Algemeen5
Beoogd gebruik5
Omgevingsvoorwaarden5
Netaansluiting6
Gevaren door net- en laadstroom6
Gevaar door zuren, gassen en dampen6
Algemene aanwijzingen voor de omgang met accu’s7
Bescherming van uzelf en derden7
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik7
EMV-apparaatclassificaties7
EMV-maatregelen8
Gegevensbescherming8
Onderhoud8
Reparatie en herstel8
Verplichtingen van de gebruiker8
Veiligheidscontrole8
Aanduidingen op het apparaat9
Afvoer van oude apparaten9
Auteursrecht9
Algemene informatie10
Verklaring veiligheidsaanwijzingen10
Apparaatconcept10
Accuconfiguratie10
Netaansluiting11
Laadkabel11
Waarschuwingen op het apparaat11
Waarschuwingen binnenin het apparaat13
Vereisten voor de installatielocatie14
Muursteun15
Correct leggen van net-/laadkabels19
Bedieningselementen en aansluitingen20
Bedieningselementen en aansluitingen20
Bedieningspaneel21
AlgemeenHet apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter gevaar op
voor
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
het efficiënt werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het
apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties;
-
deze gebruiksaanwijzing volledig lezen en exact opvolgen.
-
De gebruiksaanwijzing moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat
wordt gebruikt. Naast de gebruiksaanwijzing moet bovendien de overkoepelende
en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het
milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden;
-
niet beschadigen;
-
niet verwijderen;
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
NL
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het
apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk 'Algemene informatie' in de
bedieningshandleiding van het apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen
voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Beoogd gebruikHet apparaat is alleen bestemd voor gebruik overeenkomstig de bedoeling. Ieder
ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling.
Voor hieruit voortvloeiende schade, evenals voor gebrekkige of onjuiste resultaten aanvaardt de fabrikant geen aansprakelijkheid.
Tot het beoogde gebruik behoort ook:
het volledig lezen en opvolgen van de gebruiksaanwijzing en alle aanwijzingen
-
met betrekking tot veiligheid en gevaren,
het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden,
-
het naleven van alle tips van de accu- en autofabrikanten.
-
De probleemloze functie van het apparaat hangt af van het correcte gebruik. Het
apparaat mag in geen geval worden verplaatst door aan de kabel te trekken.
Omgevingsvoorwaarden
Het gebruik of opslaan van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet
als beoogd gebruik. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende
schade.
Precieze informatie over de toelaatbare omgevingsvoorwaarden vindt u in het
hoofdstuk 'Technische gegevens'.
5
NetaansluitingApparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
aansluitbeperkingen
-
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
*)
*)
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of
het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden
overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Afhankelijk van de netaansluiting kunnen de netspanningstoleranties van de apparaten afwijken van de toleranties die in de technische gegevens worden vermeld.
Gevaren door
net- en laadstroom
Gevaar door zuren, gassen en
dampen
Bij het werken met acculaadapparaten staat u aan talrijke gevaren bloot, bijv.:
Elektrisch gevaar door net- en laadstroom.
-
Schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk kunnen zijn.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Elke elektrische schok is in principe levensgevaarlijk. Om elektrische schokken tijdens het werk te vermijden:
Geen spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat aanraken.
-
In geen geval de accupolen aanraken.
-
Laadkabel of laadklemmen niet kortsluiten.
-
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd
zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Loszittende verbindingen, door hitte
aangetaste of beschadigde kabels, evenals kabels en leidingen met een te dunne
kern moet u direct door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Accu's bevatten zuren die de ogen en huid aantasten. Daarnaast ontstaan bij het
laden van accu's gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid kunnen
vormen en die onder bepaalde omstandigheden zeer explosief kunnen zijn.
Het laadapparaat uitsluitend gebruiken in goed geventileerde ruimtes. Zo wordt
een opeenhoping van explosieve gassen voorkomen. In accuruimtes bestaat geen
explosiegevaar wanneer door natuurlijke of mechanische ventilatie een waterstofconcentratie van minder dan 4% is gegarandeerd.
Tijdens het laden dient een minimale afstand van 0,5 m (19,69 in.) tussen de accu
en het acculaadapparaat in acht te worden genomen. Mogelijke ontstekingsbronnen zoals vuur en open licht uit de omgeving van de accu verwijderd houden.
De verbinding met de accu (bijvoorbeeld laadklemmen) in geen geval tijdens het
laden loskoppelen.
Gassen en dampen niet inademen - Zorg voor voldoende toevoer van verse lucht.
Geen gereedschap of elektrisch geleidende metalen op de accu leggen om kortsluiting te vermijden.
6
Accuzuur mag in geen geval in de ogen, op de huid of op de kleding komen. Veiligheidsbril en geschikte veiligheidskleding dragen. Spoel druppels accuzuur direct en grondig met schoon water weg. Raadpleeg in geval van nood een arts.
NL
Algemene aanwijzingen voor de
omgang met accu’s
Bescherming van
uzelf en derden
Accu’s beschermen tegen vuil en mechanische beschadiging.
-
Geladen accu’s in een koele ruimte opslaan. Bij ca. +2 °C (35.6 °F) vindt de
-
minste zelfontlading plaats.
Volgens de instructies van de accufabrikant of met minstens één wekelijkse
-
visuele controle nagaan of de accu tot het MAX-merkteken met zuur (elektrolyt) is gevuld.
Werking van het apparaat niet starten of direct stoppen en de accu door een
-
geautoriseerde werkplaats laten controleren bij:
ongelijkmatig zuurpeil of hoog waterverbruik in afzonderlijke cellen, ver-
-
oorzaakt door een mogelijk defect.
ontoelaatbare verwarming van de accu tot boven 55 °C (131 °F).
-
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en van de werkplek weghouden. Als er zich desondanks nog personen in de omgeving bevinden:
deze op de hoogte brengen van alle gevaren (voor de gezondheid schadelijke
-
zuren en gassen, gevaar door net- en laadstroom, ...)
stel geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking.
-
Controleer voordat u de werkplek verlaat of tijdens uw afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik
EMV-apparaatclassificaties
Apparaten met een randaardedraad alleen aansluiten op een net met randaarde
en een wandcontactdoos met randaardecontact. Wordt het apparaat aangesloten
op een net zonder randaarde of een wandcontactdoos zonder randaardecontact,
dan geldt dit als ernstig nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit
voortvloeiende schade.
Het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsgraad gebruiken.
Het apparaat nooit in gebruik nemen wanneer het is beschadigd.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste
werking van de randaarde laten controleren.
Niet in goede staat verkerende veiligheidsvoorzieningen en onderdelen die niet in
onberispelijke staat verkeren, vóór het inschakelen van het apparaat door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Omzeil veiligheidsvoorzieningen niet en stel ze niet buiten werking.
Na de montage is een vrij toegankelijke netstekker benodigd.
Apparaten van emissieklasse A:
zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
-
kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door stra-
-
ling veroorzaken.
7
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het
openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
EMV-maatregelen
Gegevensbescherming
OnderhoudControleer voor elke ingebruikname de netstekker en de netkabel en de laadka-
Reparatie en
herstel
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld
als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
bels en laadklemmen op beschadigingen.
Als het oppervlak van de behuizing van het toestel vuil is, reinigt u het met een
zachte doek en gebruikt u uitsluitend oplosmiddelvrije reinigingsmiddelen.
Laat reparaties en herstelwerkzaamheden uitsluitend uitvoeren door een geautoriseerd bedrijf. Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook
voor genormeerde onderdelen). Bij niet-originele onderdelen is niet gewaarborgd
dat deze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd en geproduceerd.
Verplichtingen
van de gebruiker
Veiligheidscontrole
Het aanbrengen van wijzigingen en installatie- of ombouwwerkzaamheden zijn alleen toegestaan na goedkeuring door de fabrikant.
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken
die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschrif-
-
ten", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate
veiligheidsbewust werkt.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
8
Een veiligheidscontrole mag alleen door een hiervoor bevoegde elektromonteur
worden uitgevoerd
na het aanbrengen van wijzigingen,
-
na installatie of ombouw,
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud,
-
na een periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen te houden.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich
wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
NL
Aanduidingen op
het apparaat
Afvoer van oude
apparaten
AuteursrechtHet auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de fundamentele eisen van de desbetreffende richtlijnen.
Apparaten die zijn voorzien van het EAC-testsymbool, voldoen aan de eisen van
de relevante normen voor Rusland, Wit-Rusland, Kazachstan, Armenië en Kirgizië.
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moet conform EU-richtlijnen en nationale wetgeving gescheiden worden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de dealer
of bij een erkend plaatselijk inzamelpunt worden ingeleverd. Een correcte afvoer
van oude apparaten bevordert een duurzame recycling van materiële hulpbronnen. Het negeren van deze instructie kan leiden tot mogelijke gezondheids-/milieueffecten.
Verpakkingsmateriaal
Gescheiden inzameling. Ga na wat de regels in uw gemeente zijn. Bind karton samen tot zo klein mogelijke pakketjes.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter
perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan
de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u
een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
9
Algemene informatie
Verklaring veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
▶
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
▶
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
▶
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Apparaatconcept
Accuconfiguratie
Het acculaadapparaat in het driefasige bereik wordt gekenmerkt door intelligente laadtechnologie. De Active Inverter Technology met het Ri-laadproces past
zich aan de behoeften van de accu aan en levert alleen stroom die de accu werkelijk nodig heeft.
De technologie is in een robuuste behuizing conform de industriestandaard ingebed. De compacte bouwwijze voldoet aan alle eisen aan veiligheidsstandaarden,
reduceert de benodigde ruimte en beschermt de onderdelen voor een lange levensduur.
Het acculaadapparaat is met een grafisch display, een geïntegreerde datalogger,
nieuwe interfaces en extra opties perfect op de toekomst voorbereid.
GEVAAR!
Gevaar door ongeschikte accu's die op de laadapparaat zijn aangesloten.
Dit kan leiden tot ernstig letsel en schade aan eigendommen als gevolg van ontsnappende gassen, ontsteking of explosie.
Sluit alleen accu's op het laadapparaat aan die wat hun type, spanning en ca-
▶
paciteit betreft geschikt zijn voor het laadapparaat en die overeenkomen met
de instellingen op het laadapparaat.
10
Netaansluiting
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
▶
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
▶
len.
Gebruik voor de netaansluiting indien vereist uitsluitend een type B FI-bevei-
▶
ligingsschakelaar.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
▶
mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document te lezen en te begrijpen.
▶
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
▶
veiligheidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
NL
Laadkabel
Waarschuwingen
op het apparaat
Gevaar door defecte of onvoldoende netvoeding.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Aan de eisen voor de stroomvoorziening conform het hoofdstuk 'Technische
▶
gegevens' moet zijn voldaan.
GEVAAR!
