Fronius TransPocket 2500/3500 RC, TransPocket 2500/3500 TIG Operating Instruction [NL]

Fronius prints on elemental chlorine free paper (ECF) sourced from certified sustainable forests (FSC).
/ Perfect Charging / Perfect Welding / Solar Energy
TransPocket 2500/3500 TransPocket 2500/3500 RC TransPocket 2500/3500 TIG
Bedieningshandleiding
NL
Stroombron voor elektrodelassen
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften 5
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 5 Algemeen 5 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 6 Omgevingsvoorwaarden 6 Verplichtingen van de gebruiker 6 Verplichtingen van het personeel 7 Netaansluiting 7 Lekstroom-beveiligingsschakelaar 7 Bescherming van uzelf en derden 7 Informatie over de geluidsemissie 8 Gevaar door schadelijke gassen en dampen 8 Gevaar door vonken 9 Gevaren door net- en lasstroom 9 Zwerfstromen 10 EMV-apparaatclassificaties 11 EMV-maatregelen 11 EMF-maatregelen 11 Bijzondere gevaren 12 Eisen aan het beschermgas 13 Gevaar door beschermgasflessen 13 Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport 14 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 14 Inbedrijfname, onderhoud en reparatie 15 Veiligheidscontrole 15 Verwijdering 15 Veiligheidssymbolen 16 Gegevensbescherming 16 Auteursrecht 16
Algemeen 17
Principe 17 Apparaatconcept 17 Toepassingsgebieden 17
Bedieningselementen en aansluitingen 18
Veiligheid 18 Aansluitingen 18 Bedieningselementen 19
Voor de ingebruikname 21
Veiligheid 21 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 21 Vereisten aan de installatielocatie 21 Netaansluiting 21
Netspanning veranderen (alleen MVm-varianten) 23
Algemeen 23 Tolerantiegebieden van de netspanning 23 Netspanning veranderen 23 Eenfasegebruik 24
Elektrode lassen 25
Veiligheid 25 Voorbereiding 25 Methode selecteren 25 Lasstroom instellen, vlamboog ontsteken 25 Hot-Start-functie (actief bij rutiel- en cellulosemethodes) 26 Soft-Start-functie (actief bij basic-methode) 26 De functie Anti-Stick 26
TIG-lassen 27
Veiligheid 27 Algemeen 27 Voorbereiding 27 Hoeveelheid beschermgas instellen 28
NL
3
Methode selecteren 28 Lasstroom instellen, vlamboog ontsteken 28 Functie TIG-Comfort-Stop 29
Het Setup-menu 31
Instelmogelijkheden 31 Werkingsprincipe 31 Parameter instellen 31 Parameter Dynamiek 32 Parameter Cellulosekarakteristiek 32 Parameter TIG-Comfort-Stop 32 Parameter Pulsfrequentie 33
Voltage Reduction Device (alleen VRD-varianten) 34
Algemeen 34 Veiligheidsprincipe 34
Storingsdiagnose en storingen opheffen 35
Veiligheid 35 Storingsdiagnose 35 Statusindicatoren 37
Verzorging, onderhoud en recycling 39
Algemeen 39 Bij elke ingebruikname 39 Elke 2 maanden 39 Elke 6 maanden 39 Recycling 39
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen 40
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen 40 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen 40 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen 40
Technische gegevens 41
Veiligheid 41 Generatormodus 41 TransPocket 2500, 2500 RC, 2500 TIG 41 TransPocket 2500 MVm, 2500 TIG MVm 42 TransPocket 3500, 3500 RC, 3500 TIG 43 TransPocket 3500 MVm, 3500 TIG MVm 44 Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat 45
4
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheids-
eisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het appa­raat te maken hebben, moeten:
- beschikken over de juiste kwalificaties
- kennis van lassen hebben en
- deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
- in leesbare toestand houden
- niet beschadigen
- niet verwijderen
- niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het appa­raat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
5
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik overeen­komstig de bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
- het ontdooien van leidingen
- het laden van batterijen of accu's
- het starten van motoren
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabri­kant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoor­waarden
Verplichtingen van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voort­vloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
- tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
- tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
Relatieve luchtvochtigheid:
- tot 50% bij 40 °C (104 °F)
- tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
- op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en onge­vallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
- voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veilig­heidsbewust werkt.
6
Verplichtingen van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de werkzaamheden:
- de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te leven
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energie-
kwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
- aansluitbeperkingen
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Lekstroom-bevei­ligingsschakelaar
Bescherming van uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een appa­raat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen. Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoor­beeld:
- vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
- voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
- schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker levensgevaarlijk zijn
- gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
- verhoogde geluidsbelasting
- schadelijke lasrook en -gassen
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
- moeilijk ontvlambaar
- isolerend en droog
- het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
- veiligheidshelm
- broek zonder omslag
7
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
- Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
- Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
- Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
- Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend, hittebestendig).
- Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
- wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.)
- stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
- installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
Informatie over de geluidsemis­sie
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals het toegepaste lasproces (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wissel­stroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werk­stuk, de omgeving van de werkplek, enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
- niet inademen
- via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emis­sies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:
- de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
- de gebruikte elektroden
- de toegepaste coatings
- de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
- gebruikte lasproces
8
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en lasstroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwij­derd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omge­ving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ont­staat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie ver­oorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De onder­grond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volle­dig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
- nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
- nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
9
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullast­spanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroom­netwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder rand­aardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloei­ende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
- alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
- controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstro-
men. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
- brand
- oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
- beschadiging van randaardeleidingen
- beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat met voldoende isolatie tegen elektrisch geleidende omgeving opstellen, bijv.: isolatie tegen geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
10
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaat­classificaties
EMV-maatregelen In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden,
Apparaten van emissieklasse A:
- zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
- kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling ver­oorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
- voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laag­spanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het appa­raat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeel­den van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
- Veiligheidsinstallaties
- Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
- Data- en telecommunicatie-installaties
- Meet- en kalibratie-installaties
NL
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1. Netvoeding
- Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektro-
magnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
2. Laskabels
- Houd ze zo kort mogelijk.
- Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
- Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3. Potentiaalegalisatie
4. Aarding van het werkstuk
- Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding
tot stand.
5. Afscherming, indien noodzakelijk
- Scherm andere installaties in de omgeving af.
- Scherm de complete lasinstallatie af.
