Fronius TransPocket 150/180 TIG Operating Instruction [NL]

Fronius prints on elemental chlorine free paper (ECF) sourced from certified sustainable forests (FSC).
/ Perfect Charging / Perfect Welding / Solar Energy
TransPocket 150 TIG TransPocket 180 TIG
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0207,NL 030-10022022
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften 5
Algemeen 17
Apparaatconcept 17 Waarschuwingen op het apparaat 17 Toepassingsgebieden 18
Voor de ingebruikname 20
Veiligheid 20 Gebruik overeenkomstig de bedoeling 20 Vereisten aan de installatielocatie 20 Generatormodus 20
Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten 22
Veiligheid 22 Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten TransPocket 150 23 Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten TransPocket 180 24 Bedieningspaneel 25
Elektrode lassen 27
Voorbereiding 27 Elektrodelassen 28 Functie SoftStart / HotStart 28 Dynamiek 29 Pulslassen 30
TIG-bedrijfsmodi 32
Symbolen en toelichting 32 2-taktbedrijf 32 4-taktbedrijf 33
TIG-lassen 34
NL
3
Pulslassen 38 Hechtfunctie 39
Setup-menu lasmethode 41
Setup-menu - niveau 2 45
Verzorging, onderhoud en recycling 47
Veiligheid 47 Algemeen 47 Onderhoud bij iedere inbedrijfname 47 Onderhoud elke 2 maanden 48 Recycling 48
Storingen verhelpen 49
Veiligheid 49 Weergegeven storingen 49 Servicemeldingen 49 Geen functie 51 Gebrekkige functie 52
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen 54
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij het MIG/MAG-lassen 54 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het MIG/MAG-lassen 54 Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen 54
Technische gegevens 55
Verklaring van het begrip 'inschakelduur' 55 TransPocket 150 TIG 55 TransPocket 180 TIG 56 TransPocket 180 TIG MV 57 Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat 60
4
Veiligheidsvoorschriften
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen
evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheids-
eisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het appa­raat te maken hebben, moeten:
- beschikken over de juiste kwalificaties
- kennis van lassen hebben en
- deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
- in leesbare toestand houden
- niet beschadigen
- niet verwijderen
- niet afdekken, afplakken of overschilderen.
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het appa­raat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het ap­paraat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
5
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Gebruik overeen­komstig de be­doeling
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden be­stemd. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
- het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
- het ontdooien van leidingen
- het laden van batterijen of accu's
- het starten van motoren
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabri­kant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Omgevingsvoor­waarden
Verplichtingen van de gebruiker
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voort­vloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
- tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
- tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
Relatieve luchtvochtigheid:
- tot 50% bij 40 °C (104 °F)
- tot 90% bij 20 °C (68 °F)
Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz. Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
- op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en onge­vallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
- voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veilig­heidsbewust werkt.
6
Verplichtingen van het personeel
Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de werkzaamheden:
- de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te leven
- deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energie-
kwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
- aansluitbeperkingen
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
NL
Lekstroom-bevei­ligingsschakelaar
Bescherming van uzelf en derden
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het ap­paraat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een appa­raat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen. Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.
Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoor­beeld:
- vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
- voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
- schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker le­vensgevaarlijk zijn
- gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
- verhoogde geluidsbelasting
- schadelijke lasrook en -gassen
Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
- moeilijk ontvlambaar
- isolerend en droog
- het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
- veiligheidshelm
- broek zonder omslag
7
Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
- Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
- Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
- Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
- Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend, hittebestendig).
- Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter voorkoming van gehoorschade.
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
- wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.)
- stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
- installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
Informatie over de geluidsemis­sie
Gevaar door schadelijke gas­sen en dampen
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals de toegepaste lasmethode (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wissel­stroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werk­stuk, de omgeving van de werkplek enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de ge­zondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Re­search on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen. Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassen
- niet inademen
- via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.
Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emis­sies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:
- de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
- de gebruikte elektroden
- de toegepaste coatings
- de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
- gebruikte lasproces
8
De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
NL
Gevaar door von­ken
Gevaren door net- en lasstroom
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwij­derd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omge­ving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ont­staat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie ver­oorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en al­le metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een ge­schikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De onder­grond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volle­dig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen. Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren. Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draai­en en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
- nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
- nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
9
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullast­spanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroom­netwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder rand­aardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd. Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloei­ende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:
- alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
- controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.
Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
Zwerfstromen Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstro-
men. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
- brand
- oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
- beschadiging van randaardeleidingen
- beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elektrisch gelei­dende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
10
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaat­classificaties
EMV-maatregelen In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden,
Apparaten van emissieklasse A:
- zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
- kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling ver­oorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
- voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laag­spanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het appa­raat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeel­den van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
- Veiligheidsvoorzieningen
- Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
- Data- en telecommunicatie-installaties
- Meet- en kalibratie-installaties
NL
Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
1. Netvoeding
- Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektro-
magnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
2. Laskabels
- Houd ze zo kort mogelijk.
- Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
- Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
3. Potentiaalvereffening
4. Aarding van het werkstuk
- Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding
tot stand.
5. Afscherming, indien noodzakelijk
- Scherm andere installaties in de omgeving af.
- Scherm de complete lasinstallatie af.
EMF-maatregelen Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroor-
zaken:
- Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bij­voorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
- Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
- De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veilig­heidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
- Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het li­chaam of lichaamsdelen wikkelen.
11
Bijzondere geva­ren
Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van bewegende onderdelen zoals:
- ventilatoren
- tandwielen
- rollen
- aandrijfassen
- draadspoelen en lasdraden
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende ma­chineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:
- Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemon­teerd.
- Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.
Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwon­dingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaanvoer­unit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bij­voorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servi­cedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemidde­len van de fabrikant.
- Bevestig kettingen of kabels aan alle hiervoor bestemde ophangpunten op het ge­schikte lastopnamemiddel.
- De kettingen of kabels moeten een zo klein mogelijke afwijking van hun loodrechte stand hebben.
- Verwijder gasflessen en draadtoevoer (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
12
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isole­rende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerk­tuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het ap­paraat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevings­invloeden). Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende natio­nale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom verstandig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de be­schermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
NL
Eisen aan het be­schermgas
Gevaar door be­schermgasfles­sen
Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de appara­tuur en tot een vermindering van de laskwaliteit. Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
- Deeltjesgrootte van vaste stoffen < 40 µm
- Druk-dauwpunt < -20 °C
- Max. oliegehalte < 25 mg/m³
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voor­zichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch ge­weld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasappa­raat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaam­heden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoi­res, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
13
Veiligheidsmaat­regelen op de op­stelplaats en bij transport
Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op een vlakke, vaste ondergrond.
- Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
- Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide be­schermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aan­houden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationa­le en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlij­nen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
- Draadtoevoer
- Draadspoel
- Beschermgasfles
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visue­le controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig on­derhoudspersoneel repareren.
U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
- het leven van de gebruiker of dat van derden;
- het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
- de efficiëntie van het werken met het apparaat.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het appa­raat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
14
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaar­heid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hier­door schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, origi­nele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschrif­ten. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het appa­raat in afgekoelde toestand.
NL
Inbedrijfname, onderhoud en re­paratie
Veiligheidscon­trole
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
- Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde on­derdelen).
- Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
- Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
- Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behui­zingonderdelen weer. Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aan­haalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
- na het aanbrengen van wijzigingen
- na installatie of ombouw
- na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
- na elke periode van maximaal twaalf maanden.
Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en interna­tionale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke docu­mentatie.
Verwijdering Gooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afge-
dankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wet­ten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvrien­delijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
15
Veiligheidssym­bolen
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspan­ningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de rele­vante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http:// www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de rele­vante Canadese en Amerikaanse normen.
