Verklaring veiligheidsaanwijzingen7
Algemeen7
Gebruik overeenkomstig de bedoeling8
Omgevingsvoorwaarden8
Verplichtingen van de gebruiker8
Verplichtingen van het personeel9
Netaansluiting9
Bescherming van uzelf en derden9
Gevaar door schadelijke gassen en dampen10
Gevaar door vonken11
Gevaren door net- en lasstroom11
Zwerfstromen12
EMV-apparaatclassificaties12
EMV-maatregelen13
EMF-maatregelen13
Bijzondere gevaren14
Eisen aan het beschermgas15
Gevaar door beschermgasflessen15
Gevaar op uitstromend beschermgas16
Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport16
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik16
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie17
Veiligheidscontrole17
Verwijdering18
Veiligheidssymbolen18
Gegevensbescherming18
Auteursrecht18
NL
Algemene informatie19
Algemeen21
Apparaatconcept21
Werkingsprincipe21
Toepassingsgebieden21
Waarschuwingen op het apparaat21
Lasprocedures, -processen en -karakteristieken voor het MIG/MAG-lassen23
Algemeen23
Laskarakteristieken23
Korte beschrijving van het MIG/MAG standaard synergisch lassen23
Korte beschrijving van gutsen (Arc Air Gouging)23
Systeemonderdelen25
Algemeen25
Veiligheid25
Overzicht25
Opties27
Algemeen27
Automaat-interface27
Aansluiting CO2 gasvoorverwarmer27
Sleutelschakelaar28
VRD: Veiligheidsfunctie28
VRD: Veiligheidsprincipe29
Datum en tijd instellen93
Easy Documentation deactiveren93
Instellingen setup95
Set-upmenu97
Algemeen97
Bediening97
Setup-parameter voor het MIG/MAG standaard handmatig lassen97
Setup-parameter voor het MIG/MAG standaard synergisch lassen99
Setup-parameter voor elektrodelassen100
Setup-menu - niveau 2102
Bediening (Setup-menu niveau 2)102
Parameters voor MIG/MAG-lassen in Setup-menu niveau 2103
Parameter voor het elektrode lassen in Setup-menu niveau 2105
Algemeen108
Laskring-inductiviteit aangeven108
Juiste ligging van de slangenpakketten108
Storingen opheffen en onderhoud109
Storingsdiagnose en storingen opheffen111
Algemeen111
Veiligheid111
Storingsdiagnose111
5
Weergegeven servicecodes114
Weergegeven servicecodes in combinatie met OPT Easy Documentation120
Verzorging, onderhoud en recycling121
Algemeen121
Veiligheid121
Bij elke ingebruikname121
Elke 2 maanden121
Elke 6 maanden122
Recycling122
Annex123
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen125
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen125
Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen125
Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen125
Technische gegevens126
Speciale spanning126
Verklaring van het begrip 'inschakelduur'126
TSt 3500 Syn127
TSt 3500 MV Syn128
TSt 5000 Syn129
TSt 5000 MV Syn130
Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat131
Lasprogrammatabellen132
Lasprogrammatabellen TransSteel 3500 Syn - Euro 132
Lasprogrammatabellen TransSteel 5000 Syn - Euro 134
Lasprogrammatabellen TransSteel 3500 Syn - VS 136
Lasprogrammatabellen TransSteel 5000 Syn - VS138
Lasprogrammatabellen TransSteel 3500 Yard 140
Lasprogrammatabellen TransSteel 5000 Yard 141
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
▶
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
▶
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
▶
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
AlgemeenHet apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel
gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het
apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
kennis van lassen hebben en
-
deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
-
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat
wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming
van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het
apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding
van het apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen
voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
7
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik overeenkomstig de
bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het
bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren
het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van batterijen of accu's
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen.
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in
woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoorwaarden
Verplichtingen
van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als
gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de
hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-
tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
-
Relatieve luchtvochtigheid:
tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-
tot 90% bij 20 °C (68 °F)
-
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken
die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate
veiligheidsbewust werkt.
8
Verplichtingen
van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de werkzaamheden:
de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie
-
na te leven
deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij
deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij
na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële
schade kan ontstaan.
NetaansluitingApparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Bescherming van
uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of
het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden
overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals
bijvoorbeeld:
vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-
voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-
schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk zijn
gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-
verhoogde geluidsbelasting
-
schadelijke lasrook en -gassen
-
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding
dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen
hebben:
moeilijk ontvlambaar
-
isolerend en droog
-
het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-
veiligheidshelm
-
broek zonder omslag
-
9
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de
-
juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-
Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden
-
isoleren.
Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch iso-
-
lerend, hittebestendig).
Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting
-
en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het
lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van
-
de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van
schokken door net- of lasstroom, enz.)
stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-
installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
-
Gevaar door
schadelijke gassen en dampen
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor
de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency
for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
niet inademen
-
via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
-
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een
ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:
de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
-
de gebruikte elektroden
-
de toegepaste coatings
-
de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
-
gebruikte lasproces
-
10
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten
in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en
voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://
european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet
binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan
sluiten.
NL
Gevaar door vonken
Gevaren door
net- en lasstroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog
verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de
omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks,
vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale
oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een
geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen,
dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking.
De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd
zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of
beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengteas draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-
nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
-
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele
nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de
potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden
levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste
werking van de randaarde laten controleren.
11
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een
stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit
voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van
het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het
apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-
controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
-
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u
samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
ZwerfstromenAls onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk
zwerfstromen. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
brand
-
oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-
beschadiging van randaardeleidingen
-
beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
-
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elektrisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening
houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie
voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
EMV-apparaatclassificaties
12
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer
worden geleid.
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het
openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
NL
EMV-maatregelen
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld
als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het
apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften.
Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed
kunnen worden:
Veiligheidsvoorzieningen
-
Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-
Data- en telecommunicatie-installaties
-
Meet- en kalibratie-installaties
-
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
Netvoeding
1.
Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet,
-
elektromagnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik
bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
Laskabels
2.
Houd ze zo kort mogelijk.
-
Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-
Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
-
Potentiaalvereffening
3.
Aarding van het werkstuk
4.
Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbin-
-
ding tot stand.
Afscherming, indien noodzakelijk
5.
Scherm andere installaties in de omgeving af.
-
Scherm de complete lasinstallatie af.
-
EMF-maatregelen
Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid
veroorzaken:
Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden,
-
bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat
-
zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om
-
veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
-
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
13
Bijzondere gevaren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van bewegende onderdelen zoals:
ventilatoren
-
tandwielen
-
rollen
-
aandrijfassen
-
draadspoelen en lasdraden
-
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd.
Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op
(verwondingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken
van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor
zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De
stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen
voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad
voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemiddelen van de fabrikant.
Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op
-
het geschikte lastopnamemiddel.
De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun lood-
-
rechte stand hebben.
Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
-
14
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte,
isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend
worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is
niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander
mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van
het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden
gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar
dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom verstandig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter
voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
NL
Eisen aan het beschermgas
Gevaar door beschermgasfles-
sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de
apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit.
Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-
Druk-dauwpunt < -20 °C
-
Max. oliegehalte < 25 mg/m³
-
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting,
moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze
niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het
lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke
werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars,
slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als
deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg
van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
15
Gevaar op uitstromend beschermgas
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het
aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal
-
20 m³/uur
Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of
-
hoofdgaskraan op
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de
-
hoofdgaskraan.
De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontro-
-
leerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Veiligheidsmaatregelen op de
opstelplaats en
bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op een vlakke, vaste ondergrond.
Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
-
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
-
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de
omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende
nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name
voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit
voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
Draadtoevoer
-
Draadspoel
-
Beschermgasfles
-
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik
16
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname
door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel,
dan levert dit gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het
apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar
loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik
in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt
elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is
onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in
gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
NL
Inbedrijfname,
onderhoud en
reparatie
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale
voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het
apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genor-
-
meerde onderdelen).
Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het appa-
-
raat aan.
Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervan-
-
gen.
Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer vol-
-
gens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.
Veiligheidscontrole
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren,
eveneens om de 12 maanden.
17
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
na het aanbrengen van wijzigingen
-
na installatie of ombouw
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-
na elke periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en
internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties
kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
VerwijderingOude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk
worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afgegeven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem worden ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat materiële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de
gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein
het volume van de doos.
Veiligheidssymbolen
Gegevensbescherming
AuteursrechtHet auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor
laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn
2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van
de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter
perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan
de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u
een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
18
Algemene informatie
19
20
Algemeen
NL
Apparaatconcept
TransSteel 3500 / 5000 Syn
De stroombronnen TransSteel (TSt)
3500 Syn en TSt 5000 Syn zijn volledig gedigitaliseerde, door een microprocessor aangestuurde inverterstroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de eenvoudige mogelijkheid tot systeemuitbreiding zorgen voor optimale flexibiliteit.
De apparaten zijn geconstrueerd voor
het lassen van staal en voor de volgende lasvormen:
MAG-lassen
-
Elektrodelassen
-
Het apparaat beschikt over de veiligheidsfunctie "Begrenzing van de vermogenslimiet". Deze maakt het mogelijk de stroombron tot aan de vermogenslimiet te gebruiken, zonder hierbij
de procesveiligheid in gevaar te brengen. Uitgebreidere informatie over deze functie leest u in het hoofdstuk
"Laswerkzaamheden".
