Fronius TransPocket 2500-3500 Comfort Operating Instruction [NL]

Fronius prints on elemental chlorine free paper (ECF) sourced from certified sustainable forests (FSC).
/ Perfect Charging / Perfect Welding / Solar Energy
TransPocket 2500 Comfort TransPocket 3500 Comfort
Bedieningshandleiding
NL
Stroombron voor elektrodelassen
42,0426,0065,NL 014-23122020
Inhoudsopgave
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 6 Algemeen 6 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 7 Omgevingsvoorwaarden 7 Verplichtingen van de gebruiker 7 Verplichtingen van het personeel 8 Netaansluiting 8 Lekstroom-beveiligingsschakelaar 8 Bescherming van uzelf en derden 8 Informatie over de geluidsemissie 9 Gevaar door schadelijke gassen en dampen 9 Gevaar door vonken 10 Gevaren door net- en lasstroom 10 Zwerfstromen 11 EMV-apparaatclassificaties 11 EMV-maatregelen 12 EMF-maatregelen 12 Bijzondere gevaren 13 Eisen aan het beschermgas 14 Gevaar door beschermgasflessen 14 Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport 15 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 15 Inbedrijfname, onderhoud en reparatie 16 Veiligheidscontrole 16 Verwijdering 16 Veiligheidssymbolen 17 Gegevensbescherming 17 Auteursrecht 17
Algemeen 18
Principe 18 Concept 18 Toepassingsgebieden 18
Bedieningselementen en aansluitingen 19
Veiligheid 19 Bedieningselementen 19 Aansluitingen 20
Voor de ingebruikname 21
Veiligheid 21 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 21 Vereisten aan de installatielocatie 21 Netaansluiting 21
Netspanning veranderen (alleen MVm-varianten) 23
Algemeen 23 Tolerantiegebieden van de netspanning 23 Netspanning veranderen 23 Eenfasegebruik 24
Elektrode lassen 25
Veiligheid 25 Lasparameters: weergave en navigatie 25 Lasparameter 26 Voorbereiding 27 Elektrode lassen 27 Hot-Start-functie (actief bij rutiel- en cellulosemethodes) 29 Soft-Start-functie (actief bij basic-methode) 29 De functie Anti-Stick 30 Gebruik afstandsbediening 30
TIG-lassen 31
Veiligheid 31 Lasparameter en navigatie 31
NL
3
Lasparameter 31 Voorwaarde 32 Voorbereiding 32 Hoeveelheid beschermgas voor een gasschuiver- lasbrander instellen 33 Hoeveelheid beschermgas voor de lasbrander TTG 2200 TCS instellen 33 TIG lassen 35 Lasstroom instellen, vlamboog ontsteken 35 Gebruik afstandsbediening 36 Functie TIG-Comfort-Stop 36
Veiligheid 39 Voorbereiding 39 Job-lassen 39
Instellingen als Job opslaan 41
Algemeen 41 Instellingen als Job opslaan 41
Het Setup-menu 44
Algemeen 44 Een Setup-menu binnengaan 44 Parameters kiezen en instellen 44 Een Setup-menu verlaten 45 Overzicht 45
Easy Mode 46
Algemeen 46 „Easy Mode“ activeren 46 Lasprocedure kiezen in Easy Mode 47 „Easy Mode“ deactiveren 49
De Setup staafelektrode 51 Parameter in Staafelektrode-Setup 51
De Cel-Setup 53 Parameter in Cel-Setup 53
De Job-setup 55
De Job-setup 55 In de Job-Setup van een opgeslagen Job binnengaan 55 Job kopiëren 56 Parameter in de Job-Setup voor elektrode- en cellulose-jobs 59 Parameter in Job-Setup voor TIG-jobs 61
De TIG-setup 63
De TIG-setup 63 Parameter in TIG-Setup 63
Het Service-menu 64
Algemeen 64 Het Servicemenu binnengaan 64 Parameters kiezen en instellen 64 Service-menu verlaten 65 Parameter in het Service-menu 66 Taal instellen 68 Fabriek - Stroombron terugstellen 69 Het Info-scherm oproepen 69
Voltage Reduction Device (alleen VRD-varianten) 71
Algemeen 71 Veiligheidsprincipe 71 VRD-aanduiding op het display 71
Veiligheid 73
Storingsdiagnose 73 Servicecodes 76 Verzorging, onderhoud en recycling 79
Algemeen 79
Bij elke ingebruikname 79
Elke 2 maanden 79
Elke 6 maanden 79
4
Recycling 79 Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen 80
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen 80
Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen 80
Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen 80 Technische gegevens 81
Veiligheid 81
Generatorwerkzaamheid 81
TP 2500 Comfort 81
TP 2500 Comfort MVm 82
TP 3500 Comfort 83
TP 3500 Comfort MVm 84
Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat 85
NL
5
Veiligheidsvoorschriften
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheids-
eisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het appa­raat te maken hebben, moeten:
- beschikken over de juiste kwalificaties
- kennis van lassen hebben en
- deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
- in leesbare toestand houden
- niet beschadigen
- niet verwijderen
- niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het appa­raat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
6
Het gaat om uw eigen veiligheid!
