Fronius TransTig 170 / 210 Operating Instruction [NL]

Fronius prints on elemental chlorine free paper (ECF) sourced from certified sustainable forests (FSC).
/ Perfect Charging / Perfect Welding / Solar Energy
TransTig 170 TransTig 210
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0308,NL 010-10022022
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften 6
NL
Algemene informatie 19
Algemeen 21
Apparaatconcept 21 Werkingsprincipe 21 Toepassingsgebieden 21 Gebruik afstandsbediening 22 Waarschuwingen op het apparaat 22
Bedieningselementen en aansluitingen 25
Bedieningspaneel 27
Algemeen 27 Veiligheid 27 Bedieningspaneel 27
Aansluitingen, schakelaars en mechanische componenten 32
Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten 32
Installatie en ingebruikneming 33
Minimale uitrusting voor het lassen 35
Algemeen 35 TIG-DC-lassen 35 Elektrodelassen 35
Voor installatie en ingebruikneming 36
Veiligheid 36 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 36 Vereisten aan de installatielocatie 36 Netaansluiting 36 Generatormodus 37
3
Netkabel aansluiten 38
Algemeen 38 Veiligheid 38 Netkabel aansluiten 38
Inbedrijfstelling 39
Laswerkzaamheid 43
TIG-bedrijfsmodi 45
TIG-lassen 49
Veiligheid 49 Voorbereiding 49 TIG-lassen 50 Lasparameters 51
Lichtboog ontsteken 53
Lichtboog ontsteken door middel van hoogfrequentie(HF-ontsteken) 53 Aanraakontsteking voor lasbranders met brandertoets 54 Aanraakontsteking voor lasbranders zonder brandertoets 56 Lichtboog ontsteken door hoogfrequent aanraken(Touch-HF) 57 Overbelasting van de wolfraamelektrode 57 Laseinde 57
Speciale functies 58
Functie Controle afgebroken lichtboog 58 Functie Ignition time-out 58 TIG-pulsen 58 Hechtfunctie 59
Elektrode lassen 61
Veiligheid 61 Voorbereiding 61 Elektrodelassen 62 Elektrodelassen met CEL-elektroden 62 Pulslassen 62 Startstroom > 100 % (Hotstart) 64 Startstroom < 100 % (Soft-Start) 64 Functie Anti-stick 65
Instellingen setup 67
Het Setup-menu 69
Algemeen 69 Het Setup-menu openen 69 Parameters wijzigen 70 Overzicht 70
Setup-menu TIG 71
Parameters in Setup-menu TIG 71 Parameters in Setup-menu TIG - Niveau 2 74 Parameters in Setup-menu - Niveau 2 78
Setup-menu Staafelektrode 81
Parameters in het Setup-menu Staafelektrode 81
Storingen opheffen en onderhoud 85
Storingsdiagnose en storingen opheffen 87
4
Algemeen 87 Veiligheid 87 Weergegeven storingen 87 Servicemeldingen 88 Geen functie 89 Gebrekkige functie 90
Verzorging, onderhoud en recycling 92
Algemeen 92 Veiligheid 92 Bij elke ingebruikname 92 Onderhoud elke 2 maanden 93 Recycling 93
Annex 95
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen 97
Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen 97
Technische gegevens 98
NL
5
Veiligheidsvoorschriften
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheids-
eisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het appa­raat te maken hebben, moeten:
- beschikken over de juiste kwalificaties
- kennis van lassen hebben en
- deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
- in leesbare toestand houden
- niet beschadigen
- niet verwijderen
- niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het appa­raat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het ap­paraat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
6
Het gaat om uw eigen veiligheid!
NL
Gebruik overeen­komstig de be­doeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden be­stemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
- het ontdooien van leidingen
- het laden van batterijen of accu's
- het starten van motoren
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabri­kant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoor­waarden
Verplichtingen van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voort­vloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
- tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
- tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
Relatieve luchtvochtigheid:
- tot 50% bij 40 °C (104 °F)
- tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
- op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en onge­vallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
- voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veilig­heidsbewust werkt.
7
Verplichtingen van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de werkzaamheden:
- de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te leven
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energie-
kwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
- aansluitbeperkingen
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
Lekstroom-bevei­ligingsschakelaar
Bescherming van uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het ap­paraat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een appa­raat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen. Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoor­beeld:
- vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
- voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
- schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker le­vensgevaarlijk zijn
- gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
- verhoogde geluidsbelasting
- schadelijke lasrook en -gassen
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
- moeilijk ontvlambaar
- isolerend en droog
- het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
- veiligheidshelm
- broek zonder omslag
8
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
- Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
- Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
- Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
- Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend, hittebestendig).
- Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
- wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.)
- stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
- installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
NL
Informatie over de geluidsemis­sie
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals de toegepaste lasmethode (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wissel­stroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werk­stuk, de omgeving van de werkplek enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de ge­zondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Re­search on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
- niet inademen
- via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emis­sies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:
- de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
- de gebruikte elektroden
- de toegepaste coatings
- de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
- gebruikte lasproces
9
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en lasstroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwij­derd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omge­ving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ont­staat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie ver­oorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en al­le metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
10
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een ge­schikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De onder­grond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volle­dig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draai­en en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
- nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
- nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullast­spanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroom­netwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder rand­aardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloei­ende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
NL
Na het openen van het apparaat:
- alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
- controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstro-
men. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
- brand
- oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
- beschadiging van randaardeleidingen
- beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elektrisch gelei­dende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
11
EMV-apparaat­classificaties
EMV-maatregelen In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden,
Apparaten van emissieklasse A:
- zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
- kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling ver­oorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
- voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laag­spanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het appa­raat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeel­den van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
- Veiligheidsvoorzieningen
- Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
- Data- en telecommunicatie-installaties
- Meet- en kalibratie-installaties
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1. Netvoeding
- Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektro-
magnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
2. Laskabels
- Houd ze zo kort mogelijk.
- Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
- Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3. Potentiaalvereffening
4. Aarding van het werkstuk
- Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding
tot stand.
5. Afscherming, indien noodzakelijk
- Scherm andere installaties in de omgeving af.
- Scherm de complete lasinstallatie af.
EMF-maatregelen Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroor-
zaken:
- Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bij­voorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
- Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
- De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veilig­heidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
- Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het li­chaam of lichaamsdelen wikkelen.
12
Bijzondere geva­ren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van bewegende onderdelen zoals:
- ventilatoren
- tandwielen
- rollen
- aandrijfassen
- draadspoelen en lasdraden
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende ma­chineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
- Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemon­teerd.
- Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwon­dingen aan handen, gezicht, ogen, enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaanvoer­unit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
NL
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bij­voorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servi­cedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isole­rende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerk­tuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen, enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevings­invloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende natio­nale normen en richtlijnen.
13
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom verstandig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de be­schermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
Eisen aan het be­schermgas
Gevaar door be­schermgasfles­sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de appara­tuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
- Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
- Druk-dauwpunt < -20 °C
- Max. oliegehalte < 25 mg/m³
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voor­zichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch ge­weld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasappa­raat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Gevaar op uit­stromend be­schermgas
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaam­heden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoi­res, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwe­zige zuurstof verdringen.
14
- Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal 20 m³/uur
- Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of hoofdgas­kraan op
- Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgas­kraan.
- De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontroleerd wor­den op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
NL
Veiligheidsmaat­regelen op de op­stelplaats en bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op een vlakke, vaste ondergrond.
- Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide be­schermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aan­houden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationa­le en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlij­nen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
- Draadtoevoer
- Draadspoel
- Beschermgasfles
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visue­le controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig on­derhoudspersoneel repareren.
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden;
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het appa­raat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
15
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaar­heid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hier­door schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, origi­nele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschrif­ten. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het appa­raat in afgekoelde toestand.
Inbedrijfname, onderhoud en re­paratie
Veiligheidscon­trole
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
- Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde on­derdelen).
- Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
- Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
- Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behui­zingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aan­haalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
- na het aanbrengen van wijzigingen
- na installatie of ombouw
- na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
- na elke periode van maximaal twaalf maanden.
16
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en interna­tionale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke docu­mentatie.
Verwijdering Gooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afge-
dankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wet­ten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvrien­delijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
NL
Veiligheidssym­bolen
Gegevensbe­scherming
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspan­ningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de rele­vante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http:// www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de rele­vante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
17
18
Algemene informatie
19
20
Algemeen
Apparaatconcept De TIG-stroombronnen TransTig 170 en
TransTig 210 zijn microprocessorgestuur­de inverterstroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de mogelijkhe­den om het systeem eenvoudig uit te brei­den, zorgen voor een hoge mate van flexi­biliteit. De stroombronnen zijn geschikt voor ge­bruik met een generator en zijn uitgerust met beschermd aangebrachte bedienings­elementen en een robuuste kunststof be­huizing.
Dankzij het eenvoudige bedieningscon­cept zijn de belangrijkste functies in één oogopslag zichtbaar en instelbaar.
Via de standaard TMC-aansluiting kan de stroombron ook met diverse afstandsbedienin­gen of een Up/Down-lasbrander worden bediend.
NL
De stroombron beschikt over de functionaliteit van een TIG-impulslichtboog met een breed frequentiegebied.
Daarnaast beschikt de stroombron over een PFC die de stroomopname van de stroom­bron aan de sinusvormige netspanning aanpast. Daardoor ontstaan o.a. de volgende voordelen:
- geringe primaire stroom
- gering vermogensverlies
- late activering van de lijnbeveiligingsschakelaar
- verbeterde stabiliteit bij spanningswisselingen
- lange netvoedingskabels mogelijk
- bij multivoltage-apparaten een doorlopend ingangsspanningsbereik
Werkingsprincipe Het gehele lasproces wordt gestuurd door de centrale besturingseenheid van de stroom-
bron. Tijdens het lassen worden er continu actuele gegevens verzameld; op veranderingen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door uitge­kiende regelalgoritmen.
