Fronius Selectiva 8-16 kW 2.0 Operating Instruction [NL]

Operating Instructions
8 kW 220 V Selectiva 4120 / 4140 / 4160
8 kW 400 V Selectiva 2100 / 2120 / 2140 2160 / 2180 / 2200 4060 / 4075 / 4090 4120 / 4140 / 4160 8040 / 8060 / 8075 8090
16 kW 400 V Selectiva 8120 / 8140 / 8160 8180 / 8210
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0151,NL 034-25042023
Inhoudsopgave
Veiligheidsvoorschriften 5
Algemeen 5 Beoogd gebruik 5 Omgevingsvoorwaarden 5 Netaansluiting 6 Gevaren door net- en laadstroom 6 Gevaar door zuren, gassen en dampen 6 Algemene aanwijzingen voor de omgang met accu’s 7 Bescherming van uzelf en derden 7 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 7 EMV-apparaatclassificaties 7 EMV-maatregelen 8 Gegevensbescherming 8 Onderhoud 8 Reparatie en herstel 8 Verplichtingen van de gebruiker 8 Veiligheidscontrole 8 Aanduidingen op het apparaat 9 Afvoer van oude apparaten 9 Auteursrecht 9
Algemene informatie 10
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 10 Apparaatconcept 10 Accuconfiguratie 10 Netaansluiting 11 Laadkabel 11 Waarschuwingen op het apparaat 11 Waarschuwingen binnenin het apparaat 13 Vereisten voor de installatielocatie 14 Muursteun 15 Correct leggen van net-/laadkabels 19
Bedieningselementen en aansluitingen 20
Bedieningselementen en aansluitingen 20 Bedieningspaneel 21
Accu laden 23
Laadproces 23 Laadproces onderbreken 24 Laadproces beëindigen 25
Weergave 27
Overzicht van afleesmodi 27 Standaardmodus 27 Selectie van menu's 28 Statistiekmodus 28 Geschiedenismodus 28 Configuratiemodus 30 Overzicht van laadinstellingen 33 Elektrolytcirculatie 34 Temperatuurgestuurd laden 35 Vereffeningslading 36 Vertraging 36 Kalender 37 Speciale ladingen 39 Speciale functie Tussentijds bijladen 40 Extra functies 41 algemene instellingen 44 Instellingen herstellen 46 USB-modus 46 Statuscodes 48
Opties 53
Veiligheid 53
NL
3
Elektrolytcirculatie (niet beschikbaar bij de varianten Selectiva 3x220 16kW) 53 Externe start/stop 54 Laadlampjes 54 Temperatuurgestuurd laden 55 CAN-kaart 55 Relaiskaart 56 Aquamatic 57 Lading actief 57 Laden 50% 57 Lading 80% ("Charging 80 %") 57 Laden niet klaar 57 Laadeinde 58 Hoofdlading beëindigd 58 Verzamelfout 58 Verzamelfout + waarschuwing 58 Meldlamp 58 Wegrijblokkering 58 Accu afgekoeld 58 Externe luchtpomp - elektrolytcirculatie 58 Muursteun 59 Vloersteun 59 LED-strip 59 IP 23 59 Luchtfilter 59 Mobiele set 59 Extern display 59
Technische gegevens 60
Selectiva 16 kW 220 V 60 Selectiva 8 kW 400 V 62 Selectiva 16 kW 400 V 64
4
Veiligheidsvoorschriften
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter gevaar op voor
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
het efficiënt werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties;
-
deze gebruiksaanwijzing volledig lezen en exact opvolgen.
-
De gebruiksaanwijzing moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de gebruiksaanwijzing moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden;
-
niet beschadigen;
-
niet verwijderen;
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
NL
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk 'Algemene informatie' in de bedieningshandleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Beoogd gebruik Het apparaat is alleen bestemd voor gebruik overeenkomstig de bedoeling. Ieder
ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. Voor hieruit voortvloeiende schade, evenals voor gebrekkige of onjuiste resulta­ten aanvaardt de fabrikant geen aansprakelijkheid.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van de gebruiksaanwijzing en alle aanwijzingen
-
met betrekking tot veiligheid en gevaren, het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden,
-
het naleven van alle tips van de accu- en autofabrikanten.
-
De probleemloze functie van het apparaat hangt af van het correcte gebruik. Het apparaat mag in geen geval worden verplaatst door aan de kabel te trekken.
Omgevingsvoor­waarden
Het gebruik of opslaan van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als beoogd gebruik. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Precieze informatie over de toelaatbare omgevingsvoorwaarden vindt u in het hoofdstuk 'Technische gegevens'.
5
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Afhankelijk van de netaansluiting kunnen de netspanningstoleranties van de ap­paraten afwijken van de toleranties die in de technische gegevens worden ver­meld.
Gevaren door net- en laad­stroom
Gevaar door zu­ren, gassen en dampen
Bij het werken met acculaadapparaten staat u aan talrijke gevaren bloot, bijv.:
Elektrisch gevaar door net- en laadstroom.
-
Schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk kunnen zijn.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Elke elektrische schok is in principe le­vensgevaarlijk. Om elektrische schokken tijdens het werk te vermijden:
Geen spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat aanraken.
-
In geen geval de accupolen aanraken.
-
Laadkabel of laadklemmen niet kortsluiten.
-
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Loszittende verbindingen, door hitte aangetaste of beschadigde kabels, evenals kabels en leidingen met een te dunne kern moet u direct door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Accu's bevatten zuren die de ogen en huid aantasten. Daarnaast ontstaan bij het laden van accu's gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid kunnen vormen en die onder bepaalde omstandigheden zeer explosief kunnen zijn.
Het laadapparaat uitsluitend gebruiken in goed geventileerde ruimtes. Zo wordt een opeenhoping van explosieve gassen voorkomen. In accuruimtes bestaat geen explosiegevaar wanneer door natuurlijke of mechanische ventilatie een water­stofconcentratie van minder dan 4% is gegarandeerd.
Tijdens het laden dient een minimale afstand van 0,5 m (19,69 in.) tussen de accu en het acculaadapparaat in acht te worden genomen. Mogelijke ontstekingsbron­nen zoals vuur en open licht uit de omgeving van de accu verwijderd houden.
De verbinding met de accu (bijvoorbeeld laadklemmen) in geen geval tijdens het laden loskoppelen.
Gassen en dampen niet inademen - Zorg voor voldoende toevoer van verse lucht.
Geen gereedschap of elektrisch geleidende metalen op de accu leggen om kort­sluiting te vermijden.
6
Accuzuur mag in geen geval in de ogen, op de huid of op de kleding komen. Vei­ligheidsbril en geschikte veiligheidskleding dragen. Spoel druppels accuzuur di­rect en grondig met schoon water weg. Raadpleeg in geval van nood een arts.
NL
Algemene aan­wijzingen voor de omgang met ac­cu’s
Bescherming van uzelf en derden
Accu’s beschermen tegen vuil en mechanische beschadiging.
-
Geladen accu’s in een koele ruimte opslaan. Bij ca. +2 °C (35.6 °F) vindt de
-
minste zelfontlading plaats. Volgens de instructies van de accufabrikant of met minstens één wekelijkse
-
visuele controle nagaan of de accu tot het MAX-merkteken met zuur (elek­trolyt) is gevuld. Werking van het apparaat niet starten of direct stoppen en de accu door een
-
geautoriseerde werkplaats laten controleren bij:
ongelijkmatig zuurpeil of hoog waterverbruik in afzonderlijke cellen, ver-
-
oorzaakt door een mogelijk defect. ontoelaatbare verwarming van de accu tot boven 55 °C (131 °F).
-
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en van de werk­plek weghouden. Als er zich desondanks nog personen in de omgeving bevinden:
deze op de hoogte brengen van alle gevaren (voor de gezondheid schadelijke
-
zuren en gassen, gevaar door net- en laadstroom, ...) stel geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking.
-
Controleer voordat u de werkplek verlaat of tijdens uw afwezigheid geen per­soonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
EMV-apparaat­classificaties
Apparaten met een randaardedraad alleen aansluiten op een net met randaarde en een wandcontactdoos met randaardecontact. Wordt het apparaat aangesloten op een net zonder randaarde of een wandcontactdoos zonder randaardecontact, dan geldt dit als ernstig nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermings­graad gebruiken.
Het apparaat nooit in gebruik nemen wanneer het is beschadigd.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Niet in goede staat verkerende veiligheidsvoorzieningen en onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, vóór het inschakelen van het apparaat door een ge­autoriseerd bedrijf laten herstellen.
Omzeil veiligheidsvoorzieningen niet en stel ze niet buiten werking.
Na de montage is een vrij toegankelijke netstekker benodigd.
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
7
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
EMV-maatrege­len
Gegevensbe­scherming
Onderhoud Controleer voor elke ingebruikname de netstekker en de netkabel en de laadka-
Reparatie en herstel
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
bels en laadklemmen op beschadigingen. Als het oppervlak van de behuizing van het toestel vuil is, reinigt u het met een zachte doek en gebruikt u uitsluitend oplosmiddelvrije reinigingsmiddelen.
Laat reparaties en herstelwerkzaamheden uitsluitend uitvoeren door een geauto­riseerd bedrijf. Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen). Bij niet-originele onderdelen is niet gewaarborgd dat deze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd en geproduceerd.
Verplichtingen van de gebruiker
Veiligheidscon­trole
Het aanbrengen van wijzigingen en installatie- of ombouwwerkzaamheden zijn al­leen toegestaan na goedkeuring door de fabrikant.
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handteke­ning hebben bevestigd voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
8
Een veiligheidscontrole mag alleen door een hiervoor bevoegde elektromonteur worden uitgevoerd
na het aanbrengen van wijzigingen,
-
na installatie of ombouw,
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud,
-
na een periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internatio­nale normen en richtlijnen te houden.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke do­cumentatie.
NL
Aanduidingen op het apparaat
Afvoer van oude apparaten
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de fundamentele eisen van de desbe­treffende richtlijnen.
Apparaten die zijn voorzien van het EAC-testsymbool, voldoen aan de eisen van de relevante normen voor Rusland, Wit-Rusland, Kazachstan, Armenië en Kirgi­zië.
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moet conform EU-richtlij­nen en nationale wetgeving gescheiden worden ingezameld en op een milieu­vriendelijke manier worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de dealer of bij een erkend plaatselijk inzamelpunt worden ingeleverd. Een correcte afvoer van oude apparaten bevordert een duurzame recycling van materiële hulpbron­nen. Het negeren van deze instructie kan leiden tot mogelijke gezondheids-/mili­eueffecten.
Verpakkingsmateriaal
Gescheiden inzameling. Ga na wat de regels in uw gemeente zijn. Bind karton sa­men tot zo klein mogelijke pakketjes.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
9
Algemene informatie
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Apparaatcon­cept
Accuconfigura­tie
Het acculaadapparaat in het driefasige bereik wordt gekenmerkt door intelligen­te laadtechnologie. De Active Inverter Technology met het Ri-laadproces past zich aan de behoeften van de accu aan en levert alleen stroom die de accu wer­kelijk nodig heeft.
De technologie is in een robuuste behuizing conform de industriestandaard inge­bed. De compacte bouwwijze voldoet aan alle eisen aan veiligheidsstandaarden, reduceert de benodigde ruimte en beschermt de onderdelen voor een lange le­vensduur.
Het acculaadapparaat is met een grafisch display, een geïntegreerde datalogger, nieuwe interfaces en extra opties perfect op de toekomst voorbereid.
GEVAAR!
Gevaar door ongeschikte accu's die op de laadapparaat zijn aangesloten.
Dit kan leiden tot ernstig letsel en schade aan eigendommen als gevolg van ont­snappende gassen, ontsteking of explosie.
Sluit alleen accu's op het laadapparaat aan die wat hun type, spanning en ca-
paciteit betreft geschikt zijn voor het laadapparaat en die overeenkomen met de instellingen op het laadapparaat.
10
Netaansluiting
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Gebruik voor de netaansluiting indien vereist uitsluitend een type B FI-bevei-
ligingsschakelaar.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
veiligheidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
NL
Laadkabel
Waarschuwingen op het apparaat
Gevaar door defecte of onvoldoende netvoeding.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Aan de eisen voor de stroomvoorziening conform het hoofdstuk 'Technische
gegevens' moet zijn voldaan.