Gegevensbe­scherming
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
16
Algemeen
Apparaatconcept De stroombron onderscheidt zich door de
volgende eigenschappen:
- kleine afmetingen
- robuuste behuizing van kunststof
- hoge betrouwbaarheid ook onder ex­treme omstandigheden
- draagriem voor eenvoudig transport, ook op de bouwplaats
- beschermd aangebrachte bedienings­elementen
- stroombussen met bajonetsluiting
In combinatie met de digitale resonantie-inverter past een elektronische regelaar tijdens het lassen de karakteristieken van de stroombron op de te lassen elektrode aan. Hier­door ontstaan uitstekende ontstekings- en laseigenschappen bij een zo laag mogelijk ge­wicht en minimale afmetingen.
NL
Waarschuwingen op het apparaat
Daarnaast beschikt de stroombron over een PFC, waardoor de stroomopname van de stroombron aan de sinusvormige netspanning wordt aangepast. Dit levert de gebruiker veel voordelen op, zoals:
- geringe primaire stroom
- gering vermogensverlies
- late activering van de lijnbeveiligingsschakelaar
- verbeterde stabiliteit bij spanningswisselingen
- lange netvoedingskabels mogelijk
- bij multivoltage-apparaten een doorlopend ingangsspanningsbereik
Bij gebruik van cellulose-elektroden (CEL) zorgt een speciaal hiervoor selecteerbare be­drijfsvorm voor perfecte lasresultaten.
Het TIG-lassen met contacten is een wezenlijke uitbreiding van het inzet- en toepas­singsgebied.
Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of worden overgeschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen tegen een onjuiste be­diening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
Betekenis van de veiligheidssymbolen op het apparaat:
Lassen is gevaarlijk. Voor een goede werking van het apparaat moet aan de volgende basisvoorwaarden worden voldaan:
- Voldoende kwalificatie voor het lassen
- Geschikte beschermingsmiddelen
- Onbevoegde personen uit de buurt van het lasproces houden
17
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten vol­ledig zijn gelezen en begrepen:
- deze gebruiksaanwijzing
- alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten van de stroombron, in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften
Geef afgedankte apparaten niet met het huisvuil mee, maar voer deze volgens de geldende veiligheidsvoorschriften af.
Toepassingsge­bieden
Elektrodelassen
18
TIG-lassen, lastoorts met toortstoets en TMC-stekker
NL
19
Voor de ingebruikname
Veiligheid
Gebruik overeen­komstig de be­doeling
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle
systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
De stroombron is uitsluitend bestemd voor elektrodelassen en voor TIG-lassen in combi­natie met systeemcomponenten van de fabrikant. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook
- het volledig lezen van deze bedieningshandleiding
- het volgen van alle instructies en veiligheidsvoorschriften in de bedieningshandlei­ding
- het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
Vereisten aan de installatielocatie
GEVAAR!
Gevaar door naar beneden vallende of omvallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Stel het apparaat op op een vlakke, vaste ondergrond. Zorg dat het apparaat stabiel
staat. Na de montage controleren of alle schroefverbindingen goed vastzitten.
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 23. Dit betekent:
- bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen groter dan Ø 12,5 mm (49 in.)
- bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de verticale positie
Koellucht
Het apparaat moet zo worden opgesteld dat de koellucht ongehinderd door de luchtsple­ten aan de voor- en achterzijde kan stromen.
Stof
Let erop dat neerdalende metaaldeeltjes niet door de ventilator in het apparaat worden gezogen. Bijvoorbeeld bij slijpwerkzaamheden.
Gebruik in de buitenlucht
Het apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP23 buiten worden opgesteld en gebruikt. Vermijd directe vochtinwerking (bijvoorbeeld door regen).
Generatormodus De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator.
20
Voor de dimensionering van het vereiste generatorvermogen is het maximale schijnbare vermogen S
Het maximale schijnbare vermogen S
van de stroombron vereist.
1max
van de stroombron kan als volgt worden bere-
1max
kend: S
= I
1max
I
en U1 volgens het kenplaatje van het apparaat of de technische gegevens
1max
1max
x U
1
NL
Het benodigde schijnbare vermogen van de generator S
kan aan de hand van de
GEN
volgende formule worden berekend: S
GEN
= S
1max
x 1,35
Als er niet met maximaal vermogen wordt gelast, kan een kleinere generator worden ge­bruikt.
BELANGRIJK! Het schijnbare vermogen van de generator S dan het maximale schijnbare vermogen S
van de stroombron!
1max
mag niet kleiner zijn
GEN
Er bij het gebruik van éénfasige apparaten op driefasige generatoren rekening mee hou­den dat het aangegeven schijnbare vermogen van de generator vaak slechts als geheel via alle drie de fases van de generator ter beschikking zal staan. Eventuele extra infor­matie over het éénfasige vermogen van de generator kan via de fabrikant van de gene­rator worden verkregen.
OPMERKING!
De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of lager zijn dan het toegestane bereik van de netspanningstolerantie.
De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf ‘Techni­sche gegevens’.
21
Bedieningselementen, aansluitingen en mechani­sche componenten
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle
systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Vanwege software-updates kunnen er functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven staan of omgekeerd. Daarnaast kunnen afzonderlijke afbeeldingen licht afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
22
Bedieningsele-
(2) (3)
(4)
(1)
(7)
(8)
(5)
(6)
(9)
menten, aanslui­tingen en mecha­nische compo­nenten TransPoc­ket 150
NL
(1) Bedieningspaneel
(2) (-)-stroombus
met bajonetsluiting
(3) Aansluiting TMC (TIG Multi Connector)
Nadat de afstandsbediening op de stroombron is aangesloten
- wordt op het display van de stroombron 'rc' weergegeven
- kan de lasstroom alleen nog maar met de afstandsbediening worden gewij­zigd
(4) (+)-stroombus
met bajonetsluiting
(5) Draagriem
(6) Kabelriem
voor opname van netkabel en laskabels Niet gebruiken voor transport van het apparaat!
(7) Netschakelaar
(8) Luchtfilter
(9) Aansluiting beschermgas
Gebruik van de stroomaansluitingen bij het elektrodelassen (afhankelijk van elek­trodentype):
- (+)-stroombus voor elektrodenhouder of aardleiding
- (-)-stroombus voor elektrodenhouder of aardleiding
Gebruik van de stroomaansluitingen bij TIG-lassen:
- (+)-stroombus voor aardleiding
- (-)-stroombus voor lastoorts
23
Bedieningsele-
(2) (3)
(4)
(1)
(7)
(8)
(5)
(6)
(9)
menten, aanslui­tingen en mecha­nische compo­nenten TransPoc­ket 180
(1) Bedieningspaneel
(2) (-)-stroombus
met bajonetsluiting
(3) Aansluiting TMC (TIG Multi Connector)
Nadat de afstandsbediening op de stroombron is aangesloten
- wordt op het display van de stroombron 'rc' weergegeven
- kan de lasstroom alleen nog maar met de afstandsbediening worden gewij­zigd
(4) (+)-stroombus
met bajonetsluiting
(5) Draagriem
(6) Kabelriem
voor opname van netkabel en laskabels Niet gebruiken voor transport van het apparaat!
