Fronius Selectiva 30 kW 4.0 96V/120V Operating Instruction [NL]

Operating Instructions
Selectiva 4.0 30 kW 96 V / 120 V
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0403,NL 005-18042023
Inhoudsopgave
Algemeen 5
Algemeen 6 Omgevingsvoorwaarden 6 Netaansluiting 6 Gevaren door net- en laadstroom 7 Gevaar door zuren, gassen en dampen 7 Algemene aanwijzingen voor de omgang met accu’s 8 Bescherming van uzelf en derden 8 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 8 EMV-apparaatclassificaties 8 EMV-maatregelen 9 Gegevensbescherming 9 Onderhoud 9 Reparatie en herstel 9 Verplichtingen van de gebruiker 9 Veiligheidscontrole 9 Aanduidingen op het apparaat 10 Afvoer van oude apparaten 10 Auteursrecht 10
Algemene informatie 11
Verklaring veiligheidsaanwijzingen 11 Apparaatconcept 11 Beoogd gebruik 11 Klantspecifieke informatie 12 Netaansluiting 12 Laadkabel 13 Correct leggen van net-/laadkabels 13 Waarschuwingen op het acculaadapparaat 14 Waarschuwingen binnenin het apparaat 17 Vereisten voor de installatielocatie 18 Afmetingen 20 Pallet verwijderen 20 Montage op de vloer 21 Montage tegen de muur 21 Externe start-stop 23
Bedieningselementen en aansluitingen 24
Bedieningselementen en aansluitingen 24 Bedieningspaneel 27
Eerste gebruik 29 Laadproces starten 30 Laadproces onderbreken 32 Laadproces beëindigen 33 Laadproces met optie InterLock 35
Weergave 37
Overzicht van afleesmodi 37 Standaardmodus 37 Selectie van menu's 38 Statistiekmodus 38 Geschiedenismodus 38 Configuratiemodus 40 Settings 43 Elektrolytcirculatie 43 Temperatuurgestuurd laden 44 Vereffeningslading 45 Vertraging 46 Kalender 46 Speciale ladingen 48
NL
3
DC-verbinding 49 Extra functies 49 algemene instellingen 52 Instellingen herstellen 53 USB-modus 54 Statuscodes 55 Statuscodes vermogenspad 60
Veiligheid 61 Elektrolytcirculatie 61 Temperatuurgestuurd laden 63 Relaiskaart 63 Aquamatic 64 Lading actief 64 Laden 50% 64 Lading 80% ("Charging 80 %") 64 Laden niet klaar 65 Laadeinde 65 Hoofdlading beëindigd 65 Verzamelfout 65 Verzamelfout + waarschuwing 65 Meldlamp 65 Wegrijblokkering 65 Accu afgekoeld 65 Externe luchtpomp - elektrolytcirculatie 66 LED-strip 66 Luchtfilter 66 Extern display 66 Gateway Link 66 Gateway 66 TagID Link 66 TagID 66 InterLock 66
Technische gegevens 67
Selectiva 30 kW 96 V / 120 V 67
4
Vermogenscategorieën
Algemeen De kW-aanduiding voor de vermogenscategorieën heeft betrekking op de behui-
zingsuitvoering en houdt geen direct verband met het daadwerkelijke apparaat­vermogen.
Accuspanning Apparaattype Max. laadstroom Housing Netspanning
NL
96 V
120 V
9250 (30 kW) 250 A
G1 3~ 400 V
9300 (30 kW) 300 A
12210 (30 kW) 210 A
G1 3~ 400 V
12250 (30 kW) 250 A
5
Veiligheidsvoorschriften
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter gevaar op voor
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
het efficiënt werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties;
-
deze gebruiksaanwijzing volledig lezen en exact opvolgen.
-
De gebruiksaanwijzing moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de gebruiksaanwijzing moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden;
-
niet beschadigen;
-
niet verwijderen;
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk 'Algemene informatie' in de bedieningshandleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Omgevingsvoor­waarden
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
Het gebruik of opslaan van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als beoogd gebruik. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Precieze informatie over de toelaatbare omgevingsvoorwaarden vindt u in het hoofdstuk 'Technische gegevens'.
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan apparaattypen in de vorm van:
aansluitingsbeperkingen, eisen m.b.t. de maximaal toegestane netimpedantie
-
*)
of
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
beïnvloeden.
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
zie de technische gegevens
6
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
NL
Gevaren door net- en laad­stroom
Gevaar door zu­ren, gassen en dampen
Bij het werken met acculaadapparaten staat u aan talrijke gevaren bloot, bijv.:
Elektrisch gevaar door net- en laadstroom.
-
Schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk kunnen zijn.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Elke elektrische schok is in principe le­vensgevaarlijk. Om elektrische schokken tijdens het werk te vermijden:
Geen spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat aanraken.
-
In geen geval de accupolen aanraken.
-
Laadkabel of laadklemmen niet kortsluiten.
-
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Loszittende verbindingen, door hitte aangetaste of beschadigde kabels, evenals kabels en leidingen met een te dunne kern moet u direct door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Accu's bevatten zuren die de ogen en huid aantasten. Daarnaast ontstaan bij het laden van accu's gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid kunnen vormen en die onder bepaalde omstandigheden zeer explosief kunnen zijn.
Het laadapparaat uitsluitend gebruiken in goed geventileerde ruimtes. Zo wordt een opeenhoping van explosieve gassen voorkomen. In accuruimtes bestaat geen explosiegevaar wanneer door natuurlijke of mechanische ventilatie een water­stofconcentratie van minder dan 4% is gegarandeerd.
Tijdens het laden dient een minimale afstand van 0,5 m (19,69 in.) tussen de accu en het acculaadapparaat in acht te worden genomen. Mogelijke ontstekingsbron­nen zoals vuur en open licht uit de omgeving van de accu verwijderd houden.
De verbinding met de accu (bijvoorbeeld laadklemmen) in geen geval tijdens het laden loskoppelen.
Gassen en dampen niet inademen - Zorg voor voldoende toevoer van verse lucht.
Geen gereedschap of elektrisch geleidende metalen op de accu leggen om kort­sluiting te vermijden.
Accuzuur mag in geen geval in de ogen, op de huid of op de kleding komen. Vei­ligheidsbril en geschikte veiligheidskleding dragen. Spoel druppels accuzuur di­rect en grondig met schoon water weg. Raadpleeg in geval van nood een arts.
7
Algemene aan­wijzingen voor de omgang met ac­cu’s
Accu’s beschermen tegen vuil en mechanische beschadiging.
-
Geladen accu’s in een koele ruimte opslaan. Bij ca. +2 °C (35.6 °F) vindt de
-
minste zelfontlading plaats. Volgens de instructies van de accufabrikant of met minstens één wekelijkse
-
visuele controle nagaan of de accu tot het MAX-merkteken met zuur (elek­trolyt) is gevuld. Werking van het apparaat niet starten of direct stoppen en de accu door een
-
geautoriseerde werkplaats laten controleren bij:
ongelijkmatig zuurpeil of hoog waterverbruik in afzonderlijke cellen, ver-
-
oorzaakt door een mogelijk defect. ontoelaatbare verwarming van de accu tot boven 55 °C (131 °F).
-
Bescherming van uzelf en derden
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en van de werk­plek weghouden. Als er zich desondanks nog personen in de omgeving bevinden:
deze op de hoogte brengen van alle gevaren (voor de gezondheid schadelijke
-
zuren en gassen, gevaar door net- en laadstroom, ...) stel geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking.
-
Controleer voordat u de werkplek verlaat of tijdens uw afwezigheid geen per­soonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Apparaten met een randaardedraad alleen aansluiten op een net met randaarde en een wandcontactdoos met randaardecontact. Wordt het apparaat aangesloten op een net zonder randaarde of een wandcontactdoos zonder randaardecontact, dan geldt dit als ernstig nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermings­graad gebruiken.
Het apparaat nooit in gebruik nemen wanneer het is beschadigd.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Niet in goede staat verkerende veiligheidsvoorzieningen en onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, vóór het inschakelen van het apparaat door een ge­autoriseerd bedrijf laten herstellen.
EMV-apparaat­classificaties
8
Omzeil veiligheidsvoorzieningen niet en stel ze niet buiten werking.
Na de montage is een vrij toegankelijke netstekker benodigd.
Apparaten van emissieklasse A:
Zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden.
-
Kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door
-
straling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
EMV-maatrege­len
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
NL
Gegevensbe­scherming
Onderhoud Controleer voor elke ingebruikname de netstekker en de netkabel en de laadka-
Reparatie en herstel
Verplichtingen van de gebruiker
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
bels en laadklemmen op beschadigingen. Als het oppervlak van de behuizing van het toestel vuil is, reinigt u het met een zachte doek en gebruikt u uitsluitend oplosmiddelvrije reinigingsmiddelen.
Laat reparaties en herstelwerkzaamheden uitsluitend uitvoeren door een geauto­riseerd bedrijf. Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen). Bij niet-originele onderdelen is niet gewaarborgd dat deze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd en geproduceerd.
Het aanbrengen van wijzigingen en installatie- of ombouwwerkzaamheden zijn al­leen toegestaan na goedkeuring door de fabrikant.
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het appa­raat, deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk 'Veiligheidsvoorschrif-
-
ten', hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handteke­ning hebben bevestigd, voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
Veiligheidscon­trole
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
Een veiligheidscontrole mag alleen door een hiervoor bevoegde elektromonteur worden uitgevoerd
na het aanbrengen van wijzigingen,
-
na installatie of ombouw,
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud,
-
na een periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internatio­nale normen en richtlijnen te houden.
9
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke do­cumentatie.
Aanduidingen op het apparaat
Afvoer van oude apparaten
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de fundamentele eisen van de desbe­treffende richtlijnen.
Apparaten die zijn voorzien van het EAC-testsymbool, voldoen aan de eisen van de relevante normen voor Rusland, Wit-Rusland, Kazachstan, Armenië en Kirgi­zië.
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moet conform EU-richtlij­nen en nationale wetgeving gescheiden worden ingezameld en op een milieu­vriendelijke manier worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de dealer of bij een erkend plaatselijk inzamelpunt worden ingeleverd. Een correcte afvoer van oude apparaten bevordert een duurzame recycling van materiële hulpbron­nen. Het negeren van deze instructie kan leiden tot mogelijke gezondheids-/mili­eueffecten.
Verpakkingsmateriaal
Gescheiden inzameling. Ga na wat de regels in uw gemeente zijn. Bind karton sa­men tot zo klein mogelijke pakketjes.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
10
Algemene informatie
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Apparaatcon­cept
Beoogd gebruik Het laadapparaat dient voor het laden van de hierna vermelde accu's. Elk ander
De acculaadsystemen in het driefasige bereik worden gekenmerkt door intelli­gente laadtechnologie. De succesvolle Active Inverter Technology past zich aan de behoeften van de accu aan en levert alleen stroom die de accu werkelijk nodig heeft.
De technologie is in een robuuste behuizing conform de industriestandaard inge­bed. De zeer compacte bouwwijze voldoet aan alle eisen aan veiligheidsstandaar­den, reduceert de benodigde ruimte en beschermt de onderdelen voor een lange levensduur.
Het acculaadapparaat is met een grafisch display, een geïntegreerde datalogger, nieuwe interfaces en extra opties perfect op de toekomst voorbereid.
of afwijkend gebruik geldt als oneigenlijk. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade. Tot het beoogde gebruik behoort ook
het naleven van alle aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing,
-
het regelmatig controleren van de net- en laadkabel.
-
GEVAAR!
Gevaar door het opladen van droge accu's (primaire elementen) en niet-oplaad­bare accu's.
Een lekkende accu kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Laad alleen de onderstaande accutypen op.
11
GEVAAR!
Gevaar door het laden van ongeschikte accu's.
Dit kan leiden tot ernstig letsel en schade aan eigendommen als gevolg van ont­snappende gassen, ontsteking of explosie.
Sluit alleen accu's op het laadapparaat aan die wat hun type, spanning en ca-
paciteit betreft geschikt zijn voor het laadapparaat en die overeenkomen met de instellingen op het laadapparaat.
Het acculaadapparaat is bedoeld voor het opladen van loodaccu's en NiCd-ac­cu's.