NL
Gebruik overeen­komstig de bedoeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
- het ontdooien van leidingen
- het laden van batterijen of accu's
- het starten van motoren
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabri­kant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoor­waarden
Verplichtingen van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voort­vloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
- tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
- tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
Relatieve luchtvochtigheid:
- tot 50% bij 40 °C (104 °F)
- tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
- op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en onge­vallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
- voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veilig­heidsbewust werkt.
7
Verplichtingen van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de werkzaamheden:
- de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te leven
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energie-
kwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
- aansluitbeperkingen
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
Lekstroom-bevei­ligingsschakelaar
Bescherming van uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een appa­raat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen. Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoor­beeld:
- vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
- voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
- schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker levensgevaarlijk zijn
- gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
- verhoogde geluidsbelasting
- schadelijke lasrook en -gassen
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
- moeilijk ontvlambaar
- isolerend en droog
- het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
- veiligheidshelm
- broek zonder omslag
8
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
- Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
- Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
- Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
- Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend, hittebestendig).
- Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
- wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.)
- stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
- installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
NL
Informatie over de geluidsemis­sie
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals het toegepaste lasproces (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wissel­stroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werk­stuk, de omgeving van de werkplek, enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
- niet inademen
- via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emis­sies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:
- de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
- de gebruikte elektroden
- de toegepaste coatings
- de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
- gebruikte lasproces
9
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en lasstroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwij­derd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omge­ving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ont­staat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie ver­oorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
10
Plaats de draadaanvoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond of gebruik een geschikte, isolerende unit voor de draadaanvoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De onder­grond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volle­dig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten vastzitten, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een vol­doende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draaien en voorspannen.
Wikkel kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
- nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
- nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld
Tussen de laselektroden van twee lasapparaten kan bijvoorbeeld de dubbele nullast­spanning van één lasapparaat voorkomen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
Laat de net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste wer­king van de randaarde controleren.
Sluit het apparaat alleen aan op een wandcontactdoos met randaardecontact die deel uitmaakt van een geaard stroomnetwerk.
Wordt het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde en een wandcontactdoos zonder randaardecontact aangesloten, dan geldt dit als ernstig nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Zorg, indien noodzakelijk, met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk.
Schakel niet-gebruikte apparaten uit.
Draag bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Plaats een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
NL
Na het openen van het apparaat:
- alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
- controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, werk dan samen met een tweede persoon, die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstro-
men. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
- brand
- oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
- beschadiging van randaardeleidingen
- beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
Zorg voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk.
Bevestig de werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen.
Zorg bij een elektrisch geleidende ondergrond voor voldoende isolatie tussen de onder­grond en het apparaat.
Houd bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Zorg voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet­gebruikte lastoorts/elektrodenhouder.
EMV-apparaat­classificaties
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
Apparaten van emissieklasse A:
- zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
- kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling ver­oorzaken.
11
Apparaten van emissieklasse B:
- voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laag­spanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
EMV-maatregelen In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden,
sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het appa­raat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeel­den van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
- Veiligheidsinstallaties
- Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
- Data- en telecommunicatie-installaties
- Meet- en kalibratie-installaties
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1. Netvoeding
- Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektro-
magnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
2. Laskabels
- Houd ze zo kort mogelijk.
- Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
- Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3. Potentiaalegalisatie
4. Aarding van het werkstuk
- Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding
tot stand.
5. Afscherming, indien noodzakelijk
- Scherm andere installaties in de omgeving af.
- Scherm de complete lasinstallatie af.
