Verklaring veiligheidsaanwijzingen5
Algemeen5
Gebruik overeenkomstig de bedoeling6
Omgevingsvoorwaarden6
Verplichtingen van de gebruiker6
Verplichtingen van het personeel7
Netaansluiting7
Lekstroom-beveiligingsschakelaar7
Bescherming van uzelf en derden7
Informatie over de geluidsemissie8
Gevaar door schadelijke gassen en dampen8
Gevaar door vonken9
Gevaren door net- en lasstroom9
Zwerfstromen10
EMV-apparaatclassificaties11
EMV-maatregelen11
EMF-maatregelen11
Bijzondere gevaren12
Eisen aan het beschermgas13
Gevaar door beschermgasflessen13
Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport14
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik14
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie15
Veiligheidscontrole15
Verwijdering15
Veiligheidssymbolen16
Gegevensbescherming16
Auteursrecht16
Algemeen39
Bij elke ingebruikname39
Elke 2 maanden39
Elke 6 maanden39
Recycling39
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen40
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen40
Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen40
Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen40
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk let-
▶
sel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk let-
▶
sel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
▶
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging
van de apparatuur.
AlgemeenHet apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheids-
eisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op
voor:
-het leven van de gebruiker of dat van derden
-het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
-de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
-beschikken over de juiste kwalificaties
-kennis van lassen hebben en
-deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt
gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale
regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden
nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
-in leesbare toestand houden
-niet beschadigen
-niet verwijderen
-niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het
apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat
het apparaat wordt ingeschakeld.
5
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik overeenkomstig de
bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde
gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden
bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De
fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
-het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
-het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en
gevaren
-het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
-het ontdooien van leidingen
-het laden van batterijen of accu's
-het starten van motoren
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoorwaarden
Verplichtingen
van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik
overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
-tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
-tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
Relatieve luchtvochtigheid:
-tot 50% bij 40 °C (104 °F)
-tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
-op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
-deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften",
hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben
bevestigd
-voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
6
Verplichtingen
van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van
de werkzaamheden:
-de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te
leven
-deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te
lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben
begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te
gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan
ontstaan.
NetaansluitingApparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energie-
kwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
-aansluitbeperkingen
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Lekstroom-beveiligingsschakelaar
Bescherming van
uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het
apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd
met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een apparaat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen.
Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt,
wordt in de technische gegevens vermeld.
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
-vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
-voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
-schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
levensgevaarlijk zijn
-gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
-verhoogde geluidsbelasting
-schadelijke lasrook en -gassen
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen.
De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
-moeilijk ontvlambaar
-isolerend en droog
-het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
-veiligheidshelm
-broek zonder omslag
7
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
-Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste
filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
-Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
-Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
-Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend,
hittebestendig).
-Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter
voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen
van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
-wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de
boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken
door net- of lasstroom, enz.)
-stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
-installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
Informatie over
de geluidsemissie
Gevaar door
schadelijke gassen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van
werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig
het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden
gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving.
De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals het toegepaste
lasproces (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek, enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de
gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for
Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
-niet inademen
-via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie
van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten
verantwoordelijk:
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht
nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor
de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding
Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen
het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door vonken
Gevaren door
net- en lasstroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en
buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën
e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en
alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een
geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u
te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn,
en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde
kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as
draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
-nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
-nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
9
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen
van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking
van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige
scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het
werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en
de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat
de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer
wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
-alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
-controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te
werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
ZwerfstromenAls onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstro-
men. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
-brand
-oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
-beschadiging van randaardeleidingen
-beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat met voldoende isolatie tegen elektrisch geleidende omgeving opstellen,
bijv.: isolatie tegen geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden
met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is
spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte
lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
10
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van
de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaatclassificaties
EMV-maatregelenIn uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden,
Apparaten van emissieklasse A:
-zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
-voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook
voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op
de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in
de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te
heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
-Veiligheidsinstallaties
-Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
-Data- en telecommunicatie-installaties
-Meet- en kalibratie-installaties
NL
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1.Netvoeding
-Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektro-
magnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een
geschikt netfilter).
2.Laskabels
-Houd ze zo kort mogelijk.
-Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
-Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3.Potentiaalegalisatie
4.Aarding van het werkstuk
-Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding
tot stand.
5.Afscherming, indien noodzakelijk
-Scherm andere installaties in de omgeving af.
-Scherm de complete lasinstallatie af.
EMF-maatregelenElektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroor-
zaken:
-Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
-Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren, voordat zij zich
in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
-De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
-Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het
lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
11
Bijzondere gevaren
Houd handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt van bewegende
onderdelen, zoals bijvoorbeeld:
-ventilatoren
-tandwielen
-rollen
-aandrijfassen
-draadspoelen en lasdraden
Steek uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het
uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik
-Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemonteerd.
-Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen, enz.).
Houd de lastoorts daarom altijd weg van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit)
en gebruik een geschikte veiligheidsbril.
Raak het werkstuk tijdens en na het lassen niet aan - verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Draag daarom ook bij het nabewerken
van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting en zorg ervoor dat andere
personen voldoende zijn beschermd.
Laat lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur
afkoelen voordat u eraan gaat werken.
In ruimten met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de geldende nationale en internationale bepalingen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf
mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Schakel het koelapparaat uit voordat u
de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Neem bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad
voor het koelmiddel in acht. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op zijn website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemiddelen van de fabrikant.
-Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op het
geschikte lastopnamemiddel.
-De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun loodrechte
stand hebben.
-Verwijder gasflessen en draadaanvoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
12
Gebruik bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte,
isolerende draadaanvoerophanging (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden
gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt
voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen, enz.) die voor het transport van het
apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd
(bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er
onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Omwikkel daarom, vóór het monteren, de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape.
NL
Eisen aan het
beschermgas
Gevaar door
beschermgasflessen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit.
Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
-Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
-Druk-dauwpunt < -20 °C
-Max. oliegehalte < 25 mg/m³
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen.
Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch
geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet
om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder
druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen,
enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van
de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
13
Veiligheidsmaatregelen op de
opstelplaats en
bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op
een vlakke, vaste ondergrond.
-Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
-Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving
van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide
beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze
optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer
vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
-Draadtoevoer
-Draadspoel
-Beschermgasfles
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig
onderhoudspersoneel repareren.
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig
operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert
dit gevaar op voor:
-het leven van de gebruiker of dat van derden;
-het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of
de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij
kraantransport.
14
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is
alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op
garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder
bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant
of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
NL
Inbedrijfname,
onderhoud en
reparatie
Veiligheidscontrole
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende
robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
-Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde
onderdelen).
-Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
-Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
-Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de
onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole
aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens
om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
-na het aanbrengen van wijzigingen
-na installatie of ombouw
-na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
-na elke periode van maximaal twaalf maanden.
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u
zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
VerwijderingGooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afge-
dankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wetten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvriendelijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze
naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft
mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
15
Veiligheidssymbolen
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://
www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool, voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
Gegevensbescherming
AuteursrechtHet auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van
de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is
de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse
gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker
geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze
handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
16
Algemeen
NL
Principe
De TP 2500 en TP 3500-stroombronnen
vormen een verder hoogtepunt in de
nieuwe generatie lasomvormers. Dankzij
de elektronica met hoog vermogen werd
een unieke lasapparaat gecreëerd met
hoge prestaties en een laag gewicht.
De stroombron werkt op het principe van
een resonerende inverter en biedt daarmee een aantal voordelen:
-Intelligente regeling voor een stabiele
vlamboog en een ideale karakteristiek
-- Uitstekende ontstekings- en laseigenschappen bij een zo laag mogelijk
gewicht en minimale afmetingen
-- Hoge schakelfrequenties bij een
TP 2500-lasapparaat
Een elektronische regelaar past de karakteristieken van de stroombron aan de te lassen
elektrode aan. Bij gebruik van rutiel-elektroden (rutiel), basische elektroden (basic) of
cellulose-elektroden (CEL), zorgen speciaal selecteerbare gebruiksstanden voor perfecte lasresultaten.
optimale efficiëntie
ApparaatconceptAlle varianten van de TP 2500 / 3500-stroombron zijn klein en compact gebouwd, maar
tegelijkertijd zo robuust dat ze betrouwbaar blijven werken, ook onder moeilijke omstandigheden. Dankzij een poedergecoate plaatbehuizing met roestvrij stalen frame en
bedieningselementen en aansluitbussen met bajonetsluiting die zijn aangebracht met
een beschermend plastic frame, wordt ook aan de hoogste eisen voldaan. De draaghendel maakt comfortabel transport mogelijk, zowel binnen het bedrijf als bij gebruik op
bouwplaatsen.
