelaar in de
stand - O - staat. Voer geen werkzaamheden aan het apparaat uit als het apparaat niet op het
stroomnetwerk is aangesloten.
GEVAAR!
Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfil-
ter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.
Voor de volgende toepassingen wordt een koelapparaat aanbevolen:
Lasbrander JobMaster TIG
-
Leidingpakketten langer dan 5 meter
-
TIG-AC-lassen
-
Lassen in het hogere vermogensgebied in het algemeen
-
De stroomvoorziening van het koelapparaat komt via de stroombron tot stand. Als de netschakelaar van de stroombron in de stand - I - wordt gezet, is het koel­apparaat gereed. Meer informatie over het koelapparaat vindt u in de bedieningshandleiding van het koelapparaat.
Algemeen De inbedrijfstelling van de stroombron wordt als volgt beschreven:
voor de hoofdgebruikstoepassing TIG-lassen,
-
aan de hand van een standaardconfiguratie voor een TIG-lasinrichting.
-
De standaardconfiguratie bestaat uit de volgende systeemcomponenten:
Stroombron
-
TIG-handlasbrander
-
Drukverminderaar
-
Gasfles
-
55
Gasfles aanslui­ten
GEVAAR!
Risico op ernstig letsel en/of grote materiële schade door omvallende gasfles-
sen.
Stel gasflessen altijd stabiel op: plaats ze op een stevige, vlakke ondergrond
Beveilig de gasflessen tegen omvallen: Zet de beveiligingsband hoog op het
bovenste deel van de gasfles vast Zet de beveiligingsband nooit vast aan de flessenhals
Volg de veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant op.
Zet de gasfles vast
1
Verwijder de beschermkap van de gasfles
2
Open kort het ventiel van de gasfles om eventueel aanwezig vuil te verwijde-
3
ren
Controleer de pakking van de drukverminderaar
4
Schroef de drukverminderaar op de gasfles en draai deze vast
5
Bij gebruik van een TIG-lasbrander met geïntegreerde gasaansluiting:
Verbind de drukverminderaar met de beschermgasaansluiting aan de achter-
6
zijde van de stroombron met behulp van de gasleiding
Draai de wartelmoer van de gasleiding vast
7
Maak een aarde­verbinding met het werkstuk
Lastoorts aan­sluiten
Bij gebruik van een TIG-lasbrander zonder geïntegreerde gasaansluiting:
Sluit de gasleiding van de TIG-lasbrander aan op de drukverminderaar
8
de netschakelaar in stand "O" zetten
1
Steek de aardkabel in en vergrendel deze
2
bij MagicWave: in de aansluiting aardekabel
-
bij TransTig: in de (+)-stroombus
-
Maak met het andere uiteinde van de aardkabel verbinding met het werkstuk
3
VOORZICHTIG!
Gevaar voor schade aan eigendommen door hoge frequentie.
De lastoorts JobMaster TIG niet in combinatie met een LocalNet verdeler
gebruiken.
Netschakelaar in stand - O - zetten
1
Laskabel in de TIG-lastoorts steken en door draaien naar rechts vergrende-
2
len:
bij MagicWave: in de aansluiting lastoorts
-
bij TransTig: in de (-)-stroombus
-
Stuurstekker van de lastoorts in de aansluiting Toortsbesturing steken en
3
vergrendelen of Besturingsleiding van de lastoorts JobMaster TIG op aansluiting LocalNet aansluiten
56
OPMERKING!
Voor de stroombronnen TransTig geen zuivere wolfraamelektroden gebruiken (herkenningskleur: groen).
Lastoorts volgens de gebruiksaanwijzing van de lastoorts uitrusten
4
Alleen bij gebruik van watergekoelde toorts en koelapparaat:
5
wateraansluiting van de lastoorts in de aansluitingen Watervoorloop (zwart) en Waterterugloop (rood) van het koelapparaat steken.
NL
57
58
Laswerkzaamheid
59
60
TIG-bedrijfsmodi
NL
Veiligheid
Symbolen en toelichting
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is
gelezen en begrepen. Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de
systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
Voor meer informatie over instelling, instelbereik en maateenheden van de be­schikbare parameters kan de paragraaf 'Het Setup-menu' worden geraadpleegd.
Brandertoets terugtrekken en vasthouden / Brandertoets loslaten / Brandertoets kort terugtrekken (<0,5 sec.)
Brandertoets vooraf indrukken en vasthouden / Brandertoets loslaten
GPr
Gas-voorstroomtijd
I
S
Startstroomfase: voorzichtig verwar­men met een lage lasstroom, om het toevoegmateriaal juist te positione­ren
t
S
Startstroomduur
UPS
Up-slope-fase: continue verhoging van de startstroom naar de hoofd­stroom (lasstroom) I
I
1
Hoofdstroomfase (lasstroomfase): gelijkmatige temperatuurinbreng in het door voorlopende warmte verhit­te materiaal
1
SPt
Spotlastijd
I
E
Eindstroomfase: ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het materiaal door warmtestuwing bij het laseinde. Het uitzakken van de lasnaad wordt verhinderd.
t
E
Eindstroomduur
t
down
Down-slope-fase: continue verlaging van de lasstroom naar de eindkrater­stroom
I-2
reductiestroomfase: tussentijdse verlaging van de lasstroom ter ver­mijding van plaatselijke oververhit­ting van het materiaal
61
G-H
I
t
I
1
G-L / G-H
GPr
tSPU
down
I
t
I
1
GPr
I
S
tSPU
down
I
E
I-2
G-L
G-H
I
1
*)
Gas-nastroomtijd bij maximale las­stroom
G-L
Gas-nastroomtijd bij minimale las­stroom
2-stapsproces
4-stapsproces
Lassen: brandertoets terugtrekken en vasthouden
-
Laseinde: brandertoets loslaten
-
2-stapsproces
Lasstart met startstroom IS: brandertoets terugtrekken en vasthouden
-
Lassen met hoofdstroom I1: brandertoets loslaten
-
Verlagen naar eindstroom IE: brandertoets terugtrekken en vasthouden
-
Laseinde: brandertoets loslaten
-
4-stapsproces
*) Tussentijdse verlaging
Bij de tussentijdse verlaging wordt tijdens de hoofdstroomfase de lasstroom naar
Om de tussentijdse verlaging te activeren, moet u de brandertoets vooraf in­drukken en vasthouden Om de hoofdstroom weer te gebruiken, laat u de brandertoets los
62
een ingestelde reductiestroom I-2 verlaagd.
-
-
Speciaal 4-
I
t
I
1
GPr
I
S
t
down
I
E
G-L
G-H
I
1
I
2
t
up
t
E
t
S
stapsproces: Variant 4
Variant 4 van het Speciale 4-stapsproces is geactiveerd als de Setup-parameter SFS op "4" is ingesteld.