EMF-maatregelen Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroor-
zaken:
- Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bij­voorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
- Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren, voordat zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
- De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veilig­heidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
- Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
11
Bijzondere geva­ren
Houd handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt van bewegende onderdelen, zoals bijvoorbeeld:
- ventilatoren
- tandwielen
- rollen
- aandrijfassen
- draadspoelen en lasdraden
Steek uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draai­ende machineonderdelen.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik
- Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemon­teerd.
- Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwon­dingen aan handen, gezicht, ogen, enz.).
Houd de lastoorts daarom altijd weg van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit) en gebruik een geschikte veiligheidsbril.
Raak het werkstuk tijdens en na het lassen niet aan - verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Draag daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting en zorg ervoor dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Laat lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur afkoelen voordat u eraan gaat werken.
In ruimten met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de geldende nationale en internationale bepalingen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bij­voorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Schakel het koelapparaat uit voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Neem bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servi­cedienst van de fabrikant of downloaden op zijn website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemidde­len van de fabrikant.
- Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op het geschikte lastopnamemiddel.
- De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun loodrechte stand hebben.
- Verwijder gasflessen en draadaanvoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
12
Gebruik bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerk­tuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen, enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevings­invloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende natio­nale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Omwikkel daarom, vóór het mon­teren, de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaanslui­ting met geschikte Teflon-tape.
NL
Eisen aan het beschermgas
Gevaar door beschermgasfles­sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de appara­tuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
- Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
- Druk-dauwpunt < -20 °C
- Max. oliegehalte < 25 mg/m³
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voor­zichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasappa­raat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaam­heden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoi­res, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
13
Veiligheidsmaat­regelen op de opstelplaats en bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op een vlakke, vaste ondergrond.
- Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aan­houden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende natio­nale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richt­lijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
- Draadtoevoer
- Draadspoel
- Beschermgasfles
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visu­ele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden;
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het appa­raat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
14
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaar­heid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hier­door schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, origi­nele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschrif­ten. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het appa­raat in afgekoelde toestand.
NL
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie
Veiligheidscon­trole
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
- Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen).
- Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
- Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
- Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behui­zingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aan­haalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
- na het aanbrengen van wijzigingen
- na installatie of ombouw
- na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
- na elke periode van maximaal twaalf maanden.
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en interna­tionale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke docu­mentatie.
Verwijdering Gooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afge-
dankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wet­ten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvrien­delijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
15
Veiligheidssym­bolen
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspan­ningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de rele­vante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http:// www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool, voldoen aan de eisen van de rele­vante Canadese en Amerikaanse normen.
Gegevensbe­scherming
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
16
Algemeen
NL
Principe
De TP 2500 en TP 3500-stroombronnen vormen een verder hoogtepunt in de nieuwe generatie lasomvormers. Dankzij de elektronica met hoog vermogen werd een unieke lasapparaat gecreëerd met hoge prestaties en een laag gewicht.
De stroombron werkt op het principe van een resonerende inverter en biedt daar­mee een aantal voordelen:
- Intelligente regeling voor een stabiele vlamboog en een ideale karakteristiek
- - Uitstekende ontstekings- en lasei­genschappen bij een zo laag mogelijk gewicht en minimale afmetingen
- - Hoge schakelfrequenties bij een
TP 2500-lasapparaat
Een elektronische regelaar past de karakteristieken van de stroombron aan de te lassen elektrode aan. Bij gebruik van rutiel-elektroden (rutiel), basische elektroden (basic) of cellulose-elektroden (CEL), zorgen speciaal selecteerbare gebruiksstanden voor per­fecte lasresultaten.
optimale efficiëntie
Apparaatconcept Alle varianten van de TP 2500 / 3500-stroombron zijn klein en compact gebouwd, maar
tegelijkertijd zo robuust dat ze betrouwbaar blijven werken, ook onder moeilijke omstan­digheden. Dankzij een poedergecoate plaatbehuizing met roestvrij stalen frame en bedieningselementen en aansluitbussen met bajonetsluiting die zijn aangebracht met een beschermend plastic frame, wordt ook aan de hoogste eisen voldaan. De draaghen­del maakt comfortabel transport mogelijk, zowel binnen het bedrijf als bij gebruik op bouwplaatsen.
Naast de uitgebreide uitrusting van de standaard TP 2500 / 3500-stroombron bieden de TP 2500 / 3500 RC-, TP 2500 / 3500 TIG-, TP 2500 / 3500 VRD- en TP 2500 / 3500 MVm-varianten een veelvoud aan andere mogelijkheden.
Toepassingsge­bieden
Naast het staafelektrodelassen bieden de apparaten uit de TP 2500/ 3500-serie ook handige hulpmiddelen voor TIG-lassen, zoals aanraakontstekingen en de praktische TIG-Comfort-Stop (TCS). Daarnaast beschikt de TP 2500 / 3500 TIG ook nog over de gebruiksstand TIG-impulsvlambooglassen.
De apparaten uit de TP 2500 / 3500-serie zijn door hun geringe afmetingen specifiek geschikt voor mobiel gebruik op bouwplaatsen en bij montagewerkzaamheden. Maar ook bij de stationaire inzet bij handwerk- en nijverheidswerkzaamheden zijn de appara­ten krachtige en economische alternatieven.
17
Bedieningselementen en aansluitingen
(4) (6)
(5)
(2)
(3)
(1)
Veiligheid
Aansluitingen
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veilig-
heidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
Vanwege software-updates kunnen er functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven staan of omgekeerd. Daarnaast kunnen afzonderlijke afbeeldingen licht afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Onderdelen en aansluitingen aan voor- en achter-
zijde
(1) Netschakelaar
(2) Aansluitbus beschermgas (alleen bij TP 2500/3500 TIG)
voor de aansluiting van de gasslang
(3) Stoffilter
in het aanzuigbereik van de ventilator
- voorkomt vervuiling van de binnenzijde bij sterke stofvorming
OPMERKING!
De fabrikant raadt u aan om de stroombron uitsluitend met stoffilter te bedienen.
(4) (+) Stroombus met bajonetsluiting
voor de aansluiting van de
- staafelektrode- of aardleiding bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektro­dentype)
18
- aardleiding bij het TIG-lassen
(3)
(4)
(5)
(1)
(2)
Bedieningsele­menten
(5) (-) Stroombus met bajonetsluiting
voor de aansluiting van de
- staafelektrode- of aardleiding bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektro­dentype)
- Lasbrander bij het TIG-lassen (stroomaansluiting)
(6) Aansluitbus afstandsbediening
voor de aansluiting van een afstandsbediening
NL
Bedieningselementen en lampjes op het bedieningspaneel
(1) Toets Methode
voor het selecteren van de methode
- Staafelektrodelassen met Hot-Start-functie (aanbevolen voor rutiel-elek­trode)
- Staafelektrodelassen met Soft-Start-functie(aanbevolen voor basische elek­trode)
- Elektrodelassen met CEL-elektrode
- TIG-lassen
- TIG-impulsvlambooglassen (alleen bij TP 2500/3500 TIG)
BELANGRIJK! Ook na het lostrekken van de netstekker blijft de geselec­teerde lasmethode opgeslagen.