Werkingsprincipe
Toepassingsgebieden
De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld aan een
digitale signaalprocessor. Centrale besturings- en regeleenheid en signaalprocessor sturen het gehele lasproces.
Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderingen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden
door uitgekiende regelalgoritmen.
Het resultaat hiervan is:
een nauwkeurig lasproces,
-
een hoge reproduceerbaarheid van alle gebeurtenissen
-
uitstekende laseigenschappen.
-
De apparaten worden ingezet bij handmatige en geautomatiseerde bedrijfstoepassingen voor klassiek staal en verzinkte platen:
Machine- en apparatenbouw
-
Staalconstructies
-
Aanleg van ketels en houders
-
Werven en offshore
-
Metaal- en gevelbouw
-
Wagonbouw
-
Metaalverwerkende industrie
-
Waarschuwingen
op het apparaat
Op de stroombron bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen. Deze
waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of over-
21
geschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een verkeerde
bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
22
Waarschuwing op de stroombron
Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden voldaan:
Voldoende kwalificatie voor het lassen
-
Geschikte beschermingsmiddelen
-
Het weghouden van buitenstaanders
-
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig zijn
gelezen en begrepen:
deze gebruiksaanwijzing
-
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
-
veiligheidsvoorschriften
Lasprocedures, -processen en -karakteristieken
voor het MIG/MAG-lassen
AlgemeenOm de meest uiteenlopende materialen effectief te kunnen bewerken, beschikt
de stroombron over verschillende lasprocedures, -processen en -karakteristieken.
Laskarakteristieken
Afhankelijk van het lasproces en de beschermgascombinatie staan bij de keuze
van het toevoegmateriaal verschillende procesgeoptimaliseerde laskarakteristieken ter beschikking.
De aanvullende aanduiding over het lasproces informeert over bijzondere eigenschappen en het gebruik van de laskarakteristiek:
Bijzondere eigenschappen van de laskarakteristieken:
SteelKarakteristieken voor conventionele lasopgaven
Steel rootKarakteristieken voor rootlassen met een vlamboog met hoge
druk
Steel dynamicKarakteristieken voor hoge lassnelheden met geconcentreer-
de vlamboog
NL
Korte beschrijving van het
MIG/MAG standaard synergisch
lassen
Korte beschrijving van gutsen
(Arc Air Gouging)
MIG/MAG standaard synergisch
Het MIG/MAG standaard synergisch lassen is een MIG-MAG-lasproces over het
gehele vermogensbereik van de stroombron met de volgende vlamboogvormen:
Korte vlamboog
De druppelovergang vindt plaats bij kortsluiting in het onderste vermogensbereik.
Overgangsvlamboog
Het lasdruppelen neemt aan het einde van de draadelektrode toe en wordt in het
middelste vermogensbereik nog bij kortsluiting overgedragen.
Sproeivlamboog
In het hoge vermogensbereik vindt een materiaalovergang plaats zonder kortsluiting.
Bij het gutsen wordt een lichtboog tussen een koolstofelektrode en het werkstuk
ontstoken, het grondmateriaal wordt opgesmolten en met perslucht weggeblazen.
De bedrijfsparameters voor het gutsen zijn in een speciale karakteristiek vastgelegd.
Toepassingen:
23
Gietgallen, poriën of slakinsluitingen uit werkstukken verwijderen
-
Overblijfselen van het gietproces verwijderen of hele werkstukoppervlakken
-
afwerken in gieterijen
Voorbereiding van randen van dikke platen
-
Voorbereiding en verbetering van lasnaden
-
Laswortels of lasfouten uitgutsen
-
Lasvoegen maken
-
24
Systeemonderdelen
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
AlgemeenDe stroombronnen kunnen met verschillende systeemcomponenten en opties
worden aangedreven. Afhankelijk van het inzetgebied van de stroombronnen
kunnen daardoor verwerkingen worden geoptimaliseerd, en de werking en bediening worden vereenvoudigd.
NL
Veiligheid
Overzicht
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
▶
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
▶
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
▶
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
25
(1)Lastoorts
(2)Draadtoevoer
(3)Draadtoevoeropname
(4)Verbindingsslangpakketten
(5)Stroombron
(6)Koelapparaat
(7)Wagen en gasfleshouders
(8)Aarde- en elektrodekabel
26
Opties
AlgemeenDe hierna vermelde opties zijn voor alle varianten van de stroombronnen lever-
baar.
NL
Automaat-interface
De automaat-interface dient ter verbinding van de stroombron met de automaatbesturing. Volgende signalen kunnen via de automaat-interface worden overgebracht:
Signaalingang: Lasstart / lassen end
Signaalingang voor een potentiaalvrij contact (toets, relais, ...) tussen pin X1:1
-
en pin X1:2
de signaalingang van de automaatbesturing wordt door de stroombron als
-
een signaalingang van een lasbrander verwerkt - op correcte instelling van
het soort functie letten (2-takt of 4-takt).