Lasstart en lassen: Brandertoets kort terugtrekken en loslaten - de las-
-
stroom stijgt van de startstroom IS via de ingestelde Up-Slope tot de hoofd­stroom I1. Voor tussentijdse verlaging de brandertoets indrukken en vasthouden
-
Na het loslaten van de brandertoets staat de hoofdstroom I1 weer tot uw be-
-
schikking Laseinde: Brandertoets kort terugtrekken en loslaten
-
NL
Speciaal 4-stapsproces: Variant 4
63
Vorming van welvingen en overbelasting van de
(2)(1)
welving
Bolkapvorming
(1) voor het ontsteken (2) na het ontsteken
Voor de procedure TIG-AC-lassen
staat bij de MagicWave-stroom­bronnen de functie voor automati­sche vorming van welvingen tot uw beschikking:
bij gekozen procedure TIG-AC-
-
lassen de functie Automatische vorming van welvingen active­ren Voor de aangegeven diameter
-
van de wolfraamelektrode wordt tijdens de lasstart de op­timale welving gevormd. Afzonderlijke vorming van wel­vingen op een proefwerkstuk is niet nodig. Daarna wordt de functie Auto-
-
matische vorming van welvin­gen weer teruggesteld en gede­activeerd. De functie Automatisch vormen van welvingen kan voor elke wolfraamelektrode apart geac­tiveerd worden.
OPMERKING!
De functie Automatisch vormen van welvingen is niet nodig als op de wolfraam­elektrode een voldoende grote welving is gevormd.
64
TIG-lassen
NL
Veiligheid
Lasparameters
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is
gelezen en begrepen. Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de
systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Is de stroombron tijdens de installatie op het stroomnetwerk aangesloten, dan bestaat het risico op ernstig letsel en zware materiële schade.
Voer werkzaamheden aan het apparaat alleen uit als de netschakelaar van de
stroombron in de stand - O - staat. Voer alleen werkzaamheden aan het apparaat uit als de stroombron niet op
het stroomnetwerk is aangesloten.
Startstroom I
S
Eenheid %
Instelbereik 0 - 200% van de hoofdstroom I
Fabrieksinstelling 35 AC, 50 DC
De startstroom IS wordt voor de bedrijfsmodi TIG-AC-lassen en TIG-
DC-lassen apart opgeslagen.
Eenheid A
Instelbereik MW 1700 Job ..... 3 - 170 -
MW 2200 Job ..... 3 - 220 TT 2200 Job ..... 3 - 220
MW 2500 Job ..... 3 - 250 TT 2500 Job ..... 3 - 250
MW 3000 Job ..... 3 - 300 TT 3000 Job ..... 3 - 300
MW 4000 Job ..... 3 - 400 TT 4000 Job ..... 3 - 400
MW 5000 Job ..... 3 - 500 TT 5000 Job ..... 3 - 500
Fabrieksinstelling -
BELANGRIJK! Bij lastoortsen met Up/Down-functie kan tijdens de apparaat­nullast het volledige instelbereik worden gekozen. Tijdens de lasprocedure is een hoofdstroomcorrectie in stappen van +/-20 A mogelijk.
Hoofdstroom I
1
1
65
Down-Slope t
down
Eenheid s
Instelbereik 0,0 - 9,9
Fabrieksinstelling 1,0
De Down-Slope t
wordt voor de bedrijfsmodi 2-taktbedrijf en 4-
down
taktbedrijf afzonderlijk opgeslagen.
Eenheid % (van de hoofdstroom I1)
Eindstroom I
E
Instelbereik 0 - 100
Fabrieksinstelling 30
Balance (alleen bij MagicWave voor het TIG AC lassen)
Eenheid 1
Instelbereik -5 tot +5
Fabrieksinstelling 0
-5: hoogste smeltvermogen, laagste reinigende werking
+5: hoogste reinigende werking, laagste smeltvermogen
Elektrodediameter
Eenheid mm in.
Instelbereik OFF - max. OFF - max.
Voorbereiding
TIG-lassen
Fabrieksinstelling 2,4 0.095
Netstekker in het stopcontact steken
1
VOORZICHTIG!
Gevaar van letsel en materiële schade door elektrische schok.
Zodra de schakelaar in de 'I'-stand staat, staat er spanning op de wolfraamelek­trode van de lastoorts.
Erop letten dat de wolfraamelektrode geen personen of elektrisch geleiden-
de dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
Netschakelaar in stand - I - zetten
2
Alle weergaven op het bedieningspaneel lichten kort op.
Selecteer met behulp van de toets Bedrijfsmodus de gewenste TIG-bedrijfs-
1
modus:
66
Bedrijfsmodus 2-stapsproces
Bedrijfsmodus 4-stapsproces
Alleen bij MagicWave: Selecteer met behulp van de toets Bedrijfsmodus de
2
gewenste TIG-bedrijfsmodus:
Procedure AC-lassen
Procedure AC-lassen met Automatische vorming van welvingen
Procedure DC-lassen
Selecteer met behulp van de toets Parameterkeuze links of Parameterkeuze
3
rechts de corresponderende parameter in het overzicht Lasparameters
Gekozen parameter met het stelwiel op de gewenste waarde instellen
4
In beginsel blijven alle door middel van het instelwiel ingestelde gewenste pa­rameterwaarden tot de volgende wijziging opgeslagen. Dat geldt ook als de stroombron tussentijds wordt uitgeschakeld en weer ingeschakeld.
Open het gasflesventiel
5
Stel de beschermgashoeveelheid in:
6
Druk op de toets Gascontrole De test-gasstroom duurt hoogstens 30 seconden. U kunt het uitstromen voortijdig beëindigen door nogmaals op de toets te drukken.
Draai de stelschroef aan de onderkant van de drukverminderaar totdat
-
de manometer de gewenste gashoeveelheid aangeeft
Bij lange leidingpakketten en bij vorming van condenswater na langere stil-
7
standtijd in de kou: Beschermgas voorspoelen - de Setup-parameter GPU op een tijdswaarde in­stellen
Begin met het lasproces (lichtboog ontsteken)
8
NL
67
Lichtboog ontsteken
Algemeen Voor een optimaal ontstekingsverloop bij de procedure TIG-AC-lassen neemt de
stroombron MagicWave het volgende in aanmerking:
de diameter van de wolfraamelektrode
-
de actuele temperatuur van de wolfraamelektrode, rekening houdend met de
-
eerdere lasduur en laspauze
Lichtboog ont­steken met be­hulp van hoge frequentie (HF-ontsteken)
VOORZICHTIG!
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfre­quente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten
gebruiken! Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangpo-
sities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
HF-ontsteken wordt geactiveerd als voor de Setup-parameter HFt een tijdswaar­de is ingesteld. Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave HF-ontsteken op.
Vergeleken met ontsteken door aanraking bestaat bij HF-ontsteken niet het risico op verontreiniging van de wolfraamelektrode en het werkstuk.