Gevaar van rondvliegende vonken door onjuiste ontkoppeling van de laadstekker.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken. De vonken die
hierbij ontstaan, kunnen laadgassen die tijdens het laadproces ontstaan laten
ontbranden. Het gevolg hiervan kan een brand of een explosie zijn
Beëindig het laden via het acculaadapparaat en rol de laadkabels na afkoe-
▶
ling op of leg ze, indien aanwezig, op de kabelhouder.
Het laadapparaat is voorzien van veiligheidssymbolen op het kenplaatje. De veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of worden overgeschilderd.
11
Ser.No.: xxxxxxxx
Part No.: 4,010,xxx
UDC nom.
IDC max.
Protective class I
WARNING
Explosive gases. Prevent flames and sparks. Provide adequate ventilation during charge!
Always stop charging before you disconnect the charging cable!
IAC max.
UAC nom.
PAC max.
IP20
xxV
xxxA
xxA
3~ NPE xxxV 50/60Hz
xxxxW
www.fronius.com
xxxxxxxx
Selectiva xxxx
Ladevorgang immer stoppen bevor das Ladekabel abgezogen wird!
Explosive Gase. Flammen und Funken vermeiden.
Während des Ladens für ausreichend Frischluft-Zufuhr sorgen!
Always stop charging before you disconnect the charging cable!
Explosive gases. Prevent flames and sparks.
Provide adequate ventilation during charge!
Toujours arrêter la charge avant de déconnecter le câble de charge!
Gaz explosifs. Éviter les flammes et les étincelles.
Prévoir une ventilation adaptée pendant la charge!
¡Detener siempre la carga antes de desconectar el cable de carga!
Gases explosivos. Evitar llamas y chipas.
¡Mantener una ventilación adecuada durante la carga!
Interrompere sempre la carica prima di scollegare il cavo di carica!
Gas esplosivi. Evitare fiamme libere e scintille.
Predisporre una ventilazione adeguata durante la carica!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. De behuizing mag uitsluitend
worden geopend door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn
opgeleid. Vóór het uitvoeren van werkzaamheden met geopende behuizing moet het apparaat eerst van het elektriciteitsnet worden losgekoppeld. Met een geschikt meetapparaat moet worden gecontroleerd
of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volledig ontladen zijn. Zorg ervoor dat het apparaat tot het beëindigen van alle
werkzaamheden van de netvoeding losgekoppeld is.
Gebruik de diverse functies pas nadat u de bedieningshandleiding volledig hebt gelezen.
Houd mogelijke ontstekingsbronnen, zoals vuur, vonken en open licht,
bij de accu vandaan.
Explosiegevaar! Door het laden ontstaat in de accu knalgas.
Accuzuur is bijtend en mag in geen geval in aanraking komen met de
ogen, de huid of de kleding.
Zorg tijdens het laden voor voldoende toevoer van buitenlucht.
Het apparaat kan DC-aardlekstroom in de randaarde veroorzaken. Als
aan de netvoedingszijde een aardlekschakelaar (RCD) wordt gebruikt
voor het beschermen tegen elektrische schokken, dan moet deze schakelaar overeenkomen met type B.
Geef het product niet met het huisvuil mee, maar verwijder het volgens
de op de installatieplek geldende afvalverwijderingsvoorschriften voor
oude elektrische en elektronische apparaten.
12
Waarschuwingen
(4)
(5)
(+)
( -)
(1)
(2)
(3)
RCS 3.0 Lights
1
2
3
4
12V
GREEN
YELLOW
RED
BLUE
Temp. Sensor
Ext. Start/Stop
WARNINGHazardous Voltage
Kondensator Entladezeit < 2 min.
Capacitor discharge time < 2 min.
Décharge de condensateur < 2 min.
Condensador tiempo de descarga < 2 min.
Condensatore tempo di scaricamento < 2 min.
Risk of Electric Shock!
Do not operate at circuits
more than 250 V to ground!
0... 30V DC/4A
0... 250V AC/4A
Use Copper Conductors Only!
C Common
NC Normally Closed
NO Normally Opened
L Line
N Neutral Wire
max. 1A
AC Output!
42,0409,0008
C NC NOC NC NOC NC NO
L/C NC NO N
WARNING!
binnenin het apparaat
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die
▶
door de fabrikant zijn opgeleid.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
▶
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
▶
len.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
▶
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen
zijn.
Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschuwing voor
▶
dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van het stroomnetwerk losgekoppeld blijft.
NL
13
Vereisten voor
de installatielocatie
GEVAAR!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
Stel alle systeemcomponenten daarom stabiel op. Controleer bij gebruik van
▶
vloer- of muursteun continu of alle bevestigingselementen goed vastzitten.
Apparaten die meer dan 25 kg (55,12 lb.) wegen, moeten door minimaal 2
▶
personen worden gedragen.
Bij montage in een rek moet het draagvermogen van de rekbodem minimaal
▶
het gewicht van het apparaat kunnen ondersteunen.
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 20. Dit betekent:
Bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen met een
-
diameter van meer dan 12,5 mm (0,49 in.).
Geen bescherming tegen water.
-
Het apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP20 in droge, afgesloten
ruimtes worden opgesteld en gebruikt. Het binnendringen van vocht moet worden voorkomen.
De toegestane gebruikspositie van het
apparaat is horizontaal.
De omgevingslucht van het apparaat moet vrij van accuzuurdampen worden gehouden. Daarom moet montage van het apparaat direct boven de accu worden
vermeden.
Koellucht
Het apparaat moet zo worden opgesteld dat de koellucht ongehinderd door de
daarvoor bestemde kastopeningen kan stromen. Voor de luchtinlaat- en luchtuitlaatopeningen moet altijd een minimale afstand van 0,2 m (7,874 in.) worden aangehouden. De omgevingslucht moet vrij zijn van
overmatig sterke stofbelasting,
-
elektrisch geleidende deeltjes (roet of metaalsplinters),
-
warmtebronnen.
-
De aan- en afvoer van koellucht geschiedt zoals in de volgende afbeeldingen
door de pijlen wordt aangegeven.
OPMERKING!
De luchtinstroom- en uitstroomopeningen mogen in geen geval zijn bedekt, ook
niet deels.
14
16 kW: 60 cm (1 ft. 11.62 in.)
8 kW: 30 cm (11.81 in.)
Als meerdere apparaten achter elkaar worden opgesteld, dan moeten ze geschakeld worden opgesteld.
De opstelling van meerdere apparaten achter elkaar moet geschakeld plaatsvinden, anders moet er een minimale afstand van:
8 kW: Minimale afstand 30 cm (11,81 in.)
-
16 kW: Minimale afstand 60 cm (1 ft. 23,62 in.)
-
worden aangehouden.
NL
Muursteun
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
Alle werkzaamheden en functies die in deze gebruiksaanwijzing worden be-
▶
schreven, mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document te lezen en te begrijpen.
▶
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
▶
veiligheidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
Welke pluggen en schroeven er moeten worden gebruikt, is afhankelijk van
▶
de ondergrond. Pluggen en schroeven worden niet meegeleverd. De monteur
is zelf verantwoordelijk voor het kiezen van passende pluggen en schroeven.
GEVAAR!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
Controleren of alle schroefverbindingen goed vastzitten.
▶
Alleen gebruiken met het laadapparaat Selectiva 8/16 kW van Fronius.
▶
Het apparaat horizontaal monteren.
▶
15
1
312
32
62
62
633 (24.92)
mm (in.)
13
(.51)
180 (7.09)
193 (7.6)
595,5 (23.44)
179 (7.05)
453 (17.83)
344 (13.54)
109
(4.29)
8 kW (400 V)
2
16
8 kW 220 V
392 (15.43)
502 (19.76)
647 (25.47)
267 (10.51)
247 (9.72)
241 (9.49)
585 (23.03)
20
(.79)
110
(4.33)
mm (in.)
16 kW 400 V
392 (15.43)
502 (19.76)
647 (25.47)
267 (10.51)
247 (9.72)
241 (9.49)
585 (23.03)
20
(.79)
110
(4.33)
mm (in.)
NL
17
342 (13.46)
418 (16.46)
494 (19.45)
500 (19.69)
492 (19.37)
450 (17.72)
400 (15.75)
300 (11.81)
200 (7.87)
20 (.79)
8.3
(.79)
6
(.24)
7 (.28)
8.5
(.33)
6
(.24)
25
(.98)
76 (2.99)
60
(2.36)
mm (in.)
Boorpatroon
Gewicht van muursteun:
8 kW 400 V: 1,8 kg (3.97 lb.)
-
8 kW 220 V: 3,15 kg (6.49 lb.)
-
16 kW 400 V: 3,15 kg (6.49 lb.)
-
18
Correct leggen
van net-/laadkabels
GEVAAR!
Gevaar door rondslingerende laadkabels.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken. Personen kunnen aan losgetrokken kabels blijven hangen of erover struikelen.
Leg laadkabels dusdanig dat niemand erover kan struikelen of eraan kan blij-
▶
ven hangen.
VOORZICHTIG!
Gevaar voor oververhitting door verkeerd gelegde net-/laadkabels.
Gevaar van beschadiging van de stroomnetwerk-/laadkabels.
Net-/laadkabels mogen alleen door een elektrotechnicus worden vervangen.
▶
Vermijd lussen in net-/laadkabels.
▶
Bedek net-/laadkabels niet.
▶
Laadkabels die langer zijn dan 5 m (16 ft. 4,85 in.) afzonderlijk leggen (niet
▶
bundelen).
Laadkabels die langer zijn dan 5 m (16 ft. 4,85 in.) kunnen een verhoogde op-
▶
pervlaktetemperatuur hebben (pas op voor hete oppervlakken).
Zorg er in de volgende gevallen voor dat de oppervlaktetemperatuur van de
▶
laadkabels niet hoger is dan 80 °C (176 °F):
- De omgevingstemperatuur bedraagt 30 °C (86 °F) of meer
- De diameter van de laadkabel bedraagt 95 mm2 of meer
- De lengte van de laadkabel bedraagt 5 m (16 ft. 4,85 in.) of meer
NL
19
Bedieningselementen en aansluitingen
(5)
(4)
(3)
(2)
(8)
(6)
(7)
(1)
(9)
(11)
(10)
(12)
Bedieningselementen en aansluitingen
Nr.Functie
(1)USB-aansluiting
Tijdens het laden via de USBstick ondersteunt de USB-aansluiting een apparaatupdate en
het protocolleren van de laadparameters. Er is een voedingsstroom van maximaal 0,5 A beschikbaar.
(2)Positie voor de optie Extern
display of Laadlampje.
(3)Positie voor de optie Externe
start-stop of optie Temperatuurgestuurd laden.
Nr.Functie
(4)(-)-laadkabel
(5)(+)-laadkabel
(6)Posities voor op relais gebaseerde opties.
(bijv. Aquamatic)
Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Opties'.
(7)Positie voor de optie Interne elektrolytcirculatie.
Persluchtuitgang
20
(8)Positie voor de optie Interne elektrolytcirculatie.