(2) Lampje Afstandsbediening
brandt wanneer een afstandsbediening is aangesloten
(3) Lampje Storing
licht op als het apparaat thermisch overbelast is
(4) Instelregeling lasstroom
voor het traploos instellen van de lasstroom
(5) VRD-lampje
- brandt groen als de spanningsreductie (VRD) actief is en de nullastspanning kleiner dan 35 V
19
- brandt rood als de spanningsreductie (VRD) actief is en de nullastspanning hoger dan 35 V
- brandt niet als de nullastspanning buiten het VRD-bereik is ingesteld.
20
Voor de ingebruikname
NL
Veiligheid
Gebruik overeen­komstig de bedoeling
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in deze gebruiksaanwijzing worden beschre-
ven, mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veilig-
heidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
De stroombron is uitsluitend bestemd voor elektrodelassen en voor TIG-lassen in combi­natie met systeemcomponenten van de fabrikant. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook
- het volledig lezen van deze bedieningshandleiding
- het volgen van alle instructies en veiligheidsvoorschriften in de bedieningshandlei­ding
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
Vereisten aan de installatielocatie
GEVAAR!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Apparaten stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen.
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 23. Dit betekent:
- bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen groter dan Ø 12,5 mm (49 in.)
- bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de verticale positie
Koellucht
Het apparaat moet zo worden opgesteld dat de koellucht ongehinderd door de luchtsple­ten aan de voor- en achterzijde kan stromen.
Stof
Let erop dat neerdalende metaaldeeltjes niet door de ventilator in het apparaat worden gezogen. Bijvoorbeeld bij slijpwerkzaamheden.
Gebruik in de buitenlucht
Het apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP23 buiten worden opgesteld en gebruikt. Vermijd directe vochtinwerking (bijvoorbeeld door regen).
Netaansluiting De apparaten zijn voor de op het kenplaatje aangegeven netspanning geschikt. De
benodigde zekering van de netvoedingskabel vindt u in het onderdeel "Technische gege-
21
vens". Is de netkabel en/of de netstekker bij uw apparaat nog niet aangebracht, monteer dan de netkabel en/of netstekker volgens de geldende landelijke normen.
OPMERKING!
Gebruik van een elektrische installatie met onvoldoende capaciteit kan ernstige materiële schade tot gevolg hebben.
De netvoedingskabel en de zekering ervan moeten overeenkomstig de bestaande elek­triciteitsvoorziening worden aangelegd. De technische gegevens op het kenplaatje zijn van kracht.
22
Netspanning veranderen (alleen MVm-varianten)
180 V ~ 200 V ~ 230 V ~ 253 V ~240 V ~
- 10% + 10%
342 V ~ 380 V ~ 400 V ~ 506 V ~460 V ~
- 10% + 10%
Algemeen MVm-apparaten (MultiVoltage manueel) zijn zowel geschikt om te werken bij een net-
spanning van 380-460 V als bij een spanning van 200-240 V.
OPMERKING!
Standaard worden de apparaten met de instelling 380-460 V geleverd.
Het omzetten van het voedingsspanningbereik moet handmatig plaatsvinden.
Gedetailleerde informatie vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Tolerantiegebie­den van de net­spanning
200 V - 240 V
NL
Netspanning ver­anderen
380 V - 460 V
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Vóór het openen van het apparaat
netschakelaar in stand "O" zetten
het apparaat van het net loskoppelen
een duidelijk waarschuwingsbord tegen opnieuw inschakelen aanbrengen
met behulp van een geschikte meter controleren of alle elektrisch geladen onderde-
len (bijvoorbeeld condensatoren) inderdaad zijn ontladen
23
380V - 460V
2
3
1
1
1
1
1
2
200V - 240V
2
2
1
3
2
3
4
Eenfasegebruik MVm-apparaten kunnen zo nodig in eenfasetoepassing (bijv. 1 x 230 V) worden gebruikt.
Het lasstroombereik wordt daardoor wel verkleind. Bijbehorende prestatie-informatie vindt u in het gedeelte "Technische gegevens". De netkabel en netstekker moeten vol­gens de landelijk geldende normen worden gemonteerd.
24
Elektrode lassen
NL
Veiligheid
Onjuiste bediening kan ernstig lichamelijk letsel en grote materiële schade veroor­zaken.
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig zijn gele­zen en begrepen:
▶ ▶
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Als het apparaat tijdens het installeren op het net is aangesloten, bestaat het gevaar van ernstig lichamelijk letsel en ernstige schade aan eigendommen. Alle werkzaamheden aan het apparaat mogen slechts plaatsvinden als
▶ ▶
Voorbereiding 1. Laskabel afhankelijk van elektrodentype in stroombus steken en door middel van
2. Aardekabel afhankelijk van elektrodentype in stroombus steken en door middel van
3. Netstekker in het stopcontact steken
GEVAAR!
Deze bedieningshandleiding alle bedieningshandleidingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de vei-
ligheidsvoorschriften
GEVAAR!
de netschakelaar op de stand "O" is gezet, het apparaat niet op het net is aangesloten.
draaien naar rechts vergrendelen
draaien naar rechts vergrendelen
Methode selecte­ren
Lasstroom instel­len, vlamboog ontsteken
VOORZICHTIG!
Kans op letsel en schade als gevolg van elektrische schokken.
Zodra de schakelaar in de "I"stand staat, staat de staafelektrode in de elektrodenhouder onder spanning. Erop letten dat de staafelektrode geen personen of elektrisch gelei­dende of geaarde delen raakt (bijv. behuizingen enz.)
1. Netschakelaar op "I" zetten
2. Met de toets Methode een van de volgende methodes kiezen:
Bij het lassen van rutiel elektroden wordt de methode Elektrodelassen met Hot-Start aanbevolen.
Bij het lassen van basische elektroden wordt de methode Elektrodelassen met Soft-Start aanbevolen.