GEVAAR!
Gevaar van rondvliegende vonken door onjuiste ontkoppeling van de laadstek­ker.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken. De vonken die hierbij ontstaan, kunnen laadgassen die tijdens het laadproces ontstaan laten ontbranden. Het gevolg hiervan kan een brand of een explosie zijn
Beëindig het laden via het acculaadapparaat en rol de laadkabels na afkoe-
ling op of leg ze, indien aanwezig, op de kabelhouder.
Het laadapparaat is voorzien van veiligheidssymbolen op het kenplaatje. De veilig­heidssymbolen mogen niet worden verwijderd of worden overgeschilderd.
11
Ser.No.: xxxxxxxx
Part No.: 4,010,xxx
UDC nom.
IDC max.
Protective class I
WARNING
Explosive gases. Prevent flames and sparks. Provide adequate ventilation during charge! Always stop charging before you disconnect the charging cable!
IAC max.
UAC nom.
PAC max.
IP20
xxV
xxxA
xxA
3~ NPE xxxV 50/60Hz
xxxxW
www.fronius.com
xxxxxxxx
Selectiva xxxx
Ladevorgang immer stoppen bevor das Ladekabel abgezogen wird! Explosive Gase. Flammen und Funken vermeiden. Während des Ladens für ausreichend Frischluft-Zufuhr sorgen!
Always stop charging before you disconnect the charging cable! Explosive gases. Prevent flames and sparks. Provide adequate ventilation during charge!
Toujours arrêter la charge avant de déconnecter le câble de charge! Gaz explosifs. Éviter les flammes et les étincelles. Prévoir une ventilation adaptée pendant la charge!
¡Detener siempre la carga antes de desconectar el cable de carga! Gases explosivos. Evitar llamas y chipas. ¡Mantener una ventilación adecuada durante la carga!
Interrompere sempre la carica prima di scollegare il cavo di carica! Gas esplosivi. Evitare fiamme libere e scintille. Predisporre una ventilazione adeguata durante la carica!
WARNUNG - WARNING - ATTENTION ADVERTENCIA - AVVISO
42,0409,0419
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn opgeleid. Vóór het uitvoeren van werkzaamheden met geopende behui­zing moet het apparaat eerst van het elektriciteitsnet worden losge­koppeld. Met een geschikt meetapparaat moet worden gecontroleerd of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volledig ont­laden zijn. Zorg ervoor dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van de netvoeding losgekoppeld is.
Gebruik de diverse functies pas nadat u de bedieningshandleiding vol­ledig hebt gelezen.
Houd mogelijke ontstekingsbronnen, zoals vuur, vonken en open licht, bij de accu vandaan.
Explosiegevaar! Door het laden ontstaat in de accu knalgas.
Accuzuur is bijtend en mag in geen geval in aanraking komen met de ogen, de huid of de kleding.
Zorg tijdens het laden voor voldoende toevoer van buitenlucht.
Het apparaat kan DC-aardlekstroom in de randaarde veroorzaken. Als aan de netvoedingszijde een aardlekschakelaar (RCD) wordt gebruikt voor het beschermen tegen elektrische schokken, dan moet deze scha­kelaar overeenkomen met type B.
Geef het product niet met het huisvuil mee, maar verwijder het volgens de op de installatieplek geldende afvalverwijderingsvoorschriften voor oude elektrische en elektronische apparaten.
12
Waarschuwingen
(4) (5)
(+) ( -)
(1) (2) (3)
RCS 3.0 Lights
1 2 3 4
12V GREEN YELLOW RED BLUE
Temp. Sensor Ext. Start/Stop
WARNING Hazardous Voltage
Kondensator Entladezeit < 2 min. Capacitor discharge time < 2 min.
Décharge de condensateur < 2 min.
Condensador tiempo de descarga < 2 min.
Condensatore tempo di scaricamento < 2 min.
Risk of Electric Shock! Do not operate at circuits more than 250 V to ground!
0... 30V DC/4A
0... 250V AC/4A
Use Copper Conductors Only!
C Common NC Normally Closed NO Normally Opened L Line N Neutral Wire
max. 1A
AC Output!
42,0409,0008
C NC NO C NC NO C NC NO
L/C NC NO N
WARNING!
binnenin het ap­paraat
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die
door de fabrikant zijn opgeleid. Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn. Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschuwing voor
dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van het stroom­netwerk losgekoppeld blijft.
NL
13
Vereisten voor de installatielo­catie
GEVAAR!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
Stel alle systeemcomponenten daarom stabiel op. Controleer bij gebruik van
vloer- of muursteun continu of alle bevestigingselementen goed vastzitten. Apparaten die meer dan 25 kg (55,12 lb.) wegen, moeten door minimaal 2
personen worden gedragen. Bij montage in een rek moet het draagvermogen van de rekbodem minimaal
het gewicht van het apparaat kunnen ondersteunen.
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 20. Dit betekent:
Bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen met een
-
diameter van meer dan 12,5 mm (0,49 in.). Geen bescherming tegen water.
-
Het apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP20 in droge, afgesloten ruimtes worden opgesteld en gebruikt. Het binnendringen van vocht moet wor­den voorkomen.
De toegestane gebruikspositie van het apparaat is horizontaal.
De omgevingslucht van het apparaat moet vrij van accuzuurdampen worden ge­houden. Daarom moet montage van het apparaat direct boven de accu worden vermeden.
Koellucht
Het apparaat moet zo worden opgesteld dat de koellucht ongehinderd door de daarvoor bestemde kastopeningen kan stromen. Voor de luchtinlaat- en luchtuit­laatopeningen moet altijd een minimale afstand van 0,2 m (7,874 in.) worden aan­gehouden. De omgevingslucht moet vrij zijn van
overmatig sterke stofbelasting,
-
elektrisch geleidende deeltjes (roet of metaalsplinters),
-
warmtebronnen.
-
De aan- en afvoer van koellucht geschiedt zoals in de volgende afbeeldingen door de pijlen wordt aangegeven.
OPMERKING!
De luchtinstroom- en uitstroomopeningen mogen in geen geval zijn bedekt, ook niet deels.
14
16 kW: 60 cm (1 ft. 11.62 in.)
8 kW: 30 cm (11.81 in.)
Als meerdere apparaten achter elkaar worden opgesteld, dan moeten ze gescha­keld worden opgesteld.
De opstelling van meerdere apparaten achter elkaar moet geschakeld plaatsvin­den, anders moet er een minimale afstand van:
8 kW: Minimale afstand 30 cm (11,81 in.)
-
16 kW: Minimale afstand 60 cm (1 ft. 23,62 in.)
-
worden aangehouden.
NL
Muursteun
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
Alle werkzaamheden en functies die in deze gebruiksaanwijzing worden be-
schreven, mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
veiligheidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden. Welke pluggen en schroeven er moeten worden gebruikt, is afhankelijk van
de ondergrond. Pluggen en schroeven worden niet meegeleverd. De monteur is zelf verantwoordelijk voor het kiezen van passende pluggen en schroeven.
GEVAAR!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
Controleren of alle schroefverbindingen goed vastzitten.
Alleen gebruiken met het laadapparaat Selectiva 8/16 kW van Fronius.
Het apparaat horizontaal monteren.
15
1
312
32
62
62
633 (24.92)
mm (in.)
13 (.51)
180 (7.09)
193 (7.6)
595,5 (23.44)
179 (7.05)
453 (17.83)
344 (13.54)
109
(4.29)
8 kW (400 V)
2
16
8 kW 220 V
392 (15.43)
502 (19.76)
647 (25.47)
267 (10.51)
247 (9.72)
241 (9.49)
585 (23.03)
20 (.79)
110
(4.33)
mm (in.)
16 kW 400 V
392 (15.43)
502 (19.76)
647 (25.47)
267 (10.51)
247 (9.72)
241 (9.49)
585 (23.03)
20 (.79)
110
(4.33)
mm (in.)
NL
17
342 (13.46)
418 (16.46)
494 (19.45)
500 (19.69)
492 (19.37)
450 (17.72)
400 (15.75)
300 (11.81)
200 (7.87)
20 (.79)
8.3
(.79)
6 (.24)
7 (.28)
8.5
(.33)
6
(.24)
25
(.98)
76 (2.99)
60
(2.36)
mm (in.)
Boorpatroon
Gewicht van muursteun:
8 kW 400 V: 1,8 kg (3.97 lb.)
-
8 kW 220 V: 3,15 kg (6.49 lb.)
-
16 kW 400 V: 3,15 kg (6.49 lb.)
-
18
Correct leggen van net-/laadka­bels
GEVAAR!
Gevaar door rondslingerende laadkabels.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken. Personen kun­nen aan losgetrokken kabels blijven hangen of erover struikelen.
Leg laadkabels dusdanig dat niemand erover kan struikelen of eraan kan blij-
ven hangen.
VOORZICHTIG!
Gevaar voor oververhitting door verkeerd gelegde net-/laadkabels.
Gevaar van beschadiging van de stroomnetwerk-/laadkabels.
Net-/laadkabels mogen alleen door een elektrotechnicus worden vervangen.
Vermijd lussen in net-/laadkabels.
Bedek net-/laadkabels niet.
Laadkabels die langer zijn dan 5 m (16 ft. 4,85 in.) afzonderlijk leggen (niet
bundelen). Laadkabels die langer zijn dan 5 m (16 ft. 4,85 in.) kunnen een verhoogde op-
pervlaktetemperatuur hebben (pas op voor hete oppervlakken). Zorg er in de volgende gevallen voor dat de oppervlaktetemperatuur van de
laadkabels niet hoger is dan 80 °C (176 °F):
- De omgevingstemperatuur bedraagt 30 °C (86 °F) of meer
- De diameter van de laadkabel bedraagt 95 mm2 of meer
- De lengte van de laadkabel bedraagt 5 m (16 ft. 4,85 in.) of meer
NL
19
Bedieningselementen en aansluitingen
(5)
(4)
(3)
(2)
(8)
(6)
(7)
(1)
(9)
(11)
(10)
(12)
Bedieningsele­menten en aan­sluitingen
Nr. Functie
(1) USB-aansluiting
Tijdens het laden via de USB­stick ondersteunt de USB-aan­sluiting een apparaatupdate en het protocolleren van de laad­parameters. Er is een voedings­stroom van maximaal 0,5 A be­schikbaar.
(2) Positie voor de optie Extern
display of Laadlampje.
(3) Positie voor de optie Externe
start-stop of optie Tempera­tuurgestuurd laden.
Nr. Functie
(4) (-)-laadkabel
(5) (+)-laadkabel
(6) Posities voor op relais gebaseerde opties.
(bijv. Aquamatic) Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Opties'.
(7) Positie voor de optie Interne elektrolytcirculatie.
Persluchtuitgang
20
(8) Positie voor de optie Interne elektrolytcirculatie.
Luchtinlaat met luchtfilter
(9) Netkabel
(1) (8)
(7)
(6)
(5)
(4)(3)(2)
Bedieningspa­neel
(10) Optionele LED-strip.
Brandt afhankelijk van de laadstatus in de betreffende kleuren, in over­eenstemming met de in de paragraaf 'Bedieningspaneel' toegelichte lamp­jes.
(11) Bedieningspaneel
(12) CAN-aansluitpaneel
Het aansluitpaneel is alleen bereikbaar als de aansluitplaat op de voorzij­de van het apparaat wordt verwijderd. Volg hiervoor de waarschuwingen die in het hoofdstuk 'Opties', paragraaf 'Veiligheid' zijn opgenomen.
NL
Nr. Functie
(1) Display
Weergave van actuele laadparameters Weergave van instellingen
(2) Toets ‘Menu’
Selectie van het gewenste menu Selectie van eventueel weergegeven symbool voor terugkeren naar vorige weergave
(3) Toetsen ‘Omhoog / Omlaag’
Selectie van gewenste menupunten Instellen van gewenste waarde
(4) Toets ‘Stop / Start’
Onderbreken en hervatten van het laadproces
21
Bevestigen van een menupunt of een instelling
(5) Weergave ‘Accu afgekoeld’ (blauw)
Geeft een reeds afgekoelde, gebruiksklare accu aan Brandt continu: Na het laadeinde werd de ingestelde afkoeltijd of optio­neel de accutemperatuur bereikt. Knippert een keer per seconde: Daarnaast is de waterbijvulindicator geac­tiveerd. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk ‘Weergave’, paragraaf ‘Extra functies’.