Het resultaat hiervan is:
- een nauwkeurig lasproces
- een hoge reproduceerbaarheid van alle gebeurtenissen
- uitstekende laseigenschappen.
Toepassingsge­bieden
De stroombron is bij uitstek geschikt voor het uitvoeren van reparatie- en onderhouds­werkzaamheden in productie- en fabricageprocessen.
21
Gebruik afstands­bediening
De stroombronnen TransTig 170 en TransTig 210 kunnen worden gebruikt met de vol­gende afstandsbedieningen:
- RC Bar 1P
- RC Panel MMA
- RC Pedal TIG
- RC Panel Basic TIG
Waarschuwingen op het apparaat
Op stroombronnen met het CSA-goedkeuringsmerk voor het gebruik in Noord-Amerika (VS en Amerika) bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen. Deze waar­schuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of overgeschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
22
* MV-stroombronnen: 1 ~ 120 - 230 V
Veiligheidssymbolen op het kenplaatje:
Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden voldaan:
- Voldoende kwalificatie voor het lassen
- Geschikte beschermingsmiddelen
- Het weghouden van buitenstaanders
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volledig zijn gele­zen en begrepen:
- deze gebruiksaanwijzing
- alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veilig­heidsvoorschriften
NL
23
24
Bedieningselementen en aansluitin-
gen
25
26
Bedieningspaneel
(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)
(12) (11) (10)
(8)
(9)
NL
Algemeen
Veiligheid
Bedieningspa­neel
OPMERKING!
Naar aanleiding van software-updates kunnen er op uw apparaat functies beschik­baar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet worden beschreven, of omgekeerd.
Bovendien kunnen afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle
systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
27
Item Product
(1) Speciale weergaven
Weergave HF-ontsteken (hoogfrequentie-ontsteken)
licht op als de Setup-parameter IGn op 'on' is ingesteld
Weergave Hechten
brandt als de Setup-parameter tAC op een tijdsduur is ingesteld
Weergave Pulsen
brandt als de Setup-parameter F-P op een pulsfrequentie is ingesteld
Weergave Puntlassen
brandt als de Setup-parameter SPt op een puntlastijd is ingesteld
(2) Speciale weergaven
Weergave Afstandsbediening
licht op als een voet-afstandsbediening is aangesloten
Weergave Elektrode overbelast
licht op bij overbelasting van de wolfraamelektrode Meer informatie over de weergave Elektrode overbelast vindt u in het hoofdstuk Lasbedrijf, paragraaf TIG-lassen
Weergave CEL
licht op als de Setup-parameter CEL op 'on' is ingesteld
28
Weergave Trigger
licht op als de Setup-parameter tri op 'off' is ingesteld
(3) Weergave Lasstroom
voor het weergeven van de lasstroom voor de parameters
- Startstroom I
- Lasstroom I
- Reductiestroom I
- Eindstroom I
S
1
2
E
Voor het lasbegin toont het linker digitale scherm de gewenste waarde. Voor IS,
I2 en IE toont het rechter digitale scherm bovendien het %-aandeel van lasstroom
I1.
Na lasbegin toont het linker digitale scherm de actuele werkelijke waarde van de lasstroom. De desbetreffende lasparameter in het lasproces wordt in het overzicht Laspara­meters (10) gevisualiseerd door middel van een verlicht segment
(4) Linker digitaal scherm
(5) Weergave HOLD
na het lassen worden telkens de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen - de Hold-weergave licht op. De weergave Hold heeft betrekking op de laatst bereikte hoofdstroom I1. De
Hold-weergave gaat uit bij elke verdere interactie met de stroombron. BELANGRIJK! Er worden geen Hold-waarden getoond als de hoofdstroomfase niet is bereikt.
NL
(6) Rechter digitaal scherm
(7) Weergave Lasspanning
licht op bij geselecteerde parameter I
Tijdens het lassen wordt op het rechter digitale scherm de actuele werkelijke waarde van de lasspanning getoond. Voor het lassen toont het rechter digitale scherm
- 0.0 als een van de bedrijfsmodi voor TIG-lassen is geselecteerd
- de actuele waarde van de nullastspanning als de Setup-parameter tri op 'off' is ingesteld of als de bedrijfsmodus Elektrodelassen is geselecteerd (na een vertraging van 3 seconden; 93 V is ongeveer het gemiddelde van de gepuls­te nullastspanning)
(8) Eenhedenweergaven
Weergave s
licht op als de parameters tup en tdown of een van de volgende Setup-parame­ters zijn geselecteerd: GPr | GPo | SPt | tAC | t-S | t-E | Hti | Ito | ArC | St1 | St2 | SPb
1
Weergave Hz
licht op: als voor de Setup-parameter F-P een waarde voor de pulsfrequentie is ingesteld, als Setup-parameter F-P is geselecteerd.
29
Weergave %
I
S
t
up
I
1
t
down
I
E
I
2
licht op als de parameters IS, I2 en IE evenals de Setup-parameters dcY, IG en
HCU zijn geselecteerd
Weergave mm
licht op als de Setup-parameter ELd is ingesteld
(9) Toets Bedrijfsmodus
voor het selecteren van de bedrijfsmodus
2-taktbedrijf
4-taktbedrijf
Elektrodelassen Bij de geselecteerd bedrijfsmodus licht de desbetreffende LED op. Als in het Setup-menu de parameter Trigger op 'oFF' is ingesteld of als een voet­afstandsbediening is aangesloten, lichten de LED's van 2T en 4T tegelijkertijd op.
(10) Overzicht Lasparameters
Het overzicht Lasparameters bevat de belangrijkste lasparameters voor het las­bedrijf. De volgorde van de lasparameters is door een waslijnstructuur bepaald. Binnen het overzicht Lasparameters kunt u navigeren door aan het stelwiel te draaien.
Het overzicht Lasparameters bevat de volgende lasparameters:
Startstroom I
voor het TIG-lassen
Up-Slope t
30
tijdsperiode waarin bij het TIG-lassen van de startstroom IS naar de vastgestelde hoofd-
stroom I1 wordt verhoogd
up
s
Op het linker digitale scherm wordt 't-u' voor de Up-Slope weergegeven. BELANGRIJK! De Up-Slope tup wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart opgeslagen:
- 2-taktbedrijf,
- 4-taktbedrijf,
- als de Setup-parameter Trigger op 'oFF' is ingesteld,
- als een voet-afstandsbediening is aangesloten.
Hoofdstroom (lasstroom) I
1
- voor het TIG-lassen
- voor het elektrodelassen
NL
Reductiestroom I
2
voor het TIG-4-taktbedrijf
Down-Slope t
down
tijdsperiode waarin bij het TIG-lassen vanaf de vastgestelde hoofdstroom I1 naar de
eindstroom IE wordt verlaagd
Op het linker digitale scherm wordt 't-d' voor de Down-Slope weergegeven. BELANGRIJK! De Down-Slope t
wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart opge-
down
slagen:
- 2-taktbedrijf,
- 4-taktbedrijf,
- als de Setup-parameter Trigger op 'oFF' is ingesteld,
Eindstroom I
E
voor het TIG-lassen
Pulsen *) pulsfrequentie voor het TIG-lassen
Hechten *) tijdsduur van de gepulste lasstroom *) De parameters Pulsen en Hechten worden alleen weergegeven als de Setup-parameter Ptd - Pulse-TAC-Display op 'on' is ingesteld.
(11) Stelwiel met draai-/drukfunctie
voor het selecteren van elementen, het instellen van waarden en het scrollen in lijsten
(12) Toets Gascontrole
voor het instellen van de benodigde hoeveelheid beschermgas op de drukver­minderaar Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt 30 seconden lang bescherm­gas naar buiten. U kunt het uitstromen voortijdig beëindigen door nogmaals op de toets te drukken of door een lasproces te starten.
31
Aansluitingen, schakelaars en mechanische com-
(1)
(2)
(3)
(4)
(7) (8)
(9)
(5)
(6)
(10)
MV
TT170/210
TT 170/210
*
*
ponenten
Bedieningsele­menten, aanslui­tingen en mecha­nische compo­nenten
(1) Bedieningspaneel
(2) (-)-stroombus met geïntegreerde gasaansluiting
voor het aansluiten: van de TIG-lasbrander van de elektrodekabel bij het elektrodelassen
(3) Aansluiting TMC (TIG Multi Connector)
voor het aansluiten van de stuurstekker van de TIG-lasbrander voor het aansluiten van voet-afstandsbedieningen voor het aansluiten van afstandsbedieningen bij het elektrodelassen
(4) (+)-stroombus met bajonetsluiting
voor het aansluiten van de aardleiding
(5) Draagriem
(6) Kabelriem
voor opname van netkabel en laskabels
BELANGRIJK! De kabelriem niet gebruiken voor transport van het apparaat!
(7) Netschakelaar
(8) Netkabel met trekontlasting
bij MV-apparaten: netkabel om aan te sluiten (zie 'Netkabel aansluiten' op pagina 38)
(9) Luchtfilter
(10) Aansluiting beschermgas
32
Installatie en ingebruikneming
33
34
Minimale uitrusting voor het lassen
Algemeen Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om met de
stroombron te werken. Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasproce­dure beschreven.
TIG-DC-lassen - Stroombron
- Aardkabel
- TIG-lasbrander met of zonder wipschakelaar
- Gasaansluiting (beschermgasvoeding)
- Toevoegmateriaal (afhankelijk van de toepassing)
Elektrodelassen - Stroombron
- Aardkabel
- Elektrodehouder
- Staafelektrode (afhankelijk van de toepassing)
NL
35
Voor installatie en ingebruikneming
Veiligheid
Gebruik overeen­komstig de be­doeling
Vereisten aan de installatielocatie
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle
systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
De stroombron is uitsluitend bestemd voor TIG-lassen en elektrodelassen. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook
- het naleven van alle aanwijzingen in de bedieningshandleiding
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 23. Dit betekent:
- bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen groter dan Ø 12,5 mm (0.49 inch)
- bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de verticale positie
Conform beschermingsklasse IP 23 kan het apparaat in de buitenlucht worden opgesteld en gebruikt. Direct binnendringend vocht (bijv. door regen) moet echter worden vermeden.
