Fronius Selectiva 2-3 kW 4.0 Operating Instruction [NL]

Operating Instructions
Selectiva 4.0
2 - 3 kW
Bedieningshandleiding
NL
42,0426,0357,NL 012-15022023
Inhoudsopgave
Algemeen 5 Verklaring veiligheidsaanwijzingen 5 Omgevingsvoorwaarden 6 Netaansluiting 6 Gevaren door net- en laadstroom 6 Gevaar door zuren, gassen en dampen 6 Algemene aanwijzingen voor de omgang met accu’s 7 Bescherming van uzelf en derden 7 Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik 7 EMV-apparaatclassificaties 8 EMV-maatregelen 8 Gegevensbescherming 8 Onderhoud 8 Reparatie en herstel 8 Verplichtingen van de gebruiker 8 Veiligheidscontrole 9 Aanduidingen op het apparaat 9 Afvoer van oude apparaten 9 Auteursrecht 9
Algemeen 10 2 kW 10 3 kW 10
Apparaatconcept 11 Beoogd gebruik 11 Leveringsomvang 12 Netaansluiting 12 Laadkabel 13 Correct leggen van net-/laadkabels 13 Waarschuwingen op het apparaat 14 Waarschuwingen binnenin het apparaat 15
Vereisten voor de installatielocatie 16 Muur- en vloersteun 17
Bedieningselementen en aansluitingen 20 Aansluitbezetting optiestekker 2 kW 21 Aansluitbezetting optiestekker 3 kW 22 Bedieningspaneel 24
Eerste gebruik 26 Laadproces starten 28 Laadproces onderbreken 29 Laadproces beëindigen 30
Overzicht van afleesmodi 32 Instellingen herstellen 32
Standaardmodus 33
Standaardmodus 33
Statistiekmodus 34
Geschiedenismodus 35
Configuratiemodus 37
Overzicht van de instelmogelijkheden in de configuratiemodus 37 Configuratiemodus openen 37 Configuratiemodus sluiten 39
USB-modus in de configuratiemodus 40
NL
3
USB-modus 40
Laadinstellingen in de configuratiemodus 42
Overzicht van laadinstellingen 42 Elektrolytcirculatie 42 Temperatuurgestuurd laden 43 Vereffeningslading 44 Vertraging 45 Kalender 45 Speciale ladingen 47 Speciale functie Tussentijds bijladen 48 DC-verbinding 49
Extra functies in de configuratiemodus 50
Overzicht van extra functies 50 Instelling van de blauwe weergave 'Blauwe led' 50 Externe start/stop 50 Navulindicator 51 Optiegedeelte 51
Overzicht van algemene instellingen 53 Instellingen van de laadkabel 53 AC-stroomlimiet 53 Temperatuur 54 Code 54 USB-tijdsinterval 54
Statuscodes 55
Statuscodes 55
Veiligheid 60 Elektrolytcirculatie 3 kW 60 Externe start/stop 62 Temperatuurgestuurd laden 62 Wand- en vloerhouder 62 LED-strip 63 Luchtfilter 63 Mobiele set 63 Optiebox 63 Montageplaat 63 Extern display 64 Gateway 64 Gateway Link 64 TagID 64 TagID Link 64
Technische gegevens 65
Selectiva 2 kW 65 Selectiva 3 kW 66
4
Veiligheidsvoorschriften
Algemeen Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële vei-
ligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter gevaar op voor
het leven van de gebruiker of dat van derden;
-
het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
-
het efficiënt werken met het apparaat.
-
Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
beschikken over de juiste kwalificaties;
-
deze gebruiksaanwijzing volledig lezen en exact opvolgen.
-
De gebruiksaanwijzing moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de gebruiksaanwijzing moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
in leesbare toestand houden;
-
niet beschadigen;
-
niet verwijderen;
-
niet afdekken, afplakken of overschilderen.
-
NL
Verklaring veilig­heidsaanwijzin­gen
De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk 'Algemene informatie' in de bedieningshandleiding van het apparaat. Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
WAARSCHUWING!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg.
GEVAAR!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar licha-
melijk letsel tot gevolg hebben.
VOORZICHTIG!
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwon-
dingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
5
OPMERKING!
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadi­ging van de apparatuur.
Omgevingsvoor­waarden
Het gebruik of opslaan van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als beoogd gebruik. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Precieze informatie over de toelaatbare omgevingsvoorwaarden vindt u in het hoofdstuk 'Technische gegevens'.
Netaansluiting Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de ener-
giekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan apparaattypen in de vorm van:
aansluitingsbeperkingen, eisen m.b.t. de maximaal toegestane netimpedantie
-
*)
of
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
beïnvloeden.
*)
telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
Gevaren door net- en laad­stroom
Gevaar door zu­ren, gassen en dampen
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Bij het werken met acculaadapparaten staat u aan talrijke gevaren bloot, bijv.:
Elektrisch gevaar door net- en laadstroom.
-
Schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker
-
levensgevaarlijk kunnen zijn.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Elke elektrische schok is in principe le­vensgevaarlijk. Om elektrische schokken tijdens het werk te vermijden:
Geen spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat aanraken.
-
In geen geval de accupolen aanraken.
-
Laadkabel of laadklemmen niet kortsluiten.
-
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Loszittende verbindingen, door hitte aangetaste of beschadigde kabels, evenals kabels en leidingen met een te dunne kern moet u direct door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Accu's bevatten zuren die de ogen en huid aantasten. Daarnaast ontstaan bij het laden van accu's gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid kunnen vormen en die onder bepaalde omstandigheden zeer explosief kunnen zijn.
Het laadapparaat uitsluitend gebruiken in goed geventileerde ruimtes. Zo wordt een opeenhoping van explosieve gassen voorkomen. In accuruimtes bestaat geen
6
explosiegevaar wanneer door natuurlijke of mechanische ventilatie een water­stofconcentratie van minder dan 4% is gegarandeerd.
Tijdens het laden dient een minimale afstand van 0,5 m (19,69 in.) tussen de accu en het acculaadapparaat in acht te worden genomen. Mogelijke ontstekingsbron­nen zoals vuur en open licht uit de omgeving van de accu verwijderd houden.
De verbinding met de accu (bijvoorbeeld laadklemmen) in geen geval tijdens het laden loskoppelen.
Gassen en dampen niet inademen - Zorg voor voldoende toevoer van verse lucht.
Geen gereedschap of elektrisch geleidende metalen op de accu leggen om kort­sluiting te vermijden.
Accuzuur mag in geen geval in de ogen, op de huid of op de kleding komen. Vei­ligheidsbril en geschikte veiligheidskleding dragen. Spoel druppels accuzuur di­rect en grondig met schoon water weg. Raadpleeg in geval van nood een arts.
NL
Algemene aan­wijzingen voor de omgang met ac­cu’s
Bescherming van uzelf en derden
Accu’s beschermen tegen vuil en mechanische beschadiging.
-
Geladen accu’s in een koele ruimte opslaan. Bij ca. +2 °C (35.6 °F) vindt de
-
minste zelfontlading plaats. Volgens de instructies van de accufabrikant of met minstens één wekelijkse
-
visuele controle nagaan of de accu tot het MAX-merkteken met zuur (elek­trolyt) is gevuld. Werking van het apparaat niet starten of direct stoppen en de accu door een
-
geautoriseerde werkplaats laten controleren bij:
ongelijkmatig zuurpeil of hoog waterverbruik in afzonderlijke cellen, ver-
-
oorzaakt door een mogelijk defect. ontoelaatbare verwarming van de accu tot boven 55 °C (131 °F).
-
Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en van de werk­plek weghouden. Als er zich desondanks nog personen in de omgeving bevinden:
deze op de hoogte brengen van alle gevaren (voor de gezondheid schadelijke
-
zuren en gassen, gevaar door net- en laadstroom, ...) stel geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking.
-
Controleer voordat u de werkplek verlaat of tijdens uw afwezigheid geen per­soonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Veiligheidsmaat­regelen bij nor­maal gebruik
Apparaten met een randaardedraad alleen aansluiten op een net met randaarde en een wandcontactdoos met randaardecontact. Wordt het apparaat aangesloten op een net zonder randaarde of een wandcontactdoos zonder randaardecontact, dan geldt dit als ernstig nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermings­graad gebruiken.
Het apparaat nooit in gebruik nemen wanneer het is beschadigd.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Niet in goede staat verkerende veiligheidsvoorzieningen en onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, vóór het inschakelen van het apparaat door een ge­autoriseerd bedrijf laten herstellen.
7
Omzeil veiligheidsvoorzieningen niet en stel ze niet buiten werking.
Na de montage is een vrij toegankelijke netstekker benodigd.
EMV-apparaat­classificaties
EMV-maatrege­len
Gegevensbe­scherming
Apparaten van emissieklasse A:
Zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden.
-
Kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door
-
straling veroorzaken.
Apparaten van emissieklasse B:
voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt
-
ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaar­den, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatie­locatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers). In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de sto­ring op te heffen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwij­ken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlij­ke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Onderhoud Controleer voor elke ingebruikname de netstekker en de netkabel en de laadka-
bels en laadklemmen op beschadigingen. Als het oppervlak van de behuizing van het toestel vuil is, reinigt u het met een zachte doek en gebruikt u uitsluitend oplosmiddelvrije reinigingsmiddelen.
Reparatie en herstel
Verplichtingen van de gebruiker
Laat reparaties en herstelwerkzaamheden uitsluitend uitvoeren door een geauto­riseerd bedrijf. Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen). Bij niet-originele onderdelen is niet gewaarborgd dat deze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd en geproduceerd.
Het aanbrengen van wijzigingen en installatie- of ombouwwerkzaamheden zijn al­leen toegestaan na goedkeuring door de fabrikant.
De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid
-
en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het appa­raat, deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk 'Veiligheidsvoorschrif-
-
ten', hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handteke­ning hebben bevestigd, voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.
-
8
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
NL
Veiligheidscon­trole
Aanduidingen op het apparaat
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheids­controle aan het apparaat uit te laten voeren.
Een veiligheidscontrole mag alleen door een hiervoor bevoegde elektromonteur worden uitgevoerd
na het aanbrengen van wijzigingen,
-
na installatie of ombouw,
-
na het uitvoeren van reparaties en onderhoud,
-
na een periode van maximaal twaalf maanden.
-
Voor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internatio­nale normen en richtlijnen te houden.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke do­cumentatie.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de fundamentele eisen van de desbe­treffende richtlijnen.
Apparaten die zijn voorzien van het EAC-testsymbool, voldoen aan de eisen van de relevante normen voor Rusland, Wit-Rusland, Kazachstan, Armenië en Kirgi­zië.
Afvoer van oude apparaten
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moet conform EU-richtlij­nen en nationale wetgeving gescheiden worden ingezameld en op een milieu­vriendelijke manier worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de dealer of bij een erkend plaatselijk inzamelpunt worden ingeleverd. Een correcte afvoer van oude apparaten bevordert een duurzame recycling van materiële hulpbron­nen. Het negeren van deze instructie kan leiden tot mogelijke gezondheids-/mili­eueffecten.
Verpakkingsmateriaal
Gescheiden inzameling. Ga na wat de regels in uw gemeente zijn. Bind karton sa­men tot zo klein mogelijke pakketjes.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
9
Vermogenscategorieën
Algemeen De kW-aanduiding voor de vermogenscategorieën heeft betrekking op de behui-
zingsuitvoering en houdt geen direct verband met het daadwerkelijke apparaat­vermogen.