(6) Weergave ‘Fout’ (rood)
Brandt continu: Het apparaat geeft een foutmelding. De huidige situatie
staat geen laden volgens de voorschriften toe. Als het rode lampje brandt, kan er niet worden opgeladen (laden onderbroken). Het display toont een statuscode. Knippert elke 3 s kort: Het apparaat geeft een waarschuwing. De laadpa­rameters zijn ongunstig, de lading wordt echter voortgezet. Het display toont afwisselend de statusbericht en de laadstatus.
(7) Weergave "Opladen" (oranje)
Brandt: tijdens het laden Knippert: als het laden is onderbroken
(8) Weergave ‘Accu is opgeladen’ (groen)
Brandt continu: Laden beëindigd Knippert een keer per seconde: Opladen beëindigd. Daarnaast is de wa-
terbijvulindicator geactiveerd.
22
Accu laden
NL
Laadproces
GEVAAR!
Gevaar door ontsnappend accuzuur of door explosies bij het laden van defecte accu's.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
Voordat met het laadproces wordt begonnen, moet u controleren of de te la-
den accu goed functioneert.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde laadinstellingen of een defecte accu.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
Voordat met het laadproces wordt begonnen, moet u controleren of de te la-
den accu goed functioneert.
OPMERKING!
Gevaar voor schade aan eigendommen door sterke vervuiling van de laadstek­kercontacten.
De hierdoor ontstane verhoogde overgangsweerstand kan oververhitting en ver­volgens verwoesting van de laadstekker veroorzaken.
De laadstekkercontacten vrij van vervuiling houden en indien nodig reinigen
Netstekker van laadapparaat op het elektriciteitsnet aansluiten
1
De standaardmodus wordt weergege­ven. Het display toont de parameters van het laadapparaat:
Accutype (bijv. 'wet' - nat)
-
Laadkarakteristiek (bijv. IUI)
-
Nominale spanning (bijv. 48 V)
-
Capaciteit (bijv. 300 Ah)
-
Weekdag, tijd en datum
-
De laadapparaatparameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Gedetailleer­de informatie over de laadapparaatparameters bevinden zich in het hoofdstuk 'Weergavefuncties', paragraaf 'Configuratiemodus'. Controleer of de op te laden accu met de configuratie van het laadapparaat overeenkomt.
Laadstekker insteken
2
of (+)-laadkabel met de pluspool van de accu verbinden (-)-laadkabel met de minpool van de accu verbinden
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu en start het laadproces. Als de startvertragingsfunctie geactiveerd is, start het laadproces nadat de vertragings­tijd verstreken is. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf 'Configuratiemodus'.
Tijdens het laden worden de volgende waarden op het display getoond:
23
Actuele laadstroom (A)
-
Actuele laadspanning (V)
-
De reeds ingevoerde lading (Ah)
-
De accutemperatuur bij de optie 'Temperatuurgestuurd laden'
-
De tijd (uu:mm) vanaf het starten van het laden
-
Het accusymbool geeft de actuele laadtoestand weer. Hoe meer balkjes worden weergegeven, des te verder is het laadproces gevorderd. Zodra de accu volledig geladen is, wordt een minutenteller (afbeelding rechts) weergegeven. De minu­tenteller telt de minuten vanaf het einde van de laadfase en dient als hulpmiddel om tijdens het gebruik van meerdere laadapparaten eenvoudiger te kunnen be­oordelen welke accu het meest afgekoeld is.
Als in plaats van de minutenteller nog steeds de standaardweergave weergege­ven wordt:
Met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' tussen de minutenteller
1
en de standaardweergave schakelen
Als de accu volledig is opgeladen, worden de 4 balkjes van het accusymbool zwart weergegeven. Als de accu volledig is opgeladen, begint het laadapparaat met de onderhoudslading.
Weergave van alle balkjes op het
-
display De groene weergave 'Accu is ge-
-
laden' brandt Accu is blijvend gereed voor ge-
-
bruik Accu kan willekeurig lang op het
-
laadapparaat aangesloten blijven Onderhoudslading werkt zelf-
-
ontlading van de accu tegen
Laadproces on­derbreken
24
Ga als volgt te werk om het laadproces te onderbreken:
Op de toets ‘Stop / Start’ drukken
1
Bij onderbroken laadproces:
Weergave ‘Laden’ knippert (geel)
Ga als volgt te werk om door te gaan met het laadproces:
Opnieuw op de toets ‘Stop / Start’ drukken
2
Zolang het laadapparaat op een accu aangesloten is, kan het laadproces alleen met de toets ‘Stop / Start’ worden onderbroken en hervat. Er kan alleen tussen de weergavemodi worden geschakeld met de toets ‘Menu’ en in overeenstemming met de instructies uit het hoofdstuk ‘Weergave’ nadat de accu van het laadappa­raat is losgekoppeld.
NL
Laadproces beëindigen
GEVAAR!
Gevaar van knalgasontsteking als gevolg van vonkvorming bij het lostrekken van de laadkabels.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Beëindig het laadproces door op de toets 'Stop / Start' te drukken vóórdat u
de laadstekker afklemt of loskoppelt
OPMERKING!
Gevaar van schade aan de accu bij het loskoppelen van de accu van het accu­laadapparaat, als het laadproces nog niet volledig afgesloten is.
Kan schade aan de accu tot gevolg hebben.
Koppel de accu pas van het laadapparaat los als de accu volledig geladen is
(groene weergave 'Accu is geladen' brandt)
Zodra de accu volledig is opgeladen en afgekoeld, branden de volgende lamp­jes:
Lampje 'Accu is opgeladen' (groen)
-
Lampje 'Accu afgekoeld' (blauw)
-
25
Koppel de accu conform de onder-
staande instructies voor een optima­le levensduur pas van het acculaad­apparaat los als niet alleen het groe­ne lampje, maar ook het blauwe lampje 'Accu afgekoeld' brandt. Als er meerdere acculaadapparaten in gebruik zijn, koppelt u eerst de accu los die het langst opgeladen is (het meest is afgekoeld).
Ga als volgt te werk om het laadproces te beëindigen:
Druk op de toets 'Stop / Start'
1
Laadstekker loskoppelen
2
of (-)-laadkabel van de minpool van de accu afklemmen (+)-laadkabel van de pluspool van de accu afklemmen
Bij open laadcontacten controleert de automatische nullastspanningsherkenning of de laadcontacten spanningsvrij zijn.
26
Weergave
NL
Overzicht van af­leesmodi
Nr. Functie
Standaardmodus
In de standaardmodus geeft het display de laadparameters weer.
Statistiekmodus
De statistiekmodus geeft de status van de bedrijfstoestanden van het apparaat, het totaal aantal ladingen en een overzicht van de absoluut en gemiddeld per lading afgegeven Ah en opgenomen hoeveelheden energie weer.
Geschiedenismodus
De geschiedenismodus geeft informatie weer over de parameters van alle opgeslagen laadprocessen.
Configuratiemodus
In de configuratiemodus kunnen alle instellingen voor het apparaat en het laadproces worden geconfigureerd.
USB-modus
In de USB-modus kunnen apparaatupdates worden ingesteld en uitge­voerd, kan van apparaatconfiguraties een back-up worden gemaakt, kunnen deze worden geüpload en kunnen de laadparameters tijdens een laadproces via een USB-stick worden geprotocolleerd.
Zolang het acculaadapparaat op een accu is aangesloten, kan het laadproces al­leen met de toets 'Pauze / Start' worden onderbroken en hervat. Er kan alleen tussen de weergavemodi worden geschakeld met de toets 'Menu' nadat de accu van het acculaadapparaat is losgekoppeld. Een gedetailleerde beschrijving van de weergavemodi vindt u in het volgende hoofdstuk.
Standaardmo­dus
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
OPMERKING!
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
Nadat de netstekker op het elektrische netwerk is aangesloten, wordt op het dis­play automatisch de standaardmodus weergegeven.
In de standaardmodus toont de display de laadapparaatparameters:
Accutype (bijv. Pb-WET)
-
Laadkarakteristiek (bijv. IUI)
-
Nominale spanning (bijv. 48 V)
-
Capaciteit (bijv. 300 Ah)
-
Dag van de week, datum en tijd
-
De laadapparaatparameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Gedetailleer­de informatie daarover vindt u in de paragraaf 'Configuratiemodus'.
27
Selectie van me­nu's
Ga als volgt te werk om in de standaardmodus naar de menuselectie te schake­len:
Druk de toets 'Menu' lang, ca. 5 seconden, in.
1
Ga als volgt te werk om vanuit de overige modi naar de menuselectie te schake­len:
Druk de toets 'Menu' kort in.
1
Ga als volgt te werk om de gewenste modus starten:
Selecteer met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' het symbool van de gewenste
2
modus.
Bijv. het accusymbool voor de standaardmodus
-
Bevestig met de toets 'Pauze / Start' het vinkje.
3
Statistiekmodus In de statistiekmodus geven verticale
balkjes de status van de bedrijfstoe­standen van het apparaat weer:
Stationair draaien ('Idle')
-
Laden ('Charging')
-
'Floatingcharge' (Onderhoudsla-
-
ding) 'Cooldown' (Afkoelen)
-
Foutstatus ('Error')
-
Wissel met de toetsen 'Up / Down' (Omhoog / Omlaag) tussen pagina 1/2 en
1
pagina 2/2.
Pagina 2/2 toont de volgende waarden:
'Charges' (Totaal aantal ladingen).
-
Totaal afgegeven Ah.
-
Gemiddeld afgegeven Ah per la-
-
ding ('Charge'). Totale hoeveelheid opgenomen
-
energie (kWh). Gemiddelde hoeveelheid opgeno-
-
men energie (kWh) per 'charge' (la­ding).
De weergegeven opgenomen energie is een richtwaarde en kan bij een nominaal vermogen van maximaal 5% van de werkelijke hoeveelheid energie afwijken. Bij een lager vermogen kan de afwijking hoger zijn.
Geschiedenis­modus
28
De geschiedenismodus geeft informatie weer over de parameters van alle opge­slagen laadprocessen. Om andere of verschillende weergaven te kunnen tonen, wordt het volgende weergavevenster twee keer afgebeeld:
Schakel met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' tussen de pagina's van elk opge-
(1)
(2)
(3)
(4)
(5) (7)
(6)
1
slagen laadproces.
Inhoud van het weergavevenster
Startdatum van de lading, bijv.: donderdag, 19-06-2014
-
Starttijd van de lading, bijv.: 19:29 of laadduur, bijv.: 8 u 28 min.
-
Spanning bij begin van de laadfase: bijv.: 45,9 V.
-
Spanning na 5 minuten: bijv.: 47,9 V.
-
Spanning bij einde van de laadfase: bijv.: 48,0 V.
-
Opgenomen Ah, bijv.: 397 Ah.
-
Opgenomen kWh, bijv.: 19 kWh.
-
Laadkarakteristiek, bijv.: 6 RI.
-
Ingestelde laadduur, bijv.: 8 - 9 u of ingestelde Ah, bijv.: 400 Ah of ingesteld
-
tijdstip voor einde van de laadfase (niet afgebeeld).
Weergegeven symbolen
NL
Nr. Functie
(1) Volle accu
Het laden is voltooid.
(2) Lege accu
Het laden is niet voltooid.
(3) Uitroepteken met getal
Waarschuwing wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleer­de informatie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes.
(4) Symbool met getal
Fout wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleerde infor­matie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes.
(5) Toetssymbool met vinkje
Het laden is correct beëindigd met de toets 'Pauze / Start'.
29
(6) Toetssymbool met kruis
Het laden is beëindigd zonder dat de toets 'Pauze / Start' is gebruikt.