Luchtinlaat met luchtfilter
(9)Netkabel
(1)(8)
(7)
(6)
(5)
(4)(3)(2)
Bedieningspaneel
(10)Optionele LED-strip.
Brandt afhankelijk van de laadstatus in de betreffende kleuren, in overeenstemming met de in de paragraaf 'Bedieningspaneel' toegelichte lampjes.
(11)Bedieningspaneel
(12)CAN-aansluitpaneel
Het aansluitpaneel is alleen bereikbaar als de aansluitplaat op de voorzijde van het apparaat wordt verwijderd.
Volg hiervoor de waarschuwingen die in het hoofdstuk 'Opties', paragraaf
'Veiligheid' zijn opgenomen.
NL
Nr.Functie
(1)Display
Weergave van actuele laadparameters
Weergave van instellingen
(2)Toets ‘Menu’
Selectie van het gewenste menu
Selectie van eventueel weergegeven symbool voor terugkeren naar vorige
weergave
(3)Toetsen ‘Omhoog / Omlaag’
Selectie van gewenste menupunten
Instellen van gewenste waarde
(4)Toets ‘Stop / Start’
Onderbreken en hervatten van het laadproces
21
Bevestigen van een menupunt of een instelling
(5)Weergave ‘Accu afgekoeld’ (blauw)
Geeft een reeds afgekoelde, gebruiksklare accu aan
Brandt continu: Na het laadeinde werd de ingestelde afkoeltijd of optioneel de accutemperatuur bereikt.
Knippert een keer per seconde: Daarnaast is de waterbijvulindicator geactiveerd.
Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk ‘Weergave’,
paragraaf ‘Extra functies’.
(6)Weergave ‘Fout’ (rood)
Brandt continu: Het apparaat geeft een foutmelding. De huidige situatie
staat geen laden volgens de voorschriften toe. Als het rode lampje brandt,
kan er niet worden opgeladen (laden onderbroken). Het display toont een
statuscode.
Knippert elke 3 s kort: Het apparaat geeft een waarschuwing. De laadparameters zijn ongunstig, de lading wordt echter voortgezet. Het display
toont afwisselend de statusbericht en de laadstatus.
(7)Weergave "Opladen" (oranje)
Brandt: tijdens het laden
Knippert: als het laden is onderbroken
(8)Weergave ‘Accu is opgeladen’ (groen)
Brandt continu: Laden beëindigd
Knippert een keer per seconde: Opladen beëindigd. Daarnaast is de wa-
terbijvulindicator geactiveerd.
22
Accu laden
NL
Laadproces
GEVAAR!
Gevaar door ontsnappend accuzuur of door explosies bij het laden van defecte
accu's.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
Voordat met het laadproces wordt begonnen, moet u controleren of de te la-
▶
den accu goed functioneert.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde laadinstellingen of een defecte accu.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
Voordat met het laadproces wordt begonnen, moet u controleren of de te la-
▶
den accu goed functioneert.
OPMERKING!
Gevaar voor schade aan eigendommen door sterke vervuiling van de laadstekkercontacten.
De hierdoor ontstane verhoogde overgangsweerstand kan oververhitting en vervolgens verwoesting van de laadstekker veroorzaken.
De laadstekkercontacten vrij van vervuiling houden en indien nodig reinigen
▶
Netstekker van laadapparaat op het elektriciteitsnet aansluiten
1
De standaardmodus wordt weergegeven. Het display toont de parameters
van het laadapparaat:
Accutype (bijv. 'wet' - nat)
-
Laadkarakteristiek (bijv. IUI)
-
Nominale spanning (bijv. 48 V)
-
Capaciteit (bijv. 300 Ah)
-
Weekdag, tijd en datum
-
De laadapparaatparameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Gedetailleerde informatie over de laadapparaatparameters bevinden zich in het hoofdstuk
'Weergavefuncties', paragraaf 'Configuratiemodus'. Controleer of de op te laden
accu met de configuratie van het laadapparaat overeenkomt.
Laadstekker insteken
2
of
(+)-laadkabel met de pluspool van de accu verbinden
(-)-laadkabel met de minpool van de accu verbinden
Het laadapparaat herkent de aangesloten accu en start het laadproces. Als de
startvertragingsfunctie geactiveerd is, start het laadproces nadat de vertragingstijd verstreken is. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk
'Weergave', paragraaf 'Configuratiemodus'.
Tijdens het laden worden de volgende waarden op het display getoond:
23
Actuele laadstroom (A)
-
Actuele laadspanning (V)
-
De reeds ingevoerde lading (Ah)
-
De accutemperatuur bij de optie 'Temperatuurgestuurd laden'
-
De tijd (uu:mm) vanaf het starten van het laden
-
Het accusymbool geeft de actuele laadtoestand weer. Hoe meer balkjes worden
weergegeven, des te verder is het laadproces gevorderd. Zodra de accu volledig
geladen is, wordt een minutenteller (afbeelding rechts) weergegeven. De minutenteller telt de minuten vanaf het einde van de laadfase en dient als hulpmiddel
om tijdens het gebruik van meerdere laadapparaten eenvoudiger te kunnen beoordelen welke accu het meest afgekoeld is.
Als in plaats van de minutenteller nog steeds de standaardweergave weergegeven wordt:
Met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' tussen de minutenteller
1
en de standaardweergave schakelen
Als de accu volledig is opgeladen, worden de 4 balkjes van het accusymbool
zwart weergegeven. Als de accu volledig is opgeladen, begint het laadapparaat
met de onderhoudslading.
Ga als volgt te werk om het laadproces te onderbreken:
Op de toets ‘Stop / Start’ drukken
1
Bij onderbroken laadproces:
Weergave ‘Laden’ knippert (geel)
Ga als volgt te werk om door te gaan met het laadproces:
Opnieuw op de toets ‘Stop / Start’ drukken
2
Zolang het laadapparaat op een accu aangesloten is, kan het laadproces alleen
met de toets ‘Stop / Start’ worden onderbroken en hervat. Er kan alleen tussen
de weergavemodi worden geschakeld met de toets ‘Menu’ en in overeenstemming
met de instructies uit het hoofdstuk ‘Weergave’ nadat de accu van het laadapparaat is losgekoppeld.
NL
Laadproces
beëindigen
GEVAAR!
Gevaar van knalgasontsteking als gevolg van vonkvorming bij het lostrekken van
de laadkabels.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Beëindig het laadproces door op de toets 'Stop / Start' te drukken vóórdat u
▶
de laadstekker afklemt of loskoppelt
OPMERKING!
Gevaar van schade aan de accu bij het loskoppelen van de accu van het acculaadapparaat, als het laadproces nog niet volledig afgesloten is.
Kan schade aan de accu tot gevolg hebben.
Koppel de accu pas van het laadapparaat los als de accu volledig geladen is
▶
(groene weergave 'Accu is geladen' brandt)
Zodra de accu volledig is opgeladen en afgekoeld, branden de volgende lampjes:
Lampje 'Accu is opgeladen' (groen)
-
Lampje 'Accu afgekoeld' (blauw)
-
25
Koppel de accu conform de onder-
staande instructies voor een optimale levensduur pas van het acculaadapparaat los als niet alleen het groene lampje, maar ook het blauwe
lampje 'Accu afgekoeld' brandt. Als
er meerdere acculaadapparaten in
gebruik zijn, koppelt u eerst de accu
los die het langst opgeladen is (het
meest is afgekoeld).
Ga als volgt te werk om het laadproces te beëindigen:
Druk op de toets 'Stop / Start'
1
Laadstekker loskoppelen
2
of
(-)-laadkabel van de minpool van de accu afklemmen
(+)-laadkabel van de pluspool van de accu afklemmen
Bij open laadcontacten controleert de automatische nullastspanningsherkenning
of de laadcontacten spanningsvrij zijn.
26
Weergave
NL
Overzicht van afleesmodi
Nr.Functie
Standaardmodus
In de standaardmodus geeft het display de laadparameters weer.
Statistiekmodus
De statistiekmodus geeft de status van de bedrijfstoestanden van het
apparaat, het totaal aantal ladingen en een overzicht van de absoluut
en gemiddeld per lading afgegeven Ah en opgenomen hoeveelheden
energie weer.
Geschiedenismodus
De geschiedenismodus geeft informatie weer over de parameters van
alle opgeslagen laadprocessen.
Configuratiemodus
In de configuratiemodus kunnen alle instellingen voor het apparaat en
het laadproces worden geconfigureerd.
USB-modus
In de USB-modus kunnen apparaatupdates worden ingesteld en uitgevoerd, kan van apparaatconfiguraties een back-up worden gemaakt,
kunnen deze worden geüpload en kunnen de laadparameters tijdens
een laadproces via een USB-stick worden geprotocolleerd.
Zolang het acculaadapparaat op een accu is aangesloten, kan het laadproces alleen met de toets 'Pauze / Start' worden onderbroken en hervat. Er kan alleen
tussen de weergavemodi worden geschakeld met de toets 'Menu' nadat de accu
van het acculaadapparaat is losgekoppeld. Een gedetailleerde beschrijving van de
weergavemodi vindt u in het volgende hoofdstuk.
Standaardmodus
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
OPMERKING!
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
Nadat de netstekker op het elektrische netwerk is aangesloten, wordt op het display automatisch de standaardmodus weergegeven.
In de standaardmodus toont de display
de laadapparaatparameters:
Accutype (bijv. Pb-WET)
-
Laadkarakteristiek (bijv. IUI)
-
Nominale spanning (bijv. 48 V)
-
Capaciteit (bijv. 300 Ah)
-
Dag van de week, datum en tijd
-
De laadapparaatparameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in de paragraaf 'Configuratiemodus'.
27
Selectie van menu's
Ga als volgt te werk om in de standaardmodus naar de menuselectie te schakelen:
Druk de toets 'Menu' lang, ca. 5 seconden, in.
1
Ga als volgt te werk om vanuit de overige modi naar de menuselectie te schakelen:
Druk de toets 'Menu' kort in.
1
Ga als volgt te werk om de gewenste modus starten:
Selecteer met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' het symbool van de gewenste
2
modus.
Bijv. het accusymbool voor de standaardmodus
-
Bevestig met de toets 'Pauze / Start' het vinkje.
3
StatistiekmodusIn de statistiekmodus geven verticale
balkjes de status van de bedrijfstoestanden van het apparaat weer:
Stationair draaien ('Idle')
-
Laden ('Charging')
-
'Floatingcharge' (Onderhoudsla-
-
ding)
'Cooldown' (Afkoelen)
-
Foutstatus ('Error')
-
Wissel met de toetsen 'Up / Down' (Omhoog / Omlaag) tussen pagina 1/2 en
1
pagina 2/2.
Pagina 2/2 toont de volgende waarden:
'Charges' (Totaal aantal ladingen).
-
Totaal afgegeven Ah.
-
Gemiddeld afgegeven Ah per la-
-
ding ('Charge').