Bij het lassen van cellulose-elektroden mag alleen de staafelektrodelasme­thode met cellulose-elektroden worden geselecteerd.
1. Stroomsterkte met lasstroomregelaar selecteren
2. Met lassen beginnen
25
Hot-Start-functie
117A
I (A)
90A
1,5 s t
I (A)
90A
30A
t
(actief bij rutiel­en celluloseme­thodes)
Voordelen:
- Verbetering van de ontstekingseigen­schappen, ook bij elektroden met slechte ontstekingseigenschappen
- Beter opsmelten van het grondmateri­aal in de startfase, daardoor minder koude plekken
- Verregaande vermijding van slakken­insluitsels
Voorbeeld voor functie Hot-Start
Werkingswijze: gedurende 1,5 seconden wordt de lasstroom verhoogd tot een bepaalde waarde. Deze waarde ligt 30% hoger dan de ingestelde lasstroom
Voorbeeld: op de regelaar wordt 90 A ingesteld. De Hot-Start-stroom bedraagt 90 A + 30% = 117 A
BELANGRIJK! Bij een ingestelde lasstroom van 192 A of hoger, wordt de Hot-Start­stroom beperkt tot 250 A.
Soft-Start-functie (actief bij basic­methode)
De functie Anti­Stick
De functie Soft-Start is geschikt voor basische elektroden. De ontsteking vindt bij een lage lasstroom plaats. Zodra de vlamboog stabiel is stijgt de lasstroom continu tot de ingestelde richtwaarde van de lasstroom.
Voordelen:
- Verbeterde ontstekingseigenschappen van elektroden die bij een lage las­stroom ontsteken
- Verregaande vermijding van slakken­insluitsels
- Vermindering van lasspetters
Voorbeeld voor functie Soft-Start
Bij een korter wordende vlamboog kan de lasspanning zo ver dalen dat de staafelek­trode geneigd is vast te plakken. De functie Anti-Stick voorkomt uitgloeien. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom na 1 seconde uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is getild, kan de laswerkzaamheid zonder problemen worden voortgezet.
26
TIG-lassen
NL
Veiligheid
Algemeen
GEVAAR!
Onjuiste bediening kan ernstig lichamelijk letsel en grote materiële schade veroor­zaken.
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig zijn gele­zen en begrepen:
deze bedieningshandleiding
alle bedieningshandleidingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de vei-
ligheidsvoorschriften
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Als het apparaat tijdens het installeren op het net is aangesloten, bestaat het gevaar van ernstig lichamelijk letsel en ernstige schade aan eigendommen. Alle werkzaamheden aan het apparaat mogen slechts plaatsvinden als
de netschakelaar op de stand "O" is gezet,
het apparaat niet op het net is aangesloten.
OPMERKING!
Bij selectie van de TIG-las- of TIG-impulsvlambooglasmethode, geen pure wol­fraamelektrode (kleur: groen) gebruiken.
Geldt voor stroombron TP 2500 / 3500 TIG: De volledige werkingsomvang voor het TIG­lassen kan alleen bij toepassing van de TTG 2200 TCS-lasbrander worden gegaran­deerd.
Voorbereiding 1. Stroomstekker van de TIG-lasbrander in de (-) stroombus steken en door middel van
draaien naar rechts vergrendelen
2. Stroomstekker van de aardingskabel in de (+) stroombus steken en vergrendelen door rechtsom te draaien
3. Lasbrander uitrusten (zie gebruiksaanwijzing lasbrander)
4. Op de aansluitbus van de afstandsbediening (TP 2500 / 3500 TIG) aansluiten:
- Afstandsbediening
5. Aardingsverbinding met werkstuk maken
6. Drukregelaar op de gasfles bevestigen
Bij gebruik van een gasschuifbrander:
- Gasslang met drukregelaar verbinden
Bij gebruik van de TTG 2200 TCS-lasbrander (alleen bij TP 2500 / 3500 TIG):
- Drukregelaar met gasslang op de aansluitbus van het beschermgas aansluiten
- Wartelmoer vastdraaien
7. Gasflesklep openen
8. Netstekker in het stopcontact steken
27
Hoeveelheid beschermgas instellen
VOORZICHTIG!
Kans op letsel en schade als gevolg van elektrische schokken.
Zodra de schakelaar in de "I"-stand staat, staat er spanning op de wolfraamelektrode van de lasbrander. Erop letten dat de wolfraamelektrode geen personen of elektrisch gelei­dende of geaarde delen raakt (bijv. behuizingen enz.)
Bij gebruik van een gasschuifbrander:
1. Netschakelaar op "I" zetten
2. Gasafsluitventiel op de lasbrander openen of op de brandertoets drukken en op de drukregelaar de gewenste hoeveelheid gas instellen
Bij toepassing van de lasbrander TTG 2200 TCS (alleen bij TP 2500 / 3500 TIG) voor de instelling van de hoeveelheid gas:
1. Netschakelaar in stand "O" zetten
2. Op de toets Methode drukken en tegelijkertijd de netschakelaar op stand "I" zetten
- Alle lampjes op het bedieningspaneel knipperen
- - Ventilator schakelt zichzelf in
- - Gasmagneetventiel wordt aangetrokken
3. Op de drukregelaar de gewenste hoeveelheid beschermgas instellen
4. De toets Methode indrukken
- De lampjes op het bedieningspaneel houden op met knipperen
- De ventilator wordt uitgeschakeld (indien de temperatuur het toelaat)
- Het gasmagneetventiel schakelt uit
Methode selecte­ren
Lasstroom instel­len, vlamboog ontsteken
BELANGRIJK! De testgasstroom duurt hoogstens 15 seconden als er geen vroegtijdige
beëindiging door middel van de toets Methode plaatsvindt.
1. Met de toets Methode een van de volgende methoden selecteren:
- Bij geselecteerde TIG-lasmethode brandt het volgende lampje:
- Bij geselecteerde TIG-impulsvlamboogmethode brandt het volgende lampje:
1. Stroomsterkte met lasstroomregelaar selecteren
2. Gasmondstuk op de ontsteking plaatsen, zodat tussen de wolfraampunt en het werkstuk 2-3 mm (0,08-0,12 in.) afstand bestaat
3. Lasbrander langzaam omhoog brengen tot de wolfraampunt het werkstuk raakt
BELANGRIJK! Zolang de lasbrander het werkstuk raakt, vindt de automatische gas­voorstroming plaats. Bij een aanraking van meer dan 3 seconden wordt de lasstroom automatisch uitgescha­keld. Gasbuis opnieuw op de ontstekingsplek opstellen.