2 kW Selectiva
2040 / 2050 / 2060 / 2070 4020 / 4035
3 kW Selectiva
2080 / 2100 / 2120 4045 / 4060
10
Algemene informatie
NL
Apparaatcon­cept
Beoogd gebruik Het laadapparaat dient voor het laden van de hierna vermelde accu's. Elk ander
Het éénfase acculaadapparaat voor 24 V en 48 V accu's onderscheiden zich door een intelligent laadproces. De Active Inverter Technology met het Ri-laadproces past zich aan de behoeften van de accu aan en levert alleen stroom die de accu werkelijk nodig heeft.
De technologie is in een robuuste behuizing conform de industriestandaard inge­bed. De compacte bouwwijze voldoet aan alle eisen aan veiligheidsstandaarden, reduceert de benodigde ruimte en beschermt de onderdelen voor een lange le­vensduur.
Het acculaadapparaat is met een grafisch display, een geïntegreerde datalogger, nieuwe interfaces en extra opties perfect op de toekomst voorbereid.
of afwijkend gebruik geldt als oneigenlijk. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade. Tot het beoogde gebruik behoort ook
het naleven van alle aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing,
-
het regelmatig controleren van de net- en laadkabel.
-
GEVAAR!
Gevaar door het opladen van droge accu's (primaire elementen) en niet-oplaad­bare accu's.
Een lekkende accu kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Laad alleen de onderstaande accutypen op.
GEVAAR!
Gevaar door het laden van ongeschikte accu's.
Dit kan leiden tot ernstig letsel en schade aan eigendommen als gevolg van ont­snappende gassen, ontsteking of explosie.
Sluit alleen accu's op het laadapparaat aan die wat hun type, spanning en ca-
paciteit betreft geschikt zijn voor het laadapparaat en die overeenkomen met de instellingen op het laadapparaat.
Het acculaadapparaat is bedoeld voor het opladen van loodaccu's en NiCd-ac­cu's.
Pb-WET-accu's (PzS, GiS, ...):
-
Gesloten natte loodaccu's met overdrukventiel en vloeibare elektrolyt. Pb-GEL-accu's (PzV, GiV, ...):
-
Met een klep geregelde, gesloten loodaccu's (VRLA) met vastgelegde elek­trolyt (gel of vlies). NiCd-accu's:
-
Gesloten NiCd-accu's met vloeibare elektrolyt. Pb-CSM-WET-accu's (Copper Strained Metal):
-
Gesloten CSM-loodaccu's met vloeibare elektrolyt. Lead Crystal-accu's:
-
Lead Crystal-accu's van het type EVFJ / CNFJ.
De probleemloze functie van het apparaat hangt af van het correcte gebruik. Het apparaat mag in geen geval worden verplaatst door aan de kabel te trekken.
11
Leveringsom­vang
(1) Acculaadapparaat (2) Gebruiksaanwijzing (3) Snelstartgids
Netaansluiting
GEVAAR!
Gevaar door elektrische stroom.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en
componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet. Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschake-
len.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven,
mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd. U dient dit document te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de
veiligheidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
GEVAAR!
Gevaar door defecte of onvoldoende netvoeding.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Aan de eisen voor de stroomvoorziening conform het hoofdstuk 'Technische
gegevens' moet zijn voldaan.
12
Laadkabel
GEVAAR!
Gevaar van rondvliegende vonken door onjuiste ontkoppeling van de laadstek­ker.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken. De vonken die hierbij ontstaan, kunnen laadgassen die tijdens het laadproces ontstaan laten ontbranden. Het gevolg hiervan kan een brand of een explosie zijn
Beëindig het laden via het acculaadapparaat en rol de laadkabels na afkoe-
ling op of leg ze, indien aanwezig, op de kabelhouder.
NL
Correct leggen van net-/laadka­bels
GEVAAR!
Gevaar door rondslingerende laadkabels.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken. Personen kun­nen aan losgetrokken kabels blijven hangen of erover struikelen.
Leg laadkabels dusdanig dat niemand erover kan struikelen of eraan kan blij-
ven hangen.
VOORZICHTIG!
Gevaar voor oververhitting door verkeerd gelegde net-/laadkabels.
Gevaar van beschadiging van de stroomnetwerk-/laadkabels.
Net-/laadkabels mogen alleen door een elektrotechnicus worden vervangen.
Vermijd lussen in net-/laadkabels.
Bedek net-/laadkabels niet.
Laadkabels die langer zijn dan 5 m (16 ft. 4,85 in.) afzonderlijk leggen (niet
bundelen). Laadkabels die langer zijn dan 5 m (16 ft. 4,85 in.) kunnen een verhoogde op-
pervlaktetemperatuur hebben (pas op voor hete oppervlakken). Zorg er in de volgende gevallen voor dat de oppervlaktetemperatuur van de
laadkabels niet hoger is dan 80 °C (176 °F):
- De omgevingstemperatuur bedraagt 30 °C (86 °F) of meer
- De diameter van de laadkabel bedraagt 95 mm2 of meer
- De lengte van de laadkabel bedraagt 5 m (16 ft. 4,85 in.) of meer
13
Waarschuwingen
Selectiva x.0 xxxx xkW
4,010,xxx
xxxxxxxx
XXXX
xxxxxxxx
OVC II
U
AC nom.
I
AC max.
P
AC max.
UDC nom. IDC max.
Part No.: Ser. No.:
Fronius International GmbH
Froniusstraße 1
4643 Pettenbach
Austria
Protective class I
IP21
1~ NPE 230V 50/60Hz
xxA
xxV
xxxxW
xxA
www.fronius.com
Ladevorgang immer stoppen bevor das Ladekabel abgezogen wird!
Explosive Gase. Flammen und Funken vermeiden.
Während des Ladens für ausreichend Frischluft-Zufuhr sorgen!
Always stop charging before you disconnect the charging cable!
Explosive gases. Prevent flames and sparks.
Provide adequate ventilation during charge!
T
oujours arrêter la charge avant de déconnecter le câble de charge!
Gaz explosifs. Éviter les flammes et les étincelles.
Prévoir une ventilation adaptée pendant la charge!
¡Detener siempre la carga antes de desconectar el cable de carga!
Gases explosivos. Evitar llamas y chipas.
¡Mantener una ventilación adecuada durante la carga!
Interrompere sempre la carica prima di scollegare il cavo di carica!
Gas esplosivi. Evitare fiamme libere e scintille.
Predisporre una ventilazione adeguata durante la carica!
W
ARNUNG -
W
ARNING -
ATTENTION
ADVERTENCI
A
- A
VVISO
42,0409,0419
op het apparaat
Het acculaadapparaat is voorzien van veiligheidssymbolen. De veiligheidssymbo­len mogen niet worden verwijderd of worden overgeschilderd.
Afgedankte apparaten niet met het huisvuil meegeven, maar volgens de geldende veiligheidsvoorschriften afvoeren.
Houd mogelijke ontstekingsbronnen, zoals vuur, vonken en open licht, bij de accu vandaan.
Explosiegevaar! Door het laden ontstaat in de accu knalgas.
Accuzuur is bijtend en mag in geen geval in aanraking komen met de ogen, de huid of de kleding.
Zorg tijdens het laden voor voldoende toevoer van buitenlucht.
Gebruik de diverse functies pas nadat u de bedieningshandleiding vol­ledig hebt gelezen.
14
Waarschuwingen
2 kW
4,010,xxx xxxxxxxx
XXXX
UDC nom. xxV Part No.: Ser. No.:
1
2
1 Display 2 Battery CR2032
WARNING Hazardous Voltage
Kondensator Entladezeit < 2 min.
Capacitor discharge time < 2 min.
Décharge de condensateur < 2 min.
Condensador tiempo de descarga < 2 min.
Condensatore tempo di scaricamento < 2 min.
3 kW
4,010,xxx xxxxxxxx
XXXX
UDC nom. xxV Part No.: Ser. No.:
1
2
1 Display 2 Battery CR2032
WARNING Hazardous Voltage
Kondensator Entladezeit < 2 min.
Capacitor discharge time < 2 min.
Décharge de condensateur < 2 min.
Condensador tiempo de descarga < 2 min.
Condensatore tempo di scaricamento < 2 min.
binnenin het ap­paraat
GEVAAR!
Gevaar door elektrische schok.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die
door de fabrikant zijn opgeleid. Vóór het uitvoeren van werkzaamheden met geopende behuizing moet het
apparaat eerst van het elektriciteitsnet worden losgekoppeld. Met een ge­schikt meetapparaat moet worden gecontroleerd of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volledig ontladen zijn. Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschuwing voor
dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van het elektri­citeitsnet losgekoppeld blijft.
Binnenin het apparaat:
NL
15
Locatiekeuze en wandmontage
Vereisten voor de installatielo­catie
GEVAAR!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Stel alle systeemcomponenten daarom stabiel op.
Controleer bij gebruik van vloer- of muursteun continu of alle bevestigings-
elementen goed vastzitten.
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 21. Dit betekent:
Bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen met een
-
diameter van meer dan 12,5 mm (0.49 in.) Bescherming tegen verticaal druipwater
-
Het apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP 21 in droge, afgesloten ruimtes worden opgesteld en gebruikt. Het binnendringen van vocht moet wor­den voorkomen.
De toegestane gebruikspositie van het acculaadapparaat is horizontaal.
Koellucht
Het acculaadapparaat moet zo worden opgesteld dat de koellucht ongehinderd door de daarvoor bestemde kastopeningen kan stromen. Voor de luchtinlaat- en luchtuitlaatopeningen moet altijd een minimale afstand van 20 cm (7,87 in.) wor­den aangehouden. De omgevingslucht moet vrij zijn van
Overmatig sterke stofbelasting
-
Elektrisch geleidende deeltjes (roet of metaalsplinters)
-
Warmtebronnen
-
Accuzuurdampen
-
De aan- en afvoer van koellucht geschiedt zoals in de volgende afbeeldingen door de pijlen wordt aangegeven.
VOORZICHTIG!
Gevaar door gedeeltelijk of volledig afgedekte luchtinlaat- en uitblaasopenin­gen.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Als meerdere apparaten achter elkaar worden opgesteld, dan moeten ze ge-
schakeld worden opgesteld.
16
(a)
Als de apparaten niet zijn geschakeld, maar in een lijn achter elkaar zijn opge­steld, moet de afstand tussen de apparaten als volgt worden gemeten:
Minimale afstand 20 cm (7,87 in.)
a)
NL
Muur- en vloer­steun
GEVAAR!
Gevaar door verkeerd uitgevoerde werkzaamheden en vallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De montage mag uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd.
Welke pluggen en schroeven er moeten worden gebruikt, is afhankelijk van de on­dergrond. Pluggen en schroeven worden niet meegeleverd. De monteur is zelf verantwoordelijk voor het kiezen van passende pluggen en schroeven.
GEVAAR!
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende voorwerpen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik de muursteun alleen in combinatie met het bedoelde acculaadappa-
raat van de fabrikant. Monteer het acculaadapparaat horizontaal.
Bij wandmontage dient de wand voldoende draagkracht te bezitten.
Gewicht van muursteun:
2 kW (B1) 1,10 kg (2,43 lb.)
