Fronius TransSteel 3500 / 5000 Syn Operating Instruction [NL]

Operating instructions
TransSteel 3500 Syn TransSteel 5000 Syn
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0258,NL 017-04052022
Inhoudsopgave
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 7 Algemeen 7 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 8 Omgevingsvoorwaarden 8 Verplichtingen van de gebruiker 8 Verplichtingen van het personeel 9 Netaansluiting 9 Bescherming van uzelf en derden 9 Gevaar door schadelijke gassen en dampen 10 Gevaar door vonken 11 Gevaren door net- en lasstroom 11 Zwerfstromen 12 EMV-apparaatclassificaties 12 EMV-maatregelen 13 EMF-maatregelen 13 Bijzondere gevaren 14 Eisen aan het beschermgas 15 Gevaar door beschermgasflessen 15 Gevaar op uitstromend beschermgas 16 Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport 16 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 16 Inbedrijfname, onderhoud en reparatie 17 Veiligheidscontrole 17 Verwijdering 18 Veiligheidssymbolen 18 Gegevensbescherming 18 Auteursrecht 18
NL
Algemene informatie 19
Apparaatconcept 21 Werkingsprincipe 21 Toepassingsgebieden 21 Waarschuwingen op het apparaat 21
Lasprocedures, -processen en -karakteristieken voor het MIG/MAG-lassen 23
Algemeen 23 Laskarakteristieken 23 Korte beschrijving van het MIG/MAG standaard synergisch lassen 23 Korte beschrijving van gutsen (Arc Air Gouging) 23
Systeemonderdelen 25
Algemeen 25 Veiligheid 25 Overzicht 25
Opties 27
Algemeen 27 Automaat-interface 27 Aansluiting CO2 gasvoorverwarmer 27 Sleutelschakelaar 28 VRD: Veiligheidsfunctie 28 VRD: Veiligheidsprincipe 29
Bedieningselementen en aansluitingen 31
Algemeen 33 Veiligheid 33 Bedieningspaneel Synergic 34 Serviceparameters 37
3
Toetsenblokkering 38
Aansluitingen, schakelaars en mechanische componenten 39
Stroombron TSt 3500 / 5000 Syn 39
Installatie en ingebruikneming 41
Algemeen 43 MIG/MAG-lassen gasgekoeld 43 MIG/MAG-lassen watergekoeld 43 Elektrodelassen 43
Voor installatie en ingebruikneming 44
Veiligheid 44 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 44 Vereisten aan de installatielocatie 44 Netaansluiting 45
Netkabel aansluiten 46
Veiligheid 46 Algemeen 46 Voorgeschreven netkabel en trekontlastingen 46 Netkabel aansluiten 47 Trekontlasting Europa monteren 47 Trekontlasting Canada / VS monteren 48
Generatormodus 50
Algemeen 51 Informatie over systeemonderdelen 51 Systeemcomponenten opbouwen (overzicht) 51 Draadtoevoer op stroombron zetten 52 Trekontlasting van het verbindingsslangenpakket monteren 53 Verbindingsslangenpakket aansluiten 53 Gasfles aansluiten 54 Aardeverbinding maken 55 MIG/MAG-lastoorts aansluiten 56 Aandrijfrollen inzetten / verwisselen 56 Draadspoel plaatsen 57 Korfspoel plaatsen 58 Draadelektrode laten inlopen 59 Contactdruk instellen 61 Rem instellen 62 Opbouw van de rem 63
Laswerkzaamheid 65
Veiligheidsfunctie 67
MIG/MAG-bedrijfscycli 68
Algemeen 68 Symbolen en toelichting 68 2-taktbedrijf 69 4-taktbedrijf 69 Speciaal 4-taktbedrijf 70 Puntlassen 70 2-takt-intervallassen 71 4-takt-intervallassen 71
Veiligheid 72 Voorbereiding 72 Overzicht 72
MIG/MAG - standaard synergisch lassen 73
MIG/MAG - standaard synergisch lassen 73 Correcties bij de laswerkzaamheden 74
4
MIG/MAG - standaard handmatig lassen 75
Algemeen 75 Ter beschikking staande parameters 75 MIG/MAG - standaard handmatig lassen 75 Correcties bij de laswerkzaamheden 76
Algemeen 77 Puntlassen 77 Intervallassen 78
Algemeen 80 EasyJob-werkpunten opslaan 80 EasyJob-werkpunten opvragen 80 EasyJob-werkpunten wissen 80 EasyJob-werkpunten op lastoorts Up/Down (Omhoog/Omlaag) opvragen 80
Veiligheid 82 Voorbereiding 82 Elektrodelassen 82 Correcties bij de laswerkzaamheden 83 Functie HotStart 84 Functie Anti-Stick 84
Veiligheid 85 Voorbereiding 85 Gutsen 86
NL
Easy Documentation 89
Algemeen 91 Gedocumenteerde lasgegevens 91 Nieuw CSV-bestand 92 PDF-rapport / Fronius-handtekening 92
Datum en tijd instellen 93 Easy Documentation deactiveren 93
Instellingen setup 95
Set-upmenu 97
Algemeen 97 Bediening 97 Setup-parameter voor het MIG/MAG standaard handmatig lassen 97 Setup-parameter voor het MIG/MAG standaard synergisch lassen 99 Setup-parameter voor elektrodelassen 100
Setup-menu - niveau 2 102
Bediening (Setup-menu niveau 2) 102 Parameters voor MIG/MAG-lassen in Setup-menu niveau 2 103 Parameter voor het elektrode lassen in Setup-menu niveau 2 105
Algemeen 106 Laskringweerstand vaststellen (MIG/MAG-lassen) 106
Laskring-inductiviteit L opvragen 108
Algemeen 108 Laskring-inductiviteit aangeven 108 Juiste ligging van de slangenpakketten 108
Storingen opheffen en onderhoud 109
Storingsdiagnose en storingen opheffen 111
Algemeen 111 Veiligheid 111 Storingsdiagnose 111
5
Weergegeven servicecodes 114 Weergegeven servicecodes in combinatie met OPT Easy Documentation 120
Algemeen 121 Veiligheid 121 Bij elke ingebruikname 121 Elke 2 maanden 121 Elke 6 maanden 122 Recycling 122
Annex 123
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen 125
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen 125 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen 125 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen 125
Technische gegevens 126
Speciale spanning 126 Verklaring van het begrip 'inschakelduur' 126 TSt 3500 Syn 127 TSt 3500 MV Syn 128 TSt 5000 Syn 129 TSt 5000 MV Syn 130 Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat 131
Lasprogrammatabellen 132
Lasprogrammatabellen TransSteel 3500 Syn - Euro 132 Lasprogrammatabellen TransSteel 5000 Syn - Euro 134 Lasprogrammatabellen TransSteel 3500 Syn - VS 136 Lasprogrammatabellen TransSteel 5000 Syn - VS 138 Lasprogrammatabellen TransSteel 3500 Yard 140 Lasprogrammatabellen TransSteel 5000 Yard 141