Pb-WET-accu's (PzS, GiS, ...):
-
Gesloten natte loodaccu's met overdrukventiel en vloeibare elektrolyt. Pb-GEL-accu's (PzV, GiV, ...):
-
Met een klep geregelde, gesloten loodaccu's (VRLA) met vastgelegde elek­trolyt (gel of vlies). NiCd-accu's:
-
Gesloten NiCd-accu's met vloeibare elektrolyt. Pb-CSM-WET-accu's (Copper Strained Metal):
-
Gesloten CSM-loodaccu's met vloeibare elektrolyt. Lead Crystal-accu's:
-
Lead Crystal-accu's van het type EVFJ / CNFJ.
De probleemloze functie van het apparaat hangt af van het correcte gebruik. Het apparaat mag in geen geval worden verplaatst door aan de kabel te trekken.
Klantspecifieke informatie
Netaansluiting
Mocht er voor het geleverde apparaat klantspecifieke informatie gelden, dan wordt deze meegeleverd met het apparaat.
GEVAAR!
Kans op aardlekstroom.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
Gebruik voor de netaansluiting indien vereist uitsluitend een type B FI-bevei-
ligingsschakelaar. De minimale doorsnede van de randaarde moet voldoen aan de hoge eisen uit
de plaatselijke veiligheidsvoorschriften die gelden voor de randaarde in voe­dingseenheden. Het apparaat heeft een hogere lekstroom. Bij de installatie van het apparaat
moet in overeenstemming met de nationale voorschriften met deze hogere lekstroom rekening worden gehouden. De van de netspanning afhankelijke lekstroom wordt in het hoofdstuk 'Tech-
nische gegevens' vermeld.
12
GEVAAR!
Laadkabel
Gevaar door onjuiste bediening.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik de beschreven functies pas nadat de volgende documenten volledig
zijn gelezen en begrepen: Gebruiksaanwijzing
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
veiligheidsvoorschriften Gebruiksaanwijzingen en veiligheidsvoorschriften van de fabrikant van de ac-
cu en het voertuig
GEVAAR!
Gevaar defecte of onvoldoende netvoeding.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Aan de eisen voor de stroomvoorziening conform het hoofdstuk 'Technische
gegevens' moet zijn voldaan.
GEVAAR!
Gevaar van rondvliegende vonken door onjuiste ontkoppeling van de laadstek­ker.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken. De vonken die hierbij ontstaan, kunnen laadgassen die tijdens het laadproces ontstaan laten ontbranden. Het gevolg hiervan kan een brand of een explosie zijn
Beëindig het laden via het acculaadapparaat en rol de laadkabels na afkoe-
ling op of leg ze, indien aanwezig, op de kabelhouder.
NL
Correct leggen van net-/laadka­bels
GEVAAR!
Gevaar door rondslingerende laadkabels.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken. Personen kun­nen aan losgetrokken kabels blijven hangen of erover struikelen.
Leg laadkabels dusdanig dat niemand erover kan struikelen of eraan kan blij-
ven hangen.
13
VOORZICHTIG!
Gevaar voor oververhitting door verkeerd gelegde net-/laadkabels.
Gevaar van beschadiging van de stroomnetwerk-/laadkabels.
Net-/laadkabels mogen alleen door een elektrotechnicus worden vervangen.
Vermijd lussen in net-/laadkabels.
Bedek net-/laadkabels niet.
Laadkabels die langer zijn dan 5 m (16 ft. 4,85 in.) afzonderlijk leggen (niet
bundelen). Laadkabels die langer zijn dan 5 m (16 ft. 4,85 in.) kunnen een verhoogde op-
pervlaktetemperatuur hebben (pas op voor hete oppervlakken). Zorg er in de volgende gevallen voor dat de oppervlaktetemperatuur van de
laadkabels niet hoger is dan 80 °C (176 °F):
- De omgevingstemperatuur bedraagt 30 °C (86 °F) of meer
- De diameter van de laadkabel bedraagt 95 mm2 of meer
- De lengte van de laadkabel bedraagt 5 m (16 ft. 4,85 in.) of meer
Waarschuwingen op het acculaad­apparaat
Het acculaadapparaat is voorzien van veiligheidssymbolen op het kenplaatje. De veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of worden overgeschilderd.
14
Ladevorgang immer stoppen bevor das Ladekabel abgezogen wird! Explosive Gase. Flammen und Funken vermeiden. Während des Ladens für ausreichend Frischluft-Zufuhr sorgen!
Always stop charging before you disconnect the charging cable! Explosive gases. Prevent flames and sparks. Provide adequate ventilation during charge!
Toujours arrêter la charge avant de déconnecter le câble de charge! Gaz explosifs. Éviter les flammes et les étincelles. Prévoir une ventilation adaptée pendant la charge!
¡Detener siempre la carga antes de desconectar el cable de carga! Gases explosivos. Evitar llamas y chipas. ¡Mantener una ventilación adecuada durante la carga!
Interrompere sempre la carica prima di scollegare il cavo di carica! Gas esplosivi. Evitare fiamme libere e scintille. Predisporre una ventilazione adeguata durante la carica!
WARNUNG - WARNING - ATTENTION ADVERTENCIA - AVVISO
42,0409,0419
Platform G1
xxA
xxxxW
3~ NPE xxxV 50/60Hz
xxxA
xxV
Always stop charging before you disconnect the charging cable!
HIGH LEAKAGE CURRENT! Ensure proper grounding
Fronius International GmbH
Froniusstraße 1
A-4643 Pettenbach
Austria
Protective class I
IP20 Production Date Code
UAC nom.
OVC III
Part No.:
Ser. No.:
IAC max. PAC max.
UDC nom.
IDC max.
xxxxxxxx
xxxxxxxx
xxxx
Selectiva x.0 xxxx xxkW
4,010,xxx
NL
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn opgeleid. Vóór het uitvoeren van werkzaamheden met geopende behui­zing moet het acculaadapparaat eerst van het stroomnetwerk worden losgekoppeld. Met een geschikt meetapparaat moet worden gecontro­leerd of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volle­dig ontladen zijn. Zorg ervoor dat het acculaadapparaat tot het beëin­digen van alle werkzaamheden van het stroomnetwerk losgekoppeld is.
Gebruik de diverse functies pas nadat u de bedieningshandleiding vol­ledig hebt gelezen.
Houd mogelijke ontstekingsbronnen, zoals vuur, vonken en open licht, bij de accu vandaan.
Explosiegevaar! Door het laden ontstaat in de accu knalgas.
Accuzuur is bijtend en mag in geen geval in aanraking komen met de ogen, de huid of de kleding.
Zorg tijdens het laden voor voldoende toevoer van buitenlucht.
15
Het acculaadapparaat kan DC-aardlekstroom in de randaarde veroor­zaken. Als aan de netvoedingszijde een aardlekschakelaar (RCD) wordt gebruikt voor het beschermen tegen elektrische schokken, dan moet deze schakelaar overeenkomen met type B. Het acculaadapparaat heeft een hogere lekstroom. Bij de installatie van het acculaadapparaat moet in overeenstemming met de nationale voorschriften met deze ho­gere lekstroom rekening worden gehouden.
Geef het product niet met het huisvuil mee, maar verwijder het volgens de op de installatieplek geldende afvalverwijderingsvoorschriften voor oude elektrische en elektronische apparaten.
16
Waarschuwingen
WARNING Hazardous Voltage
Kondensator Entladezeit < 3 min.
Capacitor discharge time < 3 min.
Décharge de condensateur < 3 min.
Condensador tiempo de descarga < 3 min.
Condensatore tempo di scaricamento < 3 min.
binnenin het ap­paraat
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die
door de fabrikant zijn opgeleid. Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len. Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte
meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn. Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschuwing voor
dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van het elektri­citeitsnet losgekoppeld blijft.
Binnenin het apparaat:
NL
17
Vereisten voor
(1) (1)
(2) (2)
de installatielo­catie
GEVAAR!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende systeemcomponenten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Demonteer het acculaadapparaat na aflevering van de pallet volgens de pa-
ragraaf 'Pallet verwijderen'. Stel alle systeemcomponenten daarom stabiel op.
Maak na het opstellen van de systeemcomponenten het acculaadapparaat
met een muursteun aan de vloer of de muur vast. Controleer bij gebruik van een vloer- of muursteun continu of alle bevesti-
gingselementen inclusief de muursteun goed vastzitten. Apparaten mogen niet op elkaar worden gestapeld. Tevens mogen er geen
voorwerpen op apparaten worden geplaatst. Apparaten moeten tijdens het transport tegen kantelen worden gezekerd.
In het algemeen moet ervoor worden gezorgd dat ladingen altijd goed vast-
gezet zijn. Bij transport moeten de respectieve banden in de bandhouder aan de achter-
zijde worden vastgemaakt. Bij transporteren met hoogstapelaars en in sommige gevallen ook bij steek-
wagens moeten de kantelbeveiligingen (1) indien nodig worden verwijderd. De kantelbeveiligingen (1) kunnen met vleugelmoeren (2) aan de achterzijde
van het acculaadapparaat worden vastgemaakt en bewaard. De kantelbeveiligingen (1) kunnen indien nodig op de daarvoor bestemde po-
sities worden gemonteerd.
18
Het acculaadapparaat is getest conform beschermingsklasse IP20. Dit betekent:
Bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen met een
-
diameter van meer dan 12,5 mm (0,49 in.) Geen bescherming tegen water
-
Het acculaadapparaat moet overeenkomstig beschermingsklasse IP20 in droge, afgesloten ruimtes worden opgesteld en gebruikt. Het binnendringen van vocht moet worden voorkomen.
De toegestane gebruikspositie van het acculaadapparaat is horizontaal op de ba­sis.
Koellucht
Het acculaadapparaat moet zo worden opgesteld dat de koellucht ongehinderd door de daarvoor bestemde kastopeningen kan stromen. Voor de luchtinlaat- en luchtuitlaatopeningen moet altijd een minimale afstand van 0,2 m (7,874 in.) wor­den aangehouden. De omgevingslucht moet vrij zijn van
Overmatig sterke stofbelasting
-
Elektrisch geleidende deeltjes (roet of metaalsplinters)
-
Warmtebronnen
-
De aan- en afvoer van koellucht geschiedt zoals in de volgende afbeeldingen
(a)
door de pijlen wordt aangegeven.
OPMERKING!
Gevaar door gedeeltelijk of volledig afgedekte luchtinlaat- en uitblaasopenin­gen.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Als meerdere apparaten achter elkaar worden opgesteld, dan moeten ze ge-
schakeld worden opgesteld.
NL
Als de apparaten niet geschakeld maar in een lijn achter elkaar zijn opgesteld,
moet de minimale afstand tussen de apparaten als volgt worden gemeten:
a) 30 kW (G1): Minimale afstand 30 cm (11,81 in.)
19
Afmetingen
mm (in.)
780 (30.71) 369 (14.53)
1090 (42.91)
110 (4.33)
600 (23.62)
145 (5.71)
Pallet verwijde­ren
Demonteer het apparaat na aflevering van de pallet.
GEVAAR!
Gevaar tijdens gebruik van het appa­raat op de pallet.
Dit kan ernstig letsel of schade aan ei­gendommen veroorzaken.
Het is verboden het apparaat op
de pallet te gebruiken. Maak na het opstellen van de sys-
teemcomponenten het apparaat met een muursteun aan de vloer of de muur vast. Gedetailleerde informatie over de
muursteun vindt u in de paragraaf 'Montage tegen de muur'.
20
Montage op de
750 (29.53)mm (in.)
369 (14.53)
13
(.51)
35
(1.38)
300
(11.81)
Center
240 (9.45)
mm (in.)
950 (37.4)
(1) (1)
vloer
NL
Montage tegen de muur
Afhankelijk van de gebruikte
1
schroeven en pluggen gaten (1) in de muur maken.
Voor zover de ondergrond dit toelaat, kunnen de schroeven SW10 (3) en rin­gen (4) worden gebruikt, die voor het bewaren van de muursteun worden ge­bruikt (zie onderstaande afbeelding).
Als de ondergrond dit niet toelaat, moeten andere geschikte schroeven en ringen worden gebruikt.
21
(3) (3)
(4)
(2)
(4)
Muursteun (2) verwijderen:
(4)
(3)(3)
(2)
(4)
1
2
(2)
(5) (6)(6)
2
Schroeven SW10 (3) en ringen
-
(4) demonteren
Muursteun (2) bij geschiktheid van
3
muur vooraf met eerder losge­draaide schroeven SW10 (3) en rin­gen (4) monteren.