Totale hoeveelheid opgenomen
-
energie (kWh).
Gemiddelde hoeveelheid opgeno-
-
men energie (kWh) per 'charge' (lading).
De weergegeven opgenomen energie is een richtwaarde en kan bij een nominaal
vermogen van maximaal 5% van de werkelijke hoeveelheid energie afwijken. Bij
een lager vermogen kan de afwijking hoger zijn.
Geschiedenismodus
28
De geschiedenismodus geeft informatie weer over de parameters van alle opgeslagen laadprocessen. Om andere of verschillende weergaven te kunnen tonen,
wordt het volgende weergavevenster twee keer afgebeeld:
Schakel met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' tussen de pagina's van elk opge-
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)(7)
(6)
1
slagen laadproces.
Inhoud van het weergavevenster
Startdatum van de lading, bijv.: donderdag, 19-06-2014
-
Starttijd van de lading, bijv.: 19:29 of laadduur, bijv.: 8 u 28 min.
-
Spanning bij begin van de laadfase: bijv.: 45,9 V.
-
Spanning na 5 minuten: bijv.: 47,9 V.
-
Spanning bij einde van de laadfase: bijv.: 48,0 V.
-
Opgenomen Ah, bijv.: 397 Ah.
-
Opgenomen kWh, bijv.: 19 kWh.
-
Laadkarakteristiek, bijv.: 6 RI.
-
Ingestelde laadduur, bijv.: 8 - 9 u of ingestelde Ah, bijv.: 400 Ah of ingesteld
-
tijdstip voor einde van de laadfase (niet afgebeeld).
Weergegeven symbolen
NL
Nr.Functie
(1)Volle accu
Het laden is voltooid.
(2)Lege accu
Het laden is niet voltooid.
(3)Uitroepteken met getal
Waarschuwing wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleerde informatie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes.
(4)Symbool met getal
Fout wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleerde informatie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes.
(5)Toetssymbool met vinkje
Het laden is correct beëindigd met de toets 'Pauze / Start'.
29
(6)Toetssymbool met kruis
Het laden is beëindigd zonder dat de toets 'Pauze / Start' is gebruikt.
(7)Laaddetails
Weergave van bepaalde accugegevens aan het begin en aan het einde van
het laden:
Aantal cellen
Ah
Karakteristiek
Accutype
Configuratiemodus
De configuratiemodus biedt de volgende instelmogelijkheden:
'Charging settings' (laadinstellingen): Instellingen voor accu
Accutype, bijv. 'Nat'.
-
Laadkarakteristiek, bijv. 'IU'.
-
Capaciteit (Ah) of laadtijd (u), afhankelijk van laadkarakteristiek.
-
Cellen: Spanning (V) en aantal accucellen of automatische instelling van het
-
aantal cellen.
VOORZICHTIG!
Risico op beschadiging van de accu.
Dit kan leiden tot schade aan de accu.
Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen alleen voor ac-
▶
cu's met de volgende nominale spanningen: 12 V en 24 V bij 24V-apparaten, 24 V en 48 V bij 48V-apparaten.
Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen niet bij diepont-
▶
laden accu's.
Overige instellingen:
-
Voor aanpassen van afzonderlijke laadkarakteristiek.
'Additional functions': Extra functies
Blauwe LED
-
Externe start-stop
-
Navulindicator
-
Optiegedeelte
-
Herstart laadproces na netwerkfout
-
30
'General options': Algemene instellingen
Taal
-
Contrast
-
Tijd (uu:mm:ss)
-
Tijdzone
Zomertijd / Normale tijd
Datum (dd:mm:jj)
-
Laadkabellengte (m)
-
-
Doorsnede laadkabel (mm2)
AC-stroomlimiet
-
Eenheid voor temperatuurwaarden
-
Code voor toegang tot configuratiemenu geactiveerd / gedeactiveerd.
-
Tijdsinterval voor op de USB-stick geprotocolleerde parameter(s).
-
Statistiek resetten
-
Geschiedenis resetten
-
'Reset Settings' (Instellingen terugzetten)
Met extra terugkoppeling ('OK?') om nogmaals te bevestigen.
-
Vervolgens wordt de standaarddatumen standaardtijdweergave en de softwareversie op het beeldscherm weergegeven.
Met de toets 'Omhoog / Omlaag' kunt u de volgende informatie oproepen:
1
Serienummer van apparaat en serienummer en versie van configuratiege-
-
heugen.
Printplaat voor besturing / vermogenselektronica: Hardwareversie en se-
Ga als volgt te werk om het configuratiemenu te openen:
Druk op de toets 'Pauze / Start'.
1
Er wordt een venster weergegeven
voor het invoeren van de vereiste code.
NL
Ga als volgt te werk om de vereiste code '1511' in te voeren:
Voer met de toets 'Omhoog / Omlaag' het eerste cijfer van de code in.
1
Ga met de toets 'Menu' naar het volgende cijfer van de code.
2
Ga zoals hierboven beschreven door tot de volledige code is ingevoerd.
3
Bevestig de invoer met de toets 'Pauze / Start'.
4
De te selecteren hoofdmenuopties van
de configuratiemodus worden weergegeven.
31
Als u een menuoptie selecteert, wordt
er op het scherm mogelijk een bericht
weergegeven dat aangeeft dat u de gebruiksaanwijzing moet raadplegen. Bevestig het bericht door opnieuw op de
toets 'Pauze / Start' te drukken.
Ga als volgt te werk om in het configuratiemenu en de onderliggende menu's te
navigeren:
Selecteer met de toets 'Omhoog / Omlaag' de gewenste menuoptie.
1
Bevestig met de toets 'Pauze / Start' de menuoptie en bevestig vervolgens de
2
extra terugkoppeling (bijv. 'OK?').
Indien nodig gebruikt u de toets 'Omhoog / Omlaag' om een optie te selecte-
3
ren (bijv. Uit / Aan) of een waarde in te voeren.
Bevestig de ingevoerde waarde met de toets 'Pauze / Start'.
4
Als na het bevestigen van de waarde de cursor naar een volgende instelling of
5
cijfer springt, voert u de stappen (3) en (4) opnieuw uit.
Ga als volgt te werk om het actieve menu te verlaten:
Keer met de toets 'Menu' naar de bovenliggende selectie terug.
6
Als voorbeeld geven we hieronder aan
hoe u de laadinstellingen vastlegt:
Selecteer met de toets 'Omhoog / Omlaag' de menuoptie 'Charging settings'
1
(laadinstellingen).
Bevestig de menuoptie met de toets 'Pauze / Start'.
2
Het venster waarin de instellingen van de menuoptie 'Charging settings' (laadparameters) kunnen worden geconfigureerd, wordt weergegeven:
32
Afhankelijk van de selectie kan de weergave verschillen. Als het accutype 'PbWET' (Pb-NAT) is geselecteerd - in combinatie met de karakteristiek 'Curve' (curve) 'RI', dan wordt de rubriek 'Ah' vervangen door een instelmogelijkheid voor de
'charging time' (laadtijd).
Voor de laadtijd is zowel de start als het einde instelbaar. De starttijd kan indien
nodig worden gedeactiveerd, waarna de laadtijd na een handmatige laadstart zich
uitsluitend op het aangegeven einde van de laadfase richt.
Bij het configureren van de instellingen wordt de gebruiker aan de hand van een
wizard door het menu geleid.
Selecteer met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' de gewenste parameter (bijv.
3
'Cells' (cellen)).
Bevestig de parameter met de toets 'Pauze / Start'.
4
Stel met de toets 'Omhoog / Omlaag' de gewenste waarde in (bijv. '24' voor
5
het aantal accucellen).
Bevestig de ingevoerde waarde met de toets 'Pauze / Start'.
6
Als in de configuratiemodus een of meer relevante instellingen voor het laadproces worden gewijzigd, dan wordt u bij het verlaten van de configuratiemodus nog
eens gevraagd of de gekozen instelling moet worden vastgelegd.
De volgende instellingen moeten bij het verlaten van de configuratiemodus worden bevestigd:
Karakteristiek
-
Accucapaciteit in Ah (behalve RI-karakteristiek)
-
Aantal cellen
-
Vereffeningslading 'EIN' / 'AUS' (AAN / UIT)
-
CAN-protocol
-
Voorbeeld:
Karakteristiek veranderd van 3 - IUI
(Pb-WET) in 6 - RI (Pb-WET).
NL
Overzicht van
laadinstellingen
Als de instelling niet wordt bevestigd,
schakelt het acculaadapparaat weer
over op de configuratiemodus en kan
de instellingen in de gewenste waarde
worden veranderd.
Hieronder vindt u gedetailleerde informatie over het menupunt -> 'Settings' (instellingen), bij het selecteren van het eerder genoemde menupunt 'Charging settings' (laadinstellingen). De navigatie verloopt zoals beschreven in de paragraaf
Configuratiemodus.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven.
33
Elektrolytcircu-
ProgramON 1OFF 1RepeatON 2OFF 2
130 min25 min1 x5 min25 min
23 min10 min4 x3 min20 min
33 min12 min1 x3 min12 min
45 min10 min3 x5 min20 min
52,5 min7,5 min1 x2,5 min7,5 min
latie
Elektrolytcirculatie 'Air Pump' (niet beschikbaar bij Selectiva-variant 220 V):
De volgordebesturing van de elektrolytcirculatie loopt via de besturing van
het acculaadapparaat. Hiervoor staan
meerdere keuzemogelijkheden ter beschikking.
Voor de elektrolytcirculatie kunnen de volgende instellingen worden geconfigureerd:
'Off' (Uit)
Elektrolytcirculatie uitgeschakeld.
-
'Continuous' (Continubedrijf)
Elektrolytcirculatie permanent ingeschakeld.
-
'Program' (Programma) 1 t/m 5
Standaard beschikbare programma's voor de elektrolytcirculatie en de rele-
-
vante parameters hiervan vindt u in de tabel in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf 'Instellingen'.
'Automatic' (Automatisch)
Automatische aanpassing van de doorstroomhoeveelheid voor de elektrolyt-
-
circulatie aan de hand van de ingestelde accuparameters.
'User' (Gebruiker) 'On' (Aan) / 'Off' (Uit)
Individuele instelling van elektrolytcirculatie.
-
De instellingen voor 'On' (Aan) en 'Off' (Uit) bepalen de verhouding impuls/
-
onderbreking van de luchtstroomintervallen.
In de volgende tabel vindt u de standaard beschikbare programma's voor de
elektrolytcirculatie en de relevante parameters hiervan:
In elk van deze programma's wordt de magneetklep bij de tijd 'ON 1' (AAN 1) geopend en bij de tijd 'OFF 1' (UIT 1) gesloten. Dit proces wordt zo vaak herhaald
als bij 'Repeat' (Herhaling) ingesteld staat. Als het ingestelde aantal herhalingen
uitgevoerd is, wordt met de tijden 'ON 2' (AAN 2) en 'OFF 2' (UIT 2) herhaald tot
het einde van de laadfase.
