Fronius TransSteel 4000 / 5000 Pulse Operating Instruction [NL]

Operating instructions
TransSteel 4000 Pulse TransSteel 5000 Pulse
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0353,NL 007-04052022
Inhoudsopgave
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 7 Algemeen 7 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 8 Omgevingsvoorwaarden 8 Verplichtingen van de gebruiker 8 Verplichtingen van het personeel 9 Netaansluiting 9 Bescherming van uzelf en derden 9 Gevaar door schadelijke gassen en dampen 10 Gevaar door vonken 11 Gevaren door net- en lasstroom 11 Zwerfstromen 12 EMV-apparaatclassificaties 12 EMV-maatregelen 13 EMF-maatregelen 13 Bijzondere gevaren 14 Eisen aan het beschermgas 15 Gevaar door beschermgasflessen 15 Gevaar op uitstromend beschermgas 16 Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport 16 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 16 Inbedrijfname, onderhoud en reparatie 17 Veiligheidscontrole 17 Verwijdering 18 Veiligheidssymbolen 18 Gegevensbescherming 18 Auteursrecht 18
NL
Algemene informatie 19
Apparaatconcept 21 Werkingsprincipe 21 Toepassingsgebieden 21 Waarschuwingen op het apparaat 22
Lasprocedures, -processen en -karakteristieken voor het MIG/MAG-lassen 24
Algemeen 24 Korte beschrijving van het MIG/MAG standaard synergisch lassen 24 Korte beschrijving van het MIG/MAG-puls-synergisch-lassen 24 Korte beschrijving van het SynchroPuls-lassen 24 Korte beschrijving van gutsen (Arc Air Gouging) 25
Systeemonderdelen 26
Algemeen 26 Veiligheid 26 Overzicht 27
VRD: Veiligheidsfunctie 28 VRD: Veiligheidsprincipe 28
Bedieningselementen en aansluitingen 31
Bedieningspaneel 33
Algemeen 33 Veiligheid 33 Bedieningspaneel 34 Serviceparameters 39 Toetsenblokkering 40
Aansluitingen TSt 4000 / 5000 Pulse 41
3
Installatie en ingebruikneming 43
Minimale uitrusting voor het lassen 45
Algemeen 45 MIG/MAG-lassen gasgekoeld 45 MIG/MAG-lassen watergekoeld 45 Elektrodelassen 45 Minimale uitrusting voor gutsen 45
Veiligheid 46 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 46 Vereisten aan de installatielocatie 46 Netaansluiting 47
Netkabel aansluiten 48
Algemeen 48 Voorgeschreven netkabel en trekontlastingen 48 Veiligheid 48 Netkabel aansluiten 49 Trekontlasting Europa monteren 50 Trekontlasting Canada / VS monteren 51
Generatormodus 52
Veiligheid 53 Algemeen 53 Informatie over systeemonderdelen 53 Systeemcomponenten opbouwen (overzicht) 54 Draadtoevoer op stroombron zetten 55 Trekontlasting van het verbindingsslangenpakket monteren 55 Verbindingsslangenpakket aansluiten 56 Correcte plaatsing van het verbindingsslangenpakket 57 Gasfles aansluiten 58 Aardeverbinding maken 59 MIG/MAG-lastoorts aansluiten 60 Verdere activiteiten 60 Datum en tijd instellen bij eerste gebruik 60
MIG/MAG-lassen 61
Begrenzing tegen vermogenslimiet 63
Veiligheidsfunctie 63
MIG/MAG-bedrijfscycli 64
Algemeen 64 Symbolen en toelichting 64 2-taktbedrijf 65 4-taktbedrijf 65 Speciaal 2-taktbedrijf 66 Speciaal 4-taktbedrijf 66 Puntlassen 67 2-takt-intervallassen 67 4-takt-intervallassen 68
MIG/MAG-lassen 69
Veiligheid 69 Voorbereiding 69 Overzicht 69
MIG/MAG-synergisch-lassen 70 Correcties bij de laswerkzaamheden 72 SynchroPuls-lassen 72
MIG/MAG - standaard handmatig lassen 74
Algemeen 74 Ter beschikking staande parameters 74
4
MIG/MAG-standaard-handmatig-lassen 74 Correcties bij de laswerkzaamheden 75
Puntlassen en interval-lassen 76
Algemeen 76 Puntlassen 76 Intervallassen 77
Algemeen 79 EasyJob-werkpunten opslaan 79 EasyJob-werkpunten opvragen 79 EasyJob-werkpunten wissen 79 EasyJob-werkpunten op lastoorts Up/Down (Omhoog/Omlaag) opvragen 80
Elektrodelassen, gutsen 81
Veiligheid 83 Voorbereiding 83 Elektrodelassen 84 Correcties bij de laswerkzaamheden 85 Functie HotStart 86 Functie Anti-Stick 86
Gutsen 87
Veiligheid 87 Voorbereiding 87 Gutsen 88
NL
Easy Documentation 91
Algemeen 93 Gedocumenteerde lasgegevens 93 Nieuw CSV-bestand 94 PDF-rapport / Fronius-handtekening 94
Easy Documentation activeren 95 Datum en tijd instellen 95 Easy Documentation deactiveren 96
Instellingen setup 97
Algemeen 99 Bediening 99 Setup-parameter voor het MIG/MAG-synergisch-lassen 100 Setup-parameter voor het MIG/MAG standaard handmatig lassen 102 Setup-parameter voor elektrodelassen 103
Setup-menu - niveau 2 105
Beperkingen 105 Bediening (setup-menu niveau 2) 105 Parameters voor MIG/MAG-synergisch-lassen in Setup-menu niveau 2 106 Parameters voor MIG/MAG-standaard-handmatig-lassen in setup-menu niveau 2 108 Parameter voor het elektrode lassen in Setup-menu niveau 2 110
Laskringweerstand r vaststellen 112
Algemeen 112 Laskringweerstand vaststellen (MIG/MAG-lassen) 112 Laskringweerstand vaststellen (elektrodelassen-lassen) 113
Laskring-inductiviteit L opvragen 114
Algemeen 114 Laskring-inductiviteit aangeven 114 Juiste ligging van de slangenpakketten 114
Storingen opheffen en onderhoud 115
5
Storingsdiagnose en storingen opheffen 117
Algemeen 117 Veiligheid 117 Weergegeven servicecodes 117 Weergegeven servicecodes in combinatie met OPT Easy Documentation 122
Verzorging, onderhoud en recycling 124
Algemeen 124 Veiligheid 124 Bij elke ingebruikname 124 Elke 2 maanden 124 Elke 6 maanden 125 Recycling 125
Annex 127
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen 129
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen 129 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen 129 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen 129
Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat 130 Speciale spanning 130 Verklaring van het begrip 'inschakelduur' 130 TSt 4000 Pulse TSt 4000 Pulse nc 132 TSt 4000 Pulse MV nc 134 TSt 5000 Pulse TSt 5000 Pulse nc 136 TSt 5000 Pulse MV nc 138
Sticker met lasprogramma op apparaat 140 Lasprogrammatabellen TSt 4000 Pulse / TSt 5000 Pulse 141 Lasprogrammatabellen TSt 4000 Pulse / TSt 5000 Pulse US 143
6
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
kennis van lassen hebben en
-
deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
-
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepe­lende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
7
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik over­eenkomstig de bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamhe­den bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoe­ling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van batterijen of accu's
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste re­sultaten.
Omgevingsvoor­waarden
Verplichtingen van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-
tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
-
Relatieve luchtvochtigheid:
tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-
tot 90% bij 20 °C (68 °F)
-
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handteke­ning hebben bevestigd voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
8
Verplichtingen van het perso­neel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aan­vang van de werkzaamheden:
de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie
-
na te leven deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Bescherming van uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-
voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-
schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk zijn gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-
verhoogde geluidsbelasting
-
schadelijke lasrook en -gassen
-
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
moeilijk ontvlambaar
-
isolerend en droog
-
het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-
veiligheidshelm
-
broek zonder omslag
-
9
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de
-
juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken. Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-
Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden
-
isoleren. Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch iso-
-
lerend, hittebestendig). Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting
-
en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de om­geving, dan:
wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van
-
de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.) stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-
installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
-
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
niet inademen
-
via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
-
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de geme­ten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende com­ponenten verantwoordelijk:
de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
-
de gebruikte elektroden
-
de toegepaste coatings
-
de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
-
gebruikte lasproces
-
10
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de Euro­pean Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https:// european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en las­stroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brand­gevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internatio­nale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een ex­plosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrol­len en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, span­ningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of mas­sapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte­as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-
nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
-
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
11
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecon­tact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zon­der randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalin­gen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitscha­kelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorko­men dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-
controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
-
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uit­schakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk
zwerfstromen. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
brand
-
oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-
beschadiging van randaardeleidingen
-
beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
-
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elek­trisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende on­derstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elek­trodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
EMV-apparaat­classificaties
12
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïso­leerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
NL
EMV-maatrege­len
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
Veiligheidsvoorzieningen
-
Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-
Data- en telecommunicatie-installaties
-
Meet- en kalibratie-installaties
-
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
Netvoeding
1. Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet,
-
elektromagnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
Laskabels
2. Houd ze zo kort mogelijk.
-
Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-
Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
-
Potentiaalvereffening
3.
Aarding van het werkstuk
4. Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbin-
-
ding tot stand.
Afscherming, indien noodzakelijk
5. Scherm andere installaties in de omgeving af.
-
Scherm de complete lasinstallatie af.
-
EMF-maatrege­len
Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroorzaken:
Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden,
-
bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen. Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat
-
zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces bege­ven. De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om
-
veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden. Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
-
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
13
Bijzondere geva­ren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van be­wegende onderdelen zoals:
ventilatoren
-
tandwielen
-
rollen
-
aandrijfassen
-
draadspoelen en lasdraden
-
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaien­de machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd geduren­de het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd. Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaan­voerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstempera­tuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voor­schriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch ri­sico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvra­gen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopna­memiddelen van de fabrikant.
Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op
-
het geschikte lastopnamemiddel. De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun lood-
-
rechte stand hebben. Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
-
14
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is
niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantas­ting door omgevingsinvloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de gelden­de nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom ver­standig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
NL
Eisen aan het be­schermgas
Gevaar door be­schermgasfles-
sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-
Druk-dauwpunt < -20 °C
-
Max. oliegehalte < 25 mg/m³
-
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen ex­ploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mecha­nisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles on­der druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de ac­cessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
15
Gevaar op uit­stromend be­schermgas
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal
-
20 m³/uur Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of
-
hoofdgaskraan op Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de
-
hoofdgaskraan. De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontro-
-
leerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Veiligheidsmaat­regelen op de opstelplaats en bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat sta­biel op een vlakke, vaste ondergrond.
Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
-
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
-
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aange­duide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rond­om aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en trans­port.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. De­monteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
Draadtoevoer
-
Draadspoel
-
Beschermgasfles
-
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
16
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondi­ge visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen vol­ledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade ver­toont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevo­ren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brand­baarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstof­fen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmidde­len.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ont­staat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekings­bronnen.
NL
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de service­dienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze vol­doende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genor-
-
meerde onderdelen). Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het appa-
-
raat aan. Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervan-
-
gen. Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer vol-
-
gens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de be­huizingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangege­ven aanhaalmoment.
Veiligheidscon­trole
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
17
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevo­len:
na het aanbrengen van wijzigingen
-
na installatie of ombouw
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-
na elke periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle nood­zakelijke documentatie.
Verwijdering Oude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afge­geven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem wor­den ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat mate­riële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein het volume van de doos.
Veiligheidssym­bolen
Gegevensbe­scherming
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden ge­steld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online be­schikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
18
Algemene informatie
19
20
Algemeen
NL
Apparaatcon­cept
De stroombronnen TransSteel (TSt) 4000 Pulse en TSt 5000 Pulse zijn vol­ledig gedigitaliseerde, door een micro­processor aangestuurde inverter­stroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de eenvou­dige mogelijkheid tot systeemuitbrei­ding zorgen voor optimale flexibiliteit. De apparaten zijn geschikt voor de vol­gende lasprocedures:
MIG/MAG-puls-lassen
-
MIG/MAG-standaard-lassen
-
Elektrodelassen
-
TransSteel 4000 / 5000 Pulse
De apparaten beschikken over de veiligheidsfunctie "Begrenzing van de vermo­genslimiet". Deze maakt het mogelijk de stroombronnen tot aan de vermogensli­miet te gebruiken, zonder hierbij de procesveiligheid in gevaar te brengen. Uitge­breidere informatie over deze functie leest u in het hoofdstuk "Laswerkzaamhe­den".
Werkingsprinci­pe
Toepassingsge­bieden
De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld aan een digitale signaalprocessor. Centrale besturings- en regeleenheid en signaalproces­sor sturen het gehele lasproces. Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderin­gen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door uitgekiende regelalgoritmen.
Het resultaat hiervan is:
een nauwkeurig lasproces,
-
een hoge reproduceerbaarheid van alle gebeurtenissen
-
uitstekende laseigenschappen.
-
De apparaten worden ingezet bij handmatige en geautomatiseerde bedrijfstoe­passingen voor klassiek staal en verzinkte platen:
Machine- en apparatenbouw
-
Staalconstructies
-
Aanleg van ketels en houders
-
Werven en offshore
-
Metaal- en gevelbouw
-
Wagonbouw
-
Metaalverwerkende industrie
-
21
Waarschuwingen op het apparaat
Op de stroombron bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen. Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of over­geschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
22
Waarschuwing op de stroombron
Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden voldaan:
Voldoende kwalificatie voor het lassen
-
Geschikte beschermingsmiddelen
-
Het weghouden van buitenstaanders
-
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
deze gebruiksaanwijzing
-
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
-
veiligheidsvoorschriften
NL
23
Lasprocedures, -processen en -karakteristieken voor het MIG/MAG-lassen
Algemeen Om de meest uiteenlopende materialen effectief te kunnen bewerken, beschikt
de stroombron over verschillende lasprocedures, -processen en -karakteristie­ken.
Korte beschrij­ving van het MIG/MAG stan­daard synergisch lassen
Korte beschrij­ving van het MIG/MAG-puls­synergisch-las­sen
MIG/MAG standaard synergisch
Het MIG/MAG standaard synergisch lassen is een MIG-MAG-lasproces over het gehele vermogensbereik van de stroombron met de volgende vlamboogvormen:
Korte vlamboog De druppelovergang vindt plaats bij kortsluiting in het onderste vermogensbe­reik.
Overgangsvlamboog Het lasdruppelen neemt aan het einde van de draadelektrode toe en wordt in het middelste vermogensbereik nog bij kortsluiting overgedragen.
Sproeivlamboog In het hoge vermogensbereik vindt een materiaalovergang plaats zonder kortslui­ting.
MIG/MAG-puls-synergisch-lassen
MIG/MAG-puls-synergisch-lassen is een impulslichtboogproces met gestuurde materiaalovergang. Hierbij wordt in de basisstroomfase de energietoevoer zo ver verlaagd dat de lichtboog nog net stabiel brandt en het oppervlak van het werkstuk alvast wordt opgewarmd. In de pulsstroomfase zorgt een exact gedoseerde stroomimpuls voor de gerichte afgifte van een druppel lasmateriaal. Op deze wijze kan nauwkeurig en zonder spatten binnen het gehele vermogens­bereik worden gelast.
Korte beschrij­ving van het Syn­chroPuls-lassen
24
Synchropuls is standaard beschikbaar voor standaard-synergisch-lassen en puls­synergisch-lassen. Bij Synchropuls wordt het lasvermogen cyclisch tussen twee werkpunten gewis­seld waardoor een geschubde lasnaad ontstaat als gevolg van een niet-continue toevoer van warmte.
Korte beschrij­ving van gutsen (Arc Air Gou­ging)
Bij het gutsen wordt een lichtboog tussen een koolstofelektrode en het werkstuk ontstoken, het grondmateriaal wordt opgesmolten en met perslucht weggebla­zen. De bedrijfsparameters voor het gutsen zijn in een speciale karakteristiek vastge­legd.
Toepassingen:
Gietgallen, poriën of slakinsluitingen uit werkstukken verwijderen
-
Overblijfselen van het gietproces verwijderen of hele werkstukoppervlakken
-
afwerken in gieterijen Voorbereiding van randen van dikke platen
-
Voorbereiding en verbetering van lasnaden
-
Laswortels of lasfouten uitgutsen
-
Lasvoegen maken
-
NL
25
Systeemonderdelen
Algemeen De stroombronnen kunnen met verschillende systeemcomponenten en opties
worden aangedreven. Afhankelijk van het inzetgebied van de stroombronnen kunnen daardoor verwerkingen worden geoptimaliseerd, en de werking en bedie­ning worden vereenvoudigd.
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
26
Overzicht
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
NL
(1) Lastoorts (2) Draadtoevoer (3) Draadtoevoeropname (4) Verbindingsslangpakketten (5) Stroombron (6) Koelapparaat (7) Wagen en gasfleshouders (8) Aarde- en elektrodekabel
27
VRD: Veiligheidsfunctie
VRD: Veilig­heidsfunctie
Voltage Reduction Device (VRD) is een optionele veiligheidsinrichting voor span­ningsvermindering. De VRD wordt aanbevolen voor omgevingen waarin het risico op een elektrische schok of een elektrische ongeval aanzienlijk wordt verhoogd door booglassen:
Door een lage lichaamsweerstand van de lasser
-
Wanneer de lasser overduidelijk blootstaat aan contact met een werkstuk of
-
andere delen van de lascircuit
Een lage weerstand is waarschijnlijk bij:
Water in de omgeving
-
Vochtigheid
-
Hitte, in het bijzonder bij omgevingstemperaturen van meer dan 32 °C (89,6
-
°F)
Op natte, vochtige of warme plaatsen kan vocht of zweet de huidweerstand, evenals de isolatieweerstand van beschermende uitrusting en kleding aanzienlijk verminderen.
Dergelijke omgevingen kunnen zijn:
Tijdelijke damstructuren voor het droogleggen van bepaalde delen van een
-
bouwplaats tijdens de bouwperiode (bouwkuipen) Greppels
-
Mijnen
-
Regen
-
Deels met water bedekte gebieden
-
Spatzones
-
VRD: Veilig­heidsprincipe
De optie VRD vermindert de spanning tussen elektrode en werkstuk. In veilige toestand wordt het display voor het momenteel geselecteerde lasproces perma­nent verlicht. Een veilige toestand wordt als volgt gedefinieerd:
Bij nullast is de uitgangsspanning tot maximaal 35 V beperkt.
-
Zolang er gelast wordt (lascircuitweerstand <200 Ohm), knippert het controle­lampje van het momenteel geselecteerde lasproces en kan de uitgangsspanning hoger zijn dan 35 V.
De lascircuitweerstand is groter dan de minimale lichaamsweerstand (groter dan of gelijk aan 200 Ohm):
VRD is actief
-
De nullastspanning is tot 35 V be-
-
perkt Als de uitgangsspanning per onge-
-
luk wordt aangeraakt, levert dit geen gevaar op
28
De lascircuitweerstand is kleiner dan de minimale lichaamsweerstand (klei­ner dan 200 Ohm):
VRD is inactief
-
Geen begrenzing op de uit-
-
gangsspanning om voor voldoende lasvermogen te zorgen Voorbeeld: Start van het lassen
-
Geldt voor de bedieningsmodus Elektrodelassen: Binnen 0,3 seconden na stoppen met lassen:
VRD is weer actief
-
De begrenzing van de uitgangsspanning van 35 V is weer gegarandeerd
-
NL
29
30
Bedieningselementen en aanslui-
tingen
31
32
Bedieningspaneel
Algemeen Het bedieningspaneel is wat de functies betreft logisch ingedeeld. De afzonderlij-
ke voor het lassen benodigde parameters kunnen
met behulp van de toetsen worden geselecteerd,
-
met behulp van de toetsen of het stelwiel worden gewijzigd of
-
tijdens het lassen op het digitale scherm worden getoond.
-
Door de functie Synergic worden bij het wijzigen van een enkele parameter ook alle andere parameters ingesteld.
OPMERKING!
Naar aanleiding van software-updates kunnen er op uw apparaat functies be­schikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet worden beschreven, of omge­keerd.
Bovendien kunnen afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningsele­menten op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter ge­lijk.