Naast de uitgebreide uitrusting van de standaard TP 2500 / 3500-stroombron bieden de
TP 2500 / 3500 RC-, TP 2500 / 3500 TIG-, TP 2500 / 3500 VRD- en TP 2500 / 3500
MVm-varianten een veelvoud aan andere mogelijkheden.
Toepassingsgebieden
Naast het staafelektrodelassen bieden de apparaten uit de TP 2500/ 3500-serie ook
handige hulpmiddelen voor TIG-lassen, zoals aanraakontstekingen en de praktische
TIG-Comfort-Stop (TCS). Daarnaast beschikt de TP 2500 / 3500 TIG ook nog over de
gebruiksstand TIG-impulsvlambooglassen.
De apparaten uit de TP 2500 / 3500-serie zijn door hun geringe afmetingen specifiek
geschikt voor mobiel gebruik op bouwplaatsen en bij montagewerkzaamheden. Maar
ook bij de stationaire inzet bij handwerk- en nijverheidswerkzaamheden zijn de apparaten krachtige en economische alternatieven.
17
Bedieningselementen en aansluitingen
(4)
(6)
(5)
(2)
(3)
(1)
Veiligheid
Aansluitingen
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
▶
sluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document te lezen en te begrijpen.
▶
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veilig-
▶
heidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
Vanwege software-updates kunnen er functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet
in deze gebruiksaanwijzing beschreven staan of omgekeerd.
Daarnaast kunnen afzonderlijke afbeeldingen licht afwijken van de bedieningselementen
op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Onderdelen en aansluitingen aan voor- en achter-
zijde
(1)Netschakelaar
(2)Aansluitbus beschermgas (alleen bij TP 2500/3500 TIG)
voor de aansluiting van de gasslang
(3)Stoffilter
in het aanzuigbereik van de ventilator
-voorkomt vervuiling van de binnenzijde bij sterke stofvorming
OPMERKING!
De fabrikant raadt u aan om de stroombron uitsluitend met stoffilter te bedienen.
(4)(+) Stroombus met bajonetsluiting
voor de aansluiting van de
-staafelektrode- of aardleiding bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektrodentype)
18
-aardleiding bij het TIG-lassen
(3)
(4)
(5)
(1)
(2)
Bedieningselementen
(5)(-) Stroombus met bajonetsluiting
voor de aansluiting van de
-staafelektrode- of aardleiding bij het elektrodelassen (afhankelijk van elektrodentype)
-Lasbrander bij het TIG-lassen (stroomaansluiting)
(6)Aansluitbus afstandsbediening
voor de aansluiting van een afstandsbediening
NL
Bedieningselementen en lampjes op het bedieningspaneel
(1)Toets Methode
voor het selecteren van de methode
-Staafelektrodelassen met Hot-Start-functie (aanbevolen voor rutiel-elektrode)
-Staafelektrodelassen met Soft-Start-functie(aanbevolen voor basische elektrode)
-Elektrodelassen met CEL-elektrode
-TIG-lassen
-TIG-impulsvlambooglassen (alleen bij TP 2500/3500 TIG)
BELANGRIJK! Ook na het lostrekken van de netstekker blijft de geselecteerde lasmethode opgeslagen.
(2)Lampje Afstandsbediening
brandt wanneer een afstandsbediening is aangesloten
(3)Lampje Storing
licht op als het apparaat thermisch overbelast is
(4)Instelregeling lasstroom
voor het traploos instellen van de lasstroom
(5)VRD-lampje
-brandt groen als de spanningsreductie (VRD) actief is en de nullastspanning
kleiner dan 35 V
19
-brandt rood als de spanningsreductie (VRD) actief is en de nullastspanning
hoger dan 35 V
-brandt niet als de nullastspanning buiten het VRD-bereik is ingesteld.