'automatic' (automatisch) ... Temperatuurafhankelijk aanpassen van laadka-
-
rakteristiek.
'OFF' (UIT) ... De gemeten accutemperatuur wordt genegeerd.
-
'required' (vereist) ...
-
Lading start alleen als de temperatuursensor is aangesloten.
'Error overtemperature' (Fout bij te hoge temperatuur) 'ON' / 'OFF' (AAN / UIT)
'ON' (AAN) ... Foutmelding wordt weergegeven bij te hoge temperatuur van
-
accu.
Laadproces stopt en kan pas worden hervat na afkoelen en opnieuw aansluiten van accu.
'OFF' (UIT) ... Geen foutmelding bij te hoge temperatuur van accu.
-
NL
'Warning overtemperature' (Waarschuwing bij te hoge temperatuur) 'ON' / 'OFF'
(AAN / UIT)
'ON' (AAN) ... Waarschuwing wordt weergegeven bij te hoge temperatuur van
-
accu.
'OFF' (UIT) ... Geen waarschuwing bij te hoge temperatuur van accu.
-
Voor bepaalde karakteristieken is een externe temperatuursensor nodig. Als een
dergelijke karakteristiek in de configuratiemodus wordt gekozen, dan volgt er een
mededeling dat er een externe temperatuursensor nodig is.
De volgende karakteristieken vereisen een externe temperatuursensor:
28 - FCC IUI - CSM WET
-
30 - FCC IUI - WET
-
Als u een karakteristiek selecteert die
een externe temperatuursensor behoeft, dan verschijnt er een aanwijzing.
Bevestig de aanwijzing met de
1
toets 'Pauze / Start'.
35
Vereffeningslading
'Equalize charge' (vereffeningslading)
UIT
Er volgt geen vereffeningslading.
-
'Delay' (vertraging)
Als de accu tijdens de ingestelde 'equalize charge delay' (compensatiela-
-
dingsgrens) op het acculaadapparaat aangesloten blijft, dan wordt op een
speciale manier geladen. Op deze manier wordt laagvorming in het zuur voorkomen.
De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd.
'Weekday' (dag van de week)
Weergave van de dag van de week waarop de vereffeningslading moet plaats-
-
vinden.
De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd.
Handmatige vereffeningslading ('Handmatig')
Een vereffeningslading kan handmatig worden geactiveerd door op een knop
-
op het display te drukken.
De vereffeningslading start na de ingestelde vertraging met de ingestelde pa-
-
rameters.
De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd.
Deze functie is alleen bij karakteristieken voor natte loodaccu's beschikbaar.
-
Als een instelling voor de vereffeningslading is geactiveerd, wordt op de startpagina via een symbool naast de ingestelde ampère-uren / de ingestelde laadtijd
weergegeven of er een vereffeningslading wordt uitgevoerd of kan worden gestart.
Vertraging'Delay' (vertraging)
'Charge start delay' (laadstartvertraging)
Vertragingstijd (in minuten) van de eigenlijke laadstart versus het tijdstip
-
waarop de laadstart werd geactiveerd.
'Charge end delay' (vertraging van het einde van de laadfase)
Vertragingstijd (in minuten) van het gesignaliseerde einde van de laadfase
-
(bijv. groene lampje) versus het daadwerkelijke einde van de laadfase.
36
'At mains failure restart charging' (nieuwe laadstart na netvoedingsfout)
Als deze optie is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het
-
stroomnetwerk automatisch opnieuw gestart zodra het stroomnetwerk weer
beschikbaar is.
Na netvoedingsfout ('na netvoedingsfout')
lading opnieuw starten
-
automatisch / lading voortzetten
-
Als de optie 'Lading opnieuw starten' is geselecteerd, wordt het laadproces na
een storing van het stroomnetwerk automatisch opnieuw gestart zodra het
stroomnetwerk weer beschikbaar is.
Als de optie 'automatisch / lading voortzetten' is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het stroomnetwerk automatisch voortgezet zodra het
stroomnetwerk weer beschikbaar is.
Kalender'Calendar' (kalender)
Met de agendafunctie kan aan de hand van de volgende criteria een automatische laadstart worden geconfigureerd:
Tijdsperiode waarin geen laadstart mag plaatsvinden als er een accu wordt
-
aangesloten.
Tijdsperiode waarin met een gedefinieerde karakteristiek 1 moet worden ge-
-
start als een accu wordt aangesloten.
Tijdsperiode waarin met een gedefinieerde karakteristiek 2 moet worden ge-
-
start als een accu wordt aangesloten.
NL
Selecteer en bevestig de instelling
1
'AAN' om de agendafunctie te activeren.
Menupunt 'charging settings' (laadinstellingen):
Accutype voor alle karakteristie-
-
ken:
bijv. Pb-WET.
Curve-instellingen bij selectie van
-
betreffende karakteristiek.
Met de functie 'Calendar' (kalender) kunnen meer instellingen worden geconfigureerd:
'Day setting 1-5':
(dagconfiguratie 1-5):
Met de dagconfiguratie kunt u met de
volgende instelmogelijkheden maximaal 5 verschillende laadstarttijdprofielen definiëren:
37
Symbool voor karakteristiek 1:
-
Tijdsperiode waarin moet worden
gestart met karakteristiek 1 (bijv.:
0:00-6:00)
Stop:
-
Tijdsperiode waarin er geen accu
mag worden geladen (bijv.:
06:00-20:00)
Symbool voor karakteristiek 1:
-
Tijdsperiode waarin moet worden
gestart met karakteristiek 1 (bijv.:
20:00-24:00)
OPMERKING!
Lopende laadprocessen worden niet beïnvloed door de ingestelde tijdsperiode.
Als er in bovenstaand voorbeeld om 05:45 een accu wordt aangesloten, volgt
▶
het einde van de laadfase conform de instellingen en wordt dit niet door de
aangegeven eindtijd (in voorbeeld 6:00) van de ingestelde tijdsperiode onderbroken.
Als de accu tijdens de stoptijdsperiode wordt aangesloten, wordt het laden
▶
automatisch in de volgende tijdsperiode gestart. Als tijdens de stoptijdsperiode een laadstart handmatig geactiveerd wordt, dan wordt er altijd geladen
met karakteristiek 1.
Extra instelmogelijkheden:
Schakelen tussen bijbehorende ka-
-
rakteristieken:
Symbool van karakteristiek.
Verwijderen van betreffende ka-
-
rakteristiek:
'remove' (verwijderen).
'Week setting' (Weekconfiguratie):
Er kunnen 3 verschillende week-
-
configuraties worden samengesteld.
Elke weekdag kan aan een eerder gemaakte dagconfiguratie worden toegewezen.
38
'Year setting' (Jaarconfiguratie):
Er kunnen meerdere agendaperio-
-
den (bijv. 1.1. - 7.1.) aan een weekconfiguratie worden toegewezen.
Bij geactiveerde kalenderfunctie verschijnt een kalendersymbool (hier met
het getal '4' als de huidige datum) in de
weergave.
NL
Speciale ladingen
'Special charges' (speciale ladingen)
Door 'special charges' (speciale ladingen) te selecteren, kunt u tijdelijk een
of meer laadtypen uitvoeren die afwijken van de standaardlaadtypen.
De instelling voor 'repeat' (herhalingen) bepaalt hoe vaak de afwijkende lading
moet worden uitgevoerd totdat het weer permanent wordt voortgezet met de
oorspronkelijke laadparameters:
Instelbereik
1 tot 99 herhalingen
-
'Disable start button' (toets start deactiveren)
'ON' (AAN)
Het starten van het laadproces met de toets 'Pauze / Start' is niet mogelijk,
-
bijv. om onbevoegde toegang te verhinderen.
'OFF' (UIT)
Het starten van het laadproces met de toets 'Pauze / Start' is mogelijk.
-
Verder zijn de volgende instellingen
mogelijk:
Karakteristiek:
-
bijv. 'Deep discharge 10' (diepontlading 10)
Aantal accucellen:
-
'Cells' (cellen) - bijv. 12 x
Accucapaciteit in Ah:
Bij tussentijds bijladen op AAN en aangesloten accu wordt het volgende weergegeven:
Weergave bij geselecteerde RI-karakteristiek
Weergave andere kenmerken (bijv. IUI)
Tussentijds bijladen starten:
Selecteer met toets 'Omhoog' het 'Hardloper-symbool' (1).
-
'Hardloper-symbool' (1)
Weergave bij starten van tussentijds bijladen
40
Extra functiesGedetailleerde informatie over de menuoptie 'Additional functions' (Extra func-
ties) in de configuratiemodus. De navigatie verloopt zoals beschreven in de paragraaf 'Configuratiemodus'.
Selecteer de menuoptie 'Additio-
1
nal functions' (Extra functies).
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
NL
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven:
Instelling van blauw lampje 'Blue LED' (blauwe LED)
Instelling van tijd (minuten) waarna het blauwe lampje 'Accu afgekoeld' moet
gaan branden om aan te geven dat de accu voldoende is afgekoeld. Als instelwaarde geldt de tijd vanaf het einde van de laadfase.
De optie 'Temperatuurgestuurd laden' kan in combinatie met een temperatuurwaarde worden ingesteld. Vanaf dat moment moet het blauwe lampje 'Accu afgekoeld' gaan branden om aan te geven dat de accu voldoende is afgekoeld.
'External start/stop' (externe start/stop)
De volgende instellingen kunnen bij de selectie van de externe start / stop worden geconfigureerd:
'Button' (toets)
Met de externe toets kan de functie van de toets 'Pauze / Start' worden gesi-
-
muleerd.
41
Normaal
Start 'ON' (AAN):
-
Na het sluiten van een externe schakelaar en als een accu wordt herkend,
volgt een laadstart,
of na het aansluiten van een laadstekker en bijgevolg het sluiten van het
hulpcontact of nadat een accu wordt herkend, volgt een laadstart.
Start 'OFF' (UIT):
-
Na het aansluiten van een accu volgt een laadstart.
Stop 'ON' (AAN):
-
Als een externe schakelaar wordt geopend, wordt het laden onderbroken,
of als het hulpcontact wordt geopend of de laadstekker wordt losgekoppeld,
wordt het laden onderbroken.
Stop 'OFF' (UIT):
-
Het openen van een externe schakelaar of het hulpcontact wordt genegeerd.
'Contact detection' (contactherkenning)
'ON' (AAN):
-
Als bij de instelling 'Start ON' een accu wordt aangesloten en het externe
start/stop-contact niet is gesloten, verschijnt de statuscode (16) 'Externe
start/stop is niet gesloten'.
Als bij de instelling 'Stop ON' een lading is gestart, het externe start/stopcontact is geopend en de accu niet is aangesloten, verschijnt de statuscode
(16) 'Externe start/stop is niet gesloten'.
OFF (UIT):
-
Contactherkenning wordt niet uitgevoerd.