Procedure voor HF-ontsteken:
Stel de gasbuis op de ontstekings-
1
plek op, zodat er tussen de wol­fraamelektrode en het werkstuk een afstand van ca. 2 tot 3 mm (5/64 - 1/8 in.) bestaat.
68
Verhoog de helling van de brander
2
en bedien de brandertoets volgens de geselecteerde bedrijfsmodus
De lichtboog ontsteekt zonder dat het werkstuk wordt aangeraakt.
Houd de brander in de normale po-
3
sitie
Begin met lassen
4
NL
Ontsteken door aanraking
Als de Setup-parameter HFt op OFF is ingesteld, is HF-ontsteken gedeactiveerd. De lichtboog wordt ontstoken door het werkstuk aan te raken met de wolfraame­lektrode.
Procedure voor het ontsteken van de lichtboog door middel van aanraking:
Stel de gasbuis op de ontstekings-
1
plek op, zodat er tussen de wol­fraamelektrode en het werkstuk een afstand van ca. 2 tot 3 mm (5/64 tot 1/8 in.) bestaat
69
Bedien de brandertoets
2
Er stroomt beschermgas uit
Richt de lasbrander langzaam op,
3
totdat de wolfraamelektrode het werkstuk aanraakt
Til de lasbrander op draai deze in
4
de normale positie
De lichtboog ontsteekt.
Begin met lassen
5
Laseinde
Beëindig het lassen afhankelijk van de ingestelde bedrijfsmodus door de
1
brandertoets los te laten
Wacht op de ingestelde gas-nastroom. Houd de lasbrander in positie boven
2
het einde van de lasnaad.
70
Speciale functies en opties
tAC
I
1
I
t
UPS t
down
I
S
I
E
NL
Functie Controle afgebroken lichtboog
Als de lichtboog wordt afgebroken en er binnen een in het Setup-menu ingestel­de tijd geen geleiding tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit. Het bedieningspaneel toont de servicecode "no | Arc".
Om verder te lassen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op het bedieningspaneel.
Functie Ignition
De stroombron beschikt over de functie Ignition time-out.
time-out
Als er op de brandertoets wordt gedrukt, begint de gas-voorstroom meteen. Ver­volgens wordt er begonnen met de ontstekingsprocedure. Als er binnen een in het Setup-menu ingestelde tijd geen lichtboog tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit. Het bedieningspaneel toont de servicecode "no | IGn".
Om het opnieuw te proberen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op het bedieningspaneel.
Hechtfunctie Voor de procedure TIG-DC-lassen staat de hechtfunctie tot uw beschikking.
Zodra er voor de Setup-parameter tAC (hechten) een tijdsduur wordt ingesteld, kan in de bedrijfsmodi 2-stapsproces en 4-stapsproces de hechtfunctie worden gebruikt. Het verloop van de bedrijfsmodi blijft ongewijzigd. Tijdens het lassen staat er een gepulste lasstroom tot uw beschikking die het in elkaar vloeien van het smeltbad bij het hechten van twee bouwdelen optimali­seert.
Functionering van de hechtfunctie bij gekozen procedure TIG-DC-lassen:
Hechtfunctie - verloop van de lasstroom
71
Verklaring van de tekens:
tAC Duur van de gepulste lasstroom voor de hechtprocedure
I
S
I
E
Startstroom
Eindstroom
UPS Up-slope
t
Down
I
1
Down-slope
Hoofdstroom
BELANGRIJK! Voor de gepulste lasstroom geldt het volgende: de stroombron regelt automatisch de puls-parameter, afhankelijk van de inge­stelde hoofdstroom I1.
De gepulste lasstroom begint
na afloop van de startstroomfase I
-
met de Up-Slope fase UPS
-
S
Afhankelijk van de ingestelde tAC-tijd kan de gepulste lasstroom tot en met de eindstroomfase IE aanhouden (Setup-parameter tAC op "On").
Na afloop van de tAC-tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast; eventueel ingestelde pulsparameters staan tot uw beschikking.
72
Elektrode lassen
NL
Veiligheid
Voorbereiding
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is
gelezen en begrepen. Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de
systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Is de stroombron tijdens de installatie op het stroomnetwerk aangesloten, dan bestaat het risico op ernstig letsel en zware materiële schade.
Voer werkzaamheden aan het apparaat alleen uit als de netschakelaar van de
stroombron in de stand - O - staat. Voer alleen werkzaamheden aan het apparaat uit als de stroombron niet op
het stroomnetwerk is aangesloten.
Beschikbare koelapparaten uitschakelen (setup-parameter C-C op OFF in-
1
stellen)
Netschakelaar in stand - O - zetten
2
Netstekker uit het stopcontact halen
3
TIG-lastoorts demonteren
4
Aardkabel insteken en vergrendelen:
5
bij MagicWave: in de aansluiting aardkabel
-
bij TransTig: in de (+)-stroombus
-
Met het andere uiteinde van de aardkabel verbinding maken met het werk-
6
stuk
Elektrodekabel insteken en vergrendelen (naar rechts draaien):
7
bij MagicWave: in de aansluiting lastoorts
-
bij TransTig: in de (-)-stroombus
-
Netstekker in het stopcontact steken
8
VOORZICHTIG!
Gevaar van letsel en materiële schade door elektrische schok.
Zodra de schakelaar in de I-stand staat, staat de staafelektrode in de elektrode­houder onder spanning.
Erop letten dat de staafelektrode geen personen of elektrisch geleidende
dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
Netschakelaar in stand - I - zetten
9
Alle weergaven op het bedieningspaneel lichten kort op.
73
Elektrodelassen
Selecteer met behulp van toets Bedrijfsmodus:
1
OPMERKING!
Als de bedrijfsmodus Elektrodelassen wordt geselecteerd, staat de lasspanning pas na een vertraging van 3 seconden tot uw beschikking.
Alleen bij MagicWave: door middel van de toets Procedure de gewenste las-
2
procedure kiezen:
OPMERKING!
De stroombron TransTig beschikt niet over een omschakelmogelijkheid tussen de procedures Elektrode-DC- lassen en Elektrode-DC+ lassen.
Handelwijze om bij de stroombron TransTig te wisselen van procedure Elektrode­DC- lassen naar Elektrode-DC+ lassen:
Netschakelaar in stand - O - zetten
a)
Netstekker uit het stopcontact halen
b)
Elektrodehouder en aardekabel bij de stroombus omwisselen
c)
Netstekker in het stopcontact steken
d)
Bedrijfsmodus Elektrodelassen
Procedure elektrode-AC-lassen
Procedure elektrode-DC- lassen
Procedure elektrode-DC+ lassen
VOORZICHTIG!
Gevaar van letsel en materiële schade door elektrische schok.
Zodra de schakelaar in de I-stand staat, staat de staafelektrode in de elek­trodehouder onder spanning.