GEVAAR!
Omkiepende of van de muur vallende apparaten kunnen tot levensgevaarlijk letsel leiden.
Apparaten stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen.
Het ventilatiekanaal is een belangrijke veiligheidsvoorziening. Bij het kiezen van de op­stelplaats moet erop worden gelet dat de koellucht ongehinderd door de ventilatiespleten aan de voor- en achterkant in en uit kan stromen. Elektrisch geleidend stof (dat bijvoor­beeld bij het slijpen ontstaat) mag niet rechtstreeks het apparaat worden ingezogen.
Netaansluiting De apparaten zijn voor de op het kenplaatje aangegeven netspanning geschikt. Is de
netkabel of de netstekker bij uw apparaat niet aangebracht, dan moeten deze volgens de nationale normen gemonteerd worden. De beveiliging van de netvoedingskabel vindt u in de technische gegevens.
36
VOORZICHTIG!
Gevaar door elektrische installatie met onvoldoende elektrische capaciteit.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
De netvoedingskabel en de beveiliging daarvan moeten overeenkomstig de aanwe-
zige stroomvoorziening worden aangelegd. De technische gegevens op het kenplaatje zijn van toepassing.
Generatormodus De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator.
Voor de dimensionering van het vereiste generatorvermogen is het maximale schijnbare vermogen S
Het maximale schijnbare vermogen S
van de stroombron vereist.
1max
van de stroombron kan als volgt worden bere-
1max
kend: S
= I
1max
I
en U1 volgens het kenplaatje van het apparaat of de technische gegevens
1max
Het benodigde schijnbare vermogen van de generator S
1max
x U
1
kan aan de hand van de
GEN
volgende formule worden berekend: S
GEN
= S
1max
x 1,35
NL
Als er niet met maximaal vermogen wordt gelast, kan een kleinere generator worden ge­bruikt.
BELANGRIJK! Het schijnbare vermogen van de generator S dan het maximale schijnbare vermogen S
van de stroombron!
1max
mag niet kleiner zijn
GEN
Er bij het gebruik van éénfasige apparaten op driefasige generatoren rekening mee hou­den dat het aangegeven schijnbare vermogen van de generator vaak slechts als geheel via alle drie de fases van de generator ter beschikking zal staan. Eventuele extra infor­matie over het éénfasige vermogen van de generator kan via de fabrikant van de gene­rator worden verkregen.
OPMERKING!
De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of lager zijn dan het toegestane bereik van de netspanningstolerantie.
De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf ‘Techni­sche gegevens’.
37
Netkabel aansluiten
1
Algemeen Als stroombronnen zonder gemonteerde netkabel worden geleverd, dan moet voor inbe-
drijfname een bij de aansluitspanning passende netkabel in de stroombron worden ge­stoken. De netkabel wordt meegeleverd met de stroombron.
Veiligheid
Netkabel aanslui­ten
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle
systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Netkabel aansluiten:
1
- Netkabel erin steken
- Netkabel 45° naar rechts draaien tot de vergrendeling hoorbaar in­eensluit
38
BELANGRIJK! Als de stroombron met een netkabel zonder netstekker is uitgerust, mag de aansluiting op het openbare elektriciteitsnet alleen met inachtneming van nationale richtlijnen en door geschoold vakpersoneel worden uitgevoerd.
Inbedrijfstelling
NL
Veiligheid
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
▶ ▶
Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Algemeen Het in gebruik nemen van de stroombron wordt beschreven aan de hand van een stan-
daardconfiguratie voor het voornaamste gebruiksgebied: TIG-lassen.
De standaardconfiguratie bestaat uit de volgende systeemcomponenten:
- Stroombron
- TIG-handlasbrander
- Drukverminderaar
- Gasfles
GEVAAR!
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en compo­nenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
GEVAAR!
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfilter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.
Gasfles aanslui­ten
GEVAAR!
Gevaar door omvallende gasflessen.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Gasflessen stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen. Gasflessen tegen
omvallen beveiligen. De veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant opvolgen.
39
1
max. 5 bar (72 psi)
TT 170 TT 210
TT 170 MV TT 210 MV
+
-
2
Lastoorts op stroombron aan­sluiten
OPMERKING!
Voor de stroombronnen TransTig geen zuivere wolfraamelektroden gebruiken (her­kenningskleur: groen).
Lastoorts volgens de gebruiksaanwijzing van de lastoorts uitrusten
1
2
3
40
Aardeverbinding
+
met het werkstuk maken
1
NL
Lascircuitweer­stand 'r' vaststel­len
BELANGRIJK! Voor een optimaal lasresultaat bepaalt u de lascircuitweerstand ' r ' voor-
dat u met lassen begint.
De lascircuitweerstand ' r ' moet ook worden bepaald als een van de volgende compo­nenten van het lasapparaat wordt gewijzigd:
- Lastoorts-slangenpakketten
- Lastoorts
- Aardkabel
Meer informatie over het bepalen van de lascircuitweerstand in het 2nd TIG-menu (zie pagina 74).
41
42
Laswerkzaamheid
43
44
TIG-bedrijfsmodi
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is gele-
zen en begrepen. Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de sys-
teemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
Voor meer informatie over instelling, instelbereik en maateenheden van de beschikbare parameters kan de paragraaf 'Het Setup-menu' worden geraadpleegd.
45
Symbolen en toe­lichting
Toortsknop naar achteren trekken en vasthouden | toortsknop loslaten | toortsknop kort terugtrekken (< 0,5 s)
Toortsknop indrukken en vasthouden | toortsknop loslaten
I
S
Startstroomfase: voorzichtig opwarmen met lage lasstroom, zodat het toevoeg­materiaal correct gepositioneerd kan worden
t
S
t
up
Duur van de startstroom
Up-Slope Phase: voortdurende verhoging van de startstroom naar de hoofd­stroom (lasstroom) I
I
1
Hoofdstroomfase (lasstroomfase): gelijkmatige temperatuuraanvoer in het basis­materiaal, dat door warmte vooraf is verhit
I
2
Reductiestroomfase: tussentijdse verlaging van de lasstroom ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het basismateriaal
t
down
Down-Slope Phase: voortdurende verlaging van de lasstroom naar de eindkrater­stroom
I
E
Eindstroomfase: ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het basismate­riaal door warmtestuwing bij het laseinde. Het uitzakken van de lasnaad wordt verhinderd.
t
E
Duur van de eindstroom
SPt Puntlastijd
GPr Voorstroomtijd gas
1
46
GPo Nastroomtijd gas
2-taktbedrijf - Lassen: Brandertoets terugtrekken en vasthouden
I
t
I
1
GPo
GPr t
down
t
up
I
t
I
1
GPr
I
S
t
down
t
up
I
E
I-2
GPo
I
1
*)
- Laseinde: Brandertoets loslaten
2-taktbedrijf
Voor het 2-taktbedrijf kan in het Setup-menu een startstroomtijd (t-S) en een eindstroom­tijd (t-E) worden ingesteld.
NL
4-taktbedrijf - Lasstart met startstroom IS: Brandertoets terugtrekken en vasthouden
- Lassen met hoofdstroom I1: Brandertoets loslaten
- Verlagen naar eindstroom IE: Brandertoets terugtrekken en vasthouden
- Laseinde: Brandertoets loslaten
4-taktbedrijf
*) Tussentijdse verlaging
Bij de tussentijdse verlaging wordt tijdens de hoofdstroomfase de lasstroom naar een in­gestelde reductiestroom I-2 verlaagd.
- Om de tussentijdse verlaging te activeren, moet u de brandertoets vooraf indrukken en vasthouden
- Om de hoofdstroom weer te gebruiken, laat u de brandertoets los
47
Puntlassen Als voor de Setup-parameter SPt een waarde is ingesteld, komt de bedrijfsmodus 2-takt-
I
t
I
1
GPr
t
up
t
down
SPt
GPo
I
S
t
E
I
E
t
S
bedrijf overeen met de bedrijfsmodus Puntlassen. De speciale weergave Puntlassen op het bedieningspaneel licht op.
- Lassen: brandertoets kort terugtrekken De lasduur komt overeen met de waarde die bij de Setup-parameter SPt is inge­voerd.
- Voortijdig beëindigen van de lasprocedure: Brandertoets opnieuw terugtrekken
Bij gebruik van een voet-afstandsbediening begint de puntlastijd bij het inschakelen van de voet-afstandsbediening. Het vermogen is met de voet-afstandsbediening niet te regu­leren.
48
TIG-lassen
TT 170 TT 210
TT 170 MV TT 210 MV
NL
Veiligheid
Voorbereiding
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle
systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en compo-
nenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of
de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Zodra de schakelaar in de 'I'-stand staat, staat er spanning op de wolfraamelektrode
van de lasbrander. Erop letten dat de wolfraamelektrode geen personen of elektrisch geleidende dan
wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
1
49
TIG-lassen
Door het indrukken van de toets Bedrijfsmodus de gewenste TIG-bedrijfsmodus se-
1
lecteren:
Het stelwiel indrukken
2
In het overzicht Lasparameters lichten de bijbehorende lasparameters met ca. 50% op, het segment van de momenteel geselecteerde lasparameter licht met 100 % op.