3 kW (C1) 1,35 kg (2,98 lb.)
17
1
*
TX25
3
3
3
*
*
2 kW (B1)mm (in.)
341 (13.43)
182 (7.17)
38 (1.5) 123,5 (4.86) 91,5 (3.6)
8.5 (.33)
220 (8.66) 123 (4.84)
110 (4.33)
198 (7.8)
283 (11.14)
38 (1.5) 24,5 (.96)
11 (.43)
8.5 (.33)
90 (3.54)
76 (2.99)
20 (.79)
20 (.79)
266 (10.47)
2
18
3 kW (C1)mm (in.)
417 (16.42)
182 (7.17)
38 (1.5) 123,5 (4.86)
40 (1.57) 89,5 (3.52)38 (1.5)
11 (.43)
8,5 (.33)
342 (13.46)
220 (8.66)
123 (4.84)
110 (4.33)
198 (7.8)
283 (11.14)
38 (1.5)
20 (.79) 90 (3.54)
38 (1.5)
20 (.79)
24,5 (.96)
76 (2.99)
NL
19
Bedieningselementen en aansluitingen
(3) (4)
(1)
(2)
(2)
(5)
(6)
Bedieningsele­menten en aan­sluitingen
Nr. Functie
(1) USB-aansluiting
Tijdens het laden via de USB-stick ondersteunt de USB-aansluiting een acculaadapparaatupdate en het protocolleren van de laadparameters.
(2) Positie voor opties
- Optie Externe start/stop
- Optie Temperatuurgestuurd laden
(3) Aansluiting voor (-) laadkabel
(4) Aansluiting voor (+) laadkabel
(5) Netkabel
(6) Positie voor de optie Elektrolytcirculatie
20
(7)
(8)
(9)
Nr. Functie
2
1
TX25
(1)
13 S 1 Dete
S 2 C2 G
C1 G
C1 L
13V O
C2 L
C1 H C2 H
- St + St
Pin Pin
Plug Code
Plug Code
Plug 14p
11
9
7
5
3
1
14
12
10
4
6
8
2
(7) Bedieningspaneel
(8) Optionele LED-strip
Brandt afhankelijk van de laad­status in de betreffende kleu­ren, in overeenstemming met de in de paragraaf 'Bedieningspa­neel' toegelichte lampjes
(9) Afdekking voor optiestekker en
laadkabels
De optionele stekker en de laadkabels zijn alleen na verwij­dering van de afdekking (9) toe­gankelijk. Volg hiervoor de waar­schuwingen die in het hoofd­stuk 'Opties', paragraaf 'Veilig­heid' zijn opgenomen.
De afdekking (1) voor de USB-aanslui­ting kan door middel van een schroef worden gefixeerd.
NL
Aansluitbezet­ting optiestekker 2 kW
14-polige optiestekker binnenin de behuizing
21
Plug
13 S 1 Dete
S 2 C2 G
C1 G
C1 L
13V O
C2 L
C1 H C2 H
- St + St
Pin Pin
Plug Code
Plug Code
Plug 14p
11
9
7
5
3
1
14
12
10
4
6
8
2
Pin
Code Function
Plug
Pin
Code Function
13 S 1
wire white
14 Dete Detect
11 S 2 12 C2 G CAN 2GND
wire brown
9 C1 G CAN 1GND 10 13 VO13 V
wire brown Power Sup-
Remote Control wire 4
Option Box wire brown Option Box wire whi-
CBG Easy GND CBG Easy VCC
7 C1 L CAN 1Low 8 C2 L CAN 2Low
ply
wire white
Remote Control wi­re 1
te
wire yellow wire yellow
Remote Control wire 3
Option Box wire yellow
CBG Easy Detect
5 C1 H CAN 1High 6 C2 H CAN 2High
wire green wire green
Remote Control wire 2
Option Box wire green
3 4
1 - St Temperature Controlled 2 + St Temperature Controlled
Charging Charging
Extern Start / Stop Extern Start / Stop
Gateway Link
TagID Link
Aansluitbezet­ting optiestekker
Device for Charge & Connect
Optional for Pb Chargers
14-polige optiestekker binnenin de behuizing
3 kW
22
Plug
Pin
Code Function
13 S 1 Status 1
Plug
Pin
Code Function
14 Dete Detect
NL
11 S 2 Status 2 12 C2 G CAN 2GND
wire brown
9 C1 G CAN 1GND 10 13 VO13 V
wire brown Power Sup-
Option Box wire brown Option Box wire white
CBG Easy GND CBG Easy VCC
Status
Air Puls
7 C1 L CAN 1Low 8 C2 L CAN 2Low
wire yellow wire yellow
Option Box wire yellow
CBG Easy Detect
5 C1 H CAN 1High 6 C2 H CAN 2High
wire green wire green
Remote Control wire 4
Remote Control wire 3
wire white
ply
Air Puls
wire white
Remote Control wire 1
Option Box wire green
3 4
1 - St Temperature Controlled 2 + St Temperature Controlled
Charging Charging
Extern Start / Stop Extern Start / Stop
Remote Control wire 2
Gateway Link
Battery Link Mandatory for Li-Ion Chargers
TagID Link
Device for Charge & Connect
Optional for Pb Chargers
23
Bedieningspa-
(1) (8)
(7)
(6)
(5)
(4)(3)(2)
neel
Nr. Functie
(1) Display
(2) Toets 'Menu'
Selectie van het gewenste menu. Terugkeren naar de bovenstaande selectie.
(3) Toetsen 'Omhoog / Omlaag'
Selectie van het gewenste menupunt. Instellen van gewenste waarde.
(4) Toets 'Pauze / Start'
Onderbreken en hervatten van het laadproces. Bevestigen van een menupunt of een instelling.
(5) Lampje 'Accu afgekoeld' (blauw)
Geeft een afgekoelde, gebruiksklare accu aan. Brandt continu: Na het einde van de laadfase werd de ingestelde afkoel­tijd of optioneel de accutemperatuur bereikt. Knippert een keer per seconde: Daarnaast is de waternavulindicator geac­tiveerd. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Overzicht van extra functies.
(6) Lampje 'Fout' (rood)
Brandt continu: Het apparaat geeft een foutmelding. De huidige situatie
staat geen laden volgens de voorschriften toe. Als het rode lampje brandt, kan er niet worden opgeladen (laden onderbroken). Het display toont een statuscode. Knippert elke 3 sec. kort: Het apparaat geeft een waarschuwing. Ongun­stige laadparameters, het laden wordt echter voortgezet. Het display toont afwisselend de statuscode en de laadstatus.
24
(7) Lampje 'Opladen' (geel)
Brandt: tijdens het laden. Knippert: als het laden is onderbroken.
(8) Lampje 'Accu is opgeladen' (groen)
Brandt continu: Opladen beëindigd. Knippert een keer per seconde: Opladen beëindigd. Daarnaast is de wa-
ternavulindicator geactiveerd. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Overzicht van extra functies.
NL
25
Accu laden
Eerste gebruik Als het acculaadapparaat voor het eerst met het stroomnetwerk wordt verbon-
den, dan bevindt het zich in de SETUP-modus.
In deze modus moeten de volgende basisinstellingen worden vastgelegd of be­vestigd:
Taal (Engels, Duits, Frans, ...)
-
Datum, tijd en tijdzone
-
Lengte en doorsnede van laadkabel
-
Accutype, karakteristiek, aantal cellen en laadtijd of accucapaciteit
-
Sluit de netstekker van acculaadapparaat op het stroomnetwerk aan.
1
Selecteer met de toets 'Omhoog /
2
Omlaag' de gewenste menutaal.
Bevestig de keuze met de toets
3
'Pauze / Start'.
Als standaardtaal is Engels ingesteld.
Selecteer met de toets 'Omhoog /
4
Omlaag' de tijdzone.
Bevestig de keuze met de toets
5
'Pauze / Start'.
Standaard is de tijdzone UTC+1 Cen­tral European Time (Berlijn) ingesteld.
De volgende instellingen moeten wor­den vastgelegd:
Zomertijd 'EIN' / 'AUS' (AAN /
-
UIT) Uurindeling
-
Tijd
-
Datum
-
Leg met de toetsen 'Omhoog /
6
Omlaag' de gewenste instelling vast.
Bevestig de desbetreffende instel-
7
ling met de toets 'Pauze / Start'.
Zomertijd 'EIN' (AAN) en de 24-uursin­deling zijn als standaard ingesteld.
26
Stel met de toetsen 'Omhoog /
8
Omlaag' de juiste laadkabellengte in.
Bevestig de keuze met de toets
9
'Pauze / Start'.
Het acculaadapparaat is met de vol­gens de bestelling juiste laadkabel­lengte geconfigureerd.
Een verkeerd ingestelde laadkabel­lengte kan het laadproces negatief beïnvloeden!
Stel met de toetsen 'Omhoog /
10
Omlaag' de juiste laadkabeldoor­snede in.
Bevestig de keuze met de toets
11
'Pauze / Start'.
Het acculaadapparaat is met de vol­gens de bestelling juiste laadkabel­doorsnede geconfigureerd.
NL
Een verkeerd ingestelde laadkabel­doorsnede kan het laadproces negatief beïnvloeden!
Als de weergegeven laadconfigura-
12
tie klopt, bevestigt u de laadconfi­guratie met de toets 'Pauze / Start'.
Het acculaadapparaat is in overeen­stemming met de bestelling vooraf ge­configureerd.
Als het acculaadapparaat zonder extra configuratie is besteld, gelden de volgen­de instellingen als standaard:
Accutype Pb-nat (voor PzS, GiS)
-
Karakteristiek 6 - RI
-
Maximaal aantal cellen voor het acculaadapparaat
-
Laadtijd 7-8 h (7-8 u)
-
Als de configuratie niet met de gebruikte accu overeenkomt, moeten de parame­ters dienovereenkomstig worden aangepast.
Gedetailleerde informatie over de acculaadapparaatparameters bevindt zich in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Overzicht van de instelmogelijkheden in de
configuratiemodus
27
Laadproces star­ten
GEVAAR!
Gevaar door ontsnappend accuzuur of door explosies bij het laden van defecte accu's.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Voordat met het laden wordt begonnen, moet u controleren of de te laden
accu niet beschadigd is.
GEVAAR!
Gevaar door verkeerde accutype en foute laadinstellingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleer voor aanvang van het laadproces of het juiste accutype op het ac-
culaadapparaat is ingesteld. De volgende instellingen moeten voor de afzonderlijke accutypen vóór het
laden worden vastgelegd: laadcurve nominale spanning (aantal accucellen) accucapaciteit (Ah) of laadtijd (h)
Gedetailleerde informatie over de acculaadapparaatparameters bevindt zich in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Configuratiemodus.
VOORZICHTIG!
Gevaar voor schade aan eigendommen door sterke vervuiling van de laadstek­kercontacten.
De hierdoor ontstane verhoogde overgangsweerstand kan oververhitting en ver­volgens verwoesting van de laadstekker veroorzaken.
Houd de laadstekkercontacten vrij van vuil en reinig ze indien nodig.
Sluit de netstekker van acculaadapparaat op het stroomnetwerk aan.
1
U wordt gevraagd of u de juiste parameters voor de te laden accu's hebt inge­steld.