Erop letten dat de staafelektrode geen personen of elektrisch geleiden-
de dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
Netschakelaar in stand -I- zetten: alle weergaven
e)
op het bedieningspaneel lichten kort op
Met behulp van het stelwiel de gewenste lasstroom instellen
3
De waarde van de lasstroom wordt op het linker digitale scherm getoond.
OPMERKING!
In principe blijven alle met het stelwiel ingestelde gewenste parameterwaarden tot de volgende wijziging opgeslagen.
Dat geldt ook als de stroombron tussentijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt.
Met lassen beginnen
4
74
Functie Hot-
I (A)
t (s)
0,5 1 1,5
Hti
I
1
HCU
100
150
start
Om een optimaal lasresultaat te bereiken, kan in veel gevallen de functie Hotstart worden ingesteld.
Voordelen
Verbetering van de ontstekingseigenschappen, ook bij elektroden met slech-
-
te ontstekingseigenschappen Beter opsmelten van het grondmateriaal in de startfase, daardoor weinig
-
koude plekken Vergaand vermijden van slakken-insluitsels
-
Het instellen van de beschikbare parameters wordt beschreven in het gedeelte "Setup-menu - Niveau 2".
Legenda
Hti Hot-current time = hot-
stroomtijd, 0-2 sec. fabrieks­instelling 0,5 sec.
HCU Hot-start-current = hotstart-
stroom, 0-200%, fabrieksinstelling 150%
NL
I
Hoofdstroom = ingestelde
1
lasstroom
Werking
Tijdens de ingestelde hotstroomtijd (Hti) wordt de lasstroom I1 naar de
hotstart-stroom HCU verhoogd.
Voorbeeld voor de functie Hotstart
Om de functie Hotstart te activeren, moet de hotstart-stroom HCU > 100 zijn.
Instellingsvoorbeelden:
HCU = 100 De hotstart-stroom komt overeen met de momenteel ingestelde lasstroom I1.
De functie Hotstart is niet geactiveerd.
HCU = 170 De hotstart-stroom is 70% hoger dan de momenteel ingestelde lasstroom I1.
De functie Hotstart is geactiveerd.
HCU = 200 De hotstart-stroom komt overeen met het tweevoudige van de momenteel inge­stelde lasstroom I1.
De functie Hotstart is geactiveerd, de hotstart-stroom heeft het maximum be­reikt. HCU = 2 x I
1
Functie Anti­stick
Bij een korter wordende lichtboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafe­lektrode ertoe neigt vast te kleven. Daarnaast kan de staafelektrode uitgloeien.
Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom met-
75
een uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het lassen zonder problemen worden voortgezet.
De functie Anti-stick kan in het "Setup-menu: Niveau 2" worden geactiveerd en gedeactiveerd.
76
Instellingen setup
77
78
Het Setup-menu
Algemeen Het Setup-menu geeft eenvoudig toegang tot de opgeslagen expertise in de
stroombron en tot extra functies. In het Setup-menu kunt u de parameters een­voudig aanpassen voor de verschillende taken.
In het Setup-menu vindt u:
Setup-parameters met een rechtstreekse invloed op het lasproces,
-
Setup-parameters voor het vooraf instellen van de lasinrichting.
-
De parameters zijn in logische groepen ingedeeld. De afzonderlijke groepen wor­den steeds door een toetsencombinatie opgeroepen.
Overzicht Het Setup-menu bestaat uit de volgende rubrieken:
Setup-menu Beschermgas
-
Setup-menu TIG
-
Setup-menu Staafelektrode
-
Setup-menu Staafelektrode - Niveau 2
-
NL
79
Setup-menu Beschermgas
Algemeen Het Setup-menu Beschermgas biedt een eenvoudige toegang tot de bescherm-
gas-instellingen.
Het Setup-menu Beschermgas openen
Parameter wijzi­gen
Het Setup-menu verlaten
Parameters in het Setup-menu Beschermgas
Druk de toets Bedrijfsmodus in en houd deze vast
1
Druk de toets Gascontrole in
2
De stroombron bevindt zich nu in het Setup-menu Beschermgas. De laatst geselecteerde parameter wordt getoond.
Selecteer met behulp van de toets Parameterkeuze links of Para-
1
meterkeuze rechts de te wijzigen parameter
Wijzig met het stelwiel de waarde van de parameter
2
Druk de toets Bedrijfsmodus in
1
GPr
Gas pre-flow time - gas-voorstroomtijd
Eenheid sec.
Instelbereik 0,0 - 9,9
Fabrieksinstelling 0,4
G-L
Gas-Low - gas-nastroomtijd bij minimale lasstroom (minimale gas-nastroomtijd)
Eenheid sec.
Instelbereik 0,0 - 25,0
Fabrieksinstelling 5
G-H
Gas-High - verhoging van de gas-nastroomtijd bij maximale lasstroom
Eenheid sec.
Instelbereik 0,0 - 40,0 / Aut
Fabrieksinstelling Aut
80
De instelwaarde voor G-H geldt alleen als de maximale lasstroom inderdaad is
I
min
I
max
I
t
G-H
G-L
(1)
(2)
ingesteld. De feitelijke waarde vloeit voort uit de huidige lasstroom. Bij de mid­delste lasstroom bedraagt de feitelijke waarde bijvoorbeeld de helft van de in­stelwaarde voor G-H.
BELANGRIJK! De instelwaarden voor de Setup-parameters G-L en G-H wor­den bij elkaar opgeteld. Als beide parameters bijvoorbeeld op de maximale tijd (40 sec.) zijn ingesteld, duurt de gas-nastroomtijd
40 sec. bij minimale lasstroom
-
80 sec. bij maximale lasstroom
-
60 sec. als de lasstroom bijvoorbeeld precies de helft van het maximum
-
bedraagt.
Bij de instelling Aut wordt de gas-nastroomtijd G-H automatisch berekend.
NL
Gas-nastroomtijd afhankelijk van de lasstroom
GPU
Gas Purger - voorspoelen beschermgas
Eenheid min
Instelbereik OFF / 0,1 - 10,0
Verklaring van de tekens:
(1).... momentele gas-nastroomtijd
(2).... momentele lasstroom
Fabrieksinstelling OFF
Het voorspoelen van het beschermgas begint zodra er een waarde voor GPU is
ingesteld.
Uit veiligheidsoverwegingen is het voor een nieuwe start van het voorspoelen van het beschermgas noodzakelijk om opnieuw een waarde voor GPU in te stel­len.
BELANGRIJK! Het voorspoelen van beschermgas is vooral bij de vorming van condens na een langdurige stilstandtijd in de kou noodzakelijk. Dit geldt vooral voor lange leidingpakketten.