20
Voor de ingebruikname
NL
Veiligheid
Gebruik overeenkomstig de
bedoeling
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in deze gebruiksaanwijzing worden beschre-
▶
ven, mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document te lezen en te begrijpen.
▶
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veilig-
▶
heidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
De stroombron is uitsluitend bestemd voor elektrodelassen en voor TIG-lassen in combinatie met systeemcomponenten van de fabrikant.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling.
Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook
-het volledig lezen van deze bedieningshandleiding
-het volgen van alle instructies en veiligheidsvoorschriften in de bedieningshandleiding
-het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
Vereisten aan de
installatielocatie
GEVAAR!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Apparaten stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen.
▶
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 23. Dit betekent:
-bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen groter dan Ø
12,5 mm (49 in.)
-bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de verticale
positie
Koellucht
Het apparaat moet zo worden opgesteld dat de koellucht ongehinderd door de luchtspleten aan de voor- en achterzijde kan stromen.
Stof
Let erop dat neerdalende metaaldeeltjes niet door de ventilator in het apparaat worden
gezogen. Bijvoorbeeld bij slijpwerkzaamheden.
Gebruik in de buitenlucht
Het apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP23 buiten worden opgesteld en
gebruikt. Vermijd directe vochtinwerking (bijvoorbeeld door regen).
NetaansluitingDe apparaten zijn voor de op het kenplaatje aangegeven netspanning geschikt. De
benodigde zekering van de netvoedingskabel vindt u in het onderdeel "Technische gege-
21
vens". Is de netkabel en/of de netstekker bij uw apparaat nog niet aangebracht, monteer
dan de netkabel en/of netstekker volgens de geldende landelijke normen.
OPMERKING!
Gebruik van een elektrische installatie met onvoldoende capaciteit kan ernstige
materiële schade tot gevolg hebben.
De netvoedingskabel en de zekering ervan moeten overeenkomstig de bestaande elektriciteitsvoorziening worden aangelegd. De technische gegevens op het kenplaatje zijn
van kracht.
22
Netspanning veranderen (alleen MVm-varianten)
180 V ~200 V ~230 V ~253 V ~240 V ~
- 10%+ 10%
342 V ~380 V ~400 V ~506 V ~460 V ~
- 10%+ 10%
AlgemeenMVm-apparaten (MultiVoltage manueel) zijn zowel geschikt om te werken bij een net-
spanning van 380-460 V als bij een spanning van 200-240 V.
OPMERKING!
Standaard worden de apparaten met de instelling 380-460 V geleverd.
Het omzetten van het voedingsspanningbereik moet handmatig plaatsvinden.
Gedetailleerde informatie vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Tolerantiegebieden van de netspanning
200 V - 240 V
NL
Netspanning veranderen
380 V - 460 V
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Vóór het openen van het apparaat
netschakelaar in stand "O" zetten
▶
het apparaat van het net loskoppelen
▶
een duidelijk waarschuwingsbord tegen opnieuw inschakelen aanbrengen
▶
met behulp van een geschikte meter controleren of alle elektrisch geladen onderde-
▶
len (bijvoorbeeld condensatoren) inderdaad zijn ontladen
23
380V - 460V
2
3
1
1
1
1
1
2
200V - 240V
2
2
1
3
2
3
4
EenfasegebruikMVm-apparaten kunnen zo nodig in eenfasetoepassing (bijv. 1 x 230 V) worden gebruikt.
Het lasstroombereik wordt daardoor wel verkleind. Bijbehorende prestatie-informatie
vindt u in het gedeelte "Technische gegevens". De netkabel en netstekker moeten volgens de landelijk geldende normen worden gemonteerd.
24
Elektrode lassen
NL
Veiligheid
Onjuiste bediening kan ernstig lichamelijk letsel en grote materiële schade veroorzaken.
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
▶
▶
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Als het apparaat tijdens het installeren op het net is aangesloten, bestaat het gevaar van
ernstig lichamelijk letsel en ernstige schade aan eigendommen. Alle werkzaamheden
aan het apparaat mogen slechts plaatsvinden als
▶
▶
Voorbereiding1.Laskabel afhankelijk van elektrodentype in stroombus steken en door middel van
2.Aardekabel afhankelijk van elektrodentype in stroombus steken en door middel van
3.Netstekker in het stopcontact steken
GEVAAR!