28
4. Lasbrander optillen en in de normale positie draaien - vlamboog ontstoken
5. Met lassen beginnen
2. 3. 4.
1. 2. 3. 4.
NL
Functie TIG-Com­fort-Stop
De functie "TIG Comfort Stop" (TCS) is alleen beschikbaar op de stroombron TP 2500/3500 TIG. Standaard is de functie TIG-Comfort-Stop gedeactiveerd. De activering en de instelling van de functie TIG-Comfort-Stop wordt beschreven in het hoofdstuk "Het setup-menu".
Bij een gedeactiveerde functie TIG-Comfort-Stop is er geen eindkratervulling door stroomvermindering of gasbescherming van de eindkrater aanwezig. Til om met het las­proces te stoppen, de lasbrander van het werkstuk totdat de vlamboog dooft.
Ga om bij een geactiveerde TCS-functie met het lasproces te stoppen, als volgt te werk:
1. Lassen
2. Tijdens het lassen de lasbrander optillen
- De vlamboog wordt duidelijk langer
3. Lasbrander laten zakken
- De vlamboog wordt duidelijk korter
- TIG-Comfort-Stop-functie wordt geactiveerd
4. Hoogte van de lasbrander handhaven
- Lasstroom wordt hellingvormig tot de minimale lasstroom (10 A) verminderd
(Downslope)
- De minimale lasstroom wordt 0,2 seconden lang constant gehouden
- De vlamboog dooft
5. Nastroomtijd gas afwachten en lasbrander optillen
Downslope:
De Downslope is afhankelijk van de gekozen lasstroom en kan niet worden ingesteld. De duur van de Downslope tussen de volgende aangegeven waarden is lineair te bereke­nen.
- Downslope bij lage lasstroom (10 A): 0,4 seconden
- Downslope bij maximale lasstroom (250 A): 10 seconden
29
Gasnastroomtijd:
250 A (max.)
120 A
10 A (min.)
0,2 s
0,4 s
4,8 s
10 s
Gasvoorstroming
Gasnastroming
De gasnastroomtijd is afhankelijk van de gekozen lasstroom en kan niet worden inge­steld.
- Gasnastroomtijd bij minimale lasstroom (10 A): 3 seconden
- Gasnastroomtijd bij maximale lasstroom (250 A): 15 seconden
De volgende afbeelding toont het verloop van de lasstroom en het gasstroomproces bij geactiveerde TIG-Comfort-Stop-functie:
TIG-Comfort-Stop: Lasstroom en gasstroming
30
Het Setup-menu
NL
Instelmogelijkhe­den
Werkingsprincipe De parameters zijn in 4 (TP 2500/3500) of 5 niveaus (TP 2500/3500 TIG) instelbaar. Het
Proces Instelbare parameter Fabrieksinstelling
Dynamiek Niveau 2
Dynamiek Niveau 2
Cellulosekarakteristiek en dynamiek Niveau 2
TIG-Comfort-Stop Niveau 0
Pulsfrequentie (alleen TP 2500/3500 TIG) Niveau 1
aantal oplichtende lampjes komt overeen met het ingestelde niveau.
Niveau 0 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5
Parameter instel­len
Ga als volgt te werk om de instelling van een parameter te wijzigen:
1. Druk op de toets Methode om de gewenste parameter te selecteren en houd de toets Methode ingedrukt.
- het ingestelde niveau wordt gedurende 1 seconde weergegeven
- zolang de knop Methode ingedrukt blijft, wordt de ingestelde waarde elke
seconde met één niveau verhoogd
2. De toets Methode loslaten zodra het gewenste niveau is ingesteld.
3. De instelling wordt daardoor opgeslagen
4. De ingestelde methode wordt weergegeven
BELANGRIJK! De ingestelde parameters blijven ook na het lostrekken van de nets­tekker opgeslagen.
31
Parameter Dyna-
I (A) of U (V)
I
streef­waarde
U
streef­waarde
5 4 3 2 1 0 5 4 3 2 1 0
t (s)
1LYHDX
Niveau:
Nullastspanning
U (V)
ingestelde lasstroom (constante stroom)
I (A)
Niveau: 0 1 2 3 4 5
miek
De parameter Dynamiek dient om de kort­sluitstroomsterkte op het moment van druppelovergang te beïnvloeden.
Wanneer de staafelektrode tot vastplakken neigt, moet de parameter Dynamiek op een hoger niveau worden ingesteld.
Niveau 0 levert een erg zachte vlamboog op met weinig spetters. Niveau 4 of 5 levert een erg harde en stabiele vlamboog op.
Fabrieksinstelling: Niveau 2
Instelling van de parameter Dynamiek
Parameter Cellu­losekarakteristiek
Parameter TIG­Comfort-Stop
De parameter Cellulosekarakteristiek dient voor het instellen van de steilheid voor de dalende lasstroomkarakteristiek. Bij het lassen van cellulose-elektroden is de steil­heid van de karakteristiek het toonaange­vende criterium voor de laseigenschap­pen.
Stel wanneer de cellulose-elektrode naar vastplakken neigt, de parameter Karakte­ristiek op een hoger niveau in (vlakke karakteristiek).
Fabrieksinstelling: Niveau 2
Instelling parameter Cellulosekarakteristiek
De parameter "TIG-Comfort-Stop" is alleen beschikbaar bij de stroombron TP 2500 / 3500 TIG. Bij de stroombron TP 2500 / 3500 komt het gedrag aan het einde van het las­sen overeen met het gedrag van een gedeactiveerde TIG-Comfort-Stop-functie.
BELANGRIJK! De instelling van de parameter TIG-Comfort-Stop geldt ook voor de methode "TIG-impulsvlambooglassen" (alleen bij TP 2500 / 3500 TIG).
De instelling van de parameter TIG-Comfort-Stop bepaalt hoe hoog de brander kortston­dig moet worden opgetild om de functie TIG-Comfort-Stop te activeren. Als de laswerk­zaamheid vaak onbedoeld wordt beëindigd, stelt u de parameter TIG-Comfort-Stop op een hogere waarde in.
Niveau van verlenging van de vlamboog om de functie te activeren
5 Zeer grote verlenging nodig
4 Grote verlenging nodig
3 Normale verlenging nodig
32
Niveau van verlenging van de vlamboog om de functie te activeren
Parameter Puls­frequentie
2 Kleine verlenging nodig
1 Zeer kleine verlenging nodig
0 TIG-Comfort-Stop gedeactiveerd (fabrieksinstelling)
De parameter Frequentie is alleen beschikbaar bij de stroombron TP 2500 / 3500 TIG en dient voor de instelling van de frequentie van de impulsvlamboog.