Insteltabellen 142
6
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
kennis van lassen hebben en
-
deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
-
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepe­lende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
7
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik over­eenkomstig de bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamhe­den bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoe­ling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van batterijen of accu's
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste re­sultaten.
Omgevingsvoor­waarden
Verplichtingen van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-
tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
-
Relatieve luchtvochtigheid:
tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-
tot 90% bij 20 °C (68 °F)
-
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handteke­ning hebben bevestigd voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
8
Verplichtingen van het perso­neel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aan­vang van de werkzaamheden:
de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie
-
na te leven deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Bescherming van uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-
voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-
schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk zijn gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-
verhoogde geluidsbelasting
-
schadelijke lasrook en -gassen
-
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
moeilijk ontvlambaar
-
isolerend en droog
-
het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-
veiligheidshelm
-
broek zonder omslag
-
9
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de
-
juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken. Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-
Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden
-
isoleren. Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch iso-
-
lerend, hittebestendig). Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting
-
en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de om­geving, dan:
wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van
-
de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.) stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-
installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
-
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
niet inademen
-
via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
-
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de geme­ten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende com­ponenten verantwoordelijk:
de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
-
de gebruikte elektroden
-
de toegepaste coatings
-
de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
-
gebruikte lasproces
-
10
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de Euro­pean Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https:// european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en las­stroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brand­gevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internatio­nale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een ex­plosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrol­len en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, span­ningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of mas­sapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte­as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-
nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
-
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
11
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecon­tact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zon­der randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalin­gen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitscha­kelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorko­men dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-
controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
-
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uit­schakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk
zwerfstromen. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
brand
-
oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-
beschadiging van randaardeleidingen
-
beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
-
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elek­trisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende on­derstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elek­trodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
EMV-apparaat­classificaties
12
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïso­leerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
NL
EMV-maatrege­len
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
Veiligheidsvoorzieningen
-
Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-
Data- en telecommunicatie-installaties
-
Meet- en kalibratie-installaties
-
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
Netvoeding
1. Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet,
-
elektromagnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
Laskabels
2. Houd ze zo kort mogelijk.
-
Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-
Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
-
Potentiaalvereffening
3.