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
33
Bedieningspa-
(1) (2)
(3) (4)
(5)
(6)(7)
(14)(13) (17)
(12)
(11)
(10) (8)
(9)
(15)(16)
neel
Nr. Functie
(1) Toets Parameterkeuze rechts
a) voor het kiezen van de volgende parameters
Lengtecorrectie lichtboog
voor de correctie van de lichtbooglengte
Lasspanning in V *)
Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
34
Puls / Dynamiekcorrectie
voor traploze correctie van de druppelverwijderingsenergie bij MIG/MAG­puls-synergisch-lassen
- ... minder druppelverwijderingskracht 0 ... neutrale druppelverwijderingskracht + ... verhoogde druppelverwijderingskracht
voor het beïnvloeden van de kortsluitdynamiek op het moment van de druppelovergang bij het MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen, MIG/ MAG-standaard-handmatig lassen en elektrodelassen
- ... hardere en stabielere lichtboog 0 ... neutrale lichtboog + ... zwakke en spatarme lichtboog
b) voor het wijzigen van parameters in het Setup-menu
(2) Toets Parameterkeuze links
a) voor het kiezen van de volgende parameters
NL
Plaatdikte
Plaatdikte in mm of inch Als de te kiezen lasstroom bijvoorbeeld onbekend is, is de aanduiding van de plaatdikte voldoende en worden de benodigde lasstroom en de andere met *) gemarkeerde parameters automatisch ingesteld.
Lasstroom *) Lasstroom in A Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Draadsnelheid
*)
Draadsnelheid in m/min of ipm.
b) voor het wijzigen van parameters in het Setup-menu
(3) Stelwiel rechts
voor het wijzigen van de parameters Lengtecorrectie lasboog, Lasspan­ning en Dynamiek
35
voor het wijzigen van parameters in het Setup-menu
(4) Stelwiel links
voor het wijzigen van de parameters Plaatdikte, Lasstroom en Draadsnel­heid voor het selecteren van parameters in het Setup-menu
(5) EasyJob-geheugentoetsen
voor het opslaan van maximaal 5 werkpunten
(6)
Toets Procedure
**)
voor het selecteren van de procedure
MIG/MAG-standaard-handmatig-lassen
MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen
MIG/MAG-puls-synergisch-lassen
Elektrodelassen
(7) Toets Bedrijfsmodus
voor het selecteren van de bedrijfsmodus
2-taktbedrijf
4-taktbedrijf
Speciaal 4-taktbedrijf
Puntlassen / intervallassen
(8) Toets Beschermgas
Voor het kiezen van het gebruikte beschermgas. De parameter SP is voor­zien voor extra beschermgassen.
36
Bij het gekozen beschermgas brandt de LED achter het bijbehorende be­schermgas.
(9) Toets Draaddiameter
Voor het kiezen van de gebruikte draaddiameter. De parameter SP is voor­zien voor extra draaddiameters.
Bij de gekozen draaddiameter brandt de LED achter de bijbehorende draaddiameter.
(10) Toets Materiaalsoort
Voor het kiezen van het gebruikte toevoegmateriaal. De parameter SP is voorzien voor toevoegmaterialen.
Bij de geselecteerde materiaalsoort brandt de LED achter het bijbehoren­de toevoegmateriaal.
(11) Toets Draadinvoer
Toets ingedrukt houden: Gasloze draad in het lasbranderslangenpakket steken
Terwijl de toets wordt ingedrukt, werkt de draadaandrijving met draadin­steeksnelheid.
NL
(12) Toets Gascontrole
Benodigde gashoeveelheid op de drukverminderaar instellen.
Eén keer op de toets tikken: Beschermgas ontsnapt Nog een keer op de toets tikken: Ontsnapping van beschermgas stopt
Wordt de toets Gascontrole niet opnieuw aangetipt, dan stopt de be­schermgasstroom na 30 sec.
(13) SF - weergave Puntlassen / Intervallassen / SynchroPuls
brandt wanneer bij geactiveerde bedrijfsmodus Spotlassen of Inter-
-
vallassen bij de Setup-parameter Puntlastijd/Intervallastijd (SPt) een waarde is ingesteld brandt als bij geactiveerde MIG/MAG-Synergic-procedure bij de
-
Setup-parameter Frequentie (F) een waarde is ingesteld.
(14) Weergave Overgangslichtboog
Tussen de kortlicht- en sproeilichtboog ontstaat een bespatte overgangs­lichtboog. Om op dit kritische gebied te wijzen gaat de aanduiding Over­gangslichtboog branden.
(15) Weergave HOLD
Na het lassen worden telkens de actuele werkelijke waarden van las­stroom en lasspanning opgeslagen; de weergave HOLD licht op.
(16) Weergave Puls
brandt wanneer de lasprocedure MIG/MAG-puls-synergisch-lassen is in­gesteld
(17) Real Energy Input
voor het weergeven van de energie-input bij het lassen.
37
De weergave van de Real Energy Input moet in het Setup-menu niveau 2 worden geactiveerd - parameter EnE. Tijdens het lassen wordt de waarde voortdurend verhoogd overeenkomstig de constant toenemende energie­toevoer. Tot de volgende lasstart of het opnieuw inschakelen van de stroombron blijft de definitieve waarde aan het einde van het lassen opge­slagen - de weergave HOLD brandt.
*) Als een van deze parameters is uitgekozen, zijn bij de procedures MIG/
MAG-standaard-synergisch-lassen en MIG/MAG-puls-synergisch-lassen vanwege de synergische functie automatisch ook alle andere parameters en de parameter Lasspanning ingesteld.
**) In combinatie met de optie VRD dient de weergave van de momenteel ge-
selecteerde lasprocedure tevens als weergave van de toestand:
De weergave brandt continu: De spanningsreductie (VRD) is actief en
-
begrenst de uitgangsspanning tot minder dan 35 V. De weergave knippert zodra een lasprocedure plaatsvindt, waardoor
-
de uitgangsspanning meer dan 35 V kan bedragen.
38
Serviceparame-
+
ters
Door het gelijktijdig indrukken van de toetsen Parameterkeuze kunnen er diverse serviceparameters worden opgeroepen.
Weergave openen
NL
1
Parameter selecteren
2
Beschikbare parameters
Voorbeeld:
1.00 | 4.21
Voorbeeld: 2 | 491
Voorbeeld: r 2 | 290
De eerste parameter, "Firmwareversie", wordt weergegeven, bijv. "1.00 | 4.21"
Met de toetsen Bedrijfsmodus en Pro­cedure of het stelwiel links de gewens­te Setup-parameter kiezen
Toelichting
Firmwareversie
Configuratie lasprogramma
Nummer van het momenteel geselec­teerde lasprogramma
Voorbeeld: 654 | 32.1 = 65 432,1 h = 65 432 h 6 min
Weergave van werkelijke brandtijd van lichtboog sinds het eerste gebruik Let op: De weergave van de brandduur van de lichtboog is niet geschikt voor de berekening voor huurkosten, garan­tiehonoreringen en dergelijke.
Voorbeeld: iFd | 0.0
Motorstroom voor draadaandrijving in A De waarde verandert zodra de motor draait.
2nd Tweede menuniveau voor servicetech-
nici
39
Toetsenblokke-
+
ring
Om onbedoelde instellingswijzigingen op het bedieningspaneel te voorkomen, kunt u de toetsenblokkering inschakelen. Zolang de toetsenblokkering actief is
kunnen er geen instellingen worden gemaakt via het bedieningspaneel
-
kunnen er uitsluitend parameterinstellingen worden opgevraagd
-
kan elke toegewezen geheugentoets worden opgevraagd, mits er op het mo-
-
ment van blokkering een toegewezen geheugentoets was geselecteerd
Toetsenblokkering activeren / deactiveren:
1
Toetsenblokkering actief: Op het scherm wordt de melding "CLO | SEd" weergegeven.
Toetsenblokkering niet actief: Op het scherm wordt de melding "OP | En" weergegeven.
De toetsenblokkering kan ook via de optie Sleutelschakelaar worden geactiveerd en gedeactiveerd.
40
Aansluitingen, schakelaars en mechanische com-
(1)
(2)
(3)
(4)
(6)
(7)
(9)
(8)
(5)
ponenten
Aansluitingen TSt 4000 / 5000 Pulse
Nr. Functie
(1) (-) Stroombus met bajonetsluiting
dient voor het
aansluiten van de aardkabel bij het MIG/MAG-lassen
-
aansluiten van de elektrode- of aardkabel bij het elektrodelassen (af-
-
hankelijk van elektrodetype)
NL
(2) Netschakelaar
voor het in- en uitschakelen van de stroombron
(3) (+)-stroombus met bajonetsluiting
dient voor het
aansluiten van de stroomkabel van het verbindingsslangpakket bij
-
MIG/MAG lassen aansluiten van de elektrode- of aardkabel bij het elektrodelassen (af-
-
hankelijk van elektrodetype)
(4) Stopcontact gasvoorverwarmers (optie)
(5) Automateninterface (optie)
(6) Sticker EASY DOCUMENTATION
(7) Netkabel met trekontlasting
(8) Aansluiting LocalNet
Gestandaardiseerde aansluiting voor draadtoevoer (verbindingsslangpak­ket)
(9) Luchtfilter
voor het reinigen zijdelings uittrekken
41
42
Installatie en ingebruikneming
43
44
Minimale uitrusting voor het lassen
Algemeen Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om
met de stroombron te werken. Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasprocedure beschreven.
NL
MIG/MAG-las­sen gasgekoeld
MIG/MAG-las­sen waterge­koeld
Elektrodelassen
Stroombron
-
Aardkabel
-
MIG/MAG-lasbrander, gasgekoeld
-
Gasaansluiting (beschermgasvoeding)
-
Draadtoevoer (VR 5000 Remote)
-
Verbindingsslangpakket, gasgekoeld
-
Draadelektrode
-
Stroombron
-
Koelapparaat
-
Aardkabel
-
MIG/MAG-lasbrander, watergekoeld
-
Gasaansluiting (beschermgasvoeding)
-
Draadtoevoer (VR 5000 Remote)
-
Optie Waterkoeling (voor VR 5000 Remote)
-
Verbindingsslangpakket, watergekoeld
-
Draadelektrode
-
Stroombron
-
Aardkabel
-
Elektrodehouder
-
Staafelektroden
-
Minimale uitrus­ting voor gutsen
Stroombron TSt 4000 / 5000 Puls, TSt 5000 Syn
-
Massakabel 120 mm²
-
Gutstoorts KRIS 13
-
Persluchtvoorziening
-
45
Voor installatie en ingebruikneming
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gebruik over­eenkomstig de bedoeling
Vereisten aan de installatielocatie
De stroombron is uitsluitend voor MIG/MAG- en elektrodelassen bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoe­ling. Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook
het naleven van alle aanwijzingen in de bedieningshandleiding
-
het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
-
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 23. Dit betekent:
bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen groter
-
dan Ø 12 mm (0,49 inch) bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de ver-
-
ticale positie
Conform beschermingsklasse IP 23 kan het apparaat in de buitenlucht worden opgesteld en gebruikt. Direct binnendringend vocht (bijv. door regen) moet echter worden vermeden.