Aansluitend wordt de standaardmodus weergegeven. Het display toont de pa­rameters van het acculaadapparaat:
Accutype (bijv. Pb-WET)
-
Laadkarakteristiek (bijv. IUI)
-
Nominale spanning (bijv. 48 V)
-
Capaciteit (bijv. 300 Ah)
-
Weekdag, tijd en datum
-
De acculaadapparaatparameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Gedetail­leerde informatie over de acculaadapparaatparameters bevindt zich in het hoofd­stuk 'Weergave', paragraaf Configuratiemodus. Controleer of de op te laden accu met de configuratie van het acculaadapparaat overeenkomt.
28
Sluit de laadstekker aan.
2
Het acculaadapparaat herkent de aangesloten accu en start het laadproces. Als de startvertragingsfunctie geactiveerd is, start het laadproces nadat de vertra­gingstijd verstreken is. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofd­stuk 'Weergave', paragraaf Configuratiemodus.
Tijdens het laden worden de volgende waarden op het display getoond:
Actuele laadstroom (A)
-
Actuele laadspanning (V)
-
Ingebrachte lading (Ah)
-
Accutemperatuur bij de optie 'Temperatuurgestuurd laden'
-
Tijd (uu:mm) vanaf het starten van het laden
-
Het accusymbool geeft de actuele laadtoestand weer. Hoe meer balkjes worden weergegeven, des te verder is het laadproces gevorderd. Zodra de accu volledig geladen is, wordt een minutenteller (afbeelding rechts) weergegeven. De minu­tenteller telt de minuten vanaf het einde van de laadfase en dient als hulpmiddel om tijdens het gebruik van meerdere acculaadapparaten eenvoudiger te kunnen beoordelen welke accu het meest afgekoeld is.
Als in plaats van de minutenteller nog steeds de standaardweergave weergege­ven wordt:
Schakel met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' tussen de minutenteller en de
1
standaardweergave.
NL
Laadproces on­derbreken
Als de accu volledig is opgeladen, worden de 4 balkjes van het accusymbool zwart weergegeven. Zodra de accu volledig is opgeladen, begint het groene lamp­je te branden.
Accu is blijvend gereed voor ge-
-
bruik. Accu kan naar believen op het ac-
-
culaadapparaat aangesloten blij­ven. Onderhoudslading werkt zelfontla-
-
ding van de accu tegen.
Ga als volgt te werk om het laadproces te onderbreken:
Druk op de toets 'Pauze / Start'.
1
29
Bij onderbroken laadproces:
Lampje 'Laden' knippert (geel).
-
Ga als volgt te werk om door te gaan met het laadproces:
Druk opnieuw op de toets 'Pauze / Start'.
2
Zolang het acculaadapparaat op een accu is aangesloten, kan het laadproces met de toets 'Pauze / Start' worden onderbroken en hervat. Er kan pas tussen de weergavemodi worden geschakeld met de toets 'Menu' en in overeenstemming met de instructies uit het hoofdstuk 'Weergave' nadat de accu van het acculaad­apparaat is losgekoppeld.
Laadproces beëindigen
GEVAAR!
Gevaar van knalgasontsteking als gevolg van vonkvorming bij het lostrekken van de laadkabels.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Beëindig het laadproces door op de toets 'Pauze / Start' te drukken vóórdat
u de laadstekker afklemt of loskoppelt.
GEVAAR!
Gevaar bij loskoppeling van de stekkerverbinding tijdens het laadproces.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Koppel de stekkerverbinding niet los tijdens het laadproces.
Raak geen spanningvoerende contacten in de laadstekker aan.
VOORZICHTIG!
Gevaar van schade aan de accu bij het loskoppelen van de accu van het accu­laadapparaat, als het laadproces nog niet volledig afgesloten is.
Kan schade aan de accu tot gevolg hebben.
Koppel de accu pas van het acculaadapparaat los als de accu volledig gela-
den is (groene lampje 'Accu is geladen' brandt).
30
Zodra de accu volledig is opgeladen en afgekoeld, branden de volgende lampjes:
Lampje 'Accu is opgeladen' (groen)
-
Lampje 'Accu afgekoeld' (blauw)
-
Koppel de accu conform de onder­staande instructies voor een optimale levensduur pas van het acculaadappa­raat los als niet alleen het groene lampje, maar ook het blauwe lampje 'Accu afgekoeld' brandt. Als er meer­dere acculaadapparaten in gebruik zijn, koppelt u eerst de accu los die het langst opgeladen is (het meest is afge­koeld).
Ga als volgt te werk om het laadproces te beëindigen:
Druk op de toets 'Pauze / Start'.
1
Ontkoppel de laadstekker.
2
Bij open laadcontacten controleert de automatische nullastspanningsherkenning of de laadcontacten spanningsvrij zijn.
NL
31
Weergave
Overzicht van af­leesmodi
Nr. Functie
Standaardmodus
In de standaardmodus geeft het display de laadparameters weer.
Statistiekmodus
De statistiekmodus geeft de status van de bedrijfstoestanden van het apparaat, het totaal aantal ladingen en een overzicht van de absoluut en gemiddeld per lading afgegeven Ah en opgenomen hoeveelheden energie weer.
Geschiedenismodus
De geschiedenismodus geeft informatie weer over de parameters van alle opgeslagen laadprocessen.
Configuratiemodus
In de configuratiemodus kunnen alle instellingen voor het apparaat en het laadproces worden geconfigureerd.
USB-modus
In de USB-modus kunnen apparaatupdates worden ingesteld en uitge­voerd, kan van apparaatconfiguraties een back-up worden gemaakt, kunnen deze worden geüpload en kunnen de laadparameters tijdens een laadproces via een USB-stick worden geprotocolleerd.
Zolang het acculaadapparaat op een accu is aangesloten, kan het laadproces al­leen met de toets 'Pauze / Start' worden onderbroken en hervat. Er kan alleen tussen de weergavemodi worden geschakeld met de toets 'Menu' nadat de accu van het acculaadapparaat is losgekoppeld. Een gedetailleerde beschrijving van de weergavemodi vindt u in het volgende hoofdstuk.
Instellingen her­stellen
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
OPMERKING!
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
Het menupunt biedt 2 mogelijkheden om alle gemaakte instellingen te resetten:
'Reset Factory Settings' (fabrieksin­stellingen terugzetten):
Resetten van betreffende fabrieks-
-
instellingen.
'Reset Default Settings' (standaardin­stellingen terugzetten):
Resetten van de betreffende in-
-
stellingen naar de standaardinstel­lingen van de fabrikant.
32
Standaardmodus
NL
Standaardmo­dus
Nadat de netstekker op het elektrische netwerk is aangesloten, wordt op het dis­play automatisch de standaardmodus weergegeven.
In de standaardmodus toont de display de laadapparaatparameters:
Accutype (bijv. Pb-WET)
-
Laadkarakteristiek (bijv. IUI)
-
Nominale spanning (bijv. 48 V)
-
Capaciteit (bijv. 300 Ah)
-
Dag van de week, datum en tijd
-
De laadapparaatparameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Gedetailleer­de informatie daarover vindt u in de paragraaf 'Configuratiemodus'.
33
Statistiekmodus
Statistiekmodus In de statistiekmodus geven verticale
balkjes de status van de bedrijfstoe­standen van het apparaat weer:
Stationair draaien ('Idle')
-
Laden ('Charging')
-
'Floatingcharge' (Onderhoudsla-
-
ding) 'Cooldown' (Afkoelen)
-
Foutstatus ('Error')
-
Wissel met de toetsen 'Up / Down' (Omhoog / Omlaag) tussen pagina 1/2 en
1
pagina 2/2.
Pagina 2/2 toont de volgende waarden:
'Charges' (Totaal aantal ladingen).
-
Totaal afgegeven Ah.
-
Gemiddeld afgegeven Ah per la-
-
ding ('Charge'). Totale hoeveelheid opgenomen
-
energie (kWh). Gemiddelde hoeveelheid opgeno-
-
men energie (kWh) per 'charge' (la­ding).
De weergegeven opgenomen energie is een richtwaarde en kan bij een nominaal vermogen van maximaal 5% van de werkelijke hoeveelheid energie afwijken. Bij een lager vermogen kan de afwijking hoger zijn.
34
Geschiedenismodus
(1)
(2)
(3)
(4)
(5) (7)
(6)
NL
Geschiedenis­modus
De geschiedenismodus geeft informatie weer over de parameters van alle opge­slagen laadprocessen. Om andere of verschillende weergaven te kunnen tonen, wordt het volgende weergavevenster twee keer afgebeeld:
Schakel met de toetsen 'Omhoog / Omlaag' tussen de pagina's van elk opge-
1
slagen laadproces.
Inhoud van het weergavevenster
Startdatum van de lading, bijv.: donderdag, 19-06-2014
-
Starttijd van de lading, bijv.: 19:29 of laadduur, bijv.: 8 u 28 min.
-
Spanning bij begin van de laadfase: bijv.: 45,9 V.
-
Spanning na 5 minuten: bijv.: 47,9 V.
-
Spanning bij einde van de laadfase: bijv.: 48,0 V.
-
Opgenomen Ah, bijv.: 397 Ah.
-
Opgenomen kWh, bijv.: 19 kWh.
-
Laadkarakteristiek, bijv.: 6 RI.
-
Ingestelde laadduur, bijv.: 8 - 9 u of ingestelde Ah, bijv.: 400 Ah of ingesteld
-
tijdstip voor einde van de laadfase (niet afgebeeld).
Weergegeven symbolen
Nr. Functie
(1) Volle accu
Het laden is voltooid.
(2) Lege accu
Het laden is niet voltooid.
(3) Uitroepteken met getal
Waarschuwing wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleer­de informatie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes.
(4) Symbool met getal
Fout wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleerde infor­matie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes.
35
(5) Toetssymbool met vinkje
Het laden is correct beëindigd met de toets 'Pauze / Start'.
(6) Toetssymbool met kruis
Het laden is beëindigd zonder dat de toets 'Pauze / Start' is gebruikt.
(7) Laaddetails
Weergave van bepaalde accugegevens aan het begin en aan het einde van het laden: Aantal cellen Ah Karakteristiek Accutype
36
Configuratiemodus
NL
Overzicht van de instelmogelijk­heden in de con­figuratiemodus
'Charging settings' (laadinstellingen): Instellingen voor accu
Accutype, bijv. 'Nat'.
-
Laadkarakteristiek, bijv. 'IU'.
-
Capaciteit (Ah) of laadtijd (u), afhankelijk van laadkarakteristiek.
-
Cellen: Spanning (V) en aantal accucellen of automatische instelling van het
-
aantal cellen.
VOORZICHTIG!
Gevaar van schade aan de accu door verkeerd ingestelde waarden.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen alleen voor ac-
cu's met de volgende nominale spanningen: 12 V en 24 V bij 24V-appara­ten, 24 V en 48 V bij 48V-apparaten. Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen niet bij diepont-
laden accu's.
Overige instellingen:
-
Voor aanpassen van afzonderlijke laadkarakteristiek.
'Additional functions': Extra functies
Blauwe LED
-
Externe start-stop
-
Navulindicator
-
Optiegedeelte
-
Herstart laadproces na netwerkfout
-
Configuratiemo­dus openen
'General options': Algemene instellingen
Taal
-
Contrast
-
Tijd (uu:mm:ss)
-
Tijdzone Zomertijd / Normale tijd Datum (dd:mm:jj)
-
Laadkabellengte (m)
-
-
Doorsnede laadkabel (mm2) AC-stroomlimiet
-
Eenheid voor temperatuurwaarden
-
Code voor toegang tot configuratiemenu geactiveerd / gedeactiveerd.