Aarding van het werkstuk
4. Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbin-
-
ding tot stand.
Afscherming, indien noodzakelijk
5. Scherm andere installaties in de omgeving af.
-
Scherm de complete lasinstallatie af.
-
EMF-maatrege­len
Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroorzaken:
Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden,
-
bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen. Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat
-
zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces bege­ven. De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om
-
veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden. Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
-
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
13
Bijzondere geva­ren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van be­wegende onderdelen zoals:
ventilatoren
-
tandwielen
-
rollen
-
aandrijfassen
-
draadspoelen en lasdraden
-
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaien­de machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd geduren­de het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd. Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaan­voerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstempera­tuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voor­schriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch ri­sico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvra­gen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopna­memiddelen van de fabrikant.
Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op
-
het geschikte lastopnamemiddel. De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun lood-
-
rechte stand hebben. Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
-
14
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is
niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantas­ting door omgevingsinvloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de gelden­de nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom ver­standig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
NL
Eisen aan het be­schermgas
Gevaar door be­schermgasfles-
sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-
Druk-dauwpunt < -20 °C
-
Max. oliegehalte < 25 mg/m³
-
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen ex­ploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mecha­nisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles on­der druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de ac­cessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
15
Gevaar op uit­stromend be­schermgas
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal
-
20 m³/uur Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of
-
hoofdgaskraan op Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de
-
hoofdgaskraan. De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontro-
-
leerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Veiligheidsmaat­regelen op de opstelplaats en bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat sta­biel op een vlakke, vaste ondergrond.
Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
-
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
-
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aange­duide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rond­om aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en trans­port.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. De­monteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
Draadtoevoer
-
Draadspoel
-
Beschermgasfles
-
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
16
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondi­ge visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen vol­ledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade ver­toont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevo­ren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brand­baarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstof­fen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmidde­len.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ont­staat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekings­bronnen.
NL
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de service­dienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze vol­doende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genor-
-
meerde onderdelen). Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het appa-
-
raat aan. Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervan-
-
gen. Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer vol-
-
gens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de be­huizingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangege­ven aanhaalmoment.
Veiligheidscon­trole
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
17
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevo­len:
na het aanbrengen van wijzigingen
-
na installatie of ombouw
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-
na elke periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle nood­zakelijke documentatie.
Verwijdering Oude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afge­geven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem wor­den ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat mate­riële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein het volume van de doos.
Veiligheidssym­bolen
Gegevensbe­scherming
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden ge­steld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online be­schikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
18
Algemene informatie
19
20
Algemeen
NL
Apparaatcon­cept
TransSteel 3500 / 5000 Syn
De stroombronnen TransSteel (TSt) 3500 Syn en TSt 5000 Syn zijn volle­dig gedigitaliseerde, door een micro­processor aangestuurde inverter­stroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de eenvou­dige mogelijkheid tot systeemuitbrei­ding zorgen voor optimale flexibiliteit. De apparaten zijn geconstrueerd voor het lassen van staal en voor de volgen­de lasvormen:
MAG-lassen
-
Elektrodelassen
-
Het apparaat beschikt over de veilig­heidsfunctie "Begrenzing van de ver­mogenslimiet". Deze maakt het moge­lijk de stroombron tot aan de vermo­genslimiet te gebruiken, zonder hierbij de procesveiligheid in gevaar te bren­gen. Uitgebreidere informatie over de­ze functie leest u in het hoofdstuk "Laswerkzaamheden".
Werkingsprinci­pe
Toepassingsge­bieden
De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld aan een digitale signaalprocessor. Centrale besturings- en regeleenheid en signaalproces­sor sturen het gehele lasproces. Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderin­gen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door uitgekiende regelalgoritmen.
Het resultaat hiervan is:
een nauwkeurig lasproces,
-
een hoge reproduceerbaarheid van alle gebeurtenissen
-
uitstekende laseigenschappen.