81
Setup-menu TIG
Open het Setup­menu TIG
Parameter wijzi­gen
Het Setup-menu verlaten
Selecteer met behulp van de toets Bedrijfsmodus de bedrijfsmo-
1
dus 2-stapsproces of de bedrijfsmodus 4-stapsproces
Druk de toets Bedrijfsmodus in en houd deze vast
2
Druk de toets Parameterkeuze rechts in
3
De stroombron bevindt zich nu in het Setup-menu TIG. De laatst geselecteerde parameter wordt getoond.
Selecteer met behulp van de toets Parameterkeuze links of Para-
1
meterkeuze rechts de te wijzigen parameter
Wijzig met het stelwiel de waarde van de parameter
2
Druk de toets Bedrijfsmodus in
1
Parameters in Setup-menu TIG
De informatie 'min' en 'max' wordt bij instelbereiken gebruikt, die afhankelijk van de stroombron, draadtoevoer, lasprogramma, enz. verschillend zijn.
tAC
Tacking - hechtfunctie voor TIG-DC-lassen: Tijdsduur van de gepulste las­stroom tot het begin van de hechtprocedure
Eenheid s
Instelbereik OFF / 0,1 - 9,9 / ON
Fabrieksinstelling OFF ('UIT')
ON ('AAN') De gepulste lasstroom blijft tot het einde van de hecht-
procedure bestaan
0,1 - 9,9 s De ingestelde tijd begint met de up-slope-fase. Na afloop
van de ingestelde tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast, de evt. ingestelde puls-parameters staan tot uw beschikking.
OFF ('UIT') Hechtfunctie uitgeschakeld
82
C-C
Cooling unit control - besturing koelapparaat (optie)
Eenheid -
Instelbereik Aut / ON / OFF
Fabrieksinstelling Aut
Aut Uitschakeling van het koelapparaat 2 minuten na laseinde
ON ('AAN') Koelapparaat blijft permanent ingeschakeld
OFF ('UIT') Koelapparaat blijft permanent uitgeschakeld
BELANGRIJK! Als het koelapparaat beschikt over de optie 'Thermocontrole' wordt de teruglooptemperatuur van het koelmiddel steeds gecontroleerd. Als de teruglooptemperatuur lager is dan 50 °C volgt een automatische uitschake­ling van het koelapparaat.
UPS
Up-Slope - continue verhoging van de startstroom op de lasstroom I
Eenheid s
1
Instelbereik 0,0 - 9,9
Fabrieksinstelling 0,1
Eldiam. (alleen bij TransTig) Elektrodediameter
Eenheid mm in.
NL
Instelbereik 0 - max. 0 - max.
Fabrieksinstelling 2,4 0.1
HFt
High Frequency time - hoogfrequentie-ontsteken: Tijdsafstand van de HF-im­pulsen
Eenheid s
Instelbereik 0,01 - 0,4 / OFF / EHF (Start met externe ontstekings-
hulpmiddelen, bijv. plasmalassen)
Fabrieksinstelling 0,01
OPMERKING!
Als er bij gevoelige apparaten in de directe omgeving problemen optreden, ver­hoogt u de parameter HFt tot 0,4 sec.
Op het bedieningspaneel brandt de speciale weergave HF-ontsteken zolang
er een waarde wordt aangegeven voor de parameter HFt.
Als de Setup-parameter HFt op 'OFF' wordt ingesteld, vindt bij het lasbegin geen hoogfrequentie-ontsteking plaats. In dat geval begint het lassen met be­hulp van ontsteking door aanraking.
83
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoog­frequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.
▶ ▶
▶ ▶
Pri
VOORZICHTIG!
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen! Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakket-
ten gebruiken! Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwang­posities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
Pre Ignition - vertraagde ontsteking bij onmiddellijke start van de hoogfre­quentie
Eenheid s
Instelbereik OFF / 0,1 - 1
Fabrieksinstelling OFF ('UIT')
Als voor de parameter Pri een tijdswaarde is ingevoerd vindt de ontsteking van de lichtboog met deze tijdswaarde vertraagd plaats: Toortstoets indrukken ­Hoogfrequentie voor de duur van de tijdswaarde - Ontsteking van de lichtboog
I-2
Reductiestroom - Tussentijdse daling van de lasstroom ter voorkoming van een plaatselijke oververhitting van het materiaal (bij 4-taktbedrijf).
Eenheid % (van de hoofdstroom
I1)
Instelbereik 0 - 100
Fabrieksinstelling 50
ACF
AC-frequency - AC-frequentie
Eenheid Hz
Instelbereik Syn / 40 - 250
Fabrieksinstelling 60
Syn dient voor netsynchronisatie van de tweede stroombron
voor het tweezijdig gelijktijdig AC-lassen.
BELANGRIJK! Let in combinatie met de instelling 'Syn' ook op de parameter 'PhA' (Fase-synchronisatie in het Setup-menu - Niveau 2 AC / Poolomkering).
Lage frequentie zachte, brede vlamboog met oppervlakkige warmteover-
dracht
84
Hoge frequentie geconcentreerde vlamboog met diepe warmteoverdracht
FAC
Factory - fabrieksinstellingen herstellen Toets Store 2 s ingedrukt houden om de leveringstoestand weer te herstellen. Als er op het digitale scherm 'PrG' wordt getoond, zijn de fabrieksinstellingen hersteld.
BELANGRIJK! Als de fabrieksinstellingen worden hersteld, gaan alle persoon­lijke instellingen in het Setup-menu verloren. Jobs worden bij het terugstellen van de lasinrichting niet gewist, ze blijven behouden. De parameterinstellingen in het Setup-menu - Niveau 2 worden echter niet gewist.
PhA (alleen bij MW / TT 2500 / 3000 / 4000 / 5000) Phase Adjustment - fase-synchronisatie van de netaansluiting van beide stroombronnen voor het tweezijdig tegelijkertijd AC-lassen
Eenheid -
Instelbereik 0 - 5
Fabrieksinstelling 0
BELANGRIJK! Voorwaarde voor de fase-synchronisatie is het instellen van de parameter 'ACF' op 'Syn' in het Setup-menu AC / Poolomkering.
De Fase-synchronisatie als volgt doorvoeren:
Een test-werkstuk voor enkele laspogingen voor tweezijdig gelijktijdig AC-
-
lassen voorbereiden. Bij een stroombron de PhA-waarde '0 tot 5' variëren totdat de best moge-
-
lijke lasprestatie is bereikt.
NL
85
Setup-menu Staafelektrode
Open het Setup­menu Staafelek­trode
Parameter wijzi­gen
Het Setup-menu verlaten
Selecteer met behulp van de toets Bedrijfsmodus de bedrijfsmo-
1
dus Elektrodelassen
Druk de toets Bedrijfsmodus in en houd deze vast
2
Druk de toets Parameterkeuze rechts in
3
De stroombron bevindt zich nu in het Setup-menu Staafelektrode. De laatst geselecteerde parameter wordt getoond.