Voor de laseigenschappen bij TIG-impulsvlambooglassen is de frequentie van de impuls­vlamboog een essentieel criterium.
Niveau Pulsfrequentie
5 60 Hz
4 10 Hz
3 4 Hz
2 2 Hz
1 1 Hz (fabrieksinstelling)
0 0,5 Hz
NL
33
Voltage Reduction Device (alleen VRD-varianten)
Algemeen Voltage Reduction Device (VRD) is een optionele veiligheidsvoorziening voor spannings-
vermindering. VRD verhindert voor zover mogelijk uitgangsspanningen bij de stroombus­sen die een gevaar voor personen kunnen vormen.
Veiligheidsprin­cipe
Lascircuitweerstand is groter dan de mini­male lichaamsweerstand (groter dan of gelijk aan 200 Ohm):
- VRD is actief
- De nullastspanning is tot 12 V begrensd (anders 90 V)
- Het onbedoeld gelijktijdig aanraken van beide lasbussen is niet gevaarlijk
VRD is actief
Lascircuitweerstand is lager dan de mini­mum lichaamsweerstand (minder dan 200 Ohm):
- VRD is inactief
- Geen begrenzing op de uitgangsspan­ning om voor voldoende lasvermogen te zorgen
- Voorbeeld: Start van het lassen
34
VRD is niet actief
BELANGRIJK! Binnen 0,3 seconden na het laseinde:
- VRD is weer actief
- De begrenzing van de uitgangsspanning van 12 V is weer gegarandeerd
Storingsdiagnose en storingen opheffen
NL
Veiligheid
Storingsdiagnose
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Vóór het openen van het apparaat
Netschakelaar in positie "O" schakelen
Apparaat van het net loskoppelen
Tegen opnieuw inschakelen beveiligen
Met behulp van een geschikte meter vaststellen dat elektrisch geladen onderdelen
(bijvoorbeeld condensatoren) zijn ontladen
GEVAAR!
Een ontoereikende verbinding van de aardedraad kan ernstig lichamelijk letsel en omvangrijke materiële schade veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door
andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Geen lasstroom
Netschakelaar ingeschakeld, lampje voor gekozen bedrijfscyclus brandt niet
Oorzaak:
Oplossing:
Geen lasstroom
Apparaat ingeschakeld, lampje voor geselecteerde methode brandt
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Netvoedingskabel onderbroken
Netvoedingskabel en netspanning controleren
Laskabelaansluitingen onderbroken
Steekverbindingen controleren
Slechte - of geen aarde
Verbinding met het werkstuk maken
35
Geen lasstroom
Apparaat ingeschakeld, lampje voor geselecteerde methode brandt, lampje Storing brandt
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Slechte ontstekingseigenschappen bij het elektrodelassen
Oorzaak:
Oplossing:
Inschakelduur overschreden - apparaat overbelast - ventilator geactiveerd
Inschakelduur aanhouden
De automatische thermische zekering heeft het apparaat uitgeschakeld
Afkoelfase afwachten (apparaat niet uitschakelen - ventilator koelt het appa­raat); stroombron schakelt zichzelf na enige tijd weer in
Ventilator in de stroombron is defect
Contact opnemen met de servicedienst
Toevoer koellucht onvoldoende
Voor voldoende toevoer van koellucht zorgen
Luchtfilter verontreinigd
Luchtfilter reinigen
Fout in vermogensdeel
Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen Neem contact op met de servicedienst als de fout vaker voorkomt
Verkeerde methode gekozen
Overeenkomstige lasmethode kiezen
Vlamboog breekt tijdens de lasmethode af en toe af
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Staafelektrode heeft de neiging vast te kleven
Oorzaak:
Oplossing:
Netzekering of automatische zekering springt
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Bij geselecteerde TIG-lasmethode de parameter TIG-Comfort Stop op een te lage waarde ingesteld
In het setup-menu de parameter TIG-Comfort-Stop op een hogere waarde instellen
Te hoge brandspanning van de elektrode (bijv. groefelektrode)
Indien mogelijk alternatieve elektrode gebruiken of lasapparaat met hoger lasvermogen inzetten
Verkeerde methode gekozen
De methode "TIG-lassen" of "TIG -impulsvlambooglassen" selecteren
Parameter ‘Dynamiek’ (elektrodelassen) op een te lage waarde ingesteld
Parameter ‘Dynamiek’ op een hogere waarde instellen
Stroomnetwerk te zwak afgezekerd / verkeerde automaat
Stroomnetwerk juist afzekeren (zie Technische gegevens)
Netzekering klapt om bij nullast
Contact opnemen met de servicedienst
36
LED bij ingestelde methode knippert
Oorzaak:
Oplossing:
Eenfasetoepassing met een lasstroom groter dan 140 A
Lasstroom kleiner dan 140 A selecteren en doorgaan met lassen
NL
Oorzaak:
Oplossing:
Slechte laseigenschap
(veel druppelvorming)
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
TIG-lassen
Wolfraamelektrode smelt - wolfraaminsluitingen in het basismateriaal tijdens de ontste­kingsfase
Oorzaak:
Oplossing:
Uitval van een fase
Netvoedingskabel controleren
Verkeerde poling van de elektrode
Elektrode ompolen (aanwijzingen van de fabrikant in acht nemen)
Slechte aardeverbinding
Aardeklemmen rechtstreeks op het werkstuk bevestigen
Ongunstige setup-instelling voor de geselecteerde methode
In het setup-menu instelling voor de geselecteerde methode optimaliseren
Verkeerde poling van de wolfraamelektrode
TIG lasbrander op "- Pol" aansluiten
Statusindicatoren
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Nullast
aangrenzende lampjes branden, VRD-lampje knippert rood
Oorzaak: Uitgangsspanning is groter dan 110 V
Oplos­sing:
Netonderspanning of netoverspanning
aangrenzende lampjes branden, VRD-lampje knippert rood
Oorzaak: De netspanning heeft de tolerantiewaarde onder- of over-
Oplos­sing:
Verkeerd beschermgas, geen beschermgas
Inert beschermgas (Argon) gebruiken
Verkeerde methode gekozen
TIG-lassen en TIG-impulsvlambooglassen (TP 2500 / 3500 TIG) selecteren
Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen; fout treedt vaker op - apparaat naar de servicedienst
schreden
Netspanning controleren; apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen; fout treedt vaker op - apparaat naar de servicedienst