-
De apparaten worden ingezet bij handmatige en geautomatiseerde bedrijfstoe­passingen voor klassiek staal en verzinkte platen:
Machine- en apparatenbouw
-
Staalconstructies
-
Aanleg van ketels en houders
-
Werven en offshore
-
Metaal- en gevelbouw
-
Wagonbouw
-
Metaalverwerkende industrie
-
Waarschuwingen op het apparaat
Op de stroombron bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen. Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of over-
21
geschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
22
Waarschuwing op de stroombron
Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden voldaan:
Voldoende kwalificatie voor het lassen
-
Geschikte beschermingsmiddelen
-
Het weghouden van buitenstaanders
-
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
deze gebruiksaanwijzing
-
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
-
veiligheidsvoorschriften
Lasprocedures, -processen en -karakteristieken voor het MIG/MAG-lassen
Algemeen Om de meest uiteenlopende materialen effectief te kunnen bewerken, beschikt
de stroombron over verschillende lasprocedures, -processen en -karakteristie­ken.
Laskarakteristie­ken
Afhankelijk van het lasproces en de beschermgascombinatie staan bij de keuze van het toevoegmateriaal verschillende procesgeoptimaliseerde laskarakteris­tieken ter beschikking. De aanvullende aanduiding over het lasproces informeert over bijzondere ei­genschappen en het gebruik van de laskarakteristiek:
Bijzondere eigenschappen van de laskarakteristieken:
Steel Karakteristieken voor conventionele lasopgaven
Steel root Karakteristieken voor rootlassen met een vlamboog met hoge
druk
Steel dynamic Karakteristieken voor hoge lassnelheden met geconcentreer-
de vlamboog
NL
Korte beschrij­ving van het MIG/MAG stan­daard synergisch lassen
Korte beschrij­ving van gutsen (Arc Air Gou­ging)
MIG/MAG standaard synergisch
Het MIG/MAG standaard synergisch lassen is een MIG-MAG-lasproces over het gehele vermogensbereik van de stroombron met de volgende vlamboogvormen:
Korte vlamboog De druppelovergang vindt plaats bij kortsluiting in het onderste vermogensbe­reik.
Overgangsvlamboog Het lasdruppelen neemt aan het einde van de draadelektrode toe en wordt in het middelste vermogensbereik nog bij kortsluiting overgedragen.
Sproeivlamboog In het hoge vermogensbereik vindt een materiaalovergang plaats zonder kortslui­ting.
Bij het gutsen wordt een lichtboog tussen een koolstofelektrode en het werkstuk ontstoken, het grondmateriaal wordt opgesmolten en met perslucht weggebla­zen. De bedrijfsparameters voor het gutsen zijn in een speciale karakteristiek vastge­legd.
Toepassingen:
23
Gietgallen, poriën of slakinsluitingen uit werkstukken verwijderen
-
Overblijfselen van het gietproces verwijderen of hele werkstukoppervlakken
-
afwerken in gieterijen Voorbereiding van randen van dikke platen
-
Voorbereiding en verbetering van lasnaden
-
Laswortels of lasfouten uitgutsen
-
Lasvoegen maken
-
24
Systeemonderdelen
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
Algemeen De stroombronnen kunnen met verschillende systeemcomponenten en opties
worden aangedreven. Afhankelijk van het inzetgebied van de stroombronnen kunnen daardoor verwerkingen worden geoptimaliseerd, en de werking en bedie­ning worden vereenvoudigd.
NL
Veiligheid
Overzicht
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
25
(1) Lastoorts (2) Draadtoevoer (3) Draadtoevoeropname (4) Verbindingsslangpakketten (5) Stroombron (6) Koelapparaat (7) Wagen en gasfleshouders (8) Aarde- en elektrodekabel
26
Opties
Algemeen De hierna vermelde opties zijn voor alle varianten van de stroombronnen lever-
baar.
NL
Automaat-inter­face
De automaat-interface dient ter verbinding van de stroombron met de automaat­besturing. Volgende signalen kunnen via de automaat-interface worden overge­bracht:
Signaalingang: Lasstart / lassen end
Signaalingang voor een potentiaalvrij contact (toets, relais, ...) tussen pin X1:1
-
en pin X1:2 de signaalingang van de automaatbesturing wordt door de stroombron als
-
een signaalingang van een lasbrander verwerkt - op correcte instelling van het soort functie letten (2-takt of 4-takt). Voor optimale signaaloverdracht vergoulden contacten toepassen
-
Signaaluitgang: stroomvloedsignaal
Potentiaalvrij contact tussen pin X 1:3 en pin X 1:4
-
OPMERKING!
De automaat interface stelt een functiescheiding voor het lasstroomcircuit met maximaal 500 V gelijkstroom ter beschikking.
