Fronius TransSteel 2700c, TransSteel 3500c Operating Instruction [NL]

Operating Instructions
TransSteel 2700c TransSteel 2700c MV TransSteel 3500c
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0107,NL 048-12122022
Veiligheidsvoorschriften 7
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 7 Algemeen 7 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 8 Omgevingsvoorwaarden 8 Verplichtingen van de gebruiker 8 Verplichtingen van het personeel 9 Netaansluiting 9 Bescherming van uzelf en derden 9 Gevaar door schadelijke gassen en dampen 10 Gevaar door vonken 11 Gevaren door net- en lasstroom 11 Zwerfstromen 12 EMV-apparaatclassificaties 12 EMV-maatregelen 13 EMF-maatregelen 13 Bijzondere gevaren 14 Eisen aan het beschermgas 15 Gevaar door beschermgasflessen 15 Gevaar op uitstromend beschermgas 16 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 16 Inbedrijfname, onderhoud en reparatie 17 Veiligheidscontrole 17 Verwijdering 17 Veiligheidssymbolen 17 Gegevensbescherming 18 Auteursrecht 18
NL
Algemene informatie 19
Algemeen 21
Apparaatconcept 21 Werkingsprincipe 21 Toepassingsgebieden 21 Waarschuwingen op het apparaat 22
Systeemonderdelen 23
Algemeen 23 Veiligheid 23 Overzicht 23
Opties 25
VRD: Veiligheidsfunctie 25 VRD: Veiligheidsprincipe 25
Bedieningselementen en aansluitingen 27
Bedieningspaneel Synergisch A 29
Algemeen 29 Veiligheid 29 Bedieningspaneel Synergisch 30 Serviceparameters 32 Toetsenblokkering 33
Aansluitingen, schakelaars en mechanische componenten 35
Voor- en achterkant TSt 2700c 35 Voor- en achterkant TSt 3500c 36 Zijaanzicht 37
Installatie en ingebruikneming 39
Minimale uitrusting voor het lassen 41
Algemeen 41 MIG/MAG-lassen gasgekoeld 41
3
MIG/MAG-lassen watergekoeld 41 Elektrodelassen 41
Voor installatie en ingebruikneming 42
Veiligheid 42 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 42 Vereisten aan de installatielocatie 42 Netaansluiting 43
Netkabel aansluiten 44
Algemeen 44 Voorgeschreven netkabel en trekontlastingen 44 Veiligheid 44 Netkabel aansluiten 45 Trekontlasting monteren, TSt 2700c MV, eenfaseproces 45 Trekontlasting monteren, TSt 2700c 46 Trekontlasting monteren, TSt 2700c MV 47 Trekontlasting monteren, TSt 3500c 48 Trekontlasting Canada / VS monteren, TSt 3500c 49
Generatormodus 50
Generatormodus 50
Eenfaseproces 51
Eenfaseproces 51 Uitleg van het begrip inschakelduur in het eenfasige bedrijf 52 Lastijd in eenfaseproces 53
Systeemcomponenten monteren / aansluiten 54
Informatie over systeemonderdelen 54 Montage aan de wagen 54 Gasfles aansluiten 55 MIG/MAG-lasbrander aansluiten 55 Aardeverbinding maken 56 Aandrijfrollen inzetten / verwisselen 56 Draadspoel / korfspoel inzetten 57 Draadelektrode laten inlopen 59 Contactdruk instellen 60 Rem instellen 61 Opbouw van de rem 62
Inbedrijfstelling 63
Algemeen 63 Voorwaarden 63 Inbedrijfstelling 63
Laswerkzaamheid 65
Begrenzing tegen vermogenslimiet 67
Veiligheidsfunctie 67
MIG/MAG-bedrijfscycli 68
Algemeen 68 2-stapsproces 68 4-stapsproces 68 Speciaal 4-taktbedrijf 69 Puntlassen 69 2-takt-intervallassen 70 4-takt-intervallassen 70
MIG/MAG-lassen 71
Veiligheid 71 Overzicht 71
MIG/MAG - standaard synergisch lassen 72