Als de ondergrond dit niet toelaat, moeten andere geschikte schroeven en ringen worden gebruikt.
Apparaat tegen de muur schuiven
4
zodat de bandhouder (5) tussen beide bevestigingsschroeven (6) van de muursteun (2) gepositio­neerd is.
Muursteun (2) wegzwenken en
5
vastmaken.
22
(7)(2)(7)
Als de muursteun (2) niet nodig is, be-
(8) (8) (2)
waar deze dan door de muursteun met vleugelmoeren (7) aan de achterzijde van het apparaat vast te maken.
De muursteun (2) kan daarnaast ook aan de rechterzijde van het apparaat worden bewaard. Het vastmaken ge­beurt met schroeven TX25 (8) met een aanhaalmoment van 3 Nm.
NL
Externe start­stop
GEVAAR!
Gevaar bij loskoppeling van de stekkerverbinding tijdens het laadproces
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Koppel de stekkerverbinding niet los tijdens het laadproces.
Raak geen spanningvoerende contacten in de laadstekker aan.
De functie Externe start-stop is standaard geïmplementeerd.
Met behulp van de functie Externe start-stop kan het laadproces zowel via een hulpcontact als een externe schakelaar worden aangestuurd.
Als tijdens het laadproces de laadkabel onverhoopt wordt losgetrokken, verhin­dert de Externe start-stop het ontstaan van vonken, wat de levensduur van de contacten verlengt.
23
Bedieningselementen en aansluitingen
(1)
(2)
(3)
(4)
(8)
(6)
(7)
(5)
(9) (12)(11)(10)
Bedieningsele­menten en aan­sluitingen
Nr. Functie
(1) (+)-laadkabel
(2) Positie voor de optie Externe start-stop of optie Temperatuurgestuurd
laden.
(3) (-)-laadkabel
(4) Positie voor de optie Interne elektrolytcirculatie.
Persluchtuitgang
(5) Positie voor de optie Extern display, Laadlampje 13 V of InterLock.
(6) USB-aansluiting
Tijdens het laden via de USB-stick ondersteunt de USB-aansluiting een acculaadapparaatupdate en het protocolleren van de laadparameters. Er is een voedingsstroom van maximaal 0,5 A beschikbaar.
(7) Posities voor op relais gebaseerde opties.
(bijv. Aquamatic) Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Opties'.
(8) Netkabel
(9) Optionele LED-strip
Brandt afhankelijk van de laadstatus in de betreffende kleuren, in over­eenstemming met de in de paragraaf 'Bedieningspaneel' toegelichte lamp­jes
24
(10) Bedieningspaneel
17 G / 2 13V / 1
Y / 3 R / 4
B Dete
C2 G
C1 G 13V O
C1 L C2 L
C1 H C2 H
- St + St
Pin Pin
Plug Code
Plug Code
Plug 18p
15
13
11
9
7
5
3
1
18
16
14
12
10
8
6
4
2
(11) Positie voor de optie Interne elektrolytcirculatie.
Luchtinlaat met luchtfilter
(12) Opties-aansluitpaneel
Het aansluitpaneel binnenin de behuizing is alleen bereikbaar als de aan­sluitplaat op de voorzijde van het acculaadapparaat wordt verwijderd. Volg hiervoor de waarschuwingen die in het hoofdstuk 'Opties', paragraaf 'Veiligheid' zijn opgenomen.
Aansluitingen 18-polige optiestekker op Print P-Control binnenin de behui­zing
NL
25
Plug
Pin
Code Function
Plug
Pin
Code Function
17 G / 2 Ext. LED Green
Remote Control wire 2
InterLock wire Green
CBG Easy VCC
15 Y / 3 Ext. LED Yellow 16 R / 4 Extern LED Red
Remote Control wire 3
InterLock wire Yellow
CBG Easy De-
tect
13 B Ext. LED Blue
InterLock wire Brown
CBG Easy GND wire white
11 12 C2 G CAN 2GND
wire brown
9 C1 G CAN 1GND
wire brown wire white
7 C1 L CAN 1Low 8 C2 L CAN 2Low
18 13
V / 1
Power Supply Remote Con-
Remote Control wire 4
14 Dete Detect
10 13VO13 V Power
13 V Ext. LED
trol wire 1
InterLock wire White
Supply
wire yellow wire yellow
5 C1 H CAN 1High 6 C2 H CAN 2High
wire green wire green
3 4
1 - St Temperature Controlled 2 + St Temperature Controlled
Charging Charging
Extern Start / Stop Extern Start / Stop
Gateway / Cloud
Battery Link
26
Bedieningspa-
(1) (8)
(7)
(6)
(5)
(4)(3)(2)
neel
NL
Nr. Functie
(1) Display
(2) Toets 'Menu'
Selectie van het gewenste menu. Terugkeren naar de bovenstaande selectie.
(3) Toetsen 'Omhoog / Omlaag'
Selectie van het gewenste menupunt. Instellen van gewenste waarde.
(4) Toets 'Pauze / Start'
Onderbreken en hervatten van het laadproces. Bevestigen van een menupunt of een instelling.
(5) Lampje 'Accu afgekoeld' (blauw)
Geeft een afgekoelde, gebruiksklare accu aan. Brandt continu: Na het einde van de laadfase werd de ingestelde afkoel­tijd of optioneel de accutemperatuur bereikt. Knippert een keer per seconde: Daarnaast is de waternavulindicator geac­tiveerd. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Extra functies.
(6) Lampje 'Fout' (rood)
Brandt continu: Het apparaat geeft een foutmelding. De huidige situatie
staat geen laden volgens de voorschriften toe. Als het rode lampje brandt, kan er niet worden opgeladen (laden onderbroken). Het display toont een statuscode. Knippert elke 3 sec. kort: Het apparaat geeft een waarschuwing. Ongun­stige laadparameters, het laden wordt echter voortgezet. Het display toont afwisselend de statuscode en de laadstatus.
27
(7) Lampje 'Opladen' (geel)
Brandt: tijdens het laden. Knippert: als het laden is onderbroken.
(8) Lampje 'Accu is opgeladen' (groen)
Brandt continu: Opladen beëindigd. Knippert een keer per seconde: Opladen beëindigd. Daarnaast is de wa-
ternavulindicator geactiveerd. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Extra functies.
28
Accu laden
Eerste gebruik Als het acculaadapparaat voor het eerst met het stroomnetwerk wordt verbon-
den, dan bevindt het zich in de SETUP-modus.
In deze modus moeten de volgende basisinstellingen worden vastgelegd of be­vestigd:
Taal (Engels, Duits, Frans, ...)
-
Datum, tijd en tijdzone
-
Laadkabellengte en laadkabeldoorsnede
-
Accutype, karakteristiek, aantal cellen en laadtijd of accucapaciteit
-
Sluit de netstekker van acculaadapparaat op het stroomnetwerk aan.
1
Selecteer met de toets 'Omhoog /
2
Omlaag' de gewenste menutaal.
Bevestig de keuze met de toets
3
'Pauze / Start'.
Als standaardtaal is Engels ingesteld.
NL
Selecteer met de toets 'Omhoog /
4
Omlaag' de tijdzone.
Bevestig de keuze met de toets
5
'Pauze / Start'.
Standaard is de tijdzone UTC+1 Cen­tral European Time (Berlijn) ingesteld.
De volgende instellingen moeten wor­den vastgelegd:
Zomertijd 'EIN' / 'AUS' (AAN /
-
UIT) Uurindeling
-
Tijd
-
Datum
-
Leg met de toetsen 'Omhoog /
6
Omlaag' de gewenste instelling vast.
Bevestig de desbetreffende instel-
7
ling met de toets 'Pauze / Start'.
Zomertijd 'EIN' (AAN) en de 24-uursin­deling zijn als standaard ingesteld.
29
Stel met de toetsen 'Omhoog /
8
Omlaag' de juiste laadkabellengte in.
Bevestig de keuze met de toets
9
'Pauze / Start'.
Het acculaadapparaat is met de vol­gens de bestelling juiste laadkabel­lengte geconfigureerd.
Een verkeerd ingestelde laadkabel­lengte kan het laadproces negatief beïnvloeden!
Stel met de toetsen 'Omhoog /
10
Omlaag' de juiste laadkabeldoor­snede in.
Bevestig de keuze met de toets
11
'Pauze / Start'.
Het acculaadapparaat is met de vol­gens de bestelling juiste laadkabel­doorsnede geconfigureerd.
Een verkeerd ingestelde laadkabel­doorsnede kan het laadproces negatief beïnvloeden!
Als de weergegeven laadconfigura-
12
tie klopt, bevestigt u de laadconfi­guratie met de toets 'Pauze / Start'.
Het acculaadapparaat is in overeen­stemming met de bestelling vooraf ge­configureerd.
Als het acculaadapparaat zonder extra configuratie is besteld, gelden de volgen­de instellingen als standaard:
Accutype Pb-nat (voor PzS, GiS)
-
Karakteristiek 1 - IUI - WET
-
Maximaal aantal cellen voor het acculaadapparaat
-
Maximale accucapaciteit voor het acculaadapparaat
-
Als de configuratie niet met de gebruikte accu overeenkomt, moeten de parame­ters dienovereenkomstig worden aangepast.
Gedetailleerde informatie over de acculaadapparaatparameters bevindt zich in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf 'Configuratiemodus'.
Laadproces star­ten
30
GEVAAR!
Gevaar door ontsnappend accuzuur of door explosies bij het laden van defecte accu's.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Voordat met het laden wordt begonnen, moet u controleren of de te laden
accu niet beschadigd is.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde accutype en foute laadinstellingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleer voor aanvang van het laadproces of het juiste accutype op het ac-
culaadapparaat is ingesteld. De volgende instellingen moeten voor de afzonderlijke accutypen vóór het
laden worden vastgelegd: laadcurve nominale spanning (aantal accucellen) accucapaciteit (Ah) of laadtijd (h)
Gedetailleerde informatie over de acculaadapparaatparameters bevindt zich in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Configuratiemodus.
VOORZICHTIG!
Gevaar voor schade aan eigendommen door sterke vervuiling van de laadstek­kercontacten.
De hierdoor ontstane verhoogde overgangsweerstand kan oververhitting en ver­volgens verwoesting van de laadstekker veroorzaken.
Houd de laadstekkercontacten vrij van vuil en reinig ze indien nodig.
Sluit de netstekker van acculaadapparaat op het stroomnetwerk aan.
1
NL
U wordt gevraagd of u de juiste parameters voor de te laden accu's hebt inge­steld.
Aansluitend wordt de standaardmodus weergegeven. Het display toont de pa­rameters van het acculaadapparaat:
Accutype (bijv. Pb-WET)
-
Laadkarakteristiek (bijv. IUI)
-
Nominale spanning (bijv. 48 V)
-
Capaciteit (bijv. 300 Ah)
-
Weekdag, tijd en datum
-
De acculaadapparaatparameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Gedetail­leerde informatie over de acculaadapparaatparameters bevindt zich in het hoofd­stuk 'Weergave', paragraaf Configuratiemodus. Controleer of de op te laden accu met de configuratie van het acculaadapparaat overeenkomt.
Sluit de laadstekker aan.
2
Het acculaadapparaat herkent de aangesloten accu en start het laadproces. Als de startvertragingsfunctie geactiveerd is, start het laadproces nadat de vertra­gingstijd verstreken is. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofd­stuk 'Weergave', paragraaf Configuratiemodus.
Tijdens het laden worden de volgende waarden op het display getoond:
Actuele laadstroom (A)
-
Actuele laadspanning (V)
-
Ingebrachte lading (Ah)
-
Accutemperatuur bij de optie 'Temperatuurgestuurd laden'
-
Tijd (uu:mm) vanaf het starten van het laden
-
31
Het accusymbool geeft de actuele laadtoestand weer. Hoe meer balkjes worden weergegeven, des te verder is het laadproces gevorderd. Zodra de accu volledig geladen is, wordt een minutenteller (afbeelding rechts) weergegeven. De minu­tenteller telt de minuten vanaf het einde van de laadfase en dient als hulpmiddel om tijdens het gebruik van meerdere acculaadapparaten eenvoudiger te kunnen beoordelen welke accu het meest afgekoeld is.