37
Aardlek (alleen bij optie aardlekcontrole)
aangrenzende lampjes branden, VRD-lampje knippert rood
Oorzaak: Geleiding via aarding van het apparaat
Oplos­sing:
Kortsluiting na het inschakelen van het apparaat
aangrenzende lampjes branden, VRD-lampje knippert rood
Oorzaak: Kortsluiting tussen elektrodenhouder en aardeklem
Oplos­sing:
Current Limit
aangrenzende lampjes branden, VRD-lampje knippert rood
Oorzaak: Interne Error
Oplos­sing:
ILZ
aangrenzende lampjes branden, VRD-lampje knippert rood
Aardeverbinding met het werkstuk controleren; apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen; fout treedt vaker op - apparaat naar de servicedienst
Kortsluiting oplossen; apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen; fout treedt vaker op - apparaat naar de servicedienst
Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen; fout treedt vaker op - apparaat naar de servicedienst
Oorzaak: Interne Error
Oplos­sing:
Asymmetrie (in bedrijf)
aangrenzende lampjes branden, VRD-lampje knippert rood
Oorzaak: Interne Error
Oplos­sing:
Asymmetrie (bij het inschakelen)
aangrenzende lampjes branden, VRD-lampje knippert rood
Oorzaak: Interne Error
Oplos­sing:
Primaire stroom
aangrenzende lampjes branden, VRD-lampje knippert rood
Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen; fout treedt vaker op - apparaat naar de servicedienst
Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen; fout treedt vaker op - apparaat naar de servicedienst
Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen; fout treedt vaker op - apparaat naar de servicedienst
38
Oorzaak: Interne Error
Oplos­sing:
Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen; fout treedt vaker op - apparaat naar de servicedienst
Verzorging, onderhoud en recycling
Algemeen De stroombron heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts weinig verzorging
en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, om de lasin­stallatie jarenlang gebruiksklaar te houden.
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Vóór het openen van het apparaat
netschakelaar in stand "O" zetten
het apparaat van het net loskoppelen
een duidelijk waarschuwingsbord tegen het opnieuw erin steken aanbrengen
met behulp van een geschikte meter controleren of alle elektrisch geladen onderde-
len (bijvoorbeeld condensatoren) inderdaad zijn ontladen
NL
Bij elke inge­bruikname
Elke 2 maanden - Luchtfilter reinigen
Elke 6 maanden - Zijstukken van het apparaat demonteren en de binnenkant van het apparaat met
- Netstekker en netkabel evenals lasbrander, verbindingsleidingpakket en aardings­verbinding op beschadiging controleren
- Controleren of de vrije ruimte rond het apparaat 0,5 m (1ft. 8 in.) bedraagt, zodat de koellucht ongehinderd kan toestromen en wegvloeien
OPMERKING!
De luchtinstroom- en uitstroomopeningen mogen in geen geval zijn bedekt, ook niet deels.
droge, gereduceerde perslucht schoonblazen
OPMERKING!
Risico op beschadiging van de elektronische onderdelen.
Elektronische onderdelen niet van korte afstand schoonblazen.
- Bij grote stofproductie ook de koelluchtkanalen reinigen
Recycling Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen plaatsvinden.
39
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen
Gemiddeld ver­bruik van draad­elektroden bij het MIG/MAG-lassen
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 5 m/min
Draadelek-
trode met een
diameter van
1,0 mm
Draadelektrode van staal 1,8 kg/h 2,7 kg/h 4,7 kg/h
Draadelektrode van aluminium 0,6 kg/h 0,9 kg/h 1,6 kg/h
Draadelektrode van CrNi 1,9 kg/h 2,8 kg/h 4,8 kg/h
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 10 m/min
Draadelek-
trode met een
diameter van
1,0 mm
Draadelektrode van staal 3,7 kg/h 5,3 kg/h 9,5 kg/h
Draadelektrode van aluminium 1,3 kg/h 1,8 kg/h 3,2 kg/h
Draadelektrode van CrNi 3,8 kg/h 5,4 kg/h 9,6 kg/h
Draadelek-
trode met een
diameter van
1,2 mm
Draadelek-
trode met een
diameter van
1,2 mm
Draadelek-
trode met een
diameter van
1,6 mm
Draadelek-
trode met een
diameter van
1,6 mm
Gemiddeld beschermgasver­bruik bij het MIG/ MAG-lassen
Gemiddeld beschermgasver­bruik bij het TIG­lassen
Diameter van draadelektrode
Gemiddeld ver­bruik
Grootte van gas­mondstuk
Gemiddeld ver­bruik
1,0 mm 1,2 mm 1,6 mm 2,0 mm 2 x 1,2 mm (TWIN)
10 l/min 12 l/min 16 l/min 20 l/min 24 l/min
4 5 6 7 8 10
6 l/min 8 l/min 10 l/min 12 l/min 12 l/min 15 l/min
40
Technische gegevens
NL
Veiligheid
Generatormodus De stroombronnen TP 2500 / 3500 zijn onbeperkt geschikt voor generatoren, als het
TransPocket 2500, 2500 RC, 2500 TIG
OPMERKING!
Gebruik van een elektrische installatie met onvoldoende capaciteit kan ernstige materiële schade tot gevolg hebben.
De netvoedingskabel en de beveiliging daarvan moeten op geschikte wijze worden aan­gelegd. De technische gegevens op het kenplaatje zijn van kracht.
maximaal afgegeven schijnbaar vermogen van de generator minstens 14 kVA voor de TP 2500 of 22 kVA voor de TP 3500 bedraagt.
Netspanning (U1) 3 x 380 V 400 V 460 V
Max. effectieve primaire stroom (I
Max. primaire stroom (I
Netbeveiliging 16 A traagheid
Tolerantie netspanning -10% /+ 10%
Netfrequentie 50 / 60 Hz
) 17,7 A 17,0 A 14,6 A
1max
) 10,5 A 10,1 A 8,6 A
1eff
Cos Phi (1) 0,99
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar Type B
Lasstroombereik (I2)
Staafelektrode 15 - 250 A
TIG 15 - 250 A
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F) 40% 60% 100%
250 A 200 A 175 A
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2)
Staafelektrode 20,6 - 30 V
TIG 10,6 - 20 V
Nullastspanning (U0 peak, U0 r.m.s) 88 V
Nullastspanning VRD 12 V
Beschermingsklasse IP 23
Koelwijze AF
Overspanningscategorie III
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 3
Veiligheidssymbolen S, CE
Afmetingen l x b x h 430 x 180 x 320 mm
16,9 x 7,1 x 12,6 in.