Aan het stelwiel draaien en de in te stellen lasparameter kiezen (het segment dat bij
3
de lasparameter in het overzicht Lasparameters hoort, licht op)
Het stelwiel indrukken
4
Aan het stelwiel draaien en de waarde van de geselecteerde lasparameter verande-
5
ren
Het stelwiel indrukken om de waarde van de lasparameter over te nemen
6
Stel indien nodig meer parameters in het Setup-menu in
7
(details zijn terug te vinden in het hoofdstuk Setup-instellingen vanaf pagina 71)
Gasflesventiel openen
8
50
De hoeveelheid beschermgas instellen:
I
S
t
up
I
1
t
down
I
E
I
2
9
Toets Gascontrole indrukken
De test-gasstroom duurt hoogstens 30 seconden. U kunt het uitstromen voortijdig beëindigen door nogmaals op de toets te drukken.
De stelschroef aan de onderkant van de drukverminderaar aandraaien totdat de ma­nometer de gewenste gashoeveelheid aangeeft
OPMERKING!
In principe blijven alle met het stelwiel ingestelde gewenste parameterwaarden tot de volgende wijziging opgeslagen.
Dat geldt ook als de stroombron tussentijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt.
Met lassen beginnen (lichtboog ontsteken)
10
NL
Lasparameters
I
S
t
up
I
1
Startstroom
1 - 200% van hoofdstroom I
Fabrieksinstelling 35%
Up-slope
off / 0,01 - 9,9 s Fabrieksinstelling: 0,5 s BELANGRIJK! De Up-Slope tup wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart op-
geslagen:
- 2-taktbedrijf,
- 4-taktbedrijf,
- als de Setup-parameter Trigger op 'oFF' is ingesteld,
- als een voet-afstandsbediening is aangesloten.
Hoofdstroom
10 - 170 A ... TT 170 10 - 210 A ... TT 210 Fabrieksinstelling: 100 A
1
51
I
2
Reductiestroom (alleen bij het 4-taktbedrijf)
1 - 200% (van hoofdstroom I1)
Fabrieksinstelling: 50%
t
down
I
E
Down-slope
off / 0,01 - 9,9 s Fabrieksinstelling: 1,0 s BELANGRIJK! De Down-Slope t
wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart
down
opgeslagen:
- 2-taktbedrijf,
- 4-taktbedrijf,
- als de Setup-parameter Trigger op 'oFF' is ingesteld,
Eindstroom
1 - 100% (van hoofdstroom I1)
Fabrieksinstelling: 30%
Pulsen *
F-P (pulsfrequentie) off / 0,2 - 990 Hz Fabrieksinstelling: off
Hechten *
tijdsduur van de gepulste lasstroom off / 0,1 - 9,9 s / on Fabrieksinstelling: off
* De parameters Pulsen en Hechten worden alleen weergegeven als de Setup-pa-
rameter Ptd - Pulse-TAC-Display op 'on' is ingesteld.
52
Lichtboog ontsteken
NL
Lichtboog ontste­ken door middel van hoogfrequen­tie (HF-ontsteken)
VOORZICHTIG!
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektri­sche schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten gebrui-
ken! Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangposities, op
nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
HF-ontsteken is geactiveerd als de Setup-parameter IGn op 'on' is ingesteld. Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave HF-ontsteken op.
Vergeleken met het ontsteken door aanraking bestaat bij HF-ontsteken niet het risico op verontreiniging van de wolfraamelektrode en het werkstuk.
Procedure voor HF-ontsteken:
Gasbuis op de ontstekingsplek opstel-
1
len, zodat tussen de wolfraamelektro­de en het werkstuk ca. 2 tot 3 mm (5/64 - 1/8 inch) afstand bestaat.
53
Helling van de toorts verhogen en
2
toortstoets volgens de geselecteerde bedrijfsmodus bedienen
De lichtboog ontsteekt zonder dat het werkstuk wordt aangeraakt.
Toorts in normale positie houden
3
Beginnen met lassen
4
Aanraakontste­king voor las­branders met brandertoets
Als de Setup-parameter IGn op 'OFF' is ingesteld, is HF-ontsteken gedeactiveerd. De lichtboog wordt ontstoken door het werkstuk aan te raken met de wolfraamelektrode.
Procedure voor het ontsteken van de lichtboog d.m.v. aanraking voor lasbranders met brandertoets:
Gasbuis op de ontstekingsplek opstel-
1
len, zodat tussen de wolfraamelektro­de en het werkstuk ca. 2 tot 3 mm (5/64 tot 1/8 inch) afstand bestaat
54
Brandertoets bedienen
2
Beschermgas stroomt uit
Lasbrander langzaam oprichten tot de
3
wolfraamelektrode het werkstuk aan­raakt
Lasbrander optillen en in de normale
4
positie draaien
De lichtboog ontsteekt.
Beginnen met lassen
5
NL
55
Aanraakontste­king voor las­branders zonder brandertoets
Als de Setup-parameter IGn op 'oFF' is ingesteld, is HF-ontsteken gedeactiveerd. De lichtboog wordt ontstoken door het werkstuk aan te raken met de wolfraamelektrode.
De Setup-parameter Tri moet op 'oFF' zijn ingesteld.
Procedure voor het ontsteken van de lichtboog d.m.v. aanraking voor lasbranders zonder brandertoets:
Gasbuis op de ontstekingsplek opstel-
1
len, zodat tussen de wolfraamelektro­de en het werkstuk ca. 2 tot 3 mm (5/64 tot 1/8 inch) afstand bestaat
Gasafsluiter bedienen
2
Beschermgas stroomt uit
Lasbrander langzaam oprichten tot de
3
wolfraamelektrode het werkstuk aan­raakt
Lasbrander optillen en in de normale
4
positie draaien
De lichtboog ontsteekt.
Beginnen met lassen
5
56
Lichtboog ontste­ken door hoog­frequent aanra­ken (Touch-HF)
VOORZICHTIG!
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektri­sche schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten gebrui-
ken! Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangposities, op
nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
Het lasproces wordt in gang gezet door het werkstuk kortstondig met de wolfraamelek­trode aan te raken. De hoogfrequente ontsteking vindt plaats nadat de ingestelde HF­ontstekingsvertragingstijd is verstreken.
NL
Overbelasting van de wolfraam­elektrode
Laseinde
Bij overbelasting van de wolfraamelektrode licht de weergave 'Elektrode overbelast' op het bedieningspaneel op.
Mogelijke oorzaken van overbelasting van de wolfraamelektrode:
- De wolfraamelektrode heeft een te kleine diameter
- De hoofdstroom I1 is op een te hoge waarde ingesteld
Remedie:
- Wolfraamelektrode met grotere diameter gebruiken (in dit geval moet ook de waarde van de Setup-parameter ELd aan de nieuwe elek­trodediameter worden aangepast)
- De hoofdstroom reduceren
BELANGRIJK! De weergave 'Elektrode overbelast' is afgestemd op elektroden met ceri­um. Voor alle andere typen elektroden geldt de weergave 'Elektrode overbelast' als richt­waarde.
Het lassen afhankelijk van de ingestelde bedrijfsmodus beëindigen door de brander-
1
toets los te laten
Op de ingestelde gas-nastroom wachten. Lasbrander in positie boven het einde van
2
de lasnaad houden.
Voor lasbranders met of zonder brandertoets staat voor het beëindigen van het laspro­ces bovendien de functie TIG Comfort Stop (CSS) ter beschikking. De functie wordt in het Setup-menu TIG - Niveau 2 ingesteld (zie pagina 74).
57
Speciale functies
Functie Controle afgebroken licht­boog
Functie Ignition time-out
Als de lichtboog wordt afgebroken en er binnen een in het Setup-menu ingestelde tijd geen geleiding tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit. Het bedieningspaneel toont de servicecode "no | Arc".
Om verder te lassen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op het be­dieningspaneel.
Het instellen van de Setup-parameter Controle afgebroken lichtboog (Arc) wordt be­schreven in het gedeelte "Setup-menu - Niveau 2".
De stroombron beschikt over de functie Ignition time-out.
Als er op de brandertoets wordt gedrukt, begint de gasvoorstroom meteen. Vervolgens wordt er begonnen met de ontstekingsprocedure. Als er binnen een in het Setup-menu ingestelde tijd geen lichtboog tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit. Het be­dieningspaneel toont de servicecode 'no | IGn'.
Om het opnieuw te proberen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op het bedieningspaneel.
Het instellen van de parameter Ignition time-out (ito) wordt beschreven in de paragraaf 'Setup-menu - Niveau 2'.
TIG-pulsen De bij het begin van het lassen ingestelde lasstroom is niet altijd gunstig voor de volledi-
ge lasprocedure:
- bij een te lage stroomsterkte wordt het materiaal niet genoeg versmolten,
- bij oververhitting bestaat het gevaar dat het vloeibare smeltbad druppelt.
De functie TIG-pulsen (TIG-lassen met pulserende lasstroom) biedt uitkomst: een lagere grondstroom I-G stijgt na een grote stijging tot de duidelijk hogere pulsstroom I1 en daalt volgens de ingestelde tijd dcY (Dutycycle) weer naar de grondstroom I-G. Bij het TIG-pulsen worden kleine delen van de lasplek snel versmolten. Deze plekken stollen ook snel weer. Bij handmatige toepassingen vindt bij het TIG-pulsen het toevoegen van de lasdraad plaats in de maximale-stroomfase (alleen mogelijk in het onderste frequentiegebied van 0,25 - 5 Hz). Hogere pulsfrequenties worden meestal in geautomatiseerde processen gebruikt en dienen hoofdzakelijk ter stabilisatie van de lichtboog.
TIG-pulsen wordt toegepast bij het positielassen van stalen buizen of bij het lassen van dunne platen.