Als in plaats van de minutenteller nog steeds de standaardweergave weergege­ven wordt:
Schakel met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' tussen de minutenteller en de
1
standaardweergave.
Als de accu volledig is opgeladen, worden de 4 balkjes van het accusymbool zwart weergegeven. Zodra de accu volledig is opgeladen, begint het groene lamp­je te branden.
Laadproces on­derbreken
Accu is blijvend gereed voor ge-
-
bruik. Accu kan naar believen op het ac-
-
culaadapparaat aangesloten blij­ven. Onderhoudslading werkt zelfontla-
-
ding van de accu tegen.
Ga als volgt te werk om het laadproces te onderbreken:
Druk op de toets 'Pauze / Start'.
1
Bij onderbroken laadproces:
Lampje 'Laden' knippert (geel).
-
32
Ga als volgt te werk om door te gaan met het laadproces:
Druk opnieuw op de toets 'Pauze / Start'.
2
Zolang het acculaadapparaat op een accu is aangesloten, kan het laadproces met de toets 'Pauze / Start' worden onderbroken en hervat. Er kan pas tussen de weergavemodi worden geschakeld met de toets 'Menu' en in overeenstemming met de instructies uit het hoofdstuk 'Weergave' nadat de accu van het acculaad­apparaat is losgekoppeld.
NL
Laadproces beëindigen
GEVAAR!
Gevaar van knalgasontsteking als gevolg van vonkvorming bij het lostrekken van de laadkabels.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Beëindig het laadproces door op de toets 'Pauze / Start' te drukken vóórdat
u de laadstekker afklemt of loskoppelt.
GEVAAR!
Gevaar bij loskoppeling van de stekkerverbinding tijdens het laadproces.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Koppel de stekkerverbinding niet los tijdens het laadproces.
Raak geen spanningvoerende contacten in de laadstekker aan.
VOORZICHTIG!
Gevaar van schade aan de accu bij het loskoppelen van de accu van het accu­laadapparaat, als het laadproces nog niet volledig afgesloten is.
Kan schade aan de accu tot gevolg hebben.
Koppel de accu pas van het acculaadapparaat los als de accu volledig gela-
den is (groene lampje 'Accu is geladen' brandt).
Zodra de accu volledig is opgeladen en afgekoeld, branden de volgende lampjes:
Lampje 'Accu is opgeladen' (groen)
-
Lampje 'Accu afgekoeld' (blauw)
-
33
Koppel de accu conform de onder­staande instructies voor een optimale levensduur pas van het acculaadappa­raat los als niet alleen het groene lampje, maar ook het blauwe lampje 'Accu afgekoeld' brandt. Als er meer­dere acculaadapparaten in gebruik zijn, koppelt u eerst de accu los die het langst opgeladen is (het meest is afge­koeld).
Ga als volgt te werk om het laadproces te beëindigen:
Druk op de toets 'Pauze / Start'.
1
Ontkoppel de laadstekker.
2
Bij open laadcontacten controleert de automatische nullastspanningsherkenning of de laadcontacten spanningsvrij zijn.
34
Laadproces met optie InterLock
GEVAAR!
Gevaar door ontsnappend accuzuur of door explosies bij het laden van defecte accu's.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Voordat met het laadproces wordt begonnen, moet u controleren of de te la-
den accu goed functioneert.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde accutype en foute laadinstellingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleer voor aanvang van het laadproces of het juiste accutype op het ac-
culaadapparaat is ingesteld. De volgende instellingen moeten voor de afzonderlijke accutypen vóór het
laden worden vastgelegd: laadcurve nominale spanning (aantal accucellen) accucapaciteit (Ah) of laadtijd (h)
Gedetailleerde informatie over de acculaadapparaatparameters bevindt zich in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf 'Configuratiemodus'.
NL
OPMERKING!
Gevaar voor schade aan eigendommen door sterke vervuiling van de laadstek­kercontacten.
De hierdoor ontstane verhoogde overgangsweerstand kan oververhitting en ver­volgens verwoesting van de laadstekker veroorzaken.
Houd de laadstekkercontacten vrij van vuil en reinig ze indien nodig.
De optie InterLock wordt hieronder beschreven en dient als een informatieve uit­breiding van de bestaande paragrafen 'Laadproces', 'Laadproces onderbreken' en 'Laadproces beëindigen'.
Laadstart:
Als de optie InterLock is uitgevoerd, start het acculaadapparaat met laden in de InterLock wanneer beide accu's op beide acculaadapparaten zijn aangesloten.
Als slechts één accu is aangesloten, wordt op het display de mededeling „InterLock: Connect Second Bat­tery“ weergegeven en gaat het gele lampje knipperen.
35
Als de Externe start-stop slechts op één accu is gesloten, wordt op het dis­play van het acculaadapparaat met ge­sloten Externe start-stop de medede­ling „Check other Charger“.
Laadproces onderbreken:
Het laadproces op beide acculaadapparaten wordt onderbroken (Break Mode) als een fout optreedt of als op een van de twee acculaadapparaten de toets 'Pauze / Start' wordt ingedrukt.
Rechtsboven in het display wordt de mededeling 'STOPPED' weergegeven. Het laadproces wordt automatisch voortgezet na het verhelpen van fou­ten of na het opnieuw indrukken van de toets 'Pauze / Start (Stop)' op een van de twee acculaadapparaten.
Laadproces beëindigen:
Het accusymbool geeft de actuele laadtoestand weer. Hoe meer balkjes worden weergegeven, des te verder is het laadproces gevorderd. Zodra beide accu's vol­ledig zijn opgeladen, wordt er een minutenteller (afbeelding rechts) weergegeven en brandt het groene lampje.
Accu is blijvend gereed voor ge-
-
bruik. Accu kan naar believen op het ac-
-
culaadapparaat aangesloten blij­ven. Onderhoudslading werkt zelfontla-
-
ding van de accu tegen.
36
Weergave
NL
Overzicht van af­leesmodi
Nr. Functie
Standaardmodus
In de standaardmodus geeft het display de laadparameters weer.
Statistiekmodus
De statistiekmodus geeft de status van de bedrijfstoestanden van het apparaat, het totaal aantal ladingen en een overzicht van de absoluut en gemiddeld per lading afgegeven Ah en opgenomen hoeveelheden energie weer.
Geschiedenismodus
De geschiedenismodus geeft informatie weer over de parameters van alle opgeslagen laadprocessen.
Configuratiemodus
In de configuratiemodus kunnen alle instellingen voor het apparaat en het laadproces worden geconfigureerd.
USB-modus
In de USB-modus kunnen apparaatupdates worden ingesteld en uitge­voerd, kan van apparaatconfiguraties een back-up worden gemaakt, kunnen deze worden geüpload en kunnen de laadparameters tijdens een laadproces via een USB-stick worden geprotocolleerd.
Zolang het acculaadapparaat op een accu is aangesloten, kan het laadproces al­leen met de toets 'Pauze / Start' worden onderbroken en hervat. Er kan alleen tussen de weergavemodi worden geschakeld met de toets 'Menu' nadat de accu van het acculaadapparaat is losgekoppeld. Een gedetailleerde beschrijving van de weergavemodi vindt u in het volgende hoofdstuk.
Standaardmo­dus
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
OPMERKING!
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
Nadat de netstekker op het elektrische netwerk is aangesloten, wordt op het dis­play automatisch de standaardmodus weergegeven.
In de standaardmodus toont de display de laadapparaatparameters:
Accutype (bijv. Pb-WET)
-
Laadkarakteristiek (bijv. IUI)
-
Nominale spanning (bijv. 48 V)
-
Capaciteit (bijv. 300 Ah)
-
Dag van de week, datum en tijd
-
De laadapparaatparameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Gedetailleer­de informatie daarover vindt u in de paragraaf 'Configuratiemodus'.
37
Selectie van me­nu's
Ga als volgt te werk om in de standaardmodus naar de menuselectie te schake­len:
Druk de toets 'Menu' lang, ca. 5 seconden, in.
1
Ga als volgt te werk om vanuit de overige modi naar de menuselectie te schake­len:
Druk de toets 'Menu' kort in.
1
Ga als volgt te werk om de gewenste modus starten:
Selecteer met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' het symbool van de gewenste
2
modus.
Bijv. het accusymbool voor de standaardmodus
-
Bevestig met de toets 'Pauze / Start' het vinkje.
3
Statistiekmodus In de statistiekmodus geven verticale
balkjes de status van de bedrijfstoe­standen van het apparaat weer:
Stationair draaien ('Idle')
-
Laden ('Charging')
-
'Floatingcharge' (Onderhoudsla-
-
ding) 'Cooldown' (Afkoelen)
-
Foutstatus ('Error')
-
Wissel met de toetsen 'Up / Down' (Omhoog / Omlaag) tussen pagina 1/2 en
1
pagina 2/2.
Pagina 2/2 toont de volgende waarden:
'Charges' (Totaal aantal ladingen).
-
Totaal afgegeven Ah.
-
Gemiddeld afgegeven Ah per la-
-
ding ('Charge'). Totale hoeveelheid opgenomen
-
energie (kWh). Gemiddelde hoeveelheid opgeno-
-
men energie (kWh) per 'charge' (la­ding).
De weergegeven opgenomen energie is een richtwaarde en kan bij een nominaal vermogen van maximaal 5% van de werkelijke hoeveelheid energie afwijken. Bij een lager vermogen kan de afwijking hoger zijn.
Geschiedenis­modus
38
De geschiedenismodus geeft informatie weer over de parameters van alle opge­slagen laadprocessen. Om andere of verschillende weergaven te kunnen tonen, wordt het volgende weergavevenster twee keer afgebeeld:
Schakel met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' tussen de pagina's van elk opge-
(1)
(2)
(3)
(4)
(5) (7)
(6)
1
slagen laadproces.
Inhoud van het weergavevenster
Startdatum van de lading, bijv.: donderdag, 19-06-2014
-
Starttijd van de lading, bijv.: 19:29 of laadduur, bijv.: 8 u 28 min.
-
Spanning bij begin van de laadfase: bijv.: 45,9 V.
-
Spanning na 5 minuten: bijv.: 47,9 V.
-
Spanning bij einde van de laadfase: bijv.: 48,0 V.
-
Opgenomen Ah, bijv.: 397 Ah.
-
Opgenomen kWh, bijv.: 19 kWh.
-
Laadkarakteristiek, bijv.: 6 RI.
-
Ingestelde laadduur, bijv.: 8 - 9 u of ingestelde Ah, bijv.: 400 Ah of ingesteld
-
tijdstip voor einde van de laadfase (niet afgebeeld).
Weergegeven symbolen
NL
Nr. Functie
(1) Volle accu
Het laden is voltooid.
(2) Lege accu
Het laden is niet voltooid.
(3) Uitroepteken met getal
Waarschuwing wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleer­de informatie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes.
(4) Symbool met getal
Fout wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleerde infor­matie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes.
(5) Toetssymbool met vinkje
Het laden is correct beëindigd met de toets 'Pauze / Start'.
39
(6) Toetssymbool met kruis
Het laden is beëindigd zonder dat de toets 'Pauze / Start' is gebruikt.
(7) Laaddetails
Weergave van bepaalde accugegevens aan het begin en aan het einde van het laden: Aantal cellen Ah Karakteristiek Accutype
Configuratiemo­dus
De configuratiemodus biedt de volgende instelmogelijkheden:
'Charging settings' (laadinstellingen): Instellingen voor accu
Accutype, bijv. 'Nat'.
-
Laadkarakteristiek, bijv. 'IU'.
-
Capaciteit (Ah) of laadtijd (u), afhankelijk van laadkarakteristiek.
-
Cellen: Spanning (V) en aantal accucellen of automatische instelling van het
-
aantal cellen.
VOORZICHTIG!
Risico op beschadiging van de accu.
Dit kan leiden tot schade aan de accu.
Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen alleen voor ac-
cu's met de volgende nominale spanningen: 12 V en 24 V bij 24V-appara­ten, 24 V en 48 V bij 48V-apparaten. Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen niet bij diepont-
laden accu's.
Overige instellingen:
-
Voor aanpassen van afzonderlijke laadkarakteristiek.