'Refill indicator' (bijvulindicator)
De bijvulindicator wordt geactiveerd (als melding) zodra er gedestilleerd water in
de accu moet worden bijgevuld. U kunt het tijdstip voor het bijvullen als volgt definiëren:
Elke zoveelste week en dag van de week
bijv. elke 2e week op vrijdag water bijvullen
-
Bij de instelling 'OFF' (UIT) is geen bevestiging van de bijvulaanvraag nodig.
'Relays' (Relaiskaart)
Bij de selectie van de relaiskaart kunt u voor elke van de 4 aansluitklemmen, gezien van links naar rechts, een van de volgende functies instellen:
42
Aquamatic
Signaal, bijv. voor aansturen van magneetklep
-
Programma 'Standard' (Standaard) met in fabriek vooraf geconfigureerde in-
-
stellingen
Programma 'User' (Gebruiker) met door gebruiker gedefinieerde instelmoge-
-
lijkheden
Meer informatie over Aquamatic vindt u in het hoofdstuk 'Opties', paragraaf
-
'Aquamatic'.
'Charging' (Bezig met laden)
'Charge 50 %' (50% geladen)
'Charge 80 %' (80% geladen)
'Charge Finish' (Einde van de laadfase)
'Main Charge Finished' (Hoofdlading beëindigd)
Signaal, wanneer hoofdlaadfase is beëindigd
-
Laden niet klaar
Signaal, wanneer de accu voortijdig van het laadapparaat losgekoppeld wordt
-
1 tot 10 seconden instelbaar
-
'Charge OK' (Laden OK)
Accu wordt geladen of is al volledig geladen
-
'Cumulative Error' (Verzamelfouten)
Signaal bij optredende fout
-
Het uitvallen van de netvoeding kan optioneel als fout worden aangeduid (in-
-
stelling 'ON' (AAN)).
Als er een fout in het apparaat optreedt, dan kan een geheel vrij definieerba-
-
re tekst worden weergegeven (bijvoorbeeld de contactgegevens van de dealer). Gedetailleerde informatie hierover vindt u in de paragraaf 'USB-modus'.
Verzamelfout + waarschuwing
In overeenstemming met de functie 'verzamelfout' wordt de betreffende re-
-
laiskaart geactiveerd zodra een fout of waarschuwing optreedt.
NL
'Signal Lamp' (Meldlamp)
Er kunnen ook een of meer geschikte lampjes op de relaiskaart worden aan-
-
gesloten, waarmee de laadtoestand of de bedrijfstoestand van het laadapparaat kan worden aangeduid.
Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Opties', para-
-
graaf 'Meldlampen'.
'Immobiliser' (Wegrijblokkering)
'ON' (AAN)
De relaiskaart werkt permanent zodra het laadapparaat op het stroomnet-
-
werk wordt aangesloten.
'Refill Indicator' (Navulindicator)
Geeft aan dat de accu met gedestilleerd water moet worden bijgevuld.
-
Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', para-
-
graaf 'Extra functies'.
'Battery Cold' (Accu afgekoeld)
'External Air Pump' (Externe luchtpomp voor elektrolytcirculatie)
U kunt de instellingen voor de elektrolytcirculatie ('Air Pump' (Luchtpomp))
-
configureren zoals aangegeven in de paragraaf '-> Settings' ('Instellingen').
Gedetailleerde informatie over de relaiskaart vindt u in het hoofdstuk 'Opties'.
Instelling voor extern lampje ('External lamp')
conform hoofdstuk 'Opties', paragraaf 'Laadlampje', kunnen geschikte externe
lampjes aangesloten worden om de laadtoestand of de bedrijfstoestand van het
laadapparaat te visualiseren. De volgende instellingen zijn beschikbaar:
43
Normaal (conventionele externe lampjes)
-
RGB (LED-strip)
-
'Remote control system' (Extern display)
Voor het externe display kunt u het contrast instellen.
'At mains failure restart charging' (nieuwe laadstart na netvoedingsfout)
Als deze optie is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het
stroomnetwerk automatisch opnieuw gestart zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
algemene instellingen
Gedetailleerde informatie over het menupunt 'general options' (algemene instellingen) in de configuratiemodus.
Menupunt 'General options' (alge-
1
mene instellingen) selecteren.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
'Language' (taal)
-
Display-instellingen
-
'Contrast' (contrast)
-
'LED brightness' (Helderheid)
-
'Show Ah at charge end'
-
(Weergave van Ah bij einde van
de laadfase) 'ON/OFF' (AAN/
UIT)
'Time and Date' (tijd en datum)
-
'Daylight saving time' (zomer-
-
tijd / normale tijd)
Voorgedefinieerde tijdzones
-
Door gebruiker gedefinieerde
-
tijdzones
44
Laadkabel ('Charging cable'):
-
Kabeldoorsnede ('Cable cross section'):
Doorsnede van laadkabel (mm²)
-
AC-stroomlimiet ('AC current consumption'):
-
Enkelvoudige lengte van laadkabel
(m)
Aanpassing van maximaal opgenomen apparaatstroom aan de elektrische installatie ter plaatse of
aan de apparaatstekker die op het
apparaat is geïnstalleerd.
NL
De minimale en maximale waarden
-
verschillen bij de verschillende apparaatklassen. De minimale waarde
bedraagt ca. 25% van de maximale
nominale stroom van het desbetreffende apparaat.
Temperatuur ('Temperature'):
Temperatuur in °C / °F
-
Code:
Invoeren van code voor toegang tot configuratiemodus vereist / niet vereist
stellingen naar de standaardinstellingen van de fabrikant.
USB-modusIn de USB-modus wordt op het display
weergegeven of een USB-stick aangesloten is.
De USB-stick moet aan de volgende
specificaties voldoen:
Formatteren: FAT32
-
Maximaal 32 Gigabyte
-
Geen meervoudige partitionering
-
46
De software I-SpoT VIEWER ondersteunt de visualisering en analyse van de gegevens op de USB-stick. De I-SPoT VIEWER-software is beschikbaar op het volgende internetadres:http://www.fronius.com/i-spot.
USB-stick alleen insteken als er geen laadproces plaatsvindt of als het laadproces is onderbroken.
Als het laadproces alleen wordt onderbroken en niet volledig wordt beëindigd,
kunnen er wel gegevens worden uitgelezen, maar kan er geen update worden uitgevoerd en kan er geen configuratie worden geladen.
Met toets ‘Stop / Start’ tussen onderstaande instellingen
1
schakelen
Met toets "Omhoog / Omlaag" ("Up / Down") door instellin-
2
gen bladeren
NL
Met toets ‘Stop / Start’ de gewenste instelling bevestigen
3
Tijdens een laadproces moet na het drukken op de toets ‘Stop / Start’ de USBstick worden aangesloten. Hierna kunnen alleen gegevens worden gelezen, kan er
geen update worden uitgevoerd en kan er geen configuratie worden geladen.
‘Safely remove’ (‘veilig verwijderen’)
-
Zodra de gewenste actie is voltooid, kunt u de USB-stick veilig verwijderen.
‘Update’
-
Er wordt een lijst met op de USB-stick opgeslagen en geschikte updatebestanden weergegeven.
Het selecteren en bevestigen van het gewenste bestand gebeurt op dezelfde
wijze als het bladeren door de instellingen.
De automatisch toegewezen bestandsnaam van het updatebestand niet hernoemen!
‘Download’ (downloaden)
-
De op de datalogger van het apparaat opgeslagen data met meegeprotocolleerde laadparameters worden voor de I-SPoT VIEWER op de USB-stick opgeslagen.
Daarnaast worden ook gebeurtenissen - zogenaamde events - alsmede apparaatinstellingen en gebruikerscurves (configuratie) opgeslagen.
Voor de datalogger kunnen de volgende periodes worden geselecteerd:
1 maand
-
3 maanden
-
Alles
-
Sinds de vorige keer
-
‘Download optional’ (optioneel downloaden)
-
De volgende opties zijn beschikbaar:
I-SPoT VIEWER
-
Het opslaan van meegeprotocolleerde gegevens gebeurt op dezelfde manier als voor 'download', echter alleen met de gegevens voor de I-SPoT
VIEWER.
Datalogger opslaan
-
Het opslaan van meegeprotocolleerde gegevens gebeurt op dezelfde manier als voor ‘download', echter niet in I-SPoT VIEWER formaat, maar als
‘csv’-bestanden
(automatisch aangemaakte mapstructuur voor de ‘csv’-bestanden: *
Fronius\<Serienummer apparaat>\Charges\<yyyymmdd>
\<hhmmss.csv>)
Gebeurtenissen opslaan
-
Gebeurtenissen - zogenaamde events - worden op de USB-stick opgeslagen.
Configuratie opslaan
-
Apparaatinstellingen worden op de USB-stick opgeslagen.
47
Statuscodes
‘Load configuration’ (configuratie laden)
-
Hiermee wordt een op de USB-stick opgeslagen en geschikte apparaatconfiguratie op het apparaat geladen
‘Load dealer text’ (dealertekst laden)
-
Hiermee kunt u een tekstbestand vanaf de USB-stick laden. Het tekstbestand wordt weergegeven zodra er in het apparaat een fout optreedt. Het
tekstbestand kan bijvoorbeeld de contactgegevens van de dealer bevatten.
Het bestand moet in het formaat ‘.txt’ in ‘unicode’-indeling op de USB-stick
opgeslagen zijn. De bestandsnaam moet ‘dealer.txt’ zijn. De bestandsnaam
mag maximaal 99 tekens bevatten.
*Als tijdens het laden een USB-stick is aangesloten, worden de csv-bestan-
den direct op de USB-stick opgeslagen. De mapstructuur die hierbij tevens
automatisch wordt aangemaakt, is te herkennen aan de map ‘Datalog’, in
plaats van de map ‘Charges’ (ladingen).
Als tijdens de werking van het acculaadapparaat een storing optreedt, worden op
het display bepaalde statuscodes weergegeven. Dit kan de volgende oorzaken
hebben:
Accufout
-
Een accu met ongeschikte spanning is aangesloten.
-
Het acculaadapparaat is oververhit.
-
Er is een software- of hardwarefout opgetreden.
-
Accufout:
Als de accu een fouttoestand meldt, geeft het acculaadapparaat deze fout als
accufout weer, inclusief het bijbehorende foutnummer van de accu. De corresponderende uitleg van de fout vindt u in de gebruiksaanwijzing van de accu.
Ga als volgt te werk als op het display een foutmelding wordt weergegeven en de
fout niet zelfstandig kan worden verholpen:
Noteer de weergegeven statuscode, bijv. 'Statecode (31)' (Statuscode (31)).
1
Noteer de configuratie van het acculaadapparaat.
2
Neem contact op met de geautoriseerde servicedienst.
3
Als er een fout in het acculaadapparaat optreedt, kan een geheel vrij definieerbare tekst worden weergegeven die bijvoorbeeld de contactgegevens van
de handelaar bevat.