58
Werking van het TIG-pulsen:
1/F-P
I
1
I-G
I
t
t
up
t
down
I
S
I
E
dcY
tAC
I
1
I
t
t
up
t
down
I
S
I
E
TIG-pulsen - verloop van de lasstroom
Verklaring van de tekens:
NL
I
S
I
E
t
up
t
Down
Startstroom
Eindstroom
Up-slope
Down-slope
*) (1/F-P = periode tussen twee impulsen)
Hechtfunctie De stroombron beschikt over een hechtfunctie.
Zodra er voor de Setup-parameter tAC (hechten) een tijdsduur wordt ingesteld, kan in de bedrijfsmodi 2-taktbedrijf en 4-taktbedrijf de hechtfunctie worden gebruikt. Het verloop van de bedrijfsmodi blijft ongewijzigd. Tijdens het lassen staat er een gepulste lasstroom tot uw beschikking die het in elkaar vloeien van het smeltbad bij het hechten van twee onderdelen optimaliseert.
Werking van de hechtfunctie:
F-P Pulsfrequentie *) dcY Duty cycle I-G Grondstroom I
1
Hoofdstroom
Hechtfunctie - verloop van de lasstroom
Verklaring van de tekens:
59
tAC Duur van de gepulste lasstroom voor de hechtprocedure I
S
I
E
t
up
t
Down
I
1
Startstroom
Eindstroom
Up-slope
Down-slope
Hoofdstroom
BELANGRIJK! Voor de gepulste lasstroom geldt het volgende:
- De stroombron regelt de pulsparameters automatisch, afhankelijk van de ingestelde hoofdstroom I1.
- Er hoeven geen pulsparameters te worden ingesteld.
De gepulste lasstroom begint
- na afloop van de startstroomfase I
- met de Up-Slope fase t
up
S
Afhankelijk van de ingestelde tAC-tijd kan de gepulste lasstroom tot en met de eind­stroomfase IE aanhouden (Setup-parameter tAC op 'On').
Na afloop van de tAC-tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast; eventueel ingestelde pulsparameters staan tot uw beschikking.
BELANGRIJK! Om een gedefinieerde hechttijd in te stellen, kan de Setup-parameter tAC gecombineerd worden met de Setup-parameter SPt (Spotlastijd).
60
Elektrode lassen
NL
Veiligheid
Voorbereiding
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle
systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en compo-
nenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of
de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Netschakelaar in stand - O - zetten
1
Netstekker uit het stopcontact halen
2
TIG-lasbrander demonteren
3
Aardkabel insteken en vergrendelen:
4
- voor lassen met staafelektrode DC- in de (+)-stroombus
- voor lassen met staafelektrode DC+ in de (-)-stroombus
Met het andere uiteinde van de aardkabel verbinding maken met het werkstuk
5
Elektrodekabel insteken en vergrendelen (naar rechts draaien):
6
- voor lassen met staafelektrode DC- in de (-)-stroombus
- voor lassen met staafelektrode DC+ in de (+)-stroombus
Netstekker in het stopcontact steken
7
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Zodra de netschakelaar in de stand 'I' is gezet, staat de staafelektrode in de elektro-
dehouder onder stroom. Erop letten dat de staafelektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel
geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
Netschakelaar in stand - I - zetten
8
Alle weergaven op het bedieningspaneel lichten kort op.
61
Elektrodelassen
Door de toets Bedrijfsmodus in te drukken de bedrijfsmodus Elektrodelassen selec-
1
teren:
BELANGRIJK! Als de bedrijfsmodus Elektrodelassen wordt geselecteerd, staat de lasspanning pas na een vertraging van 3 seconden tot uw beschikking.
Aan het stelwiel draaien om de lasstroom in te stellen
2
De ingestelde waarde wordt meteen overgenomen.
Stel indien nodig meer parameters in het Setup-menu in
3
(details zijn terug te vinden in het hoofdstuk Setup-instellingen vanaf pagina 81)
OPMERKING!
In principe blijven alle met het stelwiel ingestelde gewenste parameterwaarden tot de volgende wijziging opgeslagen.
Dat geldt ook als de stroombron tussentijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt.
Met lassen beginnen
4
Elektrodelassen met CEL-elektro-
BELANGRIJK! Voor het lassen van CEL-elektroden moet de Setup-parameter CEL op
'on' zijn ingesteld (zie ook pagina 81)!
den
Pulslassen Pulslassen is lassen met pulserende lasstroom. Het wordt toegepast bij het positielassen
van stalen buizen en bij het lassen van dunne platen.
Bij deze toepassingen is de lasstroom die aan het begin van het lassen is ingesteld, niet altijd tot nut voor de volledige lasprocedure:
- bij een te lage stroomsterkte wordt het materiaal niet genoeg versmolten,
- bij oververhitting bestaat het gevaar dat het vloeibare smeltbad druppelt.
Instelbereik: off, 0,2 - 990 Hz
62
Werking:
- Een lagere grondstroom I-G stijgt na een grote stijging tot de duidelijk hogere puls­stroom I-P en daalt na de tijd Duty cycle dcY weer naar de grondstroom I-G.
- Bij het pulslassen worden kleine delen van de lasplek snel versmolten. Deze plek­ken stollen ook snel weer.
OPMERKING!
I-P
I-G
I
t
SoftStart / HotStart
dcY
1/F-P
De stroombron regelt de parameters Duty cycle dcY en grondstroom I-G overeen­komstig de ingestelde pulsfrequentie.
Pulslassen - verloop van de lasstroom
Instelbare parameters:
F-P Pulsfrequentie (1/F-P = tijdsperiode tussen twee impulsen)
- SoftStart / HotStart
NL
Niet-instelbare parameters:
I-G Grondstroom dcY Duty cycle
Pulslassen gebruiken:
Bedrijfsmodus Elektrodelassen selecteren
1
In het Setup-menu de parameter F-P op een waarde tussen 0,2 en 990 Hz instellen
2
Op het bedieningspaneel van de stroombron licht de speciale weergave Pulsen op.
63
Startstroom
I (A)
t (s)
0,5 1 1,5
Hti
I
1
HCU
100
150
I (A)
t (s)
90A
30A
(1)
(3)
(2)
> 100 % (Hotstart)
Voordelen
- Verbetering van de ontstekingseigenschappen, ook bij elektroden met slechte ont­stekingseigenschappen
- Beter opsmelten van het grondmateriaal in de startfase, daardoor weinig koude plekken
- Vergaande vermijding van slakinsluitingen
Verklaring van de tekens:
Hti
Hot-current time = Hotstroom-tijd, 0-2 s, Fabrieksinstelling 0,5 sec
HCU
Hot-start-current = Hotstart-stroom, 0-200%, Fabrieksinstelling 150%
I
1
Hoofdstroom = ingestelde lasstroom
Voorbeeld voor een startstroom > 100% (Hotstart)
Startstroom < 100 % (Soft-Start)
Werkingswijze
Tijdens de ingestelde Hotstroom-tijd (Hti) wordt de lasstroom I1 naar de Hotstart-stroom HCU verhoogd.
Het instellen van de beschikbare parameters wordt beschreven in de paragraaf 'Setup­menu' vanaf pagina 81.
Een startstroom < 100% (Soft-Start) is geschikt voor basische elektroden. De ontsteking vindt bij een lage lasstroom plaats. Zodra de lichtboog stabiel is, stijgt de lasstroom con­tinu tot de ingestelde richtwaarde van de lasstroom.
Voordelen:
- Verbetering van de ontstekingseigen­schappen van elektroden die bij een lage lasstroom ontsteken
- Vergaande vermijding van slakinslui­tingen
- Minder lasspetters
(1) Startstroom HCU (2) Startstroom-tijd Hti (3) Hoofdstroom I
1
De startstroom en startstroomtijd kunnen in het Setup-menu vanaf pagina 81 wor-
Voorbeeld voor een startstroom < 100% (Soft-Start)
den ingesteld.
64
Functie Anti-stick Bij een korter wordende lichtboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafelektrode
ertoe neigt vast te kleven. Bovendien kan de staafelektrode uitgloeien.
Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom meteen uit. Nadat de staafe­lektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het lassen zonder problemen worden voortgezet.
De functie Anti-stick kan in het Setup-menu geactiveerd en gedeactiveerd worden, zie pagina 81.
NL
65
66
Instellingen setup
67
68
Het Setup-menu
I
S
I
E
2
1
Algemeen Het Setup-menu van de stroombron geeft eenvoudig toegang tot expertise en extra func-
ties. In het Setup-menu kunt u de parameters eenvoudig aanpassen voor de verschillen­de taken.
In het Setup-menu vindt u:
- Setup-parameters met een rechtstreekse invloed op het lasproces,
- Setup-parameters voor het vooraf instellen van de lasinrichting.
Het Setup-menu openen
NL
De toets Bedrijfsmodus indrukken en vasthouden
1
Toets Gascontrole indrukken
2
Afhankelijk van de ingestelde bedrijfsmodus wordt het overeenkomstige Setup-menu weergegeven.
Om het Setup-menu te verlaten toets Bedrijfsmodus indrukken
3
69
Parameters wijzi­gen
De parameters in het Setup-menu worden als volgt gewijzigd:
Aan het stelwiel draaien en de gewenste Setup-parameter kiezen
1
Stelwiel indrukken om de waarde van de Setup-parameter te wijzigen
2
Op het linker digitale scherm wordt de parameter weergegeven, op het rechter digi­tale scherm wordt de momenteel ingestelde waarde van de parameter weergege­ven.
Aan het stelwiel draaien en de waarde van de Setup-parameter veranderen
3
Stelwiel indrukken om de waarde van de Setup-parameter over te nemen
4
Overzicht Het Setup-menu wordt in de volgende paragrafen beschreven:
- Setup-menu TIG
- Setup-menu Staafelektrode
70
Setup-menu TIG
NL
Parameters in Setup-menu TIG
In het Setup-menu TIG staan de volgende parameters ter beschikking:
Elektrodediameter
0,0 - 3,2 mm Fabrieksinstelling: 2,4 mm
Puntlastijd / Intervallastijd
off / 0,05 - 25 s Fabrieksinstelling: off
Als er voor de Setup-parameter SPt een waarde is ingesteld, komt de bedrijfsmodus 2­taktbedrijf overeen met de puntlasfunctie.