MIG/MAG - standaard synergisch lassen 72 Correcties bij de laswerkzaamheden 73
MIG/MAG - standaard handmatig lassen 74
Algemeen 74 Ter beschikking staande parameters 74 MIG/MAG - standaard handmatig lassen 74
4
Correcties bij de laswerkzaamheden 75
Elektrode lassen 76
Veiligheid 76 Voorbereiding 76 Elektrodelassen 76 Correcties bij de laswerkzaamheden 77 Functie HotStart 77 Anti-stick-functie 78
Werkpunten opslaan en oproepen 79
Algemeen 79 EasyJob-werkpunten opslaan 79 EasyJob-werkpunten opvragen 79 EasyJob-werkpunten wissen 79 Werkpunten op lasbrander Up/Down (Omhoog/Omlaag) opvragen 79
Instellingen setup 81
Set-upmenu 83
Algemeen 83 Setup-parameter instellen 83 Setup-parameter voor het MIG/MAG standaard handmatig lassen 84 Setup-parameter voor het MIG/MAG standaard synergisch lassen 85 Setup-parameter voor elektrodelassen 87
Setup-menu - niveau 2 88
Beperkingen 88 Setup-parameter instellen 88 Parameters voor MIG/MAG-lassen in Setup-menu niveau 2 89 Parameter voor het elektrode lassen in Setup-menu niveau 2 92
Laskringweerstand r vaststellen 93
Algemeen 93 Laskringweerstand vaststellen (MIG/MAG-lassen) 93
Laskringinductiviteit L weergeven 95
Algemeen 95 Laskring-inductiviteit aangeven 95 Juiste ligging van de slangenpakketten 95
NL
Storingen opheffen en onderhoud 97
Storingsdiagnose en storingen opheffen 99
Algemeen 99 Veiligheid 99 Storingsdiagnose 99 Weergegeven servicecodes 102
Verzorging, onderhoud en recycling 109
Algemeen 109 Veiligheid 109 Bij elke ingebruikname 109 Indien nodig 109 Elke 2 maanden 110 Elke 6 maanden 110 Recycling 110
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen 111
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen 111 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen 111 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen 111
Technische gegevens 112
Speciale spanning 112 Verklaring van het begrip 'inschakelduur' 112 TSt 2700c 112 TSt 2700c MV 114 TSt 3500c 117 Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat 119
Annex 120
5
Beknopte handleiding 120 Lasprogrammatabel TSt 2700c 122 Lasprogrammatabel TSt 2700c VS 123 Lasprogrammatabellen TransSteel 3500 Euro 124 Lasprogrammatabellen TransSteel 3500 US 125
6
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties
-
kennis van lassen hebben en
-
deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
-
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepe­lende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden
-
niet beschadigen
-
niet verwijderen
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
7
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik over­eenkomstig de bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamhe­den bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoe­ling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-
het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot vei-
-
ligheid en gevaren het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
-
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
het ontdooien van leidingen
-
het laden van batterijen of accu's
-
het starten van motoren
-
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste re­sultaten.