EMF-maatregelen Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroor-
zaken:
- Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bij­voorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
- Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren, voordat zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
- De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veilig­heidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
- Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
12
Bijzondere geva­ren
Houd handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt van bewegende onderdelen, zoals bijvoorbeeld:
- ventilatoren
- tandwielen
- rollen
- aandrijfassen
- draadspoelen en lasdraden
Steek uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draai­ende machineonderdelen.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik
- Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemon­teerd.
- Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwon­dingen aan handen, gezicht, ogen, enz.).
Houd de lastoorts daarom altijd weg van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit) en gebruik een geschikte veiligheidsbril.
Raak het werkstuk tijdens en na het lassen niet aan - verbrandingsgevaar.
NL
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Draag daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting en zorg ervoor dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Laat lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur afkoelen voordat u eraan gaat werken.
In ruimten met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de geldende nationale en internationale bepalingen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bij­voorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Schakel het koelapparaat uit voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Neem bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servi­cedienst van de fabrikant of downloaden op zijn website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemidde­len van de fabrikant.
- Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op het geschikte lastopnamemiddel.
- De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun loodrechte stand hebben.
- Verwijder gasflessen en draadaanvoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Gebruik bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerk­tuig.
13
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen, enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevings­invloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende natio­nale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Omwikkel daarom, vóór het mon­teren, de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaanslui­ting met geschikte Teflon-tape.
Eisen aan het beschermgas
Gevaar door beschermgasfles­sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de appara­tuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
- Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
- Druk-dauwpunt < -20 °C
- Max. oliegehalte < 25 mg/m³
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voor­zichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasappa­raat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaam­heden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoi­res, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
14
Veiligheidsmaat­regelen op de opstelplaats en bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op een vlakke, vaste ondergrond.
- Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aan­houden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende natio­nale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richt­lijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
- Draadtoevoer
- Draadspoel
- Beschermgasfles
NL
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visu­ele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden;
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het appa­raat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaar­heid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
15
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hier­door schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, origi­nele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschrif­ten. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het appa­raat in afgekoelde toestand.
Inbedrijfname, onderhoud en reparatie
Veiligheidscon­trole
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
- Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen).
- Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
- Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
- Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behui­zingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aan­haalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
- na het aanbrengen van wijzigingen
- na installatie of ombouw
- na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
- na elke periode van maximaal twaalf maanden.
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en interna­tionale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke docu­mentatie.
Verwijdering Gooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afge-
dankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wet­ten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvrien­delijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
16
Veiligheidssym­bolen
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspan­ningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de rele­vante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http:// www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool, voldoen aan de eisen van de rele­vante Canadese en Amerikaanse normen.
NL
Gegevensbe­scherming
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
17
Algemeen
Principe
TransPocket 2500 Comfort
Concept De stroombronnen TP 2500/3500 Comfort hebben aansluitbussen met bajonetsluiting,
een poederbeklede plaatbehuizing met glijplaten van edelstaal en de bedieningselemen­ten worden beschermd door kaders van kunststof. De draaghendel maakt comfortabel transport mogelijk, zowel binnen het bedrijf als bij gebruik op bouwplaatsen.
De stroombronnen TransPocket (TP) 2500 Comfort en TransPocket (TP) 3500 Com­fort bieden bij het kleinst mogelijke gewicht en de kleinste afmetingen uitzonderlijke ontstekings- en laseigenschappen.
Een elektronische regelaar past de karak­teristiek van de stroombron aan de te las­sen elektrode aan en garandeert zo een stabiele lichtboog en een ideale karakteris­tiek.
Toepassingsge­bieden
De stroombronnen TP 2500 Comfort en TP 3500 Comfort zijn vanwege hun kleine afme­tingen bijzonder geschikt voor mobiele inzet op bouwplaatsen en bij montagewerkzaam­heden. Maar ook bij de stationaire inzet bij handwerk- en nijverheidwerkzaamheden zijn de apparaten krachtige en economische alternatieven.
18
Bedieningselementen en aansluitingen
(1)
(2)
(3)(4)(5)
(6)
NL
Veiligheid
Bedieningsele­menten
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veilig-
heidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
Vanwege software-updates kunnen er functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven staan of omgekeerd. Daarnaast kunnen afzonderlijke afbeeldingen licht afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Bedieningselementen en weergaven op het bedieningspaneel
(1) Stelwiel
- Stelwiel draaien: Parameter kiezen
- Stelwiel indrukken: een keuze in het menu bevestigen, vastleggen van waar­den
(2) Toets Setup
voor het oproepen van het betreffende Setup-menu in het ingestelde proces
(3) Toets rechts
Nom in het menu te navigeren
(4) Display
(5) Toets Links
om in het menu te navigeren
(6) Toets Procedure
Voor de keuze van de lasprocedure
Elektrode lassen
19
Aansluitingen
(1)
(2) (3)
(4)
(5)
(6)
Elektrode lassen met cellulose-elektrode
Job-lassen
TIG lassen De gekozen lasprocedure blijft ook na het uittrekken van de netstekker opgesla­gen.