(7) Netschakelaar
(8) Luchtfilter
(9) Aansluiting beschermgas
Gebruik van de stroomaansluitingen bij het elektrodelassen (afhankelijk van elek­trodentype):
- (+)-stroombus voor elektrodenhouder of aardleiding
- (-)-stroombus voor elektrodenhouder of aardleiding
Gebruik van de stroomaansluitingen bij TIG-lassen:
- (+)-stroombus voor aardleiding
- (-)-stroombus voor lastoorts
24
Bedieningspa-
(7)
(3)
(4)
(5)
(6)
(1) (2)
(8)
neel
NL
(1) Weergave 'Ingestelde waarde'
geeft weer welke ingestelde waarde er is geselecteerd:
- Dynamiek
- Lasstroom
- Functie SoftStart / HotStart
- Pulslassen
(2) Weergave-eenheid
geeft weer welke eenheid de waarde heeft die momenteel door mid­del van het instelwieltje (7) wordt gewijzigd:
- Tijd (seconden)
- Procent
- Frequentie (Hertz)
(3) Toets 'Ingestelde waarde'
voor het selecteren van de gewenste ingestelde waarde (1)
(4) Display
geeft de huidige grootte van de geselecteerde ingestelde waarde weer
(5) Weergave 'Lasmethode'
geeft weer welke lasmethode er is geselecteerd:
- Elektrodelassen
- Elektrodelassen met CEL-elektrode
- TIG-lassen
(6) Toets 'Lasmethode'
voor het selecteren van de lasmethode
25
(7) Instelwieltje
om de huidige ingestelde waarde (1) te wijzigen
(8) Statusdisplays
geven de verschillende bedrijfstoestanden van de stroombron weer:
- VRD brandt bij ingeschakelde veiligheidsvoorziening voor spannings­reductie (alleen bij VRD-apparaatvarianten)
- Setup brandt in de Setup-modus
- Temperatur brandt als het apparaat zich buiten het toegestane temperatuur­bereik bevindt
- Störung brandt bij een storing; zie ook paragraaf 'Verhelpen van storin­gen'
- TAC brandt als de hechtfunctie is geactiveerd (alleen mogelijk bij TIG-apparaatvarianten bij TIG-lassen)
26
Elektrode lassen
NL
Voorbereiding
1 2
3 4
VOORZICHTIG!
Gevaar door elektrische schok. Zodra de stroombron is ingeschakeld, is de elek­trode in de elektrodehouder spanningvoerend.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleren of de elektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaar-
de delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen enz.).
27
5
Elektrodelassen
Functie SoftStart / HotStart
Met de toets 'Lasmethode' een van de volgende methodes kiezen:
1
- Elektrodelassen - na selecteren brandt de weergave 'Elektrodel­assen'
- Elektrodelassen met CEL-elektrode - na selecteren brandt de weergave 'Elektrodelassen met CEL-elektrode'
Toets 'Ingestelde waarde' indrukken totdat
2
- de weergave 'Lasstroom' brandt
Lasstroom met het instelwieltje instellen
3
- Stroombron is gereed voor lassen
Met de functie kan de startstroom worden ingesteld.
Instelbereik: 1 - 200 %
28
Functie: De lasstroom wordt aan het begin van het lassen voor 0,5 seconden afhankelijk van de instelling verlaagd (SoftStart) of verhoogd (HotStart). De wijziging wordt weergegeven in procenten van de ingestelde lasstroom.
De duur van de startstroom kan in het Setup-menu met de parameter Startstroomduur (Hti) worden gewijzigd.
Startstroom instellen:
Toets 'Ingestelde waarde' indrukken totdat
1
- de weergave 'SoftStart / HotStart' brandt
Instelwieltje draaien totdat de gewenste waarde is bereikt
I (A)
t
90A
0,5 s 1 s 1,5 s
120A
2
- Stroombron is gereed voor lassen
De maximale HotStart-stroom is als volgt begrensd:
- bij TransPocket 150 op 160 A
- bij TransPocket 180 op 200 A
Voorbeelden (ingestelde lasstroom = 100 A):
100 % = 100 A startstroom = functie gedeactiveerd
80 % = 80 A startstroom = SoftStart
135 % = 135 A startstroom = HotStart
200 % = 160 A startstroom bij TransPocket 150 = HotStart, maximaal stroomlimiet
bereikt!
200 % = 200 A startstroom bij TransPocket 180 = HotStart
Kenmerken van de functie SoftStart:
- Vermindering van porievorming bij be­paalde types elektroden
Kenmerken van de functie 'HotStart':
- Verbetering van de ontstekingseigen­schappen, ook bij elektroden met slechte ontstekingseigenschappen
- Beter opsmelten van het grondmateri­aal in de startfase, daardoor minder koude plekken
- Vergaande vermijding van slakinslui­tingen
NL
Voorbeeld voor de functie HotStart
Dynamiek Om een optimaal lasresultaat te bereiken, moet in sommige gevallen de dynamiek wor-
den ingesteld.
Instelbereik: 0 - 100 (komt overeen met 0 - 200 A stroomverhoging)
Functie: Tijdens de druppelovergang of in geval van kortsluiting vindt een kortstondige verhoging van de stroomsterkte plaats om een stabiele lichtboog te verkrijgen. Als de elektrode in het smeltbad dreigt te zakken, verhindert deze maatregel het opdro­gen van het smeltbad alsmede een langdurige kortsluiting van de lichtboog. Een vastzit­tende staafelektrode is hierdoor vrijwel onmogelijk.
Dynamiek instellen:
Toets 'Ingestelde waarde' indrukken totdat
1
- weergave 'Dynamiek' brandt
29
Instelwieltje draaien totdat de gewenste correctiewaarde is bereikt
2
- Stroombron is gereed voor lassen
De maximale 'Dynamiek'-stroom is als volgt begrensd:
- bij TransPocket 150 op 180 A
- bij TransPocket 180 op 220 A
Voorbeelden:
- Dynamiek = 0
- Dynamiek gedeactiveerd
- zwakke en spatarme lichtboog
- Dynamiek = 20
- Dynamiek met 40 A stroomverhoging
- hardere en stabielere lasboog
- Dynamiek = 60, ingestelde lasstroom = 100 A
- bij TransPocket 150: daadwerkelijke stroomverhoging slechts 80 A, want maxi­maal stroomlimiet bereikt!
- bij TransPocket 180: Dynamiek met 120 A stroomverhoging
Pulslassen Pulslassen is lassen met pulserende lasstroom. Het wordt toegepast bij het positielassen
van stalen buizen en bij het lassen van dunne platen.
Bij deze toepassingen is de lasstroom die aan het begin van het lassen is ingesteld, niet altijd tot nut voor de volledige lasprocedure:
- bij een te lage stroomsterkte wordt het materiaal niet genoeg versmolten,
- bij oververhitting bestaat het gevaar dat het vloeibare smeltbad druppelt.
Instelbereik: 0,2 - 990 Hz
Werking:
- Een lagere grondstroom I-G stijgt na een grote stijging tot de duidelijk hogere puls­stroom I-P en daalt na de tijd Duty cycle dcY weer naar de grondstroom I-G. De pulsstroom I-P kan op de stroombron worden ingesteld.
- Hieruit ontstaat een stroom van gemiddelde waarde die lager is dan de ingestelde pulsstroom I-P.
- Bij het pulslassen worden kleine delen van de lasplek snel versmolten. Deze plek­ken stollen ook snel weer.
De stroombron regelt de parameters Duty cycle dcY en grondstroom I-G overeen­komstig de ingestelde pulsstroom en de ingestelde pulsfrequentie.