'Additional functions': Extra functies
Blauwe LED
-
Externe start-stop
-
InterLock
-
Navulindicator
-
Optiegedeelte
-
Herstart laadproces na netwerkfout
-
40
'General options': Algemene instellingen
Taal
-
Contrast
-
Tijd (uu:mm:ss)
-
Tijdzone Zomertijd / Normale tijd Datum (dd:mm:jj)
-
Laadkabellengte (m)
-
-
Doorsnede laadkabel (mm2) AC-stroomlimiet
-
Eenheid voor temperatuurwaarden
-
Code voor toegang tot configuratiemenu geactiveerd / gedeactiveerd.
-
Tijdsinterval voor op de USB-stick geprotocolleerde parameter(s).
-
Statistiek resetten
-
Geschiedenis resetten
-
'Reset Settings' (Instellingen terugzetten)
Met extra terugkoppeling ('OK?') om nogmaals te bevestigen.
-
Vervolgens wordt de standaarddatum­en standaardtijdweergave en de soft­wareversie op het beeldscherm weer­gegeven.
Met de toets 'Omhoog / Omlaag' kunt u de volgende informatie oproepen:
1
Serienummer van acculaadapparaat en serienummer en versie van confi-
-
guratiegeheugen. Printplaat voor besturing / vermogenselektronica: Hardwareversie en se-
-
rienummer. Software: hoofdsoftware, secundaire software, primaire software, versie
-
voor karakteristiekblok.
Ga als volgt te werk om het configuratiemenu te openen:
Druk op de toets 'Pauze / Start'.
1
Er wordt een venster weergegeven voor het invoeren van de vereiste code.
NL
Ga als volgt te werk om de vereiste co­de '1511' in te voeren:
Voer met de toets 'Omhoog / Omlaag' het eerste cijfer van de code in.
1
Ga met de toets 'Menu' naar het volgende cijfer van de code.
2
Ga zoals hierboven beschreven door tot de volledige code is ingevoerd.
3
Bevestig de invoer met de toets 'Pauze / Start'.
4
De te selecteren hoofdmenuopties van de configuratiemodus worden weerge­geven.
41
Als u een menuoptie selecteert, wordt er op het scherm mogelijk een bericht weergegeven dat aangeeft dat u de ge­bruiksaanwijzing moet raadplegen. Be­vestig het bericht door opnieuw op de toets 'Pauze / Start' te drukken.
Ga als volgt te werk om in het configuratiemenu en de onderliggende menu's te navigeren:
Selecteer met de toets 'Omhoog / Omlaag' de gewenste menuoptie.
1
Bevestig met de toets 'Pauze / Start' de menuoptie en bevestig vervolgens de
2
extra terugkoppeling (bijv. 'OK?').
Indien nodig gebruikt u de toets 'Omhoog / Omlaag' om een optie te selecte-
3
ren (bijv. Uit / Aan) of een waarde in te voeren.
Bevestig de ingevoerde waarde met de toets 'Pauze / Start'.
4
Als na het bevestigen van de waarde de cursor naar een volgende instelling of
5
cijfer springt, voert u de stappen (3) en (4) opnieuw uit.
Ga als volgt te werk om het actieve menu te verlaten:
Keer met de toets 'Menu' naar de bovenliggende selectie terug.
6
Als voorbeeld geven we hieronder aan hoe u de laadinstellingen vastlegt:
Selecteer met de toets 'Omhoog / Omlaag' de menuoptie 'Charging settings'
1
(laadinstellingen).
Bevestig de menuoptie met de toets 'Pauze / Start'.
2
Het venster waarin de instellingen van de menuoptie 'Charging settings' (laadpa­rameters) kunnen worden geconfigureerd, wordt weergegeven:
42
Afhankelijk van de selectie kan de weergave verschillen.
Voor de laadtijd is zowel de start als het einde instelbaar. De starttijd kan indien nodig worden gedeactiveerd, waarna de laadtijd na een handmatige laadstart zich uitsluitend op het aangegeven einde van de laadfase richt.
Bij het configureren van de instellingen wordt de gebruiker aan de hand van een wizard door het menu geleid.
Selecteer met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' de gewenste parameter (bijv.
3
'Cells' (cellen)).
Bevestig de parameter met de toets 'Pauze / Start'.
4
Stel met de toets 'Omhoog / Omlaag' de gewenste waarde in (bijv. '24' voor
5
het aantal accucellen).
Bevestig de ingevoerde waarde met de toets 'Pauze / Start'.
6
Als in de configuratiemodus een of meer relevante instellingen voor het laadpro­ces worden gewijzigd, dan wordt u bij het verlaten van de configuratiemodus nog eens gevraagd of de gekozen instelling moet worden vastgelegd.
De volgende instellingen moeten bij het verlaten van de configuratiemodus wor­den bevestigd:
Karakteristiek
-
Accucapaciteit in Ah
-
Aantal cellen
-
Vereffeningslading 'EIN' / 'AUS' (AAN / UIT)
-
CAN-protocol
-
Settings Hieronder vindt u gedetailleerde informatie over het menupunt -> 'Settings' (in-
stellingen), bij het selecteren van het eerder genoemde menupunt 'Charging set­tings' (laadinstellingen). De navigatie verloopt zoals beschreven in de paragraaf 'Configuratiemodus'.
NL
Elektrolytcircu­latie
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven.
De volgordebesturing van de elektro­lytcirculatie loopt via de besturing van het acculaadapparaat. Hiervoor staan meerdere keuzemogelijkheden ter be­schikking.
Voor de elektrolytcirculatie kunnen de volgende instellingen worden geconfigu­reerd:
'Off' (Uit)
Elektrolytcirculatie uitgeschakeld.
-
'Continuous' (Continubedrijf)
Elektrolytcirculatie permanent ingeschakeld.
-
'Program' (Programma) 1 t/m 5
Standaard beschikbare programma's voor de elektrolytcirculatie en de rele-
-
vante parameters hiervan vindt u in de tabel in het hoofdstuk 'Weergave', pa­ragraaf 'Instellingen'.
43
'Automatic' (Automatisch)
Program ON 1 OFF 1 Repeat ON 2 OFF 2
1 30 min 25 min 1 x 5 min 25 min
2 3 min 10 min 4 x 3 min 20 min
3 3 min 12 min 1 x 3 min 12 min
4 5 min 10 min 3 x 5 min 20 min
5 2,5 min 7,5 min 1 x 2,5 min 7,5 min
Automatische aanpassing van de doorstroomhoeveelheid voor de elektrolyt-
-
circulatie aan de hand van de ingestelde accuparameters.
'User' (Gebruiker) 'On' (Aan) / 'Off' (Uit)
Individuele instelling van elektrolytcirculatie.
-
De instellingen voor 'On' (Aan) en 'Off' (Uit) bepalen de verhouding impuls/
-
onderbreking van de luchtstroomintervallen.
In de volgende tabel vindt u de standaard beschikbare programma's voor de elektrolytcirculatie en de relevante parameters hiervan:
In elk van deze programma's wordt de magneetklep bij de tijd 'ON 1' (AAN 1) ge­opend en bij de tijd 'OFF 1' (UIT 1) gesloten. Dit proces wordt zo vaak herhaald als bij 'Repeat' (Herhaling) ingesteld staat. Als het ingestelde aantal herhalingen uitgevoerd is, wordt met de tijden 'ON 2' (AAN 2) en 'OFF 2' (UIT 2) herhaald tot het einde van de laadfase.
Temperatuurge­stuurd laden
'Temperature-controlled charging' (Temperatuurgestuurd laden):
De volgende instellingen kunnen bij de selectie van temperatuurgestuurd laden worden geconfigureerd:
'automatic' (automatisch) / 'OFF' (UIT) / 'required' (vereist)
'automatic' (automatisch) ... Temperatuurafhankelijk aanpassen van laadka-
-
rakteristiek. 'OFF' (UIT) ... De gemeten accutemperatuur wordt genegeerd.
-
'required' (vereist) ...
-
Lading start alleen als de temperatuursensor is aangesloten.
44
'Error overtemperature' (Fout bij te hoge temperatuur) 'ON' / 'OFF' (AAN / UIT)
'ON' (AAN) ... Foutmelding wordt weergegeven bij te hoge temperatuur van
-
accu. Laadproces stopt en kan pas worden hervat na afkoelen en opnieuw aanslui­ten van accu. 'OFF' (UIT) ... Geen foutmelding bij te hoge temperatuur van accu.
-
'Warning overtemperature' (Waarschuwing bij te hoge temperatuur) 'ON' / 'OFF' (AAN / UIT)
'ON' (AAN) ... Waarschuwing wordt weergegeven bij te hoge temperatuur van
-
accu. 'OFF' (UIT) ... Geen waarschuwing bij te hoge temperatuur van accu.
-
Voor bepaalde karakteristieken is een externe temperatuursensor nodig. Als een dergelijke karakteristiek in de configuratiemodus wordt gekozen, dan volgt er een mededeling dat er een externe temperatuursensor nodig is.
NL
Vereffeningsla­ding
'Equalize charge' (vereffeningslading)
'OFF' (UIT)
Er volgt geen vereffeningslading.
-
'Delay' (vertraging)
Als de accu tijdens de ingestelde 'equalize charge delay' (compensatiela-
-
dingsgrens) op het laadapparaat aangesloten blijft, dan wordt op een specia­le manier geladen. Op deze manier wordt laagvorming in het zuur voorko­men. De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd.
'Weekday' (dag van de week)
Weergave van de dag van de week waarop de vereffeningslading moet plaats-
-
vinden. De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd.
Handmatige vereffeningslading ('Handmatig')
Een vereffeningslading kan handmatig worden geactiveerd door op een knop
-
op het display te drukken. De vereffeningslading start na de ingestelde vertraging met de ingestelde pa-
-
rameters. De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd. Deze functie is alleen bij karakteristieken voor natte loodaccu's beschikbaar.
-
Als een instelling voor de vereffeningslading is geactiveerd, wordt op de startpa­gina via een symbool naast de ingestelde ampère-uren / de ingestelde laadtijd weergegeven of er een vereffeningslading wordt uitgevoerd of kan worden ge­start.
45
Vertraging 'Delay' (vertraging)
'Charge start delay' (laadstartvertraging)
Vertragingstijd (in minuten) van de eigenlijke laadstart versus het tijdstip
-
waarop de laadstart werd geactiveerd.
'Charge end delay' (vertraging van het einde van de laadfase)
Vertragingstijd (in minuten) van het gesignaliseerde einde van de laadfase
-
(bijv. groene lampje) versus het daadwerkelijke einde van de laadfase.
'At mains failure restart charging' (nieuwe laadstart na netvoedingsfout)
Als deze optie is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het
-
stroomnetwerk automatisch opnieuw gestart zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
Na netvoedingsfout ('na netvoedingsfout')
lading opnieuw starten
-
automatisch / lading voortzetten
-
Als de optie 'Lading opnieuw starten' is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het stroomnetwerk automatisch opnieuw gestart zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
Als de optie 'automatisch / lading voortzetten' is geselecteerd, wordt het laad­proces na een storing van het stroomnetwerk automatisch voortgezet zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
Kalender 'Calendar' (kalender)
Met de agendafunctie kan aan de hand van de volgende criteria een automati­sche laadstart worden geconfigureerd:
Tijdsperiode waarin geen laadstart mag plaatsvinden als er een accu wordt
-
aangesloten. Tijdsperiode waarin met een gedefinieerde karakteristiek 1 moet worden ge-
-
start als een accu wordt aangesloten. Tijdsperiode waarin met een gedefinieerde karakteristiek 2 moet worden ge-
-
start als een accu wordt aangesloten.
Selecteer en bevestig de instelling
1
'AAN' om de agendafunctie te acti­veren.
Menupunt 'charging settings' (laadin­stellingen):
Accutype voor alle karakteristie-
-
ken: bijv. Pb-WET. Curve-instellingen bij selectie van
-
betreffende karakteristiek.
46
Met de functie 'Calendar' (kalender) kunnen meer instellingen worden geconfigu­reerd:
'Day setting 1-5': (dagconfiguratie 1-5): Met de dagconfiguratie kunt u met de volgende instelmogelijkheden maxi­maal 5 verschillende laadstarttijdpro­fielen definiëren:
Symbool voor karakteristiek 1:
-
Tijdsperiode waarin moet worden gestart met karakteristiek 1 (bijv.: 0:00-6:00) Stop:
-
Tijdsperiode waarin er geen accu mag worden geladen (bijv.: 6:00-20:00) Symbool voor karakteristiek 1:
-
Tijdsperiode waarin moet worden gestart met karakteristiek 1 (bijv.: 20:00-24:00)
NL
OPMERKING!