(7) Laaddetails
Weergave van bepaalde accugegevens aan het begin en aan het einde van het laden: Aantal cellen Ah Karakteristiek Accutype
Configuratiemo­dus
De configuratiemodus biedt de volgende instelmogelijkheden:
'Charging settings' (laadinstellingen): Instellingen voor accu
Accutype, bijv. 'Nat'.
-
Laadkarakteristiek, bijv. 'IU'.
-
Capaciteit (Ah) of laadtijd (u), afhankelijk van laadkarakteristiek.
-
Cellen: Spanning (V) en aantal accucellen of automatische instelling van het
-
aantal cellen.
VOORZICHTIG!
Risico op beschadiging van de accu.
Dit kan leiden tot schade aan de accu.
Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen alleen voor ac-
cu's met de volgende nominale spanningen: 12 V en 24 V bij 24V-appara­ten, 24 V en 48 V bij 48V-apparaten. Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen niet bij diepont-
laden accu's.
Overige instellingen:
-
Voor aanpassen van afzonderlijke laadkarakteristiek.
'Additional functions': Extra functies
Blauwe LED
-
Externe start-stop
-
Navulindicator
-
Optiegedeelte
-
Herstart laadproces na netwerkfout
-
30
'General options': Algemene instellingen
Taal
-
Contrast
-
Tijd (uu:mm:ss)
-
Tijdzone Zomertijd / Normale tijd Datum (dd:mm:jj)
-
Laadkabellengte (m)
-
-
Doorsnede laadkabel (mm2) AC-stroomlimiet
-
Eenheid voor temperatuurwaarden
-
Code voor toegang tot configuratiemenu geactiveerd / gedeactiveerd.
-
Tijdsinterval voor op de USB-stick geprotocolleerde parameter(s).
-
Statistiek resetten
-
Geschiedenis resetten
-
'Reset Settings' (Instellingen terugzetten)
Met extra terugkoppeling ('OK?') om nogmaals te bevestigen.
-
Vervolgens wordt de standaarddatum­en standaardtijdweergave en de soft­wareversie op het beeldscherm weer­gegeven.
Met de toets 'Omhoog / Omlaag' kunt u de volgende informatie oproepen:
1
Serienummer van apparaat en serienummer en versie van configuratiege-
-
heugen. Printplaat voor besturing / vermogenselektronica: Hardwareversie en se-
-
rienummer. Software: hoofdsoftware, secundaire software, primaire software, versie
-
voor karakteristiekblok.
Ga als volgt te werk om het configuratiemenu te openen:
Druk op de toets 'Pauze / Start'.
1
Er wordt een venster weergegeven voor het invoeren van de vereiste code.
NL
Ga als volgt te werk om de vereiste co­de '1511' in te voeren:
Voer met de toets 'Omhoog / Omlaag' het eerste cijfer van de code in.
1
Ga met de toets 'Menu' naar het volgende cijfer van de code.
2
Ga zoals hierboven beschreven door tot de volledige code is ingevoerd.
3
Bevestig de invoer met de toets 'Pauze / Start'.
4
De te selecteren hoofdmenuopties van de configuratiemodus worden weerge­geven.
31
Als u een menuoptie selecteert, wordt er op het scherm mogelijk een bericht weergegeven dat aangeeft dat u de ge­bruiksaanwijzing moet raadplegen. Be­vestig het bericht door opnieuw op de toets 'Pauze / Start' te drukken.
Ga als volgt te werk om in het configuratiemenu en de onderliggende menu's te navigeren:
Selecteer met de toets 'Omhoog / Omlaag' de gewenste menuoptie.
1
Bevestig met de toets 'Pauze / Start' de menuoptie en bevestig vervolgens de
2
extra terugkoppeling (bijv. 'OK?').
Indien nodig gebruikt u de toets 'Omhoog / Omlaag' om een optie te selecte-
3
ren (bijv. Uit / Aan) of een waarde in te voeren.
Bevestig de ingevoerde waarde met de toets 'Pauze / Start'.
4
Als na het bevestigen van de waarde de cursor naar een volgende instelling of
5
cijfer springt, voert u de stappen (3) en (4) opnieuw uit.
Ga als volgt te werk om het actieve menu te verlaten:
Keer met de toets 'Menu' naar de bovenliggende selectie terug.
6
Als voorbeeld geven we hieronder aan hoe u de laadinstellingen vastlegt:
Selecteer met de toets 'Omhoog / Omlaag' de menuoptie 'Charging settings'
1
(laadinstellingen).
Bevestig de menuoptie met de toets 'Pauze / Start'.
2
Het venster waarin de instellingen van de menuoptie 'Charging settings' (laadpa­rameters) kunnen worden geconfigureerd, wordt weergegeven:
32
Afhankelijk van de selectie kan de weergave verschillen. Als het accutype 'Pb­WET' (Pb-NAT) is geselecteerd - in combinatie met de karakteristiek 'Curve' (cur­ve) 'RI', dan wordt de rubriek 'Ah' vervangen door een instelmogelijkheid voor de 'charging time' (laadtijd).
Voor de laadtijd is zowel de start als het einde instelbaar. De starttijd kan indien nodig worden gedeactiveerd, waarna de laadtijd na een handmatige laadstart zich uitsluitend op het aangegeven einde van de laadfase richt.
Bij het configureren van de instellingen wordt de gebruiker aan de hand van een wizard door het menu geleid.
Selecteer met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' de gewenste parameter (bijv.
3
'Cells' (cellen)).
Bevestig de parameter met de toets 'Pauze / Start'.
4
Stel met de toets 'Omhoog / Omlaag' de gewenste waarde in (bijv. '24' voor
5
het aantal accucellen).
Bevestig de ingevoerde waarde met de toets 'Pauze / Start'.
6
Als in de configuratiemodus een of meer relevante instellingen voor het laadpro­ces worden gewijzigd, dan wordt u bij het verlaten van de configuratiemodus nog eens gevraagd of de gekozen instelling moet worden vastgelegd.
De volgende instellingen moeten bij het verlaten van de configuratiemodus wor­den bevestigd:
Karakteristiek
-
Accucapaciteit in Ah (behalve RI-karakteristiek)
-
Aantal cellen
-
Vereffeningslading 'EIN' / 'AUS' (AAN / UIT)
-
CAN-protocol
-
Voorbeeld:
Karakteristiek veranderd van 3 - IUI (Pb-WET) in 6 - RI (Pb-WET).
NL
Overzicht van laadinstellingen
Als de instelling niet wordt bevestigd, schakelt het acculaadapparaat weer over op de configuratiemodus en kan de instellingen in de gewenste waarde worden veranderd.
Hieronder vindt u gedetailleerde informatie over het menupunt -> 'Settings' (in­stellingen), bij het selecteren van het eerder genoemde menupunt 'Charging set­tings' (laadinstellingen). De navigatie verloopt zoals beschreven in de paragraaf
Configuratiemodus.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven.
33
Elektrolytcircu-
Program ON 1 OFF 1 Repeat ON 2 OFF 2
1 30 min 25 min 1 x 5 min 25 min
2 3 min 10 min 4 x 3 min 20 min
3 3 min 12 min 1 x 3 min 12 min
4 5 min 10 min 3 x 5 min 20 min
5 2,5 min 7,5 min 1 x 2,5 min 7,5 min
latie
Elektrolytcirculatie 'Air Pump' (niet be­schikbaar bij Selectiva-variant 220 V):
De volgordebesturing van de elektro­lytcirculatie loopt via de besturing van het acculaadapparaat. Hiervoor staan meerdere keuzemogelijkheden ter be­schikking.
Voor de elektrolytcirculatie kunnen de volgende instellingen worden geconfigu­reerd:
'Off' (Uit)
Elektrolytcirculatie uitgeschakeld.
-
'Continuous' (Continubedrijf)
Elektrolytcirculatie permanent ingeschakeld.
-
'Program' (Programma) 1 t/m 5
Standaard beschikbare programma's voor de elektrolytcirculatie en de rele-
-
vante parameters hiervan vindt u in de tabel in het hoofdstuk 'Weergave', pa­ragraaf 'Instellingen'.
'Automatic' (Automatisch)
Automatische aanpassing van de doorstroomhoeveelheid voor de elektrolyt-
-
circulatie aan de hand van de ingestelde accuparameters.
'User' (Gebruiker) 'On' (Aan) / 'Off' (Uit)
Individuele instelling van elektrolytcirculatie.
-
De instellingen voor 'On' (Aan) en 'Off' (Uit) bepalen de verhouding impuls/
-
onderbreking van de luchtstroomintervallen.
In de volgende tabel vindt u de standaard beschikbare programma's voor de elektrolytcirculatie en de relevante parameters hiervan:
In elk van deze programma's wordt de magneetklep bij de tijd 'ON 1' (AAN 1) ge­opend en bij de tijd 'OFF 1' (UIT 1) gesloten. Dit proces wordt zo vaak herhaald als bij 'Repeat' (Herhaling) ingesteld staat. Als het ingestelde aantal herhalingen uitgevoerd is, wordt met de tijden 'ON 2' (AAN 2) en 'OFF 2' (UIT 2) herhaald tot het einde van de laadfase.
34
Temperatuurge­stuurd laden
'Temperature-controlled charging' (Temperatuurgestuurd laden):
De volgende instellingen kunnen bij de selectie van temperatuurgestuurd laden worden geconfigureerd:
'automatic' (automatisch) / 'OFF' (UIT) / 'required' (vereist)
'automatic' (automatisch) ... Temperatuurafhankelijk aanpassen van laadka-
-
rakteristiek. 'OFF' (UIT) ... De gemeten accutemperatuur wordt genegeerd.
-
'required' (vereist) ...
-
Lading start alleen als de temperatuursensor is aangesloten.
'Error overtemperature' (Fout bij te hoge temperatuur) 'ON' / 'OFF' (AAN / UIT)
'ON' (AAN) ... Foutmelding wordt weergegeven bij te hoge temperatuur van
-
accu. Laadproces stopt en kan pas worden hervat na afkoelen en opnieuw aanslui­ten van accu. 'OFF' (UIT) ... Geen foutmelding bij te hoge temperatuur van accu.
-
NL
'Warning overtemperature' (Waarschuwing bij te hoge temperatuur) 'ON' / 'OFF' (AAN / UIT)
'ON' (AAN) ... Waarschuwing wordt weergegeven bij te hoge temperatuur van
-
accu. 'OFF' (UIT) ... Geen waarschuwing bij te hoge temperatuur van accu.
-
Voor bepaalde karakteristieken is een externe temperatuursensor nodig. Als een dergelijke karakteristiek in de configuratiemodus wordt gekozen, dan volgt er een mededeling dat er een externe temperatuursensor nodig is.
De volgende karakteristieken vereisen een externe temperatuursensor:
28 - FCC IUI - CSM WET
-
30 - FCC IUI - WET
-
Als u een karakteristiek selecteert die een externe temperatuursensor be­hoeft, dan verschijnt er een aanwijzing.
Bevestig de aanwijzing met de
1
toets 'Pauze / Start'.
35
Vereffeningsla­ding
'Equalize charge' (vereffeningslading)
UIT
Er volgt geen vereffeningslading.
-
'Delay' (vertraging)
Als de accu tijdens de ingestelde 'equalize charge delay' (compensatiela-
-
dingsgrens) op het acculaadapparaat aangesloten blijft, dan wordt op een speciale manier geladen. Op deze manier wordt laagvorming in het zuur voor­komen. De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd.
'Weekday' (dag van de week)
Weergave van de dag van de week waarop de vereffeningslading moet plaats-
-
vinden. De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd.
Handmatige vereffeningslading ('Handmatig')
Een vereffeningslading kan handmatig worden geactiveerd door op een knop
-
op het display te drukken. De vereffeningslading start na de ingestelde vertraging met de ingestelde pa-
-
rameters. De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd. Deze functie is alleen bij karakteristieken voor natte loodaccu's beschikbaar.
-
Als een instelling voor de vereffeningslading is geactiveerd, wordt op de startpa­gina via een symbool naast de ingestelde ampère-uren / de ingestelde laadtijd weergegeven of er een vereffeningslading wordt uitgevoerd of kan worden ge­start.
Vertraging 'Delay' (vertraging)
'Charge start delay' (laadstartvertraging)
Vertragingstijd (in minuten) van de eigenlijke laadstart versus het tijdstip
-
waarop de laadstart werd geactiveerd.