Selecteer met behulp van de toets Parameterkeuze links of Para-
1
meterkeuze rechts de te wijzigen parameter
Wijzig met het stelwiel de waarde van de parameter
2
Druk de toets Bedrijfsmodus in
1
Parameters in het Setup-menu Staafelektrode
De informatie "min" en "max" wordt bij instelbereiken gebruikt, die afhankelijk van de stroombron, draadtoevoer, lasprogramma, enz. verschillend zijn.
HCU
Hot-start current - hotstartstroom
Eenheid % (van de hoofdstroom
I1)
Instelbereik 0 - 200
Fabrieksinstelling 150
Hti
Hot-current time - Hotstroomtijd
Eenheid sec.
Instelbereik 0 - 2,0
Fabrieksinstelling 0,5
Om een optimaal lasresultaat te bereiken, kan in veel gevallen de functie Hot­start worden ingesteld.
Voordelen:
Verbetering van de ontstekingseigenschappen, ook bij elektroden met
-
slechte ontstekingseigenschappen Beter opsmelten van het grondmateriaal in de startfase, daardoor weinig
-
koude plekken Vergaand vermijden van slakken-insluitsels
-
86
dYn
dYn - dynamic - dynamiekcorrectie
Eenheid -
Instelbereik 0 - 100
Fabrieksinstelling 20
0 zwakke en spatarme lichtboog
100 hardere en stabielere lichtboog
Om een optimaal lasresultaat te bereiken, kan in veel gevallen de dynamiek worden ingesteld.
Werkingsprincipe: Op het moment van de druppelovergang of in geval van kortsluiting vindt een kortstondige verhoging van de stroomsterkte plaats. Om een stabiele lichtboog te verkrijgen, wordt de lasstroom tijdelijk verhoogd. Als de staafelektrode in het smeltbad dreigt te zinken, verhindert deze maatregel het stollen van het smeltbad en een langere kortsluiting van de lichtboog. Een vastzittende staafe­lektrode is hierdoor bijna niet mogelijk.
FAC
Factory - fabrieksinstellingen herstellen
Toets Store 2 s ingedrukt houden om de leveringstoestand weer te herstel-
-
len. Als er op het digitale scherm "PrG" wordt getoond is de lasinrichting terug-
-
gesteld.
NL
BELANGRIJK! Als de fabrieksinstellingen worden hersteld, gaan alle persoon-
lijke instellingen in het Setup-menu verloren. Jobs worden bij het terugstellen van de lasinrichting niet gewist - ze blijven behouden. Parameterinstellingen Setup-menu - Niveau 2 worden niet gewist.
2nd
Setup-menu - Niveau 2: tweede niveau van het Setup-menu
87
Setup-menu Staafelektrode - Niveau 2
Het Setup-menu Staafelektrode ­Niveau 2 openen
Parameter wijzi­gen
Het Setup-menu Staafelektrode ­Niveau 2 verla­ten
Open het Setup-menu Staafelektrode
1
Selecteer de parameter "2nd"
2
Druk de toets Bedrijfsmodus in en houd deze vast
3
Druk de toets Parameterkeuze rechts in
4
De stroombron bevindt zich nu in het Setup-menu Staafelektrode
- Niveau 2. De laatst geselecteerde parameter wordt getoond.
Selecteer met behulp van de toets Parameterkeuze links of Para-
1
meterkeuze rechts de te wijzigen parameter
Wijzig met het stelwiel de waarde van de parameter
2
Druk de toets Bedrijfsmodus in
1
De stroombron bevindt zich nu in het Setup-menu Staafelektrode
Druk opnieuw op de toets Bedrijfsmodus om het Setup-menu
2
Staafelektrode te verlaten
Parameters in Setup-menu Staafelektrode ­Niveau 2
ELn
Electrode-line - keuze karakteristiek
Eenheid 1
Instelbereik con of 0,1 - 20 of P
Fabrieksinstelling con
88
0040 200100 300 I (A)
U (V)
con - 20 A / V
(4)
(5)
(6)
(7) (8)
(1)
(2)
(3)
(1)Werklijn voor staafelektrode
(2)Werklijn voor staafelektrode bij verhoogde
vlambooglengte
(3)Werklijn voor staafelektrode bij verminder-
de vlambooglengte
(4)Karakteristiek bij gekozen parameter 'CON'
(constante lasstroom)
(5)Karakteristiek bij gekozen parameter '0,1 -
20' (dalende karakteristiek met in te stellen
helling)
(6)Karakteristiek bij gekozen parameter 'P'
(constant lasvermogen)
(7)Voorbeeld voor ingestelde dynamiek bij ge-
kozen karakteristiek (4)
(8)Voorbeeld voor ingestelde dynamiek bij ge-
kozen karakteristiek (5) of (6)
NL
Via de functie ELn te kiezen karakteristieken
Parameter 'con' (constante lasstroom)
Als de parameter 'con' is ingesteld wordt de lasstroom onafhankelijk van de
-
lasspanning constant gehouden. Er ontstaat een verticale karakteristiek (4). De parameter 'con' is bijzonder goed geschikt voor rutiel-elektroden en basi-
-
sche elektroden, en voor gutsen. Voor gutsen de dynamiek op '100' instellen.
-
Parameter '0,1 - 20' (dalende karakteristiek met in te stellen helling)
Door middel van parameter '0,1 - 20' kan een dalende karakteristiek (5) wor-
-
den ingesteld. Het instelbereik strekt zich uit van 0,1 A / V (zeer steil) tot 20 A / V (zeer vlak). De instelling van een vlakke karakteristiek (5) is alleen aan te bevelen bij cel-
-
lulose-elektroden.
OPMERKING!
Stel bij het instellen van een vlakke karakteristiek (5) de dynamiek op een hoge­re waarde in.
Parameter 'P' (constant lasvermogen)
Als de parameter 'P' is ingesteld wordt het lasvermogen onafhankelijk van de
-
lasspanning en de lasstroom constant gehouden. Er ontstaat een hyperbole karakteristiek (6). De parameter 'P' is bijzonder goed geschikt voor cellulose-elektroden.
-
OPMERKING!
Stel bij problemen met tot vastkleven geneigde staafelektrode de dynamiek op een hogere waarde in.