Lopende laadprocessen worden niet beïnvloed door de ingestelde tijdsperiode.
Als in bovenstaand voorbeeld om 05:45 een accu wordt aangesloten, volgt
het laadeinde conform de instellingen en wordt het laadeinde niet door de aangegeven eindtijd (in voorbeeld 06:00) van de ingestelde tijdsperiode on­derbroken. Als de accu tijdens de stoptijdsperiode wordt aangesloten, wordt het laden
automatisch in de volgende tijdsperiode gestart. Als tijdens de stoptijdsperi­ode een laadstart handmatig geactiveerd wordt, dan wordt er altijd geladen met karakteristiek 1.
Extra instelmogelijkheden:
Schakelen tussen bijbehorende ka-
-
rakteristieken: Symbool van karakteristiek. Verwijderen van betreffende ka-
-
rakteristiek: 'remove' (verwijderen).
'Week setting' (Weekconfiguratie):
Er kunnen 3 verschillende week-
-
configuraties worden samenge­steld.
47
Elke weekdag kan aan een eerder ge­maakte dagconfiguratie worden toege­wezen.
'Year setting' (Jaarconfiguratie):
Er kunnen meerdere agendaperio-
-
den (bijv. 1.1. - 7.1.) aan een week­configuratie worden toegewezen.
Bij geactiveerde kalenderfunctie ver­schijnt een kalendersymbool (hier met het getal '4' als de huidige datum) in de weergave.
Speciale ladin­gen
'Special charges' (speciale ladingen)
Door 'special charges' (speciale ladin­gen) te selecteren, kunt u tijdelijk een of meer laadtypen uitvoeren die afwij­ken van de standaardlaadtypen.
De instelling voor 'repeat' (herhalingen) bepaalt hoe vaak de afwijkende lading moet worden uitgevoerd totdat het weer permanent wordt voortgezet met de oorspronkelijke laadparameters:
Instelbereik
1 tot 99 herhalingen
-
'Disable start button' (toets start deactiveren)
'ON' (AAN)
Het starten van het laadproces met de toets 'Pauze / Start' is niet mogelijk,
-
bijv. om onbevoegde toegang te verhinderen.
48
'OFF' (UIT)
Het starten van het laadproces met de toets 'Pauze / Start' is mogelijk.
-
DC-verbinding 'DC-Connection' (DC-verbinding):
Verder zijn de volgende instellingen mogelijk:
Karakteristiek:
-
bijv. 'Deep discharge 10' (diepont­lading 10) Aantal accucellen:
-
'Cells' (cellen) - bijv. 12 x Accucapaciteit in Ah:
-
bijv. 375 Ah
In het menu DC-verbinding bevindt zich de instelling voor de DC-verbin­dingscontrole. Als de DC-verbindingscontrole is inge­schakeld ('ON' (AAN)), dan wordt de verbinding tussen het laadapparaat en de accu tijdens het laadproces gecon­troleerd.
Als tijdens het laadproces problemen met de DC-verbinding optreden, wordt bij een actieve DC-verbindingscontrole de statuscode 17 weergegeven. Een verbindingsprobleem kan bijvoor­beeld worden veroorzaakt door versle­ten of vervuilde laadcontacten.
NL
Extra functies Gedetailleerde informatie over de menuoptie 'Additional functions' (Extra func-
ties) in de configuratiemodus. De navigatie verloopt zoals beschreven in de para­graaf 'Configuratiemodus'.
Selecteer de menuoptie 'Additio-
1
nal functions' (Extra functies).
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven:
49
Instelling van blauwe lampje 'Blue LED' (blauwe LED):
Instelling van tijd (minuten) waarna het blauwe lampje 'Accu afgekoeld' moet gaan branden, zodat een voldoende afgekoelde accu opgemerkt wordt. Als in­stelwaarde geldt de tijd vanaf het einde van de laadfase.
De optie 'Temperatuurgestuurd laden' kan in combinatie met een temperatuur­waarde worden ingesteld. Vanaf dat moment moet het blauwe lampje 'Accu afge­koeld' gaan branden om aan te geven dat de accu voldoende is afgekoeld.
'Refill indicator' (bijvulindicator)
De bijvulindicator wordt geactiveerd (als melding) zodra er gedestilleerd water in de accu moet worden bijgevuld. U kunt het tijdstip voor het bijvullen als volgt de­finiëren:
Elke zoveelste week en dag van de week
bijv. elke 2e week op vrijdag water bijvullen
-
Bij de instelling 'OFF' (UIT) is geen bevestiging van de bijvulaanvraag nodig.
'Relays' (Relaiskaart)
Bij de selectie van de relaiskaart kunt u voor elke van de 4 aansluitklemmen, ge­zien van links naar rechts, een van de volgende functies instellen:
Aquamatic
Signaal, bijv. voor aansturen van magneetklep
-
Programma 'Standard' (Standaard) met in fabriek vooraf geconfigureerde in-
-
stellingen Programma 'User' (Gebruiker) met door gebruiker gedefinieerde instelmoge-
-
lijkheden Meer informatie over Aquamatic vindt u in het hoofdstuk 'Opties', paragraaf
-
'Aquamatic'.
'Charging' (Bezig met laden)
'Charge 50 %' (50% geladen)
'Charge 80 %' (80% geladen)
'Charge Finish' (Einde van de laadfase)
'Main Charge Finished' (Hoofdlading beëindigd)
Signaal, wanneer hoofdlaadfase is beëindigd
-
Laden niet klaar
Signaal, wanneer de accu voortijdig van het acculaadapparaat losgekoppeld
-
wordt 1 tot 10 seconden instelbaar
-
50
'Charge OK' (Laden OK)
Accu wordt geladen of is al volledig geladen
-
'Cumulative Error' (Verzamelfouten)
Signaal bij optredende fout
-
Het uitvallen van de netvoeding kan optioneel als fout worden aangeduid (in-
-
stelling 'ON' (AAN)). Als er een fout in het acculaadapparaat optreedt, dan kan een geheel vrij de-
-
finieerbare tekst worden weergegeven (bijvoorbeeld de contactgegevens van de dealer). Gedetailleerde informatie hierover vindt u in de paragraaf 'USB­modus'.
Verzamelfout + waarschuwing
In overeenstemming met de functie 'verzamelfout' wordt de betreffende re-
-
laiskaart geactiveerd zodra een fout of waarschuwing optreedt.
'Signal Lamp' (Meldlamp)
Er kunnen ook een of meer geschikte lampjes op de relaiskaart worden aan-
-
gesloten, waarmee de laadtoestand of de bedrijfstoestand van het acculaad­apparaat kan worden aangeduid. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Opties', para-
-
graaf 'Meldlampen'.
'Immobiliser' (Wegrijblokkering)
NL
AAN
De relaiskaart werkt permanent zodra het acculaadapparaat op het stroom-
-
netwerk wordt aangesloten.
'Refill Indicator' (Navulindicator)
Geeft aan dat de accu met gedestilleerd water moet worden bijgevuld.
-
Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', para-
-
graaf 'Extra functies'.
'Battery Cold' (Accu afgekoeld)
'External Air Pump' (Externe luchtpomp voor elektrolytcirculatie)
U kunt de instellingen voor de elektrolytcirculatie ('Air Pump' (Luchtpomp))
-
configureren zoals aangegeven in de paragraaf '-> Settings' ('Instellingen').
Gedetailleerde informatie over de relaiskaart vindt u in het hoofdstuk 'Opties'.
Instelling voor extern lampje ('External lamp')
conform hoofdstuk 'Opties', paragraaf 'Laadlampje', kunnen geschikte externe lampjes aangesloten worden om de laadtoestand of de bedrijfstoestand van het acculaadapparaat te visualiseren. De volgende instellingen zijn beschikbaar:
Normaal (conventionele externe lampjes)
-
RGB (LED-strip)
-
'Remote control system' (Extern display)
51
Voor het externe display kunt u het contrast instellen.
'At mains failure restart charging' (nieuwe laadstart na netvoedingsfout):
Als deze optie geselecteerd is, wordt het laadproces na een storing van het elek­triciteitsnet automatisch opnieuw gestart, zodra het elektriciteitsnet weer be­schikbaar is.
algemene instel­lingen
Gedetailleerde informatie over het menupunt 'general options' (algemene instel­lingen) in de configuratiemodus.
Menupunt 'General options' (alge-
1
mene instellingen) selecteren.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
'Language' (taal)
-
Display-instellingen
-
'Contrast' (contrast)
-
'LED brightness' (Helderheid)
-
'Show Ah at charge end'
-
(Weergave van Ah bij einde van de laadfase) 'ON/OFF' (AAN/ UIT)
'Time and Date' (tijd en datum)
-
'Daylight saving time' (zomer-
-
tijd / normale tijd) Voorgedefinieerde tijdzones
-
Door gebruiker gedefinieerde
-
tijdzones
Laadkabel ('Charging cable'):
Kabeldoorsnede ('Cable cross section'):
Doorsnede van laadkabel (mm²)
-
Enkelvoudige lengte van laadkabel
-
(m)
52
AC-stroomlimiet ('AC current consumption'):
-
-
Temperatuur ('Temperature'):
-
Aanpassing van maximaal opgeno­men apparaatstroom aan de elek­trische installatie ter plaatse of aan de apparaatstekker die op het apparaat is geïnstalleerd.
De minimale en maximale waarden verschillen bij de verschillende ap­paraatklassen. De minimale waarde bedraagt ca. 25% van de maximale nominale stroom van het desbe­treffende apparaat.
Temperatuur in °C / °F
NL
Code:
Invoeren van code voor toegang tot configuratiemodus vereist / niet vereist
-
('Code ON / OFF' ((Code AAN / UIT))
USB-tijdsinterval ('USB Logging Time'):
Tijdsinterval voor via USB-stick ge-
-
protocolleerde laadparameter(s) ('USB Logging Time')
Statistiek resetten ('Reset statistics')
Geschiedenis resetten ('Reset history')
Gedetailleerde informatie over statistiek en geschiedenis staat in de paragrafen 'Statistiekmodus' en 'Geschiedenismodus'.
Instellingen her­stellen
Het menupunt biedt 2 mogelijkheden om alle gemaakte instellingen te resetten:
53
'Reset Factory Settings' (fabrieksin­stellingen terugzetten):
Resetten van betreffende fabrieks-
-
instellingen.
'Reset Default Settings' (standaardin­stellingen terugzetten):
Resetten van de betreffende in-
-
stellingen naar de standaardinstel­lingen van de fabrikant.
USB-modus In de USB-modus wordt op het display
weergegeven of een USB-stick aange­sloten is.
De USB-stick moet aan de volgende specificaties voldoen:
Indeling: FAT32
-
Maximaal 32 gigabyte
-
Geen meervoudige partitionering
-
De software I-SPoT-VIEWER (www.fronius.com/i-spot) ondersteunt de visualise- ring en analyse van de gegevens op de USB-stick.
Voordat hij wordt gestart, moet een gegevensdownload met de toets 'Pauze / Start' worden bevestigd. Als deze bevestiging met de toets 'Pauze / Start' niet wordt uitgevoerd, dan start de download na één minuut automatisch.
Tijdens een laadproces moet na het drukken op de toets 'Pauze / Start' de USB­stick worden aangesloten. Hierbij kunnen alleen gegevens worden gelezen, kan er geen update worden uitgevoerd en kan er geen configuratie worden geladen.
Veilig verwijderen ('Safely remove')
Zodra de gewenste actie is voltooid, kunt u de USB-stick veilig verwijderen.
-
Updaten
Er wordt een lijst met op de USB-stick opgeslagen en geschikte updatebe-
-
standen weergegeven. Het selecteren en bevestigen van het gewenste bestand gebeurt op dezelfde
-
wijze als het bladeren door de instellingen. Herbenoem de automatisch toegewezen bestandsnaam van het updatebe-
-
stand niet! De recentste firmware staat in het gedeelte 'Download' (downloaden) van de
-
Fronius-website ter beschikking. De handleiding voor de firmware-installatie bevindt zich in het zipbestand
-
van de download.