GEVAAR!
Gevaar door naar beneden vallende of omvallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Stel het apparaat op op een vlakke, vaste ondergrond. Zorg dat het apparaat
stabiel staat. Na de montage controleren of alle schroefverbindingen goed vastzitten.
46
GEVAAR!
Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfil-
ter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.
Het ventilatiekanaal is een belangrijke veiligheidsvoorziening. Bij het kiezen van de opstelplaats moet erop worden gelet dat de koellucht ongehinderd door de ventilatiespleten aan de voor- en achterkant in en uit kan stromen. Erop letten dat elektrisch geleidend stof (dat bijvoorbeeld bij het slijpen ontstaat) niet het apparaat wordt ingezogen.
Netaansluiting De apparaten zijn voor de op het kenplaatje aangegeven netspanning geschikt. Is
de netkabel of de netstekker bij uw apparaat niet aangebracht, dan moeten deze volgens de nationale normen gemonteerd worden. De beveiliging van de netvoe­dingskabel vindt u in de technische gegevens.
VOORZICHTIG!
Gevaar door elektrische installatie met onvoldoende elektrische capaciteit.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
De netvoedingskabel en de beveiliging daarvan moeten overeenkomstig de
aanwezige stroomvoorziening worden aangelegd. De technische gegevens op het kenplaatje zijn van toepassing.
NL
47
Netkabel aansluiten
Algemeen Als er geen netkabel is aangesloten, moet voor de ingebruikname een voor de
aansluitspanning geschikte netkabel worden gemonteerd. Een trekontlasting voor de volgende kabeldoorsneden is op de stroombron ge­monteerd:
Stroombron Kabeldoorsnede
gemonteerde trekontlas­ting voor Canada / VS
TSt 4000 Pulse AWG 12 *) 4G2.5
TSt 5000 Pulse AWG 10 *) 4G4
TSt 4000 MV Pulse AWG 10 *) 4G4
TSt 5000 MV Pulse AWG 6 *) 4G10
*) Kabeltype Canada / VS: Extra-hard usage
Trekontlastingen voor kabels met andere doorsneden kunnen op dezelfde wijze worden bevestigd.
Europa
Voorgeschreven netkabel en trekontlastingen
Veiligheid
Stroombron Netspanning Kabeldoorsnede
Canada / VS Europa
TSt 4000 Pulse 3 x 380 / 400 V AWG 12 *) 4G2.5
3 x 460 V AWG 12 *) 4G2.5
TSt 5000 Pulse 3 x 380 / 400 V AWG 8 *) 4G4
3 x 460 V AWG 10 *) 4G4
TSt 4000 MV Pulse 3 x 208 / 230 / 400 /460VAWG 10 *) 4G4
TSt 5000 MV Pulse 3 x 208 / 230 / 400 /
460 V
*) Kabeltype Canada / VS: Extra-hard usage
De onderdeelnummers van de verschillende kabels vindt u in de lijst van reserve­onderdelen van de apparaten.
AWG ... American wire gauge (= Amerikaanse draaddikte)
GEVAAR!
AWG 6 *) 4G10
48
Gevaar door verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De hieronder beschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door geschoold
personeel worden uitgevoerd. De nationale normen en richtlijnen moeten worden opgevolgd.
VOORZICHTIG!
Netkabel aan­sluiten
Gevaar door ondeskundig voorbereide netkabel.
Dit kan kortsluitingen of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle fasegeleiders en de randaarde van de uitgedreven netkabel moeten wor-
den voorzien van ader-eindhulzen.
Als er geen netkabel is aangesloten, moet voor de ingebruikname een voor de aansluitspanning geschikte netkabel worden gemonteerd.
De randaarde moet ca. 10 - 15 mm (0,4 - 0,6 inch) langer zijn dan de fasegelei­ders.
In de secties "Trekontlasting monteren" en "Trekontlasting Canada / US monte­ren" wordt het aansluiten van de netkabel aan de hand van afbeeldingen getoond. Als volgt te werk gaan om de netkabel aan te sluiten:
Zijdeel van het apparaat demonteren
1
Netkabel zo ver naar binnen schuiven dat de randaarde en de fasegeleiders
2
naar behoren op de blokklemmen kunnen worden aangesloten.
Randaarde en fasegeleiders van adereindhulzen voorzien
3
Randaarde en fasegeleiders op de blokklemmen aansluiten
4
Netkabel vastzetten met behulp van de trekontlasting
5
Zijdeel van het apparaat monteren
6
NL
49
Trekontlasting
3
1
2
5
4
7
3
4
100mm
(4inch)
PE
2
1
3
3
3
3
3
4
4x
3
1,2 Nm
1
4
3
2
5
6
Europa monte­ren
1
2
3
5
4
BELANGRIJK! De fasegeleiders in de
buurt van de blokklem samenbinden met behulp van kabelbinders.
50
Trekontlasting
3
1
2
5
4
7
1
3
3
3
3
3
4
4x
3
3,5 Nm
1
4
3
2
5
6
Canada / VS monteren
1 2
NL
3
5
4
BELANGRIJK! De fasegeleiders in de
buurt van de blokklem samenbinden met behulp van kabelbinders.
51
Generatormodus
Generatormodus De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator.
Voor het bepalen van het benodigde generatorvermogen is het maximale schijn­bare vermogen S
Het maximale schijnbare vermogen S rekend voor het driefasige apparaat:
S
= I
1max
I
en U1 volgens het kenplaatje van het apparaat of de technische gegevens
1max
1max
x U1 x 3
van de stroombron vereist.
1max
1max
van de stroombron wordt als volgt be-
Het benodigde schijnbare vermogen van de generator S
kan aan de hand van
GEN
de volgende formule worden berekend:
S
GEN
= S
1max
x 1,35
Als er niet met maximaal vermogen wordt gelast, kan een kleinere generator wor­den gebruikt.
BELANGRIJK! Het schijnbare vermogen van de generator S zijn dan het maximale schijnbare vermogen S
van de stroombron!
1max
mag niet kleiner
GEN
OPMERKING!
De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of lager zijn dan het toegestane bereik van de netspanningstolerantie.
De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf "Technische gegevens".
52
Inbedrijfstelling
NL
Veiligheid
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Is de stroombron tijdens de installatie op het stroomnetwerk aangesloten, dan bestaat het risico op ernstig letsel en zware materiële schade.
▶ ▶
Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Algemeen De ingebruikneming wordt aan de hand van een handmatige, watergekoelde MIG/
MAG-toepassing beschreven.
GEVAAR!
Voer werkzaamheden aan het apparaat alleen uit als de netschakelaar van de stroombron in de stand - O - staat. Voer alleen werkzaamheden aan het apparaat uit als de stroombron niet op het stroomnetwerk is aangesloten.
GEVAAR!
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfil­ter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.
Informatie over systeemonder­delen
De hierna beschreven werkstappen en taken bevatten verwijzingen naar verschil­lende systeemonderdelen, zoals
wagen
-
staande console
-
koelapparaten
-
draadtoevoer
-
verbindingsslangpakketten
-
lasbrander enz.
-
Nauwkeurige informatie over de montage en aansluiting van de systeemonderde­len vindt u in de betreffende bedieningshandleidingen van de systeemonderde­len.
53
Systeemcompo­nenten opbou­wen (overzicht)
GEVAAR!
Onjuist uitgevoerde werkzaamheden kunnen ernstig letsel en schade aan eigen­dommen veroorzaken.
De hierna beschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door geschoold
personeel worden uitgevoerd! Het hoofdstuk 'Veiligheidsvoorschriften' moet in acht worden genomen!
De volgende afbeelding geeft u een overzicht over de opbouw van de afzonderlij­ke systeemonderdelen.
54
Draadtoevoer op
1
1
2
3
4
2
1
3
4
stroombron zet­ten
VOORZICHTIG!
Gevaar van lichamelijk letsel en materiële schade door vallende draadtoevoer.
Vastzitten van de draadtoevoer op de draaitap en de stevige opstelling van
de apparaten, consoles en het wagentje controleren.
1
NL
Trekontlasting van het verbin­dingsslangen­pakket monteren
1
Trekontlasting op rijwagen monteren
2
Trekontlasting op draadtoevoer monteren
BELANGRIJK! Om slijtageverschijnselen te voorkomen, moeten de kabels bij het aansluiten een lus naar binnen vormen. Voor verbindingsslangenpakketten met een lengte van 1,2 m (3 ft. 11.24 in.) is geen trekontlasting voorzien.
55
Verbindingsslan-
1
2
7
4
5
6
3
genpakket aan­sluiten
GEVAAR!
Onjuiste montage kan ernstig lichamelijk letsel en materiële schade veroorza­ken.
De beschreven werkstappen pas doorlopen nadat de bedieningshandleiding
volledig is gelezen en begrepen.
OPMERKING!
Bij het aansluiten van het verbindingsslangenpakket controleren of
alle aansluitingen vast zijn aangesloten
alle kabels, leidingen en slangenpakketten onbeschadigd en juist geïsoleerd
zijn
BELANGRIJK! Bij gasgekoelde systemen is geen koelapparaat voorhanden. Het aansluiten van de wateraansluitingen vervalt bij gasgekoelde systemen.
1
2
56
Correcte plaat­sing van het ver­bindingsslangen­pakket
BELANGRIJK! De inschakelduurwaarden (ID) van het verbindingsslangenpakket
kunnen alleen worden bereikt als het verbindingsslangenpakket correct is ge­plaatst.
NL
Correcte plaatsing van het verbindingsslangenpakket
57
Gasfles aanslui­ten
GEVAAR!
Kans op ernstig letsel en/of zware materiële schade door omvallende gasfles-
sen.
Bij gebruik van gasflessen
Gasflessen altijd stabiel opstellen: op een stevige, vlakke ondergrond plaat-
sen Gasflessen tegen omvallen beveiligen
De optie VR-steun monteren
Volg de veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant op
Gasfles op wagenbodem plaatsen
1
Gasflessen door middel van fles-
2
gordel aan het bovenste deel van de gasfles (maar niet aan de fles- senhals) tegen omvallen beveiligen
Beschermkap van de gasfles ver-
3
wijderen
Gasflesventiel kort openen om om-
4
liggend vuil te verwijderen
Pakking van de drukverminderaar
5
controleren
Drukverminderaar op de gasfles
6
schroeven en vastdraaien
Beschermgasleiding van het ver-
7
bindingsslangenpakket door mid­del van gasleiding met de drukver­minderaar verbinden
OPMERKING!