Deze bedieningshandleiding
alle bedieningshandleidingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de vei-
ligheidsvoorschriften
GEVAAR!
de netschakelaar op de stand "O" is gezet,
het apparaat niet op het net is aangesloten.
draaien naar rechts vergrendelen
draaien naar rechts vergrendelen
Methode selecteren
Lasstroom instellen, vlamboog
ontsteken
VOORZICHTIG!
Kans op letsel en schade als gevolg van elektrische schokken.
Zodra de schakelaar in de "I"stand staat, staat de staafelektrode in de elektrodenhouder
onder spanning. Erop letten dat de staafelektrode geen personen of elektrisch geleidende of geaarde delen raakt (bijv. behuizingen enz.)
1.Netschakelaar op "I" zetten
2.Met de toets Methode een van de volgende methodes kiezen:
Bij het lassen van rutiel elektroden wordt de methode Elektrodelassen met
Hot-Start aanbevolen.
Bij het lassen van basische elektroden wordt de methode Elektrodelassen
met Soft-Start aanbevolen.
Bij het lassen van cellulose-elektroden mag alleen de staafelektrodelasmethode met cellulose-elektroden worden geselecteerd.
1.Stroomsterkte met lasstroomregelaar selecteren
2.Met lassen beginnen
25
Hot-Start-functie
117A
I (A)
90A
1,5 st
I (A)
90A
30A
t
(actief bij rutielen cellulosemethodes)
Voordelen:
-Verbetering van de ontstekingseigenschappen, ook bij elektroden met
slechte ontstekingseigenschappen
-Beter opsmelten van het grondmateriaal in de startfase, daardoor minder
koude plekken
-Verregaande vermijding van slakkeninsluitsels
Voorbeeld voor functie Hot-Start
Werkingswijze:
gedurende 1,5 seconden wordt de lasstroom verhoogd tot een bepaalde waarde. Deze
waarde ligt 30% hoger dan de ingestelde lasstroom
Voorbeeld: op de regelaar wordt 90 A ingesteld.
De Hot-Start-stroom bedraagt 90 A + 30% = 117 A
BELANGRIJK! Bij een ingestelde lasstroom van 192 A of hoger, wordt de Hot-Startstroom beperkt tot 250 A.
Soft-Start-functie
(actief bij basicmethode)
De functie AntiStick
De functie Soft-Start is geschikt voor basische elektroden. De ontsteking vindt bij een
lage lasstroom plaats. Zodra de vlamboog stabiel is stijgt de lasstroom continu tot de
ingestelde richtwaarde van de lasstroom.
Voordelen:
-Verbeterde ontstekingseigenschappen
van elektroden die bij een lage lasstroom ontsteken
-Verregaande vermijding van slakkeninsluitsels
-Vermindering van lasspetters
Voorbeeld voor functie Soft-Start
Bij een korter wordende vlamboog kan de lasspanning zo ver dalen dat de staafelektrode geneigd is vast te plakken.
De functie Anti-Stick voorkomt uitgloeien. Als de staafelektrode begint vast te kleven,
schakelt de stroombron de lasstroom na 1 seconde uit. Nadat de staafelektrode van het
werkstuk is getild, kan de laswerkzaamheid zonder problemen worden voortgezet.
26
TIG-lassen
NL
Veiligheid
Algemeen
GEVAAR!
Onjuiste bediening kan ernstig lichamelijk letsel en grote materiële schade veroorzaken.
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
deze bedieningshandleiding
▶
alle bedieningshandleidingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de vei-
▶
ligheidsvoorschriften
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Als het apparaat tijdens het installeren op het net is aangesloten, bestaat het gevaar van
ernstig lichamelijk letsel en ernstige schade aan eigendommen. Alle werkzaamheden
aan het apparaat mogen slechts plaatsvinden als
de netschakelaar op de stand "O" is gezet,
▶
het apparaat niet op het net is aangesloten.
▶
OPMERKING!
Bij selectie van de TIG-las- of TIG-impulsvlambooglasmethode, geen pure wolfraamelektrode (kleur: groen) gebruiken.
Geldt voor stroombron TP 2500 / 3500 TIG: De volledige werkingsomvang voor het TIGlassen kan alleen bij toepassing van de TTG 2200 TCS-lasbrander worden gegarandeerd.