Omgevingsvoor­waarden
Verplichtingen van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-
tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
-
Relatieve luchtvochtigheid:
tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-
tot 90% bij 20 °C (68 °F)
-
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handteke­ning hebben bevestigd voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
8
Verplichtingen van het perso­neel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aan­vang van de werkzaamheden:
de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie
-
na te leven deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Bescherming van uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-
voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-
schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk zijn gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-
verhoogde geluidsbelasting
-
schadelijke lasrook en -gassen
-
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
moeilijk ontvlambaar
-
isolerend en droog
-
het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-
veiligheidshelm
-
broek zonder omslag
-
9
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de
-
juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken. Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-
Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden
-
isoleren. Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch iso-
-
lerend, hittebestendig). Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting
-
en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de om­geving, dan:
wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van
-
de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.) stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-
installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
-
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
niet inademen
-
via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
-
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de geme­ten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende com­ponenten verantwoordelijk:
de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
-
de gebruikte elektroden
-
de toegepaste coatings
-
de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
-
gebruikte lasproces
-
10
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de Euro­pean Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https:// european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en las­stroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brand­gevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internatio­nale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een ex­plosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrol­len en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, span­ningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of mas­sapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte­as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-
nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
-
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
11
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecon­tact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zon­der randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalin­gen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitscha­kelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorko­men dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-
controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
-
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uit­schakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk
zwerfstromen. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
brand
-
oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-
beschadiging van randaardeleidingen
-
beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
-
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elek­trisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende on­derstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elek­trodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
EMV-apparaat­classificaties
12
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïso­leerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
NL
EMV-maatrege­len
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
Veiligheidsvoorzieningen
-
Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-
Data- en telecommunicatie-installaties
-
Meet- en kalibratie-installaties
-
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
Netvoeding
1. Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet,
-
elektromagnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
Laskabels
2. Houd ze zo kort mogelijk.
-
Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-
Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
-
Potentiaalvereffening
3.
Aarding van het werkstuk
4. Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbin-
-
ding tot stand.
Afscherming, indien noodzakelijk
5. Scherm andere installaties in de omgeving af.
-
Scherm de complete lasinstallatie af.
-
EMF-maatrege­len
Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroorzaken:
Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden,
-
bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen. Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat
-
zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces bege­ven. De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om
-
veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden. Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
-
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
13
Bijzondere geva­ren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van be­wegende onderdelen zoals:
ventilatoren
-
tandwielen
-
rollen
-
aandrijfassen
-
draadspoelen en lasdraden
-
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaien­de machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd geduren­de het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn ge-
-
monteerd. Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
-
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaan­voerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstempera­tuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voor­schriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch ri­sico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvra­gen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopna­memiddelen van de fabrikant.
Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op
-
het geschikte lastopnamemiddel. De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun lood-
-
rechte stand hebben. Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
-
14
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is
niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantas­ting door omgevingsinvloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de gelden­de nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom ver­standig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
NL
Eisen aan het be­schermgas
Gevaar door be­schermgasfles-
sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-
Druk-dauwpunt < -20 °C
-
Max. oliegehalte < 25 mg/m³
-
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen ex­ploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mecha­nisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles on­der druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de ac­cessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
15
Gevaar op uit­stromend be­schermgas
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal
-
20 m³/uur Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of
-
hoofdgaskraan op Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de
-
hoofdgaskraan. De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontro-
-
leerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen vol­ledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
de efficiëntie van het werken met het apparaat.
-
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade ver­toont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevo­ren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brand­baarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstof­fen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
16
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmidde­len.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ont­staat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekings­bronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de service­dienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze vol­doende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genor-
-
meerde onderdelen). Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het appa-
-
raat aan. Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervan-
-
gen. Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer vol-
-
gens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de be­huizingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangege­ven aanhaalmoment.
NL
Veiligheidscon­trole
Verwijdering Oude elektrische en elektronische apparaten moeten volgens de Europese richt-
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevo­len:
na het aanbrengen van wijzigingen
-
na installatie of ombouw
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-
na elke periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle nood­zakelijke documentatie.
lijnen en het nationale recht gescheiden worden ingezameld en milieuvriendelijk worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de handelaar worden afge­geven of bij een lokaal, geautoriseerd verzamelings- en verwerkingssysteem wor­den ingeleverd. Een correcte verwerking van het oude apparaat vereist dat mate­riële hulpbronnen duurzaam worden gerecycled. Gebeurt dit niet, dan hebben de gezondheid en het milieu hier mogelijk onder te lijden.
Veiligheidssym­bolen
Verpakkingsmaterialen
Gescheiden inzameling. Controleer de voorschriften van uw gemeente. Verklein het volume van de doos.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden ge­steld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online be­schikbaar op: http://www.fronius.com
17
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
Gegevensbe­scherming
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
18
Algemene informatie
19
20
Algemeen
NL
Apparaatcon­cept
Werkingsprinci­pe
De stroombronnen TransSteel (TSt) 2700c en 3500c zijn volledig gedigitali­seerde, door een microprocessor aan­gestuurde inverterstroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de eenvou­dige mogelijkheid tot systeemuitbrei­ding zorgen voor optimale flexibiliteit. De apparaten zijn geconstrueerd voor het lassen van staal.