Amerikaanse apparaten worden met een adapter voor de gasleiding geleverd:
Vóór het vastschroeven van de adapter de buitenliggende schroefdraad op
het gasmagneetventiel met een geschikt materiaal afdichten. Adapter op gasdichtheid controleren.
58
Aardeverbinding
1
3
2
maken
OPMERKING!
Wanneer een aardingsverbinding wordt gemaakt, moet op het volgende worden gelet:
Voor elke stroombron een eigen aardekabel gebruiken
Plus- en aardekabel zo lang en dicht mogelijk bij elkaar houden
Laskringkabels van afzonderlijke stroombronnen zo ver mogelijk uit elkaar
houden Aardekabels mogen niet parallel aan elkaar worden geplaatst.
Wanneer er geen andere mogelijkheid is dan de aardekabels parallel aan el­kaar te plaatsen, moet een minimale afstand van 30 cm tussen de laskringka­bels worden aangehouden Aardekabel zo kort mogelijk houden, grote kabeldoorsnede gebruiken
Aardekabels niet kruisen
Geen ferromagnetische materialen tussen aardekabel en verbindingsslan-
genpakket aanbrengen Lange aardekabels niet opwikkelen vanwege spoelwerking.
Lange aardekabels in lussen opbergen Aardekabels niet in ijzeren buizen, metalen kabelgoten, op stalen dwarslig-
gers of in kabelkanalen plaatsen (de plus- en aardekabel kunnen wel samen in een ijzeren buis worden aange­bracht) Wanneer meerdere aardekabels aanwezig zijn, aardpunten van onderdeel zo
ver mogelijk uit elkaar houden en gekruiste stroompaden onder de afzonder­lijke lichtbogen voorkomen. Gecompenseerde verbindingsslangenpakketten gebruiken (verbindingsslan-
genpakketten met geïntegreerde aardekabel)
NL
1
59
MIG/MAG-la­stoorts aanslui­ten
1
* bij ingebouwde optie Wateraanslui­ting en watergekoelde lastoorts
Verdere activi­teiten
Datum en tijd in­stellen bij eerste gebruik
De volgende werkstappen doorvoeren volgens de bedieningshandleiding van de draadtoevoer:
Aandrijfrollen in draadtoevoer inzetten
1
Draadspoelen of korfspoelen met korfspoel-adapter in draadtoevoer inzetten
2
Draadelektrode laten inlopen
3
Contactdruk instellen
4
Rem instellen
5
Als de stroombron voor de eerste keer wordt ingeschakeld, moet de datum en tijd worden ingesteld. De stroombron wisselt hiervoor naar het tweede niveau van het Service-menu en de parameter yEA is geselecteerd.
Datum en tijd instellen, zie pagina 95, werkstap 5
60
MIG/MAG-lassen
61
62
Begrenzing tegen vermogenslimiet
NL
Veiligheidsfunc­tie
"Begrenzing tegen de vermogenslimiet" is een veiligheidsfunctie voor het MIG/ MAG-lassen. Deze functie maakt werking van de stroombron tegen de vermogen­slimiet mogelijk terwijl de procesveiligheid toch gehandhaafd blijft.
Een doorslaggevende parameter voor de lasvermogenslimiet is de draadsnelheid. Is deze te hoog, dan wordt de lichtboog steeds korter en dreigt deze uit te gaan. Om het uitgaan van de lichtboog te voorkomen, wordt het lasvermogen verlaagd.
In de geselecteerde modus "MIG/MAG-standaard-synergisch lassen" of "MIG/ MAG-puls-synergisch-lassen" knippert het symbool voor de parameter "Draad­snelheid" zodra de veiligheidsfunctie wordt geactiveerd. Het knipperen duurt tot de volgende lasstart of tot de volgende parameterwijziging.
Wordt bijvoorbeeld de parameter "Draadsnelheid" geselecteerd, dan vindt weer­gave van de overeenkomstig gereduceerde waarde voor de draadsnelheid plaats.
63
MIG/MAG-bedrijfscycli
Algemeen
Symbolen en toelichting
GEVAAR!
Onjuiste bediening kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik de beschreven functies pas nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is
gelezen en begrepen. Gebruik de beschreven functies pas nadat alle gebruiksaanwijzingen van de
systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen.
De gegevens over de betekenis, instelling, instelbereiken en eenheden van de be­schikbare parameters (bijvoorbeeld GPr) vindt u in het hoofdstuk "Setup-instel­lingen".
Toortsknop indrukken | toortsknop vasthouden | toortsknop loslaten
GPr Voorstroomtijd gas
I-S Startstroom
kan afhankelijk van de toepassing worden verhoogd of verlaagd
SL Slope
continue daling van de startstroom naar de lasstroom en van de lasstroom naar de eindkraterstroom
I Lasstroomfase
gelijkmatige temperatuurinbreng in het door voorlopende warmte verhitte materiaal
I-E Eindstroom
voor het opvullen van de eindkrater
GPo Nastroomtijd gas
SPt Puntlastijd / interval-lastijd
SPb Interval-pauzetijd
64
2-taktbedrijf
t
I
+
I
GPr
GPo
t
I
+
I
GPr GPo
+
De bedrijfsmodus "2-taktbedrijf" is geschikt voor
Deelwerk
-
Korte lasnaden
-
Automatische en robotwerking
-
NL
4-taktbedrijf
De bedrijfsmodus "4-taktbedrijf" is voor langere lasnaden geschikt.
65
Speciaal 2-takt-
GPr
GPo
I
I-S
SLt-S t-ESL
I-E
+
t
I
+ +
I
I-S I-E
GPr SL SL
GPo
bedrijf
De bedrijfscyclus "speciaal 2-taktbedrijf" is in het bijzonder geschikt voor het las­sen met hogere capaciteit. In de speciale bedrijfscyclus 2-taktbedrijf start de lichtboog met geringe capaciteit, wat een eenvoudigere stabilisering van de licht­boog tot gevolg heeft.
Speciaal 4-takt­bedrijf
Speciaal 2-taktbedrijf activeren:
Bedrijfsmodus 2-taktbedrijf selecteren
1
In het Setup-menu de parameters t-S (Startstroomduur) en t-E (Eindstroom-
2
duur) op een waarde > 0 instellen
Het speciale 2-taktbedrijf is geactiveerd.
In het Setup-menu de parameters SL (Slope), I-S (Startstroom) en I-E (Eind-
3
stroom) instellen
66
De bedrijfsmodus "Speciaal 4-taktbedrijf" biedt in aanvulling op de voordelen van het 4-taktbedrijf instelmogelijkheden voor start- en eindstroom.
Puntlassen
I
+
I
GPr GPoSPt
t
< SPt
GPr SPt SPtSPb
GPo
I I
+
NL
De bedrijfsmodus "Puntlassen" is met name geschikt voor lasverbindingen op overlappende platen.
U begint door de brandertoets in te drukken en los te laten - voorstroomtijd gas Gpr - lasstroomfase gedurende puntlastijd Spt - nastroomtijd gas GPo.
Wanneer voor het einde van de puntlastijd (< SPt) de brandertoets opnieuw wordt ingedrukt, wordt het proces direct afgebroken.
2-takt-interval­lassen
2-takt-intervallassen
De bedrijfsmodus "2-takt-intervallassen" is geschikt voor korte lasnaden op dun­ne platen en voorkomt dat het grondmateriaal doorbrandt.
67
4-takt-interval-
I
I
GPr SPt SPtSPb
GPo
+
+
lassen
4-takt-intervallassen
De bedrijfsmodus "4-takt-intervallassen" is geschikt voor langere lasnaden op dunne platen en voorkomt dat het grondmateriaal doorbrandt.
68
MIG/MAG-lassen
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Voorbereiding
Overzicht MIG/MAG-lassen bestaat uit de volgende rubrieken:
De waterslangen van de lasbrander aan de bijbehorende steekaansluitingen
1
op de draadtoevoer verbinden (bij gebruik van koelapparaat en watergekoelde lasbrander)
De netstekker in het stopcontact steken
2
Netschakelaar in stand - I - zetten:
3
alle weergaven op het bedieningspaneel lichten kort op
-
indien aanwezig: Koelapparaat begint te werken
-
BELANGRIJK! De veiligheidsvoorschriften en de bedrijfsvoorwaarden in de be­dieningshandleiding van het koelapparaat in acht nemen.
MIG/MAG-synergisch-lassen
-
MIG/MAG-standaard-handmatig-lassen
-
Puntlassen en interval-lassen
-
69
MIG/MAG synergisch lassen
MIG/MAG-syn­ergisch-lassen
Met de toets Materiaalsoort het gebruikte toevoegmateriaal kiezen.
1
Met de toets Draaddiameter de diameter van de gebruikte draadelektrode
2
kiezen.
Met de toets Beschermgas het gebruikte beschermgas kiezen.
3
De toewijzing van stand SP vindt u in de lasprogrammatabellen in de bijlage.
Met de toets Procedure de gewenste lasprocedure kiezen:
4
MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen
MIG/MAG-puls-synergisch-lassen
Met de toets Bedrijfsmodus de gewenste MIG/MAG-bedrijfsmodus kiezen:
5
2-taktbedrijf
4-taktbedrijf
Speciaal 4-taktbedrijf
BELANGRIJK! Parameters die op een bedieningspaneel van een systeemonder­deel worden ingesteld, zoals afstandsbediening of draadtoevoer, kunnen onder voorwaarden niet op het bedieningspaneel van de stroombron worden gewijzigd.
70
Met de toets Parameterkeuze de gewenste lasparameters kiezen waarmee
6
het lasvermogen moet worden bepaald:
Plaatdikte
Lasstroom
Draadsnelheid
Lasspanning
Stel met behulp van het stelwiel de betreffende lasparameter in.
7
De waarde van de parameter wordt op het daarvoor geschikte digitale scherm getoond.
NL
De parameters plaatdikte, lasstroom, draadsnelheid en lasspanning zijn recht­streeks met elkaar verbonden. Het is voldoende om een van de parameters te wij­zigen, aangezien de rest van de parameters daar meteen op worden afgestemd.