30
I-P
I-G
I
t
SoftStart / HotStart
dcY
1/F-P
Pulslassen - verloop van de lasstroom
Instelbare parameters:
- F-P = pulsfrequentie (1/F-P = tijdsperiode tussen twee impulsen)
- I-P = pulsstroom
- SoftStart / HotStart
Niet-instelbare parameters:
- I-G = grondstroom
- dcY = Duty cycle
NL
Pulslassen gebruiken:
Toets 'Ingestelde waarde' indrukken totdat
1
- weergave 'Pulslassen' brandt
Instelwieltje draaien totdat de gewenste frequentiewaarde (Hz) is be-
2
reikt
- Stroombron is gereed voor lassen
31
TIG-bedrijfsmodi
I
t
I-1
GPo
GPr
1 2 3
tdowntup
Symbolen en toe­lichting
Toortstoets terugtrekken en vasthouden
Toortstoets naar voren loslaten
Toortstoets vooraf indrukken en vasthouden
Toortstoets naar achteren loslaten
Instelbare parameters:
- GPo: Nastroomtijd gas
- I-S: Startstroomfase - voorzichtig opwarmen met lage lasstroom, zodat het materiaal correct gepositioneerd kan worden
- I-E: Eindstroomfase - ter vermijding van kraterscheuringen of -holtes na het lassen
- I-1: Hoofdstroomfase (lasstroomfase) - gelijkmatige temperatuuraanvoer in het grondmateriaal, dat door warmte vooraf is verhit
- I-2: Reductiestroomfase - tussentijdse verlaging van de lasstroom ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het grondmateriaal
Niet-instelbare parameters:
- GPr: Voorstroomtijd gas
- tup: Up-Slope-fase - voortdurende verhoging van de lasstroom Duur: 0,5 seconde
- t
: Down-Slope-fase - voortdurende verlaging van de lasstroom
down
Duur: 0,5 seconde
- tS: Startstroomduur
- tE: Eindstroomduur
2-taktbedrijf Voor de activering van de 2-staps-bedrijf zie beschrijving Bedrijfsmodus (trigger mode)
op pagina 43.
Wolfraamelektrode op het werkstuk plaatsen, daarna de toortstoets terugtrekken en
1
vasthouden => beschermgas stroomt
32
Wolfraamelektrode optillen => lichtboog gaat branden
I
t
I-1
GPr
I-S
I-E
I-2
GPo
I-1
tdown tets
1 2 3 4 5 6 7
tup
2
Toortstoets loslaten => einde van het lasproces
3
4-taktbedrijf Voor de activering van de 4-staps-bedrijf zie beschrijving Bedrijfsmodus (trigger mode)
op pagina 43.
NL
4-stapsproces met tussentijdse verlaging I-2
Bij de tussentijdse verlaging wordt tijdens de hoofdstroomfase de lasstroom tot een inge­stelde reductiestroom I-2 verlaagd.
Wolfraamelektrode op het werkstuk plaatsen, daarna de toortstoets terugtrekken en
1
vasthouden => beschermgas stroomt
Wolfraamelektrode optillen => begin van het lassen met startstroom I-S
2
Toortstoets loslaten => lassen met hoofdstroom I-1
3
Toortstoets vooraf indrukken en vasthouden => activeren van de tussentijdse verla-
4
ging met reductiestroom I-2
Toortstoets loslaten => lassen met hoofdstroom I-1
5
Toortstoets terugtrekken en vasthouden => verlagen tot eindstroom I-E
6
Toortstoets loslaten => einde van het lasproces
7
33
TIG-lassen
max. 5 bar (72 psi)
Algemeen
Gasfles aanslui­ten
OPMERKING!
Bij selectie van de TIG-lasmethode, geen pure wolfraamelektrode (kleur: groen) gebruiken.
OPMERKING!
2-staps- en 4-staps-lassen is alleen mogelijk als een lasbrander met TMC-stekker wordt gebruikt.
GEVAAR!
Gevaar door omvallende gasflessen.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Gasflessen stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen. Gasflessen tegen
omvallen beveiligen. De veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant opvolgen.
1
2
34
Voorbereiding
1 2
VOORZICHTIG!
Gevaar door elektrische schok. Zodra de stroombron is ingeschakeld, is de elek­trode in de lastoorts spanningvoerend.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleren of de elektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaar-
de delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen enz.).
NL
3 4
Als er een lastoorts zonder TMC-stekker wordt gebruikt:
5
In het setup-menu voor de parameter 'Bedrijfsmodus' (trigger mode) de instelling OFF selecteren (2-staps- of 4-staps-lassen functioneert alleen als de lastoorts met TMC-stekker wordt gebruikt)
35
Gasdruk instellen
4 5 7
Lastoorts met toortstoets (en TMC-stekker)
Lastoorts met toortstoets (en TMC­stekker):
Toortstoets indrukken
1
- Beschermgas stroomt uit
Op de drukregelaar de gewenste hoe-
2
veelheid beschermgas instellen
Toortstoets loslaten
3
TIG-lassen
Met de toets 'Lasmethode' TIG-lassen selecteren
1
- de weergave 'TIG-lassen' gaat branden
Toets 'Ingestelde waarde' indrukken totdat
2
- de weergave 'Lasstroom' brandt
Lasstroom met het instelwieltje instellen
3
Bij gebruik van een lastoorts met toortstoets en TMC-stekker (met fabrieksinstel­ling 2-taktbedrijf):
Gasbuis op de ontstekingsplek opstellen, zodat tussen de wolfraamelektrode en het
4
werkstuk ca. 2 tot 3 mm (5/64 tot 1/8 inch) afstand bestaat
Lastoorts langzaam oprichten tot de wolfraamelektrode het werkstuk aanraakt
5
Toortstoets terugtrekken en vasthouden
6
- Beschermgas stroomt uit
Lastoorts optillen en in de normale positie draaien
7
- De lichtboog ontbrandt
Beginnen met lassen
8
TIG Comfort Stop Voor de activering en instelling van de functie TIG Comfort Stop zie beschrijving
Comfort Stop-gevoeligheid (Comfort Stop Sensitivity) vanaf pagina 44.
36
Functie en toepassing van de TIG Comfort Stop:
1 2 3 4 5
+
t
tdown
I
Max. A
70 A
(1)
(2)
1 2
3 4 5+
Lassen
1
Tijdens het lassen de lastoorts optillen
2
- De vlamboog wordt duidelijk langer
Lastoorts laten zakken
3
- De vlamboog wordt duidelijk korter
- De functie TIG Comfort Stop wordt geactiveerd
Hoogte van de lastoorts handhaven
4
- De lasstroom wordt trapsgewijs verlaagd (DownSlope) totdat de lichtboog dooft
Nastroomtijd gas afwachten en lastoorts optillen
5
NL
Verloop lasstroom en gasstroom bij geactiveerde functie TIG Comfort Stop
(1) Gasvoorstroming (2) Gasnastroming
DownSlope:
De DownSlope-tijd t
bedraagt 0,5 seconden en kan niet worden gewijzigd.
down
37
Gasnastroming:
1/F-P
I-P
I-G
I
t
t
up
t
down
I-S
I-E
dcY
De gasnastroming kan in het Setup-menu via de parameter 'Gasnastroomtijd' (Gas Post flow) worden gewijzigd.
Pulslassen Pulslassen is lassen met pulserende lasstroom. Het wordt toegepast bij het positielassen
van stalen buizen en bij het lassen van dunne platen.
Bij deze toepassingen is de lasstroom die aan het begin van het lassen is ingesteld, niet altijd tot nut voor de volledige lasprocedure:
- bij een te lage stroomsterkte wordt het materiaal niet genoeg versmolten,
- bij oververhitting bestaat het gevaar dat het vloeibare smeltbad druppelt.
Instelbereik: 0,5 - 100 Hz
Werking:
- Een lagere grondstroom I-G stijgt na een grote stijging tot de duidelijk hogere puls­stroom I-P en daalt na de tijd Duty cycle dcY weer naar de grondstroom I-G. De pulsstroom I-P kan op de stroombron worden ingesteld.
- Hieruit ontstaat een stroom van gemiddelde waarde die lager is dan de ingestelde pulsstroom I-P.
- Bij het pulslassen worden kleine delen van de lasplek snel versmolten. Deze plek­ken stollen ook snel weer.
De stroombron regelt de parameters Duty cycle dcY en grondstroom I-G overeenkomstig de ingestelde pulsstroom en de ingestelde pulsfrequentie.