Dowloaden
De op de datalogger van het apparaat opgeslagen data met meegeprotocol-
-
leerde laadparameters worden voor de I-SPoT VIEWER op de USB-stick op­geslagen. Daarnaast worden ook gebeurtenissen, zogenoemde events, alsmede appa-
-
raatinstellingen en gebruikerscurves (configuratie) opgeslagen. Voor de datalogger kunnen de volgende periodes worden gekozen:
-
1 maand 3 maanden Alles Sinds de laatste keer
54
Downloaden optioneel
De volgende opties zijn beschikbaar:
I-SPoT VIEWER
-
Het opslaan van meegeprotocolleerde gegevens gebeurt op dezelfde manier als voor 'download', echter alleen met de gegevens voor de I-SPoT VIEWER. Datalogger opslaan
-
Het opslaan van meegeprotocolleerde gegevens gebeurt op dezelfde manier als voor 'download' (downloaden), echter niet in I-SPoT VIEWER-formaat, maar als 'csv'-bestanden. (Automatisch ingestelde mappenstructuur voor de 'csv'-bestanden: * Fronius\<Serienummer apparaat>\Charges\<jjjjmmdd>\<uummss.csv>) Gebeurtenissen opslaan.
-
Gebeurtenissen, zogenoemde events, worden op de USB-stick opgeslagen. Configuratie opslaan.
-
Apparaatinstellingen worden op de USB-stick opgeslagen.
Configuratie laden ('Load configuration')
Hiermee wordt een op de USB-stick opgeslagen en geschikte apparaatconfi-
-
guratie op het apparaat geladen.
Dealertekst laden ('Load dealer text')
Hiermee kunt u een tekstbestand vanaf de USB-stick laden. Het tekstbe-
-
stand wordt weergegeven zodra er in het apparaat een fout optreedt. Het tekstbestand kan bijvoorbeeld de contactgegevens van de dealer bevat-
-
ten. Het bestand moet in het formaat '.txt' in 'unicode'-indeling op de USB-stick
-
opgeslagen zijn. De bestandsnaam moet 'dealer.txt' zijn.
-
De bestandsnaam mag maximaal 99 tekens bevatten.
-
NL
Statuscodes
* Als tijdens het laden een USB-stick is aangesloten, worden de csv-bestan-
den direct op de USB-stick opgeslagen. De mappenstructuur die hierbij tevens automatisch wordt aangemaakt, is te herkennen aan de map 'Data­log', in plaats van de map 'Charges'.
Als tijdens de werking van het acculaadapparaat een storing optreedt, worden op het display bepaalde statuscodes weergegeven. Dit kan de volgende oorzaken hebben:
Accufout
-
Een accu met ongeschikte spanning is aangesloten.
-
Het acculaadapparaat is oververhit.
-
Er is een software- of hardwarefout opgetreden.
-
Accufout: Als de accu een fouttoestand meldt, geeft het acculaadapparaat deze fout als accufout weer, inclusief het bijbehorende foutnummer van de accu. De corres­ponderende uitleg van de fout vindt u in de gebruiksaanwijzing van de accu.
55
Ga als volgt te werk als op het display een foutmelding wordt weergegeven en de fout niet zelfstandig kan worden verholpen:
Noteer de weergegeven statuscode, bijv. 'Statecode (31)' (Statuscode (31)).
1
Noteer de configuratie van het acculaadapparaat.
2
Neem contact op met de geautoriseerde servicedienst.
3
Als er een fout in het acculaadapparaat optreedt, kan een geheel vrij defini­eerbare tekst worden weergegeven die bijvoorbeeld de contactgegevens van de handelaar bevat.
Statuscodes met externe oorzaak
Nr. Oorzaak / oplossing
(11) Netspanning controleren
(12) Stroomnetwerk controleren (fase-uitval)
(13) Externe temperatuursensor defect
(14) Elektrolytcirculatie defect (drukschakelaar schakelt niet)
(15) Geen bedieningsspanning herkend
(16) Externe start-stop is niet gesloten.
(17) Veelvuldig uitgelokte nullastspanning tijdens een lading (bijv. versleten
laadcontacten)
Statuscodes bij accufout
Nr. Oorzaak / oplossing
(22) Onderspanning accu
(23) Overspanning accu
(24) Te hete accu (alleen bij externe temperatuursensor)
(25) Te lage temperatuur van accu (alleen bij externe temperatuursensor)
(26) Defecte accucellen gedetecteerd
(27) Accu wordt niet ondersteund
(28) Accu sterk ontladen - veiligheidsladen wordt uitgevoerd
(29) Onjuiste polariteit accu
(30) Thermal Runaway
Statuscodes bij oplaadfout
Nr. Oorzaak / oplossing
(31) Tijdsoverschrijding in de I1-fase
56
(32) Tijdsoverschrijding in de U1-fase
(33) Te hoge accuspanning in de I2-fase
(34) Ah-overschrijding
(35) Tijdsoverschrijding in de I2-fase
(36) Doelspanning in I2-fase niet bereikt (alleen bij formaatkarakteristiek)
(37) Fout tijdens RI-laden
(38) Ingestelde laadtijd kan niet worden bereikt
(39) Tijdsoverschrijding tijdens RI-laden
Statuscodes bij een CAN-fout (accu)
Nr. Oorzaak / oplossing
(51) Accu reageert niet
(52) Accugegevens zijn niet oproepbaar
(53) Accuspanning wordt niet ondersteund
(54) Communicatiefout
(55) Accufout
(56) Accu wordt niet geactiveerd
(57) Tijdslimiet voor melding overschreden
(58) Aanmelding mislukt
NL
Statuscodes bij een Gateway-fout
Nr. Oorzaak / oplossing
(101) Setting CAN Connect is actief en er kan minstens 2 minuten geen CAN-
verbinding met de gateway worden opgebouwd.
(102) Gateway heeft geen verbinding met back-end.
Statuscodes bij een TagID-fout
Nr. Oorzaak / oplossing
(200) De op het acculaadapparaat ingestelde technologie is niet compatibel met
de aangesloten accu.
(201) De nominale spanning van de accu wordt niet ondersteund door het accu-
laadapparaat of wordt uitgesloten door een instelling van het acculaadap­paraat.
(202) Het vermogen van het acculaadapparaat is niet hoog genoeg om de aan-
gesloten accu op te laden.
(203) CAN-communicatie met TagID kon niet tot stand worden gebracht.
(204) TagID-gegevens konden niet worden uitgelezen.
(205) TagID-gegevens konden niet worden uitgevoerd.
(206) TagID-temperatuursensor is defect.
(207) TagID-spanningssensor is defect.
(208) Stamgegevens van de TagID zijn ongeldig of niet beschikbaar.
57
(209) Defect EEPROM-geheugen.
(210) Defect flashgeheugen.
(211) Ongeldige apparaathandtekening.
(212) TagID-gegevens konden niet worden beschreven.
(213) Het vermogen van het acculaadapparaat is niet voldoende om de accu
binnen de gewenste laadtijd te laden.
(214) Te veel vermogensverlies op het DC-pad.
(215) TagID-vulpeilsensor is in de verkeerde cel gemonteerd of defect.
(216) Crash van TagID-software
Statuscodes bij fout in primair circuit
Nr. Oorzaak / oplossing
(500) Temperatuursensor module 1 (boven) defect
(501) Temperatuursensor module 2 (onder) defect
(502) Temperatuursensor printplaat defect
(503) Primaire oververhitting
(504) Ventilator geblokkeerd / defect
(505) Over- / Onderspanning tussencircuit
(506) Asymmetrie in tussencircuit
(507) Voedingsspanning primair circuit buiten tolerantiewaarden
(508) Stroomuitval
(509) Verkeerde acculaadapparaatconfiguratie
(510) Primaire EEPROM defect
(527) Faseshifter overstroom
(528) Uploadrelais uitgeschakeld tijdens belasting
(530) Communicatieprobleem
(532) Microcontroller-fout (bijv. deling door 0)
(533) Referentiespanning buiten tolerantiewaarden
(534) Opstartprobleem
(535) PFC-overstroom
58
(536) Faseshifter of PFC defect
Statuscodes bij fout in secundaire circuit
Nr. Oorzaak / oplossing
(520) Secundaire temperatuursensor defect
(521) Secundaire te hoge temperatuur
(522) Uitgangszekering defect
(523) Voedingsspanning secundaire circuit buiten tolerantiewaarden
(524) Referentiespanning secundaire circuit buiten tolerantiewaarden
(525) Compensatiestroom
(526) Compensatiestroom buiten tolerantiewaarden
(527) Overstroom vermogensfasedeel (primair)
(529) Geen secundaire communicatie
(530) Geen primaire communicatie
(531) Secundaire EEPROM defect
(532) Fout in microcontroller
(537) Spanningsmeting defect
(570) Secundair relais kan niet worden ingeschakeld
(571) ADC/SPI probleem
Statuscodes bij een fout in de besturing
Nr. Oorzaak / oplossing
NL
(540) Opslagparameter configuratie ontbreekt/defect
(541) Geen secundaire communicatie
(542) Secundaire initialisatie mislukt
(543) Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing
(544) Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing
(545) Primaire initialisatie mislukt
(546) Update mislukt
(547) Instellingen laden / opslaan mislukt
(548) Curve-instellingen laden / opslaan mislukt
(549) Het laden kan na een stroomuitval niet worden voortgezet
(550) Tijd niet ingesteld
(551) Hardwarewijziging gedetecteerd
(552) Ongeldige opslagparameter configuratie
(553) Primaire update mislukt
(554) Communicatiestoring
(555) Verkeerde apparaatsoftware
(557) Onderbreking van de InterLock-communicatie
59
(558) Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is,
(1)
(2)
heeft te maken met een fout
(559) Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is, is
niet compatibel met dit acculaadapparaat
Statuscodes ver­mogenspad
Uit de statuscode kan worden afgeleid welk vermogenspad beïnvloed wordt:
(1): Vermogenspad 1 - bijv. statuscode (542-1)
-
(2): Vermogenspad 2 - bijv. statuscode (542-2)
-
60
Opties
Veiligheid Als u een optie wilt aansluiten, moet u de behuizing deels openen. Hierbij moet u
de volgende waarschuwingen in acht nemen:
GEVAAR!
Gevaar door ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden met betrekking tot het aansluiten van de opties mogen
alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Als voor de betreffende optie een installatiehandleiding of een bijlage be-
schikbaar is, moeten alle daarin vermelde waarschuwingen en instructies worden opgevolgd. Bij alle opties met elektrische aansluitingen moet na de aansluitwerkzaamhe-
den een veiligheidscontrole conform de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen worden uitgevoerd. Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich
wenden tot de geautoriseerde servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
NL
Elektrolytcircu­latie
OPMERKING!
Gevaar door binnendringende elektrolyt uit de accu of door werking zonder te­gendruk.
Dit kan leiden tot schade aan de luchtpomp.
Stel het laadapparaat altijd zodanig op dat het zich minimaal 0,5 m (1 ft. 7,69
in.) boven de te laden accu bevindt. Sluit de persluchtuitgang van het laadapparaat altijd op een daarvoor ge-
schikte en storingsvrije slangaansluiting op de accu aan.
OPMERKING!
Gevaar door niet-inachtneming van de toegestane netspanningstolerantie.
Dit kan leiden tot niet werkende functies en schade aan eigendommen.
Voor de optie elektrolytcirculatie geldt een tegenover de lader beperkte voe-
dingsspanningstolerantie van 207 V tot 250 V, fase-fase: 360 V tot 433 V.
De optie Elektrolytcirculatie maakt gebruik van een in het laadapparaat inge­bouwde luchtpomp. Dit transporteert lucht door speciaal daarvoor aangebrachte capillaire buizen in de accu. Dit leidt tot een intensieve circulatie van de elektro­lyt. Het gevolg is een lagere verwarming van de accu en tegelijkertijd een langere levensduur van de accu, en minder waterverlies tijdens het laadproces.
Als door een defecte pomp of lekkages in de aansluiting van de accu een fout wordt gedetecteerd, wordt op het display de statusmelding 'State Code 14' (Sta­tuscode 14) weergegeven. Deze fout kan bijvoorbeeld door externe meldlampen als verzamelfout worden weergegeven.
De volgordebesturing van de elektrolytcirculatie loopt via de besturing van het laadapparaat. Hiertoe zijn meerdere opties in het configuratiemenu opgenomen. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf 'Extra functies'.
61
Tot deze opties behoren de vooraf in de fabriek ingestelde programma's 1 t/m 5.
(1)
(2)
De relevante parameters voor deze programma's vindt u in de volgende tabel ge­volgd door aanvullende informatie.