In beginsel blijven alle met behulp van het stelwiel ingestelde parameterwaarden tot de volgende wijziging opgeslagen. Dat geldt ook als de stroombron tussen­tijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt. Voor het weergeven van de wer­kelijke lasstroom tijdens het lasproces de parameter Lasstroom kiezen.
Gasflesventiel openen
8
Hoeveelheid beschermgas instellen:
9
Toets Gascontrole aantippen
-
De stelschroef aan de onderkant van de drukverminderaar aandraaien
-
totdat de manometer de gewenste gashoeveelheid aangeeft Toets Gascontrole opnieuw aantippen
-
VOORZICHTIG!
Risico op lichamelijk letsel en materiële schade door elektrische schok en vrij­komende draadelektrode.
Bij het indrukken van de brandertoets:
de lasbrander van gezicht en lichaam weghouden
een geschikte veiligheidsbril gebruiken
de lasbrander niet op personen richten
erop letten dat de draadelektrode geen elektrisch geleidende of geaarde de-
len raakt (zoals behuizingen enz.)
brandertoets indrukken en met de laswerkzaamheid beginnen
10
71
Correcties bij de laswerkzaamhe­den
Met de parameters Lengtecorrectie lichtboog en Dynamiek kan het lasresultaat verder geoptimaliseerd worden.
Lengtecorrectie lichtboog:
- = kortere lichtbogen, verlaging lasspanning
0 = neutrale lichtboog + = langere lichtboog, verhoging lasspanning
Puls / Dynamiekcorrectie
voor traploze correctie van de druppelverwijderingsenergie bij MIG/MAG-puls­synergisch-lassen
- minder druppelverwijderingskracht
0 neutrale druppelverwijderingskracht + verhoogde druppelverwijderingskracht
voor het beïnvloeden van de kortsluitdynamiek op het moment van de druppel­overgang bij MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen
- = harde en stabiele lichtboog
0 = neutrale lichtboog + = zwakke en spatarme lichtboog
SynchroPuls­lassen
SynchroPuls wordt aanbevolen voor lasverbindingen met aluminiumlegeringen, waarbij de lasnaden een geschubd uiterlijk moeten krijgen. Dit effect wordt be­reikt met een lasvermogen dat tussen twee werkpunten wisselt.
De twee werkpunten vloeien voort uit een positieve en negatieve wijziging van het lasvermogen, rond een in het Setup-menu in te stellen waarde dFd (snelheid draadtoevoer: 0,0 - 3,0 m/min of 0.0 - 118,1 ipm).
Verdere parameters voor SynchroPuls:
Frequentie F van de werkpuntwissel (in te stellen in het Setup-menu)
-
Lichtbooglengtecorrectie voor het onderste werkpunt (in te stellen bij de pa-
-
rameter lichtbooglengtecorrectie op het bedieningspaneel) Lichtboog-lengtecorrectie voor het bovenste werkpunt (in te stellen in het
-
Setup-menu, parameter Al.2)
Om SynchroPuls te activeren moet in het Setup-menu Procedure minstens de waarde van de parameter F (frequentie) van OFF (UIT) naar een grootte in het gebied van 0,5 tot 5 Hz worden gewijzigd.
OPMERKING!
Bij het kiezen van de procedure Standaard-handmatig lassen wordt de Syn­chroPuls niet ondersteund.
72
Werkingswijze van SynchroPuls bij gebruik van de bedrijfsmodus "speciale 4-
I v
D
Al.2
LSLS
+ +
dFd
1/F
v
I-S
dFd
t
I-E
stap"
I-S = Startstroomfase, SL = Slope, I-E = Eindkraterfase, v = Draadsnelheid
Functionering SynchroPuls
NL
73
MIG/MAG - standaard handmatig lassen
Algemeen De procedure MIG/MAG standaard-handmatig lassen is een MIG/MAG lasproce-
dure zonder Synergic-functie. De verandering van een parameter heeft geen automatische aanpassing van de overige parameters tot gevolg. Alle veranderlijke parameters dienen overeenkom­stig de eisen van het lasproces apart te worden ingesteld.
Ter beschikking staande parame­ters
Bij MIG/MAG handmatig lassen staan de volgende parameters tot uw beschik­king:
Draadsnelheid
1 m/min (39,37 ipm.) - maximale draadsnelheid, bijv. 25 m/min (984,25 ipm)
Lasspanning
TSt 4000 Pulse: 15,5 - 31,5 V TSt 5000 Pulse: 14,5 - 39 V
Dynamiek
om de kortsluitdynamiek te beïnvloeden op het moment van de druppelovergang
Lasstroom
alleen als weergave van de werkelijke waarde
MIG/MAG-stan­daard-handma­tig-lassen
74
Met de toets Procedure de gewenste lasprocedure kiezen:
1
MIG/MAG-standaard-handmatig-lassen
Met de toets Bedrijfsmodus de gewenste MIG/MAG-bedrijfsmodus kiezen:
2
2-taktbedrijf
4-taktbedrijf
De bedrijfsmodus Speciaal 4-taktbedrijf komt bij MIG/MAG-standaard-handma­tig-lassen overeen met het traditionele 4-taktbedrijf.
BELANGRIJK! Parameters die op een bedieningspaneel van een systeemonder­deel worden ingesteld, zoals afstandsbediening of draadtoevoer, kunnen onder voorwaarden niet op het bedieningspaneel van de stroombron worden gewijzigd.
Met de toets Parameterkeuze de parameter Draadsnelheid kiezen
3
Draadsnelheid met het stelwiel op de gewenste waarde instellen
4
Met de toets Parameterkeuze de parameter Lasspanning kiezen
5
Lasspanning met het stelwiel op de gewenste waarde instellen
6
De waarden van de parameters worden op het daarvoor geschikte digitale scherm getoond.
In beginsel blijven alle met behulp van het stelwiel ingestelde parameterwaarden tot de volgende wijziging opgeslagen. Dat geldt ook als de stroombron tussen­tijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt. Voor het weergeven van de wer­kelijke lasstroom tijdens het lasproces de parameter Lasstroom kiezen.
Voor de indicatie van de werkelijke lasstroom tijdens de laswerkzaamheid:
Met de toets Parameterkeuze de parameter Lasstroom kiezen
-
De werkelijke lasstroom wordt tijdens het lassen op het digitale scherm ge-
-
toond.
Gasflesventiel openen
7
De hoeveelheid beschermgas instellen:
8
Toets Gascontrole aantippen
-
De stelschroef aan de onderkant van de drukverminderaar aandraaien
-
totdat de manometer de gewenste gashoeveelheid aangeeft Toets Gascontrole opnieuw aantippen
-
NL
Correcties bij de laswerkzaamhe­den
VOORZICHTIG!
Risico op lichamelijk letsel en materiële schade door elektrische schok en vrij­komende draadelektrode.
Bij het indrukken van de brandertoets:
de lasbrander van gezicht en lichaam weghouden
een geschikte veiligheidsbril gebruiken
de lasbrander niet op personen richten
erop letten dat de draadelektrode geen elektrisch geleidende of geaarde de-
len raakt (zoals behuizingen enz.)
brandertoets indrukken en met de laswerkzaamheid beginnen
9
Om een optimaal lasresultaat te bereiken kan in veel gevallen de parameter Dy­namiek worden ingesteld.
Door middel van de toets Parameterkeuze de parameter Dynamiek kiezen
1
De dynamiek met het stelwiel op de gewenste waarde instellen
2
De waarde van de parameter verschijnt in het erboven geplaatste digitale venster.
75
Puntlassen en interval-lassen
Algemeen De bedrijfsmodi Puntlassen en Interval-lassen zijn MIG/MAG-lasprocessen. De
bedrijfsmodi Puntlassen en Interval-lassen kunnen op het bedieningspaneel wor­den geactiveerd.
Puntlassen wordt toegepast op unilateraal toegankelijke lasverbindingen op over­lappende platen.
Intervallassen wordt toegepast op dunne platen. Aangezien de draadelektrode niet continu wordt toegevoerd, kan het smeltbad afkoelen tijdens de intervalpauzetijden. Een lokale oververhitting en als resultaat een doorbranden van het basismateriaal kan grotendeels worden vermeden.
Puntlassen
In het Setup-menu de puntlastijd / intervallastijd SPt instellen
1
BELANGRIJK! Voor puntlassen moet de intervalpauzetijd SPb = OFF (UIT)
zijn ingesteld.
Alleen bij synergisch lassen:
2
Met de overeenkomstige toetsen het gebruikte toevoegmateriaal, de draaddi­ameter en het beschermgas selecteren
De gewenste lasmethode kiezen:
3
MIG/MAG-standaard-handmatig-lassen
MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen
MIG/MAG-puls-synergisch-lassen
76
De bedrijfsmodus Puntlassen / Interval-lassen selecteren:
4
Puntlassen / Interval-lassen Op het bedieningspaneel brandt de weergave Puntlassen / Interval-lassen (SF)
Afhankelijk van het gekozen lasproces de gewenste lasparameters selecteren
5
en met behulp van het stelwiel instellen
Gasflesventiel openen
6
De hoeveelheid beschermgas instellen
7
VOORZICHTIG!
Intervallassen
Risico op lichamelijk letsel en materiële schade door elektrische schok en vrij­komende draadelektrode.
Bij het indrukken van de brandertoets:
de lasbrander van gezicht en lichaam weghouden
een geschikte veiligheidsbril gebruiken
de lasbrander niet op personen richten
erop letten dat de draadelektrode geen elektrisch geleidende of geaarde de-
len raakt (zoals behuizingen enz.)
Puntlassen
8
Handelwijze bij het vervaardigen van een laspunt:
Lasbrander verticaal houden
1
Brandertoets indrukken en loslaten
2
Positie van de lasbrander handhaven
3
Nastroomtijd gas afwachten
4
Lasbrander optillen
5
Intervalpauzetijd SPb in het Setup-menu instellen
1
NL
Intervallassen is geactiveerd. De parameter Int (Interval) wordt in het Setup-menu weergegeven.
In het Setup-menu bij parameter Int de bedrijfsmodus voor Intervallassen
2
vastleggen (2T / 4T)
In het Setup-menu de puntlastijd/intervallastijd SPt instellen
3
Alleen bij synergisch lassen:
4
Met de overeenkomstige toetsen het gebruikte toevoegmateriaal, de draaddi­ameter en het beschermgas selecteren
De gewenste lasmethode kiezen:
5
MIG/MAG-standaard-handmatig-lassen
MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen
MIG/MAG-puls-synergisch-lassen
77
De bedrijfsmodus Puntlassen / Interval-lassen selecteren:
6
Puntlassen / Interval-lassen Op het bedieningspaneel brandt de weergave Puntlassen / Interval-lassen (SF).