Pulslassen - verloop van de lasstroom
Instelbare parameters:
- I-S = startstroom
- I-E = eindstroom
- F-P = pulsfrequentie (1/F-P = tijdsperiode tussen twee impulsen)
- I-P = pulsstroom
Niet-instelbare parameters:
- tup = UpSlope
- t
= DownSlope
Down
- dcY = Duty cycle
- I-G = grondstroom
Pulslassen gebruiken:
38
Toets 'Ingestelde waarde' indrukken totdat
tAC
I-1
I
t
t
up
t
down
I-S
I-E
I-G
I-P
1/F-P
dcY
1
- weergave 'Pulslassen' brandt
Instelwieltje draaien totdat de gewenste frequentiewaarde (Hz) is be-
2
reikt
- Stroombron is gereed voor lassen
Hechtfunctie Voor de activering en instelling van de hechtfunctie zie beschrijving Hechtfunctie (tAC-
king) vanaf pagina 44.
- Zodra er voor de Setup-parameter tAC (hechten) een tijdsduur wordt ingesteld, kan de hechtfunctie in alle bedrijfsmodi worden gebruikt
- Het basale verloop van de bedrijfscycli blijft ongewijzigd
- Tijdens de ingestelde tijdsduur wordt er gelast met een pulsstroom, die het in elkaar vloeien van het smeltbad bij het hechten van twee bouwdelen optimaliseert.
NL
Verloop van de lasstroom
Instelbare parameters:
- tAC = duur van de pulsstroom voor de hechtprocedure
- I-E = eindstroom
- I-S = startstroom
- I-1 = hoofdstroom
Niet-instelbare parameters:
- tup = UpSlope
- t
= DownSlope
Down
- I-P = pulsstroom
- dcY = Duty cycle
- F-P = pulsfrequentie
- I-G = grondstroom
De stroombron regelt de parameters Pulsfrequentie F-P, Pulsstroom I-P, Duty cycle dcY en Grondstroom I-G overeenkomstig de ingestelde hoofdstroom I-1.
De pulsstroom begint
- na afloop van de startstroomfase I-S
- bij de UpSlope-fase t
up
39
Na afloop van de tAC-tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast, eventueel ingestelde pulsparameters staan tot uw beschikking.
40
Setup-menu lasmethode
NL
Het Setup-menu openen
Parameters wijzi­gen
met de toets 'Lasmethode' de methode selecteren waarvoor de setup-
1
parameters moeten worden gewijzigd:
- Elektrodelassen
- Elektrodelassen met CEL-elektrode
- TIG-lassen
toetsen 'Ingestelde waarde' en 'Lasmethode' gelijktijdig indrukken
2
- de afkorting van de eerste parameter van het setup-menu wordt op het bedieningsveld weergegeven
Instelwieltje draaien om de gewenste parameter te selecteren
1
Instelwieltje indrukken om de ingestelde waarde van de parameter weer
2
te geven
Het setup-menu verlaten
Instelwieltje draaien om de waarde te wijzigen
3
- de ingestelde waarde is direct actief
- Uitzondering: bij het terugzetten naar de fabrieksinstelling moet het
instelwieltje na het wijzigen van de waarde worden ingedrukt om de wijziging te activeren.
Instelwieltje indrukken om naar de lijst van parameters terug te keren
4
Toets 'Ingestelde waarde' of toets 'Lasmethode' indrukken om het setup-
1
menu weer te verlaten
41
Parameters voor elektrodelassen
Parame­ter
Beschrijving Bereik Eenheid
Startstroomduur
voor de functie SoftStart / HotStart
Fabrieksinstelling: 0,5 seconden
Anti-Stick
Als de functie 'Anti-Stick' is geactiveerd, wordt de lichtboog in geval van kortsluiting (vastkleven van de elektrode) na 1,5 seconden uitgeschakeld
Fabrieksinstelling: ON (geactiveerd)
Startplatform
Voor het activeren / deactiveren van het startplat­form
Fabrieksinstelling: ON (geactiveerd)
Afscheurspanning (Voltage cut off)
Dit bepaalt bij welke lichtbooglengte het lasproces wordt beëindigd. De lasspanning neemt toe met de lengte van de lichtboog. Als de hier ingestelde spanning is be­reikt, wordt de lichtboog uitgeschakeld
0,1 - 2,0 secon-
den
On
OFF
On
OFF
25 - 90 volt
Fabrieksinstelling: 45 volt
Fabrieksinstelling (FACtory)
Hier kan het apparaat naar de fabrieksinstellingen worden teruggezet
- Terugzetten annuleren no (nee)
- Parameters voor de ingestelde lasmethode naar de fabrieksinstelling terugzetten
- Parameters voor alle lasmethodes naar de fa­brieksinstelling terugzetten
Voor het terugzetten naar de fabrieksin­stelling moet de geselecteerde waarde door middel van het indrukken van het instelwieltje worden bevestigd!
Setup-menu niveau 2
Voor het instellen van algemene parameters
Details zie paragraaf 'Setup-menu niveau 2'
YES (JA)
ALL (AL­LE)
42
Parameter voor TIG-lassen
Parame­ter
Beschrijving Bereik Eenheid
Bedrijfsmodus (trigger mode)
- Bedrijf met lastoorts zonder toortstoets OFF (UIT)
- 2-taktbedrijf 2t
NL
- 4-taktbedrijf
Fabrieksinstelling: 2t
Startstroom (I-Start)
Deze parameter is alleen bij het 4-staps-bedrijf (tri = 4t) beschikbaar
Fabrieksinstelling: 35 %
Reductiestroom
Deze parameter is alleen bij het 4-staps-bedrijf (tri = 4t) beschikbaar
Fabrieksinstelling: 50 %
Eindstroom (I-End)
Deze parameter is alleen bij het 4-staps-bedrijf (tri = 4t) beschikbaar
Fabrieksinstelling: 30 %
Gasvoorstroomtijd (Gas Pre flow)
Duur van de gasvoorstroom
4t
1 - 200 procent
1 - 200 procent
1 - 100 procent
0,0 - 9,9 secon-
den
Fabrieksinstelling: 0,0 seconden
Gasnastroomtijd (Gas Post flow)
Tijdsduur van gasnastroming na het lassen
Fabrieksinstelling: AUt
Gasspoelen (Gas purging)
Het voorspoelen van het beschermgas begint zo­dra er een waarde voor GPU is ingesteld. Uit vei­ligheidsoverwegingen is het voor een nieuwe start van het voorspoelen van het beschermgas nood­zakelijk om opnieuw een waarde voor GPU in te stellen.
BELANGRIJK! Het voorspoelen van bescherm­gas is vooral bij de vorming van condens na een langdurige stilstandtijd in de kou noodzakelijk. Dit geldt vooral voor lange slangenpakketten.
Fabrieksinstelling: off
AUt
secon-
0,2 - 25
0,1 - 9,9 Minuten
den
43
Parame­ter
Beschrijving Bereik Eenheid
Comfort Stop-gevoeligheid (Comfort Stop Sen­sitivity)
Deze parameter is alleen beschikbaar als parame­ter tri op 'OFF' (UIT) is ingesteld
Fabrieksinstelling: 1,5 V
Details zie TIG Comfort Stop vanaf pagina 36
Afscheurspanning (Voltage cut off)
Dit bepaalt bij welke lichtbooglengte het lasproces wordt beëindigd. De lasspanning neemt toe met de lengte van de lichtboog. Als de hier ingestelde spanning is be­reikt, wordt de lichtboog uitgeschakeld.