Alle apparaten zijn geconstrueerd voor:
MIG/MAG-lassen
-
Elektrodelassen
-
De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld aan een digitale signaalprocessor. Centrale besturings- en regeleenheid en signaalproces­sor sturen het gehele lasproces. Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderin­gen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door uitgekiende regelalgoritmen.
Toepassingsge­bieden
Het apparaat beschikt over de veiligheidsfunctie "Begrenzing van de vermogen­slimiet". Deze maakt het mogelijk de stroombron tot aan de vermogenslimiet te gebruiken, zonder hierbij de procesveiligheid in gevaar te brengen.
Het resultaat hiervan is:
een nauwkeurig lasproces
-
een hoge reproduceerbaarheid van alle gebeurtenissen
-
uitstekende laseigenschappen
-
De apparaten worden in de handel en industrie gebruikt: handmatige toepassin­gen met klassieke stalen, gegalvaniseerde platen.
Het toepassingsgebied van de stroombronnen TSt 2700c bevindt zich voorname­lijk op het gebied van dunne stalen platen (lichte staalbouw). Reparatie-, onder­houds- en montagewerkzaamheden in werven, bij autoleveranciers, werkplaatsen of in de meubelbouw behoren tot de typische toepassingsgebieden. De stroom­bronnen TSt 2700c positioneren zich daardoor qua vermogenscategorie tussen bedrijven en ambachten.
De stroombronnen TSt 3500c zijn ontworpen voor:
Machine- en apparatenbouw,
-
Staalconstructies,
-
Aanleg van ketels en houders,
-
Metaal- en portaalbouw,
-
Railvoertuigenbouw
-
21
Waarschuwingen
40,0006,3035
inside
op het apparaat
Op de stroombronnen bevinden zich diverse waarschuwingen en veiligheidssym­bolen. Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwij­derd of overgeschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële scha­de.
22
Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden voldaan:
Voldoende kwalificatie voor het lassen
-
Geschikte beschermingsmiddelen
-
Het weghouden van buitenstaanders
-
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
deze gebruiksaanwijzing
-
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
-
veiligheidsvoorschriften
Systeemonderdelen
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Algemeen De stroombronnen kunnen met verschillende systeemcomponenten en opties
worden aangedreven. Afhankelijk van het inzetgebied van de stroombronnen kunnen daardoor verwerkingen worden geoptimaliseerd, en de werking en bedie­ning worden vereenvoudigd.
NL
Veiligheid
Overzicht
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
TSt 2700c
(1) Lasbrander
(2) Stabilisering van de gasfleshouder
(3) Stroombron
(4) Wagen en gasfleshouder
(5) Aarde- en elektrodekabel
23
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
TSt 3500c
(1) Lasbrander
(2) Stabilisering van de gasfleshouder
(3) Stroombron
(4) Koelapparaat
alleen TSt 3500c
(5) Wagen en gasfleshouder
(6) Aarde- en elektrodekabel
24
Opties
NL
VRD: Veilig­heidsfunctie
Voltage Reduction Device (VRD) is een optionele veiligheidsinrichting voor span­ningsvermindering. De VRD wordt aanbevolen voor omgevingen waarin het risico op een elektrische schok of een elektrische ongeval aanzienlijk wordt verhoogd door booglassen:
Door een lage lichaamsweerstand van de lasser
-
Wanneer de lasser overduidelijk blootstaat aan contact met een werkstuk of
-
andere delen van de lascircuit
Een lage weerstand is waarschijnlijk bij:
Water in de omgeving
-
Vochtigheid
-
Hitte, in het bijzonder bij omgevingstemperaturen van meer dan 32 °C (89,6
-
°F)
Op natte, vochtige of warme plaatsen kan vocht of zweet de huidweerstand, evenals de isolatieweerstand van beschermende uitrusting en kleding aanzienlijk verminderen.