Aansluitingen aan de voorzijde
(1) (+) stroombus met bajonetsluiting
voor het aansluiten van de
- elektrode- of aardleiding bij het elektrode lassen (afhankelijk van elektroden-
type)
- aardleiding bij het TIG-lassen
(2) (-) stroombus met bajonetsluiting
voor het aansluiten van de
- elektrode- of aardleiding bij het elektrode lassen (afhankelijk van elektroden-
type)
- Lasbrander bij het TIG-lassen (stroomaansluiting)
(3) Aansluitbus afstandsbediening
voor het aansluiten van een afstandsbediening
(4) Aansluitbus Beschermgas
voor het aansluiten van de gasleiding
(5) Netschakelaar
(6) Stoffilter
in het aanzuigbereik van de ventilator; verhindert het vuil worden van de binnen­zijde van het huis bij grote stofproductie
ATTENTIE!
De fabrikant raadt u aan om de stroombron uitsluitend met stoffilter te bedienen.
Aansluitingen en bedieningselementen aan de ach­terzijde
20
Voor de ingebruikname
NL
Veiligheid
Gebruik overeen­komstig de bedoeling
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in deze gebruiksaanwijzing worden beschre-
ven, mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veilig-
heidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
De stroombron is uitsluitend bestemd voor elektrodelassen en voor TIG-lassen in combi­natie met systeemcomponenten van de fabrikant. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook
- het volledig lezen van deze bedieningshandleiding
- het volgen van alle instructies en veiligheidsvoorschriften in de bedieningshandlei­ding
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
Vereisten aan de installatielocatie
GEVAAR!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Apparaten stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen.
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 23. Dit betekent:
- bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen groter dan Ø 12,5 mm (49 in.)
- bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de verticale positie
Koellucht
Het apparaat moet zo worden opgesteld dat de koellucht ongehinderd door de luchtsple­ten aan de voor- en achterzijde kan stromen.
Stof
Let erop dat neerdalende metaaldeeltjes niet door de ventilator in het apparaat worden gezogen. Bijvoorbeeld bij slijpwerkzaamheden.
Gebruik in de buitenlucht
Het apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP23 buiten worden opgesteld en gebruikt. Vermijd directe vochtinwerking (bijvoorbeeld door regen).
Netaansluiting De apparaten zijn voor de op het kenplaatje aangegeven netspanning geschikt. De
benodigde zekering van de netvoedingskabel vindt u in het onderdeel "Technische gege-
21
vens". Is de netkabel en/of de netstekker bij uw apparaat nog niet aangebracht, monteer dan de netkabel en/of netstekker volgens de geldende landelijke normen.
OPMERKING!
Gebruik van een elektrische installatie met onvoldoende capaciteit kan ernstige materiële schade tot gevolg hebben.
De netvoedingskabel en de zekering ervan moeten overeenkomstig de bestaande elek­triciteitsvoorziening worden aangelegd. De technische gegevens op het kenplaatje zijn van kracht.
22
Netspanning veranderen (alleen MVm-varianten)
180 V ~ 200 V ~ 230 V ~ 253 V ~240 V ~
- 10% + 10%
342 V ~ 380 V ~ 400 V ~ 506 V ~460 V ~
- 10% + 10%
Algemeen MVm-apparaten (MultiVoltage manueel) zijn zowel geschikt om te werken bij een net-
spanning van 380-460 V als bij een spanning van 200-240 V.
OPMERKING!
Standaard worden de apparaten met de instelling 380-460 V geleverd.
Het omzetten van het voedingsspanningbereik moet handmatig plaatsvinden.