Fabrieksinstelling: 35 volt (voor 2-taktbedrijf, 4­taktbedrijf en bedrijf met voet-afstandsbediening)
Fabrieksinstelling: 25 V (voor het bedrijf Trigger = oFF)
Hechtfunctie (tACking)
Fabrieksinstelling: OFF (UIT)
0,6 - 3,5 volt
10 - 45 volt
OFF (UIT)
0,1 - 9,9 secon-
den
Zie voor details de beschrijving van de hechtfunc­tie
Fabrieksinstelling (FACtory)
Hier kan het apparaat naar de fabrieksinstellingen worden teruggezet
- Terugzetten annuleren no (nee)
- Parameters voor de ingestelde lasmethode naar de fabrieksinstelling terugzetten
- Parameters voor alle lasmethodes naar de fa­brieksinstelling terugzetten
Voor het terugzetten naar de fabrieksin­stelling moet de geselecteerde waarde door middel van het indrukken van het instelwieltje worden bevestigd!
Setup-menu niveau 2
Voor het instellen van algemene parameters
Details zie hoofdstuk 'Setup-menu niveau 2'
YES (JA)
ALL (AL­LE)
44
Setup-menu - niveau 2
NL
Parameters setup-menu ni­veau 2
Parameter Beschrijving Bereik Eenheid
Softwareversie
Het volledige versienummer is over meerdere weergaven verdeeld en kan worden bekeken door aan het instelwieltje te draaien
Automatische uitschakeling (time Shut down)
Als het apparaat voor de ingestelde duur niet wordt gebruikt, schakelt het zelfstandig naar de stand-by-stand
Door op een toets op het bedieningspaneel te drukken, wordt deze toestand beëindigd - het apparaat is weer gereed om te lassen
Fabrieksinstelling: OFF (UIT)
Zekering
Voor het weergeven / instellen van de ge­bruikte zekering
Fabrieksinstelling:
- bij netspanning 230 V = 16 A
- bij netspanning 120 V = 20 A
Als een zekering op de stroombron wordt in­gesteld, begrenst de stroombron de stroom die van het elektriciteitsnet wordt gehaald. Hierdoor wordt directe activering van de lijn­beveiligingsschakelaar verhinderd
5 - 60
OFF
230 V:
10 / 13 /
16 / OFF
(alleen bij
TP 180
MV)
120 V:
15 / 16 /
20 / OFF
(alleen bij
TP 180
MV)
Bij
Bij
Minuten
Ampère
TransPocket 150 - verhouding tussen ingestelde zekering en lasstroom:
Netspanning ingestelde
zekering
230 V 10 A 110 A 150 A 35 %
13 A 130 A 150 A 35 %
16 A 150 A 150 A 35 %
TransPocket 180 - verhouding tussen ingestelde zekering en lasstroom:
Netspanning Ingestelde
zekering
230 V 10 A 125 A 180 A 40 %
13 A 150 A 200 A 40 %
16 A 180 A 220 A 40 %
Lasstroom
elektrode
Lasstroom
elektrode
Lasstroom
TIG
Lasstroom
TIG
Inschakelduur
Inschakelduur
45
OFF (alleen
bij TP 180
MV)
120 V* 15 A 85 A 130 A 40 %
16 A 95 A 140 A 40 %
180 A 220 A 40 %
20 A (alleen
bij TP 180
MV)
OFF (alleen
bij TP 180
MV)
* bij het 120V-elektriciteitsnet kan al naar gelang de karakteristieken van de activering van de gebruikte lijnbeveiligingsschakelaar de volledige inschakelduur van 40 % niet worden behaald (bijvoorbeeld USA Circuit breaker type CH, 15 % ED).
Parameter Beschrijving Bereik Eenheid
Bedrijfsduur (System on time)
Voor het weergeven van de bedrijfsduur (be­gint te tellen zodra het apparaat wordt inge­schakeld)
De volledige bedrijfsduur is over meerdere weergaven verdeeld en kan door draaien aan het instelwieltje worden bekeken
Lasduur (System Active time)
Voor het weergeven van de lasduur (geeft al­leen de gelaste tijd weer)
120 A 170 A 40 %
120 A 170 A 40 %
Uren, mi-
nuten, se-
conden
Uren, mi-
nuten, se-
conden
De volledige lasduur is over meerdere weer­gaven verdeeld en kan door draaien aan het instelwieltje worden bekeken
46
Verzorging, onderhoud en recycling
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle
systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en compo-
nenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of
de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
GEVAAR!
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde,
voor de aarding van de behuizing. De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door ande-
re schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Algemeen Het apparaat heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging
en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, zodat het ap­paraat jarenlang gebruiksklaar kan worden gehouden.
Onderhoud bij ie­dere inbedrijfna­me
- Controleren of de netstekker en de netkabel alsmede de lasbrander en de elektrode­houder onbeschadigd zijn. Beschadigde onderdelen vervangen.
- Ervoor zorgen dat de lasbrander / elektrodehouder en de aardingskabel correct vol­gens dit document op de stroombron aangesloten en geschroefd / vergrendeld zijn
- Controleren of er een correcte massaverbinding met het werkstuk bestaat.
- Controleren of er een vrije ruimte rond het apparaat van 0,5 m (1 ft. 8 in.) bedraagt, zodat de koellucht ongehinderd kan toestromen en ontsnappen. De luchtinstroom­en uitstroomopeningen mogen in geen geval zijn bedekt, ook niet deels.
47
Onderhoud elke 2 maanden
Luchtfilter reinigen:
1
Recycling Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen plaatsvinden.
48
Storingen verhelpen
NL
Veiligheid
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uit-
sluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle
systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en compo-
nenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of
de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
GEVAAR!
Weergegeven storingen
Servicemeldin­gen
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde,
voor de aarding van de behuizing. De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door ande-
re schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Te hoge temperatuur
Het display geeft 'hot' weer, de weergave 'Temperatuur' brandt
Oorzaak:
Oplossing:
Indien in display E een tweecijferige foutcode (bijv. E02) wordt weergegeven en de weer­gave ‘Storing’ brandt, gaat het om een interne servicecode van de stroombron.
bedrijfstemperatuur te hoog
apparaat laten afkoelen (apparaat niet uitschakelen - ventilator koelt het ap­paraat)
Voorbeeld:
Er kunnen ook meerdere foutcodes aanwezig zijn. Deze verschijnen door aan het instel­wieltje te draaien.
49
Noteer de getoonde foutcodes, het serienummer en de configuratie van de stroombron en neem met een gedetailleerde foutbeschrijving contact op met de servicedienst.
E01 - E03 / E11 / E15 / E21 / E33 - E35 / E37 - E40 / E42 - E44 / E46 - E52
Oorzaak:
Oplossing:
E04
Oorzaak:
Oplossing:
E05 / E06 / E12
Oorzaak:
Oplossing:
E10
Oorzaak:
Oplossing:
E16 / E17
Oorzaak:
Oplossing:
Fout in vermogensdeel
Contact opnemen met de servicedienst
Nullastspanning wordt niet behaald: Elektrode ligt op het werkstuk / hardware-fout
Elektrodehouder van het werkstuk halen. Neem contact op met de service­dienst als de servicecode blijvend wordt weergegeven
Systeemstart mislukt
Apparaat uit- en inschakelen. Neem contact op met de servicedienst als het probleem blijft bestaan
Overspanning stroombus (> 113VDC)
Contact opnemen met de servicedienst
Opslagfout
Contact opnemen met de servicedienst / het instelwieltje indrukken om de servicemelding af te sluiten
OPMERKING!
Bij standaard apparaatvarianten heeft het afsluiten van de servicemelding geen in­vloed op de functie-omvang van de stroombron.
Bij alle andere apparaatvarianten (TIG, ...) is de functie-omvang van de stroombron na het afsluiten van de melding slechts beperkt - neem contact op met de servicedienst om de volledige functie-omvang weer te kunnen gebruiken.