(543) Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing
(544) Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing
(545) Primaire initialisatie mislukt
(546) Update mislukt
(547) Instellingen laden / opslaan mislukt
(548) Curve-instellingen laden / opslaan mislukt
(549) Het laden kan na een stroomuitval niet worden voortgezet
(550) Tijd niet ingesteld
(551) Hardwarewijziging gedetecteerd
(552) Ongeldige opslagparameter configuratie
(553) Primaire update mislukt
(554) Communicatiestoring
(555) Verkeerde apparaatsoftware
(557) Onderbreking van de InterLock-communicatie
(558) Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is,
heeft te maken met een fout
52
(559) Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is, is
niet compatibel met dit acculaadapparaat
Opties
VeiligheidAls u een optie wilt aansluiten, moet u de behuizing deels openen.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische schok.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die
▶
door de fabrikant zijn opgeleid.
Vóór het uitvoeren van werkzaamheden met geopende behuizing moet het
▶
acculaadapparaat eerst van het stroomnetwerk worden losgekoppeld.
Met een geschikt meetapparaat moet worden gecontroleerd of de elektrisch
▶
geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volledig ontladen zijn.
Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschuwing voor
▶
dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van het stroomnetwerk losgekoppeld blijft.
GEVAAR!
Gevaar door ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden met betrekking tot het aansluiten van de opties mogen
▶
alleen worden uitgevoerd door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn
opgeleid.
Als voor de betreffende optie een installatiehandleiding of een bijlage be-
▶
schikbaar is, moeten alle daarin vermelde waarschuwingen en instructies
worden opgevolgd.
Bij alle opties met elektrische aansluitingen moet na de aansluitwerkzaamhe-
▶
den een veiligheidscontrole conform de geldende nationale en internationale
normen en richtlijnen worden uitgevoerd.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich
▶
wenden tot de geautoriseerde servicedienst.
Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
▶
NL
Elektrolytcirculatie (niet beschikbaar bij de
varianten Selectiva 3x220
16kW)
De optie Elektrolytcirculatie maakt gebruik van een in het laadapparaat ingebouwde luchtpomp. Dit transporteert lucht door speciaal daarvoor aangebrachte
capillaire buizen in de accu. Dit leidt tot een intensieve circulatie van de elektrolyt. Het gevolg is een lagere verwarming van de accu en tegelijkertijd een langere
levensduur van de accu, en minder waterverlies tijdens het laadproces.
De volgordebesturing van de elektrolytcirculatie loopt via de besturing van het
acculaadapparaat. Hiertoe zijn meerdere opties in het configuratiemenu opgenomen. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Extra functies.
Luchtfilterelement reinigen
Reinig het luchtfilterelement van de geïntegreerde luchtpomp een keer per jaar.
Kort in het geval van veel stof het reinigingsinterval overeenkomstig in. Voor het
reinigen moet het luchtfilterelement (2) worden verwijderd. Ga als volgt te werk
om het luchtfilter (1) te verwijderen door dit eraf te trekken en het vervolgens
weer te plaatsen:
53
(1)
1
(2)
(1)
(4)
(5)
(+)
( -)
(1)
(2)
(3)
RCS 3.0 Lights
1
2
3
4
12V
GREEN
YELLOW
RED
BLUE
Temp. Sensor
Ext. Start/Stop
WARNINGHazardous Voltage
Kondensator Entladezeit < 2 min.
Capacitor discharge time < 2 min.
Décharge de condensateur < 2 min.
Condensador tiempo de descarga < 2 min.
Condensatore tempo di scaricamento < 2 min.
3
2
Externe start/
stop
Laadlampjes
De optie 'Externe start-stop' voorkomt vonken bij de laadstekker als deze tijdens
het laadproces wordt losgekoppeld. Speciale contacten binnenin de laadstekker
registreren een scheiding. Deze contacten zijn voorbarig vergeleken met de
hoofdcontacten. Onmiddellijk wordt er een laadstop geactiveerd. Op deze manier
slijten de hoofdcontacten niet en is meer bescherming tegen knalgasontstekingen gegarandeerd.
Op de aansluitingen aan de binnenkant van het apparaat - zie afbeelding - kunnen geschikte meldlampen worden aangesloten waarmee de laadtoestand of de
bedrijfstoestand van het laadapparaat kan worden aangeduid. De werkspanning
van elke meldlamp moet 12 V bedragen. Hierbij mag de totale opgenomen
stroom van alle meldlampen niet meer dan 0,5 A zijn. De in de afbeelding weer-
54
gegeven aansluitingen (1) t/m (5) worden als volgt gebruikt (hierbij wordt de aanbevolen lampkleur aangeduid):
AansluitingFunctieKleur
(1)Voeding 12 V
(2)Accu is volledig geladenGroen
NL
Temperatuurgestuurd laden
CAN-kaart
(3)Brandt: Accu wordt geladen
Knippert: Het laden werd onderbroken
(4)Er is een fout opgetreden (verzamelfout)Rood
(5)De accu is reeds afgekoeld en gebruiksklaarBlauw
Als in het menu de instelling RGB (LED-strip) is geconfigureerd, wordt de aansluiting 3 (Geel) niet ondersteund. De instelling ‘normaal’ (conventionele meldlamp) of ‘RGB (LED-strip)’ wordt voor de functie ‘Externe lamp’ (‘External lamp’)
in de paragraaf ‘Extra functies’ van het hoofdstuk ‘Weergave’ beschreven.
De optie Temperatuurgestuurd laden regelt de laadspanning continu los van de
actuele accutemperatuur. Hierdoor wordt de levensduur van de accu beduidend
verlengd, met name bij gebruik in koelcellen.
GEVAAR!
Gevaar bij het gebruik van de CAN-kaart voor veiligheidskritische functies.
Dit kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
De CAN-kaart niet voor veiligheidskritieke functies gebruiken.
▶
Geel
Met de optionele CAN-kaart kunnen de bedrijfstoestanden van het laadapparaat
en de laadtoestanden van de aangesloten accu extern worden beoordeeld.
Gedetailleerde informatie over de CAN-kaart vindt u in de bij de optionele CANkaart meegeleverde gebruiksaanwijzing.
GEVAAR!
Een elektrische schok kan dodelijk zijn.
Het openen van de behuizing en het verwijderen van de aansluitplaat mag uitsluitend worden uitgevoerd door getrainde onderhoudstechnici. Vóór het uitvoeren
van werkzaamheden aan een geopende kast moet het apparaat eerst van de netvoeding worden losgekoppeld. Met een geschikt meetapparaat moet worden gecontroleerd of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volledig
ontladen zijn. Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschuwing voor dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van de
netvoeding losgekoppeld blijft.
55
GEVAAR!
(2)
black
white
Ext. Start/Stop (-)black
Detect
42,0409,0411
CAN Highgreen
CAN Lowyellow
CAN GNDbrown
(3)
(5)
(6)
(7)
(8)
Ext. Start/Stop (+)
Risk of Electric Shock!
Do not operate at circuits
more than 250 V to ground!
0... 30V DC/4A
0... 250V AC/4A
Use Copper Conductors Only!
C Common
NC Normally Closed
NO Normally Opened
L Line
N Neutral Wire
max. 1A
AC Output!
42,0409,0008
C NC NOC NC NOC NC NO
L/C NC NO N
WARNING!
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden kunnen ernstig persoonlijk letsel en
zware materiële schade veroorzaken.
Alle aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend door vakpersoneel worden uitgevoerd. Als voor de betreffende optie een installatiehandleiding of een bijlage beschikbaar is, moeten alle daarin vermelde waarschuwingen en instructies worden
opgevolgd.
Nadat de aansluitwerkzaamheden zijn voltooid, dient een veiligheidscontrole
conform de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen te worden
uitgevoerd. Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles
kunt u zich wenden tot de geautoriseerde servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
De afbeelding geeft de aansluiting van het CAN-aansluitpaneel weer. Het CANaansluitpaneel bevindt zich achter de aansluitplaat op de voorzijde van het apparaat.
(2)Externe Start / Stop (+) - Zwart
(3)Externe Start / Stop (-) - Zwart
(5)Detect - Wit
Relaiskaart
(6)CAN High - Groen
(7)CAN Low - Geel
(8)CAN GND - Bruin
56
Met de optionele relaiskaart kunnen de bedrijfstoestanden van het acculaadapparaat en de laadtoestanden van de aangesloten accu extern worden beoordeeld.
Bovendien kunnen een of meer externe verbruikers met ingangsspanning faseleiding-neutraalleiding van stroom worden voorzien. Een voorwaarde is dan wel dat
een aardekabel in het stroomnetwerk aanwezig moet zijn.
Bijgevoegd vindt u een lijst met direct met de relaiskaart verbonden opties. Deze
met de relaiskaart gerelateerde opties worden via de uitgangen van de relaiskaart
aangestuurd:
Aquamatic
-
Lading actief
-
50% geladen
-
80% geladen
-
Einde van de laadfase
-
Hoofdlading beëindigd
-
Laden OK
-
Laden niet klaar
-
Signaal, wanneer de accu voortijdig van het acculaadapparaat losgekoppeld
wordt
Verzamelfout
-
Verzamelfout + waarschuwing
-
Meldlamp
-
Wegrijblokkering
-
'ON' (AAN)
-
Bijvulindicator
-
Accu afgekoeld
-
Externe luchtpomp (elektrolytcirculatie)
-
Meer informatie over de configuratie van de uitgangen op de relaiskaart vindt u in
de gebruiksaanwijzing van het acculaadapparaat: Hoofdstuk 'Extra functies in
configuratiemodus' van de paragraaf Extra functies.
NL
AquamaticDe Aquamatic zorgt voor de aansturing van een magneetklep voor het automa-
tisch bijvullen van het water voor de op te laden accu.
Instelling 'Standard' (Standaard)
Aan het begin van de doorlaadfase wordt de magneetklep 12 seconden geo-
-
pend. Vervolgens wordt de magneetklep 4 seconden gesloten.
Deze cyclus wordt 26 keer herhaald.
-
Instelling 'USER' (GEBRUIKER)
Instelbare 'ON'-tijd (AAN) (magneetklep wordt geopend) na beëindigen van
-
hoofdlaadfase.
Lading actiefDe optie "Lading actief" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
meldlamp. Terwijl het laden bezig is, werkt het relais permanent.
Laden 50%Net als bij de functie "Hoofdlading beëindigd“ schakelt het betreffende relais zo-
dra de accu 50% geladen is.
Lading 80%
("Charging 80
%")
Laden niet klaarDe optie "Laden niet klaar" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
Net als bij de functie "Hoofdlading beëindigd“ schakelt het betreffende relais zodra de accu 80% geladen is.
akoestische signaalgever. Als de accu voor het beëindigen van het laadproces van
het laadapparaat losgekoppeld wordt, schakelt de relaiskaart gedurende een instelbare tijd van 1 tot 10 seconden.