Gedetailleerde informatie vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Tolerantiegebie­den van de net­spanning
200 V - 240 V
NL
Netspanning ver­anderen
380 V - 460 V
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Vóór het openen van het apparaat
netschakelaar in stand "O" zetten
het apparaat van het net loskoppelen
een duidelijk waarschuwingsbord tegen opnieuw inschakelen aanbrengen
met behulp van een geschikte meter controleren of alle elektrisch geladen onderde-
len (bijvoorbeeld condensatoren) inderdaad zijn ontladen
23
380V - 460V
2
3
1
1
1
1
1
2
200V - 240V
2
2
1
3
2
3
4
Eenfasegebruik MVm-apparaten kunnen zo nodig in eenfasetoepassing (bijv. 1 x 230 V) worden gebruikt.
Het lasstroombereik wordt daardoor wel verkleind. Bijbehorende prestatie-informatie vindt u in het gedeelte "Technische gegevens". De netkabel en netstekker moeten vol­gens de landelijk geldende normen worden gemonteerd.
24
Elektrode lassen
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door onjuiste bediening.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig zijn
gelezen en begrepen: deze gebruiksaanwijzing
alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veilig-
heidsvoorschriften
GEVAAR!
Gevaar door elektrische schok.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Als het apparaat tijdens het installeren op het net is aangesloten, bestaat het gevaar van ernstig lichamelijk letsel en ernstige schade aan eigendommen.
Alle werkzaamheden aan het apparaat mogen slechts plaatsvinden als de netscha-
kelaar op de stand "O" is gezet, Alle werkzaamheden aan het apparaat mogen slechts plaatsvinden als het apparaat
niet op het net is aangesloten.
Lasparameters: weergave en navigatie
De lasparameters voor het elektrode lassen worden weergegeven zodra de procedure Elektrode lassen of de procedure Elektrode lassen met cellulose-elektrode is gekozen.
U kunt door de lasparameters navigeren door middel van de toetsen Links en Rechts.
25
Lasparameter
Startstroom
88V
70
%
Startstroom
88V
100
%
Startstroom
88V
130
%
Hoofdstroom
88V
10
A
Hoofdstroom
88V
10
A
Dynamiek
88V
40
Startstroom: Startstroom < Hoofdstroom („Soft­Start“)
Startstroom: Startstroom > Hoofdstroom („Hot­Start“)
Eenheid % (van de hoofdstroom)
Instelbereik 10 - 200
Fabrieksinstel­ling
150
Startstroom: Startstroom = Hoofdstroom
Hoofdstroom: Startstroom < Hoofdstroom („Soft­Start“)
Hoofdstroom: Startstroom > Hoofdstroom („Hot­Start“)
Eenheid A
Instelbereik TP 2500 Comfort 10 -
250 TP 3500 Comfort 10
- 350
Fabrieksinstel­ling
-
Hoofdstroom: Startstroom = Hoofdstroom
26
Dynamiek
88V
40
Dynamiek, bijv. bij startstroom> hoofdstroom
Om een optimaal lasresultaat te bereiken kan in veel gevallen de Dynamiek worden ingesteld.
Eenheid -
Instelbereik 0 - 100
NL
Fabrieksinstel­ling
0 zwakke en spatarme lichtboog
100 hardere en stabielere lichtboog
Werkingsprincipe: Op het moment van de druppelovergang of in geval van kortsluiting vindt een kortston­dige verhoging van de stroomsterkte plaats. Om een stabiele lichtboog te verkrijgen wordt de lasstroom tijdelijk verhoogd. Als de staafelektrode in het smeltbad dreigt te zinken verhindert deze maatregel het stollen van het smeltbad en een langere kortslui­ting van de lichtboog. Een vastzittende staafelektrode is hierdoor bijna niet mogelijk.
Voorbereiding 1. Laskabel afhankelijk van elektrodentype in stroombus steken en door middel van
draaien naar rechts vergrendelen
2. Aardekabel afhankelijk van elektrodentype in stroombus steken en door middel van draaien naar rechts vergrendelen
3. Netstekker in het stopcontact steken
20
Elektrode lassen
VOORZICHTIG!
Gevaar voor schade aan personen en eigendommen door elektrische schok.
Zodra de netschakelaar in de stand - I - is geschakeld staat de staafelektrode van de elektrodehouder onder stroom. Erop letten dat de staafelektrode geen personen of elek­trisch geleidende of geaarde delen raakt (bijv. behuizingen enz.)
Netschakelaar in positie - I - schakelen
1
Op het scherm wordt ca. 1 seconde het Fronius-logo weergegeven.
Door middel van de toets Procedure een van de volgende procedures kie-
2
zen:
Elektrode lassen
Elektrode lassen met cellulose-elektroden
27
Loading...
+ 61 hidden pages