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Puntlassen op zolang er een waar­de voor de puntlastijd wordt aangegeven.
Interval-pauzetijd
De parameter staat alleen ter beschikking bij het 2-taktbedrijf en als de parameter SPt is geactiveerd.
off / 0,5 - 25 s Fabrieksinstelling: off
Hechten
Hechtfunctie - Tijdsduur van de gepulste lasstroom aan het begin van het hechtproces
off / 0,1 - 9,9 s / on Fabrieksinstelling: off
on De gepulste lasstroom blijft tot het einde van de hechtprocedure bestaan
0,1 - 9,9 s De ingestelde tijd begint met de Up-Slope Phase. Na afloop van de ingestelde tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast, de evt. ingestelde pulsparameters staan ter beschikking.
71
off Hechtfunctie uitgeschakeld
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Hechten op zolang er een waarde is ingesteld.
Pulsfrequentie
off / 0,2 - 990 Hz Fabrieksinstelling: off
De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Pulsen op zolang er een waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.
Duty cycle
Verhouding impulsduur tot grondstroomduur bij ingestelde pulsfrequentie
10 - 90% Fabrieksinstelling: 50%
Grondstroom
0 - 100% (van hoofdstroom I1) Fabrieksinstelling:50%
Startstroomtijd
De startstroomtijd geeft de duur van de startstroomfase aan.
off / 0,01 - 9,9 s Fabrieksinstelling: off
BELANGRIJK! De startstroomtijd geldt alleen voor het 2-taktbedrijf, het puntlassen en het bedrijf met een voet-afstandsbediening. Bij het 4-taktbedrijf wordt de duur van de startstroomfase met behulp van de toortstoets
bepaald.
72
Eindstroomtijd
De eindstroomtijd geeft de duur van de eindstroomfase aan.
off / 0,01 - 9,9 s Fabrieksinstelling: off
BELANGRIJK! De eindstroomtijd geldt alleen voor het 2-taktbedrijf en het puntlassen. Bij het 4-taktbedrijf wordt de duur van de eindstroomfase met behulp van de toortstoets bepaald (paragraaf 'TIG-bedrijfsmodi').
Gasvoorstroomtijd
Duur van de gasvoorstroom
0 - 9,9 s Fabrieksinstelling: 0,4 s
Gasnastroomtijd
Duur van de gasnastroom
NL
0,2 - 25 s / Aut Fabrieksinstelling: Aut
Gasspoelen
off / 0,1 - 9,9 minuten Fabrieksinstelling: off
Het voorspoelen van het beschermgas begint zodra er een waarde voor GPU is inge­steld.
Uit veiligheidsoverwegingen is het voor een nieuwe start van het voorspoelen van het beschermgas noodzakelijk om opnieuw een waarde voor GPU in te stellen.
BELANGRIJK! Het voorspoelen van beschermgas is vooral bij de vorming van condens na een langdurige stilstandtijd in de kou noodzakelijk. Dit geldt vooral voor lange slan­genpakketten.
Lasapparaat resetten
No / YES / ALL Fabrieksinstelling: No
YES: Alleen het lasbedrijf dat op dat moment actief is, wordt gereset ( 2T / 4T / Trigger = oFF / STICK / STICK CEL / voet-afstandsbediening)
ALL: Alle bedrijfsmodi worden gereset.
73
linker weergave rechter weergave
Setup-menu TIG - Niveau 2
voor het instellen van de parameters
- r (lascircuitweerstand)
- Slope-Time 1 (alleen bij het 4-taktbedrijf)
- Slope-Time 2 (alleen bij het 4-taktbedrijf)
- Trigger
- HF-ontsteking
- Pulse-TAC-weergave
- Ignition time-out
- Monitoring lichtboog-afbreking
- TIG Comfort-Stop - gevoeligheid Comfort-Stop
- Afbreekspanning
- Omschakeling naar hoofdstroom
Setup-menu niveau 2
voor het bekijken van de parameters System active time, System on-time, Fuse en soft­wareversie
voor het instellen van de parameter Time shut down
Parameters in Setup-menu TIG ­Niveau 2
In het tweede niveau van het Setup-menu TIG staan de volgende parameters ter be­schikking:
Lascircuitweerstand
voor het weergeven van de totale weerstand van lastoorts-slangenpakket, lastoorts, werkstuk en aardkabel
BELANGRIJK! De massaverbinding en de plaatsing van de wolfraamelektrode moeten op een schoon werkstukoppervlak plaatsvinden.
Aardeverbinding maken
1
Selecteer 'r' en druk op het stelwiel
2
De laatst gemeten waarde wordt op de rechterweergave weergegeven.
Wolfraamelektrode vol op het werkstukoppervlak zetten
3
Toortstoets of toets Gascontrole indrukken
4
De waarde voor 'r' wordt bepaald, op de rechterweergave wordt 'run' weergegeven. Vervolgens wordt de huidige waarde voor 'r' in mOhm op de rechterweergave weer­gegeven.
74
Als tijdens het bepalen van de lascircuitweerstand een fout optreedt, geeft de linkerweer­gave 'r' en de rechterweergave 'Err' weer.
Door de toortstoets of de toets Gascontrole in te drukken, wordt de lascircuitweerstand opnieuw bepaald.
In geval van fouten:
- Lastoorts-slangenpakket, lastoorts en aardkabel op beschadigingen controleren
- Aansluitingen en contacten controleren
- Controleren of het werkstukoppervlak schoon is
Slope-Time 1 (alleen in het 4-taktbedrijf beschikbaar) hellingstijd van hoofdstroom I1 naar reductiestroom I
2
off / 0,01 - 9,9 s Fabrieksinstelling: 0,5 s
Slope-Time 2 (alleen in het 4-taktbedrijf beschikbaar) hellingstijd van reductiestroom I2 terug naar hoofdstroom I
1
off / 0,01 - 9,9 s Fabrieksinstelling: 0,5 s
NL
Trigger
Toortstoets Bedrijfsmodus
off / on Fabrieksinstelling: on
off Bedrijf met lastoorts zonder toortstoets; De HF-ontsteking is gedeactiveerd.
on TIG-2-takt- of 4-taktbedrijf
HF-ontsteking
off / tHF / EHF / on Fabrieksinstelling: on
off geen hoogfrequentie-ontsteken bij lasbegin - lasstart met behulp van ontsteking door aanraking
tHF Het lasproces wordt in gang gezet door het werkstuk kortstondig met de wolfraamelek­trode aan te raken. De hoogfrequente ontsteking vindt plaats nadat de ingestelde HF­ontstekingsvertragingstijd is verstreken.
75
EHF Start met extern ontsteekhulpmiddel, bijv. plasmalassen
on HF-ontsteking is geactiveerd
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave HF-ontsteken op zolang de para­meter HF-ontsteking op 'on' is ingesteld.
VOORZICHTIG!
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektri­sche schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten gebrui-
ken! Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangposities, op
nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
HF-ontstekingsvertragingstijd
Tijd na aanraking van het werkstuk met de wolfraamelektrode, waarna een hoogfrequen­te ontsteking plaatsvindt.
0,1 - 5,0 s Fabrieksinstelling: 1,0 s
Pulse-TAC-Display
off / on Fabrieksinstelling: on
Met dit menu-item kunt u op het bedieningspaneel in het overzicht Lasparameters de pa­rameters Pulsen en Hechten verbergen.
Ignition time-out
tijdsduur tot veiligheidsuitschakeling na mislukte ontsteking
0,1 - 9,9 s Fabrieksinstelling: 5 s
76
Monitoring afgebroken lichtboog
1
2
3
4 5
Tijdsduur tot veiligheidsuitschakeling na het afbreken van de lichtboog
0,1 - 9,9 s Fabrieksinstelling: 1,0 s
BELANGRIJK! Monitoring afgebroken lichtboog is een veiligheidsfunctie en kan niet worden gedeactiveerd. Meer informatie over de functie Monitoring afgebroken lichtboog vindt u in de paragraaf 'TIG-lassen' vanaf pagina 58.
TIG Comfort Stop Sensibility - Comfort Stop-gevoeligheid
De parameter is alleen beschikbaar als de parameter Trigger op 'off' is ingesteld.
oFF / 0,6 - 3,5 V Fabrieksinstelling: 1,5 V
Bij het beëindigen van de lashandeling volgt na een duidelijke verhoging van de licht­booglengte een automatische uitschakeling van de lasstroom. Daardoor wordt verhin­derd dat de lichtboog bij het omhoog tillen van de TIG-lastoorts onnodig in de lengte moet worden getrokken.
NL
Verloop:
Lassen
1
Bij het einde van het lassen de lastoorts kort optillen
2
De lichtboog wordt duidelijk langer.
Lastoorts laten zakken
3
- De lichtboog wordt duidelijk korter
- De functie TIG Comfort Stop is geactiveerd
Hoogte van de lastoorts handhaven
4
- De lasstroom wordt met een helling verminderd (Down-Slope).
- De lichtboog gaat uit.
BELANGRIJK! De Down-Slope is een vaste waarde en kan niet worden ingesteld.
77
Lastoorts van werkstuk afnemen
5
Afbreekspanning
voor het instellen van een spanningswaarde waarbij de lasprocedure kan worden beëin­digd door de TIG-lastoorts een beetje op te tillen. Hoe groter de waarde voor de afbreekspanning, des te hoger de lichtboog kan worden gehouden.