Voorbereiding1.Stroomstekker van de TIG-lasbrander in de (-) stroombus steken en door middel van
draaien naar rechts vergrendelen
2.Stroomstekker van de aardingskabel in de (+) stroombus steken en vergrendelen
door rechtsom te draaien
4.Op de aansluitbus van de afstandsbediening (TP 2500 / 3500 TIG) aansluiten:
-Afstandsbediening
5.Aardingsverbinding met werkstuk maken
6.Drukregelaar op de gasfles bevestigen
Bij gebruik van een gasschuifbrander:
-Gasslang met drukregelaar verbinden
Bij gebruik van de TTG 2200 TCS-lasbrander (alleen bij TP 2500 / 3500 TIG):
-Drukregelaar met gasslang op de aansluitbus van het beschermgas aansluiten
-Wartelmoer vastdraaien
7.Gasflesklep openen
8.Netstekker in het stopcontact steken
27
Hoeveelheid
beschermgas
instellen
VOORZICHTIG!
Kans op letsel en schade als gevolg van elektrische schokken.
Zodra de schakelaar in de "I"-stand staat, staat er spanning op de wolfraamelektrode van
de lasbrander. Erop letten dat de wolfraamelektrode geen personen of elektrisch geleidende of geaarde delen raakt (bijv. behuizingen enz.)
Bij gebruik van een gasschuifbrander:
1.Netschakelaar op "I" zetten
2.Gasafsluitventiel op de lasbrander openen of op de brandertoets drukken en op de
drukregelaar de gewenste hoeveelheid gas instellen
Bij toepassing van de lasbrander TTG 2200 TCS (alleen bij TP 2500 / 3500 TIG) voor de
instelling van de hoeveelheid gas:
1.Netschakelaar in stand "O" zetten
2.Op de toets Methode drukken en tegelijkertijd de netschakelaar op stand "I" zetten
-Alle lampjes op het bedieningspaneel knipperen
-- Ventilator schakelt zichzelf in
-- Gasmagneetventiel wordt aangetrokken
3.Op de drukregelaar de gewenste hoeveelheid beschermgas instellen
4.De toets Methode indrukken
-De lampjes op het bedieningspaneel houden op met knipperen
-De ventilator wordt uitgeschakeld (indien de temperatuur het toelaat)
-Het gasmagneetventiel schakelt uit
Methode selecteren
Lasstroom instellen, vlamboog
ontsteken
BELANGRIJK! De testgasstroom duurt hoogstens 15 seconden als er geen vroegtijdige
beëindiging door middel van de toets Methode plaatsvindt.
1.Met de toets Methode een van de volgende methoden selecteren:
-Bij geselecteerde TIG-lasmethode brandt het volgende lampje:
-Bij geselecteerde TIG-impulsvlamboogmethode brandt het volgende lampje:
1.Stroomsterkte met lasstroomregelaar selecteren
2.Gasmondstuk op de ontsteking plaatsen, zodat tussen de wolfraampunt en het
werkstuk 2-3 mm (0,08-0,12 in.) afstand bestaat
3.Lasbrander langzaam omhoog brengen tot de wolfraampunt het werkstuk raakt
BELANGRIJK! Zolang de lasbrander het werkstuk raakt, vindt de automatische gasvoorstroming plaats.
Bij een aanraking van meer dan 3 seconden wordt de lasstroom automatisch uitgeschakeld. Gasbuis opnieuw op de ontstekingsplek opstellen.
28
4.Lasbrander optillen en in de normale positie draaien - vlamboog ontstoken
5.Met lassen beginnen
2.3.4.
1.2.3.4.
NL
Functie TIG-Comfort-Stop
De functie "TIG Comfort Stop" (TCS) is alleen beschikbaar op de stroombron TP
2500/3500 TIG. Standaard is de functie TIG-Comfort-Stop gedeactiveerd. De activering
en de instelling van de functie TIG-Comfort-Stop wordt beschreven in het hoofdstuk "Het
setup-menu".
Bij een gedeactiveerde functie TIG-Comfort-Stop is er geen eindkratervulling door
stroomvermindering of gasbescherming van de eindkrater aanwezig. Til om met het lasproces te stoppen, de lasbrander van het werkstuk totdat de vlamboog dooft.