Voor optimale signaaloverdracht vergoulden contacten toepassen
-
Signaaluitgang: stroomvloedsignaal
Potentiaalvrij contact tussen pin X 1:3 en pin X 1:4
-
OPMERKING!
De automaat interface stelt een functiescheiding voor het lasstroomcircuit met
maximaal 500 V gelijkstroom ter beschikking.
Voor een veilige functiescheiding voor het lasstroomcircuit relais met een isolatiespanning van meer dan 1500 V gelijkstroom gebruiken.
Technische gegevens signaalingang lasstart / lassen end
Op de aansluiting CO2 gasvoorverwarmer kunnen externe gasvoorverwarmers
voor gasdrukreduceerders worden aangesloten. De gasvoorverwarmers worden
met 36 V gevoed.
OPMERKING!
Gasvoorverwarmers worden alleen tijdens het lassen van spanning voorzien.
De capaciteit van de gasverwarmers mag niet hoger dan 150 W zijn.
De voeding van de gasverwarmers is tegen overbelasting en kortsluiting beveiligd.
5 V
4 mA
24 V
20 mA
27
Technische gegevens
Sleutelschakelaar
VRD: Veiligheidsfunctie
U
A
P
A, max
36 V
AC
150 W
Om te voorkomen dat op het bedieningspaneel per ongeluk instellingen worden
gewijzigd, is voor de stroombron de optie Sleutelschakelaar beschikbaar. Als de
sleutelschakelaar zich in horizontale positie bevindt,
kunnen er geen instellingen worden gemaakt via het bedieningspaneel,
-
kunnen er uitsluitend parameterinstellingen worden opgevraagd,
-
kan elke toegewezen geheugentoets worden opgevraagd, mits er op het mo-
-
ment van blokkering een toegewezen geheugentoets was geselecteerd.
Toetsenblokkering geactiveerd:
op het display wordt "CLO | SEd" weergegeven
Toetsenblokkering gedeactiveerd:
op het display wordt "OP | En" weergegeven
Voltage Reduction Device (VRD) is een optionele veiligheidsinrichting voor spanningsvermindering. De VRD wordt aanbevolen voor omgevingen waarin het risico
op een elektrische schok of een elektrische ongeval aanzienlijk wordt verhoogd
door booglassen:
Door een lage lichaamsweerstand van de lasser
-
Wanneer de lasser overduidelijk blootstaat aan contact met een werkstuk of
-
andere delen van de lascircuit
Een lage weerstand is waarschijnlijk bij:
Water in de omgeving
-
Vochtigheid
-
Hitte, in het bijzonder bij omgevingstemperaturen van meer dan 32 °C (89,6
-
°F)
Op natte, vochtige of warme plaatsen kan vocht of zweet de huidweerstand,
evenals de isolatieweerstand van beschermende uitrusting en kleding aanzienlijk
verminderen.
Dergelijke omgevingen kunnen zijn:
Tijdelijke damstructuren voor het droogleggen van bepaalde delen van een
-
bouwplaats tijdens de bouwperiode (bouwkuipen)
Greppels
-
Mijnen
-
Regen
-
Deels met water bedekte gebieden
-
Spatzones
-
De optie VRD vermindert de spanning tussen elektrode en werkstuk. In veilige
toestand wordt het display voor het momenteel geselecteerde lasproces permanent verlicht. Een veilige toestand wordt als volgt gedefinieerd:
Bij nullast is de uitgangsspanning tot maximaal 35 V beperkt.
-
Zolang er gelast wordt (lascircuitweerstand <200 Ohm), knippert het controlelampje van het momenteel geselecteerde lasproces en kan de uitgangsspanning
hoger zijn dan 35 V.
28
VRD: Veiligheidsprincipe
De lascircuitweerstand is groter dan de
minimale lichaamsweerstand (groter
dan of gelijk aan 200 Ohm):
VRD is actief
-
De nullastspanning is tot 35 V be-
-
perkt
Als de uitgangsspanning per onge-
-
luk wordt aangeraakt, levert dit
geen gevaar op
De lascircuitweerstand is kleiner dan
de minimale lichaamsweerstand (kleiner dan 200 Ohm):
VRD is inactief
-
Geen begrenzing op de uit-
-
gangsspanning om voor voldoende
lasvermogen te zorgen
Voorbeeld: Start van het lassen
-
Geldt voor de bedieningsmodus Elektrodelassen:
Binnen 0,3 seconden na stoppen met lassen:
VRD is weer actief
-
De begrenzing van de uitgangsspanning van 35 V is weer gegarandeerd
-
NL
29
30
Loading...
+ 118 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.