41
Gewicht 12,5 kg
27,5 lb.
Maximale druk beschermgas (TIG) 5 bar
72.5 psi.
Max. geluidsemissie (LWA) 74 dB (A)
Energieverbruik in nullasttoestand bij 400 V 23,4 W
Energie-efficiëntie van stroombron bij 250 A / 30 V 87%
TransPocket 2500 MVm, 2500 TIG MVm
Netspanning (U1) 3 x 200 V 230 V
Max. effectieve primaire stroom (I
Max. primaire stroom (I
) 27,4 A 26,8 A
1max
) 16,2 A 15,9 A
1eff
Netbeveiliging 20 A traagheid
Netspanning (U1) 3 x 380 V 400 V 460 V
Max. effectieve primaire stroom (I
Max. primaire stroom (I
) 17,7 A 17,0 A 14,6 A
1max
) 10,5 A 10,1 A 8,6 A
1eff
Netbeveiliging 16 A traagheid
Tolerantie netspanning -10% /+ 10%
Netfrequentie 50 / 60 Hz
Cos Phi (1) 0,99
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar Type B
Lasstroombereik (I2)
Staafelektrode 15 - 250 A
TIG 15 - 250 A
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F) 40% 60% 100%
250 A 200 A 175 A
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2)
Staafelektrode 20,6 - 30 V
TIG 10,6 - 20 V
Nullastspanning (U0 peak, U0 r.m.s) 88 V
Nullastspanning VRD 12 V
Beschermingsklasse IP 23
Koelwijze AF
Overspanningscategorie III
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 3
Veiligheidssymbolen S, CE, CSA
Afmetingen l x b x h 430 x 180 x 320 mm
16,9 x 7,1 x 12,6 in.
Gewicht 12,5 kg
27,5 lb.
42
Maximale druk beschermgas (TIG) 5 bar
72.5 psi.
Max. geluidsemissie (LWA) 74 dB (A)
Energieverbruik in nullasttoestand bij 400 V 23,4 W
Energie-efficiëntie van stroombron bij 250 A / 30 V 87%
NL
TransPocket 3500, 3500 RC, 3500 TIG
Netspanning (U1) 3 x 380 V 400 V 460 V
Max. effectieve primaire stroom (I
Max. primaire stroom (I
) 29,5 A 28,3 A 25,4 A
1max
) 17,5 A 16,8 A 15,1 A
1eff
Netbeveiliging 25 A traagheid
Tolerantie netspanning -10% /+ 10%
Netfrequentie 50 / 60 Hz
Cos Phi (1) 0,99
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar Type B
Lasstroombereik (I2)
Staafelektrode 10 - 350 A
TIG 10 - 350 A
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F) 40% 60% 100%
350 A 280 A 230 A
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2)
Staafelektrode 20,4 - 34 V
TIG 10,4 - 24 V
Nullastspanning (U0 peak, U0 r.m.s) 88 V
Nullastspanning VRD 12 V
Beschermingsklasse IP 23
Koelwijze AF
Overspanningscategorie III
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 3
Veiligheidssymbolen S, CE
Afmetingen l x b x h 500 x 190 x 380 mm
19,68 x 7,48 x 14,96 in.
Gewicht 20,1 kg
44,3 lb.
Maximale druk beschermgas (TIG) 5 bar
72.5 psi.
Max. geluidsemissie (LWA) 70 dB (A)
Energieverbruik in nullasttoestand bij 400 V 25,5 W
Energie-efficiëntie van stroombron bij 350 A / 34 V 86%
43
TransPocket 3500 MVm, 3500 TIG MVm
Netspanning (U1) 3 x 200 V 230 V
Max. effectieve primaire stroom (I
) 27 A 24,7 A
1eff
Max. primaire stroom (I
) 45,6 A 41,8 A
1max
Netbeveiliging 35 A traagheid
Netspanning (U1) 3 x 380 V 400 V 460 V
Max. effectieve primaire stroom (I
Max. primaire stroom (I
) 29,5 A 28,3 A 25,4 A
1max
) 17,5 A 16,8 A 15,1 A
1eff
Netbeveiliging 25 A traagheid
Tolerantie netspanning -10% /+ 10%
Netfrequentie 50 / 60 Hz
Cos Phi (1) 0,99
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar Type B
Lasstroombereik (I2)
Staafelektrode 10 - 350 A
TIG 10 - 350 A
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F) 40% 60% 100%
350 A 280 A 230 A
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2)
Staafelektrode 20,4 - 34 V
TIG 10,4 - 24 V
Nullastspanning (U0 peak, U0 r.m.s) 88 V
Nullastspanning VRD 12 V
Beschermingsklasse IP 23
Koelwijze AF
Overspanningscategorie III
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 3
Veiligheidssymbolen S, CE, CSA
Afmetingen l x b x h 500 x 190 x 380 mm
19,68 x 7,48 x 14,96 in.
Gewicht 20,1 kg
44,3 lb.
Maximale druk beschermgas (TIG) 5 bar
72.5 psi.
Max. geluidsemissie (LWA) 70 dB (A)
Energieverbruik in nullasttoestand bij 400 V 25,5 W
44
Energie-efficiëntie van stroombron bij 350 A / 34 V 86%
Overzicht van kri­tieke grondstof­fen, productiejaar van apparaat
Overzicht van kritieke grondstoffen:
Op de volgende internetpagina is een overzicht te vinden van de kritieke grondstoffen die dit apparaat bevat:
www.fronius.com/en/about-fronius/sustainability.
Productiejaar van apparaat berekenen:
- Elk apparaat is van een serienummer voorzien
- Het serienummer bestaat uit acht cijfers, bijvoorbeeld 28020099
- De eerste twee cijfers vormen het getal waaruit het productiejaar van het apparaat kan worden berekend
- Hiervoor moet 11 van dit getal worden afgetrokken
Voorbeeld: Serienummer = 28020065, berekening van productiejaar = 28 - 11 =
17, productiejaar = 2017
NL
45
46
NL
47
FRONIUS INTERNATIONAL GMBH
Froniusstraße 1
A-4643 Pettenbach
AUSTRIA
contact@fronius.com
www.fronius.com
Under www.fronius.com/contact you will find the addresses
of all Fronius Sales & Service Partners and locations
Loading...