Afhankelijk van het gekozen lasproces de gewenste lasparameters selecteren
7
en met behulp van het stelwiel instellen
Gasflesventiel openen
8
De hoeveelheid beschermgas instellen
9
VOORZICHTIG!
Risico op lichamelijk letsel en materiële schade door elektrische schok en vrij­komende draadelektrode.
Bij het indrukken van de brandertoets:
de lasbrander van gezicht en lichaam weghouden
een geschikte veiligheidsbril gebruiken
de lasbrander niet op personen richten
erop letten dat de draadelektrode geen elektrisch geleidende of geaarde de-
len raakt (zoals behuizingen enz.)
Intervallassen
10
Handelwijze voor interval-lassen:
Lasbrander verticaal houden
1
Naargelang de bij parameter Int ingestelde intervalbedrijfsmodus:
2
brandertoets ingedrukt houden (2-taktbedrijf) brandertoets indrukken en loslaten (4-taktbedrijf)
Positie van de lasbrander handhaven
3
Lasinterval afwachten
4
Lasbrander naar het volgende punt positioneren
5
Om het intervallassen te beëindigen, naargelang de bij parameter Int inge-
6
stelde intervalbedrijfsmodus: brandertoets loslaten (2-taktbedrijf) brandertoets indrukken en loslaten (4-taktbedrijf)
Nastroomtijd gas afwachten
7
Lasbrander optillen
8
78
EasyJob-bedrijf
Algemeen De geheugentoetsen maken het opslaan tot maximaal 5 EasyJob-werkpunten
mogelijk. Op elk werkpunt zijn de betreffende instellingen op het bedieningspa­neel van toepassing.
EasyJobs kunnen voor elke lasprocedure worden opgeslagen.
BELANGRIJK! Er worden geen setup-parameters mee opgeslagen.
NL
EasyJob-werk­punten opslaan
EasyJob-werk­punten opvragen
EasyJob-werk­punten wissen
Voor het opslaan van de actuele instellingen op het bedieningspa-
1
neel, één van de geheugentoetsen ingedrukt houden, bijv.:
De linkerweergave geeft "Pro" weer
-
Na korte tijd wordt de linkerweergave teruggezet naar de oor-
-
spronkelijke waarde
Geheugentoets loslaten
2
Voor het oproepen van de opgeslagen instellingen, de betreffende
1
geheugentoets kort indrukken, bijv.:
Het bedieningspaneel toont de opgeslagen instellingen
-
Voor het wissen van de geheugeninhoud van een geheugentoets,
1
de betreffende geheugentoets ingedrukt houden, bijvoorbeeld:
De linkerweergave geeft "Pro" weer.
-
Na korte tijd wordt de linkerweergave teruggezet naar de oor-
-
spronkelijke waarde
Geheugentoets weer ingedrukt houden
2
De linker aanduiding geeft "CLr" weer.
-
Na korte tijd geven beide weergaven "---" weer
-
Geheugentoets loslaten
3
79
EasyJob-werk­punten op la­stoorts Up/Down (Omhoog/ Omlaag) opvra­gen
Voor het opvragen van de opgeslagen instellingen met lastoorts Up/Down (Om­hoog/Omlaag) moet een van de geheugentoetsen op het bedieningspaneel wor­den ingedrukt.
Een van de geheugentoetsen op het bedieningspaneel indrukken, bijv.:
1
Het bedieningspaneel toont de opgeslagen instellingen.
Nu kunnen met de toetsen op de lastoorts Up/Down (Omhoog/Omlaag) geheu­gentoetsen worden geselecteerd. Ongebruikte geheugentoetsen worden hierbij overgeslagen.
Naast het oplichten van het geheugentoetsnummer, wordt het nummer direct op de lastoorts Up/Down (Omhoog/Omlaag) weergegeven:
Weergave op lastoorts Up/Down (Om­hoog/Omlaag)
EasyJob-werkpunt op het bedienings­paneel
80
Elektrodelassen, gutsen
81
82
Elektrode lassen
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Voorbereiding
Netschakelaar in stand - O - zetten
1
Netstekker uit het stopcontact halen
2
Op de stroombron alle kabels naar de draadtoevoer demonteren
3
BELANGRIJK! Informatie over of de staafelektroden op (+) of op (-) moeten
worden gelast, vindt u op de verpakking van de staafelektroden.
Aardkabel al naargelang elektrodetype in de (-)-stroombus of in de (+)-
4
stroombus steken en vergrendelen
Met het andere uiteinde van de aardkabel verbinding maken met het werk-
5
stuk
Bajonet-stroomstekker van de elektrodehoudende kabel al naargelang elek-
6
trodetype in de vrije stroombus met tegenovergestelde polariteit steken en door middel van naar rechts draaien vergrendelen
Netstekker in het stopcontact steken
7
83
Elektrodelassen
VOORZICHTIG!
Gevaar van letsel en materiële schade door elektrische schok.
Zodra de schakelaar in de I-stand staat, staat de staafelektrode in de elektrode­houder onder spanning.
Erop letten dat de staafelektrode geen personen of elektrisch geleidende
dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
Netschakelaar in stand -I- zetten: alle weergaven op het bedieningspaneel
1
lichten kort op
Met de toets Procedure de procedure Elektrodelassen kiezen:
2
De lasspanning wordt met een vertraging van 3 s op de lasbus geschakeld.
Als de procedure elektrode lassen gekozen is, wordt een eventueel aanwezig koelapparaat automatisch uitgeschakeld. Het is niet mogelijk om dit in te schakelen.
BELANGRIJK! Parameters die op een bedieningspaneel van een systeemonder­deel worden ingesteld, zoals afstandsbediening of draadtoevoer, kunnen onder voorwaarden niet op het bedieningspaneel van de stroombron worden gewijzigd.
Met de toets Parameterkeuze de parameter Stroomsterkte kiezen.
3
Met het stelwiel de gewenste stroomsterkte instellen.
4
De waarde van de stroomsterkte wordt op het linker digitale scherm getoond.
In principe blijven alle met het stelwiel ingestelde gewenste parameterwaar­den tot de volgende wijziging opgeslagen. Dat geldt ook als de stroombron tussentijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt.
Met lassen beginnen
5
Voor de indicatie van de werkelijke lasstroom tijdens de laswerkzaamheid:
Met de toets Parameterkeuze de parameter Lasstroom kiezen
-
De werkelijke lasstroom wordt tijdens het lassen op het digitale scherm ge-
-
toond.
84
Correcties bij de laswerkzaamhe­den
Om een optimaal lasresultaat te bereiken kan in veel gevallen de parameter Dy­namiek worden ingesteld.
Door middel van de toets Parameterkeuze de parameter Dynamiek kiezen
1
De dynamiek met het stelwiel op de gewenste waarde instellen
2
De waarde van de parameter verschijnt in het erboven geplaatste digitale venster.
Beïnvloeden van de kortsluitdynamiek op het moment van de druppelovergang:
- = harde en stabiele lichtboog
0 = neutrale lichtboog + = zwakke en spatarme lichtboog
NL
85
Functie HotStart Om een optimaal lasresultaat te bereiken, kan in veel gevallen de functie
I (A)
300
200
HCU
I
H
HCU > I
H
t (s)
0,5
1
1,5
Hti
HotStart worden ingesteld.
Voordelen
Verbetering van de ontstekingseigenschappen, ook bij elektroden met slech-
-
te ontstekingseigenschappen Beter opsmelten van het grondmateriaal in de startfase, daardoor minder
-
koude plekken Vergaande vermijding van slakinsluitingen
-
De instelling van de beschikbare parameter wordt beschreven in het deel "Setup­instellingen", "Setup-menu - niveau 2".
Legenda
Hti Hot-current time = Hotstroom-
tijd, 0 - 2 s, fabrieksinstelling 0,5 s
HCU HotStart-current = HotStart-
stroom, 100 - 200 %, fabrieksinstelling 150 %
Functie Anti­Stick
I
Hoofdstroom = ingestelde las-
H
stroom
Werkingswijze
Tijdens de ingestelde Hotstroom-tijd (Hti) wordt de lasstroom naar een be­paalde waarde verhoogd. Deze waarde (HCU) is hoger dan de ingestelde las­stroom (IH).
Bij een korter wordende vlamboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafe­lektrode ertoe neigt vast te kleven. Daarnaast kan de staafelektrode uitgloeien.
Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom met­een uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het lassen zonder problemen worden voortgezet.
De functie Anti-Stick (Ast) kan in het Setup-menu bij de Setup-parameters voor het elektrodelassen worden geactiveerd en gedeactiveerd.
86
Gutsen
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Voorbereiding BELANGRIJK! Voor het gutsen is een aardekabel met een diameter van 120 mm²
vereist.
Netschakelaar in stand - O - zetten
1
Netstekker uit het stopcontact halen
2
MIG/MAG-lastoorts demonteren
3
Aardekabel in de (-)-stroombus steken en vergrendelen
4
Met het andere uiteinde van de aardkabel verbinding maken met het werk-
5
stuk
Bajonet-stroomstekker van de gutstoorts in de (+)-stroombus steken en door
6
middel van draaien naar rechts vergrendelen
Persluchtaansluiting van de gutstoorts op de persluchtvoorziening aansluiten
7
Werkdruk: 5 - 7 bar (constant)
Koolstofelektrode zo aanbrengen dat de punt van de elektrode ca. 100 mm
8
uit de gutstoorts steekt; de luchtuitstroomopeningen van de gutstoorts mogen zich niet aan de onder­zijde bevinden
Netstekker in het stopcontact steken
9
87
Gutsen
VOORZICHTIG!
Gevaar van letsel en materiële schade door elektrische schok.
Zodra de schakelaar in de I-stand staat, staat de elektrode in de gutstoorts on­der spanning.
Let erop dat de elektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel
geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.)
VOORZICHTIG!
Risico op lichamelijk letsel door harde geluiden.
Tijdens het gutsen moet gehoorbescherming worden gedragen!
Netschakelaar in stand -I- zetten: alle weergaven op het bedieningspaneel
1
lichten kort op.
Met de toets Procedure de procedure Elektrodelassen kiezen:
2
De lasspanning wordt met een vertraging van 3 s op de lasbus geschakeld.
Als de procedure elektrode lassen gekozen is, wordt een eventueel aanwezig koelapparaat automatisch uitgeschakeld. Het is niet mogelijk om dit in te schakelen.