'Charge end delay' (vertraging van het einde van de laadfase)
Vertragingstijd (in minuten) van het gesignaliseerde einde van de laadfase
-
(bijv. groene lampje) versus het daadwerkelijke einde van de laadfase.
36
'At mains failure restart charging' (nieuwe laadstart na netvoedingsfout)
Als deze optie is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het
-
stroomnetwerk automatisch opnieuw gestart zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
Na netvoedingsfout ('na netvoedingsfout')
lading opnieuw starten
-
automatisch / lading voortzetten
-
Als de optie 'Lading opnieuw starten' is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het stroomnetwerk automatisch opnieuw gestart zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
Als de optie 'automatisch / lading voortzetten' is geselecteerd, wordt het laad­proces na een storing van het stroomnetwerk automatisch voortgezet zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
Kalender 'Calendar' (kalender)
Met de agendafunctie kan aan de hand van de volgende criteria een automati­sche laadstart worden geconfigureerd:
Tijdsperiode waarin geen laadstart mag plaatsvinden als er een accu wordt
-
aangesloten. Tijdsperiode waarin met een gedefinieerde karakteristiek 1 moet worden ge-
-
start als een accu wordt aangesloten. Tijdsperiode waarin met een gedefinieerde karakteristiek 2 moet worden ge-
-
start als een accu wordt aangesloten.
NL
Selecteer en bevestig de instelling
1
'AAN' om de agendafunctie te acti­veren.
Menupunt 'charging settings' (laadin­stellingen):
Accutype voor alle karakteristie-
-
ken: bijv. Pb-WET. Curve-instellingen bij selectie van
-
betreffende karakteristiek.
Met de functie 'Calendar' (kalender) kunnen meer instellingen worden geconfigu­reerd:
'Day setting 1-5': (dagconfiguratie 1-5): Met de dagconfiguratie kunt u met de volgende instelmogelijkheden maxi­maal 5 verschillende laadstarttijdpro­fielen definiëren:
37
Symbool voor karakteristiek 1:
-
Tijdsperiode waarin moet worden gestart met karakteristiek 1 (bijv.: 0:00-6:00) Stop:
-
Tijdsperiode waarin er geen accu mag worden geladen (bijv.: 06:00-20:00) Symbool voor karakteristiek 1:
-
Tijdsperiode waarin moet worden gestart met karakteristiek 1 (bijv.: 20:00-24:00)
OPMERKING!
Lopende laadprocessen worden niet beïnvloed door de ingestelde tijdsperiode.
Als er in bovenstaand voorbeeld om 05:45 een accu wordt aangesloten, volgt
het einde van de laadfase conform de instellingen en wordt dit niet door de aangegeven eindtijd (in voorbeeld 6:00) van de ingestelde tijdsperiode onder­broken. Als de accu tijdens de stoptijdsperiode wordt aangesloten, wordt het laden
automatisch in de volgende tijdsperiode gestart. Als tijdens de stoptijdsperi­ode een laadstart handmatig geactiveerd wordt, dan wordt er altijd geladen met karakteristiek 1.
Extra instelmogelijkheden:
Schakelen tussen bijbehorende ka-
-
rakteristieken: Symbool van karakteristiek. Verwijderen van betreffende ka-
-
rakteristiek: 'remove' (verwijderen).
'Week setting' (Weekconfiguratie):
Er kunnen 3 verschillende week-
-
configuraties worden samenge­steld.
Elke weekdag kan aan een eerder ge­maakte dagconfiguratie worden toege­wezen.
38
'Year setting' (Jaarconfiguratie):
Er kunnen meerdere agendaperio-
-
den (bijv. 1.1. - 7.1.) aan een week­configuratie worden toegewezen.
Bij geactiveerde kalenderfunctie ver­schijnt een kalendersymbool (hier met het getal '4' als de huidige datum) in de weergave.
NL
Speciale ladin­gen
'Special charges' (speciale ladingen)
Door 'special charges' (speciale ladin­gen) te selecteren, kunt u tijdelijk een of meer laadtypen uitvoeren die afwij­ken van de standaardlaadtypen.
De instelling voor 'repeat' (herhalingen) bepaalt hoe vaak de afwijkende lading moet worden uitgevoerd totdat het weer permanent wordt voortgezet met de oorspronkelijke laadparameters:
Instelbereik
1 tot 99 herhalingen
-
'Disable start button' (toets start deactiveren)
'ON' (AAN)
Het starten van het laadproces met de toets 'Pauze / Start' is niet mogelijk,
-
bijv. om onbevoegde toegang te verhinderen.
'OFF' (UIT)
Het starten van het laadproces met de toets 'Pauze / Start' is mogelijk.
-
Verder zijn de volgende instellingen mogelijk:
Karakteristiek:
-
bijv. 'Deep discharge 10' (diepont­lading 10) Aantal accucellen:
-
'Cells' (cellen) - bijv. 12 x Accucapaciteit in Ah:
-
bijv. 375 Ah
39
Speciale functie
(1)
Tussentijds bijla­den
Speciale functie 'Opportunity Charge' (tussentijds bijladen):
Om de werkingsduur van de accu te verlengen, kan bijv. tijdens een pauze de accu nageladen worden.
De volgende curve-instellingen zijn mogelijk:
Karakteristiek:
-
Curve - bijv. 'RI - Pb-WET' (RI ­Pb-NAT) Laadtijd:
-
'Charging time' (laadtijd) - bijv. 5-6 h (5-6 u)
Bij tussentijds bijladen op AAN en aangesloten accu wordt het volgende weerge­geven:
Weergave bij geselecteerde RI-karakteristiek
Weergave andere kenmerken (bijv. IUI)
Tussentijds bijladen starten:
Selecteer met toets 'Omhoog' het 'Hardloper-symbool' (1).
-
'Hardloper-symbool' (1)
Weergave bij starten van tussentijds bijladen
40
Extra functies Gedetailleerde informatie over de menuoptie 'Additional functions' (Extra func-
ties) in de configuratiemodus. De navigatie verloopt zoals beschreven in de para­graaf 'Configuratiemodus'.
Selecteer de menuoptie 'Additio-
1
nal functions' (Extra functies).
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
NL
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven:
Instelling van blauw lampje 'Blue LED' (blauwe LED)
Instelling van tijd (minuten) waarna het blauwe lampje 'Accu afgekoeld' moet gaan branden om aan te geven dat de accu voldoende is afgekoeld. Als instel­waarde geldt de tijd vanaf het einde van de laadfase.
De optie 'Temperatuurgestuurd laden' kan in combinatie met een temperatuur­waarde worden ingesteld. Vanaf dat moment moet het blauwe lampje 'Accu afge­koeld' gaan branden om aan te geven dat de accu voldoende is afgekoeld.
'External start/stop' (externe start/stop)
De volgende instellingen kunnen bij de selectie van de externe start / stop wor­den geconfigureerd:
'Button' (toets)
Met de externe toets kan de functie van de toets 'Pauze / Start' worden gesi-
-
muleerd.
41
Normaal
Start 'ON' (AAN):
-
Na het sluiten van een externe schakelaar en als een accu wordt herkend, volgt een laadstart, of na het aansluiten van een laadstekker en bijgevolg het sluiten van het hulpcontact of nadat een accu wordt herkend, volgt een laadstart. Start 'OFF' (UIT):
-
Na het aansluiten van een accu volgt een laadstart. Stop 'ON' (AAN):
-
Als een externe schakelaar wordt geopend, wordt het laden onderbroken, of als het hulpcontact wordt geopend of de laadstekker wordt losgekoppeld, wordt het laden onderbroken. Stop 'OFF' (UIT):
-
Het openen van een externe schakelaar of het hulpcontact wordt genegeerd.
'Contact detection' (contactherkenning)
'ON' (AAN):
-
Als bij de instelling 'Start ON' een accu wordt aangesloten en het externe start/stop-contact niet is gesloten, verschijnt de statuscode (16) 'Externe start/stop is niet gesloten'. Als bij de instelling 'Stop ON' een lading is gestart, het externe start/stop­contact is geopend en de accu niet is aangesloten, verschijnt de statuscode (16) 'Externe start/stop is niet gesloten'. OFF (UIT):
-
Contactherkenning wordt niet uitgevoerd.
'Refill indicator' (bijvulindicator)
De bijvulindicator wordt geactiveerd (als melding) zodra er gedestilleerd water in de accu moet worden bijgevuld. U kunt het tijdstip voor het bijvullen als volgt de­finiëren:
Elke zoveelste week en dag van de week
bijv. elke 2e week op vrijdag water bijvullen
-
Bij de instelling 'OFF' (UIT) is geen bevestiging van de bijvulaanvraag nodig.
'Relays' (Relaiskaart)
Bij de selectie van de relaiskaart kunt u voor elke van de 4 aansluitklemmen, ge­zien van links naar rechts, een van de volgende functies instellen:
42
Aquamatic
Signaal, bijv. voor aansturen van magneetklep
-
Programma 'Standard' (Standaard) met in fabriek vooraf geconfigureerde in-
-
stellingen Programma 'User' (Gebruiker) met door gebruiker gedefinieerde instelmoge-
-
lijkheden Meer informatie over Aquamatic vindt u in het hoofdstuk 'Opties', paragraaf
-
'Aquamatic'.
'Charging' (Bezig met laden)
'Charge 50 %' (50% geladen)
'Charge 80 %' (80% geladen)
'Charge Finish' (Einde van de laadfase)
'Main Charge Finished' (Hoofdlading beëindigd)
Signaal, wanneer hoofdlaadfase is beëindigd
-
Laden niet klaar
Signaal, wanneer de accu voortijdig van het laadapparaat losgekoppeld wordt
-
1 tot 10 seconden instelbaar
-
'Charge OK' (Laden OK)
Accu wordt geladen of is al volledig geladen
-
'Cumulative Error' (Verzamelfouten)
Signaal bij optredende fout
-
Het uitvallen van de netvoeding kan optioneel als fout worden aangeduid (in-
-
stelling 'ON' (AAN)). Als er een fout in het apparaat optreedt, dan kan een geheel vrij definieerba-
-
re tekst worden weergegeven (bijvoorbeeld de contactgegevens van de dea­ler). Gedetailleerde informatie hierover vindt u in de paragraaf 'USB-modus'.
Verzamelfout + waarschuwing
In overeenstemming met de functie 'verzamelfout' wordt de betreffende re-
-
laiskaart geactiveerd zodra een fout of waarschuwing optreedt.
NL
'Signal Lamp' (Meldlamp)
Er kunnen ook een of meer geschikte lampjes op de relaiskaart worden aan-
-
gesloten, waarmee de laadtoestand of de bedrijfstoestand van het laadappa­raat kan worden aangeduid. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Opties', para-
-
graaf 'Meldlampen'.
'Immobiliser' (Wegrijblokkering)
'ON' (AAN)
De relaiskaart werkt permanent zodra het laadapparaat op het stroomnet-
-
werk wordt aangesloten.
'Refill Indicator' (Navulindicator)
Geeft aan dat de accu met gedestilleerd water moet worden bijgevuld.
-
Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', para-
-
graaf 'Extra functies'.
'Battery Cold' (Accu afgekoeld)
'External Air Pump' (Externe luchtpomp voor elektrolytcirculatie)
U kunt de instellingen voor de elektrolytcirculatie ('Air Pump' (Luchtpomp))
-
configureren zoals aangegeven in de paragraaf '-> Settings' ('Instellingen').
Gedetailleerde informatie over de relaiskaart vindt u in het hoofdstuk 'Opties'.
Instelling voor extern lampje ('External lamp')
conform hoofdstuk 'Opties', paragraaf 'Laadlampje', kunnen geschikte externe lampjes aangesloten worden om de laadtoestand of de bedrijfstoestand van het laadapparaat te visualiseren. De volgende instellingen zijn beschikbaar:
43
Normaal (conventionele externe lampjes)
-
RGB (LED-strip)
-
'Remote control system' (Extern display)
Voor het externe display kunt u het contrast instellen.