-
Tijdsinterval voor op de USB-stick geprotocolleerde parameter(s).
-
Statistiek resetten
-
Geschiedenis resetten
-
'Reset Settings' (Instellingen terugzetten)
Met extra terugkoppeling ('OK?') om nogmaals te bevestigen.
-
Vervolgens wordt de standaarddatum­en standaardtijdweergave en de soft­wareversie op het beeldscherm weer­gegeven.
37
Met de toets 'Omhoog / Omlaag' kunt u de volgende informatie oproepen:
1
Serienummer van acculaadapparaat en serienummer en versie van confi-
-
guratiegeheugen. Printplaat voor besturing / vermogenselektronica: Hardwareversie en se-
-
rienummer. Software: hoofdsoftware, secundaire software, primaire software, versie
-
voor karakteristiekblok.
Ga als volgt te werk om het configuratiemenu te openen:
Druk op de toets 'Pauze / Start'.
1
Er wordt een venster weergegeven voor het invoeren van de vereiste code.
Ga als volgt te werk om de vereiste co­de '1511' in te voeren:
Voer met de toets 'Omhoog / Omlaag' het eerste cijfer van de code in.
1
Ga met de toets 'Menu' naar het volgende cijfer van de code.
2
Ga zoals hierboven beschreven door tot de volledige code is ingevoerd.
3
Bevestig de invoer met de toets 'Pauze / Start'.
4
De te selecteren hoofdmenuopties van de configuratiemodus worden weerge­geven.
Als u een menuoptie selecteert, wordt er op het scherm mogelijk een bericht weergegeven dat aangeeft dat u de ge­bruiksaanwijzing moet raadplegen. Be­vestig het bericht door opnieuw op de toets 'Pauze / Start' te drukken.
38
Ga als volgt te werk om in het configuratiemenu en de onderliggende menu's te navigeren:
Selecteer met de toets 'Omhoog / Omlaag' de gewenste menuoptie.
1
Bevestig met de toets 'Pauze / Start' de menuoptie en bevestig vervolgens de
2
extra terugkoppeling (bijv. 'OK?').
Indien nodig gebruikt u de toets 'Omhoog / Omlaag' om een optie te selecte-
3
ren (bijv. Uit / Aan) of een waarde in te voeren.
Bevestig de ingevoerde waarde met de toets 'Pauze / Start'.
4
Als na het bevestigen van de waarde de cursor naar een volgende instelling of
5
cijfer springt, voert u de stappen (3) en (4) opnieuw uit.
Ga als volgt te werk om het actieve menu te verlaten:
Keer met de toets 'Menu' naar de bovenliggende selectie terug.
6
NL
Configuratiemo­dus sluiten
Als in de configuratiemodus een of meer relevante instellingen voor het laadpro­ces worden gewijzigd, dan wordt u bij het verlaten van de configuratiemodus nog eens gevraagd of de gekozen instelling moet worden vastgelegd.
De volgende instellingen moeten bij het verlaten van de configuratiemodus wor­den bevestigd:
Karakteristiek
-
Accucapaciteit in Ah (behalve RI-karakteristiek)
-
Aantal cellen
-
Vereffeningslading 'EIN' / 'AUS' (AAN / UIT)
-
CAN-protocol
-
Voorbeeld:
Karakteristiek veranderd van 3 - IUI (Pb-WET) in 6 - RI (Pb-WET).
Als de instelling niet wordt bevestigd, schakelt het acculaadapparaat weer over op de configuratiemodus en kan de instelling in de gewenste waarde worden veranderd.
39
USB-modus in de configuratiemodus
USB-modus In de USB-modus wordt op het display
weergegeven of een USB-stick aange­sloten is.
De USB-stick moet aan de volgende specificaties voldoen:
Indeling: FAT32
-
Maximaal 32 gigabyte
-
Geen meervoudige partitionering
-
De software I-SPoT-VIEWER (www.fronius.com/i-spot) ondersteunt de visualise- ring en analyse van de gegevens op de USB-stick.
Voordat hij wordt gestart, moet een gegevensdownload met de toets 'Pauze / Start' worden bevestigd. Als deze bevestiging met de toets 'Pauze / Start' niet wordt uitgevoerd, dan start de download na één minuut automatisch.
Tijdens een laadproces moet na het drukken op de toets 'Pauze / Start' de USB­stick worden aangesloten. Hierbij kunnen alleen gegevens worden gelezen, kan er geen update worden uitgevoerd en kan er geen configuratie worden geladen.
Veilig verwijderen ('Safely remove')
Zodra de gewenste actie is voltooid, kunt u de USB-stick veilig verwijderen.
-
Updaten
Er wordt een lijst met op de USB-stick opgeslagen en geschikte updatebe-
-
standen weergegeven. Het selecteren en bevestigen van het gewenste bestand gebeurt op dezelfde
-
wijze als het bladeren door de instellingen. Herbenoem de automatisch toegewezen bestandsnaam van het updatebe-
-
stand niet! De recentste firmware staat in het gedeelte 'Download' (downloaden) van de
-
Fronius-website ter beschikking. De handleiding voor de firmware-installatie bevindt zich in het zipbestand
-
van de download.
Dowloaden
De op de datalogger van het apparaat opgeslagen data met meegeprotocol-
-
leerde laadparameters worden voor de I-SPoT VIEWER op de USB-stick op­geslagen. Daarnaast worden ook gebeurtenissen, zogenoemde events, alsmede appa-
-
raatinstellingen en gebruikerscurves (configuratie) opgeslagen. Voor de datalogger kunnen de volgende periodes worden gekozen:
-
1 maand 3 maanden Alles Sinds de laatste keer
40
Downloaden optioneel
De volgende opties zijn beschikbaar:
I-SPoT VIEWER
-
Het opslaan van meegeprotocolleerde gegevens gebeurt op dezelfde manier als voor 'download', echter alleen met de gegevens voor de I-SPoT VIEWER. Datalogger opslaan
-
Het opslaan van meegeprotocolleerde gegevens gebeurt op dezelfde manier als voor 'download' (downloaden), echter niet in I-SPoT VIEWER-formaat, maar als 'csv'-bestanden. (Automatisch ingestelde mappenstructuur voor de 'csv'-bestanden: * Fronius\<Serienummer apparaat>\Charges\<jjjjmmdd>\<uummss.csv>) Gebeurtenissen opslaan.
-
Gebeurtenissen, zogenoemde events, worden op de USB-stick opgeslagen. Configuratie opslaan.
-
Apparaatinstellingen worden op de USB-stick opgeslagen.
Configuratie laden ('Load configuration')
Hiermee wordt een op de USB-stick opgeslagen en geschikte apparaatconfi-
-
guratie op het apparaat geladen.
Dealertekst laden ('Load dealer text')
Hiermee kunt u een tekstbestand vanaf de USB-stick laden. Het tekstbe-
-
stand wordt weergegeven zodra er in het apparaat een fout optreedt. Het tekstbestand kan bijvoorbeeld de contactgegevens van de dealer bevat-
-
ten. Het bestand moet in het formaat '.txt' in 'unicode'-indeling op de USB-stick
-
opgeslagen zijn. De bestandsnaam moet 'dealer.txt' zijn.
-
De bestandsnaam mag maximaal 99 tekens bevatten.
-
NL
* Als tijdens het laden een USB-stick is aangesloten, worden de csv-bestan-
den direct op de USB-stick opgeslagen. De mappenstructuur die hierbij tevens automatisch wordt aangemaakt, is te herkennen aan de map 'Data­log', in plaats van de map 'Charges'.
41
Laadinstellingen in de configuratiemodus
Overzicht van laadinstellingen
Elektrolytcircu­latie
Hieronder vindt u gedetailleerde informatie over het menupunt -> 'Settings' (in­stellingen), bij het selecteren van het eerder genoemde menupunt 'Charging set­tings' (laadinstellingen). De navigatie verloopt zoals beschreven in de paragraaf
Extra functies in de configuratiemodus.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven.
Elektrolytcirculatie 'Air Pump' (niet be- schikbaar bij Selectiva-variant 220 V):
De volgordebesturing van de elektro­lytcirculatie loopt via de besturing van het acculaadapparaat. Hiervoor staan meerdere keuzemogelijkheden ter be­schikking.
Voor de elektrolytcirculatie kunnen de volgende instellingen worden geconfigu­reerd:
'Off' (Uit)
Elektrolytcirculatie uitgeschakeld.
-
'Continuous' (Continubedrijf)
Elektrolytcirculatie permanent ingeschakeld.
-
'Program' (Programma) 1 t/m 5
Standaard beschikbare programma's voor de elektrolytcirculatie en de rele-
-
vante parameters hiervan vindt u in de tabel in het hoofdstuk 'Weergave', pa­ragraaf 'Instellingen'.
'Automatic' (Automatisch)
Automatische aanpassing van de doorstroomhoeveelheid voor de elektrolyt-
-
circulatie aan de hand van de ingestelde accuparameters.
'User' (Gebruiker) 'On' (Aan) / 'Off' (Uit)
Individuele instelling van elektrolytcirculatie.
-
De instellingen voor 'On' (Aan) en 'Off' (Uit) bepalen de verhouding impuls/
-
onderbreking van de luchtstroomintervallen.
In de volgende tabel vindt u de standaard beschikbare programma's voor de elektrolytcirculatie en de relevante parameters hiervan:
42
Program ON 1 OFF 1 Repeat ON 2 OFF 2
1 30 min 25 min 1 x 5 min 25 min
2 3 min 10 min 4 x 3 min 20 min
3 3 min 12 min 1 x 3 min 12 min
4 5 min 10 min 3 x 5 min 20 min
5 2,5 min 7,5 min 1 x 2,5 min 7,5 min
In elk van deze programma's wordt de magneetklep bij de tijd 'ON 1' (AAN 1) ge­opend en bij de tijd 'OFF 1' (UIT 1) gesloten. Dit proces wordt zo vaak herhaald als bij 'Repeat' (Herhaling) ingesteld staat. Als het ingestelde aantal herhalingen uitgevoerd is, wordt met de tijden 'ON 2' (AAN 2) en 'OFF 2' (UIT 2) herhaald tot het einde van de laadfase.
NL
Temperatuurge­stuurd laden
'Temperature-controlled charging' (Temperatuurgestuurd laden):
De volgende instellingen kunnen bij de selectie van temperatuurgestuurd laden worden geconfigureerd:
'automatic' (automatisch) / 'OFF' (UIT) / 'required' (vereist)
'automatic' (automatisch) ... Temperatuurafhankelijk aanpassen van laadka-
-
rakteristiek. 'OFF' (UIT) ... De gemeten accutemperatuur wordt genegeerd.
-
'required' (vereist) ...
-
Lading start alleen als de temperatuursensor is aangesloten.
'Error overtemperature' (Fout bij te hoge temperatuur) 'ON' / 'OFF' (AAN / UIT)
'ON' (AAN) ... Foutmelding wordt weergegeven bij te hoge temperatuur van
-
accu. Laadproces stopt en kan pas worden hervat na afkoelen en opnieuw aanslui­ten van accu. 'OFF' (UIT) ... Geen foutmelding bij te hoge temperatuur van accu.