Ga om bij een geactiveerde TCS-functie met het lasproces te stoppen, als volgt te werk:
1.Lassen
2.Tijdens het lassen de lasbrander optillen
-De vlamboog wordt duidelijk langer
3.Lasbrander laten zakken
-De vlamboog wordt duidelijk korter
-TIG-Comfort-Stop-functie wordt geactiveerd
4.Hoogte van de lasbrander handhaven
-Lasstroom wordt hellingvormig tot de minimale lasstroom (10 A) verminderd
(Downslope)
-De minimale lasstroom wordt 0,2 seconden lang constant gehouden
-De vlamboog dooft
5.Nastroomtijd gas afwachten en lasbrander optillen
Downslope:
De Downslope is afhankelijk van de gekozen lasstroom en kan niet worden ingesteld. De
duur van de Downslope tussen de volgende aangegeven waarden is lineair te berekenen.
-Downslope bij lage lasstroom (10 A): 0,4 seconden
-Downslope bij maximale lasstroom (250 A): 10 seconden
29
Gasnastroomtijd:
250 A
(max.)
120 A
10 A
(min.)
0,2 s
0,4 s
4,8 s
10 s
Gasvoorstroming
Gasnastroming
De gasnastroomtijd is afhankelijk van de gekozen lasstroom en kan niet worden ingesteld.
-Gasnastroomtijd bij minimale lasstroom (10 A): 3 seconden
-Gasnastroomtijd bij maximale lasstroom (250 A): 15 seconden
De volgende afbeelding toont het verloop van de lasstroom en het gasstroomproces bij
geactiveerde TIG-Comfort-Stop-functie:
TIG-Comfort-Stop: Lasstroom en gasstroming
30
Het Setup-menu
NL
Instelmogelijkheden
WerkingsprincipeDe parameters zijn in 4 (TP 2500/3500) of 5 niveaus (TP 2500/3500 TIG) instelbaar. Het
ProcesInstelbare parameterFabrieksinstelling
DynamiekNiveau 2
DynamiekNiveau 2
Cellulosekarakteristiek en dynamiekNiveau 2
TIG-Comfort-StopNiveau 0
Pulsfrequentie (alleen TP 2500/3500 TIG)Niveau 1
aantal oplichtende lampjes komt overeen met het ingestelde niveau.
Niveau 0Niveau 1Niveau 2Niveau 3Niveau 4Niveau 5
Parameter instellen
Ga als volgt te werk om de instelling van een parameter te wijzigen:
1.Druk op de toets Methode om de gewenste parameter te selecteren en houd de
toets Methode ingedrukt.
-het ingestelde niveau wordt gedurende 1 seconde weergegeven
-zolang de knop Methode ingedrukt blijft, wordt de ingestelde waarde elke
seconde met één niveau verhoogd
2.De toets Methode loslaten zodra het gewenste niveau is ingesteld.
3.De instelling wordt daardoor opgeslagen
4.De ingestelde methode wordt weergegeven
BELANGRIJK! De ingestelde parameters blijven ook na het lostrekken van de netstekker opgeslagen.
31
Parameter Dyna-
I (A) of U (V)
I
streefwaarde
U
streefwaarde
5 4 3 2 1 05 4 3 2 1 0
t (s)
1LYHDX
Niveau:
Nullastspanning
U (V)
ingestelde
lasstroom
(constante stroom)
I (A)
Niveau: 0 1 2 3 4 5
miek
De parameter Dynamiek dient om de kortsluitstroomsterkte op het moment van
druppelovergang te beïnvloeden.
Wanneer de staafelektrode tot vastplakken
neigt, moet de parameter Dynamiek op
een hoger niveau worden ingesteld.
Niveau 0 levert een erg zachte vlamboog
op met weinig spetters. Niveau 4 of 5
levert een erg harde en stabiele vlamboog
op.
Fabrieksinstelling: Niveau 2
Instelling van de parameter Dynamiek
Parameter Cellulosekarakteristiek
Parameter TIGComfort-Stop
De parameter Cellulosekarakteristiek dient
voor het instellen van de steilheid voor de
dalende lasstroomkarakteristiek. Bij het
lassen van cellulose-elektroden is de steilheid van de karakteristiek het toonaangevende criterium voor de laseigenschappen.