'Program' (Program-
'ON 1' (AAN 1)
'OFF 1' (UIT 1)
'Repeat' (Herhalen)
'ON 2' (AAN 2)
'OFF 2' (UIT 2)
ma)
1 30 min 25 min 1 x 5 min 25 min
2 3 min 10 min 4 x 3 min 20 min
3 3 min 12 min 1 x 3 min 12 min
4 5 min 10 min 3 x 5 min 20 min
5 2,5 min 7,5 min 1 x 2,5 min 7,5 min
In elk van deze programma's wordt de magneetklep bij de tijd 'ON 1' (AAN 1) ge­opend en bij de tijd 'OFF 1' (UIT 1) gesloten. Dit proces wordt zo vaak herhaald als bij 'Repeat' (Herhaling) ingesteld staat. Als het ingestelde aantal herhalingen uitgevoerd is, wordt met de tijden 'ON 2' (AAN 2) en 'OFF 2' (UIT 2) herhaald tot het einde van de laadfase.
Luchtfilterelement reinigen
Reinig het luchtfilterelement van de geïntegreerde luchtpomp een keer per jaar. Kort in het geval van veel stof het reinigingsinterval overeenkomstig in. Voor het reinigen moet het luchtfilterelement (2) worden verwijderd. Ga als volgt te werk om het luchtfilter (1) te verwijderen door dit eraf te trekken en het vervolgens weer te plaatsen:
1
2
62
(1)
3
Risk of Electric Shock! Do not operate at circuits more than 250 V to ground!
0... 30V DC/4A
0... 250V AC/4A
Use Copper Conductors Only!
C Common NC Normally Closed NO Normally Opened L Line N Neutral Wire
max. 1A
AC Output!
42,0409,0008
C NC NO C NC NO C NC NO
L/C NC NO N
WARNING!
NL
Temperatuurge­stuurd laden
Relaiskaart
De optie Temperatuurgestuurd laden regelt de laadspanning continu los van de actuele accutemperatuur. Hierdoor wordt de levensduur van de accu beduidend verlengd, met name bij gebruik in koelcellen.
GEVAAR!
Gevaar bij het gebruik van de relaiskaart voor veiligheidskritische functies.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik de relaiskaart niet voor veiligheidskritieke functies.
OPMERKING!
Gevaar door niet-inachtneming van de toegestane netspanningstolerantie.
Dit kan leiden tot niet werkende functies en schade aan eigendommen.
Voor de optie relaiskaart geldt een ten opzichte van het acculaadapparaat
beperkte ingangsspanning L-N van maximaal 250 V.
Met de optionele relaiskaart kunnen de bedrijfstoestanden van het laadapparaat en de laadtoestanden van de aangesloten accu extern worden beoordeeld. Bo­vendien kunnen een of meer externe verbruikers met ingangsspanning faselei­ding-neutraalleiding van stroom worden voorzien. Een voorwaarde is dan wel dat
63
een aardekabel in het net aanwezig moet zijn. Meer informatie over de configura­tie van de uitgangen op de relaiskaart vindt u in de gebruiksaanwijzing van het laadapparaat: Hoofdstuk 'Weergave', paragraaf 'Extra functies'.
Gedetailleerde informatie over de relaiskaart vindt u in de bij de optionele relais­kaart meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Bijgevoegd vindt u een lijst met direct met de relaiskaart verbonden opties. Deze met de relaiskaart gerelateerde opties worden via de uitgangen van de relaiskaart aangestuurd:
Aquamatic
-
Lading actief
-
50% geladen
-
80% geladen
-
Einde van de laadfase
-
Hoofdlading beëindigd
-
Laden OK
-
Laden niet klaar
-
Signaal, wanneer de accu voortijdig van het laadapparaat losgekoppeld wordt Verzamelfout
-
Verzamelfout + waarschuwing
-
Meldlamp
-
Wegrijblokkering
-
'ON' (AAN)
-
Bijvulindicator
-
Accu afgekoeld
-
Externe luchtpomp (elektrolytcirculatie)
-
Aquamatic De Aquamatic zorgt voor de aansturing van een magneetklep voor het automa-
tisch bijvullen van het water voor de op te laden accu.
Instelling 'Standard' (Standaard)
Aan het begin van de doorlaadfase wordt de magneetklep 12 seconden geo-
-
pend. Vervolgens wordt de magneetklep 4 seconden gesloten. Deze cyclus wordt 26 keer herhaald.
-
Instelling 'USER' (GEBRUIKER)
Instelbare 'ON'-tijd (AAN) (magneetklep wordt geopend) na beëindigen van
-
hoofdlaadfase.
Lading actief De optie "Lading actief" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
meldlamp. Terwijl het laden bezig is, werkt het relais permanent.
Laden 50% Net als bij de functie "Hoofdlading beëindigd“ schakelt het betreffende relais zo-
dra de accu 50% geladen is.
Lading 80% ("Charging 80 %")
64
Net als bij de functie "Hoofdlading beëindigd“ schakelt het betreffende relais zo­dra de accu 80% geladen is.
Laden niet klaar De optie "Laden niet klaar" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
akoestische signaalgever. Als de accu voor het beëindigen van het laadproces van het laadapparaat losgekoppeld wordt, schakelt de relaiskaart gedurende een in­stelbare tijd van 1 tot 10 seconden.
Laadeinde De optie "Laadeinde" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een meld-
lamp. Na het volledig invullen van de geconfigureerde laadkarakteristiek wordt het betreffende relais automatisch geopend.
NL
Hoofdlading beëindigd
Verzamelfout De optie "Verzamelfout" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een
Verzamelfout + waarschuwing
Meldlamp Naast het laadlampje kunnen er ook een of meer geschikte lampjes op de relais-
De optie "Hoofdlading beëindigd" is bijvoorbeeld geschikt voor het aansturen van een meldlamp. Na het beëindigen van de hoofdlaadfase wordt het betreffende relais automatisch geopend.
meldlamp. Bij elke gedetecteerde fout wordt het betreffende relais automatisch geopend.
In overeenstemming met de functie "verzamelfout" wordt de betreffende relais­kaart geactiveerd, zodra een fout of waarschuwing optreedt.
kaart aangesloten worden, waarmee de laadtoestand of de bedrijfstoestand van het laadapparaat kan worden aangeduid. De lampen zijn ontworpen voor een spanning van maximaal 30 V DC of maximaal 250 V AC in een sterpuntgeaard netwerk.
Als de lampen stroomloos worden geschakeld, mag de schakelstroom maximaal 4 A bedragen. Een lamp die via het voedingsrelais voor 230 V gevoed wordt, mag worden gebruikt bij een maximale uitgangsstroom van 1 A.
Wegrijblokkering Als het laadapparaat als boordoplossing in een voertuig is ingebouwd, voorkomt
de optionele wegrijblokkering onbedoeld gebruik van het voertuig tijdens het laadproces. Op deze manier zijn het voertuig, de accu en de laadkabels tegen be­schadigingen beschermd.
Zodra het voertuig op het net aangesloten is, wordt het bijbehorende relais geo­pend en blokkeert het bijvoorbeeld het ontstekingssignaal. Een ander voorbeeld is de aansturing van een geschikte meldlamp ter indicatie dat er net geladen is.
Accu afgekoeld Na het verstrijken van de in het menu ingestelde tijd wordt het betreffende relais
automatisch ingeschakeld.
65
Externe lucht­pomp - elektro­lytcirculatie
LED-strip De LED-strip wordt gebruikt als statusdisplay en brandt analoog aan de weerga-
Luchtfilter In stoffige omgevingen verhindert het luchtfilter het binnendringen van veront-
Extern display Via het externe display kunt u het apparaat helemaal bedienen, tot op een af-
Met deze optie kan een externe luchtpomp via een relaiscontact worden aange­stuurd, volgens de optie "Elektrolytcirculatie".
ve-elementen op het bedieningspaneel in de juiste kleuren. Hiertoe wordt in de spleet tussen de voorwand en de bovenkant van de kast een LED-strip met diffu­ser gemonteerd.
reinigingen in het apparaat. Hierdoor worden eventuele vermogensvermindering of andere beïnvloedingen van het apparaat verhinderd. Gedetailleerde informatie is te vinden in het bijbehorende bijlage. Reinigingsinterval naar behoefte (aanbeveling van fabrikant: maandelijks)
stand van maximaal 30 m (98 ft., 5,1 inch). Deze optie omvat een volledig bedie­ningspaneel in een aluminium behuizing.
Gateway Link De Gateway Link stelt u in staat om de gateway eenvoudig op het laadapparaat
aan te sluiten. De gateway kan worden aangesloten zonder dat het acculaadappa­raat wordt geopend.
Gateway De gateway vormt het verbindingsstuk tussen het laadapparaat en Charge&Con-
nect. Gedetailleerde informatie is te vinden in het bijbehorende bijlage.
TagID Link De TagID Link maakt de overdracht van relevante accugegevens tussen de TagID
en het acculaadapparaat mogelijk.
TagID De TagID is een elektronisch meet- en regelsysteem dat accugegevens uitwisselt
met het acculaadapparaat en het laden optimaliseert.
InterLock De InterLock verbindt twee acculaadapparaten en synchroniseert de start en het
einde van de laadfase, waardoor een gelijkmatige volledige lading van de aange­sloten accu's wordt bereikt.
66
Technische gegevens
NL
Selectiva 30 kW 96 V / 120 V
Netspanning:
- 96 V (-10% / +30%)
- 120 V (-10% / +10%) Optioneel:
Netbeveiliging
1)
1)
3~ NPE 400 V / 50/60 Hz 3~ NPE 400 V / 50/60 Hz 3~ PE 400 V / 50/60 Hz
63 A
Minimale doorsnede van netvoedingskabel 10 mm² (0,0155 in²)
Gemiddelde lekstroom
2)
360 VAC - 3,3 mA a.c. 400 VAC - 4,2 mA a.c. 520 VAC - 4,8 mA a.c.
Inschakelduur 100%
EMV-apparaatklasse B
Stand-byverbruik Selectiva 9250 / 9300 Selectiva 12210 / 12250
25,4 W 25,2 W
Beveiligingsklasse I
Max. toelaatbare netimpedantie Z
3)
PCC
Beschermingsklasse
4)
max
bij
zoals in onderstaande tabel 'Ap­paraatspecifieke gegevens'
IP20
Overspanningscategorie III
Bedrijfstemperatuur
5)
-20 °C tot +40 °C (-4 °F tot +104 °F)
Opslagtemperatuur -25 °C tot +80 °C
(-13 °F tot +176 °F)
Relatieve luchtvochtigheid Maximaal 85%
Maximale inzethoogte boven de zeespiegel 2.000 m (6.561 ft.)
Goedkeuringsmerk volgens kenplaatje
Productnorm EN62477-1
Afmetingen l x b x h 780 x 369 x 1090 mm
(30,71 x 14,53 x 42,91 in.)
Gewicht (met standaard net- en laadkabel) 104 kg (229,28 lb.)
Vervuilingsgraad 3
Housing G1
1) Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het ster­punt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning van 400 V te gebruiken. Voor de optie Elektrolytcirculatie en Relaiskaart geldt een netspanningstolerantie L-N van 207 V tot 250 V.
2) Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsscha­kelaar. Het acculaadapparaat heeft een hogere lekstroom. De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 12,6 mA.
3) Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz.
67
4) Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw worden blootgesteld.
5) Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering op­treden (derating).
Apparaatspecifieke gegevens
Apparaat
9250 (30
Max. AC­stroom
53,3 A 31.830 W 96 V 250 A 50
Max. AC­vermogen
Nominale spanning
kW)
9300 (30
53,9 A 32.220 W 96 V 300 A 44
kW)
12210 (30
53,2 A 31.660 W 120 V 210 A 49
kW)
12250 (30
53,9 A 31.980 W 120 V 250 A 42
kW)
Apparaatspeci­fieke gegevens
PF λ (bij UAC nom, 50 Hz, UDC nom, IDC max)
THDi [%] (bij UAC nom, 50 Hz, UDC nom, IDC max)
9250 (30 kW) 0,906 44,02
9300 (30 kW) 0,904 41,82
12210 (30 kW) 0,909 43,84
12250 (30 kW) 0,905 42,95
Max. laad­stroom
Z
max
mOhm
mOhm
mOhm
mOhm
68
NL
69
70
NL
71
Loading...