Dergelijke omgevingen kunnen zijn:
Tijdelijke damstructuren voor het droogleggen van bepaalde delen van een
-
bouwplaats tijdens de bouwperiode (bouwkuipen) Greppels
-
Mijnen
-
Regen
-
Deels met water bedekte gebieden
-
Spatzones
-
VRD: Veilig­heidsprincipe
De optie VRD vermindert de spanning tussen elektrode en werkstuk. In veilige toestand wordt het display voor het momenteel geselecteerde lasproces perma­nent verlicht. Een veilige toestand wordt als volgt gedefinieerd:
Bij nullast is de uitgangsspanning tot maximaal 35 V beperkt.
-
Zolang er gelast wordt (lascircuitweerstand <200 Ohm), knippert het controle­lampje van het momenteel geselecteerde lasproces en kan de uitgangsspanning hoger zijn dan 35 V.
De lascircuitweerstand is groter dan de minimale lichaamsweerstand (groter dan of gelijk aan 200 Ohm):
VRD is actief
-
De nullastspanning is tot 35 V be-
-
perkt Als de uitgangsspanning per onge-
-
luk wordt aangeraakt, levert dit geen gevaar op
25
De lascircuitweerstand is kleiner dan de minimale lichaamsweerstand (klei­ner dan 200 Ohm):
VRD is inactief
-
Geen begrenzing op de uit-
-
gangsspanning om voor voldoende lasvermogen te zorgen Voorbeeld: Start van het lassen
-
Geldt voor de bedieningsmodus Elektrodelassen: Binnen 0,3 seconden na stoppen met lassen:
VRD is weer actief
-
De begrenzing van de uitgangsspanning van 35 V is weer gegarandeerd
-
26
Bedieningselementen en aanslui-
tingen
27
28
Bedieningspaneel Synergisch A
Algemeen Het bedieningspaneel is qua functies logisch opgebouwd. De afzonderlijke voor
het lassen benodigde parameters laten zich
eenvoudig door middel van toetsen selecteren
-
eenvoudig door middel van toetsen of met het stelwiel wijzigen
-
tijdens het lassen op het digitale scherm tonen
-
Met het bedieningspaneel Synergisch berekent de stroombron aan de hand van algemene gegevens, zoals plaatdikte, toevoegmateriaal, draaddiameter en be­schermgas, die optimale instelling van de lasparameters. Daardoor wordt opge­slagen expertise telkens bruikbaar gemaakt. Handmatige correcties kunnen altijd worden uitgevoerd. Ook ondersteunt het bedieningspaneel Synergisch het puur handmatige instellen van de parameters.
OPMERKING!
Naar aanleiding van software-updates kunnen er op uw apparaat functies be­schikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet worden beschreven, of omge­keerd.
Bovendien kunnen afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningsele­menten op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter ge­lijk.
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en
alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
29
Bedieningspa-
(1) (2)
(3) (4)
(5)
(6)(7)
(14) (15)
(11) (12)
(10) (8)
(9)
(13)
neel Synergisch
(1) Toets Parameterkeuze rechts
voor het kiezen van de volgende parameters en voor het wijzigen van de parameters in het Setup-menu
Bij gekozen parameter is het bijbehorende symbool verlicht.
Lengtecorrectie lichtboog
-
voor de correctie van de lichtbooglengte
Lasspanning in V *)
-
Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richt­waarde getoond op basis van de geprogrammeerde para­meters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Dynamiek
-
voor het beïnvloeden van de kortsluitdynamiek op het mo­ment van de druppelovergang
- ... hardere en stabielere lasboog 0 ... neutrale lichtboog + ... zwakke en spatarme lichtboog
Real Energy Input
-
voor het weergeven van de energie, die tijdens het lassen werd ingebracht. **)
30
Loading...
+ 98 hidden pages