Stel wanneer de cellulose-elektrode naar
vastplakken neigt, de parameter Karakteristiek op een hoger niveau in (vlakke
karakteristiek).
Fabrieksinstelling: Niveau 2
Instelling parameter Cellulosekarakteristiek
De parameter "TIG-Comfort-Stop" is alleen beschikbaar bij de stroombron TP 2500 /
3500 TIG. Bij de stroombron TP 2500 / 3500 komt het gedrag aan het einde van het lassen overeen met het gedrag van een gedeactiveerde TIG-Comfort-Stop-functie.
BELANGRIJK! De instelling van de parameter TIG-Comfort-Stop geldt ook voor de
methode "TIG-impulsvlambooglassen" (alleen bij TP 2500 / 3500 TIG).
De instelling van de parameter TIG-Comfort-Stop bepaalt hoe hoog de brander kortstondig moet worden opgetild om de functie TIG-Comfort-Stop te activeren. Als de laswerkzaamheid vaak onbedoeld wordt beëindigd, stelt u de parameter TIG-Comfort-Stop op
een hogere waarde in.
Niveauvan verlenging van de vlamboog om de functie te activeren
5Zeer grote verlenging nodig
4Grote verlenging nodig
3Normale verlenging nodig
32
Niveauvan verlenging van de vlamboog om de functie te activeren
De parameter Frequentie is alleen beschikbaar bij de stroombron TP 2500 / 3500 TIG en
dient voor de instelling van de frequentie van de impulsvlamboog.
Voor de laseigenschappen bij TIG-impulsvlambooglassen is de frequentie van de impulsvlamboog een essentieel criterium.
NiveauPulsfrequentie
560 Hz
410 Hz
34 Hz
22 Hz
11 Hz (fabrieksinstelling)
00,5 Hz
NL
33
Voltage Reduction Device (alleen VRD-varianten)
AlgemeenVoltage Reduction Device (VRD) is een optionele veiligheidsvoorziening voor spannings-
vermindering. VRD verhindert voor zover mogelijk uitgangsspanningen bij de stroombussen die een gevaar voor personen kunnen vormen.
Veiligheidsprincipe
Lascircuitweerstand is groter dan de minimale lichaamsweerstand (groter dan of
gelijk aan 200 Ohm):
-VRD is actief
-De nullastspanning is tot 12 V
begrensd (anders 90 V)
-Het onbedoeld gelijktijdig aanraken
van beide lasbussen is niet gevaarlijk
VRD is actief
Lascircuitweerstand is lager dan de minimum lichaamsweerstand (minder dan 200
Ohm):
-VRD is inactief
-Geen begrenzing op de uitgangsspanning om voor voldoende lasvermogen
te zorgen
-Voorbeeld: Start van het lassen
34
VRD is niet actief
BELANGRIJK!
Binnen 0,3 seconden na het laseinde:
-VRD is weer actief
-De begrenzing van de uitgangsspanning van 12 V is weer gegarandeerd
Storingsdiagnose en storingen opheffen
NL
Veiligheid
Storingsdiagnose
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Vóór het openen van het apparaat
Netschakelaar in positie "O" schakelen
▶
Apparaat van het net loskoppelen
▶
Tegen opnieuw inschakelen beveiligen
▶
Met behulp van een geschikte meter vaststellen dat elektrisch geladen onderdelen
▶
(bijvoorbeeld condensatoren) zijn ontladen
GEVAAR!
Een ontoereikende verbinding van de aardedraad kan ernstig lichamelijk letsel en
omvangrijke materiële schade veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde,
voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door
▶
andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Geen lasstroom
Netschakelaar ingeschakeld, lampje voor gekozen bedrijfscyclus brandt niet
Oorzaak:
Oplossing:
Geen lasstroom
Apparaat ingeschakeld, lampje voor geselecteerde methode brandt
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Netvoedingskabel onderbroken
Netvoedingskabel en netspanning controleren
Laskabelaansluitingen onderbroken
Steekverbindingen controleren
Slechte - of geen aarde
Verbinding met het werkstuk maken
35
Geen lasstroom
Apparaat ingeschakeld, lampje voor geselecteerde methode brandt, lampje Storing
brandt
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Slechte ontstekingseigenschappen bij het elektrodelassen