Voor een veilige functiescheiding voor het lasstroomcircuit relais met een isola­tiespanning van meer dan 1500 V gelijkstroom gebruiken.
Technische gegevens signaalingang lasstart / lassen end
Aansluiting CO2 gasvoorverwar­mer
U
maxAC
I
max
Technische gegevens signaaluitgang stroomvloed signaal
U
max
I
max
Op de aansluiting CO2 gasvoorverwarmer kunnen externe gasvoorverwarmers voor gasdrukreduceerders worden aangesloten. De gasvoorverwarmers worden met 36 V gevoed.
OPMERKING!
Gasvoorverwarmers worden alleen tijdens het lassen van spanning voorzien.
De capaciteit van de gasverwarmers mag niet hoger dan 150 W zijn. De voeding van de gasverwarmers is tegen overbelasting en kortsluiting beveiligd.
5 V
4 mA
24 V
20 mA
27
Technische gegevens
Sleutelschake­laar
VRD: Veilig­heidsfunctie
U
A
P
A, max
36 V
AC
150 W
Om te voorkomen dat op het bedieningspaneel per ongeluk instellingen worden gewijzigd, is voor de stroombron de optie Sleutelschakelaar beschikbaar. Als de sleutelschakelaar zich in horizontale positie bevindt,
kunnen er geen instellingen worden gemaakt via het bedieningspaneel,
-
kunnen er uitsluitend parameterinstellingen worden opgevraagd,
-
kan elke toegewezen geheugentoets worden opgevraagd, mits er op het mo-
-
ment van blokkering een toegewezen geheugentoets was geselecteerd.
Toetsenblokkering geactiveerd:
op het display wordt "CLO | SEd" weergegeven
Toetsenblokkering gedeactiveerd:
op het display wordt "OP | En" weergegeven
Voltage Reduction Device (VRD) is een optionele veiligheidsinrichting voor span­ningsvermindering. De VRD wordt aanbevolen voor omgevingen waarin het risico op een elektrische schok of een elektrische ongeval aanzienlijk wordt verhoogd door booglassen:
Door een lage lichaamsweerstand van de lasser
-
Wanneer de lasser overduidelijk blootstaat aan contact met een werkstuk of
-
andere delen van de lascircuit
Een lage weerstand is waarschijnlijk bij:
Water in de omgeving
-
Vochtigheid
-
Hitte, in het bijzonder bij omgevingstemperaturen van meer dan 32 °C (89,6
-
°F)
Op natte, vochtige of warme plaatsen kan vocht of zweet de huidweerstand, evenals de isolatieweerstand van beschermende uitrusting en kleding aanzienlijk verminderen.
Dergelijke omgevingen kunnen zijn:
Tijdelijke damstructuren voor het droogleggen van bepaalde delen van een
-
bouwplaats tijdens de bouwperiode (bouwkuipen) Greppels
-
Mijnen
-
Regen
-
Deels met water bedekte gebieden
-
Spatzones
-
De optie VRD vermindert de spanning tussen elektrode en werkstuk. In veilige toestand wordt het display voor het momenteel geselecteerde lasproces perma­nent verlicht. Een veilige toestand wordt als volgt gedefinieerd:
Bij nullast is de uitgangsspanning tot maximaal 35 V beperkt.
-
Zolang er gelast wordt (lascircuitweerstand <200 Ohm), knippert het controle­lampje van het momenteel geselecteerde lasproces en kan de uitgangsspanning hoger zijn dan 35 V.
28
VRD: Veilig­heidsprincipe
De lascircuitweerstand is groter dan de minimale lichaamsweerstand (groter dan of gelijk aan 200 Ohm):
VRD is actief
-
De nullastspanning is tot 35 V be-
-
perkt Als de uitgangsspanning per onge-
-
luk wordt aangeraakt, levert dit geen gevaar op
De lascircuitweerstand is kleiner dan de minimale lichaamsweerstand (klei­ner dan 200 Ohm):
VRD is inactief
-
Geen begrenzing op de uit-
-
gangsspanning om voor voldoende lasvermogen te zorgen Voorbeeld: Start van het lassen
-
Geldt voor de bedieningsmodus Elektrodelassen: Binnen 0,3 seconden na stoppen met lassen:
VRD is weer actief
-
De begrenzing van de uitgangsspanning van 35 V is weer gegarandeerd
-
NL
29
30
Loading...
+ 118 hidden pages