BELANGRIJK! Parameters die op een bedieningspaneel van een systeemonder­deel worden ingesteld, zoals afstandsbediening of draadtoevoer, kunnen onder voorwaarden niet op het bedieningspaneel van de stroombron worden gewijzigd.
In het Setup-menu voor elektrodelassen de parameter AAG op "on" instellen;
3
Voor het openen van het Setup-menu zie pagina 99.
OPMERKING!
Instellingen van de afscheurspanning en de startstroomtijd worden genegeerd.
Het Setup-menu voor elektrodelassen sluiten
4
Met de toets Parameterkeuze de parameter Stroomsterkte kiezen.
5
Met het instelwiel de hoofdstroom afhankelijk van de elektrodediameter en
6
conform de aanwijzingen op de verpakking van de elektrode instellen
De waarde van de stroomsterkte wordt op het linker digitale scherm getoond.
OPMERKING!
Bij hogere stroomsterktes moet de gutstoorts met twee handen worden vastge­houden!
Geschikte lashelm gebruiken.
88
Persluchtventiel op greep van gutstoorts openen
7
Bewerkingsproces inleiden
8
De hoek van de koolstofelektrode en de voegsnelheid bepalen de diepte van een voeg.
De parameters voor het gutsen zijn hetzelfde als de lasparameters voor het elek­trodelassen, zie pagina 103.
NL
89
90
Easy Documentation
91
92
Algemeen
Algemeen Als op de stroombron de optie Easy Documentation beschikbaar is, kunnen de
belangrijkste lasgegevens van elke lasbeurt worden meegedocumenteerd en als CSV-bestand op een USB-stick worden opgeslagen. Samen met de lasgegevens wordt een Fronius-handtekening opgeslagen waar­mee de echtheid van de gegevens kan worden gecontroleerd en gewaarborgd.
Easy Documentation kan worden geactiveerd/gedeactiveerd door de meegelever­de Fronius-USB-stick met FAT32-formattering aan de achterzijde van de stroom­bron te plaatsen/verwijderen.
BELANGRIJK! Om de lasgegevens te kunnen documenteren, moeten de datum en tijd juist zijn ingesteld.
NL
Gedocumenteer­de lasgegevens
De volgende gegevens worden gedocumenteerd:
Apparaattype Bestandsnaam Artikelnummer Serienummer Firmwareversie van stroombron Firmware van Print DOCMAG (Easy Documentation) Documentversie https://www.easydocu.weldcube.com (onder deze link kunt u een PDF-rapport van geselecteerde lasgegevens genereren)
Nr. Teller
start zodra USB-stick wordt geplaatst; Als de stroombron wordt uit- en ingeschakeld gaat de teller verder bij het laatste lasnaadnummer. Bij elke 1000 lasbeurten wordt een nieuw CSV-bestand aange­maakt.
Date Datum yyyy-mm-dd
Time Tijd hh:mm:ss
op het moment dat de stroom wordt ingeschakeld
Duration Duur in [s]
vanaf het moment dat de stroom wordt ingeschakeld tot het mo­ment dat de stroom wordt uitgeschakeld (stroomsignaal)
I Lasstroom * in [A]
U Lasspanning * in [V]
vd Draadsnelheid * in [m/min]
wfs Draadsnelheid * in [ipm]
IP Vermogen * uit huidige waarden in [W]
IE Energie uit huidige waarden in [kJ]
gedurende gehele lasbeurt
I-Mot Motorstroom * in [A]
Synid Karakteristiekennummer
steeds per lasbeurt
93
Job EasyJob-nummer
per lasnaad
Process Lasprocedure
Mode Bedrijfsmodus
Status PASS: normaal lassen
IGN: Lassen tijdens ontstekingsfase afgebroken Err | xxx: Lassen vanwege een fout afgebroken; de betreffende ser­vicecode wordt gedocumenteerd
Interval Lasnaadnummer bij bedrijfsmodus "Interval"
Signatu-reHandtekening per lasnaadnummer
* steeds vanaf de hoofdprocesfase;
als het lassen in de ontstekingsfase wordt afgebroken wordt het gemiddelde in de ontstekingsfase opgeslagen en wordt gemeld dat de hoofdprocesfase is bereikt
De lasgegevens worden steeds als gemiddelden in de hoofdprocesfase en per las­beurt gedocumenteerd.
Nieuw CSV-be­stand
PDF-rapport / Fronius-handte­kening
Er wordt een nieuw CSV-bestand gegenereerd:
als de USB-stick wordt verwijderd en weer wordt geplaatst terwijl de stroom-
-
bron is ingeschakeld, als de datum en tijd worden gewijzigd,
-
vanaf 1000 lasbeurten,
-
bij een firmware-update,
-
als de USB-stick wordt verwijderd en weer wordt geplaatst bij een andere
-
stroombron (= wijziging van serienummer).
Onder de link hiernaast ...
kan een PDF-rapport van de geselecteerde lasgegevens
-
worden gegenereerd, kan aan de hand van de met de lasgegevens uitgelezen Fro-
-
nius-handtekening de echtheid van de gegevens worden gecontroleerd en gewaarborgd.
https://easydocu.weldcube.com
94
Easy Documentation activeren/deactiveren
1
USB 3.1
FAT32
1
+
...
+
...
NL
Easy Documen­tation activeren
Op het display van de stroombron wordt het volgende weergegeven:
Easy Documentation is geactiveerd.
doc | on wordt ook weergegeven als de stroombron wordt uit- en ingeschakeld terwijl de USB-stick is geplaatst.
Easy Documentation blijft geactiveerd.
USB-stick plaatsen
Displayweergave bevestigen door op pijltoets te drukken
2
Datum en tijd instellen
3
Datum en tijd in-
De datum en tijd worden op het tweede niveau van het Service-menu ingesteld.
stellen
1
De eerste parameter in het Service­menu wordt weergegeven.
2
Met het instelwiel links de setup-para­meter "2nd" selecteren
3
De eerste parameter op het tweede ni­veau van het Service-menu wordt ge­toond.
4
Met het instelwiel links de setup-para­meter "yEA" (jaar) selecteren
95
5
OPMERKING!
Als de stroombron via de Setup-parameter FAC op fabrieksinstelling wordt te­ruggezet, blijven de datum en tijd opgeslagen.
Datum en tijd instellen:
linker stelwiel:
-
parameter kiezen rechter stelwiel:
-
waarden wijzigen
Instelbereiken:
yEA Jaar (20yy; 0 - 99) Mon Maand (mm; 1 - 12) dAY Dag (dd; 1 - 31) Hou Uur (hh; 0 - 24) Min Minuten (mm; 0 - 59)
Easy Documen­tation deactive­ren
VOORZICHTIG!
Als de USB-stick voortijdig wordt verwijderd, bestaat het gevaar dat gegevens verloren gaan of worden beschadigd.
De USB-stick mag pas ca. 10 seconden na het einde van de laatste lasbeurt
worden verwijderd om er zeker van te zijn dat de gegevens juist zijn overge­dragen.
USB-stick uit stroombron verwijderen
1
Op het display van de stroombron wordt het volgende weergegeven:
Easy Documentation is gedeactiveerd.
Displayweergave bevestigen door op pijltoets te drukken
2
96
Instellingen setup
97
98
Set-upmenu
MANUAL STD SYNERGI C PULSE SYNER GIC
MANUAL STD SYNERGI C PULSE SYNER GIC
2T 4T
+
+
MANUAL STD SYNERGI C PULSE SYNER GIC
2T 4T
+
+
Algemeen Het Setup-menu geeft eenvoudig toegang tot de expertise in de stroombron en
tot extra functies. In het Setup-menu is het mogelijk om de parameters eenvou­dig aan te passen bij de verschillende taken.
Bediening Het openen van het setup-menu wordt beschreven met behulp van de lasproce-
dure MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen. Bij de andere lasprocedures werkt het openen hetzelfde.
Het Setup-menu openen
NL
1
2
Parameters wijzigen
1
Het Setup-menu verlaten
1
Met behulp van de toets Procedure de procedure "MIG/MAG-standaard-syn­ergisch-lassen" kiezen
Het bedieningspaneel bevindt zich nu in het Setup-menu van de procedure "MIG/MAG-standaard-synergisch-las­sen"; de laatst gekozen Setup-parame­ter wordt getoond.
Met het stelwiel links de gewenste setup-parameter selecteren
Met het stelwiel rechts de waarde van de setup-parameter wijzigen
99
Setup-parame­ter voor het MIG/MAG-syn­ergisch-lassen
De informatie "min" en "max" wordt bij instelbereiken gebruikt die, afhankelijk van de stroombron, het lasprogramma enz. verschillend zijn.
GPr Voorstroomtijd gas
Eenheid: s Instelbereik: 0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0,1
GPo Nastroomtijd gas
Eenheid: s Instelbereik: 0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0,5
SL Slope (voor speciaal 2-taktbedrijf en speciaal 4-taktbedrijf)
Eenheid: s Instelbereik: 0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0,1
I-S Startstroom (voor speciaal 2-taktbedrijf en speciaal 4-taktbedrijf)
Eenheid: % (van lasstroom) Instelbereik: 0 - 200 Fabrieksinstelling: 100
I-E Eindstroom (voor speciaal 2-taktbedrijf en speciaal 4-taktbedrijf)
Eenheid: % (van lasstroom) Instelbereik: 0 - 200 Fabrieksinstelling: 50
t-S Startstroomduur (alleen bij speciaal 2-taktbedrijf)
Eenheid: s Instelbereik: 0,0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0,0
t-E Eindstroomduur (alleen bij speciaal 2-taktbedrijf)
Eenheid: s Instelbereik: 0,0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0,0
Fdi Draadinvoersnelheid
Eenheid: m/min (ipm.) Instelbereik: 1 - max. (39,37 - max.) Fabrieksinstelling: 10 (393,7)
bbc Terugbrandingseffect
Terugbrandingseffect door draad die na het lassen wordt teruggetrokken Nadat de lasstroom is uitgeschakeld, wordt de draadelektrode met 7,5 m/min voor de duur van de ingestelde bbc-waarde teruggetrokken.
Eenheid: s Instelbereik: 0 - 0,2 Fabrieksinstelling: 0
100
Ito Draadlengte tot in werking treden veiligheidsuitschakeling
Eenheid: mm (inch) Instelbereik: OFF (UIT), 5 - 100 (OFF (UIT), 0,2 - 3,94) Fabrieksinstelling = OFF (UIT)
Loading...