De waarde voor de afbreekspanning wordt voor het 2-taktbedrijf, het 4-taktbedrijf en het bedrijf met een voet-afstandsbediening samen opgeslagen. Als de parameter tri (Trigger - toortstoets-bedrijfsmodus) op 'oFF' is ingesteld, wordt de waarde apart opgeslagen.
10 - 45 V Fabrieksinstelling: 35 V (voor 2-taktbedrijf, 4-taktbedrijf en bedrijf met voet-afstandsbe­diening) Fabrieksinstelling: 25 V (voor het bedrijf Trigger = oFF)
Parameters in Setup-menu - Ni­veau 2
Omschakeling hoofdstroom
on / off Fabrieksinstelling: on
on Na de lasstart vindt er een automatische selectie van de hoofdstroom I1 plaats.
De hoofdstroom I1 kan direct worden ingesteld.
off Tijdens het lassen blijft de laatst geselecteerd parameter geselecteerd. De laatst geselecteerd parameter kan direct worden ingesteld. Er vindt geen automatische selectie van de parameter I1 plaats.
In het tweede niveau van het Setup-menu staan de volgende parameters ter beschik­king:
System active time
Voor het weergeven van de lasduur (de gelaste tijd)
78
De volledige lasduur is over meerdere weergaven verdeeld en kan worden bekeken door aan het stelwiel te draaien. Weergave in u / min. / sec.
System on-time
Voor het weergeven van de bedrijfsduur (begint te tellen zodra het apparaat wordt inge­schakeld)
De volledige bedrijfsduur is over meerdere weergaven verdeeld en kan worden bekeken door aan het stelwiel te draaien. Weergave in u / min. / sec.
Zekering
Voor het weergeven / instellen van de gebruikte zekering
bij 230 V: 10, 13, 16 A / off * bij 120 V: 15, 16, 20 A / off *
* alleen bij TT 170 MV / TT 210 MV
Fabrieksinstelling: 16 A bij een netspanning van 230 V 16 A bij een netspanning van 120 V
Als een zekering op de stroombron wordt ingesteld, begrenst de stroombron de stroom die van het stroomnetwerk wordt gehaald. Hierdoor wordt directe activering van de lijn­beveiligingsschakelaar verhinderd.
NL
Max. lasstroom afhankelijk van de ingestelde zekering
Inschakelduur = 40%
Apparaat Netspanning Zekering Max. lasstroom
TIG
10 A 170 A 125 A
13 A 170 A 150 A
16 A 170 A 150 A
TT 170
oFF * 170 A 150 A
TT 170 MV
16 A 140 A 95 A
20 A * 140 A 100 A
oFF * 140 A 100 A
13 A 200 A 150 A
16 A 210 A 150 A
TT 210
oFF * 210 A 150 A
TT 210 MV
16 A 140 A 95 A
20 A * 170 A 120 A
230 V
15 A 130 A 85 A
120 V **
10 A 180 A 125 A
230 V
15 A 130 A 85 A
120 V **
Max. lasstroom elektrode
oFF * 170 A 120 A
79
* alleen bij TT 170 MV / TT 210 MV ** bij het 120V-elektriciteitsnet kan al naar gelang de karakteristieken van de active-
ring van de gebruikte lijnbeveiligingsschakelaar de volledige inschakelduur van 40% niet worden behaald (bijvoorbeeld USA Circuit breaker type CH .15% ID).
Softwareversie
Het volledige versienummer van de huidige software is over meerdere weergaven ver­deeld en kan worden bekeken door aan het stelwiel te draaien.
Automatische uitschakeling
off / 5 - 60 minuten Fabrieksinstelling: off
Als het apparaat voor de ingestelde duur niet wordt gebruikt, schakelt het zelfstandig naar de stand-bymodus. Door op een toets op het bedieningspaneel te drukken, wordt deze toestand beëindigd ­het apparaat is weer gereed om te lassen.
80
Setup-menu Staafelektrode
NL
Parameters in het Setup-menu Staafelektrode
In het Setup-menu Staafelektrode staan de volgende parameters ter beschikking:
Hotstart-stroom
1 - 200% Fabrieksinstelling: 130%
Startstroomduur
0,1 - 2,0 s Fabrieksinstelling: 0,5 s
Startaanloop
voor het activeren/deactiveren van de startaanloop voor het ontstekingsverloop bij het elektrodelassen
on / off Fabrieksinstelling: on (geactiveerd)
Pulsfrequentie
voor het pulslassen met staafelektroden
off / 0,2 - 990 Hz Fabrieksinstelling: off
De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Pulsen op zolang er een waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.
Anti-stick
on / off Fabrieksinstelling: on
Bij een korter wordende lichtboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafelektrode ertoe neigt vast te kleven. Bovendien kan de staafelektrode uitgloeien.
81
Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom meteen uit. Nadat de staafe­lektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het lassen zonder problemen worden voortgezet.
CEL-modus
on / off Fabrieksinstelling: off
Voor het lassen van CEL-elektroden moet de parameter CEL op 'on' zijn ingesteld.
Dynamiekcorrectie
voor het optimaliseren van het lasresultaat
0 - 100 Fabrieksinstelling: 20
0 zwakke en spatarme lichtboog
100 hardere en stabielere lichtboog
Op het moment van de druppelovergang of bij het ontstaan van kortsluiting vindt een kortstondige verhoging van de stroomsterkte plaats. Om een stabiele lichtboog te verkrij­gen, wordt de lasstroom tijdelijk verhoogd. Als de staafelektrode in het smeltbad dreigt te zinken, verhindert deze maatregel het stollen van het smeltbad en een langere kortslui­ting van de lichtboog. Een vastzittende staafelektrode is hierdoor vrijwel onmogelijk.
Afbreekspanning
Begrenzing van de lasspanning
25 - 90 V Fabrieksinstelling: 45 V
In principe is de lichtbooglengte afhankelijk van de lasspanning. Om het lassen te beëin­digen, moet de staafelektrode doorgaans duidelijk worden opgetild. Met de parameter 'Uco' kan de lasspanning worden begrensd tot een waarde die het mogelijk maakt het lassen te beëindigen door de elektrode slechts licht optillen.
BELANGRIJK! Als tijdens het lassen de laswerkzaamheid vaak onbedoeld wordt beëin­digd, stelt u de parameter 'Afbreekspanning' op een hogere waarde in.
82
Lasapparaat resetten
No / YES / ALL Fabrieksinstelling: No
YES: Alleen het lasbedrijf dat op dat moment actief is, wordt gereset ( 2T / 4T / Trigger = oFF / STICK / STICK CEL / voet-afstandsbediening)
ALL: Alle bedrijfsmodi worden gereset.
Setup-menu niveau 2
voor het bekijken van de parameters System active time, System on-time, Fuse en soft­wareversie
voor het instellen van de parameter Time shut down
Zie voor meer informatie over het Setup-menu - Niveau 2 pagina 78!
NL
83
84
Storingen opheffen en onderhoud
85
86
Storingsdiagnose en storingen opheffen
Algemeen De stroombron is uitgerust met een intelligent veiligheidssysteem; van het gebruik van
smeltzekeringen kan daarom volledig worden afgezien. Na het verhelpen van een sto­ring kan de stroombron direct weer worden gebruikt, zonder dat er smeltzekeringen hoe­ven te worden vervangen.
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle
systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en compo-
nenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of
de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
GEVAAR!
Weergegeven storingen
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde,
voor de aarding van de behuizing. De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door ande-
re schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Te hoge temperatuur
Op het display wordt 'hot' weergegeven
Oorzaak:
Oplossing:
bedrijfstemperatuur te hoog
apparaat laten afkoelen (apparaat niet uitschakelen - ventilator koelt het ap­paraat)
87
Servicemeldin­gen
Als de linkerweergave 'Err' en de rechterweergave een foutnummer weergeeft, dan gaat het om een interne servicecode van de stroombron.
Bijvoorbeeld:
er kunnen ook meerdere foutcodes aanwezig zijn. Deze verschijnen als aan het stelwiel wordt gedraaid.
U wordt verzocht om alle getoonde foutcodes, het serienummer en de configuratie van de stroombron te noteren en met een gedetailleerde foutbeschrijving contact op te ne­men met de servicedienst.
Err | 1-3 / 11 / 15 / 21 / 33-35 / 37-40 / 42-44 / 46-52
Oorzaak:
Oplossing:
Fout in vermogensfasedeel
Contact opnemen met de servicedienst
Err | 4
Oorzaak:
Nullastspanning wordt niet behaald: Elektrode ligt op het werkstuk / hardware-fout
Oplossing:
Elektrodehouder van het werkstuk halen. Contact opnemen met de service­dienst als de servicecode blijvend wordt weergegeven
Err | 5 / 6 / 12 / 14
Oorzaak:
Oplossing:
Systeemstart mislukt
Apparaat uit- en inschakelen. Contact opnemen met de servicedienst als het probleem blijft bestaan
Err | 10
Oorzaak:
Oplossing:
Overspanning stroombus (> 113 VDC)
Contact opnemen met de servicedienst
Err | 16 / 17 / 18
Oorzaak:
Oplossing:
Opslagfout
Contact opnemen met de servicedienst
;
Err 16: het instelwieltje indrukken om de servicemelding af te sluiten
OPMERKING!
Bij standaard apparaatvarianten heeft het afsluiten van de servicemelding geen in­vloed op de functie-omvang van de stroombron.
Bij alle andere apparaatvarianten (TIG, ...) is de functie-omvang van de stroombron na het afsluiten van de melding slechts beperkt - neem contact op met de servicedienst om de volledige functie-omvang weer te kunnen gebruiken.