E19
Oorzaak:
Oplossing:
E20
Oorzaak:
Oplossing:
E22
Oorzaak:
Oplossing:
Te hoge of te lage temperatuur
Apparaat bij toegestane omgevingstemperaturen gebruiken. Voor meer in­formatie over omgevingsvoorwaarden zie ‘Omgevingsvoorwaarden’ in de paragraaf ‘Veiligheidsvoorschriften’
gebruik van het apparaat niet overeenkomstig de bedoeling
Het apparaat overeenkomstig de bedoeling gebruiken
Ingestelde lasstroom te hoog
Controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt; controleren of de juiste zekering is ingesteld; lagere lasstroom instellen
50
E37
Oorzaak:
Oplossing:
E36, E41, E45
Oorzaak:
Oplossing:
E65 - E75
Oorzaak:
Oplossing:
Netspanning te hoog
Netstekker direct loskoppelen; controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt
Netspanning buiten tolerantiewaarden of stroomnetwerk te weinig belast­baar
Controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt; controleren of de juiste zekering is ingesteld;
communicatiefout met het display
apparaat uit- en inschakelen / als het probleem blijft bestaan contact opne­men met de servicedienst
NL
Geen functie
Apparaat kan niet worden ingeschakeld
Oorzaak:
Oplossing:
geen lasstroom
Stroombron ingeschakeld, weergave voor geselecteerde methode brandt
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Netschakelaar defect
Contact opnemen met de servicedienst
Laskabelverbinding onderbroken
Laskabelverbinding correct herstellen
slechte of geen aarde
Verbinding met het werkstuk maken
Stroomkabel in lasbrander of elektrodehouder onderbroken
Lasbrander of elektrodehouder vervangen
51
Geen lasstroom
Apparaat ingeschakeld, weergave voor geselecteerde methode brandt, weergave ‘Te ho­ge temperatuur’ brandt
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Inschakelduur overschreden - apparaat overbelast - ventilator geactiveerd
Inschakelduur aanhouden
De automatische thermische zekering heeft het apparaat uitgeschakeld
Afkoelfase afwachten (apparaat niet uitschakelen - ventilator koelt het appa­raat); stroombron schakelt zichzelf na enige tijd weer in
Ventilator in de stroombron is defect
Contact opnemen met de servicedienst
Toevoer koellucht onvoldoende
Voor voldoende toevoer van koellucht zorgen
Luchtfilter verontreinigd
Luchtfilter reinigen
Fout in vermogensdeel
Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen Neem contact op met de servicedienst als de fout vaker voorkomt
Gebrekkige func­tie
Slechte ontstekingseigenschappen bij het elektrodelassen
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Lichtboog breekt tijdens de lasprocedure af en toe af
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Staafelektrode heeft de neiging vast te kleven
Oorzaak:
Oplossing:
onjuiste methode geselecteerd
Methode ‘Elektrodelassen’ of ‘Elektrodelassen met CEL-elektrode’ selecte­ren
te lage startstroom; elektrode blijft kleven bij aanschakelen
Startstroom met functie ‘HotStart’ verhogen
te hoge startstroom: elektrode brandt bij aanschakelen te snel of spettert flink
Startstroom met functie ‘HotStart’ verlagen
Afscheurspanning (Uco) te laag ingesteld
In het setup-menu de afscheurspanning (Uco) verhogen
te hoge brandspanning van de elektrode (bijv. groefelektrode)
Indien mogelijk alternatieve elektrode gebruiken of lasapparaat met hoger lasvermogen inzetten
Parameter ‘Dynamiek’ (elektrodelassen) op een te lage waarde ingesteld
Parameter ‘Dynamiek’ op een hogere waarde instellen
52
Slechte laseigenschap
(veel druppelvorming)
NL
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Wolfraamelektrode smelt
Wolfraam-omhulsels in het grondmateriaal tijdens aanschakelen
Oorzaak:
Oplossing:
Oorzaak:
Oplossing:
Onjuiste poling van de elektrode
Elektrode ompolen (aanwijzingen van de fabrikant in acht nemen)
Slechte aardeverbinding
Aardeklemmen rechtstreeks op het werkstuk bevestigen
Ongunstige setup-instelling voor de geselecteerde methode
In het Setup-menu de instelling voor de geselecteerde methode optimalise­ren
Onjuiste poling van de wolfraamelektrode
TIG-lasbrander op de (-)-stroombus aansluiten
Onjuist beschermgas, geen beschermgas
Inert beschermgas (Argon) gebruiken
53
Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen
Gemiddeld ver­bruik van draad­elektroden bij het MIG/MAG-lassen
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 5 m/min
Draadelektro-
de met een
diameter van
1,0 mm
Draadelektrode van staal 1,8 kg/h 2,7 kg/h 4,7 kg/h
Draadelektrode van aluminium 0,6 kg/h 0,9 kg/h 1,6 kg/h
Draadelektrode van CrNi 1,9 kg/h 2,8 kg/h 4,8 kg/h
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 10 m/min
Draadelektro-
de met een
diameter van
1,0 mm
Draadelektrode van staal 3,7 kg/h 5,3 kg/h 9,5 kg/h
Draadelektrode van aluminium 1,3 kg/h 1,8 kg/h 3,2 kg/h
Draadelektrode van CrNi 3,8 kg/h 5,4 kg/h 9,6 kg/h
Draadelektro-
de met een
diameter van
1,2 mm
Draadelektro-
de met een
diameter van
1,2 mm
Draadelektro-
de met een
diameter van
1,6 mm
Draadelektro-
de met een
diameter van
1,6 mm
Gemiddeld be­schermgasver­bruik bij het MIG/ MAG-lassen
Gemiddeld be­schermgasver­bruik bij het TIG­lassen
Diameter van draadelektrode
Gemiddeld ver­bruik
Grootte van gas­mondstuk
Gemiddeld ver­bruik
1,0 mm 1,2 mm 1,6 mm 2,0 mm 2 x 1,2 mm (TWIN)
10 l/min 12 l/min 16 l/min 20 l/min 24 l/min
4 5 6 7 8 10
6 l/min 8 l/min 10 l/min 12 l/min 12 l/min 15 l/min
54
Technische gegevens
10 Min.6 Min.
150 A
0 Min.
0 A
4 Min.6 Min.
60 %
NL
Verklaring van het begrip 'in­schakelduur'
De inschakelduur (in het Duits: Einschaltdauer, ED) is dat gedeelte van een cyclus van 10 minuten waarin het apparaat met het aangegeven vermogen kan worden gebruikt zonder oververhit te raken.
OPMERKING!
De op het kenplaatje vermelde waarden voor de ED hebben betrekking op een om­gevingstemperatuur van 40°C.
Als de omgevingstemperatuur hoger is, moet de ED of het vermogen dienovereenkom­stig worden verlaagd.
Voorbeeld: Lassen met 150 A bij 60% van de inschakelduur
- Lasfase = 60% van 10 min. = 6 min.
- Afkoelfase = resterende tijd = 4 min.
- Na de afkoelfase begint de cyclus opnieuw.
TransPocket 150 TIG
Als het apparaat zonder onderbrekingen moet werken:
In de technische gegevens de 100%-waarde voor de inschakelduur opzoeken die
1
geldt voor de heersende omgevingstemperatuur.
Aan de hand van deze waarde het vermogen of de stroomsterkte zodanig reduceren
2
dat het apparaat zonder afkoelfase kan worden gebruikt.