89
10
20
30
40
50
60
U (V)
004003001 200
I (A)
I1 + Dyna mikI1 - 50 %
(8)
(2)
(1)
(3)
(7)
(c)
(c)
(b)
(a)
(a)
(6)
(5)
(4)
(1)Werklijn voor staafelektrode
(2)Werklijn voor staafelektrode bij verhoogde
vlambooglengte
(3)Werklijn voor staafelektrode bij verminder-
de vlambooglengte
(4)Karakteristiek bij gekozen parameter 'CON'
(constante lasstroom)
(5)Karakteristiek bij gekozen parameter '0,1 -
20' (dalende karakteristiek met in te stellen
helling)
(6)Karakteristiek bij gekozen parameter 'P'
(constant lasvermogen)
(7)Voorbeeld voor ingestelde dynamiek bij ge-
kozen karakteristiek (5) of (6)
(8)Mogelijke stroomwijziging bij gekozen ken-
merk (5) of (6) - afhankelijk van de lasspan-
ning (vlambooglengte)
(a) Werkpunt bij hoge vlambooglengte
(b)Werkpunt bij ingestelde lasstroom IH
(c) Werkpunt bij lage vlambooglengte
Instellingsvoorbeeld: I1 = 250 A, dynamiek = 50
De afgebeelde karakteristieken (4), (5) en (6) gelden bij gebruik van een staafe­lektrode waarvan de karakteristiek bij een bepaalde lichtbooglengte overeenkomt met de werklijn (1).
Al naar gelang de ingestelde lasstroom (I) wordt het snijpunt (werkpunt) van de karakteristieken (4), (5) en (6) langs de werklijn (1) verschoven. Het werkpunt geeft uitsluitsel over de actuele lasspanning en de actuele lasstroom.
Bij een vast ingestelde lasstroom (I1) kan het werkpunt zich langs de karakteris­tieken (4), (5) en (6) bevinden, al naargelang de lasspanning op dat moment. De
lasspanning U is afhankelijk van de vlambooglengte.
Als de vlambooglengte verandert, bijv. overeenkomstig de werklijn (2), is het werkpunt het snijpunt van de overeenkomstige karakteristiek (4), (5) of (6) met de werklijn (2).
Geldt voor de karakteristieken (5) en (6): Afhankelijk van de lasspanning (licht­booglengte) wordt de lasstroom (I) eveneens groter of kleiner, bij een gelijkblij-
90
vende instelwaarde voor I1.
Storingen opheffen en onderhoud
91
92
Storingsdiagnose en storingen opheffen
Algemeen De digitale stroombronnen zijn met een intelligent veiligheidssysteem uitgerust;
van het gebruik van smeltzekeringen (met uitzondering van de zekering van de koelmiddelpomp) kan daarom volledig worden afgezien. Na het verhelpen van een storing kan de stroombron direct weer worden gebruikt, zonder dat er smelt­zekeringen hoeven te worden vervangen.
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Onjuist uitgevoerde werkzaamheden kunnen ernstig letsel en zware materiële schade veroorzaken.
Alle hieronder beschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door ge-
schoold personeel worden uitgevoerd. Voer alle hieronder beschreven werkzaamheden pas uit nadat u dit docu-
ment volledig hebt gelezen en begrepen. Voer alle hieronder beschreven werkzaamheden pas uit nadat u alle docu-
menten over de systeemcomponenten, met name de veiligheidsvoorschrif­ten, volledig hebt gelezen en begrepen.
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Voor aanvang van hieronder beschreven werkzaamheden:
Zet de netschakelaar voor de stroombron in stand - O -
Koppel stroombron van het stroomnetwerk los
Zorg ervoor dat de stroombron van het stroomnetwerk is losgekoppeld tot
alle werkzaamheden zijn voltooid Stel na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter
vast dat elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) zijn ontladen.
Weergegeven servicecodes
GEVAAR!
Een ontoereikende randaardeverbinding kan ernstig letsel en zware materiële schade veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaar­de, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door
andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Als er op een van de displays een foutmelding verschijnt die hier niet is genoemd, kan de fout alleen door de servicedienst worden verholpen. Noteer de getoonde foutmelding, het serienummer en de configuratie van de stroombron en neem met een gedetailleerde foutbeschrijving contact op met de servicedienst.
tP1 | xxx
Opmerking: xxx staat voor een temperatuurwaarde
Oorzaak: Remedie:
Te hoge temperatuur in primaire kring van de stroombron Stroombron laten afkoelen
93
tP2 | xxx
Opmerking: xxx staat voor een temperatuurwaarde
Oorzaak: Remedie:
tP3 | xxx
Opmerking: xxx staat voor een temperatuurwaarde
Oorzaak: Remedie:
tP4 | xxx
Opmerking: xxx staat voor een temperatuurwaarde
Oorzaak: Remedie:
tP5 | xxx
Opmerking: xxx staat voor een temperatuurwaarde
Oorzaak: Remedie:
tP6 | xxx
Opmerking: xxx staat voor een temperatuurwaarde
Te hoge temperatuur in primaire kring van de stroombron Stroombron laten afkoelen
Te hoge temperatuur in primaire kring van de stroombron Stroombron laten afkoelen
Te hoge temperatuur in primaire kring van de stroombron Stroombron laten afkoelen
Te hoge temperatuur in primaire kring van de stroombron Stroombron laten afkoelen
Oorzaak: Remedie:
tS1 | xxx
Opmerking: xxx staat voor een temperatuurwaarde
Oorzaak: Remedie:
tS2 | xxx
Opmerking: xxx staat voor een temperatuurwaarde
Oorzaak: Remedie:
tS3 | xxx
Opmerking: xxx staat voor een temperatuurwaarde
Oorzaak: Remedie:
tSt | xxx
Opmerking: xxx staat voor een temperatuurwaarde
Te hoge temperatuur in primaire kring van de stroombron Stroombron laten afkoelen
Te hoge temperatuur in secundaire kring van de stroombron Stroombron laten afkoelen
Te hoge temperatuur in secundaire kring van de stroombron Stroombron laten afkoelen
Te hoge temperatuur in secundaire kring van de stroombron Stroombron laten afkoelen
94
Oorzaak: Remedie:
Te hoge temperatuur in stuurstroomkring van de stroombron Stroombron laten afkoelen
Err | 051
Oorzaak:
Remedie:
Err | 052
Oorzaak:
Remedie:
no | IGn
Oorzaak:
Remedie:
Err | PE
Oorzaak:
Remedie:
Onderspanning van het net: De netspanning is lager dan het toleran­tiegebied (zie onderdeel "Technische gegevens")
Netspanning controleren
Overspanning van het net: De netspanning is hoger dan het toleran­tiegebied (zie onderdeel "Technische gegevens")
Netspanning controleren
De functie "Ignition Time-Out" is actief; binnen de in het Setup-menu ingestelde gestimuleerde draadlengte is geen geleiding tot stand ge­komen. De veiligheidsuitschakeling van de stroombron is in werking getreden.
Meermaals de brandertoets indrukken; het werkstukoppervlak reini­gen; eventueel in "Setup-menu: niveau 2" de tijdsduur tot de veilig­heidsschakeling verhogen
De aardstroomcontrole heeft de veiligheidsschakelaar van de stroom­bron in werking gesteld.