88
Err | 19
Oorzaak:
Oplossing:
Err | 20
Oorzaak:
Oplossing:
Err | 22
Oorzaak:
Oplossing:
Err | 37
Oorzaak:
Oplossing:
Err | 36 / 41 / 45
Oorzaak:
Oplossing:
Te hoge of te lage temperatuur
Apparaat bij toegestane omgevingstemperaturen gebruiken. Zie voor meer informatie over omgevingsvoorwaarden 'Omgevingsvoorwaarden' in de pa­ragraaf 'Veiligheidsvoorschriften'
gebruik van het apparaat niet overeenkomstig de bedoeling
Het apparaat overeenkomstig de bedoeling gebruiken
Ingestelde lasstroom te hoog
Controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt; controleren of de juiste zekering is ingesteld; lagere lasstroom instellen
Netspanning te hoog
Netstekker direct loskoppelen; controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt
Netspanning buiten tolerantiewaarden of stroomnetwerk te weinig belast­baar
Controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt; controleren of de juiste zekering is ingesteld;
NL
Geen functie
Err | 65-75
Oorzaak:
Oplossing:
r | Err
Oorzaak:
Oplossing:
Apparaat kan niet worden ingeschakeld
Oorzaak:
Oplossing:
communicatiefout met het display
apparaat uit- en inschakelen / als het probleem blijft bestaan contact opne­men met de servicedienst
Fout bij het bepalen van de lascircuitweerstand
Lastoorts-slangenpakket, lastoorts en aardkabel op beschadigingen contro­leren; Aansluitingen en contacten controleren; Controleren of het werkstukoppervlak schoon is.
Meer informatie over het bepalen van de lascircuitweerstand in het 2nd TIG­menu (zie pagina 74).
Netschakelaar defect
Contact opnemen met de servicedienst
89
geen lasstroom
Stroombron ingeschakeld, weergave voor geselecteerde methode brandt
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Geen lasstroom
Apparaat ingeschakeld, weergave voor geselecteerde methode brandt, weergave ‘Te ho­ge temperatuur’ brandt
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Laskabelverbinding onderbroken
Laskabelverbinding correct herstellen
slechte of geen aarde
Verbinding met het werkstuk maken
Stroomkabel in lasbrander of elektrodehouder onderbroken
Lasbrander of elektrodehouder vervangen
Inschakelduur overschreden - apparaat overbelast - ventilator geactiveerd
Inschakelduur aanhouden
De automatische thermische zekering heeft het apparaat uitgeschakeld
Afkoelfase afwachten (apparaat niet uitschakelen - ventilator koelt het appa­raat); stroombron schakelt zichzelf na enige tijd weer in
Ventilator in de stroombron is defect
Contact opnemen met de servicedienst
Gebrekkige func­tie
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Slechte ontstekingseigenschappen bij het elektrodelassen
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Toevoer koellucht onvoldoende
Voor voldoende toevoer van koellucht zorgen
Luchtfilter verontreinigd
Luchtfilter reinigen
Fout in vermogensdeel
Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen Neem contact op met de servicedienst als de fout vaker voorkomt
onjuiste methode geselecteerd
Methode ‘Elektrodelassen’ of ‘Elektrodelassen met CEL-elektrode’ selecte­ren
te lage startstroom; elektrode blijft kleven bij aanschakelen
Startstroom met functie ‘HotStart’ verhogen
te hoge startstroom: elektrode brandt bij aanschakelen te snel of spettert flink
Startstroom met functie ‘HotStart’ verlagen
90
Lichtboog breekt tijdens de lasprocedure af en toe af
Oorzaak:
Oplossing:
Afscheurspanning (Uco) te laag ingesteld
In het setup-menu de afscheurspanning (Uco) verhogen
NL
Oorzaak:
Oplossing:
Staafelektrode heeft de neiging vast te kleven
Oorzaak:
Oplossing:
Slechte laseigenschap
(veel druppelvorming)
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Wolfraamelektrode smelt
Wolfraam-omhulsels in het grondmateriaal tijdens aanschakelen
te hoge brandspanning van de elektrode (bijv. groefelektrode)
Indien mogelijk alternatieve elektrode gebruiken of lasapparaat met hoger lasvermogen inzetten
Parameter ‘Dynamiek’ (elektrodelassen) op een te lage waarde ingesteld
Parameter ‘Dynamiek’ op een hogere waarde instellen
Onjuiste poling van de elektrode
Elektrode ompolen (aanwijzingen van de fabrikant in acht nemen)
Slechte aardeverbinding
Aardeklemmen rechtstreeks op het werkstuk bevestigen
Ongunstige setup-instelling voor de geselecteerde methode
In het Setup-menu de instelling voor de geselecteerde methode optimalise­ren
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Onjuiste poling van de wolfraamelektrode
TIG-lasbrander op de (-)-stroombus aansluiten
Onjuist beschermgas, geen beschermgas
Inert beschermgas (Argon) gebruiken
91
Verzorging, onderhoud en recycling
Algemeen De stroombron heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging
en onderhoud nodig. Er zijn echter enkele punten die aandacht verdienen om de stroom­bron jarenlang gebruiksklaar te houden.
Veiligheid
Bij elke inge­bruikname
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en compo-
nenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of
de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle
systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
- Netstekker en netkabel evenals lasbrander, verbindingsslangenpakket en aardings­verbinding op beschadiging controleren
- Controleren of de vrije ruimte rond het apparaat 0,5 m (1 ft. 8 in.) bedraagt, zodat de koellucht ongehinderd kan toestromen en ontsnappen
92
OPMERKING!
De luchtinstroom- en uitstroomopeningen mogen in geen geval zijn bedekt, ook niet deels.
Onderhoud elke 2 maanden
Luchtfilter reinigen:
1
Recycling Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen plaatsvinden.
NL
93
94
Annex
95
96
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen
NL
Gemiddeld be­schermgasver­bruik bij het TIG­lassen
Grootte van gas­mondstuk
Gemiddeld ver­bruik
4 5 6 7 8 10
6 l/min 8 l/min 10 l/min 12 l/min 12 l/min 15 l/min
97
Technische gegevens
Speciale span­ning
TT 170 EF, TT 170 np
Bij apparaten die op speciale spanning zijn berekend, gelden de technische gegevens op het typeplaatje.
Netspanning U
1
Max. effectieve primaire stroom (I
Max. primaire stroom (I
) 15,0 A
1max
) 11,3 A
1eff
1 x 230 V
Tolerantie netspanning - 30% / +15%
Lichtnetfrequentie 50 / 60 Hz
Netbeveiliging 16 A traag gezekerd
Netaansluiting
1)
Z
bij PCC3) = 356 mOhm
max
Primair duurvermogen (100% ID 2) ) 2,7 kVA
max. schijnbaar vermogen S
1max
3,5 kVA
Cos Phi 0,99
Lasstroombereik
TIG 3 - 170 A
Staafelektrode 10 - 150 A
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F), U
1
= 230 V
TIG
Staafelektrode
40% ID 2) / 170 A
60% ID 2) / 155 A
100% ID2) / 140 A
40% ID 2) / 150 A
60% ID 2) / 120 A
100% ID
2)
/ 110 A
Nullastspanning (gepulst)
TIG 35 V
Staafelektrode 101 V
Werkspanning
TIG 10,1 - 16,8 V
Staafelektrode 20,4 - 26,0 V
Ontsteekspanning U
p
9,0 kV
De inrichting voor lichtboogontsteking is
geschikt voor handmatige bediening
98
Beschermingsklasse IP 23
Koelwijze AF
Isolatieklasse A
EMV-emissieklasse (volgens EN/IEC 60974-10)
Overspanningscategorie III
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 3
Omgevingstemperatuur -10 °C - +40 °C / +14 °F - +104 °F
Opslagtemperatuur -25 °C - +55 °C / -13 °F - +131 °F
Afmetingen l x b x h 435 x 160 x 310 mm / 17,1 x 6,3 x 12,2 in.
Gewicht 9,8 kg / 21,61 lb.
Goedkeuringsmerk CE
Veiligheidssymbolen S
max. beschermgasdruk 5 bar / 73 psi
Geluidsemissie (LWA) 68,0 dB(A)
A
NL
Energieverbruik in nullasttoestand bij 230 V
Energie-efficiëntie van stroombron bij 150 A / 26 V
15 W
88 %
99
TT 170 MV/B, TT 170 MV/np
Netspanning 1 x 120 V / 1 x 230 V
Max. effectieve primaire stroom (I
)
1eff
1 x 120 V 14,5 A
1 x 230 V 11,3 A
Max. primaire stroom (I
)
1max
1 x 120 V 22,7 A
1 x 230 V 15,0 A
Tolerantie netspanning
1 x 120 V - 20% / +15%
1 x 230 V - 30% / +15%
Lichtnetfrequentie 50 / 60 Hz
Netbeveiliging
1 x 120 V 20 A traag gezekerd
1 x 230 V 16 A traag gezekerd
Netaansluiting
1)
Z
bij PCC 3) = 356 mOhm
max
Primair duurvermogen (100% ID 2) )
1 x 120 V
1 x 230 V
max. schijnbaar vermogen S
1max
1,8 kVA
2,7 kVA
1 x 120 V 2,8 kVA
1 x 230 V 3,5 kVA
Cos Phi 0,99
Lasstroombereik
TIG / 1 x 120 V 3 - 140 A
TIG / 1 x 230 V 3 - 170 A
Staafelektrode / 1 x 120 V 10 - 100 A
Staafelektrode / 1 x 230 V 10 - 150 A
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F)
TIG / 1 x 120 V
TIG / 1 x 230 V
Staafelektrode / 1 x 120 V
40% ID 2) / 140 A
60% ID 2) / 120 A
100% ID 2) / 100 A
40% ID 2) / 170 A
60% ID 2) / 155 A
100% ID2) / 140 A
40% ID 2) / 100 A
60% ID 2) / 90 A
100
Staafelektrode / 1 x 230 V
100% ID 2) / 80 A
40% ID 2) / 150 A
Loading...