Netspanning (U1) 1 x 230 V
Max. effectieve primaire stroom (I
Max. primaire stroom (I
Max. schijnbaar vermogen (S
) 24 A
1max
1max
) 15 A
1eff
) 5,52 kVA
Netbeveiliging 16 A traag gezekerd
Tolerantie netspanning -20 % /+ 15 %
Lichtnetfrequentie 50 / 60 Hz
55
Cos Phi 0,99
Max. toelaatbare netimpedantie Z
max
bij PCC
1)
32 mOhm
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar Type B
Lasstroombereik (I2) staafelektrode 10 - 150 A
Lasstroombereik (I2) TIG 10 - 150 A
Lasstroom bij elektrodelassen 10 min / 40 °C (104 °F) 35 %
150 A
Lasstroom bij TIG-lassen 10 min / 40 °C (104 °F) 35 %
150 A
60 %
110 A
60 %
110 A
100 %
90 A
100 %
90 A
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2)
20,4 - 26 V
staafelektrode
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) TIG 10,4 - 16 V
Nullastspanning (U0 peak) 96 V
Beschermingsklasse IP 23
Koelwijze AF
Overspanningscategorie III
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 3
EMV-emissieklasse A
Veiligheidssymbolen S, CE
Maximale druk beschermgas 5 bar
72.52 psi
TransPocket 180 TIG
Afmetingen lengte x breedte x hoogte 365 x 130 x 285 mm
14.4 x 5.1 x 11.2 in.
Gewicht 6,6 kg
14.6 lb.
Energieverbruik in onbelaste toestand
15 W
bij 230 V
Efficiëntie van de stroombron bij
87 %
150 A / 26 V
1) Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz
Netspanning (U1) 1 x 230 V
Max. effectieve primaire stroom (I
Max. primaire stroom (I
Max. schijnbaar vermogen (S
) 25 A
1max
1max
) 16 A
1eff
) 5,75 kVA
Netbeveiliging 16 A traag gezekerd
56
Tolerantie netspanning -20 % /+ 15 %
Lichtnetfrequentie 50 / 60 Hz
Cos Phi 0,99
Max. toelaatbare netimpedantie Z
max
bij PCC
1)
285 mOhm
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar Type B
Lasstroombereik (I2) staafelektrode 10 - 180 A
Lasstroombereik (I2) TIG 10 - 220 A
Lasstroom bij elektrodelassen 10 min / 40 °C (104 °F)
Lasstroom bij TIG-lassen 10 min / 40 °C (104 °F) 40 %
40 %
180 A
60 %
150 A
60 %
220 A
150 A
100 %
120 A
100 %
120 A
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2)
20,4 - 27,2 V
staafelektrode
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) TIG 10,4 - 18,8 V
NL
Nullastspanning (U0 peak) 101 V
Beschermingsklasse IP 23
Koelwijze AF
Overspanningscategorie III
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 3
EMV-emissieklasse A
Veiligheidssymbolen S, CE
Maximale druk beschermgas 5 bar
72.52 psi
Afmetingen lengte x breedte x hoogte 435 x 160 x 310 mm
17.1 x 6.3 x 12.2 in.
Gewicht 9,0 kg
19.8 lb.
Energieverbruik in onbelaste toestand
15 W
bij 230 V
Efficiëntie van de stroombron bij
88 %
180 A / 27,2 V
TransPocket 180 TIG MV
1) Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz
Netspanning (U1) 1 x 230 V
Max. effectieve primaire stroom (I
) 16 A
1eff
57
Max. primaire stroom (I
) 25 A
1max
Max. schijnbaar vermogen (S
) 5,75 kVA
1max
Netbeveiliging 16 A traag gezekerd
Netspanning (U1) 1 x 120 V
Max. effectieve primaire stroom (I
Max. primaire stroom (I
Max. schijnbaar vermogen (S
) 29 A
1max
1max
) 20 A
1eff
) 3,48 kVA
Netbeveiliging 20 A traag gezekerd
Netspanning (U1) 1 x 120 V
Max. effectieve primaire stroom (I
Max. primaire stroom (I
Max. schijnbaar vermogen (S
) 19 A
1max
1max
) 15 A
1eff
) 2,28 kVA
Netbeveiliging 15 A traag gezekerd
Tolerantie netspanning -20 % /+ 15 %
Lichtnetfrequentie 50 / 60 Hz
Cos Phi 0,99
Max. toelaatbare netimpedantie Z
max
bij PCC
1)
285 mOhm
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar Type B
Lasstroombereik (I2), U1 = 230 V,
10 - 180 A
staafelektrode
Lasstroombereik (I2), U1 = 230 V,
10 - 220 A
TIG
Lasstroombereik (I2), U1 = 120 V,
10 - 120 A
zekering = 20 A, staafelektrode
Lasstroombereik (I2), U1 = 120 V,
10 - 170 A
zekering = 20 A, TIG
Lasstroombereik (I2), U1 = 120 V,
10 - 85 A
zekering = 15 A, staafelektrode
Lasstroombereik (I2), U1 = 120 V,
10 - 140 A
zekering = 15 A, TIG
58
Lasstroom bij elektrodelassen, 10 min / 40 °C (104 °F),
40 %
180 A
60 %
150 A
(U1 = 230 V, zekering = 16 A)
100 %
120 A
Lasstroom bij TIG-lassen, 10 min / 40 °C (104 °F), (U1 = 230 V, zekering = 16 A)
40 %
220 A
60 %
160 A
100 %
130 A
NL
Lasstroom bij elektrodelassen, 10 min / 40 °C (104 °F), (U1 = 120 V, zekering = 20 A)
Lasstroom bij TIG-lassen, 10 min / 40 °C (104 °F), (U1 = 120 V, zekering = 20 A)
Lasstroom bij elektrodelassen, 10 min / 40 °C (104 °F), (U1 = 120 V, zekering = 15 A)
Lasstroom bij TIG-lassen, 10 min / 40 °C (104 °F), (U1 = 120 V, zekering = 15 A)
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) staafelektrode
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) TIG
40 %
120 A
40 %
170 A
40 %
85 A
40 %
140 A
60 %
100 A
60 %
130 A
60 %
70 A
60 %
110 A
20,4 - 27,2 V
10,4 - 18,8 V
100 %
90 A
100 %
100 A
100 %
65 A
100 %
100 A
Nullastspanning (U0 peak) 101 V
Beschermingsklasse IP 23
Koelwijze AF
Overspanningscategorie III
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 3
EMV-emissieklasse A
Veiligheidssymbolen S, CE
Maximale druk beschermgas 5 bar
72.52 psi
Afmetingen lengte x breedte x hoogte 435 x 160 x 310 mm
17.1 x 6.3 x 12.2 in.
Gewicht 9,2 kg
20.3 lb.
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 230 V
Efficiëntie van de stroombron bij 180 A / 27,2 V
15 W
88 %
1) Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz
59
Overzicht van kri­tieke grondstof­fen, productiejaar van apparaat
Overzicht van kritieke grondstoffen:
Op de volgende internetpagina is een overzicht te vinden van de kritieke grondstoffen die dit apparaat bevat:
www.fronius.com/en/about-fronius/sustainability.
Productiejaar van apparaat berekenen:
- Elk apparaat is van een serienummer voorzien
- Het serienummer bestaat uit acht cijfers, bijvoorbeeld 28020099
- De eerste twee cijfers vormen het getal waaruit het productiejaar van het apparaat kan worden berekend
- Hiervoor moet 11 van dit getal worden afgetrokken
- Voorbeeld: Serienummer = 28020065, berekening van productiejaar = 28 - 11 =
17, productiejaar = 2017
60
NL
61
62
NL
63
Fronius International GmbH
Froniusstraße 1
4643 Pettenbach
Austria
contact@fronius.com
www.fronius.com
Under www.fronius.com/contact you will find the adresses
of all Fronius Sales & Service Partners and locations.
spareparts.fronius.com
SPAREPARTS
ONLINE
Loading...