'At mains failure restart charging' (nieuwe laadstart na netvoedingsfout)
Als deze optie is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het stroomnetwerk automatisch opnieuw gestart zodra het stroomnetwerk weer be­schikbaar is.
algemene instel­lingen
Gedetailleerde informatie over het menupunt 'general options' (algemene instel­lingen) in de configuratiemodus.
Menupunt 'General options' (alge-
1
mene instellingen) selecteren.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
'Language' (taal)
-
Display-instellingen
-
'Contrast' (contrast)
-
'LED brightness' (Helderheid)
-
'Show Ah at charge end'
-
(Weergave van Ah bij einde van de laadfase) 'ON/OFF' (AAN/ UIT)
'Time and Date' (tijd en datum)
-
'Daylight saving time' (zomer-
-
tijd / normale tijd) Voorgedefinieerde tijdzones
-
Door gebruiker gedefinieerde
-
tijdzones
44
Laadkabel ('Charging cable'):
-
Kabeldoorsnede ('Cable cross section'):
Doorsnede van laadkabel (mm²)
-
AC-stroomlimiet ('AC current consumption'):
-
Enkelvoudige lengte van laadkabel (m)
Aanpassing van maximaal opgeno­men apparaatstroom aan de elek­trische installatie ter plaatse of aan de apparaatstekker die op het apparaat is geïnstalleerd.
NL
De minimale en maximale waarden
-
verschillen bij de verschillende ap­paraatklassen. De minimale waarde bedraagt ca. 25% van de maximale nominale stroom van het desbe­treffende apparaat.
Temperatuur ('Temperature'):
Temperatuur in °C / °F
-
Code:
Invoeren van code voor toegang tot configuratiemodus vereist / niet vereist
-
('Code ON / OFF' ((Code AAN / UIT))
45
USB-tijdsinterval ('USB Logging Time'):
Tijdsinterval voor via USB-stick ge-
-
protocolleerde laadparameter(s) ('USB Logging Time')
Statistiek resetten ('Reset statistics')
Geschiedenis resetten ('Reset history')
Gedetailleerde informatie over statistiek en geschiedenis staat in de paragrafen 'Statistiekmodus' en 'Geschiedenismodus'.
Instellingen her-
Het menupunt biedt 2 mogelijkheden om alle gemaakte instellingen te resetten:
stellen
'Reset Factory Settings' (fabrieksin­stellingen terugzetten):
Resetten van betreffende fabrieks-
-
instellingen.
'Reset Default Settings' (standaardin­stellingen terugzetten):
Resetten van de betreffende in-
-
stellingen naar de standaardinstel­lingen van de fabrikant.
USB-modus In de USB-modus wordt op het display
weergegeven of een USB-stick aange­sloten is.
De USB-stick moet aan de volgende specificaties voldoen:
Formatteren: FAT32
-
Maximaal 32 Gigabyte
-
Geen meervoudige partitionering
-
46
De software I-SpoT VIEWER ondersteunt de visualisering en analyse van de ge­gevens op de USB-stick. De I-SPoT VIEWER-software is beschikbaar op het vol­gende internetadres:http://www.fronius.com/i-spot.
USB-stick alleen insteken als er geen laadproces plaatsvindt of als het laadpro­ces is onderbroken.
Als het laadproces alleen wordt onderbroken en niet volledig wordt beëindigd, kunnen er wel gegevens worden uitgelezen, maar kan er geen update worden uit­gevoerd en kan er geen configuratie worden geladen.
Met toets ‘Stop / Start’ tussen onderstaande instellingen
1
schakelen
Met toets "Omhoog / Omlaag" ("Up / Down") door instellin-
2
gen bladeren
NL
Met toets ‘Stop / Start’ de gewenste instelling bevestigen
3
Tijdens een laadproces moet na het drukken op de toets ‘Stop / Start’ de USB­stick worden aangesloten. Hierna kunnen alleen gegevens worden gelezen, kan er geen update worden uitgevoerd en kan er geen configuratie worden geladen.
‘Safely remove’ (‘veilig verwijderen’)
-
Zodra de gewenste actie is voltooid, kunt u de USB-stick veilig verwijderen.
‘Update’
-
Er wordt een lijst met op de USB-stick opgeslagen en geschikte updatebe­standen weergegeven. Het selecteren en bevestigen van het gewenste bestand gebeurt op dezelfde wijze als het bladeren door de instellingen. De automatisch toegewezen bestandsnaam van het updatebestand niet her­noemen!
‘Download’ (downloaden)
-
De op de datalogger van het apparaat opgeslagen data met meegeprotocol­leerde laadparameters worden voor de I-SPoT VIEWER op de USB-stick op­geslagen. Daarnaast worden ook gebeurtenissen - zogenaamde events - alsmede appa­raatinstellingen en gebruikerscurves (configuratie) opgeslagen. Voor de datalogger kunnen de volgende periodes worden geselecteerd:
1 maand
-
3 maanden
-
Alles
-
Sinds de vorige keer
-
‘Download optional’ (optioneel downloaden)
-
De volgende opties zijn beschikbaar:
I-SPoT VIEWER
-
Het opslaan van meegeprotocolleerde gegevens gebeurt op dezelfde ma­nier als voor 'download', echter alleen met de gegevens voor de I-SPoT VIEWER. Datalogger opslaan
-
Het opslaan van meegeprotocolleerde gegevens gebeurt op dezelfde ma­nier als voor ‘download', echter niet in I-SPoT VIEWER formaat, maar als ‘csv’-bestanden (automatisch aangemaakte mapstructuur voor de ‘csv’-bestanden: * Fronius\<Serienummer apparaat>\Charges\<yyyymmdd> \<hhmmss.csv>) Gebeurtenissen opslaan
-
Gebeurtenissen - zogenaamde events - worden op de USB-stick opgesla­gen. Configuratie opslaan
-
Apparaatinstellingen worden op de USB-stick opgeslagen.
47
Statuscodes
‘Load configuration’ (configuratie laden)
-
Hiermee wordt een op de USB-stick opgeslagen en geschikte apparaatconfi­guratie op het apparaat geladen ‘Load dealer text’ (dealertekst laden)
-
Hiermee kunt u een tekstbestand vanaf de USB-stick laden. Het tekstbe­stand wordt weergegeven zodra er in het apparaat een fout optreedt. Het tekstbestand kan bijvoorbeeld de contactgegevens van de dealer bevatten. Het bestand moet in het formaat ‘.txt’ in ‘unicode’-indeling op de USB-stick opgeslagen zijn. De bestandsnaam moet ‘dealer.txt’ zijn. De bestandsnaam mag maximaal 99 tekens bevatten.
* Als tijdens het laden een USB-stick is aangesloten, worden de csv-bestan-
den direct op de USB-stick opgeslagen. De mapstructuur die hierbij tevens automatisch wordt aangemaakt, is te herkennen aan de map ‘Datalog’, in plaats van de map ‘Charges’ (ladingen).
Als tijdens de werking van het acculaadapparaat een storing optreedt, worden op het display bepaalde statuscodes weergegeven. Dit kan de volgende oorzaken hebben:
Accufout
-
Een accu met ongeschikte spanning is aangesloten.
-
Het acculaadapparaat is oververhit.
-
Er is een software- of hardwarefout opgetreden.
-
Accufout: Als de accu een fouttoestand meldt, geeft het acculaadapparaat deze fout als accufout weer, inclusief het bijbehorende foutnummer van de accu. De corres­ponderende uitleg van de fout vindt u in de gebruiksaanwijzing van de accu.
Ga als volgt te werk als op het display een foutmelding wordt weergegeven en de fout niet zelfstandig kan worden verholpen:
Noteer de weergegeven statuscode, bijv. 'Statecode (31)' (Statuscode (31)).
1
Noteer de configuratie van het acculaadapparaat.
2
Neem contact op met de geautoriseerde servicedienst.
3
Als er een fout in het acculaadapparaat optreedt, kan een geheel vrij defini­eerbare tekst worden weergegeven die bijvoorbeeld de contactgegevens van de handelaar bevat.
48
Statuscodes met externe oorzaak
Nr. Oorzaak / oplossing
(11) Netspanning controleren
(12) Stroomnetwerk controleren (fase-uitval)
(13) Externe temperatuursensor defect
(14) Elektrolytcirculatie defect (drukschakelaar schakelt niet)
(15) Geen bedieningsspanning herkend
(16) Externe start-stop is niet gesloten.
(17) Veelvuldig uitgelokte nullastspanning tijdens een lading (bijv. versleten
laadcontacten)
Statuscodes bij accufout
Nr. Oorzaak / oplossing
(22) Onderspanning accu
(23) Overspanning accu
(24) Te hete accu (alleen bij externe temperatuursensor)
NL
(25) Te lage temperatuur van accu (alleen bij externe temperatuursensor)
(26) Defecte accucellen gedetecteerd
(27) Accu wordt niet ondersteund
(28) Accu sterk ontladen - veiligheidsladen wordt uitgevoerd
(29) Onjuiste polariteit accu
(30) Thermal Runaway
Statuscodes bij oplaadfout
Nr. Oorzaak / oplossing
(31) Tijdsoverschrijding in de I1-fase
(32) Tijdsoverschrijding in de U1-fase
(33) Te hoge accuspanning in de I2-fase
(34) Ah-overschrijding
(35) Tijdsoverschrijding in de I2-fase
(36) Doelspanning in I2-fase niet bereikt (alleen bij formaatkarakteristiek)
(37) Fout tijdens RI-laden
(38) Ingestelde laadtijd kan niet worden bereikt
(39) Tijdsoverschrijding tijdens RI-laden
49
Statuscodes bij een CAN-fout (accu)
Nr. Oorzaak / oplossing
(51) Accu reageert niet
(52) Accugegevens zijn niet oproepbaar
(53) Accuspanning wordt niet ondersteund
(54) Communicatiefout
(55) Accufout
(56) Accu wordt niet geactiveerd
(57) Tijdslimiet voor melding overschreden
(58) Aanmelding mislukt
Statuscodes bij een Gateway-fout
Nr. Oorzaak / oplossing
(101) Setting CAN Connect is actief en er kan minstens 2 minuten geen CAN-
verbinding met de gateway worden opgebouwd.
(102) Gateway heeft geen verbinding met back-end.
Statuscodes bij een TagID-fout
Nr. Oorzaak / oplossing
(200) De op het acculaadapparaat ingestelde technologie is niet compatibel met
de aangesloten accu.
(201) De nominale spanning van de accu wordt niet ondersteund door het accu-
laadapparaat of wordt uitgesloten door een instelling van het acculaadap­paraat.
(202) Het vermogen van het acculaadapparaat is niet hoog genoeg om de aan-
gesloten accu op te laden.
(203) CAN-communicatie met TagID kon niet tot stand worden gebracht.
(204) TagID-gegevens konden niet worden uitgelezen.
(205) TagID-gegevens konden niet worden uitgevoerd.
(206) TagID-temperatuursensor is defect.
(207) TagID-spanningssensor is defect.
50
(208) Stamgegevens van de TagID zijn ongeldig of niet beschikbaar.
(209) Defect EEPROM-geheugen.
(210) Defect flashgeheugen.
(211) Ongeldige apparaathandtekening.
(212) TagID-gegevens konden niet worden beschreven.
(213) Het vermogen van het acculaadapparaat is niet voldoende om de accu
binnen de gewenste laadtijd te laden.
(214) Te veel vermogensverlies op het DC-pad.
(215) TagID-vulpeilsensor is in de verkeerde cel gemonteerd of defect.