-
'Warning overtemperature' (Waarschuwing bij te hoge temperatuur) 'ON' / 'OFF' (AAN / UIT)
'ON' (AAN) ... Waarschuwing wordt weergegeven bij te hoge temperatuur van
-
accu. 'OFF' (UIT) ... Geen waarschuwing bij te hoge temperatuur van accu.
-
43
Voor bepaalde karakteristieken is een externe temperatuursensor nodig. Als een dergelijke karakteristiek in de configuratiemodus wordt gekozen, dan volgt er een mededeling dat er een externe temperatuursensor nodig is.
De volgende karakteristieken vereisen een externe temperatuursensor:
28 - FCC IUI - CSM WET
-
30 - FCC IUI - WET
-
Als u een karakteristiek selecteert die een externe temperatuursensor be­hoeft, dan verschijnt er een aanwijzing.
Bevestig de aanwijzing met de
1
toets 'Pauze / Start'.
Vereffeningsla­ding
'Equalize charge' (vereffeningslading)
UIT
Er volgt geen vereffeningslading.
-
'Delay' (vertraging)
Als de accu tijdens de ingestelde 'equalize charge delay' (compensatiela-
-
dingsgrens) op het acculaadapparaat aangesloten blijft, dan wordt op een speciale manier geladen. Op deze manier wordt laagvorming in het zuur voor­komen. De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd.
'Weekday' (dag van de week)
Weergave van de dag van de week waarop de vereffeningslading moet plaats-
-
vinden. De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd.
Handmatige vereffeningslading ('Handmatig')
Een vereffeningslading kan handmatig worden geactiveerd door op een knop
-
op het display te drukken. De vereffeningslading start na de ingestelde vertraging met de ingestelde pa-
-
rameters. De parameters voor stroom (A / 100 Ah), spanning (V / cel) en duur van de
-
vereffeningslading kunnen worden gewijzigd. Deze functie is alleen bij karakteristieken voor natte loodaccu's beschikbaar.
-
44
Als een instelling voor de vereffeningslading is geactiveerd, wordt op de startpa­gina via een symbool naast de ingestelde ampère-uren / de ingestelde laadtijd weergegeven of er een vereffeningslading wordt uitgevoerd of kan worden ge­start.
Vertraging 'Delay' (vertraging)
'Charge start delay' (laadstartvertraging)
Vertragingstijd (in minuten) van de eigenlijke laadstart versus het tijdstip
-
waarop de laadstart werd geactiveerd.
'Charge end delay' (vertraging van het einde van de laadfase)
Vertragingstijd (in minuten) van het gesignaliseerde einde van de laadfase
-
(bijv. groene lampje) versus het daadwerkelijke einde van de laadfase.
'At mains failure restart charging' (nieuwe laadstart na netvoedingsfout)
Als deze optie is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het
-
stroomnetwerk automatisch opnieuw gestart zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
NL
Na netvoedingsfout ('na netvoedingsfout')
lading opnieuw starten
-
automatisch / lading voortzetten
-
Als de optie 'Lading opnieuw starten' is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het stroomnetwerk automatisch opnieuw gestart zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
Als de optie 'automatisch / lading voortzetten' is geselecteerd, wordt het laad­proces na een storing van het stroomnetwerk automatisch voortgezet zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
Kalender 'Calendar' (kalender)
Met de agendafunctie kan aan de hand van de volgende criteria een automati­sche laadstart worden geconfigureerd:
Tijdsperiode waarin geen laadstart mag plaatsvinden als er een accu wordt
-
aangesloten. Tijdsperiode waarin met een gedefinieerde karakteristiek 1 moet worden ge-
-
start als een accu wordt aangesloten. Tijdsperiode waarin met een gedefinieerde karakteristiek 2 moet worden ge-
-
start als een accu wordt aangesloten.
Selecteer en bevestig de instelling
1
'AAN' om de agendafunctie te acti­veren.
45
Menupunt 'charging settings' (laadin­stellingen):
Accutype voor alle karakteristie-
-
ken: bijv. Pb-WET. Curve-instellingen bij selectie van
-
betreffende karakteristiek.
Met de functie 'Calendar' (kalender) kunnen meer instellingen worden geconfigu­reerd:
'Day setting 1-5': (dagconfiguratie 1-5): Met de dagconfiguratie kunt u met de volgende instelmogelijkheden maxi­maal 5 verschillende laadstarttijdpro­fielen definiëren:
Symbool voor karakteristiek 1:
-
Tijdsperiode waarin moet worden gestart met karakteristiek 1 (bijv.: 0:00-6:00) Stop:
-
Tijdsperiode waarin er geen accu mag worden geladen (bijv.: 06:00-20:00) Symbool voor karakteristiek 1:
-
Tijdsperiode waarin moet worden gestart met karakteristiek 1 (bijv.: 20:00-24:00)
OPMERKING!
Lopende laadprocessen worden niet beïnvloed door de ingestelde tijdsperiode.
Als er in bovenstaand voorbeeld om 05:45 een accu wordt aangesloten, volgt
het einde van de laadfase conform de instellingen en wordt dit niet door de aangegeven eindtijd (in voorbeeld 6:00) van de ingestelde tijdsperiode onder­broken. Als de accu tijdens de stoptijdsperiode wordt aangesloten, wordt het laden
automatisch in de volgende tijdsperiode gestart. Als tijdens de stoptijdsperi­ode een laadstart handmatig geactiveerd wordt, dan wordt er altijd geladen met karakteristiek 1.
Extra instelmogelijkheden:
Schakelen tussen bijbehorende ka-
-
rakteristieken: Symbool van karakteristiek. Verwijderen van betreffende ka-
-
rakteristiek: 'remove' (verwijderen).
46
'Week setting' (Weekconfiguratie):
Er kunnen 3 verschillende week-
-
configuraties worden samenge­steld.
Elke weekdag kan aan een eerder ge­maakte dagconfiguratie worden toege­wezen.
'Year setting' (Jaarconfiguratie):
Er kunnen meerdere agendaperio-
-
den (bijv. 1.1. - 7.1.) aan een week­configuratie worden toegewezen.
NL
Speciale ladin­gen
Bij geactiveerde kalenderfunctie ver­schijnt een kalendersymbool (hier met het getal '4' als de huidige datum) in de weergave.
'Special charges' (speciale ladingen)
Door 'special charges' (speciale ladin­gen) te selecteren, kunt u tijdelijk een of meer laadtypen uitvoeren die afwij­ken van de standaardlaadtypen.
De instelling voor 'repeat' (herhalingen) bepaalt hoe vaak de afwijkende lading moet worden uitgevoerd totdat het weer permanent wordt voortgezet met de oorspronkelijke laadparameters:
Instelbereik
1 tot 99 herhalingen
-
'Disable start button' (toets start deactiveren)
47
'ON' (AAN)
Het starten van het laadproces met de toets 'Pauze / Start' is niet mogelijk,
-
bijv. om onbevoegde toegang te verhinderen.
'OFF' (UIT)
Het starten van het laadproces met de toets 'Pauze / Start' is mogelijk.
-
Verder zijn de volgende instellingen mogelijk:
Karakteristiek:
-
bijv. 'Deep discharge 10' (diepont­lading 10) Aantal accucellen:
-
'Cells' (cellen) - bijv. 12 x Accucapaciteit in Ah:
-
bijv. 375 Ah
Speciale functie Tussentijds bijla­den
Speciale functie 'Opportunity Charge' (tussentijds bijladen):
Om de werkingsduur van de accu te verlengen, kan bijv. tijdens een pauze de accu nageladen worden.
De volgende curve-instellingen zijn mogelijk:
Karakteristiek:
-
Curve - bijv. 'RI - Pb-WET' (RI ­Pb-NAT) Laadtijd:
-
'Charging time' (laadtijd) - bijv. 5-6 h (5-6 u)
Bij tussentijds bijladen op AAN en aangesloten accu wordt het volgende weerge­geven:
48
Weergave bij geselecteerde RI-karakteristiek
Weergave andere kenmerken (bijv. IUI)
Tussentijds bijladen starten:
Selecteer met toets 'Omhoog' het 'Hardloper-symbool' (1).
-
(1)
NL
'Hardloper-symbool' (1)
DC-verbinding 'DC-Connection' (DC-verbinding):
Weergave bij starten van tussentijds bijladen
In het menu DC-verbinding bevindt zich de instelling voor de DC-verbin­dingscontrole. Als de DC-verbindingscontrole is inge­schakeld ('ON' (AAN)), dan wordt de verbinding tussen het laadapparaat en de accu tijdens het laadproces gecon­troleerd.
Als tijdens het laadproces problemen met de DC-verbinding optreden, wordt bij een actieve DC-verbindingscontrole de statuscode 17 weergegeven. Een verbindingsprobleem kan bijvoor­beeld worden veroorzaakt door versle­ten of vervuilde laadcontacten.
49
Extra functies in de configuratiemodus
Overzicht van extra functies
Gedetailleerde informatie over de menuoptie 'Additional functions' (Extra func­ties) in de configuratiemodus. De navigatie verloopt zoals beschreven in de para­graaf 'Configuratiemodus'.
Selecteer de menuoptie 'Additio-
1
nal functions' (Extra functies).
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
Instelling van de blauwe weergave 'Blauwe led'
Externe start/ stop
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven:
Instelling van tijd (minuten) waarna het blauwe lampje 'Accu afgekoeld' moet gaan branden om aan te geven dat de accu voldoende is afgekoeld. Als instel­waarde geldt de tijd vanaf het einde van de laadfase.
De optie 'Temperatuurgestuurd laden' kan in combinatie met een temperatuur­waarde worden ingesteld. Vanaf dat moment moet het blauwe lampje 'Accu afge­koeld' gaan branden om aan te geven dat de accu voldoende is afgekoeld.
De volgende instellingen kunnen bij de selectie van de externe start / stop wor­den geconfigureerd:
50
'Button' (toets)
Met de externe toets kan de functie van de toets 'Pauze / Start' worden gesi-
-
muleerd.
Normaal
Start 'ON' (AAN):
-
Na het sluiten van een externe schakelaar en als een accu wordt herkend, volgt een laadstart, of na het aansluiten van een laadstekker en bijgevolg het sluiten van het hulpcontact of nadat een accu wordt herkend, volgt een laadstart. Start 'OFF' (UIT):
-
Na het aansluiten van een accu volgt een laadstart. Stop 'ON' (AAN):
-
Als een externe schakelaar wordt geopend, wordt het laden onderbroken, of als het hulpcontact wordt geopend of de laadstekker wordt losgekoppeld, wordt het laden onderbroken. Stop 'OFF' (UIT):
-
Het openen van een externe schakelaar of het hulpcontact wordt genegeerd.
'Contact detection' (contactherkenning)
'ON' (AAN):
-
Als bij de instelling 'Start ON' een accu wordt aangesloten en het externe start/stop-contact niet is gesloten, verschijnt de statuscode (16) 'Externe start/stop is niet gesloten'. Als bij de instelling 'Stop ON' een lading is gestart, het externe start/stop­contact is geopend en de accu niet is aangesloten, verschijnt de statuscode (16) 'Externe start/stop is niet gesloten'. 'OFF' (UIT):
-
Contactherkenning wordt niet uitgevoerd.