57
LaadeindeDe optie "Laadeinde" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een meld-
lamp. Na het volledig invullen van de geconfigureerde laadkarakteristiek wordt
het betreffende relais automatisch geopend.
Hoofdlading
beëindigd
VerzamelfoutDe optie "Verzamelfout" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
Verzamelfout +
waarschuwing
MeldlampNaast het laadlampje kunnen er ook een of meer geschikte lampjes op de relais-
De optie "Hoofdlading beëindigd" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van
een meldlamp. Na het beëindigen van de hoofdlaadfase wordt het betreffende
relais automatisch geopend.
meldlamp. Bij elke gedetecteerde fout wordt het betreffende relais automatisch
geopend.
In overeenstemming met de functie "verzamelfout" wordt de betreffende relaiskaart geactiveerd, zodra een fout of waarschuwing optreedt.
kaart aangesloten worden, waarmee de laadtoestand of de bedrijfstoestand van
het laadapparaat kan worden aangeduid. De lampen zijn ontworpen voor een
spanning van maximaal 30 V DC of maximaal 250 V AC in een sterpuntgeaard
netwerk.
Als de lampen stroomloos worden geschakeld, mag de schakelstroom maximaal
4 A bedragen. Een lamp die via het voedingsrelais voor 230 V gevoed wordt, mag
worden gebruikt bij een maximale uitgangsstroom van 1 A.
WegrijblokkeringAls het laadapparaat als boordoplossing in een voertuig is ingebouwd, voorkomt
de optionele wegrijblokkering onbedoeld gebruik van het voertuig tijdens het
laadproces. Op deze manier zijn het voertuig, de accu en de laadkabels tegen beschadigingen beschermd.
Zodra het voertuig op het net aangesloten is, wordt het bijbehorende relais geopend en blokkeert het bijvoorbeeld het ontstekingssignaal. Een ander voorbeeld
is de aansturing van een geschikte meldlamp ter indicatie dat er net geladen is.
Accu afgekoeldNa het verstrijken van de in het menu ingestelde tijd wordt het betreffende relais
automatisch ingeschakeld.
Externe luchtpomp - elektrolytcirculatie
Met deze optie kan een externe luchtpomp via een relaiscontact worden aangestuurd, volgens de optie "Elektrolytcirculatie".
58
MuursteunDe robuuste muursteun waarborgt een veilige montage op de plaats waar het ap-
paraat wordt gebruikt. Gedetailleerde informatie is te vinden in de betreffende
installatiehandleiding.
VloersteunDe robuuste vloersteun waarborgt een veilige montage op de plaats waar het ap-
paraat wordt gebruikt. Gedetailleerde informatie is te vinden in de betreffende
installatiehandleiding.
LED-stripDe LED-strip wordt gebruikt als statusdisplay en brandt analoog aan de weerga-
ve-elementen op het bedieningspaneel in de juiste kleuren. Hiertoe wordt in de
spleet tussen de voorwand en de bovenkant van de kast een LED-strip met diffuser gemonteerd.
IP 23Met de optie IP 23 wordt de IP-beveiliging van het apparaat verhoogd van IP 20
naar 23. Gedetailleerde informatie is te vinden in het bijbehorende bijlage.
NL
LuchtfilterIn stoffige omgevingen verhindert het luchtfilter het binnendringen van veront-
reinigingen in het apparaat. Hierdoor worden eventuele vermogensvermindering
of andere beïnvloedingen van het apparaat verhinderd. Gedetailleerde informatie
is te vinden in het bijbehorende bijlage.
Reinigingsinterval naar behoefte (aanbeveling van fabrikant: maandelijks)
Mobiele setEen draagband in combinatie met een grijpbuis vergroten de mobiliteit van het
apparaat.
Extern displayVia het externe display kunt u het apparaat helemaal bedienen, tot op een af-
stand van maximaal 30 m (98 ft., 5,1 inch). Deze optie omvat een volledig bedieningspaneel in een aluminium behuizing.
59
Technische gegevens
Selectiva 16 kW
220 V
GEVAAR!
Gevaar door een elektrische schok door een aardlekstroom kan dodelijk zijn.
Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Netspanning (-10% / +30%) 1)
Optioneel:
Netbeveiliging
Minimale doorsnede van netvoedingskabel
Selectiva 4120
Selectiva 4140 / 4160
Inschakelduur100%
EMV-apparaatklasseB
Stand-byverbruik6,9 W
BeveiligingsklasseI
Max. toelaatbare netimpedantie Z
3)
PCC
Beschermingsklasse
2)
bij
max
4)
3~ NPE 220 V / 50/60 Hz
3~ PE 220 V / 50/60 Hz
32 A
4 mm² (0.0062 in.²)
6 mm² (0.0093 in.²)
zoals in onderstaande tabel 'Apparaatspecifieke gegevens'
IP20
OverspanningscategorieIII
Bedrijfstemperatuur
Opslagtemperatuur-25 °C tot +80 °C
Relatieve luchtvochtigheidmax. 85%
Maximale hoogte boven de zeespiegel3000 m (9.842 ft.)
Goedkeuringsmerkvolgens kenplaatje
ProductnormEN 62477-1
Afmetingen l x b x h647 x 247 x 392 mm
Gewicht (met standaard net- en laadkabel)34,84 kg (76,81 lb.)
Vervuilingsgraad3
1)Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het sterpunt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning
van 220 V te gebruiken.
2)Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar. De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 3,5 mA.
5)
-20 °C tot +40 °C
(-4 °F tot 104 °F)
(-13 °F tot 176 °F)
(25.47 x 9.72 x 15.43 in.)
60
3)Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 127 / 220 V en 50 Hz.
4)Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw
worden blootgesteld.
5)Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering optreden (derating).
Apparaatspecifieke gegevens
Apparaat
4120 3x220
16kW
4140 3x220
16 kW
4160 3x220
16 kW
Max. ACstroom
Max. ACvermogen
Nominale
spanning
Max. laadstroom
Z
max
28,5 A9070 W48 V120 A203
mOhm
29,6 A9390 W48 V140 A183
mOhm
29,9 A9.490 W48 V160 A156
mOhm
NL
61
Selectiva 8 kW
400 V
GEVAAR!
Gevaar door een elektrische schok door een aardlekstroom kan dodelijk zijn.
Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Netspanning (-10% / +30%) 1)
Optioneel:
Netbeveiliging
2)
3~ NPE 400 V / 50/60 Hz
3~ PE 400 V / 50/60 Hz
16 A
Minimale doorsnede van netvoedingskabel2,5 mm² (0.003875 in.²)
Maximale hoogte boven de zeespiegel2.000 m (6.561 ft.)
Goedkeuringsmerkvolgens kenplaatje
ProductnormEN 62477-1
Afmetingen l x b x h633 x 180 x 344 mm
(24.92 x 7.09 x 13.54 in.)
Gewicht (met standaard net- en laadkabel)23 kg (50,71 lb.)
Vervuilingsgraad3
1)Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het sterpunt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning
van 400 V te gebruiken. Voor de optie Elektrolytcirculatie en Relaiskaart
geldt een netspanningstolerantie L-N van 207 V tot 250 V.
2)Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Als het apparaat met 32 A wordt gezekerd, mag de warmtewaarde van de
automatische zekering 82.000 A²s niet overschrijden.
De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 3,5 mA.
3)Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz.
4)Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw
worden blootgesteld.
62
5)Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering optreden (derating).
Apparaatspecifieke gegevens
NL
Max. AC-
Apparaat
2100 8 kW6,7 A3860 W24 V100 A
2120 8 kW7,8 A4590 W24 V120 A
2140 8 kW9,0 A5350 W24 V140 A
2160 8 kW10,1 A6090 W24 V160 A
2180 8 kW11,2 A6860 W24 V180 A
2200 8 kW12,3 A7610 W24 V200 A
2225 8 kW13,7 A8560 W24 V225 A
4060 8 kW7,3 A4610 W48 V60 A
4075 8 kW9,0 A5710 W48 V75 A
4090 8 kW10,6 A6820 W48 V90 A
4090A 8 kW10,4 A6810 W48 V90 A
4120 8 kW13,8 A9050 W48 V120 A
4120 A 8 kW13,7 A9040 W48 V120 A
4140 8 kW14,4 A9340 W48 V140 A
4140 A 8 kW14,3 A9280 W48 V140 A
stroom
Max. AC-vermogen
Nominale
spanning
Max. laadstroom
4160 8 kW14,5 A9390 W48 V160 A
4160 A 8 kW14,4 A9370 W48 V160 A
4185 8 kW15,3 A9950 W48 V185 A
8040 8 kW8,2 A5000 W80 V40 A
8060 8 kW12,0 A7440 W80 V60 A
8060 A 8 kW11,8 A7440 W80 V60 A
8075 8 kW14,1 A9110 W80 V75 A
8075 A 8 kW14,0 A9110 W80 V75 A
8090 8 kW14,2 A9210 W80 V90 A
8090 A 8 kW14,1 A9190 W80 V90 A
8110 8 kW15,1 A9740 W80 V110 A
63
Selectiva 16 kW
400 V
GEVAAR!
Gevaar door een elektrische schok door een aardlekstroom kan dodelijk zijn.
Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
zoals in onderstaande tabel 'Apparaatspecifieke gegevens'
IP20
OverspanningscategorieIII
Bedrijfstemperatuur
5)
-20 °C tot +40 °C
(-4 °F tot 104 °F)
Opslagtemperatuur-25 °C tot +80 °C
(-13 °F tot 176 °F)
Relatieve luchtvochtigheidmax. 85%
Maximale hoogte boven de zeespiegel2.000 m (6.561 ft.)
Goedkeuringsmerkvolgens kenplaatje
ProductnormEN 62477-1
Afmetingen l x b x h647 x 247 x 392 mm
(25.47 x 9.72 x 15.43 in.)
Gewicht (met standaard net- en laadkabel)36,8 kg (81.13 lb.)
Vervuilingsgraad3
1)Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het sterpunt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning
van 400 V te gebruiken. Voor de optie Elektrolytcirculatie en Relaiskaart
geldt een netspanningstolerantie L-N van 207 V tot 250 V.
2)Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar. De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 3,5 mA.
3)Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz.
4)Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw
worden blootgesteld.
5)Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering optreden (derating).
64
Apparaatspecifieke gegevens
Apparaat
4210 (16
kW)
8120 (16
kW)
8140 (16
kW)
8160 (16
kW)
8180 (16
kW)
8210 (16
kW)
Max. ACstroom
Max. ACvermogen
Nominale
spanning
Max. laadstroom
Z
max
27,6 A15.860 W48 V210 A107
mOhm
23,8 A14.830 W80 V120 A96
mOhm
27,5 A17.270 W80 V140 A82
mOhm
30,3 A18.150 W80 V160 A74
mOhm
30,6 A18.260 W80 V180 A67
mOhm
30,9 A18.430 W80 V210 A67
mOhm
NL
65
66
NL
67
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.