(216) Crash van TagID-software
Statuscodes bij fout in primair circuit
Nr. Oorzaak / oplossing
(500) Temperatuursensor module 1 (boven) defect
(501) Temperatuursensor module 2 (onder) defect
(502) Temperatuursensor printplaat defect
(503) Primaire oververhitting
(504) Ventilator geblokkeerd / defect
(505) Over- / Onderspanning tussencircuit
(506) Asymmetrie in tussencircuit
(507) Voedingsspanning primair circuit buiten tolerantiewaarden
(508) Stroomuitval
(509) Verkeerde acculaadapparaatconfiguratie
NL
(510) Primaire EEPROM defect
(527) Faseshifter overstroom
(528) Uploadrelais uitgeschakeld tijdens belasting
(530) Communicatieprobleem
(532) Microcontroller-fout (bijv. deling door 0)
(533) Referentiespanning buiten tolerantiewaarden
(534) Opstartprobleem
(535) PFC-overstroom
(536) Faseshifter of PFC defect
Statuscodes bij fout in secundaire circuit
Nr. Oorzaak / oplossing
(520) Secundaire temperatuursensor defect
(521) Secundaire te hoge temperatuur
(522) Uitgangszekering defect
(523) Voedingsspanning secundaire circuit buiten tolerantiewaarden
(524) Referentiespanning secundaire circuit buiten tolerantiewaarden
(525) Compensatiestroom
(526) Compensatiestroom buiten tolerantiewaarden
51
(527) Overstroom vermogensfasedeel (primair)
(529) Geen secundaire communicatie
(530) Geen primaire communicatie
(531) Secundaire EEPROM defect
(532) Fout in microcontroller
(537) Spanningsmeting defect
(570) Secundair relais kan niet worden ingeschakeld
(571) ADC/SPI probleem
Statuscodes bij een fout in de besturing
Nr. Oorzaak / oplossing
(540) Opslagparameter configuratie ontbreekt/defect
(541) Geen secundaire communicatie
(542) Secundaire initialisatie mislukt
(543) Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing
(544) Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing
(545) Primaire initialisatie mislukt
(546) Update mislukt
(547) Instellingen laden / opslaan mislukt
(548) Curve-instellingen laden / opslaan mislukt
(549) Het laden kan na een stroomuitval niet worden voortgezet
(550) Tijd niet ingesteld
(551) Hardwarewijziging gedetecteerd
(552) Ongeldige opslagparameter configuratie
(553) Primaire update mislukt
(554) Communicatiestoring
(555) Verkeerde apparaatsoftware
(557) Onderbreking van de InterLock-communicatie
(558) Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is,
heeft te maken met een fout
52
(559) Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is, is
niet compatibel met dit acculaadapparaat
Opties
Veiligheid Als u een optie wilt aansluiten, moet u de behuizing deels openen.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische schok.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die
door de fabrikant zijn opgeleid. Vóór het uitvoeren van werkzaamheden met geopende behuizing moet het
acculaadapparaat eerst van het stroomnetwerk worden losgekoppeld. Met een geschikt meetapparaat moet worden gecontroleerd of de elektrisch
geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volledig ontladen zijn. Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschuwing voor
dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van het stroom­netwerk losgekoppeld blijft.
GEVAAR!
Gevaar door ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden met betrekking tot het aansluiten van de opties mogen
alleen worden uitgevoerd door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn opgeleid. Als voor de betreffende optie een installatiehandleiding of een bijlage be-
schikbaar is, moeten alle daarin vermelde waarschuwingen en instructies worden opgevolgd. Bij alle opties met elektrische aansluitingen moet na de aansluitwerkzaamhe-
den een veiligheidscontrole conform de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen worden uitgevoerd. Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich
wenden tot de geautoriseerde servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
NL
Elektrolytcircu­latie (niet be­schikbaar bij de varianten Selec­tiva 3x220 16kW)
De optie Elektrolytcirculatie maakt gebruik van een in het laadapparaat inge­bouwde luchtpomp. Dit transporteert lucht door speciaal daarvoor aangebrachte capillaire buizen in de accu. Dit leidt tot een intensieve circulatie van de elektro­lyt. Het gevolg is een lagere verwarming van de accu en tegelijkertijd een langere levensduur van de accu, en minder waterverlies tijdens het laadproces.
De volgordebesturing van de elektrolytcirculatie loopt via de besturing van het acculaadapparaat. Hiertoe zijn meerdere opties in het configuratiemenu opgeno­men. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', pa­ragraaf Extra functies.
Luchtfilterelement reinigen
Reinig het luchtfilterelement van de geïntegreerde luchtpomp een keer per jaar. Kort in het geval van veel stof het reinigingsinterval overeenkomstig in. Voor het reinigen moet het luchtfilterelement (2) worden verwijderd. Ga als volgt te werk om het luchtfilter (1) te verwijderen door dit eraf te trekken en het vervolgens weer te plaatsen:
53
(1)
1
(2)
(1)
(4) (5)
(+) ( -)
(1) (2) (3)
RCS 3.0 Lights
1 2 3 4
12V GREEN YELLOW RED BLUE
Temp. Sensor Ext. Start/Stop
WARNING Hazardous Voltage
Kondensator Entladezeit < 2 min. Capacitor discharge time < 2 min.
Décharge de condensateur < 2 min.
Condensador tiempo de descarga < 2 min.
Condensatore tempo di scaricamento < 2 min.
3
2
Externe start/ stop
Laadlampjes
De optie 'Externe start-stop' voorkomt vonken bij de laadstekker als deze tijdens het laadproces wordt losgekoppeld. Speciale contacten binnenin de laadstekker registreren een scheiding. Deze contacten zijn voorbarig vergeleken met de hoofdcontacten. Onmiddellijk wordt er een laadstop geactiveerd. Op deze manier slijten de hoofdcontacten niet en is meer bescherming tegen knalgasontstekin­gen gegarandeerd.
Op de aansluitingen aan de binnenkant van het apparaat - zie afbeelding - kun­nen geschikte meldlampen worden aangesloten waarmee de laadtoestand of de bedrijfstoestand van het laadapparaat kan worden aangeduid. De werkspanning van elke meldlamp moet 12 V bedragen. Hierbij mag de totale opgenomen stroom van alle meldlampen niet meer dan 0,5 A zijn. De in de afbeelding weer-
54
gegeven aansluitingen (1) t/m (5) worden als volgt gebruikt (hierbij wordt de aan­bevolen lampkleur aangeduid):
Aansluiting Functie Kleur
(1) Voeding 12 V
(2) Accu is volledig geladen Groen
NL
Temperatuurge­stuurd laden
CAN-kaart
(3) Brandt: Accu wordt geladen
Knippert: Het laden werd onderbroken
(4) Er is een fout opgetreden (verzamelfout) Rood
(5) De accu is reeds afgekoeld en gebruiksklaar Blauw
Als in het menu de instelling RGB (LED-strip) is geconfigureerd, wordt de aan­sluiting 3 (Geel) niet ondersteund. De instelling ‘normaal’ (conventionele meld­lamp) of ‘RGB (LED-strip)’ wordt voor de functie ‘Externe lamp’ (‘External lamp’) in de paragraaf ‘Extra functies’ van het hoofdstuk ‘Weergave’ beschreven.
De optie Temperatuurgestuurd laden regelt de laadspanning continu los van de actuele accutemperatuur. Hierdoor wordt de levensduur van de accu beduidend verlengd, met name bij gebruik in koelcellen.
GEVAAR!
Gevaar bij het gebruik van de CAN-kaart voor veiligheidskritische functies.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
De CAN-kaart niet voor veiligheidskritieke functies gebruiken.
Geel
Met de optionele CAN-kaart kunnen de bedrijfstoestanden van het laadapparaat en de laadtoestanden van de aangesloten accu extern worden beoordeeld.
Gedetailleerde informatie over de CAN-kaart vindt u in de bij de optionele CAN­kaart meegeleverde gebruiksaanwijzing.
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Het openen van de behuizing en het verwijderen van de aansluitplaat mag uitslui­tend worden uitgevoerd door getrainde onderhoudstechnici. Vóór het uitvoeren van werkzaamheden aan een geopende kast moet het apparaat eerst van de net­voeding worden losgekoppeld. Met een geschikt meetapparaat moet worden ge­controleerd of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volledig ontladen zijn. Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschu­wing voor dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van de netvoeding losgekoppeld blijft.
55
GEVAAR!
(2)
black
white
Ext. Start/Stop (-) black
Detect
42,0409,0411
CAN High green
CAN Low yellow
CAN GND brown
(3)
(5) (6) (7) (8)
Ext. Start/Stop (+)
Risk of Electric Shock! Do not operate at circuits more than 250 V to ground!
0... 30V DC/4A
0... 250V AC/4A
Use Copper Conductors Only!
C Common NC Normally Closed NO Normally Opened L Line N Neutral Wire
max. 1A
AC Output!
42,0409,0008
C NC NO C NC NO C NC NO
L/C NC NO N
WARNING!
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden kunnen ernstig persoonlijk letsel en zware materiële schade veroorzaken.
Alle aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend door vakpersoneel worden uitge­voerd. Als voor de betreffende optie een installatiehandleiding of een bijlage be­schikbaar is, moeten alle daarin vermelde waarschuwingen en instructies worden opgevolgd. Nadat de aansluitwerkzaamheden zijn voltooid, dient een veiligheidscontrole conform de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen te worden uitgevoerd. Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich wenden tot de geautoriseerde servicedienst. Deze verstrekt u op ver­zoek alle noodzakelijke documentatie.
De afbeelding geeft de aansluiting van het CAN-aansluitpaneel weer. Het CAN­aansluitpaneel bevindt zich achter de aansluitplaat op de voorzijde van het appa­raat.
(2) Externe Start / Stop (+) - Zwart
(3) Externe Start / Stop (-) - Zwart
(5) Detect - Wit
Relaiskaart
(6) CAN High - Groen
(7) CAN Low - Geel
(8) CAN GND - Bruin
56
Met de optionele relaiskaart kunnen de bedrijfstoestanden van het acculaadap­paraat en de laadtoestanden van de aangesloten accu extern worden beoordeeld. Bovendien kunnen een of meer externe verbruikers met ingangsspanning faselei­ding-neutraalleiding van stroom worden voorzien. Een voorwaarde is dan wel dat een aardekabel in het stroomnetwerk aanwezig moet zijn.
Bijgevoegd vindt u een lijst met direct met de relaiskaart verbonden opties. Deze met de relaiskaart gerelateerde opties worden via de uitgangen van de relaiskaart aangestuurd:
Aquamatic
-
Lading actief
-
50% geladen
-
80% geladen
-
Einde van de laadfase
-
Hoofdlading beëindigd
-
Laden OK
-
Laden niet klaar
-
Signaal, wanneer de accu voortijdig van het acculaadapparaat losgekoppeld wordt Verzamelfout
-
Verzamelfout + waarschuwing
-
Meldlamp
-
Wegrijblokkering
-
'ON' (AAN)
-
Bijvulindicator
-
Accu afgekoeld
-
Externe luchtpomp (elektrolytcirculatie)
-
Meer informatie over de configuratie van de uitgangen op de relaiskaart vindt u in de gebruiksaanwijzing van het acculaadapparaat: Hoofdstuk 'Extra functies in configuratiemodus' van de paragraaf Extra functies.
NL
Aquamatic De Aquamatic zorgt voor de aansturing van een magneetklep voor het automa-
tisch bijvullen van het water voor de op te laden accu.
Instelling 'Standard' (Standaard)
Aan het begin van de doorlaadfase wordt de magneetklep 12 seconden geo-
-
pend. Vervolgens wordt de magneetklep 4 seconden gesloten. Deze cyclus wordt 26 keer herhaald.
-
Instelling 'USER' (GEBRUIKER)
Instelbare 'ON'-tijd (AAN) (magneetklep wordt geopend) na beëindigen van
-
hoofdlaadfase.
Lading actief De optie "Lading actief" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
meldlamp. Terwijl het laden bezig is, werkt het relais permanent.
Laden 50% Net als bij de functie "Hoofdlading beëindigd“ schakelt het betreffende relais zo-
dra de accu 50% geladen is.
Lading 80% ("Charging 80 %")
Laden niet klaar De optie "Laden niet klaar" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
Net als bij de functie "Hoofdlading beëindigd“ schakelt het betreffende relais zo­dra de accu 80% geladen is.
akoestische signaalgever. Als de accu voor het beëindigen van het laadproces van het laadapparaat losgekoppeld wordt, schakelt de relaiskaart gedurende een in­stelbare tijd van 1 tot 10 seconden.
57
Laadeinde De optie "Laadeinde" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een meld-
lamp. Na het volledig invullen van de geconfigureerde laadkarakteristiek wordt het betreffende relais automatisch geopend.