NL
Navulindicator De navulvulindicator wordt geactiveerd (als melding) zodra er gedestilleerd water
in de accu moet worden bijgevuld. U kunt het tijdstip voor het bijvullen als volgt definiëren:
Elke zoveelste week en dag van de week
bijv. elke 2e week op vrijdag water bijvullen
-
Bij de instelling 'OFF' (UIT) is geen bevestiging van de bijvulaanvraag nodig.
Optiegedeelte
Optiesectie 1
Instelmogelijkheden:
-
CAN1 (optiebox) Cool Bat Guide Easy (alleen Fronius-variant)
Optiesectie 2 (slechts 3 kW)
Instelmogelijkheden:
-
CAN2 (optiebox) AirPuls (EUW)
Statusuitgangen (slechts 3 kW)
Instelling voor externe lamp (normaal of RGB)
-
51
'At mains failure restart charging' (nieuwe laadstart na netvoedingsfout):
Als deze optie geselecteerd is, wordt het laadproces na een storing van het elek­triciteitsnet automatisch opnieuw gestart, zodra het elektriciteitsnet weer be­schikbaar is.
52
Algemene instellingen in de configuratiemodus
NL
Overzicht van al­gemene instel­lingen
Gedetailleerde informatie over het menupunt 'general options' (algemene instel­lingen) in de configuratiemodus.
Menupunt 'General options' (alge-
1
mene instellingen) selecteren.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
'Language' (taal)
-
Display-instellingen
-
'Contrast' (contrast)
-
'LED brightness' (Helderheid)
-
'Show Ah at charge end'
-
(Weergave van Ah bij einde van de laadfase) 'ON/OFF' (AAN/ UIT)
'Time and Date' (tijd en datum)
-
'Daylight saving time' (zomer-
-
tijd / normale tijd) Voorgedefinieerde tijdzones
-
Door gebruiker gedefinieerde
-
tijdzones
Instellingen van de laadkabel
AC-stroomlimiet
Laadkabel ('Charging cable'):
Enkelvoudige lengte van laadkabel
-
(m)
Kabeldoorsnede ('Cable cross secti­on'):
Doorsnede van laadkabel (mm²)
-
Aanpassing van maximaal opgeno-
-
men apparaatstroom aan de elek­trische installatie ter plaatse of aan de apparaatstekker die op het apparaat is geïnstalleerd.
53
De minimale en maximale waarden
-
verschillen bij de verschillende ap­paraatklassen. De minimale waarde bedraagt ca. 25% van de maximale nominale stroom van het desbe­treffende apparaat.
Temperatuur
Code Invoeren van code voor toegang tot configuratiemodus vereist / niet vereist ('Co-
de ON / OFF' ((Code AAN / UIT))
USB-tijdsinter­val
Temperatuur in °C / °F
-
Tijdsinterval voor via USB-stick ge-
-
protocolleerde laadparameter(s) ('USB Logging Time')
Statistiek resetten ('Reset statistics')
Geschiedenis resetten ('Reset history')
Gedetailleerde informatie over statistiek en geschiedenis staat in de paragrafen 'Statistiekmodus' en 'Geschiedenismodus'.
54
Statuscodes
Statuscodes
Als tijdens de werking van het acculaadapparaat een storing optreedt, worden op het display bepaalde statuscodes weergegeven. Dit kan de volgende oorzaken hebben:
-
-
-
-
Accufout: Als de accu een fouttoestand meldt, geeft het acculaadapparaat deze fout als accufout weer, inclusief het bijbehorende foutnummer van de accu. De corres­ponderende uitleg van de fout vindt u in de gebruiksaanwijzing van de accu.
NL
Accufout Een accu met ongeschikte spanning is aangesloten. Het acculaadapparaat is oververhit. Er is een software- of hardwarefout opgetreden.
Ga als volgt te werk als op het display een foutmelding wordt weergegeven en de fout niet zelfstandig kan worden verholpen:
Noteer de weergegeven statuscode, bijv. 'Statecode (31)' (Statuscode (31)).
1
Noteer de configuratie van het acculaadapparaat.
2
Neem contact op met de geautoriseerde servicedienst.
3
Als er een fout in het acculaadapparaat optreedt, kan een geheel vrij defini­eerbare tekst worden weergegeven die bijvoorbeeld de contactgegevens van de handelaar bevat.
Statuscodes met externe oorzaak
Nr. Oorzaak / oplossing
(11) Netspanning controleren
(12) Stroomnetwerk controleren (fase-uitval)
(13) Externe temperatuursensor defect
(14) Elektrolytcirculatie defect (drukschakelaar schakelt niet)
(15) Geen bedieningsspanning herkend
(16) Externe start-stop is niet gesloten.
(17) Veelvuldig uitgelokte nullastspanning tijdens een lading (bijv. versleten
laadcontacten)
55
Statuscodes bij accufout
Nr. Oorzaak / oplossing
(22) Onderspanning accu
(23) Overspanning accu
(24) Te hete accu (alleen bij externe temperatuursensor)
(25) Te lage temperatuur van accu (alleen bij externe temperatuursensor)
(26) Defecte accucellen gedetecteerd
(27) Accu wordt niet ondersteund
(28) Accu sterk ontladen - veiligheidsladen wordt uitgevoerd
(29) Onjuiste polariteit accu
(30) Thermal Runaway
Statuscodes bij oplaadfout
Nr. Oorzaak / oplossing
(31) Tijdsoverschrijding in de I1-fase
(32) Tijdsoverschrijding in de U1-fase
(33) Te hoge accuspanning in de I2-fase
(34) Ah-overschrijding
(35) Tijdsoverschrijding in de I2-fase
(36) Doelspanning in I2-fase niet bereikt (alleen bij formaatkarakteristiek)
(37) Fout tijdens RI-laden
(38) Ingestelde laadtijd kan niet worden bereikt
(39) Tijdsoverschrijding tijdens RI-laden
Statuscodes bij een CAN-fout (accu)
Nr. Oorzaak / oplossing
(51) Accu reageert niet
(52) Accugegevens zijn niet oproepbaar
(53) Accuspanning wordt niet ondersteund
(54) Communicatiefout
56
(55) Accufout
(56) Accu wordt niet geactiveerd
(57) Tijdslimiet voor melding overschreden
(58) Aanmelding mislukt
Statuscodes bij een Gateway-fout
Nr. Oorzaak / oplossing
(101) Setting CAN Connect is actief en er kan minstens 2 minuten geen CAN-
verbinding met de gateway worden opgebouwd.
(102) Gateway heeft geen verbinding met back-end.
Statuscodes bij een TagID-fout
Nr. Oorzaak / oplossing
(200) De op het acculaadapparaat ingestelde technologie is niet compatibel met
de aangesloten accu.
(201) De nominale spanning van de accu wordt niet ondersteund door het accu-
laadapparaat of wordt uitgesloten door een instelling van het acculaadap­paraat.
(202) Het vermogen van het acculaadapparaat is niet hoog genoeg om de aan-
gesloten accu op te laden.
(203) CAN-communicatie met TagID kon niet tot stand worden gebracht.
(204) TagID-gegevens konden niet worden uitgelezen.
NL
(205) TagID-gegevens konden niet worden uitgevoerd.
(206) TagID-temperatuursensor is defect.
(207) TagID-spanningssensor is defect.
(208) Stamgegevens van de TagID zijn ongeldig of niet beschikbaar.
(209) Defect EEPROM-geheugen.
(210) Defect flashgeheugen.
(211) Ongeldige apparaathandtekening.
(212) TagID-gegevens konden niet worden beschreven.
(213) Het vermogen van het acculaadapparaat is niet voldoende om de accu
binnen de gewenste laadtijd te laden.
(214) Te veel vermogensverlies op het DC-pad.
(215) TagID-vulpeilsensor is in de verkeerde cel gemonteerd of defect.
(216) Crash van TagID-software
Statuscodes bij fout in primair circuit
Nr. Oorzaak / oplossing
(500) Temperatuursensor module 1 (boven) defect
(501) Temperatuursensor module 2 (onder) defect
(502) Temperatuursensor printplaat defect
(503) Primaire oververhitting
(504) Ventilator geblokkeerd / defect
57
(505) Over- / Onderspanning tussencircuit
(506) Asymmetrie in tussencircuit
(507) Voedingsspanning primair circuit buiten tolerantiewaarden
(508) Stroomuitval
(509) Verkeerde acculaadapparaatconfiguratie
(510) Primaire EEPROM defect
(527) Faseshifter overstroom
(528) Uploadrelais uitgeschakeld tijdens belasting
(530) Communicatieprobleem
(532) Microcontroller-fout (bijv. deling door 0)
(533) Referentiespanning buiten tolerantiewaarden
(534) Opstartprobleem
(535) PFC-overstroom
(536) Faseshifter of PFC defect
Statuscodes bij fout in secundaire circuit
Nr. Oorzaak / oplossing
(520) Secundaire temperatuursensor defect
(521) Secundaire te hoge temperatuur
(522) Uitgangszekering defect
(523) Voedingsspanning secundaire circuit buiten tolerantiewaarden
(524) Referentiespanning secundaire circuit buiten tolerantiewaarden
(525) Compensatiestroom
(526) Compensatiestroom buiten tolerantiewaarden
(527) Overstroom vermogensfasedeel (primair)
(529) Geen secundaire communicatie
(530) Geen primaire communicatie
(531) Secundaire EEPROM defect
(532) Fout in microcontroller
(537) Spanningsmeting defect
58
(570) Secundair relais kan niet worden ingeschakeld
(571) ADC/SPI probleem
Statuscodes bij een fout in de besturing
Nr. Oorzaak / oplossing
(540) Opslagparameter configuratie ontbreekt/defect
(541) Geen secundaire communicatie
(542) Secundaire initialisatie mislukt
(543) Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing
(544) Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing
(545) Primaire initialisatie mislukt
(546) Update mislukt
(547) Instellingen laden / opslaan mislukt
(548) Curve-instellingen laden / opslaan mislukt
(549) Het laden kan na een stroomuitval niet worden voortgezet
(550) Tijd niet ingesteld
(551) Hardwarewijziging gedetecteerd
(552) Ongeldige opslagparameter configuratie
(553) Primaire update mislukt
NL
(554) Communicatiestoring
(555) Verkeerde apparaatsoftware
(557) Onderbreking van de InterLock-communicatie
(558) Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is,
heeft te maken met een fout
(559) Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is, is
niet compatibel met dit acculaadapparaat
59
Overzicht van beschikbare opties
Veiligheid Als u een optie wilt aansluiten, moet u de behuizing deels openen.
GEVAAR!
Gevaar door elektrische schok.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die
door de fabrikant zijn opgeleid. Vóór het uitvoeren van werkzaamheden met geopende behuizing moet het
acculaadapparaat eerst van het stroomnetwerk worden losgekoppeld. Met een geschikt meetapparaat moet worden gecontroleerd of de elektrisch
geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volledig ontladen zijn. Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschuwing voor
dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van het stroom­netwerk losgekoppeld blijft.
GEVAAR!
Gevaar door ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden met betrekking tot het aansluiten van de opties mogen
alleen worden uitgevoerd door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn opgeleid. Als voor de betreffende optie een installatiehandleiding of een bijlage be-
schikbaar is, moeten alle daarin vermelde waarschuwingen en instructies worden opgevolgd. Bij alle opties met elektrische aansluitingen moet na de aansluitwerkzaamhe-
den een veiligheidscontrole conform de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen worden uitgevoerd. Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich
wenden tot de geautoriseerde servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
Elektrolytcircu­latie 3 kW
60
OPMERKING!