Stroombron uitschakelen, 10 seconden wachten en vervolgens weer inschakelen; als de fout ondanks meerdere pogingen weer optreedt ­contact opnemen met de servicedienst
NL
Err | IP
Oorzaak: Remedie:
Err | bPS
Oorzaak: Remedie:
dSP | Axx
Oorzaak: Remedie:
dSP | Cxx
Oorzaak: Remedie:
dSP | Exx
Oorzaak: Remedie:
dSP | Sy
Oorzaak: Remedie:
Primaire overspanning Contact opnemen met de servicedienst
Verkeerd vermogensdeel Contact opnemen met de servicedienst
Fout in de centrale besturings- en regeleenheid Contact opnemen met de servicedienst
Fout in de centrale besturings- en regeleenheid Contact opnemen met de servicedienst
Fout in de centrale besturings- en regeleenheid Contact opnemen met de servicedienst
Fout in de centrale besturings- en regeleenheid Contact opnemen met de servicedienst
dSP | nSy
Oorzaak: Remedie:
Fout in de centrale besturings- en regeleenheid Contact opnemen met de servicedienst
95
no | Arc
Oorzaak: Remedie:
no | H2O
Oorzaak: Remedie:
hot | H2O
Oorzaak: Remedie:
Afgebroken lichtboog De brandertoets meermaals indrukken; het werkstukoppervlak reini-
gen
Stroomcontrole koelapparaat reageert Koelapparaat controleren; indien nodig koelmiddel bijvullen of water-
voorloop ontluchten, volgens hoofdstuk "Koelapparaat in bedrijf ne­men"
Thermocontrole van het koelapparaat waarschuwt Afkoelfase afwachten tot "Hot | H2O" niet meer wordt weergegeven.
ROB 5000 of veldbuskoppelaar voor robotaansturing: Voor het voort­zetten van het lassen het signaal "bronstoring opheffen" (Source er­ror reset) instellen.
Fouten in de stroombron vaststellen
Stroombron functioneert niet
De netschakelaar is ingeschakeld, maar de weergaven branden niet
Oorzaak:
Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Geen lasstroom
Netschakelaar ingeschakeld, scherm te hoge temperatuur licht op
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
De stroomtoevoer is onderbroken, de netstekker is niet in het stop­contact gestoken
Netleiding controleren, de stekker van het netsnoer in het stopcon­tact steken
De netstekkerdoos of de netstekker is defect Vervang de defecte onderdelen
Netbeveiliging Vervang de netbeveiliging
Overbelasting Rekening houden met maximale ingeschakelde tijd
Thermo-veiligheidsautomaat heeft de stroombron uitgeschakeld Afkoelfase afwachten; stroombron gaat na korte tijd vanzelf weer aan
96
Oorzaak: Remedie:
Geen lasstroom
Netschakelaar ingeschakeld, schermen lichten op
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Ventilator in de stroombron is defect Contact opnemen met de servicedienst
Verkeerde massa-aansluiting Massa-aansluiting en klem op polariteit controleren
Stroomkabel in lasbrander onderbroken Lasbrander vervangen
geen functioneren na indrukken van de brandertoets
Netschakelaar ingeschakeld, schermen lichten op
NL
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
geen beschermgas
alle andere functies beschikbaar
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
De stuurstekker is niet aangesloten Besturingsstekker in contact steken
Lasbrander of stuurleiding van de lasbrander is defect Lasbrander vervangen
Gasfles leeg Gasfles vervangen
Gas-drukverminderaar defect Gas-drukverminderaar vervangen
Gasleiding niet gemonteerd of beschadigd Gasleiding monteren of vervangen
Lasbrander defect Lasbrander vervangen
Gas-magneetventiel defect Contact opnemen met de servicedienst
Slechte laseigenschappen
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Lasbrander wordt zeer heet
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Oorzaak: Remedie:
Verkeerde lasparameter Instellingen controleren
Verkeerde massa-aansluiting Massa-aansluiting en klem op polariteit controleren
Lasbrander te zwak gedimensioneerd Rekening houden met inschakelduur en belastingsgrenzen
alleen bij watergekoelde installaties: waterdoorstroming te laag waterstand, waterdoorstroomhoeveelheid, watervervuiling enz. con-
troleren, koelmiddelpomp geblokkeerd: Spil van de koelmiddelpomp met schroevendraaier tot de buis aandraaien
alleen bij watergekoelde installaties: Parameter C-C staat op "OFF". In het Setup-menu de parameter C-C op "Aut" of "ON" zetten.
97
Verzorging, onderhoud en recycling
Algemeen De stroombron heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale
verzorging en onderhoud nodig. Er zijn echter enkele punten die aandacht verdie­nen om de stroombron jarenlang gebruiksklaar te houden.
Veiligheid
GEVAAR!
Onjuist uitgevoerde werkzaamheden kunnen ernstig letsel en zware materiële schade veroorzaken.
Alle hieronder beschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door ge-
schoold personeel worden uitgevoerd. Voer alle hieronder beschreven werkzaamheden pas uit nadat u dit docu-
ment volledig hebt gelezen en begrepen. Voer alle hieronder beschreven werkzaamheden pas uit nadat u alle docu-
menten over de systeemcomponenten, met name de veiligheidsvoorschrif­ten, volledig hebt gelezen en begrepen.
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Voor aanvang van hieronder beschreven werkzaamheden:
Zet de netschakelaar voor de stroombron in stand - O -
Koppel stroombron van het stroomnetwerk los
Zorg ervoor dat de stroombron van het stroomnetwerk is losgekoppeld tot
alle werkzaamheden zijn voltooid Stel na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter
vast dat elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) zijn ontladen.
Bij elke inge­bruikname
GEVAAR!
Een ontoereikende randaardeverbinding kan ernstig letsel en zware materiële schade veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaar­de, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door
andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Netstekker en netkabel evenals lasbrander, verbindingsslangenpakket en aar-
-
dingsverbinding op beschadiging controleren Controleren of de vrije ruimte rond het apparaat 0,5 m (1 ft. 8 in.) bedraagt,
-
zodat de koellucht ongehinderd kan toestromen en ontsnappen
OPMERKING!
De luchtinstroom- en uitstroomopeningen mogen in geen geval zijn bedekt, ook niet deels.
98
Elke 2 maanden
Indien aanwezig: Luchtfilter reinigen
-
NL
Elke 6 maanden
Gevaar door persluchtinwerking.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
1
2
Een elektrische schok kan dodelijk zijn!
Gevaar voor elektrische schokken door ondeskundig aangesloten aardingskabels en aarding van de apparatuur.
Recycling Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen
plaatsvinden.
VOORZICHTIG!
Elektronische onderdelen niet van korte afstand schoonblazen.
Zijstukken van het apparaat demonteren en de binnenkant van het apparaat met droge, gereduceerde perslucht schoonblazen
Bij grote stofproductie ook de koelluchtkanalen schoonmaken
GEVAAR!
Let er bij de montage van de zijpanelen op dat de aardingskabels en de aar­dingen van de apparaten correct zijn aangesloten.
99
100
Loading...