Hoofdlading beëindigd
Verzamelfout De optie "Verzamelfout" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
Verzamelfout + waarschuwing
Meldlamp Naast het laadlampje kunnen er ook een of meer geschikte lampjes op de relais-
De optie "Hoofdlading beëindigd" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een meldlamp. Na het beëindigen van de hoofdlaadfase wordt het betreffende relais automatisch geopend.
meldlamp. Bij elke gedetecteerde fout wordt het betreffende relais automatisch geopend.
In overeenstemming met de functie "verzamelfout" wordt de betreffende relais­kaart geactiveerd, zodra een fout of waarschuwing optreedt.
kaart aangesloten worden, waarmee de laadtoestand of de bedrijfstoestand van het laadapparaat kan worden aangeduid. De lampen zijn ontworpen voor een spanning van maximaal 30 V DC of maximaal 250 V AC in een sterpuntgeaard netwerk.
Als de lampen stroomloos worden geschakeld, mag de schakelstroom maximaal 4 A bedragen. Een lamp die via het voedingsrelais voor 230 V gevoed wordt, mag worden gebruikt bij een maximale uitgangsstroom van 1 A.
Wegrijblokkering Als het laadapparaat als boordoplossing in een voertuig is ingebouwd, voorkomt
de optionele wegrijblokkering onbedoeld gebruik van het voertuig tijdens het laadproces. Op deze manier zijn het voertuig, de accu en de laadkabels tegen be­schadigingen beschermd.
Zodra het voertuig op het net aangesloten is, wordt het bijbehorende relais geo­pend en blokkeert het bijvoorbeeld het ontstekingssignaal. Een ander voorbeeld is de aansturing van een geschikte meldlamp ter indicatie dat er net geladen is.
Accu afgekoeld Na het verstrijken van de in het menu ingestelde tijd wordt het betreffende relais
automatisch ingeschakeld.
Externe lucht­pomp - elektro­lytcirculatie
Met deze optie kan een externe luchtpomp via een relaiscontact worden aange­stuurd, volgens de optie "Elektrolytcirculatie".
58
Muursteun De robuuste muursteun waarborgt een veilige montage op de plaats waar het ap-
paraat wordt gebruikt. Gedetailleerde informatie is te vinden in de betreffende installatiehandleiding.
Vloersteun De robuuste vloersteun waarborgt een veilige montage op de plaats waar het ap-
paraat wordt gebruikt. Gedetailleerde informatie is te vinden in de betreffende installatiehandleiding.
LED-strip De LED-strip wordt gebruikt als statusdisplay en brandt analoog aan de weerga-
ve-elementen op het bedieningspaneel in de juiste kleuren. Hiertoe wordt in de spleet tussen de voorwand en de bovenkant van de kast een LED-strip met diffu­ser gemonteerd.
IP 23 Met de optie IP 23 wordt de IP-beveiliging van het apparaat verhoogd van IP 20
naar 23. Gedetailleerde informatie is te vinden in het bijbehorende bijlage.
NL
Luchtfilter In stoffige omgevingen verhindert het luchtfilter het binnendringen van veront-
reinigingen in het apparaat. Hierdoor worden eventuele vermogensvermindering of andere beïnvloedingen van het apparaat verhinderd. Gedetailleerde informatie is te vinden in het bijbehorende bijlage. Reinigingsinterval naar behoefte (aanbeveling van fabrikant: maandelijks)
Mobiele set Een draagband in combinatie met een grijpbuis vergroten de mobiliteit van het
apparaat.
Extern display Via het externe display kunt u het apparaat helemaal bedienen, tot op een af-
stand van maximaal 30 m (98 ft., 5,1 inch). Deze optie omvat een volledig bedie­ningspaneel in een aluminium behuizing.
59
Technische gegevens
Selectiva 16 kW 220 V
GEVAAR!
Gevaar door een elektrische schok door een aardlekstroom kan dodelijk zijn.
Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Netspanning (-10% / +30%) 1) Optioneel:
Netbeveiliging
Minimale doorsnede van netvoedingskabel Selectiva 4120 Selectiva 4140 / 4160
Inschakelduur 100%
EMV-apparaatklasse B
Stand-byverbruik 6,9 W
Beveiligingsklasse I
Max. toelaatbare netimpedantie Z
3)
PCC
Beschermingsklasse
2)
bij
max
4)
3~ NPE 220 V / 50/60 Hz 3~ PE 220 V / 50/60 Hz
32 A
4 mm² (0.0062 in.²) 6 mm² (0.0093 in.²)
zoals in onderstaande tabel 'Ap­paraatspecifieke gegevens'
IP20
Overspanningscategorie III
Bedrijfstemperatuur
Opslagtemperatuur -25 °C tot +80 °C
Relatieve luchtvochtigheid max. 85%
Maximale hoogte boven de zeespiegel 3000 m (9.842 ft.)
Goedkeuringsmerk volgens kenplaatje
Productnorm EN 62477-1
Afmetingen l x b x h 647 x 247 x 392 mm
Gewicht (met standaard net- en laadkabel) 34,84 kg (76,81 lb.)
Vervuilingsgraad 3
1) Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het ster­punt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning van 220 V te gebruiken.
2) Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsscha­kelaar. De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 3,5 mA.
5)
-20 °C tot +40 °C (-4 °F tot 104 °F)
(-13 °F tot 176 °F)
(25.47 x 9.72 x 15.43 in.)
60
3) Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 127 / 220 V en 50 Hz.
4) Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw worden blootgesteld.
5) Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering op­treden (derating).
Apparaatspecifieke gegevens
Apparaat
4120 3x220 16kW
4140 3x220 16 kW
4160 3x220 16 kW
Max. AC­stroom
Max. AC­vermogen
Nominale spanning
Max. laad­stroom
Z
max
28,5 A 9070 W 48 V 120 A 203
mOhm
29,6 A 9390 W 48 V 140 A 183
mOhm
29,9 A 9.490 W 48 V 160 A 156
mOhm
NL
61
Selectiva 8 kW 400 V
GEVAAR!
Gevaar door een elektrische schok door een aardlekstroom kan dodelijk zijn.
Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Netspanning (-10% / +30%) 1) Optioneel:
Netbeveiliging
2)
3~ NPE 400 V / 50/60 Hz 3~ PE 400 V / 50/60 Hz
16 A
Minimale doorsnede van netvoedingskabel 2,5 mm² (0.003875 in.²)
Inschakelduur 100%
EMV-apparaatklasse B
Stand-byverbruik 24V-apparaten 48V-apparaten 80V-apparaten
10 W 10,1 W 10,3 W
Beveiligingsklasse I
Max. toelaatbare netimpedantie Z
3)
PCC
Beschermingsklasse
4)
max
bij
geen
IP20
Overspanningscategorie III
Bedrijfstemperatuur
5)
-20 °C tot +40 °C (-4 °F tot 104 °F)
Opslagtemperatuur -25 °C tot +80 °C
(-13 °F tot 176 °F)
Relatieve luchtvochtigheid max. 85%
Maximale hoogte boven de zeespiegel 2.000 m (6.561 ft.)
Goedkeuringsmerk volgens kenplaatje
Productnorm EN 62477-1
Afmetingen l x b x h 633 x 180 x 344 mm
(24.92 x 7.09 x 13.54 in.)
Gewicht (met standaard net- en laadkabel) 23 kg (50,71 lb.)
Vervuilingsgraad 3
1) Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het ster­punt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning van 400 V te gebruiken. Voor de optie Elektrolytcirculatie en Relaiskaart geldt een netspanningstolerantie L-N van 207 V tot 250 V.
2) Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsscha­kelaar. Als het apparaat met 32 A wordt gezekerd, mag de warmtewaarde van de automatische zekering 82.000 A²s niet overschrijden. De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 3,5 mA.
3) Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz.
4) Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw worden blootgesteld.
62
5) Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering op­treden (derating).
Apparaatspecifieke gegevens
NL
Max. AC-
Apparaat
2100 8 kW 6,7 A 3860 W 24 V 100 A
2120 8 kW 7,8 A 4590 W 24 V 120 A
2140 8 kW 9,0 A 5350 W 24 V 140 A
2160 8 kW 10,1 A 6090 W 24 V 160 A
2180 8 kW 11,2 A 6860 W 24 V 180 A
2200 8 kW 12,3 A 7610 W 24 V 200 A
2225 8 kW 13,7 A 8560 W 24 V 225 A
4060 8 kW 7,3 A 4610 W 48 V 60 A
4075 8 kW 9,0 A 5710 W 48 V 75 A
4090 8 kW 10,6 A 6820 W 48 V 90 A
4090A 8 kW 10,4 A 6810 W 48 V 90 A
4120 8 kW 13,8 A 9050 W 48 V 120 A
4120 A 8 kW 13,7 A 9040 W 48 V 120 A
4140 8 kW 14,4 A 9340 W 48 V 140 A
4140 A 8 kW 14,3 A 9280 W 48 V 140 A
stroom
Max. AC-ver­mogen
Nominale spanning
Max. laad­stroom
4160 8 kW 14,5 A 9390 W 48 V 160 A
4160 A 8 kW 14,4 A 9370 W 48 V 160 A
4185 8 kW 15,3 A 9950 W 48 V 185 A
8040 8 kW 8,2 A 5000 W 80 V 40 A
8060 8 kW 12,0 A 7440 W 80 V 60 A
8060 A 8 kW 11,8 A 7440 W 80 V 60 A
8075 8 kW 14,1 A 9110 W 80 V 75 A
8075 A 8 kW 14,0 A 9110 W 80 V 75 A
8090 8 kW 14,2 A 9210 W 80 V 90 A
8090 A 8 kW 14,1 A 9190 W 80 V 90 A
8110 8 kW 15,1 A 9740 W 80 V 110 A
63
Selectiva 16 kW 400 V
GEVAAR!
Gevaar door een elektrische schok door een aardlekstroom kan dodelijk zijn.
Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Netspanning (-10% / +30%) 1) Optioneel:
Netbeveiliging
2)
3~ NPE 400 V / 50/60 Hz 3~ PE 400 V / 50/60 Hz
32 A
Minimale doorsnede van netvoedingskabel Selectiva 4210 / 8120 / 8140 Selectiva 8160 / 8180 / 8210
4 mm² (0.0062 in.²) 6 mm² (0.0093 in.²)
Inschakelduur 100%
EMV-apparaatklasse B
Stand-byverbruik 12,8 W
Beveiligingsklasse I
Max. toelaatbare netimpedantie Z
3)
PCC
Beschermingsklasse
4)
max
bij
zoals in onderstaande tabel 'Ap­paraatspecifieke gegevens'
IP20
Overspanningscategorie III
Bedrijfstemperatuur
5)
-20 °C tot +40 °C (-4 °F tot 104 °F)
Opslagtemperatuur -25 °C tot +80 °C
(-13 °F tot 176 °F)
Relatieve luchtvochtigheid max. 85%
Maximale hoogte boven de zeespiegel 2.000 m (6.561 ft.)
Goedkeuringsmerk volgens kenplaatje
Productnorm EN 62477-1
Afmetingen l x b x h 647 x 247 x 392 mm
(25.47 x 9.72 x 15.43 in.)
Gewicht (met standaard net- en laadkabel) 36,8 kg (81.13 lb.)
Vervuilingsgraad 3
1) Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het ster­punt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning van 400 V te gebruiken. Voor de optie Elektrolytcirculatie en Relaiskaart geldt een netspanningstolerantie L-N van 207 V tot 250 V.
2) Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsscha­kelaar. De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 3,5 mA.
3) Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz.
4) Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw worden blootgesteld.
5) Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering op­treden (derating).
64
Apparaatspecifieke gegevens
Apparaat
4210 (16 kW)
8120 (16 kW)
8140 (16 kW)
8160 (16 kW)
8180 (16 kW)
8210 (16 kW)
Max. AC­stroom
Max. AC­vermogen
Nominale spanning
Max. laad­stroom
Z
max
27,6 A 15.860 W 48 V 210 A 107
mOhm
23,8 A 14.830 W 80 V 120 A 96
mOhm
27,5 A 17.270 W 80 V 140 A 82
mOhm
30,3 A 18.150 W 80 V 160 A 74
mOhm
30,6 A 18.260 W 80 V 180 A 67
mOhm
30,9 A 18.430 W 80 V 210 A 67
mOhm
NL
65
66
NL
67
Loading...