Gevaar door binnendringende elektrolyt uit de accu of door werking zonder te­gendruk.
Dit kan leiden tot schade aan de luchtpomp.
Stel het laadapparaat altijd zodanig op dat het zich minimaal 0,5 m (1 ft. 7,69
in.) boven de te laden accu bevindt. Sluit de persluchtuitgang van het laadapparaat altijd op een daarvoor ge-
schikte en storingsvrije slangaansluiting op de accu aan.
OPMERKING!
Gevaar door niet-inachtneming van de toegestane netspanningstolerantie.
Dit kan leiden tot niet werkende functies en schade aan eigendommen.
Voor de optie elektrolytcirculatie geldt een tegenover de lader beperkte voe-
dingsspanningstolerantie van 207 V tot 250 V.
De optie Elektrolytcirculatie transporteert lucht door speciaal daarvoor aange­brachte capillaire buizen in de accu. Dit leidt tot een intensieve circulatie van de elektrolyt. Het gevolg is een lagere verwarming van de accu en tegelijkertijd een langere levensduur van de accu, en minder waterverlies tijdens het laadproces.
Als door een defecte pomp of lekkages in de aansluiting van de accu een fout wordt gedetecteerd, wordt op het display de statusmelding 'State Code 14' (Sta­tuscode 14) weergegeven. Deze fout kan bijvoorbeeld door externe meldlampen als verzamelfout worden weergegeven.
Gewicht van de elektrolytcirculatie: Set Air-Puls + luchtslang
3 kW 2,5 kg (5,51 lb.)
Luchtfilterelement van de elektrolytcirculatie
Reinig het luchtfilterelement van de geïntegreerde luchtpomp een keer per jaar. Kort in het geval van veel stof het reinigingsinterval overeenkomstig in. Voor het reinigen moet het luchtfilterelement worden verwijderd. Ga als volgt te werk om het luchtfilter met behulp van een platte schroevendraaier te verwijderen en het vervolgens weer te plaatsen:
NL
OPMERKING!
Gevaar bij gebruik van het luchtfilter met laadapparaten die hiervoor niet be­stemd zijn.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik het luchtfilter alleen met hiervoor bedoelde laadapparaten van de
fabrikant.
61
mm (in.)
464 (18.27)
110 (4.33)
198 (7.8)
278 (10.94)
Externe start/ stop
De optie 'Externe start-stop' voorkomt vonken bij de laadstekker als deze tijdens het laadproces wordt losgekoppeld. Speciale contacten binnenin de laadstekker registreren een scheiding. Deze contacten zijn voorbarig vergeleken met de hoofdcontacten. Onmiddellijk wordt er een laadstop geactiveerd. Op deze manier slijten de hoofdcontacten niet en is meer bescherming tegen knalgasontstekin­gen gegarandeerd.
Temperatuurge­stuurd laden
Wand- en vloer­houder
62
De optie Temperatuurgestuurd laden regelt de laadspanning continu los van de actuele accutemperatuur. Hierdoor wordt de levensduur van de accu beduidend verlengd, met name bij gebruik in koelcellen.
De robuuste wand- en vloerhouder met geïntegreerde kabelhouder garandeert veilige montage op locatie. Gedetailleerde informatie en afbeeldingen over dit onderwerp vindt u in het hoofdstuk 'Algemene informatie', paragraaf 'Wand- en vloerhouder’.
LED-strip De LED-strip wordt gebruikt als statusdisplay en brandt analoog aan de weerga-
406 (15.98)
mm (in.)
2 kW (B1)
349 (13.74) 352 (13.86) 380 (14.96) 386 (15.2)
339 (15.98) 342 (13.74) 370 (13.86) 376 (14.96)
115 (4.53)
6,5 (.26)
38 (1.5)38 (1.5)
53.8
(2.12)
53.8
(2.12)
6,5 (.26)6,5 (.26)
76 (2.99)
205 (8.07)
76 (2.99)
14 (.55)
6,5 (.26)
14 (.55)
ve-elementen op het bedieningspaneel in de juiste kleuren. Hiertoe wordt in de spleet tussen de voorwand en de bovenkant van de kast een LED-strip met diffu­ser gemonteerd.
Luchtfilter In stoffige omgevingen verhindert het luchtfilter het binnendringen van veront-
reinigingen in het apparaat. Hierdoor worden eventuele vermogensvermindering of andere beïnvloedingen van het apparaat verhinderd. Gedetailleerde informatie is te vinden in het bijbehorende bijlage. Reinigingsinterval naar behoefte (aanbeveling van fabrikant: maandelijks)
Mobiele set Een draagriem verhoogt de mobiliteit van het apparaat.
Optiebox Met de optiebox kan via een externe schakeling informatie over de laadtoestand
van de aangekoppelde accu worden doorgegeven. Dit geldt ook voor foutmeldingen en voor gegevens van extra functies als Aqua­matic, een externe luchtpomp en een bijvulindicator.
NL
Montageplaat De montageplaat biedt een ruimtebesparende bodem- of muursteun.
63
425 (16.73)
482 (18.98) 115 (4.53)
428 (16.85) 456 (17.95) 462 (18.19)
415 (16.34) 418 (16.46) 446 (17.56) 452 (17.80)
6,5 (.26)
38 (1.5)38 (1.5)
53.8
(2.12)
53.8
(2.12)
6,5 (.26)6,5 (.26)
76 (2.99)
205 (8.07)
76 (2.99)
14 (.55)
6,5 (.26)
14 (.55)
mm (in.)
3 kW (C1)
Extern display Via het externe display kunt u het apparaat helemaal bedienen, tot op een af-
stand van maximaal 30 m (98 ft., 5,1 inch). Deze optie omvat een volledig bedie­ningspaneel in een aluminium behuizing.
Gateway De gateway vormt het verbindingsstuk tussen het laadapparaat en Charge&Con-
nect. Gedetailleerde informatie is te vinden in het bijbehorende bijlage.
Gateway Link De Gateway Link stelt u in staat om de gateway eenvoudig op het laadapparaat
aan te sluiten. De gateway kan worden aangesloten zonder dat het acculaadappa­raat wordt geopend.
TagID De TagID is een elektronisch meet- en regelsysteem dat accugegevens uitwisselt
met het acculaadapparaat en het laden optimaliseert.
TagID Link De TagID Link maakt de overdracht van relevante accugegevens tussen de TagID
en het acculaadapparaat mogelijk.
64
Technische gegevens
NL
Selectiva 2 kW
Netspanning
1)
~ 230 V, ± 15%
Lichtnetfrequentie 50 / 60 Hz
Netbeveiliging
2)
max. 16 A
Minimale doorsnede van netvoedingskabel 1,5 mm² (0,002325 in.²)
Beveiligingsklasse I (met randaarde)
Max. toelaatbare netimpedantie Z
3)
PCC
max
bij
geen
Stand-byverbruik 4,9 W
EMV-emissieklasse B
Afmetingen l x b x h 341 x 110 x 198 mm
(13,43 in. x 4,33 x 7,8 in.)
Vervuilingsgraad 3
Beschermingsklasse
4)
IP21
Overspanningscategorie II
Bedrijfstemperatuur
5)
-20 °C tot +40 °C (-4 °F tot 104 °F)
Opslagtemperatuur -25 °C tot +80 °C
(-13 °F tot 176 °F)
Relatieve luchtvochtigheid Maximaal 85%
Maximale hoogte boven de zeespiegel 2000 m (6561 ft.)
Goedkeuringsmerk volgens kenplaatje
Productnorm EN62477-1
1)
Het is toegestaan om het apparaat in op een sterpunt geaarde netwerken te gebruiken.
2)
De warmtewaarde van de kabelbeveiligingsschakelaar mag niet meer dan
30.000 A2s bedragen. De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 3,5 mA.
3)
Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz.
4)
Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw worden blootgesteld.
5)
Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering op­treden (derating).
Max. AC­Apparaatspeci­fieke gegevens
Max. AC­stroom
vermo-
gen
Nominale spanning
Max. laad­stroom Gewicht
2040 2kW 7,9 A 1540 W 24 V 40 A 5,8 kg
(12,79 lb.)
6)
2050 2kW 9,9 A 1930 W 24 V 50 A 6,1 kg
(13,45 lb.)
65
Max. AC­Apparaatspeci­fieke gegevens
Max. AC­stroom
vermo-
gen
Nominale spanning
Max. laad­stroom Gewicht
2060 2kW 12,0 A 2330 W 24 V 60 A 6,1 kg
(13,45 lb.)
2070 2kW 12,1 A 2350 W 24 V 70 A 6,1 kg
(13,45 lb.)
4020 2kW 7,9 A 1530 W 48 V 20 A 5,8 kg
(12,79 lb.)
4035 2kW 11,9 A 2330 W 48 V 35 A 5,8 kg
(12,79 lb.)
6)
Met standaardnetvoedings- en -laadkabel
6)
Selectiva 3 kW
Netspanning
1)
~ 230 V, ± 15%
Lichtnetfrequentie 50 / 60 Hz
Netbeveiliging
2)
max. 16 A
Minimale doorsnede van netvoedingskabel 1,5 mm² (0,002325 in.²)
Beveiligingsklasse I (met randaarde)
Max. toelaatbare netimpedantie Z
3)
PCC
max
bij
geen
Stand-byverbruik 24V-apparaten 48V-apparaten
4,9 W 5,1 W
EMV-emissieklasse B
Afmetingen l x b x h 417 x 110 x 198 mm
(16,42 in. x 4,33 x 7,8 in.)
Vervuilingsgraad 3
Beschermingsklasse
4)
IP21
Overspanningscategorie II
Bedrijfstemperatuur
5)
-20 °C tot +40 °C (-4 °F tot 104 °F)
66
Opslagtemperatuur -25 °C tot +80 °C
(-13 °F tot 176 °F)
Relatieve luchtvochtigheid Maximaal 85%
Maximale hoogte boven de zeespiegel 2000 m (6561 ft.)
Goedkeuringsmerk volgens kenplaatje
Productnorm EN62477-1
1)
Het is toegestaan om het apparaat in op een sterpunt geaarde netwerken te gebruiken.
2)
De warmtewaarde van de kabelbeveiligingsschakelaar mag niet meer dan
30.000 A2s bedragen. De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 3,5 mA.
3)
Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz.
4)
Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw worden blootgesteld.
5)
Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering op­treden (derating).
Max. AC­Apparaatspeci­fieke gegevens
Max. AC­stroom
vermo-
gen
Nominale spanning
Max. laad­stroom Gewicht
2080 3kW 15,1 A 3040 W 24 V 80 A 8,2 kg
(18,08 lb.)
2100 3kW 15,3 A 3290 W 24 V 100 A 8,2 kg
(18,08 lb.)
2120 3kW 15,5 A 3340 W 24 V 120 A 8,7 kg
(19,18 lb.)
4045 3kW 15,0 A 3250 W 48 V 45 A 7,4 kg
(16,31 lb.)
4060 3kW 15,2 A 3280 W 48 V 60 A 7,4 kg
(16,31 lb.)
NL
6)
6)
Met standaardnetvoedings- en -laadkabel
67
Loading...